Base description which applies to whole site

Europese geldstromen Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

1. Europees Structuurbeleid: Europees Fond voor Regionale Ontwikkeling (EFRO)

Programmaperiode 2014–2020

Voor de programmaperiode 2014–2020 ontvangt Nederland middelen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO): € 510 mln voor de vier landsdelige programma’s en € 389 mln voor de Interreg (A,B en C) programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking (bedragen in lopende prijzen). Deze Europese middelen worden nationaal gecofinancierd. EZK stelt in totaal € 92 mln aan Rijkscofinanciering beschikbaar voor de landsdelige en € 49 mln voor de grensoverschrijdende programma’s (Interreg A). In verband met een herberekening in 2016 is er meer Europees geld beschikbaar gekomen tot het bedrag van € 510 mln. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft naar aanleiding daarvan ook meer Rijkscofinanciering beschikbaar gesteld. Het gaat om € 1 mln, waarmee de Rijkscofinanciering is toegenomen tot de € 92 mln. Deze middelen worden ingezet in aansluiting op beleidsprioriteiten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Ook decentrale overheden en private partijen dragen bij aan cofinanciering van EFRO-projecten.

Landsdelige programma’s

De vier landsdelige programma’s kennen allemaal twee hoofddoelen:

  • versterking van technologische ontwikkeling en innovatie;

  • overgang naar een koolstofarme economie.

Een belangrijke doelgroep is het mkb. Mkb-bedrijven zijn door hun flexibiliteit in staat om nieuwe kennis snel te benutten, niches te vinden, innovaties naar de markt te brengen en daarmee economische groei te stimuleren. De uitvoerende organisaties voor EFRO, de managementautoriteiten, geven voorlichting en ondersteuning aan het mkb over deelname aan het EFRO-programma. In 2018 zijn met de Omnibusverordening vereenvoudigingen doorgevoerd in Verordening (EU) 1303/2013, die met name voor de begunstigden en de managementautoriteiten een administratieve lastenverlaging met zich meebrengen. Waar nodig zijn deze vereenvoudigingen verwerkt in de Regeling Europese EZK-subsidies. Daarnaast hebben de autoriteiten die in Nederland betrokken zijn bij de uitvoering van EFRO gezamenlijk verder uitwerking gegeven aan het opgestelde kader voor de EFRO-controlepraktijk, met als doel de controledruk voor ondernemers te verlagen.

Bij de inzet van de EFRO-middelen wordt aangesloten bij sterke sectoren en speerpunten in het betreffende gebied. Voor elk landsdeel zijn hiervoor zogenaamde «Slimme Specialisatie Strategieën» opgesteld, waarin de volgende sterke sectoren en speerpunten naar voren komen (inclusief EFRO-budget per landsdeel):

  • Noord (€ 104 mln): energie, watertechnologie, healthy ageing, agribusiness, slimme (sensor)systemen en materialen en accent op maatschappelijke opgaven.

  • Oost (€ 101 mln): agri&food, health, High Tech Systemen en Materialen (HTSM), energie & milieutechnologie (EMT).

  • Zuid (€ 114 mln): agri&food, HTSM, chemie en nadruk op cross-overs.

  • West (€ 191 mln): alle topsectoren, nadruk op cross-overs, duurzaamheid, biobased en ICT.

Vanuit de landsdelige programma’s werd in 2018 een divers pakket aan regelingen opengesteld voor innovatiestimulering (onder andere valorisatie, proeftuinen, R&D-samenwerking en clustervorming) en het realiseren van een koolstofarme economie. Net als in de periode 2007–2013 worden met de EFRO-subsidies in ruime mate private investeringen uitgelokt. Selectie van ingediende projecten vindt plaats door commissies van onafhankelijke deskundigen. Voor de beoordeling van de projecten geldt een uniform toetsingskader voor alle landsdelen waarbij kwaliteit van de businesscase en de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling onder meer criteria zijn.

Rijkscofinanciering wordt ingezet voor projecten die bijdragen aan het realiseren van nationale beleidsdoelen op het gebied van innovatie en energie, waaronder voor diverse grote publiek-private R&D-samenwerkingsverbanden en projecten in of rond innovatieve clusters. Voor nadere informatie over de landsdelige programma’s wordt verwezen naar de Kamerbrieven (Kamerstukken 21 501-08, nrs. 489, 507 en 525). Het jaar 2018 is een meetmoment voor het bepalen of de normen vastgelegd in het prestatiekader per programma worden gehaald. Als een programma de normen haalt, maakt het aanspraak op de prestatiereserve die bestaat uit 6% van de middelen die zijn toegewezen. De benodigde informatie wordt ook nog in 2019 door de Managementautoriteiten aan de Europese Commissie aangeleverd. Naar verwachting worden in de meeste programma’s de normen gehaald, waar dit niet het geval zou zijn is een bijstelling in de programmering mogelijk zodat de middelen voor het programma behouden kunnen blijven. Voor de landsdelige EFRO-programma’s is in 2018 een impactevaluatie voor het onderdeel innovatie uitgevoerd. Hieruit blijkt dat met deze projecten betekenisvolle innovaties mogelijk worden gemaakt.

Programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking (Interreg A)

Er zijn vier Interreg A programma’s: Duitsland–Nederland, Vlaanderen– Nederland, Twee-Zeeën, en Euregio Maas-Rijn. Op basis van door de Europese Commissie goedgekeurde programma’s kunnen bedrijven, kennisinstellingen en andere partijen projecten indienen. Naast EU-cofinanciering ontvangen meerdere projecten Rijkscofinanciering.

Bij Duitsland-Nederland gaat het met name om projecten op het gebied van HTSM, energie efficiency en health & life sciences. Een voorbeeld is het project Smart Production, hier worden door meer dan 15 Duitse en Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen, machines en materialen ontwikkeld voor het maken van producten in kleine economisch rendabele series (tot 1.000 stuks). Een ander voorbeeldproject is Digipro. Hier werken tientallen bedrijven in de maakindustrie grensoverschrijdend samen aan oplossingen bij digitaliseringvraagstukken van hun producten en processen.

Bij Vlaanderen-Nederland betreft het vooral projecten op het gebied van innovatie, duurzame energie, energie-efficiency en bio-based economy.

Bij Twee-Zeeën ging het grootste gedeelte van het budget naar projecten op het gebied van technologische innovatie, koolstofarme technologieën en klimaatverandering.

Bij Euregio Maas-Rijn zijn diverse projecten goedgekeurd, met name op het gebied van innovatie en territoriale ontwikkeling.

De uitputting van de Rijkscofinanciering houdt globaal gelijke tred met de committering van de Europese middelen. Dit geldt voor de landsdelige en grensoverschrijdende programma’s. Vanaf de start is voor ca. tweederde van de beschikbare EU en EZK-middelen aan projecten gecontracteerd.

Communicatie over de resultaten

Voor verspreiding van projectresultaten is veel aandacht. Dit loopt primair via de communicatiekanalen van de operationele programma’s. Daarnaast zijn sinds 2017 monitoringsgegevens over landsdelige en grensoverschrijdende programma’s beschikbaar op de website van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat over de voortgang van het bedrijvenbeleid (www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl). Tevens is actuele informatie over de programma’s te vinden via de website van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/regional_policy/en/atlas/netherlands).

In 2018 is de evaluatie afgerond van de rijksbijdrage aan het EFRO over de periode 2007–2013 (Kamerstuk 21 501-08 nr. 706). Uit de evaluatie blijkt een positief beeld over de Rijkscofinanciering o.a. is de rijkscofinancieringsregeling effectief geweest in het sturen op innovatie. Daarnaast worden enkele aandachtspunten benoemd voor een volgende EFRO-periode.

Wat betreft communicatie richting het brede publiek trekken de landsdelige-, Interregprogramma’s, ESF, EFMZV, POP, het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en vertegenwoordiging van de EC in Nederland gezamenlijk op. Via www.europaomdehoek.nl loopt een campagne waarin voortdurend aandacht wordt besteed aan de resultaten van Europese investeringen in Nederland. Daaraan worden ook andere campagnes zoals de EU-Invest campagne van de Europese Commissie gelinkt. De jaarlijkse Europaomdehoek Kijkdagen zijn in 2018 niet als apart evenement georganiseerd, maar geïntegreerd in andere publieksevenementen zoals het Weekend van de Wetenschap.

Programmaperiode 2021–2027

In 2018 werd in het kader van het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) gestart met de onderhandelingen over de verordeningen voor de programmaperiode 2021–2027, waarbij met name op het gebied van vereenvoudiging van de uitvoering en het conditioneel maken van het ontvangen van middelen aan structurele hervormingen, progressie werd geboekt in de Raad. In samenspraak van Rijk met de decentrale overheden wordt de Nederlandse inzet geformuleerd voor de nieuwe programmaperiode.

2. Horizon 2020 (kaderprogramma voor onderzoek en innovatie) periode 2014–2020

Op Europees niveau wordt een aantal programma’s uitgevoerd die steun verlenen aan onderzoek en innovatie. Dit betreft met name Horizon 2020, het Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie voor de periode 2014–2020. Een beperkt deel van het budget van dit Kaderprogramma wordt gealloceerd bij publiek-publieke en publiek-private programma’s. Uitvoering van dat deel van het budget geschiedt niet door de Europese Commissie (zoals regulier het geval is bij het Kaderprogramma) maar door de daarvoor opgerichte samenwerkingsvormen.

Horizon 2020

Horizon 2020 (looptijd 2014–2020) is het huidige programma voor onderzoek en innovatie en heeft als doel de wetenschappelijke en technologische basis van Europa te versterken, evenals de concurrentiekracht van het Europese bedrijfsleven. Een belangrijk onderdeel daarvan is benutting van kennis voor het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. De Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) stimuleert in opdracht van EZK en andere departementen de Nederlandse deelname aan Horizon 2020 door middel van training, advies en informatie.

Voor EZK gaat de aandacht uit naar het verbinden van Horizon 2020 met het nationale innovatiebeleid – in het bijzonder de pijlers industrieel leiderschap en maatschappelijke uitdagingen – , het op peil houden van de deelname van Nederlandse partijen en het verbeteren van de bedrijfsdeelname (specifiek het mkb). Daarnaast wordt ook nadrukkelijk aansluiting gezocht met de regionale initiatieven gesteund vanuit de structuurfondsen.

In de periode sinds de start van Horizon 2020 tot aan 2018 is er € 3,026 mld aan Nederlandse stakeholders toegekend (peildatum 29 september 2018). Hiervan is 25,8% toegekend aan Nederlandse bedrijven, waarvan 66,8% direct ten gunste komt van het mkb. Nederland kent een retourpercentage van 7,6% (toegekende financiering ten opzichte van het totale budget) en komt daarmee boven de EZK-streefwaarde van 7% uit. Wat betreft retourpercentage bekleedt Nederland een zesde plaats in Europa.

Gezamenlijke technologie initiatieven (JTI’s) en publiek-publieke samenwerkingsprogramma’s

Naast bijdrages aan projecten draagt de Europese Commissie vanuit het Kaderprogramma ook bij aan publiek-publieke en publiek-private programma's.

Publiek-publieke programma's zijn gebaseerd op artikel 185 van het EU-Werkingsverdrag en worden ook nationaal gecofinancierd. EZK cofinanciert één daarvan direct, het artikel 185 initiatief Eurostars-2, dat gericht is op het mkb. Aan Eurostars-2 nemen 36 landen deel. De regeling Eurostars is met name gericht op het high-tech mkb en ondersteunt bedrijven en kennisinstellingen die met buitenlandse partijen willen samenwerken in projecten die gericht zijn op marktgericht technologisch onderzoek en ontwikkeling. Dankzij deelname aan Eurostars-projecten krijgen Nederlandse bedrijven en organisaties toegang tot de kennis en R&D-resultaten van buitenlandse bedrijven en organisaties. Naast Eurostars cofinanciert EZK (indirect via het standaardeninstituut VSL) het artikel 185 initiatief European Metrology Research Programme.

De publiek-private programma's, zogenaamde Joint Technology Initiatives, worden in de regel niet nationaal gecofinancierd, met uitzondering van het JTI ECSEL, gericht op embedded computing systems en nano electronica. Dit JTI wordt door EZK gecofinancierd. Nederlandse organisaties kunnen het hierdoor onverminderd goed blijven doen in ECSEL. Na Duitsland en Frankrijk is Nederland de grootste participant in ECSEL. Het totale EU-budget voor deze 2018 Calls was € 162,9 mln, de landen dragen in totaal ca. € 155 mln bij. De totale projectkosten van de betrokken bedrijven en kennisinstellingen bedragen € 685 mln, waarvan € 125 mln van Nederlandse partijen. Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen uit de topsector HTSM zijn partners in acht van de dertien in 2018 gehonoreerde ECSEL onderzoeksprojecten. Van de Nederlandse partners zijn er 18 afkomstig uit het mkb. De publieke bijdrage voor de Nederlandse partners bestaat uit € 22,8 mln vanuit het Topsectorenbeleid en € 22,8 mln Europese cofinanciering. In samenhang met deze communautaire samenwerkingsvorm bestaat er gouvernementele samenwerking in Eureka-clusters om de mondiale concurrentiekracht van ICT industrie te versterken.

Middelen voor cofinanciering Horizon 2020 op de EZK-begroting (bedragen in € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

JTI/Eureka/Global stars

36.499

40.990

46.336

40.836

40.536

39.936

Eurostars

13.325

15.432

17.958

17.958

17.958

17.958

Totaal

49.824

56.422

64.294

58.794

58.494

57.894

De middelen voor JTI/Eureka bevatten de eerste jaren nog uitfinanciering van KP7. Daarnaast bevatten de middelen vanaf 2018 ook budget voor Global Stars. De bedragen van Eurostars zijn inclusief top-up (ongeveer 25%) van Europa.

3. Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI)

De Kamer is geïnformeerd over het akkoord over de verordening voor het EFSI en de oprichting van het Netherlands EFSI Investment Agency (NEIA) dat vervolgens is doorontwikkeld tot het Nederlands Investerings Agentschap (NIA) (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1274; Kamerstuk 22 112, nr. 1977 en Kamerstuk 22 112, nr. 2008).

Het EFSI (Europees Fonds voor Strategische Investeringen) is in 2016 van start gegaan en loopt tot eind 2020. Doel is «het investeringsgat» te dichten en om door middel van gerichte investeringen de structurele, duurzame economische groei in de EU te bevorderen en het concurrentievermogen te versterken. Het gaat daarbij om rendabele investeringsprojecten met brede maatschappelijke baten, binnen de EFSI thema’s: onderwijs, onderzoek en innovatie, strategische infrastructuur, mkb-financiering, hernieuwbare energie en milieu.

Het EFSI wordt uitgevoerd door de Europese Investeringsbank (EIB) en bevat garantiekapitaal van de EU-begroting en de EIB zelf. Met een garantie van € 26 mld uit de EU-begroting en € 7,5 mld eigen kapitaal is de EIB-groep in staat om voor circa € 80 mld nieuwe investeringen aan te gaan. Die investeringen kunnen door de garantie een hoger risicoprofiel kennen dan reguliere EIB- en EIF investeringen. Door het strategische risico dat de EIB-groep hiermee neemt, is het mogelijk bij iedere investering een groter deel cofinanciering van andere (veelal private) partijen aan te trekken, om uiteindelijk in Europa te komen tot circa € 500 mld extra investeringen.

Op de begroting van EZK zijn geen nationale middelen geoormerkt voor de cofinanciering van het EFSI. Het kabinet heeft op 10 februari 2017 bekend gemaakt dat Invest-NL wordt opgericht, een zelfstandige financierings- en ontwikkelingsinstelling met het Rijk als aandeelhouder. Het Nederlands Investerings Agentschap, dat in 2015 is opgericht om Nederland o.a. goed aan te sluiten op het EFSI, gaat op in Invest-NL.

Invest-NL krijgt als doelstelling dat gewenste investeringen in bedrijven en projecten, die door marktfalens nu achterwege blijven en o.a. vanwege het risico en/of de lengte van de terugverdientijd onvoldoende financiering uit de markt krijgen, toch gerealiseerd worden. Voor Invest-NL en de nog op te richten instelling voor internationale financieringsactiviteiten wordt in totaal een kapitaal van € 2,5 miljard beschikbaar gesteld. Hierdoor kunnen initiatieven ook een beter beroep doen op private financiering van onder meer institutionele beleggers en Europese fondsen en programma’s, zoals het EFSI en vanaf 2021 Invest-EU.

Licence