Base description which applies to whole site

3.2 Het beleid in 2018

Deze paragraaf gaat in op het beleid dat in 2018 is uitgevoerd of in gang is gezet. Het kabinet werkt aan kansen voor iedereen. Op het terrein van sociale zaken en werkgelegenheid gelden daarbij twee inhoudelijke hoofdlijnen: 1) stimuleren van zekerheid en kansen in een nieuwe economie en 2) stimuleren dat mensen naar vermogen meedoen in de samenleving. Hierbij is aandacht voor uitvoering en handhaving essentieel. Deze paragraaf is volgens deze hoofdlijnen ingedeeld.

3.2.1 Zekerheid en kansen in een nieuwe economie: naar een nieuwe balans

Balans op de arbeidsmarkt

Arbeidsmarktindicatoren zoals de werkloosheid, werkgelegenheid (tabel 3.1) en het aantal vaste contracten (tabel 3.2.1) hebben zich het afgelopen jaar opnieuw gunstig ontwikkeld. Toch zijn er structurele onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt. Het afgelopen jaar is een ambitieuze agenda in gang gezet om de balans op de arbeidsmarkt op alle onderdelen te herstellen. Hierbij geldt een programmatische aanpak met vijf samenhangende routes (Tweede Kamer, 2017–2018, 29 544, nr. 813): 1) arbeidsmarkt van de toekomst; 2) vernieuwing van het pensioenstelsel; 3) vast/flex en arbeid en zorg; 4) zzp-kwalificatievraagstuk en het stelsel van ziekte en arbeidsongeschiktheid en 5) maatregelen rond de Participatiewet.

Tabel 3.2.1 Kerncijfers positie in de werkkring (gemiddeld, x 1.000)
 

2016

2017

2018

Werknemers

7.000

7.154

7.322

 

waarvan werknemers met vaste arbeidsrelatie

5.158

5.206

5.352

 

waarvan werknemers met flexibele arbeidsrelatie

1.841

1.948

1.970

Zelfstandigen

1.403

1.425

1.452

CBS, Statline

Wet arbeidsmarkt in balans

Op 7 november 2018 is het wetsvoorstel Wet Arbeidsmarkt in balans ingediend bij de Tweede Kamer (Tweede Kamer, 2018–2019, 35 074, nr. 2). Dit wetsvoorstel bevat een pakket aan maatregelen op het terrein van flexibele arbeid, het ontslagrecht en de financiering van de WW om de kloof tussen vast en flexibel werk te verkleinen. Voor een evenwichtigere arbeidsmarkt is het van belang dat het minder risicovol wordt om mensen in vaste dienst aan te nemen, en dat er tegelijkertijd ruimte is voor flexibiliteit. Met dit wetsvoorstel wordt het voor werkgevers aantrekkelijker om een vast contract aan te bieden. Tegelijkertijd wordt de ruimte voor flexibiliteit op verschillende manieren uitgebreid. Het is de bedoeling dat flexibel werk wordt gebruikt waar de aard van het werk daarom vraagt en niet alleen omdat het een kostenvoordeel oplevert. Negatieve effecten van specifieke vormen van flexibele arbeid, zoals onzekerheid over werk en inkomen en afwenteling van kosten en risico’s, worden beperkt of beprijsd.

Om te bevorderen dat het MKB weer meer personeel in (vaste) dienst durft te nemen, heeft het kabinet ook belangrijke stappen gezet om de scherpe randen af te halen van de verplichting tot het betalen van een transitievergoeding. Dit wetsvoorstel regelt ook dat kleine werkgevers worden gecompenseerd voor de transitievergoeding bij ontslag als gevolg van bedrijfsbeëindiging, pensionering of ziekte. Dit komt bovenop de wet die vorig jaar is aangenomen waarin de transitievergoeding gecompenseerd kan worden bij ontslag na 2 jaar ziekte (Stb. 2018, 234).

Loondoorbetaling bij ziekte

Met name kleine werkgevers ervaren knelpunten rond de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte. Dit is niet alleen nadelig voor werkgevers maar ook voor werknemers, die daardoor minder snel een vast contract aangeboden krijgen. In het regeerakkoord is een voorstel gedaan om deze knelpunten te verzachten, waarbij gelijktijdig sociale partners uitgenodigd zijn alternatieve voorstellen te doen. Eind 2018 zijn er met werkgevers afspraken gemaakt over een uitvoerbaar pakket aan maatregelen om de loondoorbetalingsverplichtingen makkelijker, duidelijker en goedkoper te maken (Tweede Kamer, 2018–2019, 29 544, nr. 873). Hiermee worden werkgevers ontlast bij het traject om een zieke werknemer weer terug te laten keren op de werkvloer. Voorts stelt het kabinet jaarlijks € 450 miljoen beschikbaar voor een tegemoetkoming in de kosten van loondoorbetaling. Vooral kleine werkgevers van profiteren hiervan. Tegelijkertijd blijven alle rechten van de zieke werknemers hetzelfde. Bovendien moet dit leiden tot het aannemen van meer vast personeel.

Maatregelen rond «werken als zelfstandige»

Het toegenomen aantal zzp’ers past bij de veranderende arbeidsmarkt. Veel opdrachtnemers hebben er welbewust voor gekozen om als zelfstandige aan de slag te gaan en leveren zo een belangrijke bijdrage aan de samenleving en de economie. De regels met betrekking tot zzp’ers verdienen echter verbetering.

Vorig jaar is het kabinet gestart met de uitwerking van de maatregelen uit het regeerakkoord (Tweede Kamer, 2017–2018, 31 311, nr. 207) waarmee, met name aan de onderkant van de arbeidsmarkt, schijnzelfstandigheid en oneerlijke concurrentie tussen werkenden wordt tegengegaan. Tevens beogen de maatregelen meer duidelijkheid te geven aan zelfstandigen en hun opdrachtgevers of er al dan niet sprake is van een dienstbetrekking. Hierbij is het ook de bedoeling om aan de bovenkant van de arbeidsmarkt meer zekerheid te geven aan zelfstandigen die werken tegen een hoog uurtarief. Ook de Europese Commissie beveelt Nederland in de landenspecifieke aanbevelingen uit 2018 aan om maatregelen te nemen om de prikkels te verminderen die leiden tot het werken met tijdelijke contracten en zelfstandigen zonder personeel. De commissie beveelt tevens aan om schijnzelfstandigheid aan te pakken en passende sociale bescherming voor zelfstandigen te bevorderen.

Het verduidelijken van het gezagscriterium is het afgelopen jaar conform de motie Wiersma/Van Weyenberg (Tweede Kamer, 2017–2018, 34 775-XV, nr. 32) versneld uitgevoerd, en geldt per 1 januari 2019. De uitwerking van de overige maatregelen bleek echter geen gemakkelijke opgave. In de tweede voortgangsbrief (Tweede Kamer, 2018–2019, 31 311, nr. 212) is gemeld dat een aantal belangrijke stappen is gezet, maar op onderdelen nog nadere verkenning nodig is.

Commissie regulering van werk

Met het ingediende wetsvoorstel Wet arbeidsmarkt in balans, de afspraken met werkgevers om de knelpunten rond loondoorbetaling bij ziekte te verlichten en de uitwerking van de maatregelen uit het regeerakkoord rond zelfstandigen, pakt het kabinet urgente knelpunten op de arbeidsmarkt aan. Voor de uitdagingen op lange termijn zijn grotere en fundamentelere aanpassingen nodig van de wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsrecht, sociale zekerheid en fiscaliteit. Daarom heeft het kabinet een onafhankelijke adviescommissie ingesteld om te onderzoeken of ons huidige stelsel nog aansluit bij de arbeidsmarkt van de toekomst (Stcrt. 2018, 64 358).

Leven lang ontwikkelen (LLO)

In diverse sectoren op de arbeidsmarkt deed zich in 2018 krapte voor. Tegelijkertijd kon nog steeds een deel van de werkzoekenden niet aan het werk komen en verloren anderen hun baan. Dit komt doordat werkgevers als gevolg van als digitalisering, robotisering en globalisering andere kennis en vaardigheden vragen dan in het verleden. Mede in het licht van deze ontwikkelingen en de snel veranderende arbeidsmarkt wil het kabinet een doorbraak realiseren op het gebied van een Leven lang ontwikkelen en een positieve en sterke leercultuur tot stand brengen. Zoals in de Kamerbrief «Leven lang leren» is aangegeven, wil het kabinet dit bereiken door te stimuleren dat iedereen een individueel budget voor algemene scholing en ontwikkeling tot zijn of haar beschikking krijgt (Tweede Kamer, 2018–2019, 30 012, nr. 92). Het afgelopen jaar zijn overleggen gestart met sociale partners en andere betrokken partijen om meer duidelijkheid te krijgen over de fiscale behandeling van leerrekeningen.

Arbeid en Zorg

Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG)

Beide ouders moeten werk en zorg voor de kinderen goed kunnen combineren. Het is belangrijk dat ouders na de geboorte van hun kind tijd met hun gezin doorbrengen. Zo maken ouders en kind een betere start. Ook kunnen de taken in en rond het huis vanaf het begin gelijker worden verdeeld. Dit draagt bij aan de arbeidsparticipatie van vrouwen. Deze modernisering op het gebied van arbeid en zorg is hard nodig, ook als we Nederland in een internationaal perspectief bekijken.

De Wet invoering Extra Geboorteverlof (WIEG) (Tweede Kamer, 2017–2018, 34 697, nr. 2) is in 2018 door zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer met brede steun aangenomen. Hiermee krijgt de partner vanaf 1 juli 2020 na de geboorte van een kind recht op zes weken geboorteverlof. Per 1 januari 2019 is het betaalde geboorteverlof al verhoogd van twee naar vijf dagen. Verder gaat met deze wet het adoptie- en pleegzorgverlof voor ouders van vier naar zes weken.

Betere en betaalbare kinderopvang

Goede kinderopvang biedt kinderen een vertrouwde en veilige omgeving waarin zij zich kunnen ontwikkelen en het bevordert de arbeidsparticipatie van beide ouders (tabel 3.2.2 en 3.2.3). In 2018 vonden verschillende ontwikkelingen plaats.

Op 1 januari 2018 traden de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (Stb. 2017, 251) en de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelwerk (Stb. 2017, 252) in werking. Deze aanpassingen verhogen de kwaliteit van de kinderopvang verder en trekken de kwaliteitseisen van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang gelijk. Door de harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderopvang komen ook werkende ouders van peuters in voormalig peuterspeelzalen in aanmerking voor kinderopvangtoeslag.

Verder heeft dit kabinet vorig jaar na zorgvuldige afweging besloten het wetsvoorstel Wet nieuw financieringsstelsel kinderopvang (hierna: directe financiering) niet in te dienen bij de Tweede Kamer (Tweede Kamer, 2017–2018, 31 322, nr. 361). Het kabinet heeft besloten het aantal (hoge) terugvorderingen te verminderen door het huidige stelsel van kinderopvangtoeslag te verbeteren. De Tweede Kamer is vorig jaar geïnformeerd over concrete verbetervoorstellen (Tweede Kamer, 2017–2018, 31 322, nr. 361).

Tabel 3.2.2 Kerncijfers netto arbeidsparticipatie (%)
 

2016

2017

2018

Totaal mannen en vrouwen 15 tot 75 jaar1

65,8

66,7

67,8

       

Moeders (lid van ouderpaar)1

77,6

78,5

79,0

Vaders (lid van ouderpaar)1

90,8

91,2

91,7

       

Alleenstaande moeders1

62,2

63,1

65,9

Alleenstaande vaders1

76,3

73,8

76,6

       

Moeders met jonge kinderen (0–11)2

76,5

77,2

77,6

Vaders met jonge kinderen (0–11)2

93,3

93,5

94,0

1

CBS, Statline.

2

CBS, Enquête beroepsbevolking (EBB).

Tabel 3.2.3 Kerncijfers gewerkte uren per week (gemiddelde binnen de groep vrouwen met een baan van meer dan 1 uur, jaarcijfers)1
 

2016

2017

2018

Vrouwen 15 tot 75 jaar

25,6

25,9

26,1

Moeders met jonge kinderen (0–11 jaar)

25,8

26,4

26,6

1

CBS, Enquête beroepsbevolking (EBB).

Verhoging kinderopvangtoeslag, kindgebonden budget en kinderbijslag

In 2018 is het besluit aan de Tweede Kamer aangeboden waarmee de kinderopvangtoeslag per 2019 is verhoogd met € 248 miljoen (Stb. 2018, 327). Dit verbetert de betaalbaarheid en toegankelijkheid van de kinderopvang. Hiermee wordt het voor ouders van jonge kinderen aantrekkelijker om te gaan en te blijven werken. Tevens is een wetsvoorstel (Tweede Kamer, 2018–2019, 35 010, nr. 2) ingediend voor de verhoging van het kindgebonden budget per 2020 en is er een besluit (Stb. 2018, 478) aangeboden waarmee de kinderbijslag per 2019 is verhoogd. Het kindgebonden budget voor paren met middeninkomens gaat vanaf 2020 met bijna € 500 miljoen omhoog. Ouders die blijven werken of meer gaan werken, gaan zo meer geld overhouden. Het in 2018 aangeboden besluit (Stb. 2018, 478) om de kinderbijslag te verhogen, verhoogt het budget voor deze regeling vanaf 2019 met structureel € 250 miljoen. Hiermee geeft het kabinet gezinnen met kinderen een extra steun in de rug.

Beleidsdoorlichting Tegemoetkoming ouders

In 2018 vond een beleidsdoorlichting plaats op het terrein van tegemoetkomingen aan ouders (kinderbijslag en kindgebonden budget) (Tweede Kamer, 2018–2019, 30 982, nr. 46). Uit het rapport kwam naar voren dat er in sommige gevallen een discrepantie is tussen de hoogte van de tegemoetkomingen in de kosten van kinderen en de daadwerkelijke kosten van kinderen. Een evenwichtiger en effectiever stelsel van tegemoetkomingen kan daarom meer gericht zijn op de feitelijke kosten van kinderen in verschillende situaties (leeftijd, huishoudsituatie en aantal kinderen in het gezin). Naar aanleiding van de uitkomsten wordt nader onderzoek gedaan naar een evenwichtigere kostendekkendheid van de regelingen voor verschillende groepen en de mogelijke effecten voor verschillende groepen.

Pensioenstelsel

Het Nederlandse pensioenstelsel behoort tot de beste ter wereld, maar moet meebewegen met de veranderende arbeidsmarkt en samenleving om toekomstbestendig te zijn. Ook de Europese Commissie beveelt Nederland aan om het stelsel van aanvullende pensioenen transparanter, eerlijker tussen de generaties en schokbestendiger te maken.

In 2018 waren er intensieve gesprekken tussen het kabinet en de sociale partners om tot een robuuster en persoonlijker pensioenstelsel te komen. Helaas hebben deze gesprekken uiteindelijk niet tot een akkoord geleid. Na het vastlopen van het pensioenoverleg is zowel in de Kamer, als in de sector en de wetenschap benadrukt dat hiermee de urgentie van vernieuwing van het stelsel niet verdwenen is. Ook het kabinet blijft ervan overtuigd dat een hervorming van het pensioenstelsel noodzakelijk is. Het huidige stelsel leidt tot een discussie tussen generaties over de verdeling van het beschikbare pensioenvermogen en is onvoldoende toegerust op de veranderende arbeidsmarkt en op toegenomen verschillen in persoonlijke omstandigheden en voorkeuren van deelnemers. Om geen tijd te verliezen gaat het kabinet aan de slag om noodzakelijke aanpassingen aan het pensioenstelsel te bewerkstelligen. Het kabinet zoekt hierbij nadrukkelijk het gesprek met sociale partners, pensioenuitvoerders, toezichthouders, de wetenschap en jongeren- en ouderenorganisaties, om uiteindelijk tot breed gedragen aanpassingen van het pensioenstelsel te komen.

3.2.2 Meedoen in de samenleving

Werk is cruciaal om mensen mee te laten doen in de samenleving. Werk biedt mensen bestaanszekerheid, vergroot het gevoel van eigenwaarde en helpt om een sociaal netwerk op te bouwen. Meedoen is niet alleen gunstig voor individuen, maar ook voor de samenleving als geheel. Mensen kunnen drempels ervaren om mee te doen, door bijvoorbeeld een arbeidsbeperking, schulden, geringe taalvaardigheid of afkomst. Daarom is het kabinet in 2018 verdergegaan met het verlagen van de drempels, zodat de stap naar meedoen makkelijker wordt.

Breed offensief

Mensen met een arbeidsbeperking aan het werk helpen

Ongeveer de helft van de mensen met een beperking (mensen die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen) had afgelopen jaar geen werk. Het kabinet heeft stappen gezet naar een inclusieve arbeidsmarkt zodat meer mensen met een arbeidsbeperking mee kunnen doen. In het afgelopen jaar heeft het kabinet het voornemen uit het regeerakkoord om over te gaan op loondispensatie in de Participatiewet, nader uitgewerkt. Tijdens deze uitwerking is gebleken dat het niet mogelijk is om loondispensatie in de Participatiewet zo in te richten dat het voor iedereen simpeler en beter wordt. Het kabinet zag daarom af van invoering van loondispensatie in de Participatiewet. Het doel van het kabinet blijft ongewijzigd: meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk. Daarom heeft het kabinet in 2018 het Breed Offensief gelanceerd (Tweede Kamer, 2018–2019, 34 352, nr. 115 en nr. 138) met verschillende maatregelen die er voor moeten zorgen dat meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk komen en blijven. Hierbij gelden vier ijkpunten: 1) eenvoudiger voor werkgevers en werkzoekenden, 2) werken aantrekkelijker maken voor mensen met beperkingen, 3) werkgevers en werkzoekenden moeten elkaar makkelijker kunnen vinden en 4) het bijdragen aan duurzaam werk. Belangrijke onderdelen zijn het vereenvoudigen van het instrument loonkostensubsidie, het bevorderen van ondersteuning op maat, bijvoorbeeld door een adequate inzet van het instrument jobcoach en werken lonender maken voor mensen met een arbeidsbeperking. Ook moeten werkzoekenden en werkgevers elkaar gemakkelijker kunnen vinden in de arbeidsmarktregio’s. Een ander belangrijk onderdeel is het verbeteren en vereenvoudigen van de banenafspraak en de quotumregeling.

Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

Het afgelopen jaar hebben overheid en markt samen de afgesproken aantallen voor de banenafspraak gehaald. De markt heeft ruimschoots voldaan aan de banenafspraak, de overheid loopt nog achter. Als onderdeel van het Breed Offensief heeft het kabinet voor de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten een eenvoudiger systeem aangekondigd (Tweede Kamer, 2018–2019, 34 352, nrs. 115, 136 en 137). Deze vereenvoudiging zal meer perspectief geven om banen te creëren door werkgevers te belonen voor de banen die ze realiseren en de administratieve lasten voor hen en de uitvoering te verminderen. Hierdoor krijgen meer mensen met een beperking een kans op een baan bij een reguliere werkgever. De vereenvoudiging maakt ook meer samenwerking tussen werkgevers mogelijk. Uitgangspunt is dat het er niet langer toe doet waar een baan wordt gerealiseerd, maar dat de baan er komt. Om die reden heeft het kabinet besloten het onderscheid tussen overheid en markt los te laten, conform de motie Nijkerken-de Haan c.s. (Tweede Kamer, 2018–2019, 34 352, nr. 126). Een ander belangrijk uitgangspunt is dat de doelstelling van 125.000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking overeind blijft. Dat geldt zowel voor de werkgevers in de markt als voor de overheidswerkgevers. De overheidssector blijft daarbinnen ook aan de lat staan voor zijn aandeel in de banenafspraak.

Project Simpel Switchen in de Participatieketen

Vorig jaar is het project Simpel Switchen in de Participatieketen gestart. Dit project beoogt de drempels voor mensen om vanuit de uitkering werk te aanvaarden weg te nemen en de overgangen tussen dagbesteding, beschut werk, banenafspraak en een reguliere baan te versoepelen, ook in de weg terug als het even tegen zit. In de brief aan de Tweede Kamer van 27 december 2018 is geschetst hoe het kabinet, samen met vele partners, dit wil doen (Tweede Kamer, 2018–2019, 34 352, nr. 142). Dit gebeurt langs vier sporen: 1) makkelijker maken om terug te vallen op de oude uitkering, mocht de stap naar werk toch (even) niet lukken; 2) beter inzicht in financiële gevolgen van aan het werk gaan; 3) meedoen op de best passende plek; 4) continuïteit in begeleiding en meer integrale ondersteuning.

Beleidsdoorlichting Jonggehandicapten

In 2018 vond ook een beleidsdoorlichting plaats op het terrein van jonggehandicapten (Tweede Kamer, 2017–2018, 30 982, nr. 40). Uit de beleidsdoorlichting kwam naar voren dat de Wajong, met drie verschillende regelingen en verschillen in rechten en plichten tussen deze regelingen, complex is geworden. Het kabinet heeft naar aanleiding van de beleidsdoorlichting een reeks concrete acties in gang gezet. Het uitgangspunt is dat (meer) werken lonend moet zijn en dat mensen die gaan studeren er niet op achteruit gaan. Daarnaast gaat het kabinet de Wajong zo aanpassen dat het voor mensen die vanuit die uitkering gaan werken makkelijker wordt om er weer op terug te vallen als de stap naar werk toch niet – of even niet – lukt. Het doel van de voorgestelde maatregelen is om belemmeringen voor mensen met een arbeidsbeperking om te participeren weg te nemen en te bevorderen dat zij kunnen deelnemen aan de maatschappij, waarbij aandacht is voor bestaande rechten.

Intentieverklaring Perspectief op werk

Zoals aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer over het Breed Offensief (Tweede Kamer, 2018–2019, 34 352, nr. 138), is in het najaar van 2018 de Intentieverklaring Perspectief op Werk opgesteld (bijlage bij Tweede Kamer, 2018–2019, 34 352 nr. 138). Deze geeft de afspraken weer die namens de ministers van SZW en OCW zijn gemaakt met werkgevers, gemeenten, onderwijsveld en het UWV. Dit initiatief is erop gericht mensen een baan, leerwerkplek of aangepaste functie aan te bieden. Dit project richt zich op alle mensen die nog aan de kant staan. Daarnaast wordt de werking van de arbeidsmarkt praktisch ondersteund door meer publiek-private samenwerking in de uitvoering vorm te geven.

Programma Matchen op werk

Eén van de vier ijkpunten in het kader van het breed offensief is dat werkzoekenden en werkgevers elkaar makkelijker moeten kunnen vinden in de arbeidsmarktregio’s. In het programma «Matchen op werk werkt» heeft SZW in 2018 samen met de landelijke en regionale partners gewerkt aan het verder versterken van de werkgeverdienstverlening. De 35 arbeidsmarktregio’s zijn daarbij op maat ondersteund om de gecoördineerde werkgeversdienstverlening te verbeteren. Conform het amendement Nijkerken-de Haan (Tweede Kamer, 2017–2018, 34 775-XV, nr. 17) was hiervoor € 5 miljoen beschikbaar gesteld, verdeeld over regiospecifieke en regio-overstijgende ondersteuningsprojecten. Bij de regio-overstijgende projecten was er in 2018 sprake van onderuitputting, omdat enkele activiteiten niet tot uitvoering zijn gekomen. Omdat er nog kansen liggen voor verdere verbetering, krijgen de activiteiten rond werkgeversdienstverlening een vervolg met bestuurlijke afspraken en met het actualiseren en verhelderen van de SUWI-regelgeving. Doel is om werkgevers te bedienen vanuit één regionaal werkgeversloket, met een geharmoniseerd regionaal pakket van instrumenten en voorzieningen en met inzicht in de profielen van alle werkzoekenden in de regio.

Sociaal domein

Programma sociaal domein

In het programma sociaal domein werken Rijk (de ministeries van BZK, SZW, VWS, J&V en OCW) en gemeenten samen met andere betrokken organisaties integraal aan oplossingen voor de transformatie-opgaven (Tweede Kamer, 2018–2019, 34 477, nr. 46). Het doel is het wegnemen van dilemma’s en knelpunten vanuit de lokale praktijk, zodat (kwetsbare) mensen de ondersteuning krijgen die nodig is. Er zijn 16 trajecten opgestart (https://www.programmasociaaldomein.nl/). Gemeenten zijn in de verschillende trajecten aan de slag met thema’s zoals bijvoorbeeld: kansen voor jongeren, eenvoudig maatwerk bij gestapelde problemen, betere ondersteuning voor mensen met een licht verstandelijke beperking, basis arbeidsmarkt en uitwisseling persoonsgegevens en privacy. Door vanuit één overheid samen te werken en te innoveren, doorbreken we schotten. De oplossingen die we ontdekken, delen we zodat ook andere gemeenten daarvan kunnen leren.

Sociale werk-/ontwikkelbedrijven

Uitgangspunt bij de Participatiewet is dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering en daarmee voor de inrichting en vormgeving van de regionale sociale infrastructuur. Dit uitvoeringslandschap is sinds de inwerkingtreding van de Participatiewet per 1 januari 2015 fors in beweging. Veel gemeenten zijn bezig met een heroriëntatie op de uitvoering in het domein van werk en inkomen. In de eerste plaats is er een beweging waarbij de uitvoering van de re-integratieonderdelen van de Participatiewet en de Wsw samengaan, vaak in een nieuw werkbedrijf. Op andere plaatsen vindt juist een verdere verzelfstandiging van Sw-bedrijfsonderdelen plaats. De infrastructuur en expertise van de sociale werkvoorziening, die ook in 2018 nog volop in transitie is naar sociale ontwikkelbedrijven, kan een belangrijke rol blijven vervullen bij de ondersteuning van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Gemeenten maken steeds vaker gebruik van de infrastructuur van de voormalige Sw-bedrijven om de brede doelgroep van de Participatiewet te kunnen bedienen.

Werkloosheid en arbeidsongeschiktheid

Afspraken met sociale partners over de WIA

Het kabinet heeft overeenstemming bereikt met werknemers en werkgevers over het afzien van de bezuinigingen op de WIA. Deze bezuinigingen bestonden uit de aanpassing van het schattingsbesluit en het invoeren van een inkomenseis voor (toekomstige) arbeidsongeschikten die tussen de 80 en 99 procent arbeidsongeschikt zijn bevonden (WGA80–99). Vanwege de afspraak met werkgevers over een nieuw pakket aan maatregelen rondom loondoorbetaling bij ziekte (Tweede Kamer, 2018–2019, 29 544, nr. 873), heeft het kabinet de balans in de maatregelen uit het regeerakkoord opnieuw bezien. Hierbij is ook meegewogen dat de verwachte instroom in de WIA lager uitvalt door de nieuwe afspraken op het gebied van loondoorbetaling bij ziekte.

Om te stimuleren dat WGA-gerechtigden zoveel mogelijk deelnemen aan het arbeidsproces, gaan de andere maatregelen uit het regeerakkoord (niet herbeoordelen van een arbeidsongeschikte tot vijf jaar na werkhervatting en experiment met scholingsaanbod voor arbeidsongeschikten) wel door. Tevens is besloten een werkgroep in de Stichting van de Arbeid in te stellen om de arbeidsparticipatie van geheel- en gedeeltelijk arbeidsongeschikten te bevorderen.

Intensivering persoonlijke dienstverlening UWV

In het regeerakkoord is vanaf 2019 extra geld gereserveerd voor het versterken van de dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers om meer mensen aan het werk te helpen. Het UWV is in 2018 reeds gestart met het intensiveren van de dienstverlening om te groeien richting de afspraken voor 2019 en later. In de brief over de stand van de uitvoering (Tweede Kamer, 2018–2019, 26 448, nr. 608) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken rond de voorbereidingen. Zowel op het terrein van de WW- als van de WGA-dienstverlening bleek dat een zorgvuldige inpassing en beheersing van de intensivering van de dienstverlening veel tijd en inspanning vraagt. Voor de WW-dienstverlening is meer tijd nodig om de dienstverlening op het gewenste niveau te krijgen. Bij de WGA speelt dat de uitbreiding van de capaciteit wel goed is gegaan, maar dat de productiviteit van de professionals druk zet op de ruimte om aanvullende dienstverlening te bieden.

Integratie

Nederland is een land met mensen uit veel verschillende herkomstlanden (WRR-rapport «De Nieuwe Verscheidenheid»). De verscheidenheid naar herkomst is in relatief korte tijd een structureel kenmerk van de Nederlandse samenleving geworden (CBS «Jaarrapport Integratie»). Uit dit CBS-rapport blijkt dat het op alle onderzochte terreinen de goede kant op gaat. Op het gebied van onderwijs, werk, gezinsvorming en ook criminaliteit zijn de verschillen tussen Nederlanders met en zonder migratieachtergrond langzaam maar zeker steeds kleiner geworden. Op de arbeidsmarkt is het verschil helaas nog steeds aanzienlijk. Het kabinet heeft gewerkt aan onderstaande maatregelen om nieuwkomers zo snel mogelijk te laten meedoen in de samenleving.

Nieuw inburgeringsstelsel

Vorig jaar zijn de hoofdlijnen geschetst voor de verbetering van het inburgeringsbeleid (Tweede Kamer, 2017–2018, 32 824, nr. 223). De conclusies en aanbevelingen uit de evaluatie van de Wet inburgering die vorig jaar aan de Tweede Kamer is aangeboden (Tweede Kamer, 2017–2018, 32 824, nr. 222), zijn bij de uitwerking van het nieuwe stelsel betrokken. Het nieuwe beleid moet de effectiviteit en doelmatigheid van inburgering vergroten en stelt hogere taaleisen aan nieuwkomers. Elementen van het nieuwe stelsel zijn een verhoging van het taalniveau bij inburgering van niveau A2 naar B1, regie en inkoop van opleidingstrajecten bij de gemeenten (waarmee het leenstelsel wordt afgeschaft), ontzorging van inburgeraars en de voorbereiding op deelname aan de arbeidsmarkt.

De geïntroduceerde aanpak houdt meer rekening met – zoals de WRR dat noemt – het «doenvermogen» van inburgeraars. Voor iedere nieuwkomer zal de gemeente daarom een persoonlijk plan opstellen: het Plan Inburgering en Participatie (PIP). Dit is een maatwerkprogramma voor het leren van de Nederlandse taal in combinatie met werk, vrijwilligerswerk, studie of stage. Een inburgeraar die zich onvoldoende inzet, zal vaker en sneller dan in het huidige stelsel geconfronteerd worden met sancties (zoals een boete). Hier staat tegenover dat de inburgeraar ook meer dan nu kan rekenen op begeleiding van de gemeente. Het kabinet wil dat iedereen meedoet, het liefst via betaald werk.

Het kabinet heeft aangekondigd vooruitlopend op de nieuwe regelgeving gemeentes te faciliteren om nieuwe werkwijzen te ontwikkelen die in lijn zijn met het huidige stelsel, maar ook recht doen aan het nieuwe stelsel. Tevens is een inventarisatie van good practices aangekondigd zodat kennis zoveel als mogelijk wordt gedeeld.

Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering

In mei 2018 is in een Kamerbrief (Tweede Kamer, 2017–2018, 29 614, nr. 78) aangekondigd dat gemeenten in staat gesteld moeten worden om problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering goed en tijdig aan te pakken. Gemeenten moeten daarvoor over de juiste informatie beschikken en weten hoe te handelen. Daarvoor moet de kennis en informatie binnen het Rijk nog verder op orde en bijeengebracht worden, zowel met betrekking tot het fenomeen, casuïstiek als mogelijke handelingsperspectieven. Gemeenten hebben behoefte aan enerzijds informatie over wat speelt binnen hun gemeente en anderzijds advies over hoe hiermee om te gaan. Daarnaast wordt ingezet op het verder versterken van het samenwerkingsverband van alle relevante partijen binnen het Rijk. En waarvan uit ook proactief naar aanleiding van ontvangen signalen wordt geadviseerd richting gemeenten. Hiermee kunnen we voortbouwen op het samenwerkingsverband dat er reeds is.

Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA)

Het afgelopen jaar is het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) van start gegaan. Dit programma is opgezet om kennis te vergaren over wat werkt om de arbeidsparticipatie en arbeidsmarktpositie van Nederlanders met een migratieachtergrond te verbeteren. Via een achttal experimentele pilots wil het kabinet weten wat écht werkt en deze kennis in een later stadium verspreiden. Om inzicht te krijgen in de effectiviteit is een specialistisch onderzoeksbureau gevraagd mee te denken met de opzet van de pilots (vanuit het evalueerbaarheidsvraagstuk) en een evaluatiekader op te stellen, per individuele pilot en voor het programma als geheel. Vorig jaar is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van het programma (Tweede Kamer, 2018–2019, 29 544, nr. 848). Van de acht pilots is één in 2018 reeds gestart. De overige pilots starten in de loop van 2019.

Armoede en schulden

Uit onderzoek van het CBS (2018) bleek dat er in Nederland 292.000 kinderen opgroeien met kans op armoede. Dit is een op de negen kinderen. Daarnaast had een op de tien huishoudens te maken met problematische schulden en voor een op de vijf huishoudens bestaat het risico om met problematische schulden te maken te krijgen. Dit is nadelig voor zowel de schuldenaar als de schuldeiser én de samenleving als geheel. Het afgelopen jaar zijn verschillende acties ondernomen om de aanpak van schulden te verbeteren.

Actieplan Brede Schuldenaanpak

In mei 2018 is de brede schuldenaanpak met een bijbehorend actieplan gepresenteerd door het kabinet. In dat kader is in 2018 ook het startsein gegeven voor het Samenwerkingsverband Brede Schuldenaanpak (Tweede Kamer, 2017–2018, 24 515, nr. 431). Hierin werken veel organisaties samen die nauw betrokken zijn bij de schuldenproblematiek. Het actieplan richt zich op drie pijlers: 1) het voorkomen van problematische schulden; 2) het terugdringen van problematische schulden; en 3) het bevorderen van zorgvuldige en maatschappelijk verantwoorde incasso. In 2018 is € 27 miljoen extra beschikbaar gesteld aan gemeenten voor verdere professionalisering van schuldhulpverlening en het versterken van de regiefunctie van het (kindgericht) armoedebeleid. In 2018 is onder andere een aanpassing van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening voorbereid waardoor vroegsignalering beter wordt gefaciliteerd (Tweede Kamer, 2017–2018, 24 515, nr. 431). Verder zijn vele pilots en initiatieven gestart om te bezien hoe de dienstverlening aan mensen met financiële problemen kan worden verbeterd. Zo is in november 2018 het startsein gegeven voor Schuldenlab.nl. Een initiatief waar publieke en private partijen in gezamenlijkheid werken aan landelijke opschaling van succesvolle projecten rond armoede en schulden.

Verbreding beslagregister

Om problemen rond schulden op te lossen heeft het kabinet gewerkt aan herziening van het beslag- en executierecht en verbreding van het beslagregister. Het register maakt het mogelijk het proces rond de beslagvrije voet beter uit te voeren en helpt onnodige kosten van (gerechtelijke) procedures en incasso-acties te voorkomen. De verwachting was dat overheidsorganisaties in 2019 op dit systeem konden aansluiten. Vorig jaar is de Tweede Kamer geïnformeerd dat deze verwachting helaas moest worden bijgesteld (Tweede Kamer, 2018–2019, 24 515, nr. 453). Om ervoor te zorgen dat de vaak privacygevoelige gegevens toch op een zeer zorgvuldige manier kunnen worden uitgewisseld, is in 2018 aanvullend onderzoek verricht naar hoe de gegevensuitwisseling het best kan worden vormgegeven.

Wet vereenvoudiging beslagvrije voet

In 2018 is gewerkt aan de implementatie van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet(Stb. 2017, 110). Deze wet regelt dat de beslagvrije voet met geautomatiseerd beschikbaar gestelde gegevens kan worden vastgesteld. Dit moet het bestaansminimum beschermen. Op 15 november 2018 is aan de Kamer bericht dat de inwerkingtreding van deze wet met ingang van 2019 op problemen stuit (Tweede Kamer, 2018–2019, 24 515, nr. 453). Daarom werkt het kabinet aan tussenmaatregelen (Tweede Kamer, 2018–2019, 24 515, nr. 468). Deze zijn erop gericht dat in de periode tot de implementatie van de nieuwe wet zo min mogelijk schuldenaren te maken krijgen met een te lage beslagvrije voet.

Tussentijdse evaluatie inzet extra middelen voor kinderen in armoede

Met ingang van 1 januari 2017 is structureel € 100 miljoen extra per jaar ter beschikking gesteld ten behoeve van kinderen die opgroeien in armoede. In 2018 is een tussentijdse evaluatie naar deze middelen afgerond (Tweede Kamer, 2018–2019, 24 515, nr. 455). Hieruit kwam naar voren dat er positieve stappen zijn gezet in het bereiken van meer kinderen die opgroeien in armoede, maar ook nog verbetering mogelijk en nodig is. Daarom zijn – zoals aan het parlement gemeld – hernieuwde afspraken met de VNG gemaakt om te bevorderen dat álle kinderen in armoede worden bereikt.

Extra ondersteuning kwetsbare mensen

Naar aanleiding van de motie Segers c.s. (Tweede Kamer, 2018–2019, 35 000, nr. 25) was in 2018 eenmalig € 25 miljoen beschikbaar voor ondersteuning van kwetsbare mensen. Hiervan was € 4 miljoen bestemd voor bestrijding van armoede onder kinderen, € 4 miljoen voor dienstverlening door vrijwilligersorganisaties op het terrein van schulden en € 17 miljoen voor het creëren van baankansen voor kwetsbare jongeren uit het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs.

Verbetering leefomstandigheden Caribisch Nederland

In 2018 is onderzoek gedaan naar een ijkpunt voor het sociaal minimum in Caribisch Nederland. Uit dit onderzoek bleek dat een aanzienlijk deel van de mensen in Caribisch Nederland moeite heeft om rond te komen (Eerste Kamer, 2017–2018, 34 775-IV nr. S). Daarom heeft het kabinet besloten om samen met de openbare lichamen aldaar aan de slag te gaan met maatregelen om de levensomstandigheden in Caribisch Nederland verder te verbeteren. Het kabinet heeft in 2018 een breed pakket aan maatregelen aangekondigd dat bestaat uit drie pijlers: 1) het verhogen van inkomens en uitkeringen; 2) het verlagen van kosten van levensonderhoud; en 3) het versterken van de economie en arbeidsmarkt van de eilanden (Eerste Kamer, 2017–2018, 34 775-IV nr. S). In 2018 is een aantal concrete maatregelen in gang gezet. Zo konden per 1 januari 2019 de kinderbijslag, het wettelijk minimumloon en de uitkeringen worden verhoogd. Zoals in de brief van 7 december 2018 aan de Eerste Kamer gemeld (Eerste Kamer, 2018–2019, 35 000-IV-C), wordt het parlement voor de zomer van 2019 in een voortgangsrapportage geïnformeerd over de benodigde stappen om een norm voor het sociaal minimum te kunnen vaststellen. Hierbij wordt bezien of het dan mogelijk is om een ijkpunt voor het sociaal minimum te kiezen als referentiepunt voor gerichte maatregelen de komende jaren.

3.2.3 Aandacht voor uitvoering en handhaving van beleid

Inleiding

Handhavingsbeleid van SZW is zowel gericht op de sociale zekerheid als de arbeidswetten. Het gaat over het bestrijden van fraude met uitkeringen en over handhaving op het terrein van veilig, gezond en eerlijk werk. Handhaving is een belangrijke randvoorwaarde voor een goed werkende arbeidsmarkt en een goed functionerend stelsel van sociale zekerheid. In de Handhavingskoers 2018–2021 – die op 9 april 2018 aan de Tweede Kamer is gestuurd (Tweede Kamer, 2017–2018, 17 050 nr. 541) – is uiteengezet hoe het handhavingsbeleid van het Ministerie van SZW wordt versterkt.

Inspectie control framework (ICF)

In de Handhavingskoers 2018–2021 aangegeven hoe aan de hand van vier hoofdlijnen het handhavingsbeleid van het Ministerie van SZW versterkt wordt (Tweede Kamer, 2017–2018, 17 050 nr. 541). Eén van de hoofdlijnen in dit beleid is het versterken en verbinden van de handhavingsketen. In het regeerakkoord is hiervoor geleidelijk oplopend naar 2022 € 50 miljoen extra per jaar beschikbaar gesteld. Deze middelen worden gebruikt om de handhavingsketen te versterken op het gebied van eerlijk werk, veilig & gezond werken en het ontwikkelen van informatie/datagestuurd werken.

In 2018 was een bedrag van € 13 miljoen beschikbaar voor de versterking en verbinding van de handhavingsketen. Deze middelen zijn ingezet om extra inspecteurs en rechercheurs te werven. Daarnaast is een programma gestart dat bedrijven ondersteunt bij preventieve activiteiten op het terrein van eerlijk, gezond en veilig werk. Ook is begonnen met het ontwikkelen van informatiegestuurd werken. Een deel van de middelen is ten slotte ingezet om ondersteunende functies te versterken via werving van extra personeel (HRM, financiën en juridische zaken).

Een uitgebreide verantwoording van de ICF-middelen over 2018 is opgenomen in het jaarverslag van de Inspectie SZW.

Arbeidsmarktdiscriminatie

Op 19 juni is de Hoofdlijnenbrief Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie 2018–2021 aan de Tweede Kamer gestuurd (Tweede Kamer, 2017–2018, 29 544, nr. 834). In dit actieplan is de inzet van het kabinet beschreven om arbeidsmarktdiscriminatie in de komende jaren te voorkomen en tegen te gaan en bestaat uit drie pijlers: 1) toezicht en handhaving; 2) onderzoek en instrumenten en 3) kennis en bewustwording. In het implementatieplan van 22 november 2018 is dit nader uitgewerkt (Tweede Kamer, 2018–2019, 29 544, nr. 849). Een van de actiepunten is om de bevoegdheden van de Inspectie SZW te verruimen zodat toezicht en handhaving mogelijk worden met betrekking tot de aanwezigheid van wervings- en selectiebeleid bij werkgevers, waarin voldoende waarborgen moeten worden opgenomen om discriminatie van sollicitanten te voorkomen en tegen te gaan.

Stand van de uitvoering UWV en SVB

In de «Stand van de uitvoering» is gemeld dat de dienstverlening vanuit de SVB en het UWV er afgelopen jaar over het algemeen goed uit zag en verder is verbeterd (Tweede Kamer, 2018–2019, 26 448, nr. 608). Zo zijn bijvoorbeeld weer grote stappen zijn gezet in het moderniseren en vernieuwen van de ICT. Beide organisaties leverden daarnaast veel inzet bij de voorbereiding en implementatie van nieuw beleid, waaronder maatregelen uit het regeerakkoord. Tegelijkertijd zijn er aandachtspunten en uitdagingen.

Capaciteit verzekeringsartsen

Een van de aandachtspunten uit de «Stand van de uitvoering» is het tekort aan verzekeringsartsen bij het UWV voor sociaal-medische beoordelingen (Tweede Kamer, 2018–2019, 26 448, nr. 608). De voorraad van de belangrijkste sociaal-medische beoordelingen is stabiel gebleven, maar de voorraad herbeoordelingen is in 2018 opgelopen. Dit betekent dat de tot nu toe ondernomen acties door het UWV vooralsnog onvoldoende hebben opgeleverd. De krapte op de arbeidsmarkt voor (verzekerings)artsen is hier een belangrijke oorzaak. Een expertgroep heeft gerichte voorstellen aan het UWV gedaan die kunnen bijdragen aan het verkleinen van het capaciteitstekort. De voorstellen worden verder uitgewerkt. Met de ingezette maatregelen beoogt het UWV een trendbreuk te realiseren. In juli 2019 wordt hiervan de balans opgemaakt.

Aanpak fraude met uitkeringen

Op het gebied van handhaving was vorig jaar veel aandacht voor uitkeringsfraude met de WW door arbeidsmigranten. Fraude met uitkeringen is kwalijk en ondermijnt het draagvlak voor de sociale zekerheid. Naar aanleiding daarvan is een strengere aanpak van de geconstateerde fraude aangekondigd (Tweede Kamer, 2018–2019, 17 050, nr. 545). Deze bestaat onder andere uit het leidend maken van de Basisregistratie Personen (BRP) bij het UWV, intensievere controle op verblijf in het buitenland zonder toestemming en verwijtbare werkloosheid. Ook is de aandacht voor fraude breder getrokken dan alleen deze vorm, door het laten doen van een extern onderzoek naar misbruikrisico’s in het algemeen bij het UWV en de ontwikkeling van een afwegingskader. Daarnaast is vanaf 2019 een signaleringsbrief aan de Tweede Kamer aangekondigd. Deze brief, die wordt opgesteld door het UWV, de SVB, gemeenten en de Inspectie SZW, is bedoeld om de informatievoorziening aan de Tweede Kamer over handhaving te intensiveren.

Participatiewet

Vermogensfraude buitenland

Handhaving op verzwegen vermogen in het buitenland is complex. Aangekondigd is dat samen met betrokken uitvoeringspartijen wordt gewerkt aan een set van maatregelen om tot een effectieve aanpak te komen. Het samenwerkingsverband Onderzoek Vermogen Buitenland (OVB) is opgericht, dat in 2019 met een handreiking, kennisloket en regiobijeenkomsten voor gemeenten komt. De SVB is gestart met een pilot om beslaglegging in het buitenland makkelijker te maken. Tot slot is toegezegd dat de mogelijkheden worden onderzocht om tot een wetswijziging van de Participatiewet te komen die het knelpunt moet aanpakken dat vermogenden na aangetoonde fraude alsnog recht krijgen op bijstand.

Taaleis en tegenprestatie

De taaleis en tegenprestatie in de Participatiewet zijn belangrijke instrumenten om mensen uit hun isolement te halen, mee te laten doen in de samenleving en op de arbeidsmarkt. In 2018 bleek uit de CBS-rapportage BUS-N Wet Taaleis 2017 dat registratie en uitvoering van de taaleis niet overal goed gebeurt. Het CBS is gevraagd vervolgonderzoek te doen. Daarnaast is in 2018 ook de evaluatie van de taaleis gestart. Deze evaluatie wordt in 2019 afgerond. Verder is het CBS gevraagd om onderzoek te doen naar het gebruik van de tegenprestatie. Met de VNG is afgesproken dat in gesprekken met gemeenten opgehaald gaat worden wat werkt en wat niet werkt en wat goede voorbeelden zijn van gemeenten die actief uitvoering geven aan de taaleis en de tegenprestatie.

Inburgering

In de loop van 2018 is het aantal meldingen van fraude bij inburgering gestegen. Alle meldingen worden serieus genomen en zijn door de Inspectie SZW geanalyseerd. Er is een projectgroep aanpak fraude inburgering ingesteld. Deze projectgroep treft samen met ketenpartners maatregelen om fraude tegen te gaan, zoals het stopzetten en vervolgen van malafide scholen, het opsporen van fraude binnen het huidige bestand van taalscholen en het werpen van extra barrières voor nieuwe fraude. Vorig jaar is een aantal maatregelen aangekondigd om de gesignaleerde modi operandi tegen te gaan (Tweede Kamer, 2018–2019, 32 824, nr. 244). De verwachting is dat met de aangekondigde afschaffing van het leenstelsel het risico op nieuwe fraudegevallen wordt verkleind.

Gezond en veilig werken

Programma Beroepsziekten

In 2018 is het vierjarige programma Preventie Beroepsziekten gestart. Het programma richt zich op het voorkomen van nadelige gezondheidseffecten van het werken met gevaarlijke stoffen. In samenwerking met andere partijen is in 2018 ingezet op de versterking van de bewustwording en de aanpak van gezondheidsrisico’s van het werken met gevaarlijke stoffen.

Arbeidsgerelateerde zorg en bedrijfsartsen

Op 29 juni is de eerste kwaliteitstafel bedrijfs- en verzekeringsgeneeskunde geopend. Aan de kwaliteitstafel nemen relevante stakeholders deel om de kennis- en kwaliteitsontwikkeling van de bedrijfs- en verzekeringsgeneeskunde te verbeteren en de aantrekkelijkheid van het beroep van bedrijfsarts en verzekeringsarts te vergroten. Het doel van de kwaliteitstafel is dat stakeholders gezamenlijk werken aan de ontwikkeling van een structureel kennis- en kwaliteitsbeleid en daarmee bijdragen aan het inlopen van de tekorten aan bedrijfs- en verzekeringsartsen.

Asbest

In 2018 is een beleidsreactie over een onderzoek naar het functioneren van het asbeststelsel naar de Tweede Kamer gestuurd (Tweede Kamer, 2018–2019, 25 834, nr. 150). Hierin is aangegeven dat het systeem van certificatie blijft, en dat een aantal verbeteringen wordt doorgevoerd binnen het huidige asbeststelsel. Het gaat dan onder meer om het meer eenduidig en risicogericht maken van regelgeving en toezicht, meer ruimte maken voor innovatie en het verduidelijken van de stand van de wetenschap en het in balans brengen van belangenvertegenwoordiging.

Chroom 6

In 2018 is de Tweede Kamer geïnformeerd (Tweede Kamer, 2018–2019, 35 000-XVI, nr. 119) over de voortgang van de aangekondigde maatregelen ter voorkoming van gezondheidsrisico’s bij blootstelling aan chroom-6. SZW zet in op versterking van het preventiebeleid en op intensivering van toezicht en handhaving om te komen tot een proactieve benadering gericht op maximale preventie van blootstellingen op de werkplek, zodat de werknemer gezond en veilig kan werken.

Kerncijfers handhaving en naleving sociale zekerheid

Bij het ontvangen van een uitkering gelden diverse verplichtingen, zoals het tijdig verstrekken van gegevens over het inkomen en het melden van samenwonen. De naleving van deze verplichtingen is een belangrijke voorwaarde voor een goed werkend stelsel van sociale zekerheid. Het UWV, de SVB en de gemeenten zetten diverse instrumenten in om de naleving en handhaving van wet- en regelgeving te bevorderen. Het gaat zowel om preventie (bijvoorbeeld door gedragsbeïnvloeding en voorlichting) als controleren en sanctioneren (bijvoorbeeld opleggen van boetes). In tabellen 3.2.4 en 3.2.5 is een overzicht gegeven van de kerncijfers op het gebied van handhaving bij UWV, SVB en gemeenten.

De kerncijfers opsporing van de SVB laten een lichte groei zien van het aantal opgespoorde overtredingen en een kleine daling van het opgelegde boetebedrag. De incassoratio is stabiel. De kerncijfers opsporing van de gemeenten tonen een lichte groei in het aantal vorderingen wegens geconstateerde overtreding van de inlichtingenplicht. Het totale benadelingsbedrag is de laatste jaren stabiel. De incassoratio van gemeenten blijft iets achter bij UWV en SVB. Dit is te verklaren door het vangnetkarakter van de Participatiewet.

De kerncijfers opsporing van het UWV zijn sterk gedaald. Dit is vooral terug te voeren op een daling van het aantal geconstateerde overtredingen bij uitvoering van de Werkloosheidswet (zie ook de toelichting in artikel 5). De berekening van de incassoratio van het UWV is gewijzigd. In de voorafgaande jaren was de incassoratio gebaseerd op een representatieve steekproef, vanaf 2018 wordt de werkelijke incassoratio berekend op basis van de complete set van gegevens. Hierdoor is sprake van een trendbreuk, waarbij de incassoratio in eerdere jaren waarschijnlijk licht is overschat. Hierdoor komt het bij sommige uitkeringen voor dat de incassoratio in 2018 iets terugloopt ten opzichte van 2017 (Wajong, artikel 4 en Ziektewet, artikel 6).

Tabel 3.2.4 Kerncijfers opsporing UWV, SVB en gemeenten
 

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

Totaal opgelegd boetebedrag (x € 1 mln.)

 

2016

2017

2018

2016

2017

2018

2016

2017

2018

UWV1

19

19

8,3

41

47

26

9,7

7,6

4,4

SVB2

3,1

3,5

3,9

8,8

7,8

7,9

1,9

1,7

1,3

Gemeenten3 , 4

30

31

33

71

69

70

9,0

8,8

8,7

Totaal

4

4

4

121

123

104

21

18

14

1

UWV, Jaarverslag, berekening SZW.

2

SVB, Jaarverslag, berekening SZW.

3

CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

4

Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager. Om die reden toont deze kolom geen totaal. Het CBS onderzoekt momenteel de verhouding tussen het aantal vorderingen en het aantal overtredingen.

Tabel 3.2.5 Kerncijfers incassoratio en geïnd bedrag UWV, SVB en gemeenten
 

2016

2017

2018

2015

2016

2017

2014

2015

2016

Incassoratio (%)

na 1 jaar

na 1 jaar

na 1 jaar

na 2 jaar

na 2 jaar

na 2 jaar

na 3 jaar

na 3 jaar

na 3 jaar

UWV1

26

23

28

54

48

51

59

65

63

SVB2

24

23

21

41

42

43

46

46

48

Gemeenten3

15

14

14

23

25

25

28

29

31

Totaal

20

18

23

38

35

36

48

46

44

                   

Geïnd bedrag4 (x € 1 mln.)

 

 

 

UWV

13

13

14

42

24

28

85

50

32

SVB

2,6

2,2

1,9

4,6

4,5

4,1

4,9

5,2

5,1

Gemeenten

12

11

11

18

20

20

23

23

25

Totaal

28

26

27

66

50

51

112

78

62

1

UWV, Jaarverslag.

2

SVB, Jaarverslag.

3

CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek. Vanwege definitiewijzigingen zijn cijfers uit voorgaande jaren beperkt gewijzigd.

4

Berekeningen SZW op basis van Jaarverslagen SZW, UWV en Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek CBS.

Licence