Base description which applies to whole site

BIJLAGE 3: TOELICHTING OP STREEFWAARDEN EN INDICATOREN

Indicatoren uit begroting 2018

Indicator Private Sector Ontwikkeling (PSD): Aantal banen ondersteund door PSD-programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)

Ontwikkeling van de private sector bevordert inclusieve economische groei, conform de beleidsnota. Door het ondernemingsklimaat te verbeteren en ondernemerschap te stimuleren groeit de bedrijvigheid en de werkgelegenheid in lage- en middeninkomenslanden. Met goede banen en stabiele inkomens wordt armoede verminderd. Werk en inkomen dragen ook bij aan het wegnemen van de grondoorzaken van conflict en irreguliere migratie.

In de verslagperiode werden 255.000 banen ondersteund door programma’s voor bedrijfsontwikkeling. Dit is (aanzienlijk) meer dan de vooraf gestelde streefwaarde van 220.000 waarmee de opgaande trend in het totale aantal ondersteunde banen in ondernemingen zich voortzette. De hogere realisatie is voor een belangrijk deel het gevolg van doorgevoerde aanpassingen in het Dutch Good Growth Fund waarbij ondernemers, brancheorganisaties en banken intensiever zijn benaderd om hen bekend te maken met de verschillende mogelijkheden voor ondersteuning bij buitenlandse investering en export via het fonds en de mogelijkheid om startups te assisteren werd toegevoegd. De lagere streefwaarde van 180.000 voor 2020 houdt rekening met een verwachte afname in de projectontwikkeling op het resultaatgebied van bedrijfsontwikkeling.

Indicator Private sector-ontwikkeling (PSD): Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening

Ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden is nodig om de grondoorzaken van armoede, migratie en klimaatverandering aan te pakken. Nederland ondersteunt het opstarten en de groei van lokale ondernemingen met advies en financiële middelen. De voortgang van deze bedrijfsontwikkeling wordt gemeten met het aantal plannen van ondernemers voor investering, handel of dienstverlening in lage- en middeninkomenslanden die zijn ondersteund door Nederlandse programma’s voor PSD. In de verslagperiode werden in totaal 8.800 plannen voor investering of handel in lage- en middeninkomenslanden ondersteund, waarmee de streefwaarde van 3.000 ruim werd overtroffen. Iets minder dan tien procent hiervan betrof Nederlandse bedrijven, de rest lokale of andere bedrijven. Met name het Dutch Good Growth Fund kon hierbij de investeringen in het midden- en kleinbedrijf aanzienlijk vergroten als gevolg van bovengenoemde maatregelen om de betrokkenheid van het bedrijfsleven bij het programma te vergroten. Ook de actievere rol die uitvoeringsorganisatie RVO als makelaar tussen opdrachtgevende overheden en opdrachtnemende bedrijven heeft ingenomen bij de voorbereiding en uitvoering van infrastructuurprojecten heeft bijgedragen aan deze versnelling in de projectontwikkeling vergeleken met de voorgaande verslagperiode.

Het tempo van de projectontwikkeling zal in de periode tot en met 2020 naar verwachting afnemen. Dit komt deels doordat in deze periode programma’s aflopen en nieuwe programma’s tijd nodig hebben om tot optimale resultaatbereiking te komen. Daarnaast betekent de verschuiving van de inzet naar de focusregio’s MENA, Sahel en Hoorn van Afrika dat er in complexere en soms meer fragiele landencontexten gewerkt moet worden. In die landen zal naar verwachting meer diepgaande en langere ondersteuning nodig zijn om haalbare ondernemingsplannen te ontwikkelen en werkgelegenheid te realiseren. Dit zal de kwantitatieve resultaten enigszins drukken.

Indicatoren voedselzekerheid: introductie

Sustainable Development Goal (SDG) 2 richt zich op het uitbannen van honger en ondervoeding, productiviteit en inkomen van kleinschalige voedselproducenten, verduurzaming van voedselproductiesystemen en behoud van genetische bronnen voor de landbouw. De urgentie van dit doel is groot: na een decennium van gestage afname is de honger in de wereld de laatste jaren weer aan het stijgen. De 5 targets van SDG 2 zijn de leidraad voor de Nederlandse inzet, met resultaatbereik langs de drie doelen van het voedselzekerheidsbeleid van 2014 (Kamerstuk 33 625, nr. 147):

  • uitbannen van de huidige honger en ondervoeding (SDG 2.1 en 2.2), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen jonge kinderen over de periode 2016–2030;

  • bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector (SDG 2.3), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzame verdubbeling van productiviteit en inkomen voor 8 miljoen kleinschalig producerende boer(inn)en over de periode 2016–2030; en

  • realiseren van ecologisch houdbare voedselproductiesystemen (SDG 2.4 en 2.5), met als streven een Nederlandse bijdrage aan conversie naar ecologisch duurzaam gebruik van 8 miljoen hectare landbouwgrond over de periode 2016–2030.8

Indicator voedselzekerheid: Aantal mensen met verbeterde inname van voedsel

Over de periode van dit jaarverslag werden dankzij de Nederlandse inzet 18,5 miljoen mensen (met name jonge kinderen) direct bereikt, met screening op ondervoeding, voedingsadvies, voedingssupplementen, therapeutische voeding, extra vitaminen, ontwormingskuren en toegang tot een diverser en gezonder dieet. Binnen die bereikte groep kon bij 11,4 miljoen mensen een daadwerkelijk verbeterde voedselinname worden vastgesteld. Deze cijfers liggen circa 25% lager dan het jaar hiervoor, als gevolg van een programma van UNICEF dat halfweg de verslagperiode afliep. Inmiddels is een nieuw programma met UNICEF opgestart. Om dezelfde reden werd de streefwaarde van 18 miljoen mensen met verbeterde voedselinname niet bereikt. Op de streefwaarde op impact niveau, een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen kinderen zodat ze ook in de toekomst uit de ondervoeding zullen kunnen blijven, kon nog niet worden gerapporteerd omdat de indicator daarvoor nog moet worden uitgewerkt (in 2019).

Indicator voedselzekerheid: Aantal boeren met toegenomen productiviteit en inkomen

Over de verslagperiode werden dankzij de Nederlandse inzet 3,5 miljoen boeren(families) direct bereikt, met bijvoorbeeld advies, verbeterd zaaigoed, meststoffen, financiële diensten en toegang tot markten. Daarbij worden overigens nog altijd meer mannen (60%) dan vrouwen (40%) bereikt. Binnen die bereikte groep werd bij 1,2 miljoen boer(inn)en een daadwerkelijk toegenomen productiviteit en inkomen vastgesteld. Dit laatste cijfer ligt circa 30% lager dan dat van het jaar hier voor. Het verschil zit in een programma in Oost-Afrika dat relatief minder presteerde vanwege capaciteitsbeperkingen bij de lokale overheden, terwijl een nieuw programma, dat de uitvoering met meerdere ketenpartijen organiseert, nog op stoom moet komen. De streefwaarde van 4 miljoen boeren met daadwerkelijk toegenomen productiviteit en inkomen is niet gehaald, ondanks het feit dat in totaal 3,5 miljoen boeren werden bereikt. Wat betreft de streefwaarde op impact niveau (8 miljoen boeren met een duurzame verdubbeling van productiviteit en inkomen per 2030) werd dit jaar een resultaat geboekt van 51.000 boer(inn)en, waarbij aangetekend dat de betreffende indicator pas in 2018 werd ingevoerd.

Indicator voedselzekerheid: Aantal hectare landbouwgrond dat eco-efficiënter wordt gebruikt

Over de verslagperiode werden dankzij de Nederlandse inzet 1 miljoen hectare landbouwgrond met duurzame praktijken zoals bijvoorbeeld geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer, agroforestry, gewasrotatie en beter watermanagement bereikt. Op 0,6 miljoen hectare daarvan kon een daadwerkelijk eco-efficiënter gebruik worden vastgesteld. Dit is bijna een verdubbeling van het resultaat van het jaar hiervoor, dankzij de afgelopen jaren ingezette, op duurzaam landgebruik gerichte programma’s die nu resultaten beginnen op te leveren. De verwachting is dat die trend volgend jaar verder doorzet. Wel blijft dit resultaat ver onder de streefwaarde van 3 miljoen hectare met eco-efficiënter gebruik. Gezien het totale bereik van 1 miljoen hectare is een verdere intensivering nodig om die streefwaarde te realiseren. Wat betreft de streefwaarde op impact niveau (8 miljoen hectare met een blijvende conversie naar duurzaam gebruik per 2030) werd dit jaar een resultaat geboekt van 26.000 hectare, waarbij ook hier aangetekend dat de betreffende indicator in 2018 voor het eerst werd ingevoerd.

Indicator water: Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron

Toegang tot veilig drinkwater is essentieel met het oog op gezondheid en heeft raakvlakken met onder andere onderwijs, gender en voeding. Het terugdringen van aan water gerelateerde ziekten draagt ook bij aan betere onderwijsparticipatie, productiviteit en afname van kosten voor gezondheidszorg.

Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron is één van de kernindicatoren voor de mate waarin door Nederland gefinancierde programma’s bijdragen aan het bereiken van dit resultaat. In de beleidsnota committeert het kabinet zich om 30 miljoen mensen in de periode 2017–2030 van schoon drinkwater te voorzien. De indicator dekt niet alle aspecten, want bijvoorbeeld duurzaamheid van de dienstverlening, waterkwaliteit en het terugdringen van ongelijkheid worden hier niet mee gemeten. Versterking van lokale capaciteit is een belangrijke factor voor duurzame verbetering van dienstverlenging. Dit is de kern van de samenwerking tussen Nederlandse en lokale drinkwaterbedrijven. Ook in andere programma’s wordt meer geïnvesteerd in de randvoorwaarden die nodig zijn om dienstverlening te verbeteren.

2,2 miljoen mensen kregen in 2018 toegang tot een verbeterde waterbron. Dit is 0,5 miljoen meer dan geraamd (1,6 miljoen)9. Ter vergelijking: in 2017 hebben 1 miljoen mensen met Nederlandse financiering toegang gekregen tot schoon drinkwater. Dit verslagjaar is een nieuw, centraal gefinancierd regionaal programma met betrekking tot water en sanitaire voorzieningen ontwikkeld met UNICEF. Dit zal vanwege de schaal een belangrijke bijdrage gaan leveren aan de langjarige doelstelling van het kabinet. Het nieuwe UNICEF-programma sluit aan op de geografische keuzes zoals opgenomen in «Investeren in Perspectief».

Indicator water: Het aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden

Het aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden is de andere kernindicator voor de mate waarin door Nederland gefinancierde programma’s bijdragen aan het bereiken van de water, sanitaire voorzieningen en hygiëne (WASH-)doelstellingen. De BHOS-nota vermeldt dat in de periode 2017–2030 in totaal 50 miljoen mensen met Nederlandse financiering toegang zullen krijgen tot sanitaire voorzieningen. In Kenia wordt naast toegang tot sanitaire voorzieningen bijgedragen aan werkgelegenheid door kleinschalige ondernemingen met advies en micro-financiering te ondersteunen. Deze bedrijfjes zijn bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het bouwen van toiletten en diensten als het legen, hygiënisch afvoeren en hergebruiken van de inhoud van septic tanks.

In dit verslagjaar kregen 3,6 miljoen mensen toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen. Dit ligt ver boven de geraamde doelstelling van 2,3 miljoen mensen. Ter vergelijking: in 2017 kregen 1,5 miljoen mensen toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen. Naast toegang tot sanitaire voorzieningen thuis wordt ook toegang tot deze voorzieningen op scholen gerealiseerd en wordt op scholen aandacht besteed aan hygiëne tijdens de menstruatie. Dit is van groot belang om deelname van meisjes aan onderwijs te verbeteren. Daarmee wordt bijgedragen aan betere kansen voor meisjes en vrouwen.

In de periode 2016–2030 beoogt Nederland in totaal 50 miljoen mensen toegang te geven tot verbeterde sanitaire voorzieningen. In 2019 zal een plan worden opgesteld dat meer inzicht zal geven in de programmering voor het realiseren van de langjarige doelstelling voor drinkwater en sanitaire voorzieningen na 2020. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie Stoffer/van Brenk (Kamerstuk 35 000 XVII-51).

Indicator water: Het aantal mensen dat voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s

Waterschaarste, overstromingen en slechte waterkwaliteit bepalen in grote mate sociale en economische ontwikkeling en kunnen een belangrijke factor zijn voor armoede en conflicten. Door onder andere klimaatverandering neemt de frequentie en intensiteit van overstromingen en droogte toe. Meer dan 2 miljard mensen leven in landen met waterschaarste (SDG Synthesis Report 2018 on Water and Sanitation). Naar schatting negentig procent van de natuurrampen is gerelateerd aan water en de jaarlijkse totale kosten van weer gerelateerde rampen worden geschat op 250 tot 300 miljard dollar (UNISDR, 2015). Mondiaal wordt tachtig procent van het afvalwater onvoldoende gezuiverd (UNESCO, 2017).

Bescherming van watervoorraden, efficiënt watergebruik en het verbeteren van (grensoverschrijdend) waterbeheer zijn essentieel om de beperkte watervoorraden eerlijk te verdelen tussen verschillende gebruikers, sectoren en landen. Water is essentieel voor het menselijk leven, de voedselproductie en energievoorziening. Meer waterzekerheid maakt mensen beter bestand tegen de gevolgen van klimaatverandering.

Nederland geeft via een groot aantal partners steun aan verbeterd waterbeheer. Daarbij wordt gewerkt aan onder andere wetgeving, institutionele ontwikkeling en capaciteitsontwikkeling. Ook wordt steun verleend aan het opstellen en uitvoeren van plannen voor waterbeheer. Meer dan 2,4 miljoen mensen in Azië en Afrika hebben in dit verslagjaar direct baat gehad bij door Nederland gefinancierde projecten voor verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s. Het behaalde resultaat is lager dan de streefwaarde van 3 miljoen mensen. Dit komt onder meer omdat het programma met de Wereldbank minder projecten voltooide dan verwacht, waardoor een lager aantal mensen is bereikt. In 2017 werden door Nederland in totaal 10,3 miljoen mensen bereikt. Dit aantal was dat jaar veel hoger dan gepland door het afronden van een groot project van de Asian Development Bank in China. Het is te verwachten dat de streefwaarden voor 2019 en 2020 wel zullen worden bereikt. Er zijn geen wijzigingen in beleid en uitvoering.

Voorbeelden van activiteiten die werden uitgevoerd zijn bescherming tegen overstroming, bescherming tegen droogte door aanleg van irrigatie- en drainagesystemen en bescherming van stroomgebieden. Belangrijkste uitvoerders zijn de Wereldbank en de Asian Development Bank. Ook via de bilaterale programma’s in Bangladesh, Kenia, Mozambique en Zuid-Soedan is aan dit resultaat bijgedragen. Institutionele ondersteuning verliep via organisaties als het Global Water Partnership, het Water Integrity Network en Watershed.

Indicator klimaat: Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie

Bij de aanpak van klimaatverandering neemt de overgang van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energie een centrale plaats in. De internationale rapportage over de voortgang op SDG7 (betaalbare, betrouwbare en duurzame energie voor iedereen) laat zien dat hernieuwbare energie snel opkomt in de elektriciteitsvoorziening, maar constateert nog te weinig vooruitgang in vervoer, industrie en gebouwde omgeving. Het doel van universele toegang tot energie in 2030 blijft vooralsnog buiten bereik, nu nog steeds een miljard mensen geen elektriciteit hebben en nog drie miljard mensen koken op traditionele – vervuilende – manier, met immense gevolgen voor de volksgezondheid als ongewenst neveneffect.

Nederland geeft daarom binnen het klimaatbeleid prioriteit aan investeringen in toegang tot hernieuwbare energie in lage inkomenslanden voor mensen die geen moderne energievoorziening hebben. Het doel is om in de periode 2016–2030 in het totaal 50 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie te bieden. Om dit doel te behalen hanteert het Ministerie streefwaarden die ieder jaar met 7% toenemen.

In dit verslagjaar heeft Nederland 2,6 miljoen mensen toegang geboden tot hernieuwbare energie. Het aantal mensen dat is bereikt komt hiermee cumulatief op 7,2 miljoen mensen. De bereikte resultaten zijn iets hoger dan de streefwaarden van resp. 2,5 miljoen in 2018 en 6,4 miljoen cumulatief vanaf 2016.

Het kabinet investeerde in directe toegang tot hernieuwbare energie op het niveau van huishoudens via Energising Development, het Afrika Biogas Programma, en het Access to Energy Fund van FMO. Nederland financierde programma’s van de Wereldbankgroep, zoals Lighting Africa, Scaling Solar en Energy Sector Management Assistance Programme (ESMAP), die overheden van ontwikkelingslanden ondersteunen bij hun energiebeleidsontwikkeling en -uitvoering. De marktontwikkeling voor zonnelampen en kleine zonne-energiesystemen verliep opnieuw sneller dan verwacht, waardoor de jaarresultaten hoger uitvallen dan de streefwaarde.

De resultaten geven geen aanleiding tot bijstelling van het beleid op hernieuwbare energie. Wel vraagt de 50-miljoendoelstelling om een groei van de jaarlijkse resultaten. Om deze te bereiken zal het kabinet meer gebruik gaan maken van zogenaamd resultaatafhankelijke financiering waarbij de hoogte van de bijdrage afhangt van de werkelijk behaalde resultaten. Ook zal de financiering zich meer richten op decentrale hernieuwbare-energieoplossingen in de focusregio’s (kleine zonne-energiesystemen en oplossingen voor schoon koken).

Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid

Mede dankzij door Nederland gefinancierde programma’s zijn afgelopen jaar 820 maatschappelijke organisaties versterkt in hun capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Hiermee is de streefwaarde van 200 (cumulatief) ruimschoots behaald. Dit is een sterke stijging in vergelijking met vorig jaar doordat programma’s nu uit de opstartfase zijn en meer resultaten tonen.10 Er worden nu meer lokale organisaties bereikt en ondersteund. Daarnaast wordt ook het opzetten van nieuwe organisaties en netwerken gestimuleerd om de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen een stem te geven. Behalve organisaties zijn ruim 49.000 individuele vrouwen ondersteund in het versterken van hun capaciteit. Programma’s beogen de politieke en economische zeggenschap van vrouwen te vergroten en hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw en het tegengaan van geweld tegen vrouwen (en gender gerelateerd geweld) te versterken. De resultaten van de programma’s zijn positief en laten zien dat op de vier doelen zichtbare voortgang wordt geboekt. Hieronder worden enkele concrete voorbeelden van behaalde resultaten uitgelicht.

Politieke deelname en leiderschap van vrouwen vereisen een omgeving die vrouwen en mannen gelijke kansen biedt. Nederland steunt maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor de vertegenwoordiging van vrouwen in de lokale politiek door middel van lobby, training en voorlichting. Vrouwen krijgen zo meer invloed op besluitvorming en daarmee ook op hun eigen leven. De resultaten laten zien dat ook steeds meer bestuurders (overheden, bedrijven, lokale leiders, mannen en vrouwen) dit ondersteunen. Met steun van het Leading from the South (LfS) programma is in Zimbabwe succesvol gelobbyd voor meer vrouwen in het parlement en het kabinet. In Latijns-Amerika hebben 147 vrouwen een leiderschapspositie bemachtigd in een publieke, private of maatschappelijke organisatie. Onder het Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW) programma zijn in Ghana, Rwanda, Bangladesh en Pakistan in totaal 13.577 vrouwen getraind op het gebied van leiderschap. Van deze groep rapporteerde 83% dat zij meer zelfvertrouwen hebben om deel te nemen aan lokaal bestuur en is 31% nu actief op lokaal bestuursniveau.

De economische positie van vrouwen is versterkt door te pleiten voor betere werkomstandigheden en toegang tot markten, het faciliteren van toegang tot technologie en krediet, samenwerking met private partijen en door het steunen van verenigingen, coöperaties en individuele vrouwen. In Kenia en Vietnam werden 75 door vrouwen geleide bedrijven succesvol ondersteund in het verkrijgen van markttoegang en het vergroten van hun winst.

Veel door Nederland gesteunde organisaties werken in een context van toenemend conservatisme en/of een cultuur van wijdverspreid geweld tegen vrouwen en meisjes. De meeste organisaties bieden niet alleen opvang aan slachtoffers, maar werken ook aan preventie door het geven van voorlichting en training. In Burundi heeft een netwerk van Afrikaanse lesbische vrouwen steun gekregen vanuit het FLOW-programma om LBQ-activisten uit Oost-Afrika bijeen te brengen en te trainen. Via het Nationaal Actieplan 1325 (NAP) werken door Nederland ondersteunde maatschappelijke organisaties met relevante stakeholders aan gender sensitieve vredesopbouw.

Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal aantoonbare bijdragen door publieke instanties en bedrijven aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid

De Nederlandse inspanningen voor vrouwenrechten en gendergelijkheid zijn gericht op het verbeteren van randvoorwaarden voor het vergroten van politieke en economische deelname en leiderschap voor vrouwen, het tegengaan van geweld tegen vrouwen en meisjes en het vergroten van hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw. Bijdragen aan verbeteringen in deze randvoorwaarden spelen een belangrijke rol in het realiseren van SDG5. Het kan gaan om verbeteringen in wetgeving, in waarden en normen of gedrag, in gezamenlijke actieplannen en netwerken of het beschikbaar komen van meer budget. In 201811 zijn in totaal 150 aantoonbare bijdragen geleverd aan verbeteringen in de randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid. Hiermee is de streefwaarde van 200 aantoonbare verbeteringen niet behaald.

Het bereiken van aantoonbare verbeteringen in wetgeving, waarden en normen of gedrag heeft vaak meer tijd nodig. In de praktijk wordt veel tijd besteed aan het bewustmaken, engageren en trainen van sleutelpersonen zoals beleidsmakers, lokale bestuurders en mannen en jongens. Door hen actief te betrekken kunnen duurzame veranderingen op gang worden gebracht. De verwachting is dat dit op langere termijn resulteert in meer aantoonbare bijdragen aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid. Voor ieder van de randvoorwaarden worden hieronder de resultaten toegelicht met voorbeelden.

Het vergroten van leiderschapscapaciteit en vaardigheden stimuleert participatie van vrouwen in besluitvormingsprocessen en hun rol in leiderschapsposities. Alleen op die manier kunnen vrouwen meebeslissen in het maatschappelijk leven en in de politiek. Mede dankzij Nederlandse FLOW-steun is in het noorden van Malawi sinds eind 2017 een duidelijke toename van het aantal vrouwen in leiderschapsposities. Tot voor kort was hier slechts 8% van de leiderschapsposities in handen van vrouwen.

Een sterkere economische positie en beschikking over een eigen inkomen geeft vrouwen meer invloed en gezag binnen gezin en gemeenschap. Vrouwen met werk blijken meer te investeren in gezondheid en opleiding van hun kinderen en worden minder vaak blootgesteld aan huiselijk geweld (zie UN Women over economische participatie en armoede & geweld tegen vrouwen). Door vrouwen te trainen en bedrijven, overheden, mannen en jongens bewust te maken hiervan, worden obstakels voor economische participatie van vrouwen weggenomen. In Ghana is met het FLOW-programma een pilotproject gesteund waarbij onbetaalde zorgtaken van vrouwen inzichtelijk werden gemaakt. Op basis hiervan heeft de lokale overheid besloten kinderopvang te subsidiëren waardoor vrouwen meer tijd hebben om een eigen inkomen te verwerven.

Geweld tegen vrouwen en meisjes is een probleem dat op drie niveaus moet worden aangepakt: wetgeving en beleid, regelgeving en handhaving, en in gemeenschappen en de samenleving als geheel waar normen en gebruiken dit sociale onrecht gedogen en in stand houden. Via het Nationaal Actie Plan 1325 (NAP)-programma werkt Nederland aan het vergroten van lokaal bewustzijn en het betrekken van mannen, jongens, lokale en religieuze leiders in het bestrijden van geweld tegen vrouwen. Zo zijn in Colombia 41 bestuurders getraind op het gebied van geweld tegen vrouwen en meisjes. Zij hebben nu meer kennis over de problematiek en beschikken over instrumenten om vrouwen hulp te bieden en anderen te ondersteunen in het bestrijden van geweld tegen vrouwen.

Indicator Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR): Aantal vrouwen en meisjes dat toegang heeft tot moderne anticonceptie in 69 FamilyPlanning2020 focuslanden

Het aantal meisjes en vrouwen dat toegang heeft tot moderne anticonceptie is onderdeel van één van de vier aandachtsgebieden van het Nederlandse seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) beleid. Toegang tot en gebruik van moderne anticonceptie ondersteunt de seksuele en reproductieve gezondheid van mensen en stelt mensen beter in staat te bepalen wanneer en hoeveel kinderen zij willen krijgen. Deze indicator geeft de toename aan van het aantal vrouwen en meisjes dat moderne anticonceptie gebruikt. Om de toename van het aantal meisjes en vrouwen dat toegang heeft tot moderne anticonceptie te meten hanteert het Ministerie de data van het internationale initiatief FamilyPlanning2020 (FP2020).

Het Ministerie rapporteert over 2018 met de financiële gegevens van 2016, omdat 2016 het meest recente jaar is waarvan FP2020 het overzicht van de totale uitgaven beschikbaar heeft op dit moment. Deze financiële gegevens zijn nodig om te bepalen welk aandeel Nederland heeft in de resultaten van dit internationale initiatief. De Nederlandse bijdrage aan family planning in 2016 was USD 183,1 miljoen. De totale family planning uitgaven in 2016 bedroegen USD 3,370 miljard. De Nederlandse bijdrage komt hiermee uit op 5,43% van de totale uitgaven.

Volgens FP2020 gebruiken in 2018 317 miljoen vrouwen en meisjes moderne anticonceptie, een toename van 46 miljoen ten opzichte van 2012. Op basis van de Nederlandse bijdrage van 5,43% is de Nederlandse bijdrage aan deze toename (46 miljoen x 5,43% =) 2.499.288 miljoen. Dit ligt 1.502.200 onder de streefwaarde van 4 miljoen voor 2018.

De Nederlandse bijdrage aan de toename is zeer beperkt gestegen ten opzichte van het vorige rapportagejaar, terwijl de Nederlandse financiële bijdrage met USD 17,3 miljoen is gestegen van USD 165,8 in 2015 naar USD 183,1 miljoen in 2016 en het Nederlandse aandeel in de bilaterale donorbijdragen is gestegen van 12,3% naar 15,4%. Het achterblijven van de Nederlandse bijdrage aan de toename valt te verklaren uit twee punten.

Allereerst blijft het totaal aantal extra meisjes en vrouwen met toegang tot moderne anticonceptie achter. FP2020 rapporteert jaarlijks over de voortgang. Daarbij wordt de doelstelling van 120 miljoen extra meisjes en vrouwen met toegang tot moderne anticonceptie in 2020 gehanteerd. De realisatie tot nu toe van 46 miljoen blijft achter op de benodigde trend om de doelstelling te behalen; er is een reële mogelijkheid dat in 2020 slechts de helft is gerealiseerd. Verklaringen voor het achterblijven van deze mondiale realisatie kunnen worden gezocht in de toegankelijkheid van distributiepunten waar moderne anticonceptie kan worden verkregen, het slecht functioneren van distributiekanalen in het land en nationaal beleid dat toegang tot moderne anticonceptie lastig maakt.

De streefwaarden voor deze indicator zijn vastgesteld op basis van een Nederlandse bijdrage van 5% aan de trend die nodig is om de 120 miljoen te behalen. Door het achterblijven van het totale aantal extra vrouwen en meisjes met toegang tot moderne anticonceptie valt ook de Nederlandse bijdrage lager uit dan de streefwaarde. Het achterblijven van deze trend geeft een signaal dat we gezamenlijk, mede in partnerschap met UNFPA, moeten kijken naar alternatieve, meer innovatieve, manieren om vrouwen en meisjes toegang te geven tot moderne anticonceptie.

Daarnaast verbetert FP2020 continu de methodiek waarmee een inschatting wordt gemaakt van de totale uitgaven aan anticonceptie. Door toevoeging van nieuwe informatiebronnen en betere cijfers over de eigen investeringen van nationale overheden ontstaat een beter totaalbeeld van de totale uitgaven aan anticonceptie. Door deze verandering van methodiek geeft een vergelijking van de score op de indicator «toegang tot moderne anticonceptie» met voorgaande jaren een vertekend beeld. Zo was de Nederlandse relatieve bijdrage vorig jaar, mede vanwege de hoogte van de totale uitgaven 6,32%, terwijl deze dit jaar weer dichterbij het uitgangspunt van 5% ligt, namelijk op 5,43%.

Indicator Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR): Tevredenheid van de SRGR-partners over de mate waarin barrières in SRGR voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen zijn afgenomen in hun focuslanden

Op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten is, vanuit het perspectief van universele mensenrechten, specifieke aandacht noodzakelijk voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen, zoals jongeren, meisjes die als kind zijn getrouwd, vrouwen die een abortus hebben, drugsgebruikers, seks werkers en mannen die seks hebben met mannen. Het ontbreken van rechten en dienstverlening dan wel de onmogelijkheid hier een beroep op te doen heeft voor deze groepen een onevenredig negatieve invloed op duurzame ontwikkelingsdoelstellingen ten aanzien van gendergelijkheid, moedersterfte en HIV/AIDS.

Om inzicht te krijgen in de mate waarin barrières voor de genoemde doelgroepen zijn weggenomen is in juli 2017 voor het eerst een online enquête ingevuld door de SRGR-partnerschappen. De enquête is in oktober 2018 herhaald.

In de enquête wordt vertegenwoordigers van door Nederland gesteunde partnerschappen in verschillende landen van uitvoering gevraagd in welke mate zij tevreden zijn over de afname van SRGR-gerelateerde barrières in hun land. Daarbij wordt specifiek ingegaan op barrières gerelateerd aan beleid/wetgeving, cultuur, toegang tot dienstverlening en kennis/bewustzijn bij de doelgroep.

Uit de enquête blijkt dat respondenten in 53% van de landen van uitvoering tevreden zijn over de vooruitgang in hun land. Dit percentage ligt hoger dan het percentage in 2017 (34,6%), maar nog altijd onder de streefwaarde van 80% in 2020. Uit de antwoorden blijkt dat de toename grotendeels kan worden toegeschreven aan het feit dat de partnerschappen geleidelijk betere relaties hebben kunnen opbouwen met overheden, lokale gemeenschappen en gelijkgezinde organisaties. Ook Nederland heeft hier een belangrijke rol in gespeeld. In een aantal landen is door de partnerschappen gesignaleerde misstanden op het gebied van seksuele en reproductieve rechten door het postennetwerk op diplomatiek niveau aan de orde gesteld. Deze vorm van afstemming en dialoog tussen Nederland en de partnerschappen zal in het komende jaar verder worden versterkt.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot rechtspraak via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslechten

Het ontbreken van formele of informele rechtssystemen waar burgers met hun grieven terecht kunnen werkt onveiligheid en conflict in de hand. Toegang tot effectieve en als legitiem ervaren rechtspleging maakt vreedzame oplossing van geschillen mogelijk en vermindert de kans dat conflicten op gewelddadige wijze geslecht worden. Rechtszekerheid bevordert het investeren in ontwikkeling en ondernemerschap. Een functionerende justitieketen en effectieve, voorspelbare en transparante justitiële organen zijn belangrijke voorwaarden voor duurzame ontwikkeling. Om de legitimiteit van het rechtsstelsel in de ogen van de burger te versterken, moeten de wensen en noden van de burger een centrale plaats innemen. De meeste juridische behoeften hebben te maken met strafrecht, landrechten, geschillen binnen de familie of met buren, of geschillen over werk. Voor legitieme stabiliteit is nodig dat zowel burgers als machtshouders onderworpen zijn aan de wet, en dat de rechterlijke macht onafhankelijk is.

Nederland is zeer actief in het bevorderen van SDG 16.3 (access to justice) binnen de internationale beleidsagenda. Nederland is co-voorzitter van de innovatieve «Pathfinders for SDG16 + Alliance»: een diverse groep landen die gezamenlijk impuls geven aan SDG16-implementatie, met als prioriteit uitbreiding van toegang tot recht, in aanloop naar het High Level Political Forum in 2019 en in de periode daarna. Nederland zet ook in op innovatieve oplossingen: een voorbeeld is het M-haki initiatief van het Kituo Cha Sheria (Legal Aid Center) waardoor Kenianen juridisch advies kunnen aanvragen via een website (www.m-haki.co.ke). Ook organiseert de partnerorganisatie HiiL jaarlijks een Innovatie Forum om innovaties in toegang tot recht te identificeren en op te schalen.

Het totale aantal mensen dat in de verslagperiode toegang tot recht heeft verkregen bedroeg 136.912. De resultaten komen voor een groot deel voort uit het UNDP Global Programme on Security and Rule of Law, dat in meerdere landen wordt uitgevoerd. Andere substantiële bijdragen komen uit programma’s in Ethiopië, Kenia, Mali, de Palestijnse Gebieden, Oeganda en Rwanda. De programma’s zijn gericht op het verbeteren van de kwaliteit en toegang van rechtssystemen. Hiermee wordt mensen concrete oplossingen geboden voor hun dagelijkse conflicten en geschillen. Veel programma’s richten zich op gemarginaliseerde groepen, ook in het kader van opvang in de regio: in Jordanië heeft UNDP twee nieuwe rechtswinkels voor Syrische vluchtelingen opgericht samen met een lokale ngo, het Princess Taghrid Institute. Meer dan 1.300 mensen kregen daar juridisch advies over familie, werk en huur-gerelateerde geschillen.

De doelstelling van ten minste 50% vrouwen is ook dit jaar niet gehaald: een totaal van 42.939 vrouwen is dit jaar bereikt. Ten opzichte van het totaal aantal bereikte personen was dit 32% tegenover 38% in het vorige verslagjaar. Dit komt onder andere omdat sommige resultaten nog niet uitgesplitst kunnen worden naar mannen/vrouwen. Dit is met name het geval bij programma’s die door overheidsinstellingen worden uitgevoerd (bijvoorbeeld in Kenia en Rwanda) en deze cijfers niet bijhouden. In veel fragiele staten blijft toegang tot recht voor vrouwen een uitdaging. Zelfs met positieve initiatieven, zoals betere wetgeving en meer vrouwen in machtsposities (waaronder parlementariërs en rechters), zal het nog veel extra inspanning vergen voordat vrouwen daadwerkelijk gelijke toegang hebben tot recht als mannen.

Het aantal mensen dat is bereikt is weliswaar hoger dan de streefwaarde voor 2018 (100.000), maar lager dan het aantal dat vorig verslagjaar gerapporteerd werd (147.000). Dit is deels te verklaren door het feit dat rekenmethodes verder zijn aangescherpt met behulp van de methodologische notitie voor de indicator en een herberekening van de resultaten behaald door partnerorganisatie UNDP. Daarnaast zijn in Burundi enkele activiteiten vanwege de politieke situatie niet uitgevoerd. Volgend jaar gaan er nieuwe programma’s van start die aan deze indicator zullen bijdragen.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal m2 land dat is ontmijnd

Het overkoepelende doel van het Nederlandse ontmijningsbeleid is om de fysieke en geestelijke veiligheid van burgers (Human Security) in fragiele en instabiele staten te verbeteren door het aanpakken van de grondoorzaken van instabiliteit. Dit sluit aan bij SDG 16.1 (Significantly reduce all forms of violence and related death rates everywhere). Nederland is de achtste donor wereldwijd en zet zich actief in om de internationaal erkende doelstelling van een «mijnvrije wereld in 2025» te behalen. In 2017 waren 87% van de mijn-gerelateerde slachtoffers burgers. Van deze burgerslachtoffers was 47% kind. Humanitaire ontmijning draagt bij aan het vergroten van het gevoel van veiligheid van burgers. Het neemt fysieke risico’s weg en vermindert het aantal slachtoffers als gevolg van landmijnen en explosieve oorlogsresten. Humanitaire ontmijning is daarmee een voorwaarde voor veilige terugkeer van ontheemden en voor de start van sociaaleconomische wederopbouwactiviteiten na conflict. Ontmijning van gebieden met kritieke infrastructuur verbetert bovendien de toegang tot basisvoorzieningen en vergroot de veilige toegang voor humanitaire hulporganisaties en vredesmissies.

Wereldwijd is er met behulp van Nederlandse financiële bijdragen ruim 15 miljoen m2 ontmijnd door de drie ngo-partners binnen het meerjarige Mine Action and Cluster Munitions (MACM) Tenderprogramma 2016–2020, de United Nations Mine Action Service (UNMAS), en een in Jemen gefinancierd project van UNDP. Dit resultaat overtreft de streefwaarde (7 miljoen m2) met 117 procent. Voor alle activiteiten waar streefwaarden waren gesteld zijn deze door partners behaald en overtroffen. Streefwaarden stellen binnen ontmijningsprogramma's is niet altijd mogelijk, omdat pas na veldonderzoek de precieze omvang van zgn. contaminatie blijkt. Ruimingsplannen en streefwaarden worden dan pas vastgesteld en moeten soms later worden bijgesteld, indien ruiming eenvoudiger of complexer blijkt dan voorzien. UNMAS stelt bovendien geen ruimingsstreefwaarden, omdat UNMAS werkt op basis van VN-mandaten en op uitnodiging van getroffen staten. De door gestelde streefwaarden zijn dan ook een raming op basis van beschikbare informatie in combinatie met een trendanalyse van voorgaande jaren. De streefwaarde blijkt voor 2020 te bescheiden te zijn geweest, maar blijft voorlopig staan ter referentie.

Ondanks een toename van het resultaat behaald door de ngo-partners is het totaal aantal m2 ontmijnd, 17% lager dan de 18 miljoen m2 vorig jaar. Waar UNMAS toen een onverwachte uitschieter rapporteerde, voornamelijk als gevolg van de uitbreiding van het programma in Irak, zijn haar ruimingsresultaten sindsdien meer in lijn met voorgaande jaren.

De begrotingsindicator moet niet op zichzelf worden gezien. Het gaat uiteindelijk om het (verbeterde) veiligheidsgevoel van mensen. Uit post-impact onderzoeken blijkt dat gemiddeld 91% van de ondervraagde mensen in Libië, Syrië, Kosovo, Colombia, Libanon en Zuid-Soedan zich veiliger voelt als gevolg van ontmijning en risicovoorlichting geïmplementeerd binnen het MACM-programma. In totaal hebben 375.878 vrouwen, mannen en met name kinderen (waaronder veel vluchtelingen en ontheemden) voorlichting gekregen over de risico’s van mijnen en explosieven en hoe hier zo veilig mogelijk mee om te gaan en hebben 582 slachtoffers (medische) hulp ontvangen. Tevens hebben 920.928 mensen direct baat bij de verminderde dreiging in hun omgeving als gevolg van ontmijningswerkzaamheden. Dankzij het MACM-programma wordt bijvoorbeeld 5,2 miljoen m2van het vrijgegeven grondgebied inmiddels weer gebruikt door lokale gemeenschappen voor landbouw en het houden van vee en ruim 1,5 miljoen m2 als woongebied en voor de wederopbouw van kritieke (sociale) infrastructuur, waaronder scholen en ziekenhuizen. Naast een vergroot gevoel van veiligheid levert humanitaire ontmijning hiermee een zichtbare bijdrage aan de sociaaleconomische levensomstandigheden van kwetsbare gemeenschappen. Met een sterke focus op gender en lokale capaciteitsopbouw worden mannen en vrouwen uit getroffen gebieden geworven en getraind om ontmijningswerkzaamheden uit te voeren. Dit biedt niet alleen een inkomstenbron, maar verankert bovendien de duurzaamheid van de Nederlandse inzet.

Nieuwe indicatoren per begroting 2019

De Theories of Change en de methodologische notities behorende bij de onderstaande aanvullende indicatoren voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zijn te vinden op dezelfde plek als die voor de reeds bestaande indicatoren.

Voor de twee nieuwe indicatoren voor «Opvang en bescherming in de regio» zijn (nog) geen referentiewaarden en streefwaarden vastgesteld. Voor het bepalen van het nut en het eventueel formuleren van deze waarden is een zorgvuldige consultatie met diverse partners nodig. De uitkomst hiervan zal in de memorie van toelichting bij de BHOS-begroting 2020 worden opgenomen. Desalniettemin zal hieronder ingegaan worden op enkele resultaten die dit verslagjaar zijn behaald op de twee indicatoren.

Indicatoren voor opvang en bescherming in de regio

Zoals beschreven in de Kamerbrief Focusregio’s en andere Nota-onderwerpen (d.d. 13 november 2018) zijn onder artikel 4 van de BHOS-begroting voor 2019, in overleg met de Kamer, twee resultaatindicatoren toegevoegd voor het resultaatgebied «Opvang en bescherming in de regio».

Indicator Veiligheid & Rechtsorde (opvang en bescherming in de regio): Het aantal mensen dat formeel/informeel onderwijs en trainingen volgt

Deze indicator geeft inzicht in het aantal mensen dat, door middel van Nederlandse financiering, toegang tot onderwijs heeft verkregen. De indicator dekt alle soorten onderwijs: naast regulier onderwijs bijvoorbeeld ook naschoolse activiteiten, drop-out classes, catch-up classes, life skills trainingen, vakopleidingen en tertiair onderwijs.

Onderwijs en training zorgen voor perspectief en vormen een belangrijke prioriteit van de Nederlandse inspanningen op het gebied van opvang en bescherming in de regio. Met behulp van de intensiveringsmiddelen zijn in 2018 onderwijsprogramma’s met UNICEF ontwikkeld in acht landen in de Syrië-regio en de Hoorn van Afrika. Hierdoor krijgen in het jaar 2018–2019 minstens 275.000 kinderen toegang tot onderwijs en training. De focus verschilt per land en is afhankelijk van de behoeften en inspanningen van andere donoren. Zo is in Libanon en Jordanië extra financiële ondersteuning ten behoeve van transportkosten en leermiddelen beschikbaar gesteld. Nederlandse steun draagt specifiek bij aan het wegnemen van obstakels voor meisjes om naar school te gaan. In de Hoorn van Afrika wordt hiertoe ingezet op voldoende en gescheiden WASH-faciliteiten (inclusief onderhoud) en krijgen meisjes maandverband.

Specifiek voor jongeren in Libanon zijn de zogenaamde UNICEF Innovation Labs opgericht met Nederlandse steun. In het kader van dit programma volgden 4.255 jongeren trainingen in sociaal ondernemerschap en niet-formeel beroepsonderwijs, waaronder digitale vaardigheden. Daarnaast zijn 325 bedrijfjes/ZZP’ers ondersteund met een klein startkapitaal.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde (opvang en bescherming in de regio): Het aantal mensen dat wordt ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten genererende activiteiten

Deze indicator sluit aan bij de internationale indicator voor werkgelegenheid (het aantal direct ondersteunde banen) die onder artikel 1 van de BHOS-begroting wordt gebruikt. De nieuwe indicator omvat echter ook inkomsten genererende activiteiten zoals het opzetten van een eigen onderneming en werk in de informele sector.

Naast onderwijs is werkgelegenheid essentieel voor het vergroten van perspectief en zelfredzaamheid van vluchtelingen. Dit is een terrein waar nog relatief weinig bekend is over wat goed en wat minder goed werkt. Naast bijdragen aan grootschalige programma’s van bijvoorbeeld de Wereldbank en ILO, is Nederland een aantal innovatieve programma’s gestart die bij moeten dragen aan de kennisontwikkeling op het gebied van effectiviteit van interventies. Zo heeft een vraaggericht coaching- en job-matchingprogramma van de Nederlandse organisatie United Work, dat Syrische vluchtelingen koppelt aan openstaande vacatures, 806 vluchtelingen aan werk geholpen. Arbeidsbemiddeling in Jordanië heeft 5.000 werkzoekenden (vluchtelingen en Jordaniërs) aan een baan geholpen. In Jordanië leverde een samenwerkingsverband van ECO-Consult, Universiteit van Wageningen, HollandDoor en Bureau Leeters werkgelegenheid op in de landbouwsector door het introduceren van innovatieve en waterbesparende technieken die passen bij het klimaat en de landbouwpraktijken in de regio. In Kenia financiert Nederland een project van de Norwegian Refugee Council en het International Trade Center dat Somalische vluchtelingen in het Dadaab vluchtelingenkamp traint in o.a. boekhouden en administratie. Vluchtelingen kunnen op een online freelance platform deze vaardigheden aanbieden en zo opdrachten van internationale bedrijven krijgen. Via dit innovatieve model hebben tot nu toe 83 vluchtelingen succesvol een training volbracht waarvan de eersten inmiddels op dit online platform opdrachten, en daarmee inkomsten, van internationale bedrijven hebben binnengehaald.

Indicator Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie, bevorderen van internationaal ondernemerschap: (a) het aantal bij internationalisering ondersteunde mkb-ondernemingen, dat in de op de beleidsinterventie volgende 3 jaren meer heeft geëxporteerd naar de doelmarkt en (b) De cumulatieve exporttoename van de betreffende bedrijven in deze drie jaren.

Nederland is voor circa eenderde van zijn inkomen en werkgelegenheid afhankelijk van de export van goederen en diensten. Op macroniveau draagt internationaal ondernemerschap bij aan hogere economische groei, dynamiek en bestaat er een positieve relatie tussen internationaal ondernemerschap en innovatie (Beleidsdoorlichting Internationaal Ondernemen, EIM, 2009:37–38). Op bedrijfsniveau geldt dat Nederlandse exporterende bedrijven gemiddeld genomen beter presteren dan niet-exporteurs, tenminste naar winstomvang (CBS Internationaliseringsmonitor, 2018-IV:21–25). Overheidsondersteuning valt samen met een toename van het aantal exporteurs (CBS Internationaliseringsmonitor, 2018-IV:21–25). De stap naar het buitenland brengt de werkgelegenheid van startende exporteurs structureel naar een hoger niveau (CBS Internationaliseringsmonitor, 2018-II:25,53). In de praktijk is het zo dat vooral het midden- en kleinbedrijf (mkb) en startups die ondersteuning van de overheid nodig hebben. Tegelijkertijd maken zij er nog relatief weinig gebruik van (CBS Internationaliseringsmonitor, 2018-III:40–41). Daarom richt het handelsbevorderingsbeleid zich onder meer specifiek op het internationaliseren van het mkb en startups.

In het referentiejaar 2014 is vanuit het handelsbevorderingsinstrumentarium12 871 keer een mkb-ondernemer door de overheid ondersteund op een specifieke doelmarkt. Dit ging in 216 gevallen gepaard met een toename van de export van die onderneming naar de doelmarkt. Deze cumulatieve exporttoename bedroeg over de jaren 2015–2017 EUR 247,1 miljoen. Hierbij is door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de betreffende bilaterale export van een onderneming over de jaren 2015–2017 vergeleken met de hoogte van diens export naar de doelmarkt in de twee jaren voor de interventie (2012–2013).

Deze indicator betreft een nieuwe indicator die vanaf 2019 deel uitmaakt van de BHOS-begroting. De Theory of Change en Methodologiebeschrijving zijn te vinden op de website van de rijksoverheid.

Indicator Duurzaam handels- en investeringssysteem incl. MVO, bevorderen van MVO onder het Nederlands bedrijfsleven: het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten.

Het bedrijfsleven is een onmisbare partner voor het realiseren van mondiale duurzame ontwikkeling. Bedrijven kunnen met investeringen en innovatieve oplossingen bijdragen aan het behalen van de SDGs. Voor Nederlandse bedrijven bieden de SDGs volop kansen. Hierbij is maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) een basisvoorwaarde. De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen), vormen het normenkader voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). De Nederlandse Staat heeft zich gecommitteerd aan het naleven van de OESO-richtlijnen, maar de bedrijven moeten het doen. De Nederlandse overheid stimuleert IMVO en ketenverduurzaming.

Het kabinet heeft de doelstelling geformuleerd dat 90% van de grote bedrijven in Nederland in 2023 de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten. In het basisjaar 2017 (nulmeting) ligt dit percentage op 30%.

8

Deze streefwaarden zijn een ruwe schatting, door de relatieve internationale draagkracht van Nederland te vertalen naar een evenredige bijdrage aan de oplossing van de betreffende mondiale problematiek.

9

Het verschil ten opzichte van de streefwaarde is grotendeels toe te schrijven aan verbetering van de resultaatmeting- en rapportage. Hierdoor is een completer beeld ontstaan van de resultaten van ambassade- en RVO programma’s. Daarnaast zijn de resultaten van het UNICEF-WCARO programma hoger dan verwacht. Dit geldt ook voor de indicator met betrekking tot toegang tot verbeterde sanitatie.

10

Er is dit jaar niet alleen naar maatschappelijke organisaties gekeken, maar ook naar ondersteunde vrouwen en netwerken van vrouwen en activisten. Een aantal organisaties rapporteert het aantal mensen (of specifiek vrouwen) dat is getraind en een organisatie vertegenwoordigen. Mogelijk zijn hierdoor organisaties dubbel geteld.

11

Het kan gaan om verbeteringen op nationaal niveau als aanname van een wet tegen huiselijk geweld tot verbeteringen op lokaal niveau door dialoog hierover op gang te brengen binnen huishoudens en lokale gemeenschap. Resultaten als het aantal getrainde personen zijn niet in deze cijfers opgenomen, wel in de beschrijving van de voorbeelden van resultaten.

12

De indicator heeft enkel betrekking op de instrumenten: Demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringvoorbereiding (DHI), Partners international business (PIB), Starters international business (SIB), Zakenpartnerscan (ZPS) en Missie in opdracht o.l.v. een bewindspersoon of hoge ambtenaar, oftewel economische missies.

Licence