Base description which applies to whole site

Artikel 12 Kasbeheer

Optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor het beheer van publieke middelen en de bijbehorende geldstromen. Het doel is dat publieke middelen doelmatig worden beheerd en financiële risico’s worden voorkomen. De wettelijke basis voor deze uitvoerende rol is geregeld in de CW 201681, nader uitgewerkt in de Regeling schatkistbankieren RWT’s en andere rechtspersonen (voor RWT’s)82, de Wet financiering decentrale overheden83 (voor decentrale overheden), de Wet financiering sociale verzekeringen84 en de Zorgverzekeringswet85 (voor sociale fondsen) en de Regeling Agentschappen86 (voor agentschappen).

Het kasbeheer is onder te verdelen in het schatkistbankieren en het betalingsverkeer van de rijksoverheid.

Bij schatkistbankieren heeft de Minister van Financiën een beleidsmatige en uitvoerende rol. De uitvoering van het schatkistbankieren is belegd bij het Agentschap van de Generale Thesaurie. Schatkistbankieren houdt in dat instellingen hun liquide (overtollige) publieke middelen aanhouden bij het Ministerie van Financiën (de schatkist). De publieke middelen verlaten de schatkist niet eerder dan noodzakelijk voor de uitvoering van de publieke taak. Daarnaast kunnen onder voorwaarden sommige categorieën deelnemers aan schatkistbankieren ook leningen afsluiten.

Het schatkistbankieren heeft drie doelstellingen: reductie van de EMU-schuld, risicoreductie en doelmatig kasbeheer. Door alle overtollige middelen binnen de overheid te concentreren bij het ministerie van Financiën vermindert de leenbehoefte van de overheid als geheel. Deze lagere leenbehoefte zorgt voor een lagere EMU-schuld. Zo heeft het schatkistbankieren in 2019 de EMU-schuld met € 30,7 miljard verlaagd. Het risico dat deelnemers lopen met hun overtollige middelen is kleiner doordat er minder geld bij externe partijen in beheer is. Het kasbeheer is doelmatiger doordat, over de gehele collectieve sector bezien, deelnemers met een leenfaciliteit besparen op hun rentekosten omdat het ministerie van Financiën tegen lagere rentetarieven uitleent dan commerciële partijen.

Het betalingsverkeer van het Rijk wordt door commerciële banken uitgevoerd. Periodiek wordt hiertoe het betalingsverkeer, dat verdeeld is over percelen, aanbesteed. Het Ministerie van Financiën coördineert deze aanbestedingen. Door de aanbesteding worden banken geprikkeld om hun diensten tegen een zo gunstig mogelijke prijs-kwaliteitverhouding aan te bieden.

De doelstelling van het betalingsverkeer is het waarborgen en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening en het bewaken van de kosten hiervan.

In 2019 is de afgeronde beleidsdoorlichting87 van artikel 12, inclusief kabinetsreactie naar de Tweede Kamer verstuurd. De beleidsdoorlichting is gecombineerd met de evaluatie van de wijziging wet Financiering decentrale overheden die op 11 december 2013 is gewijzigd. Sinds deze wijziging zijn decentrale overheden verplicht om te schatkistbankieren.

Uit de beleidsdoorlichting over de periode 2014-2017 blijkt dat de uitvoering van het schatkistbankieren heeft bijgedragen aan het behalen van de doelstellingen. Geconstateerd wordt dat schatkistbankieren voor individuele deelnemers (voor decentrale overheden in het bijzonder) ook nadelen kan hebben. Zo hebben zij niet langer de mogelijkheid om een eigen beleid te voeren met betrekking tot het uitzetten van overtollige middelen. Daarbij wordt in de praktijk een lager rendement behaald op overtollige middelen, waar een lager risico tegenover staat. In de kabinetsreactie weegt het kabinet de positieve effecten van de verplichting tot schatkistbankieren voor Nederland als geheel zwaarder dan de nadelen die schatkistbankieren kan hebben voor individuele decentrale overheden. Vanuit het belang van de burger besluit het kabinet daarom dat de verplichting voor decentrale overheden om hun overtollige middelen aan te houden in de schatkist gehandhaafd blijft. Tegelijkertijd wordt erkend dat met name decentrale overheden die structureel rood staan en slechts incidenteel overtollige middelen hebben met hogere administratieve lasten te maken hebben dan gewenst is. Met een eventuele verhoging dan wel een andere berekening van het drempelbedrag denkt het kabinet aan deze bezwaren tegemoet te kunnen komen. Hierover is overleg gaande met de decentrale overheden.

Ook verdere digitalisering van de processen rondom schatkistbankieren zal bijdragen aan lagere administratieve lasten. Hiertoe is in 2019 is een aanbesteding gedaan om een nieuw systeem (workflowmanagementsysteem) voor het schatkistbankieren te implementeren. Dit nieuwe systeem is bedoeld om de operationele processen van schatkistbankieren te vereenvoudigen en efficiënter te maken. Deze aanbesteding heeft echter niet geleid tot de juiste aanbiedingen, waardoor besloten is een nieuwe aanbestedingsprocedure te starten. Deze zal naar verwachting in 2020 worden afgerond.

De Tweede Kamer is in 2019 geïnformeerd88 dat het Ministerie van Financiën het toevoegen van de ernstige beroepsfout als facultatieve uitsluitingsgrond bij toekomstige aanbestedingen betalingsverkeer verwerkt. Dit wordt meegenomen in de lopende aanbestedingsprocedures voor het betalingsverkeer die in 2019 zijn opgestart (aanbestedingen creditcards, betalingsverkeer Rijk en e-betalen).

Tabel 38 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 12 Kasbeheer (bedragen x € 1 mln.)1
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

        

Verplichtingen

6.206

1.509

1.553

2.951

1.384

1.532

‒ 148

        

Uitgaven

6.206

1.509

1.553

2.951

1.384

1.532

‒ 148

        

Rente

60

38

29

31

28

32

‒ 4

Rentelasten

60

38

29

31

28

32

‒ 4

Uitgaven bij voortijdige beëindiging (hoofdsom)

0

0

0

0

0

0

0

        

Leningen

6.146

1.350

1.523

2.213

1.312

1.500

‒ 188

Verstrekte leningen

6.146

1.350

1.523

2.213

1.312

1.500

‒ 188

        

Mutaties in rekening-courant en depositio's

0

120

0

708

45

0

45

Agentschappen

0

120

0

0

45

0

45

RWT's en derden

0

0

0

0

0

0

0

Sociale fondsen

0

0

0

0

0

0

0

Decentrale Overheden

0

0

0

708

0

0

0

        

Ontvangsten

11.616

8.657

6.063

10.747

10.915

9.494

1.421

        

Rente

340

177

146

120

110

107

3

Rentebaten

236

174

141

118

109

107

2

Ontvangsten bij voortijdige beëindiging

105

3

4

2

1

0

1

        

Leningen

5.907

1.660

1.886

2.126

992

947

45

Ontvangen aflossingen

5.907

1.660

1.886

2.126

992

947

45

        

Mutaties in rekening-courant en depositio's

5.368

6.820

4.031

8.501

9.813

8.440

1.373

Agentschappen

114

0

47

209

0

0

0

RWT's en derden

296

137

805

2.015

1.293

0

1.293

Sociale fondsen

3.687

5.803

2.766

6.277

7.028

7.340

‒ 312

Decentrale Overheden

1.271

880

413

0

1.492

1.100

392

1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

Het ministerie van Financiën is de uitvoerder van schatkistbankieren en beheert de aangehouden (liquide) middelen en de leningen. Het ministerie heeft geen zicht op de beweegredenen van instellingen om leningen aan te gaan of meer of minder middelen aan te houden op rekeningen-courant en/of deposito’s en rapporteert alleen over de totale omvang ervan per deelnemersgroep.

Verplichtingen en uitgaven

Leningen (- € 188 mln.)

Het bedrag aan verstrekte leningen is in 2019 € 188 mln. lager dan in de begroting werd geraamd. De leningen verstrekt aan de agentschappen zijn € 290 mln. lager uitgevallen dan begroot. De leningen verstrekt aan RWT’s zijn € 102 mln. hoger uitgevallen dan begroot.

Mutaties in rekening-courant en deposito (+ € 45 mln.)

Alle deelnemers aan het schatkistbankieren hebben één of meerdere rekeningen-courant waarop zij tegoeden aanhouden. Een daling van het saldo van de rekening-courant en deposito’s betekent een uitstroom van geld en is daarom een uitgave voor de Staat. Een stijging van het saldo leidt tot een ontvangst. In 2019 is het saldo van de rekening-courant van de agentschappen met € 45 mln. afgenomen.

De mutaties van de RWT’s en derden, de sociale fondsen en de decentrale overheden staan aan de ontvangstenkant en zijn in totaal € 1.372 mln. hoger dan geraamd. Dit wordt vooral veroorzaakt door een hoger dan verwachte toename van het rekening-courant saldo van de RWT’s en derden, die € 1.293 mln. hoger is dan in de begroting geraamd. De toename van de rekening-courantstanden van de sociale fondsen is € 312 mln. lager dan geraamd. De toename van het rekening-courantsaldo van de decentrale overheden is € 392 mln. hoger dan in de begroting geraamd.

Ontvangsten

Leningen (+ € 45 mln.)

In 2019 is er voor € 45 mln. meer aan leningen afgelost dan in de begroting werd geraamd. Dit komt met name omdat deelnemers de mogelijkheid hebben om hun leningen (deels) vervroegd af te lossen, bijvoorbeeld bij verkoop van de activa waarvoor was geleend. In 2019 is door zowel agentschappen als RWT’s in beperkte mate gebruik gemaakt van de mogelijkheid om leningen vervroegd af te lossen.

Mutaties in rekening-courant en deposito’s ( + € 1.372 mln.)

De toelichting op deze post bevindt zich hierboven aan de uitgavenzijde.

87

Tweede Kamer, vergaderjaar 2018-2019, 31935, nr. 53.

88

Tweede Kamer, vergaderjaar 2018-2019, 26485, nr. 305.

Licence