Base description which applies to whole site

6.1 Uitzonderingsrapportage

a. Rechtmatigheid

Op basis van de beschikbare informatie bevatten:

  • de departementale verantwoordingsstaten over 2020 met de toelichtingen daarbij en

  • de departementale saldibalansen per 31 december 2020 met de toelichtingen daarbij geen zodanige onrechtmatigheden en/of onzekerheden, dat deze op grond van de rapporteringstoleranties of vanwege in het bijzonder te signaleren risico’s vermeld dienen te worden, behoudens het onderstaande.

Tabel 51 Overzicht overschrijdingen rapporteringstoleranties fouten en onzekerheden ministerie van Financiën (bedragen x € 1.000)

Rapporterings-tolerantie

Verantwoord bedrag

Rapporterings-tolerantie voor fouten en onzekerheden

Bedrag aan fouten

Bedrag aan onzekerheden

Bedrag aan fouten en onzekerheden

Waarvan bedrag aan fouten en onzekerheden gerelateerd aan noodmaatregelen

Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag

Waarvan percentage aan fouten en onzekerheden gerelateerd aan noodmaatregelen t.o.v. verantwoord bedrag

Artikel 1 verplichting

3.953.755

197.688

568.867

68.733

637.600

0

16,1%

0%

a.1 Toelichting op de tabel

Verplichtingen artikel 1

Het bedrag aan fouten en onzekerheden op artikel 1 wordt met name verklaard door de verplichting in het kader van de compensatieregeling voor toeslagen. Hieronder worden de belangrijkste bestanddelen van dit bedrag nader toegelicht.

Compensatieregeling voor toeslagen (€ 457,1 mln.)

De Staatssecretaris van Financiën heeft na de kabinetsbijeenkomst in het Catshuis op 22 december 2020 uitgesproken dat aan alle gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire een aanbod voor compensatie wordt gedaan ter grootte van € 30.000. Deze boodschap is breed gecommuniceerd in de media, onder meer in nieuws- en persberichten en twitter- en videoboodschappen. Ook is op 22 december 2020 - na de toezegging van de Staatssecretaris - een Kamerbrief106 verstuurd, waarin dit aanbod is opgenomen als een van de maatregelen die eraan moeten bijdragen dat gedupeerden sneller recht wordt gedaan.

Naar aanleiding van de controle van de jaarrekening 2020 is geconcludeerd dat met het aanbod voor compensatie op 22 december 2020 een financiële verplichting aan een derde tot stand is gekomen tussen de Staat en de gedupeerden. Het aanbod is qua timing (na stemming over de tweede suppletoire begroting) en inhoud van bijzondere aard. Gezien de daaruit voortvloeiende publieke communicatie is het aanbod conform artikel 2.14, lid 2 van de Comptabiliteitswet 2016 met een bedrag van € 457,1 mln. in 2020 verantwoord. Gelijktijdig ontstaat daarmee een comptabele onrechtmatigheid: hoewel de forfaitaire uitbetaling van € 30.000 aan de gedupeerden mogelijk zal worden gemaakt via een ministeriële regeling en een wetsaanpassing in 2021, waren ten tijde van de bekendmaking de beide Kamers der Staten-Generaal nog niet geïnformeerd over dit nieuwe beleid. Artikel 2.27, lid 2 van de Comptabiliteitswet 2016 schrijft namelijk voor dat - indien er sprake is van nieuw beleid - dit niet in uitvoering mag worden genomen zolang de begrotingsstaat niet tot wet verheven is, tenzij uitstel van de uitvoering niet in belang is van het Rijk en beide Kamers daarover geïnformeerd zijn. Aan deze laatste voorwaarde is niet voldaan. Bij goedkeuring van de slotwet 2020 door beide Kamers zal wel de begrotingsonrechtmatigheid achteraf worden opgeheven.

Overige categorieën (€ 180,5 mln.)

Het bedrag aan fouten bedraagt € 111,8 mln. Het merendeel hiervan is toe te wijzen aan de afname van de Belastingdienst op rijksbrede raamovereenkomsten. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is categoriemanager op een aantal Rijksbrede raamovereenkomsten. Het ministerie van IenW heeft het ministerie van Financiën geïnformeerd over het feit dat een viertal rijksbrede overbruggingscontracten (Interimmanagement en organisatieadvies, Inkoopadvies, Auditdiensten en Financiële adviesdiensten) als «onrechtmatig» moeten worden beschouwd. IenW heeft dit toegelicht in de bedrijfsvoeringsparagraaf van zijn jaarverslag. Als gevolg daarvan worden de verplichtingen die op deze nadere overeenkomsten onder deze overbruggingsovereenkomsten worden aangegaan als onrechtmatig bestempeld. Het ministerie van IenW verwacht in het derde kwartaal van 2021 te kunnen voorzien in rechtmatig aanbestede rijksbrede raamovereenkomsten. Het bedrag aan onzekerheden bedraagt € 68,7 mln. Dit betreft met name tekortkomingen bij het documenteren van bestellingen.

b. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Op basis van de beschikbare informatie zijn er over 2020 geen belangrijke tekortkomingen geconstateerd met betrekking tot de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie.

c. Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering

c.1 Onvolkomenheden Algemene Rekenkamer (AR)

In 2020 is door het ministerie van Financiën gewerkt aan de oplossing van de tekortkomingen in de bedrijfsvoering die door de AR bij de verantwoording over 2019 zijn geconstateerd.

Managementinformatie (MI) Belastingdienst

Deze onvolkomenheid kent een meerjarige aanpak, tot en met 2022. De in 2020 geplande activiteiten ten aanzien van de concernmanagementinformatie zijn in 2020 afgerond. Het deelproject «Herijking KPI’s» heeft geleid tot een nieuwe set van indicatoren voor de Belastingdienst die zijn opgenomen in de begroting IX 2021 en standaard beschikbaar worden gesteld in een dashboard. Tevens zijn het uitgavenmodel, de kaderstelling voor managementinformatie en de compliance map gerealiseerd.

Voor 2021 en 2022 ligt de prioriteit van het programma bij de ketenmanagementinformatie. De activiteiten zijn erop gericht om de managementinformatie van de uitvoeringsketens verder op orde te krijgen.

Sturing op going concern en vernieuwing veronderstelt tevens dat er adequate en samenhangende informatie beschikbaar is over het budget, de prestaties, de inzet van personeel en ondersteunende middelen. Hiervoor loopt een viertal projecten. Het project «Financiële projectadministratie» is in 2020 afgerond. Het project «Human resource-data op orde» was in 2019 al afgerond; in 2020 heeft een doorontwikkeling plaatsgevonden. De projecten «Inkoopadministratie» en «Facilitair Managementinformatiesysteem (FMIS)» zijn nog niet afgerond.

M&O-beleid kleine belastingmiddelen Belastingdienst

In 2019 concludeerde de AR dat de handhavingsplannen voor de schenk- en erfbelasting nog onvoldoende ontwikkeld waren. Inmiddels beschikt de Belastingdienst over een handhavingsplan voor de schenk- en erfbelasting, dat goed beschrijft op welke wijze de directie Particulieren de werkzaamheden uitvoert. Er wordt nog gewerkt aan een verdiepingsslag om het inzicht te verbeteren in de omvang van de handhavingsrisico’s en het nalevingstekort.

Verbijzonderde Interne Controles (VIC) Belastingdienst

Met verbijzonderde interne controles wordt de kwaliteit van beheersingsmaatregelen vastgesteld. Deze beheersingsmaatregelen zien onder meer toe op het komen tot een betrouwbare financiële verantwoording van de Belastingdienst. Het proces van verbijzonderde interne controles voor heffing en inning van belastingen is over 2020 duidelijk verbeterd. Het overkoepelende VIC-plan is voor het begrotingsjaar 2020 geactualiseerd en bevat per belastingmiddel een concrete planning van VIC-maatregelen. Ook is het voortgangsoverzicht verbeterd waarmee de volledigheid van de geplande VIC-werkzaamheden beter kan worden bewaakt. Tot slot is in 2020 een bevindingenregister bij de dienstonderdelen ingesteld, waarmee de opvolging van bevindingen die als «ernstig» zijn gekwalificeerd beter kan worden bewaakt. De verbijzonderde interne controles om te komen tot een betrouwbare financiële verantwoording zijn over het verslagjaar 2020 uitgevoerd. Er zijn daarbij geen grote tekortkomingen vastgesteld.

Verplichtingenbeheer Belastingdienst

Het verplichtingenbeheer is over 2020 verbeterd. De Belastingdienst heeft de kaders verder aangescherpt en ingezet op het tijdig uitvoeren van de (verbijzonderde) interne controles. De Belastingdienst heeft daarmee voor 2021 een goede basis gelegd voor het verplichtingenbeheer. Uit de controles van de ADR blijkt dat het verplichtingenproces in 2021 nog nadere aandacht behoeft.

Prestatieverklaringen Belastingdienst

De kaderstelling op het proces «Prestatieverklaringen» is medio 2020 afgerond en vastgesteld. De implementatie van de aangepaste werkwijze voor prestatieverklaringen is later gerealiseerd dan gepland als gevolg van de coronacrisis; de oorzaak is onder meer gelegen in het opleidings- en trainingstraject voor de grote groep medewerkers, hetgeen lastig bleek met de thuiswerksituatie. Over 2020 is vastgesteld dat de aangepaste werkwijze nog niet volledig binnen de Belastingdienst is ingebed. Dit zal in 2021 zijn beslag krijgen.

c.2 Overig

Afgehandelde bezwaren binnen de Awb-termijn

Het is de Belastingdienst in 2020 niet gelukt de begrotingsdoelstelling te halen om minimaal 90% van de bezwaren binnen de Awb-termijn af te handelen. De Tweede Kamer is over dit onderwerp tussentijds geïnformeerd in de voortgangsrapportages107 op het Jaarplan 2020 Belastingdienst.108 Het totale percentage tijdig behandelde bezwaren is over 2020 uitgekomen op 79% (2019: 68%). De achterstanden betreffen vooral de bezwaarbehandeling bij de inkomensheffing (IH) voor particulieren. Dit hangt samen met de hoge voorraden bezwaren eind 2019, waarvan de Awb-termijn inmiddels was verstreken. In de loop van 2020 konden de achterstanden grotendeels worden weggewerkt, hoewel het door de coronacrisis niet mogelijk was om fysieke hoorgesprekken109 met belastingplichtigen te voeren. Door procesverbeteringen en extra medewerkers in te zetten op bezwaarbehandeling en aansturing wil de Belastingdienst de behandeltijd verder terugdringen. In de artikelsgewijze toelichting op artikel 1, paragraaf F2, wordt hier nader op ingegaan.

Schenk- en erfbelasting

In 2020 heeft de Belastingdienst een inhaalslag gemaakt op de processen van de schenk- en erfbelasting. Bij de erfbelasting is het gelukt het normale verwerkingsritme te bereiken. Bij de schenkbelasting is de doelstelling dat binnen 6 maanden na ontvangst van de aangifte een definitieve aanslag is opgelegd, nog niet gerealiseerd. Wel wordt vrijwel direct na ontvangst van de aangifte een voorlopige aanslag opgelegd. De ontwikkeling van de nieuwe IT-applicatie is - zoals vermeld in een brief aan de Tweede Kamer op 14 mei 2020110 - minder snel gegaan dan gepland. Inmiddels is voor de schenkbelasting het systeem operationeel en kan er vanaf april een definitieve aanslag 2018 en vanaf augustus een definitieve aanslag 2019 worden opgelegd. Verder zijn de IV-functionaliteiten volgens planning opgeleverd.

Ook is gewerkt aan de kwaliteit van de aanslagoplegging. Er zijn vaktechnische specialisten benoemd en vaktechnische overleggen ingeregeld. De vaktechnische specialisten worden ook ingezet bij het begeleiden en inwerken van nieuwe medewerkers.

Bij Voorjaarsbesluitvorming 2020 zijn extra middelen beschikbaar gekomen voor de schenk- en erfbelasting. Vanwege eerdere personele krapte moesten namelijk keuzes worden gemaakt, waarbij in 2020 ruimte is gezocht in het beperken of temporiseren van toezicht ten gunste van het tijdig opleggen van aanslagen.

Vervolgingskosten

Als het bedrag van een opgelegde aanslag door de Belastingdienst wordt verminderd, moeten ook de eventueel in rekening gebrachte vervolgingskosten (aanmanings- en dwangbevelkosten) navenant worden verlaagd. In 2018 is naar aanleiding van vragen van de Nationale Ombudsman (NO) onderzocht of dit in de praktijk ook gebeurt. Hierbij is uiteindelijk geconstateerd dat er een omvangrijke groep burgers en bedrijven is, waarvoor de dwangbevel- en aanmaningskosten ten onrechte niet zijn verminderd. De Tweede Kamer is hierover bij brief van 29 november 2019111 geïnformeerd.

Bij brief van 2 maart 2020112 hebben beide staatssecretarissen de Tweede Kamer nader geïnformeerd over de aard en omvang van de problematiek en de aanpak om de problemen op te lossen. Het onderzoek naar de omvang van het aantal belanghebbenden nam veel tijd in beslag. Er trad bovendien vertraging op in de uitvoering, omdat personeel vanwege de coronacrisis aan het proces werd onttrokken voor uitvoering van de regeling voor uitstel van betaling. In december is gestart met de herstelactie. Deze vindt deels geautomatiseerd en deels handmatig plaats. In februari 2021 heeft voor ruim 12.000 dossiers herstel plaatsgevonden. Op het moment van schrijven wordt de omvang van de problematiek geschat op een grootte van ten minste 930.000 belastingaanslagen. Dit wordt nog nader geanalyseerd, waardoor het aantal kan stijgen. Het streven is de vervolgingskosten voor alle belanghebbenden eind 2021 te hebben hersteld. De Tweede Kamer is hierover bij brief van 19 februari 2021 geïnformeerd.113

Invorderingsrente

Een vergelijkbare problematiek als bij de vervolgingskosten doet zich voor bij de invorderingsrente. In de hiervoor genoemde brief van 19 februari 2021 wordt de Tweede Kamer ook over dit onderwerp geïnformeerd. Naar aanleiding van interne signalen is geconstateerd dat in een tweetal gevallen de invorderingsrente ten onrechte niet is herrekend. Dit betreft allereerst het niet herrekenen van invorderingsrente na vermindering van een aanslag. Bij een te late betaling van een belastingaanslag wordt invorderingsrente in rekening gebracht. Als daarna de aanslag wordt verminderd, moet de invorderingsrente worden herrekend naar de nieuwe verlaagde hoofdsom. Gebleken is dat herrekening niet heeft plaatsgevonden. Daardoor is in die situaties ten onrechte te veel invorderingsrente in rekening gebracht. De problematiek speelt vanaf 2013. Het tweede geval is het ten onrechte in rekening brengen van invorderingsrente in de situatie dat een negatieve aanslag op een positieve (nog – deels – onbetaalde) aanslag van hetzelfde middel en jaar wordt afgeboekt. Vanaf 2013 bevat de Invorderingswet 1990 de bepaling dat als een negatieve aanslag wordt afgeboekt op een positieve (onbetaald gebleven) aanslag over hetzelfde tijdvak en van hetzelfde middel, geen invorderingsrente in rekening gebracht mag worden. Er is gebleken dat dit in ieder geval bij een aantal aanslagbelastingen wel is gebeurd.

Voor beide gevallen is er een onderzoek gaande naar de omvang en naar de manier waarop herstel - zowel van het verleden als naar de toekomst - plaats zal vinden.

Verjaring vorderingen

Een burger of bedrijf die een aanslag heeft ontvangen en het verschuldigde bedrag nog niet heeft voldaan, heeft een belastingschuld. Als deze schuld vijf jaar na de betalingstermijn nog niet is betaald of ingevorderd en de laatste invorderingshandeling is ouder dan vijf jaar, dan verjaart de schuld; de Belastingdienst mag de schuld dan niet meer invorderen of verrekenen. Voordat deze termijn is verlopen, kan de Belastingdienst voorkomen dat de vordering verjaart, het zogenaamde stuiten van de verjaring. Uit de administraties kan niet duidelijk worden opgemaakt welke schulden verjaard zijn door het achterwege laten van de stuiting. Hoewel het financiële risico gering wordt geacht, is het voorgekomen dat ten onrechte invorderingsmaatregelen zijn getroffen of verrekening heeft plaatsgevonden, terwijl de schuld al was verjaard.

In de brief Aanpak problemen Belastingdienst, Douane en Toeslagen van 27 februari 2020114 aan de Tweede Kamer is toegezegd de Kamer te informeren over de achtergrond, omvang en eventuele gevolgen van de problematiek omtrent schulden die zijn verjaard. In de Fiscale moties en toezeggingenbrief van 15 september 2020115 is de Kamer geïnformeerd over de inrichting van een projectgroep en verdere stappen. Het project heeft ruim 220.000 vorderingen aangemerkt als mogelijk verjaard. Inmiddels is het proces aangepast, opdat verjaring in de toekomst wordt voorkomen. Alle vorderingen die mogelijk verjaard zijn, zijn vanaf januari 2021 gepauzeerd; daarmee wordt voorkomen dat onterecht wordt verrekend. Begin januari 2021 is gestart met een onderzoek om inzicht te krijgen hoeveel van deze vorderingen daadwerkelijk verjaard zijn en of er onterechte verrekening op deze aanslagen heeft plaatsgevonden. Op dit moment worden de resultaten van dit onderzoek geanalyseerd. Op basis van de uitkomsten hiervan wordt de Tweede Kamer in de eerste helft van dit jaar geïnformeerd over het aantal daadwerkelijk verjaarde aanslagen en onterechte verrekeningen. De uitkomsten van dit onderzoek vormen tevens de basis voor het plan van aanpak voor het vervolgtraject.

Dwangsomarrest

De Belastingdienst moet een te laat ingediende aangifte voor de omzetbelasting op basis van jurisprudentie als bezwaarschrift behandelen. Op 11 oktober 2019 wees de Hoge Raad een arrest met grote gevolgen voor de geautomatiseerde afdoening van bezwaarschriften voor de omzetbelasting door de Belastingdienst. De Hoge Raad oordeelde namelijk dat de huidige (gedeformaliseerde) afdoening van deze bezwaarschriften met een zogenoemde «Kennisgeving omzetbelastingvermindering» niet aan de wettelijke eisen voor een uitspraak op bezwaar voldoet. Als gevolg van het arrest kan de Belastingdienst dwangsommen verschuldigd worden, vanwege het niet/te laat doen van een formele uitspraak op bezwaar. Het arrest heeft mogelijk vergelijkbare gevolgen voor andere gedeformaliseerde werkstromen bij de middelen Loonheffingen, Inkomensheffing en Schenk- en erfbelasting. Dit wordt nog nader onderzocht. Een ambtelijke werkgroep die bestaat uit medewerkers van het directoraat-generaal Fiscale Zaken en de Belastingdienst, onderzoekt momenteel het «gedeformaliseerd werken» door de Belastingdienst in relatie tot de wet. De werkgroep onderzoekt welke (wettelijke) oplossingen mogelijk/nodig zijn zonder afbreuk te doen aan de rechtsbescherming van de belastingplichtigen.

Gedifferentieerde premie Werkhervattingskas

Voor overheidswerkgevers is de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk) mogelijk te hoog vastgesteld sinds 2013. Het UWV stelt deze premie per werkgever vast met behulp van het collectieve premieloon Whk en de Belastingdienst stelt de beschikking vast. Om de juiste gedifferentieerde premie Whk voor overheidswerkgevers te kunnen vaststellen – en daarmee de financiële omvang van de fout – zijn gegevens nodig die alleen het UWV beschikbaar heeft in de uitkeringsadministratie. De Belastingdienst heeft het UWV verzocht dit zo snel mogelijk op te pakken. Het UWV heeft begin 2021 een plan van aanpak opgesteld. Op het moment dat het UWV de gegevens heeft aangeleverd kan en zal de Belastingdienst proactief de mogelijke fout richting de betrokken overheidswerkgevers herstellen. Voor de toekomst wordt de aangifte voor loonheffingen uitgebreid met een rubriek «premieloon gedifferentieerde premie Whk».

eHerkenning

De rijksoverheid streeft ernaar generieke digitale sleutels voor burgers en bedrijven uit te geven, waarmee toegang tot digitale diensten in de publieke en private sector kan worden verkregen. eHerkenning is momenteel de enige beschikbare generieke sleutel die voor ondernemers en rechtspersonen voldoende beveiliging biedt op digitale portalen. eHerkenning moet door een rechtspersoon worden aangeschaft en wordt uitgegeven door private leveranciers op basis van een inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Burgers en eenmanszaken blijven gebruikmaken van DigiD, dat door de rijksoverheid wordt verstrekt.

Bij eHerkenning speelt een aantal thema’s. Ten eerste kunnen ondernemers eHerkenning niet aanschaffen wanneer er geen inschrijving in het handelsregister mogelijk is. Ten tweede is de Wet digitale overheid nog niet in werking getreden, welke een wettelijke basis voor dit middel geeft. Voor bedrijven die alleen eHerkenning moeten aanvragen voor het doen van aangifte is een compensatieregeling gemaakt. Ook wordt compensatie verstrekt voor het gebruik van een fiscaal intermediair wanneer geen eHerkenning kan worden aangeschaft.

Keuzeregeling berichtenverkeer

Met de invoering van de keuzeregeling voor berichtenverkeer krijgen burgers de mogelijkheid om te kiezen voor papieren of digitale post van de Belastingdienst en Toeslagen. Zij kunnen dan hun keuze kenbaar maken via MijnOverheid.

Het beoogde invoerings- en communicatieplan voor de keuzeregeling - met de bijbehorende uitvoeringsregelgeving - is onderworpen aan een uitvoeringstoets. Daaruit is een aantal bevindingen naar voren gekomen die spoedige invoering van de keuzeregeling belemmeren. Ten eerste kan vanwege andere prioriteiten in het ICT-portfolio niet op korte termijn worden begonnen met de digitalisering van berichten voor de inkomensheffing. Ten tweede is er vertraging in de ontwikkeling van een tweetal noodzakelijke basisvoorzieningen: het systeem dat het multi-kanaal «mededelen» moet ondersteunen en de beschikbaarheid van een digitaal archiveringssysteem. De verwachting nu is dat de keuzeregeling voor berichtenverkeer niet eerder dan eind 2022 kan worden ingevoerd. Burgers hebben hiervan geen last. Tot invoering van de keuzeregeling wordt de huidige werkwijze van verzending van formele berichten voortgezet.

Interne fiscale beheersing

In 2020 heeft de Belastingdienst verder gewerkt aan het op orde krijgen van de beheersing van de eigen fiscale processen. Met de belastinginspecteur zijn afspraken gemaakt over de aanpak en het tijdpad.

Voor de acht belangrijkste fiscale risico’s waren de processen in 2019 al opnieuw beschreven en in 2020 door alle dienstonderdelen overeenkomstig geïmplementeerd. Medio 2020 zijn op basis van een hernieuwde fiscale risico-inventarisatie negen aanvullende fiscale risico’s benoemd. Eind 2020 is gestart met het opstellen van procesbeschrijvingen voor vier van deze risico’s. De vijf andere risico’s zien op de fiscale controle voor bestaande processen. De werking van de verbeterde beheersing wordt aangetoond door het uitvoeren van verbijzonderde interne controles en door monitoring- en testactiviteiten. Uitkomsten van deze werkzaamheden voor de processen «Auto van de zaak», «Detacheringen» en «Vervoerskaarten» zijn met de inspecteur gedeeld. Door de coronamaatregelen is bij de controles van andere risico’s vertraging opgetreden. Ook hebben zich voor enkele risico’s in 2020 geen concrete zaken voorgedaan, zoals teamuitjes en recepties. Hierover heeft overleg met de inspecteur plaatsgevonden.

Conserverende aanslagen

De wet schrijft voor in welke situaties een conserverende aanslag moet worden opgelegd. Een conserverende aanslag wordt opgelegd in situaties waarbij het noodzakelijk wordt geacht om een potentiële belastingclaim van de Belastingdienst veilig te stellen. In overleg met het beleidsdepartement is hiervoor een doelmatigheidsbeleid ontwikkeld dat de uitvoering ontlast.

De vraag is ontstaan in hoeverre deze werkwijze verenigbaar is met het wettelijk kader. Het gaat hierbij om mogelijke heffingsrisico’s voor de Belastingdienst; de werkwijze leidt er niet toe dat belangen van belastingplichtigen worden geschaad. De risico’s verbonden aan de huidige werkwijze (beperking in de heffingsmogelijkheden voor de Belastingdienst) kunnen mogelijk groter worden afhankelijk van de uitspraak van het Hof van Justitie met betrekking tot een lopende procedure inzake pensioenafkoop. Het stopzetten van de gekozen werkwijze en in volle omvang uitvoeren van de wet, zou leiden tot forse knelpunten in de uitvoering. Onderzocht wordt of er mogelijke alternatieven zijn.

Control EU-afdrachten

Het ministerie van Financiën is verantwoordelijk voor de ramingen, berekeningen, betalingen en verantwoording van en control op de Nederlandse afdrachten aan de EU. De afdrachten bestaan uit douanerechten, een heffing op geharmoniseerde btw-grondslag en een afdracht op basis van het bruto nationaal inkomen.

In de praktijk geeft Financiën invulling aan de control op de ramingen van de EU-afdrachten, maar de control op de berekening en betaling van de afdrachten gedurende het jaar en de jaarlijkse verantwoording zijn op onderdelen nog onvoldoende ingericht. Dit brengt risico’s met zich mee voor de juistheid van de afdrachten.

Om dit risico te mitigeren wordt in 2021 een systeemanalyse gemaakt, om daarmee inzicht te krijgen in de verschillende onderdelen van het proces rondom de EU-afdrachten en de checks and balances die hierin aanwezig zijn. Waar nodig zullen de betrokken onderdelen van Financiën passende beheermaatregelen treffen.

Garantieregeling herverzekering leverancierskredieten

De garantieregeling voor herverzekering van leverancierskredieten betreft een - vanwege de coronacrisis afgegeven - garantie van de Staat die ervoor moet zorgen dat de kortlopende kredietverlening in de private verzekeringssector doorloopt.

Om ervoor te zorgen dat de controle van de deelnemende verzekeraars zo compleet mogelijk uitgevoerd wordt, is er door de Staat een full audit right bedongen.116 Doordat de meeste deelnemende verzekeraars niet controleplichtig zijn in Nederland, kunnen de gerealiseerde ontvangsten voor de Staat uit hoofde van de herverzekering van leverancierskredieten onvoldoende op volledigheid gecontroleerd worden. Zij opereren als branche van een pan-Europese moedermaatschappij.

Er is voor gekozen alle verzekeraars toegang te bieden tot de regeling. Vanuit staatssteunperspectief is er namelijk geen ruimte voor de Staat om alleen die verzekeraars te herverzekeren, waarbij een controle tot een (goedkeurende) controleverklaring kan leiden. Dit zou namelijk betekenen dat de regeling enkel aangeboden zou worden aan een selecte groep verzekeraars, wat tot een marktverstoring zou leiden en waardoor aan de doelstelling van de regeling voorbij wordt gegaan: het op gang houden van zoveel mogelijk leverancierskredieten.

Op advies van de door de Staat ingehuurde externe accountant is gekozen voor het uitvoeren van andere werkzaamheden. Dit biedt veel flexibiliteit voor zowel financiële als niet-financiële informatie en biedt ruimte voor verdieping waar nodig. Om het risico op onvolledige rapportage op de inkomstenstromen te beperken worden daarbij – voor zover mogelijk - mitigerende stappen genomen voor zowel premie-inkomsten als recuperaties. Er wordt onderzocht of een controleverklaring van een externe accountant op de geldstromen mogelijk wel op geaggregeerd niveau afgegeven kan worden.

Voorafgaand toezicht risicoregelingen

Tussen maart en eind augustus 2020 heeft de Staat der Nederlanden zich met 14 risicoregelingen garant gesteld voor met name steun aan bedrijven en de zorgsector. Daarmee is het financiële risico voor de rijksoverheid in 5 maanden met € 60,9 miljard toegenomen. De regels voor deze vorm van steun zijn niet altijd consequent en consistent gevolgd, zo blijkt uit het AR-rapport «Coronacrisis: de risico’s van garanties en leningen voor de overheidsfinanciën». Dit onderzoek is op 25 november 2020 gepubliceerd. De bevindingen raken Financiën waar het verplichte toetsingskader ten onrechte beperkt is ingezet en de toezichthoudende rol ter zake is tekortgeschoten. De ADR heeft soortgelijke bevindingen gedaan tijdens de controle van de jaarrekening. Inmiddels heeft de minister van Financiën toegezegd de aanbevolen evaluatie van de regels en het nauwgezetter gebruik van het toetsingskader op te volgen.

Schadeloosstelling onteigening SNS Reaal 2013

Sinds enkele jaren loopt een rechtszaak over het vaststellen van de schadeloosstelling naar aanleiding van de onteigening van effecten en vermogensbestanddelen van SNS Reaal N.V. en SNS Bank N.V. door de Staat. De uitspraak van de Ondernemingskamer stond oorspronkelijk gepland in 2020. Op 11 februari 2021 heeft de Ondernemingskamer uitspraak gedaan.117 De Ondernemingskamer heeft de hoogte van de schadeloosstelling vastgesteld op ca € 805 mln. exclusief wettelijke rente. Ook moet de Staat de proceskosten van partijen vergoeden (circa € 6,2 mln. en de kosten van de deskundigen, circa € 3,6 mln.). Deze laatste kosten moeten direct worden betaald. In 2020 hebben zich derhalve geen verplichtingen of uitgaven voorgedaan. Het ministerie bestudeert momenteel de uitspraak. Partijen kunnen tot 3 maanden na de uitspraak nog in cassatie gaan tegen de beschikking van de Ondernemingskamer. In het geval een procespartij in cassatie gaat, zal de schadeloosstelling tot een definitieve uitspraak door de Hoge Raad niet hoeven worden uitbetaald.

Domeinen Roerende Zaken (DRZ)

DRZ heeft het afgelopen jaar verder gewerkt aan verbetering van de veiligheid. In de loop van 2020 is de veiligheidsorganisatie ingericht en per januari 2021 feitelijk operationeel. Hiermee wordt de aansluiting met de BVA118-office verder versterkt. De uitvoering van de plannen op het vlak van bouwkundige en elektronische beveiliging op de productielocaties Bleiswijk, Hoogeveen en Ulicoten lopen nog door in 2021. Dit wordt vooral veroorzaakt door capaciteitsproblemen bij het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Met de realisatie van de thermische camera’s op de productielocatie Soesterberg is de beveiliging van het terrein sluitend gemaakt.

UBO-register

Op grond van artikel 31 van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn dient Nederland een UBO-register voor trusts en soortgelijke constructies te realiseren. De implementatiedatum was 10 maart 2020. De oorspronkelijk richtlijn uit 2015 bevatte al een plicht tot het oprichten van een dergelijk register. Dit zag echter alleen op trusts die naar het recht van de lidstaat waren opgericht. Aangezien naar Nederlands recht geen trusts opgericht kunnen worden, hoefde Nederland hier geen uitvoering aan te geven.

Met de wijziging van de richtlijn uit 2018 moeten in het register ook trusts worden opgenomen die in de lidstaat worden beheerd. In Nederland zijn wel beheerders van trusts woonachtig/gevestigd. Omdat Nederland zich tot het eind heeft verzet tegen deze wijziging en naar haar recht de trust niet kent, is de aanvang van de implementatie vertraagd. Daarnaast was er geen voor de hand liggende uitvoerder van het UBO-register voor trusts, omdat het Nederlands recht de trust niet kent (alleen de soortgelijke constructie «Fonds voor gemene rekening») en trusts en soortgelijke constructies in Nederland slechts beperkt voorkomen.

Inmiddels is een wetsvoorstel voor dit register opgesteld en voorgelegd aan de Raad van State, deze zal naar verwachting op korte termijn naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Voorts is de Kamer van Koophandel gevonden als uitvoerder en de verwachting is dat het register in de eerste helft van 2022 gereed is. Dat betekent dat Nederland ruim te laat zal zijn met de implementatie, en er een reëel risico bestaat op een infractieprocedure vanuit de Europese Commissie (EC) en een eventuele sanctie. Gelet hierop is spoedige behandeling en realisatie van belang.

Informatiehuishouding

Bewindspersonen en de Tweede Kamer krijgen soms niet de volledige en juiste informatie. Onlangs heeft de commissie Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) geconstateerd dat de informatievoorziening vanuit de rijksoverheid onvoldoende is en de informatiehuishouding niet op orde is. In de kabinetsreactie op het rapport van de POK is aangegeven de informatiehuishouding en -voorziening te gaan versterken. Inmiddels heeft het ministerie besloten een programmadirectie op te richten om deze versterking te realiseren.

Voor de Belastingdienst geldt dat kennis en kunde op dit gebied schaars is en dat er structureel geïnvesteerd moet worden in mensen en middelen. Diverse trajecten en plannen zijn inmiddels opgesteld, zoals «Bedrijfsprocessen op orde» (onderdeel van het project HVB), het Meerjarenplan informatiehuishouding en de periodieke I-control monitor.

BIO

Het Ministerie van Financiën heeft een managementsysteem voor informatiebeveiliging op basis van risicobeheer, met voldoende maatregelen ter borging van de vertrouwelijkheid, integriteit en de beschikbaarheid van informatie. De interne beheersing heeft over 2020 zodanig gefunctioneerd dat voldoende zekerheid is verkregen dat de bedrijfsvoering voldoet aan het VIR 2007/BIO 1.04 en - waar nodig - aanvullende maatregelen zijn getroffen.

Informatiebeveiliging

De informatiebeveiliging is verder versterkt. Allereerst door binnen het ISMS119-proces continu te beoordelen of beveiligingsmaatregelen passend en effectief zijn en waar nodig maatregelen aan te scherpen. Dit helpt bij het beheersen van risico’s en bij het lering trekken uit incidenten. Daarnaast is het zicht op systemen en data vergroot, waardoor verdachte activiteiten eerder worden opgemerkt. Verdieping van het bewustwordingsprogramma door informatieoverdracht (zoals roadshows bij organisatie-onderdelen) en phishingsacties met mobiele apparaten zorgt voor meer bewust omgaan met data bij medewerkers. Met het invullen van de rol van information security officer (ISO) hebben beleidsdirecties een centraal aanspreekpunt gecreëerd die de benodigde activiteiten kan coördineren. Tenslotte is het centrale inzicht bij de departementale chief information officer (CIO) vergroot. Toch is tegelijkertijd de conclusie uit audits van de ADR en AR dat het zicht op de Belastingdienst op dit niveau achterblijft bij wat gewenst is.

De Belastingdienst heeft alle kenmerken van een groot gegevensverwerkend IT-bedrijf. Daarbij worden de gegevens van miljoenen burgers en bedrijven verwerkt. Dit stelt hoge eisen aan informatiebeveiliging (waaronder privacy en data-governance). Er is op dit gebied bij de Belastingdienst een gebrek aan personeelscapaciteit, mede als gevolg van de toenemende complexiteit van technologische oplossingen en de toenemende vraag om gegevens te delen met andere organisaties. Een goed beheer van informatie van belastingplichtigen vraagt om versterking van beveiligingsfuncties in kwaliteit en kwantiteit; op dit moment is er geen volledige dekking van de informatiemanagement (IM)- en data- en securityfuncties binnen de Belastingdienst. Daarom is er, in aansluiting op het IV-verbeterprogramma, een traject gestart dat moet zorgen voor versterking van de beveiligingsfuncties binnen de Belastingdienst.

d. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

d.1 Aandelenverwerving Air France-KLM

De verwerving van aandelen AirFrance-KLM leidde in 2019 tot de vraag of Financiën het parlement daarover zorgvuldig heeft geïnformeerd, zodanig dat het informatierecht van beide Kamers der Staten-Generaal is gerespecteerd en – gelijktijdig – aan de eisen van het zo beperkt mogelijk delen van koersgevoelige informatie conform de MAR120 is voldaan.

In 2020 is met de vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer overleg gevoerd over de wijze van vertrouwelijk informeren. Het voorstel voor de daarbij te maken werkafspraken is vastgelegd bij brief van 15 april 2020.121 Op 21 april 2020 heeft de commissie ingestemd met deze werkafspraken. Ook met de Eerste Kamer zijn werkafspraken gemaakt. In afwachting van bekrachtiging hiervan hebben deze een voorlopig karakter.

d.2 Decentralisatie-uitkeringen

De AR heeft zich in 2019 kritisch uitgelaten over de toepassing van het instrument decentralisatie-uitkering. De decentralisatie-uitkering is volgens de Rekenkamer in sommige gevallen onrechtmatig toegepast waardoor de beleids- en bestedingsvrijheid van gemeenten niet gegarandeerd bleek.

Als reactie hierop hebben de fondsbeheerders van het gemeentefonds en het provinciefonds, het ministerie van Financiën en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) diverse verbeteracties uitgezet. Naast het strikter toetsen van nieuwe decentralisatie-uitkeringen, worden departementen ook nauwer bijgestaan in het proces van keuze voor de juiste uitkeringsvorm. Daarnaast zijn dit jaar alle bestaande decentralisatie-uitkeringen opnieuw getoetst en wordt indien nodig de uitkeringsvorm herzien.

Er wordt door de fondsbeheerders gewerkt aan een herziening van de Financiële-verhoudingswet. Hierbij worden ook verschillende uitkeringsvormen onderzocht voor situaties waarin het Rijk samenwerkt met één of meer gemeenten en/of provincies aan de realisatie van een gezamenlijke opgave. De Kamer is hierover in het voorjaar van 2021 geïnformeerd.

d.3 Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

Als werkgever heeft het ministerie van Financiën de opgave structureel invulling te geven aan de Wet banenafspraak en het quotum arbeidsbeperkten. Het is zowel voor het kerndepartement als de Belastingdienst niet gelukt om het beoogde quotum over 2020 te halen. Voor het beleidsdepartement is de stand eind 2020 54 banen.122 Dit is 93% van het jaarquotum van 2020 (58 banen). De onderrealisatie is het gevolg van Covid-19 en de moeizame begeleiding van deze kwetsbare doelgroep in deze bijzondere situatie. Vanwege de verwachte mogelijke achterstand door de coronacrisis was voor 2020 via de rijksbrede participatieorganisatie Binnenwerk 3 extra fta ingekocht. Uiteindelijk heeft Binnenwerk geen medewerkers kunnen aannemen door het sluiten van kantoren.

Vanaf 2021 heeft het beleidsdepartement een quotum van 66 fta. Dat is een forse stijging. Met het vooruitzicht dat medewerkers met een beperking eerder zullen worden gevaccineerd, is er een kans dat Binnenwerkmedewerkers sneller aan de slag mogen. Rekening houdend met het thuiswerken wordt onderzoek gedaan naar een nieuwe manier om medewerkers uit deze kwetsbare doelgroep op een zorgvuldige wijze aan te stellen en goed te begeleiden.

Eind oktober 2020123 heeft de Belastingdienst 576 banen, waarvan 236 in 2020 (136 in 2019), weten te realiseren. Dit is 58% van de norm voor 2020 (999,9 banen; in 2019 was dit 38%). De achterstand op deze doelstelling wordt daarmee stapsgewijs ingelopen. Het streven is door deze stapsgewijze inhaalslag per eind 2023 aan de doelstelling te voldoen.

106

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/12/22/kamerbrief-herstel-toeslagen.

109

Een hoorgesprek betreft een bezwaargesprek.

115

Kamerstukken II 2019/2020, 35 570, nr. 5.

116

refereert naar de mate waarop de Staat een controle toe kan passen op de onderliggende contracten. Deze wordt bij een   niet beperkt.

118

BVA staat voor Beveiligingsambtenaar.

119

ISMS staat voor .

120

MAR staat voor (Europese verordening marktsmisbruik).

121

Kamerstukken II 2019/2020, 28 165, nr. 323.

122

Een baan omvat 25,5 uren per week en staat gelijk aan 1 fta (fte van een arbeidsbeperkte).

123

Er is een probleem bij de registratie van het aantal arbeidsparticipanten opgetreden; de verwerking van het BSN bij dit proces is namelijk niet toegestaan. Momenteel wordt gezocht naar een alternatief voor registratie en rapportage van de aantallen arbeidsparticipanten.

Licence