Base description which applies to whole site

3.2 Samenvatting Nationale Schuld

De EMU-schuld is de uitstaande schuld van de hele collectieve sector en is eind 2021 uitgekomen op € 448,1 mld. De staatsschuld is hier onderdeel van en wordt door het Agentschap gefinancierd. De staatsschuld bedroeg ultimo 2021 € 371,8 mld., dat is € 50,8 mld. lager dan geraamd. De belangrijkste oorzaak van deze daling is dat de kastekorten van 2020 en 2021, beide nog onbekend bij het opstellen van de begroting, lager zijn uitgevallen.

Tabel 2 Kerncijfers ontwerpbegroting en realisaties 2021 (bedragen x € 1 mld.)1
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

Stand schuld (ultimo 2021)

   

EMU-schuld

448,1

502,0

‒ 53,9

Staatsschuld

371,8

422,6

‒ 50,8

Interne schuldverhouding

32,2

18,9

13,3

    

Rentelasten relevant voor het EMU-saldo

   

Rentelasten vaste en vlottende schuld (art. 11)

4,2

3,7

0,5

Rentelasten interne schuldverhouding (art. 12)

‒ 0,1

‒ 0,1

0,0

Totaal

4,2

3,7

0,5

    

Niet relevant voor het EMU-saldo

   

Rentelasten derivaten

‒ 0,8

‒ 1,4

0,6

Voortijdige beëindiging derivaten

‒ 1,5

0

‒ 1,5

Voortijdige beëindiging schuld

0,0

0

0,0

Totaal

‒ 2,3

‒ 1,4

‒ 0,9

1

Als gevolg van afrondingen kan de som der delen afwijken van het totaal.

De Staat heeft ook een schuldverhouding met de publieke instellingen die deelnemen aan het schatkistbankieren. Dit zijn ministeries, de sociale fondsen, agentschappen, RWT’s, decentrale overheden en een aantal derden (veelal instellingen met een publieke taak of instellingen die publieke middelen beheren). Het saldo van de vorderingen en schulden die de deelnemers hebben bij de Staat wordt de interne schuldverhouding genoemd. De interne schuldverhouding is ultimo 2021 € 32,2 mld. positief. Dit houdt in dat de Staat per saldo een schuld heeft aan de deelnemers van het schatkistbankieren. In 2021 is de interne schuldverhouding met € 16,1 mld. toegenomen ten opzichte van vorig jaar (€ 13,3 mld. meer dan begroot). Dit wordt met name veroorzaakt door de toename in de rekening-courantstanden van de deelnemers.

De voor het EMU-saldo relevante rentelasten voor de financiering van de staatsschuld zijn uitgekomen op € 4,2 mld. Het betreft het saldo van de rentelasten en -baten op de vaste en de vlottende schuld (artikel 11 Financiering staatsschuld) en de interne schuldverhouding (artikel 12 Kasbeheer). De rentelasten zijn € 0,5 mld. hoger dan in de begroting 2021 werd geraamd. De belangrijkste oorzaak hiervoor is dat de rentepercentages in 2021 iets hoger waren dan de rentepercentages waarmee in de begroting 2021 rekening is gehouden.

De rentebaten op derivaten zijn met € 0,6 mld. lager uitgevallen dan begroot (negatieve rentelasten van ‒ € 0,8 mld. in plaats van ‒ € 1,4 mld.) doordat in 2021 rentederivaten voortijdig zijn beëindigd, wat een éénmalige ontvangst van € 1,5 mld. heeft opgeleverd. Bij de voortijdige beëindiging van rentederivaten wordt de netto contante waarde van de toekomstige rentestromen in één keer ontvangen, waardoor de verwachte rentebaten op derivaten in toekomstige jaren dalen. De voortijdige beëindigingen van rentederivaten hebben plaatsgevonden om de gemiddelde looptijd van de schuldportefeuille te verhogen en het gemiddelde renterisicobedrag (RRB) de komende jaren onder de 30% te houden, hetgeen beide in lijn is met het beleidskader 2020-2025.

Financieringsbehoefte

Tabel 3 Opbouw en dekking van de financieringsbehoefte van het Rijk in 2021, inclusief de geldmarkt (bedragen x € 1 mld.)
   

Realisatie1

Financieringsbehoefte:

   

Aflossingen kapitaalmarkt in 2021

  

16,5

Geldmarkt ultimo 2020 incl. uitzettingen

  

40,7

Mutatie onderpand in contanten 2021

  

3,4

Kassaldo Rijk 2021 (-/- is kasoverschot)

  

23,6

Totaal

  

84,3

    

Dekking:

   

Kapitaalmarktuitgifte 2021 (op kasbasis)2

  

65,0

Geldmarkt ultimo 2021 incl. uitzettingen

  

19,3

Totaal

  

84,3

1

Als gevolg van afrondingen kan de som der delen afwijken van het totaal.

2

De kapitaalmarktuitgifte is in deze tabel weergegeven op kasbasis. De nominale waarde van de uitgifte op de kapitaalmarkt was € 58,0 mld. Daarnaast is bij de uitgifte van de leningen € 7,0 mld. aan agio ontvangen. Agio is het bedrag dat een belegger boven de nominale waarde op een lening stort wanneer de prijs van de aangeboden obligatie hoger was dan de nominale waarde. In de verantwoordingsstaten wordt het agio gedurende de looptijd van de lening als rentebaten evenredig toegerekend aan de netto rentelasten van de lening (op transactiebasis). In de tabel budgettaire gevolgen van beleid wordt het agio meegenomen in de netto rentelasten vaste schuld die eveneens op transactiebasis worden weergegeven.

De financieringsbehoefte bedroeg in 2021 € 84,3 mld. en bestond deels uit herfinancieringen van leningen die afgelost moesten worden en deels uit extra financiering als gevolg van het begrotingstekort. De financieringsbehoefte hangt verder af van de verandering in het onderpand in contanten in 2021. Onderpand betreft kasgeld dat tegenpartijen (bijvoorbeeld bij het aangaan van swaps) bij de Staat plaatsen om het risico dat de tegenpartij niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen te ondervangen. Het onderpand in contanten is in 2021 met € 3,4 mld. afgenomen, de totale omvang van de swapportefeuille is afgenomen. Het kassaldo van het Rijk was vanwege de coronacrisis negatief in 2021 en droeg met een tekort van € 23,6 mld. in belangrijke mate bij aan de financieringsbehoefte. In bovenstaande tabel is te zien dat de financieringsbehoefte is gedekt met de uitgifte van nieuwe langlopende leningen op de kapitaalmarkt en nieuwe kortlopende leningen op de geldmarkt.

Licence