Base description which applies to whole site

3. Beleidsprioriteiten

Inleiding

Het afgelopen jaar was een bijzonder jaar met verkiezingen, een demissionair kabinet en de aanhoudende coronapandemie. Helaas begon en eindigde het jaar met een lockdown. Onze sectoren zijn hierin hard getroffen. Daarmee was het ook een moeilijk jaar voor veel mensen en organisaties. Er werd opnieuw veel flexibiliteit gevraagd van leerlingen, leraren, docenten en studenten. Terwijl zij opgelopen vertragingen probeerden in te halen, moesten nieuwe maatregelen getroffen worden. Culturele instellingen waren genoodzaakt perioden hun deuren te sluiten. Onderzoekers zochten onvermoeibaar door naar meer kennis over het virus en de gevolgen voor de samenleving. De media bleken ook afgelopen jaar onmisbaar te zijn in het verspreiden van die kennis en het duiden van informatie. We schetsen eerst in dit beleidsverslag een beeld van de ondernomen acties en maatregelen.

Ondanks de coronacrisis werd ook doorgewerkt aan andere uitdagingen. In dit beleidsverslag geven we daar een toelichting op. Voor de opbouw is gekozen voor de gebruikelijke indeling van de afgelopen jaren: na het onderwerp corona beginnen we met de thema’s binnen het onderwijs en gaan daarna in op wetenschap, cultuur, media, emancipatie. Daarbij schetsen we per beleidsterrein welke voortgang is geboekt op de door het vorige kabinet gestelde doelen. In elke paragraaf staat een tabel met daarin de bijbehorende indicatoren en streefwaarden. Hierbij willen we opmerken dat het gaat om de indicatoren die betrekking hebben op doelen van het vorige kabinet. Tot slot geven we een toelichting op onze acties voor het verbeteren van de dienstverlening van de overheid, waaronder het programma OCW open. Dat is in 2021 in het leven geroepen naar aanleiding van het rapport ‘Ongekend onrecht’ over de kinderopvangtoeslagaffaire.

Corona

Tabel 1 Overzicht coronasteunmaatregelen (bedragen x € 1.000)

Maatregel

Verplichtingen 2021

Uitgaven 2021

Relevante Kamerstukken

Tijdelijk Steunfonds Lokale Informatievoorziening

5.247

5.247

(Kamerstukken II 2020/21, 35716, nr. 2.)

Tweede cultuurpakket

248.406

248.406

(Kamerstukken II 2020/21, 32820, nr. 400.)

Extra steun voor de culturele en creatieve sector

24.000

24.000

(Kamerstukken II 2020/21, 35735, nr. 2.)

Opschalen initiatieven voor kunst en cultuur voor kwetsbare groepen

10.000

10.000

(Kamerstukken II 2020/21, 35776, nr. 2.)

Vierde steunpakket cultuur

69.990

69.990

(Kamerstukken II 2020/21, 35850 VIII, nr. 2.)

Boekenvak

20.000

20.000

(Kamerstukken II 2020/21, 35877, nr. 2.)

Ondersteuningsmaatregelen onderwijs

188.853

184.353

(Kamerstukken II 2019/20, 35300 VIII, nr. 184.)

Extra hulp voor de klas

206.889

206.889

(Kamerstukken II 2020/21, 35570 VIII, nr. 123.)

Aanpak van de jeugdwerkloosheid

39.213

39.048

(Kamerstukken II 2020/21, 35682, nr. 2.),

Coronabanen in het hoger onderwijs1

14.201

14.201

(Kamerstukken II 2020/21, 35682, nr. 2.)

Extra apparaten voor onderwijs op afstand po en vo

15.000

15.000

(Kamerstukken II 2020/21, 35696, nr. 1.)

Sneltesten

24.496

20.914

(Kamerstukken II 2020/21, 35739, nr. 2), (Kamerstukken II 2020/21, 35806, nr. 2.)

Examens vo

45.182

45.182

(Kamerstukken II 2020/21, 35739, nr. 2.)

NPO maatregelen2

2.419.162

3.025.561

(Kamerstukken II 2020/21, 35570 VIII, nr. 185.)

Projectskills en scholingsmogelijkheden

996

996

(Kamerstukken II 2020/21, 35850 VIII, nr. 2.)

Tegemoetkoming ongeplaceerde culturele activiteiten

49.000

49.000

(Kamerstukken II 2021/22, 35420, nr. 406.), (Kamerstukken II 2021/22, 35964, nr. 2.)

1

Hiervoor werd initieel € 20,0 miljoen overgemaakt. Uiteindelijk is € 14,2 miljoen uitgeput.

2

Zowel voor po, vo als mbo geldt dat niet het volledige bedrag is uitgegeven op de inhaal- en ondersteuningsprogramma's. Totaal is er € 72,0 miljoen teruggestort naar het Ministerie van Financiën.

In 2021 heeft de uitbraak van het coronavirus opnieuw grote impact gehad. Om het onderwijs tijdens en na corona te herstellen en te ontwikkelen is het Nationaal Programma Onderwijs opgericht. Een belangrijk onderdeel van dit programma is ook het mentale welzijn van leerlingen en studenten. Voor het Nationaal Programma Onderwijs stelde het kabinet € 8,5 miljard beschikbaar, uit te geven in 2,5 jaar. Daarmee kon bijvoorbeeld in 2021 het werk van de Gelijke Kansen Alliantie (GKA) uitgebreid worden. Er is een start gemaakt met het verdiepen van de huidige 50 GKA-agenda’s en een uitbreiding van het aantal deelnemende gemeenten naar op termijn ongeveer 100 gemeenten. Dit doel zal naar verwachting in 2022 behaald worden. Ook was er expliciet aandacht voor het bereiken van kinderen en jongeren die niet (volledig) naar school gaan. Schoolbesturen en gemeenten kunnen hiervoor middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs inzetten en er is een aanvullend project gestart om niet-ingeschreven jeugdigen te bereiken. Scholen, gemeenten en leerplicht/RMC doen er alles aan in verbinding te blijven met jongeren en ervoor te zorgen dat zij een startkwalificatie halen. In tijden van lockdown en afstandsonderwijs is ervoor gezorgd dat studenten in een kwetsbare positie fysiek onderwijs konden blijven volgen. Instellingen in het mbo, ho en onderzoek hebben concrete plannen gemaakt om met de extra middelen studievertraging terug te dringen en maatregelen te nemen die het studentenwelzijn verbeteren. Belangrijk onderdeel in die plannen is de aanpak van problemen die studenten ondervinden bij de overgangen tussen en binnen de onderwijssectoren, én de verbetering van het studentenwelzijn.

De eerste voortgangsrapportage over de uitvoering van het Nationaal Programma Onderwijs geeft een beeld van de stand bij de start van het schooljaar 2021/2022. Dat eerste beeld is vanuit het oogpunt van de inzet van al onze leraren positief: scholen hebben voor de zomer de leervertragingen en achterstanden van hun leerlingen in kaart gebracht en hebben vervolgens passende interventies uit de menukaart met effectieve interventies gekozen. In het funderend onderwijs bestaan echter nog steeds leervertragingen op het gebied van de kernvakken. Daarnaast zijn er zorgen over het welbevinden van leerlingen en de ontwikkeling van executieve vaardigheden. Scholen hebben in 2021 aanvullende bekostiging ontvangen voor de uitvoering van de schoolprogramma’s. Voor het primair onderwijs (po) ging dit om € 525 miljoen en voor het voortgezet onderwijs (vo) om € 653 miljoen. Ook gemeenten hebben via een specifieke uitkering middelen ontvangen. In 2021 gaat het om € 39,1 miljoen voor het po en € 25 miljoen voor het vo. Verder is besloten om voor de schooljaren 2021-2022 en 2022-2023 een arbeidsmarkttoelage beschikbaar te stellen voor personeel op scholen in het funderend onderwijs met veel leerlingen met een groot risico op een onderwijsachterstand. Deze regeling is in oktober 2021 ingevoerd.

Om achterstanden als gevolg van de coronacrisis weg te werken zijn middelen beschikbaar gesteld voor alle onderwijssectoren via de regeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s (IOP). In totaal heeft het kabinet voor deze regeling € 590 miljoen vrijgemaakt. Instellingen konden aanvragen indienen tot en met december 2021. De middelen zijn in 2021 onderdeel geworden van het Nationaal Programma Onderwijs en worden vanaf 2022 toegevoegd aan de corona-enveloppe als onderdeel van de reguliere bekostiging. Via de regeling Extra hulp voor de klas is voor het po, vo, mbo en ho (ho vanaf 1 juli 2021) in totaal € 419 miljoen beschikbaar gesteld en € 416 miljoen uitgekeerd. Instellingen hebben hiermee middelen voor extra personele inzet, die noodzakelijk is om de continuïteit van het onderwijs te waarborgen. Uit de tussenrapportage blijkt dat het de intentie is om gemiddeld de helft van het aangevraagde subsidiebedrag in te zetten voor (extra) leraren, onderwijsassistenten en instructeurs. Op de tweede plaats staat het inhuren van ondersteuning en begeleiding ter ontzorging van leraren en ander personeel.

De eerste voortgangsrapportage over de uitvoering van het Nationaal Programma Onderwijs laat zien dat in het mbo en ho nog steeds sprake is van studievertraging. Van de € 8,5 miljard voor het Nationaal Programma Onderwijs is er voor het mbo en ho circa € 2,7 miljard beschikbaar gesteld, waarvan ruim € 1,3 miljard in 2021. Deze middelen zijn ingezet om studievertraging tegen te gaan en te voorkomen, studentenwelzijn te verbeteren en voor de begeleiding van studenten op het gebied van stages en coschappen. Ook zijn specifiek middelen beschikbaar gesteld voor de lerarenopleidingen. Daarnaast hebben studenten een steun in de rug gekregen door middel van 50% korting op het college-, les- of cursusgeld voor het studiejaar 2021-2022. Ook is er een tegemoetkoming voor studenten die hun recht op de basisbeurs en de aanvullende beurs dreigen te verliezen. Verder is het studentenreisproduct verlengd met maximaal 12 maanden voor studenten in het hoger onderwijs als blijkt dat zij meer tijd nodig hebben om hun diploma te halen.

We hebben alles in het werk gesteld om scholen open te houden en het fysieke onderwijs doorgang te laten vinden. In nauwe afstemming met het onderwijsveld hebben we gewerkt aan de invulling van de coronamaatregelen. In alle onderwijssectoren zijn zelftests beschikbaar gesteld aan leerlingen, leraren, studenten en medewerkers. Zelftests dragen bij aan het vroegtijdig opsporen van coronabesmettingen.

Nederlandse onderzoekers zetten zich onverminderd in voor het ontwikkelen van kennis over het coronavirus. De aandacht gaat daarbij niet alleen uit naar de behandeling en zorg rondom corona, maar ook naar de effecten op de maatschappij. De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) heeft daarnaast de post-COVID (digitale) samenleving aangemerkt als prioritair thema voor het synergieprogramma van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) en het Kennis- en Innovatieconvenant (KIC). OCW is hierbij nauw betrokken. Zoals in alle sectoren, was het ook voor onderzoekers lastig om hun werk voort te zetten gedurende de maatregelen. Om onderzoekers op een tijdelijk contract te ondersteunen heeft het kabinet voor de jaren 2021 en 2022 in totaal € 162 miljoen vrijgemaakt binnen het Nationaal Programma Onderwijs. Hiermee worden circa 20.000 onderzoekers met een tijdelijke aanstelling, waarvan het onderzoek is vertraagd door de coronacrisis, in staat gesteld om hun onderzoek af te ronden.

Het coronavirus heeft ook de culturele en creatieve sector hard getroffen. Van de een op de andere dag moesten alle concertzalen, musea en theaters dicht. Daarom zijn na het eerste steunpakket in 2020 in 2021 nog eens drie steunpakketten van in totaal € 411,4 miljoen beschikbaar gesteld. Het jaar startte met het tweede steunpakket van € 248,4 miljoen gevolgd door het derde steunpakket van € 24 miljoen wegens de lockdown. In het derde kwartaal is hier € 70 miljoen aan toegevoegd middels het vierde steunpakket. Daarnaast is er € 49 miljoen uitgetrokken voor de suppletieregeling ongeplaceerde evenementen en € 20 miljoen voor het boekenvak. Culturele instellingen hebben verder steun ontvangen via andere departementen, zoals garantieregelingen via het Ministerie van EZK en steun aan lokale cultuur via het Ministerie van BZK. Datzelfde geldt voor generieke maatregelen zoals de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW), de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) en de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO). Door de sluiting van de openbare bibliotheken als gevolg van corona is het gebruik van de online bibliotheek sterk toegenomen. Vanuit de steunpakketten cultuur heeft de Koninklijke Bibliotheek aanvullende middelen ontvangen om de kosten van het gestegen gebruik te kunnen dekken.

De media waren ook afgelopen jaar van groot belang voor het verstrekken, verdiepen en verbreden van informatie. De eerste helft van 2021 stond wederom in het teken van het steunen van lokale media in tijden van crisis. Het Tijdelijk Steunfonds Lokale Informatievoorziening, uitgevoerd door het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek, werd verlengd met een vierde ronde. In 2022 vindt de afwikkeling van het Steunfonds plaats.

1. Gelijke kansen creëren en talenten tot bloei brengen

Tabel 2 Gelijke kansen creëren en talenten tot bloei brengen

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Percentage van de gemeenten die goab-middelen ontvangen, dat 960 uur voorschoolse educatie aanbiedt aan doelgroeppeuters tussen de 2,5 en 4 jaar1

   

2021

 

2021

PO

42%

99,10%

 

100%

Percentage kindercentra met een aanbod van voorschoolse educatie, dat per doelgroeppeuter 10 uur pedagogisch beleidsmedewerker per jaar inzet.2

       

2022

PO

     

n.v.t.

Sociale inclusie van laaggeletterden3

         

MBO

       

Kwalificatiewinst4

 

2012-2013

2018-2019

2019-2020

2020

MBO

82,7%

87,9%

88,4%

Hoger t.o.v. basiswaarde

Succes eerstejaars mbo5

 

2012-2013

2018-2019

2019-2020

2020

MBO

82,9%

83,6%

85,1%

Hoger t.o.v. basiswaarde

Succes doorstromers in eerste jaar hbo6

 

2012-2013

2018-2019

2019-2020

2020

MBO

78%

85%

85%

Hoger t.o.v. basiswaarde

Aantal nieuwe voortijdige schoolverlaters (vsv’ers)7

 

2008-2009

2019-2020

2020-2021

2019-2020

VO & MBO

41.800

22.766

24.385

20.000

1

Uit de rapportage van de 2e meting van het implementatieonderzoek van september 2021 bleek dat de 960 uur in vrijwel alle gemeenten was ingevoerd op alle locaties. Slechts 2 gemeenten (van de 226 bevraagden) gaven aan dat het nog niet op elke locatie werd aangeboden.

2

De extra inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie treedt per 1 januari 2022 in werking, daarom is er nog geen streefcijfer. Er is geen data/bron beschikbaar.

3

Vanaf 2020 zijn gemeenten verantwoordelijk voor het meten van het effect van opleidingen basisvaardigheden (de outcome). Gemeenten kiezen hierbij welke indicatoren zij verzamelen. Hierdoor zijn er geen landelijke, uniforme cijfers beschikbaar voor het effect op sociale inclusie. Bijna alle 35 contactgemeenten (Wet educatie beroepsonderwijs) hebben een regionaal programma laaggeletterdheid ingediend, waarin zij aangeven hoe zij het effect van hun lokale en regionale aanpak van laaggeletterdheid op doorlopende basis meten. Het onderzoekbureau Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ECBO) doet een meerjarig onderzoek naar de inhoud en voortgang van deze regionale programma’s laaggeletterdheid. Daarnaast is het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gevraagd om een proef uit te voeren met een aantal gemeenten om het bereik en de deelname aan opleidingen basisvaardigheden inzichtelijk te maken, waarbij achtergrondkenmerken zoals de leeftijd en het geslacht van de deelnemer en de aard van de gevolgde cursus in beeld worden gebracht (de output). In lijn met de motie van de leden Tielen en Kwint (Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 28760, nr. 104) is met gemeenten afgesproken om voorlopig slechts een beperkt aantal gegevens landelijk te monitoren.

4

5

6

Het betreft mbo-4 gediplomeerden die doorstromen naar het hbo en in het eerste jaar niet uitvallen. De definitie is voorlopig. Het cohortjaar is het jaar van het diploma in het mbo. Aan mbo-studenten die voorwaardelijk zijn toegelaten tot het hbo terwijl zij nog een klein gedeelte van hun mbo-opleiding moesten afronden, is uitstel gegeven. Ook is het bindend studie-advies een jaar opgeschort door hogescholen. Aan mbo-studenten die voorwaardelijk zijn toegelaten tot het hbo terwijl zij nog een klein gedeelte van hun mbo-opleiding moesten afronden, is uitstel gegeven. Ook is het bindend studie-advies een jaar opgeschort door hogescholen.

7

Nieuwe voortijdige schoolverlaters (vsv'ers) zijn jongeren van 12 tot 23 jaar die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten in het studiejaar vanuit het vo of mbo. Het voorlaatste jaar is aangepast aan de definitieve cijfers, het laatste jaar betreft voorlopige cijfers.

Om gelijke kansen te creëren is per 1 augustus 2020 het aanbod voorschoolse educatie (ve) uitgebreid voor kinderen met een risico op een achterstand. Sindsdien moeten gemeenten 960 uur ve aanbieden aan kinderen tussen de 2,5 en 4 jaar oud. Uit de tweede meting in 2021 van de monitor naar de implementatie van de 960 uur blijkt dat het een ingrijpende beleidsoperatie is geweest voor gemeenten en ve-aanbieders. Toch bieden vrijwel alle gemeenten de 960 uur aan op alle ve-locaties. Afgelopen jaar verscheen ook de eerste voortgangsrapportage van de evaluatie en verbeteraanpak passend onderwijs. De verbeteraanpak is tot stand gekomen met groot draagvlak vanuit het onderwijsveld. De uitvoering verloopt via dezelfde werkwijze: een brede vertegenwoordiging van partijen werkt aan de uitwerking van de maatregelen. In 2021 is onder andere met succes gewerkt aan een leidraad voor het opzetten van de ouder- en jeugdsteunpunten bij samenwerkingsverbanden, het afbouwen van bovenmatige reserves, een stappenplan om basisondersteuning te bieden, experimenten voor intensieve samenwerking tussen speciale en reguliere scholen en intensiever toezicht op passend onderwijs. Gezien de beschikbare capaciteit en belastbaarheid van het veld moet gefaseerd worden in het oppakken van de maatregelen. Er is een wisselwerking met de aanpak om meer leraren voor de klas te krijgen en de kwaliteit van het onderwijs te verhogen.

De evaluatie van de onderwijszorg op Caribisch Nederland laat zien dat er de afgelopen jaren grote stappen zijn gezet en deze sterk is verbeterd. Nog niet voor alle leerlingen is een passende onderwijsplek beschikbaar. Daarom hebben de Expertisecentra Onderwijszorg (EOZ’s) plannen gemaakt voor specialistische onderwijsvoorzieningen op de drie eilanden. Voor de uitvoering van deze plannen ontvangen de EOZ's financiële middelen van het Ministerie van OCW. Binnen het programma BES(t) 4 Kids (Openbare lichamen en de Ministeries van OCW, SZW, VWS en BZK) wordt gewerkt aan kwalitatief goede en toegankelijke kinderopvang op Caribisch Nederland. Belangrijk onderdeel daarvan zijn de voorwaarden rond de veiligheid, gezondheid, toezicht, financiering en kwaliteit van de kinderopvang (zoals opleidingseisen van het personeel). Sinds 1 juli 2020 is de Tijdelijke subsidieregeling Financiering Kinderopvang Caribisch Nederland van kracht.

De afgelopen jaren is extra aandacht gekomen voor het belang van aanwezigheid op school en voor het preventief optreden bij schoolverzuim in po, vo en mbo. Scholen signaleren verzuim, maar het voorkomen en beperken van (langdurig) verzuim vergt meer. Daarom zetten we in op een integrale aanpak die bestaat uit de verbeteragenda passend onderwijs, de verbeterde onderwijs-zorg samenwerking en de onderwijszorgarrangementen. Schoolbesturen in het voortgezet onderwijs hebben in 2021 € 20 miljoen ontvangen om (langdurig) verzuim te voorkomen en te beperken. Dit kan zowel aan de preventieve kant (het voorkomen van uitval of thuiszitten) als de curatieve kant (het terug naar school brengen van thuiszitters). De schoolbesturen leggen over de besteding van deze middelen verantwoording af in hun jaarverslag. Het Ministerie van OCW blijft inzetten op de verbeteraanpak passend onderwijs, onderwijs-zorgbeleid en meer ruimte voor maatwerk via de onderwijszorgarrangementen, om zo het aantal jongeren dat verzuimt terug te dringen. Ook is er in het kader van de Subsidieregeling incidentele middelen leerlingendaling (IML) door het kabinet geld beschikbaar gesteld (€ 25 miljoen euro) om scholen in regionaal verband te laten samenwerken aan het actief aanpakken van de negatieve gevolgen van leerlingendaling in hun regio.

Per 1 augustus 2021 zijn het mbo-studentenfonds en de mbo-verklaring in werking getreden. Ter voorbereiding hierop zijn mbo-instellingen via presentaties en handreikingen ingelicht over wat deze nieuwe wettelijke bepalingen precies voor mbo-instellingen betekenen. In 2021 is de aanpak voortijdig schoolverlaten (vsv) onverminderd doorgezet. Scholen en gemeenten werken intensief samen in een regionaal programma, waarin zij regio-specifieke maatregelen nemen om vsv te voorkomen en te bestrijden. In deze aanpak spelen regio’s steeds in op de veranderende corona-situatie, waarbij zij de samenhang zoeken met de maatregelen uit het Nationaal Programma Onderwijs. Om de soepele overgang naar het hoger onderwijs te verbeteren zijn door hogescholen, samen met het mbo, meerdere doorstroomkeuzedelen in het mbo ontwikkeld. Studenten die een doorstroomkeuzedeel hebben gevolgd, ervaren over het algemeen een betere aansluiting met het hbo. Ook is hun kans op uitval (stoppen of switchen) kleiner dan bij de mbo-studenten die geen doorstroomkeuzedeel hebben gevolgd (zie Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs).

Om de toegankelijkheid van het hoger onderwijs (ho) te vergroten en de mogelijke kansenongelijkheid te verkleinen, is in het voorjaar van 2021 het wetsvoorstel herinvoering loting ingediend bij de Tweede Kamer. Met dit wetsvoorstel wordt decentrale loting toegevoegd als selectiemethode. Verder vond de startbijeenkomst plaats van de Expertgroep Toegankelijk Hoger Onderwijs (ETHO), die is ondergebracht bij het Nationaal Regie-orgaan Onderwijs (NRO) in Den Haag. Deze expertgroep draagt bij aan het waarborgen en verbeteren van de toegankelijkheid van het ho. Medio 2021 lanceerde het Expertisecentrum inclusief onderwijs (ECIO) de website hogeronderwijstoegankelijk.nl waar informatie beschikbaar is voor studenten met een functiebeperking of ondersteuningsvraag. Om de voorlichting over studiekeuze voor studenten te verbeteren, zijn de opbrengsten van het rijksbrede project De Mens Centraal verwerkt in de voorlichting die vanuit OCW aan studiekiezers wordt verstrekt. Daarnaast verkent het Experticecentrum Loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB), mede naar aanleiding van de motie-Van Kuik c.s., hoe de voorlichting van aankomende studenten over het arbeidsmarktperspectief verbeterd kan worden. Dit jaar zijn de rapporten Monitor Mentale gezondheid en Middelengebruik van Studenten in het hoger onderwijs uitgebracht. De resultaten zijn ernstig en bieden reden tot zorg. Met de middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs is er al veel extra begeleiding mogelijk, maar we moeten meer doen. Op basis van de aanbeveling doen we een verkenning met instellingen, studenten en experts naar een integrale aanpak voor het verbeteren van de mentale gezondheid. Daarnaast gaan we verder onderzoek doen naar de achterliggende oorzaken van stress en prestatiedruk en mogelijke oplossingsrichtingen.

2. Sterke docenten

Tabel 3 Sterke docenten

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Percentage van besturen dat aangeeft dat er binnen het schoolteam een gesprek is gevoerd over de besteding van de werkdrukmiddelen1

   

2019

2020

2021

PO

 

99,27%

98,08%

n.v.t.

Percentage van besturen dat aangeeft dat de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad ingestemd heeft met het voorstel voor de besteding van de werkdrukmiddelen1

   

2019

2020

2021

PO

 

98,34%

97,65%

n.v.t.

1

Er is geen basiswaarde omdat het om nieuw beleid gaat en de procesindicatoren nieuwe eisen betroffen waaraan schoolbesturen eerder niet hoefden te voldoen. Daarnaast is er in het werkdrukakkoord overeengekomen dat er voor deze procesindicatoren het principe van comply or explain geldt en is er geen streefwaarde afgesproken. Voor de percentages in 2019 geldt dat 964 schoolbesturen zijn meegenomen in het totaal. Voor 2020 geldt dat 891 schoolbesturen zijn meegenomen in het totaal.

In 2020 werd het Bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen gesloten. Lerarenopleidingen ontwikkelden een ambitieus programma dat bijdraagt aan het beter en meer op maat opleiden van aankomende leraren, het beter benutten van eerder verworven competenties en een intensievere (regionale) samenwerking tussen hbo- en wo-lerarenopleidingen. In 2021 is de uitvoering van dit akkoord ter hand genomen. Ook is dit jaar de eerste hogeronderwijspremie uitgereikt aan zes docententeams van universiteiten en hogescholen. Met deze premie wordt de hoge waardering voor het onderwijs uitgedrukt.

In 2019 sloten de sociale partners en het Ministerie van OCW een gezamenlijk convenant om de aanpak van de personeelstekorten in het funderend onderwijs te continueren en te intensiveren. Daarin stelde het kabinet extra geld beschikbaar voor het onderwijs, in totaal ongeveer € 460 miljoen. De besteding vindt plaats met actieve betrokkenheid van het onderwijzend personeel. Afgelopen jaar is gewerkt aan diverse afspraken uit het convenant: het diplomagerichte deel van het vso, intensiveren aanpak samen opleiden via de opleidingsscholen, individuele scholingsrechten in het po en de monitoring van de gemaakte afspraken en de effecten van de aanpak. Om de werkdruk in het po te verlagen, zijn er financiële middelen beschikbaar oplopend tot € 430 miljoen structureel vanaf 2025. In 2021 ging het om € 381 miljoen. Scholen en besturen hebben de ruimte om zelf te bepalen hoe zij het extra geld om de werkdruk te bestrijden willen inzetten. De resultaten van de tussenevaluatie van het werkdrukakkoord laten zien dat door de inzet van deze middelen de werkdruk is gedaald en dat scholen positief zijn over het zelf kunnen kiezen van een eigen aanpak passend bij de school. Bijna alle besturen (98,8%) voeren binnen het schoolteam een gesprek over de besteding van middelen. Bij 97,65% van de besturen heeft de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad ingestemd met het voorstel voor de besteding van de werkdrukmiddelen. De derde en laatste tranche van de werkdrukmiddelen is toegevoegd aan de OCW-begroting als gevolg van deze positieve tussenevaluatie. Het extra geld is vooral gebruikt om extra personeel aan te stellen. Het aantal leraren en onderwijsassistenten is fors toegenomen. Tussen 2017 en 2020 is het aantal fte leraren toegenomen met 1.100 fte en het ondersteunend personeel met 6.600 fte. Omdat de personeelstekorten in het po zich het sterkst concentreren in de G5 (Almere, Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht), is in 2020 de aanpak personeelstekorten geïntensiveerd met structureel € 30 miljoen. In het eerste jaar 2021 zien wij dat de convenanten bijdragen aan de (gezamenlijke) aanpak van de tekorten. Wel legt de combinatie van corona en de tekorten een zware wissel op scholen, dat beïnvloedt de uitvoering van de maatregelen. Voor de verbetering van de begeleiding van startende leraren en professionalisering van het onderwijspersoneel zijn binnen het sectorakkoord PO afspraken gemaakt die lopen tot het schooljaar van 2022/2023. Daarvoor is in totaal € 138 miljoen per schooljaar beschikbaar gesteld.

In 2021 is het aantal zij-instromers na een kleine daling in 2020 weer toegenomen met circa 100 aanvragen tot 1.891 aanvragen in totaal in 2021. Vooral in het vo was de stijging substantieel, onder meer bij de instroom in de profielkeuzevakken in het vmbo. Via verschillende lijnen is gewerkt aan verbetering van de zij-instroom. Zo zijn vanuit het Bestuursakkoord flexibilisering en de ontwikkelingen rond leeruitkomsten bij de lerarenopleidingen stappen gezet om zij-instromers te faciliteren om zo snel mogelijk een onderwijsbevoegdheid te halen. Verder is ook de informatie- en adviesvoorziening over het opleidingenlandschap naar zij-instromers toe verbeterd. Het Onderwijsloket adviseert zij-instromers over de mogelijkheden. De regionale aanpak personeelstekort onderwijs (RAP-)regio’s en regionale loketfuncties helpen zij-instromers op weg. Regioplan evalueerde de subsidie zij-instroom in po, vo en mbo. De Inspectie van het Onderwijs onderzocht de kwaliteit van zij-instroomtrajecten in het po. Hieruit kwam naar voren dat het aanbieden van verkorte routes voor zij-instromers van toegevoegde waarde is. Verdere investering in maatwerk en kwaliteit is wenselijk. In nauwe afstemming met raden, vakbonden, Vereniging Hogescholen en de Universiteiten van Nederland is verkend hoe een toekomstige invulling vorm kan krijgen.

3. Opleiden voor de samenleving van de toekomst

Tabel 4 Opleiden voor de samenleving van de toekomst

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Percentage leidinggevenden dat (zeer) tevreden is over de kwaliteit van het techniekonderwijs1

 

2017

2017

2020

2024

 

VO

54%

54%

68%

65%

Percentage vmbo-leerlingen waarbij binnen een straal van 10 km rondom woonadres een techniekvestiging is2

 

2017

2018

2020

2024

 

VO

95%

94%

94%

90-100%

Aandeel afgestudeerden bètatechniek3

 

2012

2020

2021

2021

 

HBO

18%

21%

22%

Hoger t.o.v. basiswaarde

 

WO

21%

28%

29%

Hoger t.o.v. basiswaarde

Aandeel mbo-studenten techniek3

 

2011

2020-2021

2021-2022

2020

 

MBO

28%

26%

26%

Hoger t.o.v. basiswaarde

Arbeidsmarktrendement, per opleidingsniveau4

 

Cohort 2012-2013

Cohort 2016-2017

Cohort 2017-20185

2020

 

MBO

       
 

Entree

66%

61%

63%

Hoger t.o.v. basiswaarde

 

Niv. 2

77%

84%

84%

Hoger t.o.v. basiswaarde

 

Niv. 3

85%

92%

92%

Hoger t.o.v. basiswaarde

 

Niv. 4

83%

90%

91%

Hoger t.o.v. basiswaarde

Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de aansluiting van de opleiding met huidige functie voldoende/goed was6

 

2012-2013

2017-2018

2018-2019

2020

 

MBO

76%

77%

79%

Hoger t.o.v. basiswaarde

Percentage leerbedrijven dat over vakkennis oordeel (zeer) goed geeft7

 

2016

2018

2020

2020

 

MBO

77%

77%

71%

Vasthouden

Percentage leerbedrijven dat over beroepsvaardigheden oordeel (zeer) goed geeft8

 

2016

2018

2020

2020

 

MBO

76%

80%

74%

Vasthouden

Percentage 25-64 jarigen dat deelneemt aan leeractiviteit (LLL)9

 

2010

2019

2020

2020

 

MBO

17,1%

19,5%

18,8%

20%

Percentage hbo-afgestudeerden dat ruim een jaar na afstuderen aan het werk is10

 

Cohort2010-2011

Cohort2016-2017

Cohort 2017-2018

2022

 

HBO

88%

91%

91%

Vasthouden

Percentage wo-afgestudeerden dat ruim een jaar na afstuderen aan het werk is11

WO

88%

92%

92%

Vasthouden

Percentage werkende hbo-afgestudeerden ruim een jaar na afstuderen werkzaam op minimaal het niveau van de opleiding12

 

2010

2019

2020

2022

 

HBO

79%

80%

79%

Vasthouden

Percentage werkende wo-afgestudeerden ruim een jaar na afstuderen werkzaam op minimaal het niveau van de opleiding13

 

2010

2019

2021

2022

 

WO

n.b.

71%

 

Vasthouden

1

- Eerste fase STO: Monitorgegevens en voortgang in het eerste jaar – ResearchNed Nijmegen 2021. De nulmeting komt uit de enquête 'Vernieuwing vmbo onder leidinggevenden' uitgevoerd door de SEO Economisch Onderzoek (2018).

2

- Eerste fase STO: Monitorgegevens en voortgang in het eerste jaar – ResearchNed Nijmegen 2021. De nulmeting komt uit het onderzoek in het kader van de Monitor Sterk Techniekonderwijs; de nulmeting.

3

4

Het gaat om het aandeel werkenden (minimaal 12 uur per week) van gediplomeerde mbo-uitstromers ruim een jaar na diplomering (uitstroom en arbeidsmarktpositie gemeten op 1 oktober). De cijfers van 2016-2017 zijn definitief.

5

6

7

De onderzoekspopulatie leerbedrijven in 2016 en 2018 verschillen licht van elkaar. De cijfers betreffen een tweejaarlijks onderzoek.

8

De cijfers betreffen een tweejaarlijks onderzoek.

9

10

Het gaat om het aandeel werkenden (minimaal 12 uur per week) van afgestudeerde hbo-bachelors ruim een jaar na afstuderen (uitstroom en arbeidsmarktpositie gemeten op 1 oktober).

11

Het gaat om het aandeel werkenden (minimaal 12 uur per week) van afgestudeerde wo-masters ruim een jaar na afstuderen (uitstroom en arbeidsmarktpositie gemeten op 1 oktober).

12

13

De enquête onder wo-afgestudeerden (Nationale Alumni Enquête) wordt tweejaarlijks gehouden. In 2020 is daardoor geen onderzoek gedaan, data van de NAE voor 2021 wordt in het tweede kwartaal van 2022 bekend.

Digitalisering van het onderwijs biedt kansen om de kwaliteit te verhogen, door meer onderwijs op maat mogelijk te maken en tijd- en plaatsonafhankelijk onderwijs te faciliteren. Het Nationaal Groeifonds heeft € 80 miljoen voor het Nationaal Onderwijslab in het funderend onderwijs beschikbaar gesteld voor de komende tien jaar. Hierin zullen onderzoekers, leraren en ontwikkelaars samenwerken aan digitale onderwijsinnovaties die belangrijke uitdagingen uit het onderwijs, zoals werkdruk en dalende leeropbrengsten, adresseren. In de tussentijdse evaluatie die in opdracht van het Ministerie van OCW is uitgevoerd (2021), is het Versnellingsplan Onderwijsinnovatie in ICT als positief en verrijkend voor de ho-sector beoordeeld. Ook in het tweede jaar (2021) van het programma Doorpakken op Digitalisering MBO is de groep van deelnemende mbo-instellingen gegroeid. Er wordt succesvol en in collectiviteit gewerkt aan onderwijsvernieuwing met behulp van ICT. Daarnaast is na verschillende incidenten in samenwerking met de sectoren een aanpak ontwikkeld voor cybersecurity en kennisveiligheid. Deze inzet wordt in samenwerking met de sector verder uitgewerkt. Het wetsvoorstel uitbreiding bestuurlijk instrumentarium is op 30 september 2021 ingediend bij de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel breidt het handhavingsinstrumentarium van de Minister voor alle sectoren uit, en maakt sneller ingrijpen bij wanbeheer mogelijk.

Het afgelopen studiejaar zijn verschillende maatregelen genomen om de tekorten aan stages en leerbanen als gevolg van de coronacrisis zoveel mogelijk terug te dringen. Het aantal stage- en leerbaantekorten in het mbo is afgenomen tot 6.284 per 25 november 2021 (bron: Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB)). In januari 2021 waren dit er nog 21.013. De meeste tekorten spelen in de sector zorg en onder studenten van de lagere niveaus van het mbo. Het kabinet heeft voor de aanpak van stagetekorten in de zorg voor 2021 extra middelen toegevoegd aan het stagefonds zorg (via het Ministerie van VWS). Daarnaast kent het mbo een door het kabinet gefinancierd actieplan stages en leerbanen, dat wordt uitgevoerd door de SBB. In 2021 is via de campagne #KIESMIJ ingezet op het vergroten van bewustwording rondom stagediscriminatie bij leerbedrijven, mbo-scholen en studenten. In samenwerking met de MBO Raad is door de Ministeries van OCW en SZW het Kennispunt Gelijke Kansen, Diversiteit & Inclusie opgericht. Het kennispunt ondersteunt scholen bij het bevorderen van gelijke kansen op een stage en eerste baan voor jongeren met een migratieachtergrond en/of laag sociaaleconomische status. In opdracht van de Ministeries OCW en SZW wordt via het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) onderzoek gedaan naar de impact van interventies gericht op het bevorderen van gelijke kansen bij de intrede op de arbeidsmarkt van jongeren met een migratieachtergrond vanuit het mbo. De daling bij het percentage tevreden leerbedrijven betreft 2019, en is gepubliceerd in 2020. Nader onderzoek heeft geen verklaring geleverd voor de daling. De meting over 2021 is uitgesteld vanwege de corona-periode. Uit de meting over 2022, te publiceren in 2023, zal blijken of er sprake is van een trend.

Het wetsvoorstel ter verduidelijking van de burgerschapsopdracht is aangenomen door het parlement en op 1 augustus 2021 in werking getreden. Hiermee is het voor scholen in het funderend onderwijs duidelijker wat van hen wordt verwacht ten aanzien van burgerschap. In dit kader zijn de sectorraden en Stichting School en Veiligheid gefaciliteerd door OCW om op diverse manieren ondersteuning te bieden.

In 2021 hebben we verdere stappen gezet om onze in de vervolgaanpak laaggeletterdheid 2020-2024 gestelde ambities te verwezenlijken. Het merendeel van de 35 contactgemeenten vanuit de Wet educatie beroepsonderwijs heeft een regionaal programma laaggeletterdheid ingediend. Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ECBO) heeft deze regionale programma’s laaggeletterdheid geanalyseerd in het kader van de beleidsmonitor. Het CBS heeft onderzocht hoe een monitor laaggeletterdheid opgezet kan worden. Een pilot heeft plaatsgevonden in de periode maart tot en met juli 2021. De resultaten zijn gepubliceerd in de Pilot Monitor Laaggeletterdheid 2021 en geven input voor een brede landelijke pilot in 2022. Ook is in 2021 de handreiking kwaliteit bij laaggeletterdheid voor gemeenten ontwikkeld. Deze handreiking bevat informatie, instrumenten en voorbeelden om gemeenten te helpen bij het sturen op de kwaliteit van het non-formele aanbod rond basisvaardigheden. Via de subsidieregeling Tel mee met Taal hebben 650 organisaties in 2021 subsidie ontvangen voor de aanpak van laaggeletterdheid. In 2021 was er vanuit het corona-steunpakket € 6 miljoen extra beschikbaar voor de subsidieregeling voor werkgevers.

In 2021 heeft de commissie kwaliteitsafspraken mbo een tussentijdse beoordeling uitgevoerd van de kwaliteitsagenda’s over de jaren 2019 en 2020 en een tweede sectorrapportage opgesteld. Op basis van het advies van de commissie hebben we besloten dat alle 62 mbo-instellingen het resultaatafhankelijk budget over de jaren 2019 en 2020 ontvangen. Daarnaast is de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Bestuurlijke Harmonisatie Beroepsonderwijs in 2021 afgerond en de wet per 1 januari 2022 van kracht geworden. Deze wet geeft mbo-instellingen en vo-scholen meer mogelijkheden om bestuurlijk samen te werken, zoals in verticale schoolgemeenschappen (mbo-vo) en bestuurlijke fusies in het mbo. Met de invoering van het programma Sterk beroepsonderwijs is er gewerkt aan meer regionale samenwerking tussen vmbo en mbo en structurele verankering van een goed en toegankelijk aanbod voor doorlopende en geïntegreerde leerroutes vmbo-mbo. In 2021 zijn op verschillende plekken in het land zeven leerlabs, regionale begeleidingstrajecten gericht op samenwerking in het beroepsonderwijs, gefaciliteerd. Volgens de meest recente cijfers van DUO volgen 1.181 jongeren in het schooljaar 2021/2022 een doorlopende of geïntegreerde leerroute. Het aanbod is (nog) niet voor elke jongere in elke regio toegankelijk. In 2021 heeft de SBB, in samenwerking met mbo-instellingen, 14 beroepsgerichte onderdelen van diverse kwalificaties geselecteerd voor een mbo-certificaat. Het merendeel betrof de zorgsector. Met de uitbreiding in 2021 zijn er, zoals vastgelegd in de Regeling certificaten middelbaar beroepsonderwijs, in totaal 51 certificaten voor beroepsgerichte onderdelen vastgesteld. Deze certificaten kunnen worden ingezet voor bij- en omscholing van werkenden en werkzoekenden.

Inmiddels hebben alle ho-instellingen een positief besluit op hun plan in het kader van de kwaliteitsafspraken ontvangen. In 2022 vindt een beoordeling plaats van de voortgang van de plannen van de instellingen tot en met 2021. De NVAO adviseert de Minister van OCW hierover op basis van de balans die de instellingen zelf hebben opgemaakt in hun jaarverslag over 2021. Daarbij wordt tevens de reflectie op de voortgang van het plan tot nu toe gevoegd van de medezeggenschap van de instellingen. In maart 2021 stuurden wij de Tweede Kamer de rapporten van drie onderzoeken naar de bekostiging van het mbo en het hoger onderwijs. Een daarvan is het onderzoek van PwC naar de toereikendheid van het macrobudget, de doelmatigheid van de bestedingen en de kosten(toerekening) van het mbo, hbo en wetenschappelijk onderwijs en onderzoek (wo&o). Daaruit bleek onder andere dat het macrobudget van het wo&o niet toereikend was voor het leveren van de huidige kwaliteit. Voor het leveren van de gewenste kwaliteit is het macrobudget van zowel het wo&o als het hbo niet toereikend. Voor het mbo werd in het onderzoek geconstateerd dat voor de huidige kosten het macrobudget toereikend is. Echter, het budget is niet toereikend voor het benutten van alle mogelijkheden voor het verminderen van voortijdig schoolverlaten. Daarnaast stelt PwC dat, om de geoperationaliseerde gewenste kwaliteit te behalen, mbo-instellingen in de huidige praktijk structureel meer uitgeven aan studenten op niveau 2 in het kader van multiproblematiek dan aan bekostiging van het Rijk wordt verkregen. Deze meerkosten voor niveau 2 worden gefinancierd uit de kwaliteitsafspraken en uit de bekostiging voor studenten op niveau 3 en 4. Het rapport concludeert dat in alle drie de sectoren sprake is geweest van een positieve ontwikkeling van kwaliteit en toegankelijkheid. De onderzoekers stellen vast dat kwaliteit over de hele breedte wordt gerealiseerd en de verschillen tussen instellingen beperkt zijn. De mogelijkheden tot doelmatigheidswinst worden als beperkt ingeschat. De rapporten bevatten voor de drie sectoren naast financiële aanbevelingen ook verbetermogelijkheden. Deze nemen we de komende tijd in overleg met de sectoren ter hand.

4. Onderzoek van wereldformaat

Tabel 5 Onderzoek van wereldformaat

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Percentage open-access gepubliceerde artikelen1

 

2016

2019

2020

2020

OWB

42%

62%

73%

100%

1

De UNL zal naar verwachting de cijfers over 2021 in de tweede helft van 2022 publiceren.

In 2021 is het behalen van de 100% open access-doelstelling weer een stap dichterbij gekomen. 73% van de publicaties van de Nederlandse universiteiten is 2020 open access gepubliceerd. Dat is een toename van 11% ten opzichte van 2019. Daarnaast is in UNESCO-verband een aanbeveling over open science aangenomen. Dat is een belangrijke mondiale mijlpaal, omdat daarmee het belang van de transitie naar open science wereldwijd is erkend.

Begin 2021 zijn de onderhandelingen voor Horizon Europe, het nieuwe Europese Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, naar tevredenheid afgerond. Het is gelukt voor Nederland impact en excellentie te behouden als uitgangspunten. Daarnaast zijn belangrijke stappen gezet naar een ambitieuzere Europese Onderzoeksruimte, en staan in het ‘ERA Pact’ de waarden en principes van Europees onderzoek beschreven. Om internationale samenwerking op een veilige manier te laten plaatsvinden zijn maatregelen uitgewerkt om kennisveiligheid te borgen. Hiermee worden instellingen in het hoger onderwijs en de wetenschap in staat gesteld weerbaar te zijn tegen dreigingen. Met kennisinstellingen zijn bewustwordingsgesprekken gevoerd en is samen met het kennisveld een Nationale Leidraad Kennisveiligheid opgesteld. Verder is een Advies- en Expertiseloket Kennisveiligheid ontwikkeld en is actief geïnvesteerd in een internationaal netwerk om met internationale partners gezamenlijk te werken aan kennisveiligheid.

5. Cultuur

Tabel 6 Cultuur

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Percentage scholen dat deelneemt aan het programma CMK1

 

2017

2019

2020

2024

Cultuur

42%

59,8%

61,0%

60%

Percentage gebouwde rijksmonumenten in redelijke tot goede staat2

 

2013

2020

2021

2021

Cultuur

87%

84,4%3

4

84,6%

1

, het percentage geeft de deelnemende scholen in het primair onderwijs weer.

2

3

Het percentage monumenten dat in goede staat verkeert laat een stijgende lijn zien. In 2019 bevond 83,6% van de monumenten zich in een redelijk tot goede staat, in 2020 was dat 84,4%. Dit percentage ligt wel lager dan de basiswaarde van 87% die in 2017 is vastgesteld, maar dat komt doordat de meetmethode in de tussentijd verder is verbeterd. Dit komt door een toename van het aantal objecten dat in beeld is. Monumenten bestaan veelal uit meerdere objecten (zoals gebouwen, toegangspoorten, ornamenten en tuinonderdelen) en de onderhoudsstaat van steeds meer objecten wordt in beeld gebracht. Onder de nieuw toegevoegde objecten bevinden zich relatief veel objecten die minder goed toegankelijk zijn en daarom voorheen niet beoordeeld zijn. Deze bevinden zich ook vaker in een relatief minder goede staat van onderhoud. Gelukkig zien we -ook met de nieuwe meetmethode- een stijgende lijn in het aantal monumenten dat in goede staat verkeert.

4

Per 1 januari 2022 zijn de gegevens over 2021 nog niet beschikbaar. De data komt van de provincies en moet na oplevering nog samengevoegd worden. De verwachting is dat de data half maart 2022 beschikbaar komt. De data is dan in te zien via de Erfgoedmonitor

In 2021 is de nieuwe subsidieperiode van start gegaan. We geven in de periode 2021-2024 per jaar € 421,8 miljoen subsidie aan culturele instellingen in de basisinfrastructuur en aan instellingen, projecten en makers via de fondsen. Voor de b-lijst instellingen van het Fonds Podiumkunsten is voor de jaren 2021-2024 € 15 miljoen extra beschikbaar gesteld. Daarnaast hebben we met 14 stedelijke cultuurregio’s en Landsdeel Oost convenanten gesloten. In 2021 is verder het programma Cultuurparticipatie van start gegaan om de samenwerking tussen cultuur, zorg en welzijn te stimuleren. Hiervoor is eenmalig € 10 miljoen extra toegevoegd uit het Steunpakket sociaal en mentaal welzijn en leefstijl.

Afgelopen jaar zijn drie nieuwe Nederlandse sites bijgeschreven op de lijst van het UNESCO Werelderfgoed: de Neder-Germaanse Limes (2021), de Koloniën van Weldadigheid (2021) en de Hollandse Waterlinies (1996, uitbreiding in 2021). De Nederlandse corsocultuur en de valkerij zijn ingeschreven op de Representatieve Lijst van Immaterieel Cultureel Erfgoed van de Mensheid van UNESCO. Voor (rijks)monumenten zijn in 2021 de gebruikelijke subsidierondes van de Sim en de Woonhuisregeling uitgevoerd. Ook werd geïnvesteerd in innovatie voor verduurzaming van monumenten door het openstellen van een Small Business Innovation Research (SBIR), samen met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Op het gebied van kunstaankopen is op 16 december 2021 door de Tweede Kamer ingestemd met het voornemen tot aanschaf van Rembrandts De Vaandeldrager voor Collectie Nederland. Het gaat om een bedrag van € 175 miljoen, waarvan € 25 miljoen particulier geld. Ook is afgelopen jaar de vernieuwde Nationale Strategie Digitaal Erfgoed 2021-2024 gepresenteerd. De digitale transformatie van de culturele sector is in 2021 verder ondersteund door het opzetten van Innovatielabs bij het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie en de versterking van de dienstverlening van DEN, kennisinstituut voor cultuur en digitale transformatie. Daarnaast is het Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp van start gegaan. Het is een stimuleringsprogramma om de inzet van ruimtelijk ontwerp bij maatschappelijke opgaven te versterken. Het programma vormt een onderdeel van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en het cultuurbeleid, en is een samenwerking tussen de Ministeries van OCW en BZK. Het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie is gestart met de uitvoering van een vierjarig stimuleringsprogramma. Doel is het stimuleren van regionale en lokale initiatieven die gericht zijn op het experimenteren met innovatieve ontwikkel- en ontwerppraktijken. In 2021 zijn de activiteiten onder het Leesoffensief verder voortgezet. We hebben een voorstel voor modernisering van de Archiefwet ingediend bij de Tweede Kamer. De aanpassing van de Archiefwet is nodig om ervoor te zorgen dat overheidsorganisaties ook digitale informatie goed opslaan en toegankelijk houden. Bovendien moeten zij blijvend te bewaren informatie straks al na tien in plaats van na twintig jaar overbrengen naar een archiefdienst. Daar kan iedereen de informatie raadplegen.  

6. Media

Tabel 7 Media

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Alle afspraken uit prestatieovereenkomst worden door NPO nagekomen1

 

2017

2019

2020

2020

Media

33/342

31/343

30/344

34/34

1

2

De niet-behaalde afspraak is ten dele gerealiseerd.

3

Een afspraak is niet gerealiseerd, twee van de niet-behaalde afspraken zijn ten dele gerealiseerd.

4

Een van de vier afspraken is net niet gehaald, de andere drie hebben te maken met onvoldoende budget/mogelijkheden door de coronacrisis. Bron: Terugblik NPO 2020; Verificatie Commissariaat voor de Media.

Alle media in ons land hebben afgelopen jaar keihard gewerkt om aan de informatiebehoefte te voldoen. Of dat het nu ging om het verslaan van persconferenties, het geven van duiding bij medische informatie of het berichten over lokale hulpinitiatieven was. De crisis heeft bevestigd dat de publieke omroep nog steeds van onschatbare waarde is voor onze samenleving. Het wetsvoorstel, waarmee de visiebrief over de toekomst van het publieke omroepstelsel is uitgewerkt, is met brede steun aangenomen. Daardoor kon in 2021 stapsgewijs toegewerkt worden naar een reclamevrije landelijke publieke omroep. Zo is de publieke omroep gestopt met reclame rond televisieprogramma’s voor kinderen en al het non-lineaire video-aanbod. Daarnaast zijn de ledeneisen voor omroepverenigingen bijgesteld, waardoor de pluriformiteit van de landelijke publieke omroep is versterkt. Ook is de bestuurlijke organisatie verstevigd door een versterkte rol voor het college van omroepen en voor de raad van toezicht van de NPO. Het jaar 2022 is de start van de nieuwe concessieperiode voor de landelijke publieke omroep. Hiervoor zijn erkenningen verleend aan de omroepen, waaronder twee nieuwe aspiranten. In 2021 is het belang van de veiligheid van journalisten ten enenmale onderkend door het instellen van het Flexibel Beschermingspakket Freelance Journalisten. Hiervoor is door het kabinet € 200.000 ingezet, met een looptijd 2021-2023.

Samen met het Ministerie van BZK, VNG en NLPO is vervolg gegeven aan advies over organisatie en financiering lokale omroepen van Raad voor Cultuur en Raad voor het Openbaar Bestuur. Met het uitvoeren van het pilotproject ‘Professionalisering Lokale Publieke Mediadiensten’ is in twintig projecten bij in totaal 26 lokale omroepen geëxperimenteerd met het toevoegen van journalistieke professionals aan hun redacties. Tijdens de pilot ‘Versterking lokale journalistiek door samenwerking’ hebben voor het eerst de drie lagen van het publieke bestel (landelijke, regionale en lokale omroepen) nauw samengewerkt. De omroepen leren van elkaar, en versterken daarmee elkaar en de kwaliteit van de lokale journalistiek. In totaal zijn 63 extra journalisten aangenomen bij 44 lokale omroepen en de 13 regionale omroepen. De pilot is gezien de veelbelovende ontwikkelingen met een jaar verlengd. Tot slot is de prestatieovereenkomst voor de Regionale Publieke Omroep (RPO) en regionale omroepen tot stand gekomen.

7. Emancipatie

Tabel 8 Emancipatie

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Acceptatie lhbti1

 

2010

2016

2018

2020

Emancipatie

90%

93%

94%

≥ 90%

Arbeidsmarktpositie van vrouwen in hoge functies2

 

2017

2018

2019

2020

Emancipatie

RvB: 11,0%

12,4%

12,4%

≥ 30%

RvC: 15,4%

18,4%

20,4%

≥ 30%

1

Deze monitor verschijnt tweejaarlijks. De monitor over 2020 verschijnt waarschijnlijk najaar 2022.

2

In 2021 hebben we nationaal en internationaal gewerkt langs de drie thema’s van afgelopen kabinetsperiode: arbeid, sociale veiligheid en genderdiversiteit. De wetgeving om onder andere een ingroeiquotum (een vertegenwoordiging van mannen én vrouwen van ten minste 30% vrouwen in de raad van commissarissen) in te voeren voor vennootschappen aan de Nederlandse beurs is op 1 januari 2022 in werking getreden. Daarnaast hebben we verder gewerkt aan meer diversiteit in de semipublieke sector en aan ondersteunende infrastructuur. Die infrastructuur helpt bedrijven bij het maken van plannen, het monitoren van de voortgang en uiteindelijk ook bij het transparant maken van de resultaten. Om vrouwen meer te laten participeren op de arbeidsmarkt en financieel onafhankelijk te maken, is het belangrijk dat zij in staat zijn om arbeid en zorg te combineren. In 2021 is hiervoor de Scenariostudie Vormgeving Kindvoorzieningen verschenen. Om geweld tegen vrouwen tegen te gaan werkten we verder aan de uitwerking van de aanbevelingen van Grevio. De rode draad in de aanbevelingen is dat de Nederlandse aanpak van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld onvoldoende gendersensitief is. Daarom hebben we samen met de Minister voor Rb, de Staatssecretaris van VWS en de Staatssecretaris van SZW een aantal richtlijnen en acties geformuleerd om meer aandacht te besteden aan genderaspecten in de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling.

Op het gebied van de regenboogmaatregelen is er een regeling voor deelgezag uitgewerkt. Doelgroep is de personen die nauw betrokken zijn bij de verzorging en opvoeding van een kind, maar nu geen gezag hebben. De Raad van State heeft in maart 2021 advies uitgebracht. Daarnaast is gewerkt aan een wetsvoorstel Kind, draagmoeder en afstamming. Dit voorstel treft een regeling voor het ontstaan en de erkenning van afstammingsrelaties na draagmoederschap. Het versterkt het recht van het kind op afstammingsinformatie. Ook hierover heeft de Raad van State inmiddels (juni 2021) advies uitgebracht. Voor meer bewustwording over onnodige sekseregistratie bij de rijksoverheid zijn instrumenten onder de aandacht gebracht. Organisaties kunnen daarmee aan de slag, bijvoorbeeld met de toolkit onnodige sekseregistratie. De komende jaren wordt de aanpak onnodige sekseregistratie nog verder uitgerold. In 2021 was er extra aandacht voor een aantal kwetsbare groepen, bijv. transgenderpersonen, bi+ personen, religieuze groepen en lhbti-jongeren. We ondersteunden naast de Alliantie ‘Gedeelde trots, gedeeld geluk’, gericht op de sociale veiligheid en sociale acceptatie van lhbti-personen, ook Stichting Bi+ Nederland. Deze stichting zet zich in voor een bi-inclusieve samenleving door middel van gemeenschapsvorming, onderzoek en lobby. Er is een onderzoek gedaan naar de belemmeringen voor transgender personen op de arbeidsmarkt, eventuele knelpunten in bestaande verlofregelingen en mogelijkheden om de arbeidsmarktpositie van deze groep te verbeteren. Het onderzoek naar homogenezingspraktijken is afgerond. In de beleidsreactie staan de vervolgstappen: een gedragscode, het inrichten van steunpunten en een verkenning voor nadere maatregelen en regelgeving. Ook is er veel inzet gepleegd op het verbeteren van de positie van lhbti-leerlingen in het algemeen (bijvoorbeeld Onderwijsstandaard, uitbreiding Paarse Vrijdag) en lhbti-leerlingen in het reformatorisch onderwijs (bijvoorbeeld voorzetting project Stil Verdriet).

Op het internationale vlak werkten we aan de uitwerking van de Genderstrategie 2020-2025 van de Europese Commissie. Daarvoor zijn er drie lijnen: vrij zijn van geweld en stereotypen, gelijke kansen op succes in de samenleving en de economie, én op voet van gelijkheid deelnemen aan bestuur, economie en samenleving.

8. Verbetering dienstverlening van de overheid

Om bij te dragen aan het herstellen van het vertrouwen van de samenleving in het handelen van de overheid, hebben we in 2021 het programma OCW Open ingericht. De basis hiervoor is het rapport ‘Ongekend onrecht’ over de kinderopvangtoeslagaffaire. Het programma loopt vier jaar van 2021 tot 2026. Met het organiseren van meer openheid streven we zeven aspecten na: menselijke maat, transparantie, gelijke kansen, toegankelijk, ontkokering, betere balans tussen politiek, beleid en uitvoering en opgavegericht werken. We moeten kritisch kijken naar ons handelen. Daarvoor werken we aan verschillende strategische doelstellingen. OCW wil bijvoorbeeld dichter bij de mensen en instellingen staan waar OCW voor werkt, met oog voor menselijke maat en maatwerk. Daarnaast willen we een betere verbinding en meer samenwerking tussen beleid en uitvoering. Het is van belang dat er een betere en passendere verstandhouding met de politiek komt. We willen meer, eerder en breder in dialoog gaan met partners binnen en buiten OCW. We zullen alerter zijn op (onbewuste) discriminatoire mechanisme in ons handelen en beleid. Tot slot is ons doel betere verantwoording en zichtbaarheid van onze afwegingen en besluiten, dus transparanter handelen.

In de kabinetsreactie op het rapport Werk aan Uitvoering (WaU) en de kabinetsreactie op de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) hebben we aangegeven dat een brede samenhangende agenda van acties en investeringen nodig is, ter versterking van de dienstverlening en toekomstbestendigheid van de uitvoering. Het Ministerie van OCW participeert hier actief in. DUO heeft bijvoorbeeld een belangrijke bijdrage geleverd aan de hersteloperatie POK. Zo zijn in 2021 grotendeels de studieschulden van inmiddels 7600 gedupeerden van de kinderopvangtoeslag kwijt gescholden. Daarnaast heeft DUO, als deelnemer namens het Ministerie van OCW, aan de basis gestaan van het rapport Kwantificering Werk aan Uitvoering dat vorig jaar naar de Kamer is verzonden. Dit onderzoek geeft inzicht wat de vier grote uitvoeringsorganisaties (DUO, de SVB, UWV en de Belastingdienst), financieel voor de acties uit het rapport nodig hebben. Ook is het rijksbrede beeld berekend van met name de versnelling van de digitale agenda.

Licence