Base description which applies to whole site

3.1 Het beeld van 2021

Demissionair kabinet

Het vorige kabinet was vrijwel heel 2021 demissionair. Tegelijkertijd vroeg een aantal urgente thema’s op het beleidsterrein van SZW om een actieve aanpak. Het ging met name om steunbeleid vanwege de coronacrisis en compensatie voor de getroffenen van de toeslagenaffaire. Daarbuiten vroeg deze demissionaire status om terughoudendheid bij het nemen van beleidsmatige besluiten. Met het aantreden van het huidige kabinet worden weer belangrijke, beleidsmatige keuzes gemaakt op de verschillende SZW-terreinen.

Coronacrisis

De coronacrisis heeft na twee jaar nog steeds grote impact op de Nederlandse maatschappij. Eind 2021 is Nederland opnieuw geconfronteerd met een opleving van het coronavirus. De gevolgen zijn voor veel mensen groot. Niet alleen de gezondheid van veel mensen lijdt eronder, ook sociaal en economisch lopen we schade op. Scholen gingen herhaaldelijk dicht, ondernemers hebben hun zaak moeten sluiten, sommigen moesten extra hard werken en eenzaamheid onder jongeren en ouderen is toegenomen. Iedere Nederlander beleeft deze crisis op een eigen manier, maar vast staat dat de gevolgen voor heel veel mensen groot zijn. Dit jaarverslag moeten we in die context plaatsen: op veel gebieden zijn het afgelopen jaar stappen gezet, maar voor veel mensen zullen de effecten van corona in de eigen leefomgeving het beeld van 2021 bepalen.

Arbeidsmarkt

De Nederlandse economie herstelde zich snel, zodra contactbeperkende maatregelen werden opgeheven. Tussen mei en december 2021 kende de economie een aanzienlijke opleving, toen de contactbeperkende maatregelen grotendeels werden opgeheven. De productie en consumptie namen flink toe, onder andere doordat winkels en horeca weer open mochten en evenementen onder voorwaarden weer konden plaatsvinden. Deze opleving van de economie zorgde voor een stijging van de werkgelegenheid. Dat is terug te zien in onderstaande figuren. Samen met het effect van de steunpakketten zorgde deze economische opleving ervoor dat tegen het einde van 2021 een ongekende krapte op de arbeidsmarkt zichtbaar was. Tussen het eerste en derde kwartaal van 2021 steeg het aantal openstaande vacatures van 245 naar 371 duizend. Dat is een stijging van 52 procent. Dit betekent dat er sinds de zomer van 2021 meer vacatures waren dan werklozen.

De economische steunmaatregelen beperkten de negatieve economische impact van het coronavirus. Met behulp van onder meer de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW), de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL), de Tijdelijke overbruggingsmaatregel zelfstandig ondernemers (Tozo) en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) hebben we ondernemers financieel kunnen ondersteunen. Onderzoek van het CPB naar de steunmaatregelen in 2020 laat zien dat deze effectief zijn: het steunbeleid in 2020 voorkwam een sterke stijging van de werkloosheid en zorgde ervoor dat de daling van het bruto binnenlands product relatief kleiner was dan in andere landen (CPB, Economische analyse steunpakket 2020). In het najaar van 2021 zag het toenmalige kabinet zich genoodzaakt de steunmaatregelen opnieuw in te zetten, toen het coronavirus weer om zich heen sloeg. Aan deze uitgebreide steunpakketten kleven echter ook nadelen: zij werken verstorend voor de economie, de middelen komen niet altijd op de juiste plekken terecht en de pakketten doen een groot beroep op belastingmiddelen (Kamerstukken II 2021/22, 35 420, nr. 458). Daarom werken we aan een langetermijnvisie op de steunpakketten, die in de eerste helft van 2022 met de Kamer wordt gedeeld.

Inflatie en koopkracht

Een stijgende inflatie had in het najaar van 2021 een negatief effect op de koopkracht van huishoudens. Dit is weergegeven in onderstaande figuur. De stijgende inflatie ten opzichte van de relatief lage prijzen in 2020 heeft verschillende oorzaken, waarbij de stijging van de energieprijzen een belangrijke factor is. Het vorige kabinet verlaagde de energiebelastingen en compenseerde zo een deel van de prijsstijging. Voor een huishouden met een gemiddeld verbruik is die compensatie ruim € 400. Daarnaast is er geld vrijgemaakt om huishoudens met een lager inkomen aanvullend tegemoet te komen (Kamerstukken II 2021/22, 35 925 XV, nr. 84).

Deze infographic geeft door middel van vier grafieken het volgende weer. De werkzame beroepsbevolking nam in 2021 toe, na een tijdelijke daling in 2020. Daarmee daalde ook de werkloosheid in 2021, na een piek in zomer 2020. Deze stijging in de werkgelegenheid leidde onder meer tot een fors toenemende krapte op de arbeidsmarkt in 2021. Daarnaast steeg de inflatie eind 2021 hard, door een stijging in de energieprijzen.

POC-KOT

De kinderopvangtoeslagaffaire heeft veel gezinnen zwaar geraakt. In samenwerking met veel partijen, waaronder de VNG en gemeenten, is in 2021 hard gewerkt om gedupeerde ouders te compenseren. Ook is er brede ondersteuning geboden om hun leven weer op orde te brengen. Om gedupeerde ouders zo veel mogelijk een schuldenvrije toekomst te bieden, is een schuldenaanpak vormgegeven. Ook zijn UWV, SVB, DUO en gemeenten in 2021 begonnen met het kwijtschelden van schulden van gedupeerde ouders binnen het SZW-domein. De kosten die gemeenten hiervoor moeten maken, compenseren we met een specifieke uitkering. Om ook recht te doen aan de schade die kinderen en betrokken ex-partners hebben ondervonden, heeft het vorige kabinet eind oktober 2021 aangekondigd voor deze groepen extra regelingen op te zetten (Kamerstukken II 2021/22, 31 066, nr. 912). Daarnaast heeft het vorige kabinet een compensatieregeling aangekondigd voor mensen die gedupeerd zijn bij de uitvoering van de huurtoeslag, zorgtoeslag en het kindgebonden budget. Het aangedane leed kan nooit worden weggenomen, maar het kabinet zal zich onverminderd blijven inzetten om gedupeerden te compenseren.

3.1.1 Beleidsprioriteit 1: Het stimuleren van zekerheid en het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt.

Situatie op de arbeidsmarkt

Na het heropenen van de samenleving in het voorjaar van 2021 herstelde de economie zich snel. Dit herstel van de economie had een forse daling van de werkloosheid tot gevolg. Tussen februari en november 2021 daalde de werkloosheid met ruim 25 procent. Ook bleef het aantal faillissementen laag. De lage werkloosheid is goed nieuws voor alle werkenden en vormt tegelijkertijd een uitdaging: bedrijven hebben steeds meer moeite om het juiste personeel te vinden. Zoals hiervoor al is genoemd: sinds de zomer van 2021 zijn er meer vacatures dan werkzoekenden. De hoge werkgelegenheid betekent ook dat het aantal werkloosheidsuitkeringen laag is: de WW-instroom lag in augustus 2021 zelfs onder het niveau van de pre-corona periode. Hierbij speelden de steunpakketten waarschijnlijk een rol.

De krapte op de arbeidsmarkt was in 2021 ongelijk verdeeld tussen sectoren. Zo zijn er aan de ene kant bedrijven die staan te springen om arbeidskrachten, en zijn er daarnaast sectoren die structureel of voor langere tijd minder werk te bieden hebben. Dit zorgde ook voor een verschuiving van arbeid tussen sectoren. Het toenmalige kabinet heeft in 2021 op verschillende gebieden zijn beleid doorgezet om ervoor te zorgen dat werkgevers en werkzoekenden elkaar beter en sneller vinden. Er wordt gewerkt aan het verbeteren van de structurele werking van de arbeidsmarkt, mensen worden voorbereid op transities in werk (bijvoorbeeld door Leven lang ontwikkelen), er wordt ingezet op de verhoging van de arbeidsparticipatie en er is een sectorale aanpak waar nodig. Ook is in november 2021 een bedrag van € 40 miljoen vrijgemaakt voor de aanpak van krapte op de arbeidsmarkt (Kamerstukken II 2021/22, 35 420, nr. 420).

Crisismaatregelen

Het kabinet zette verschillende type regelingen in om werkgevers en werknemers te steunen in lastige tijden. De Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW) komt werkgevers met een omzetverlies tegemoet om werknemers door te betalen en in dienst te houden. De Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) biedt zelfstandigen een inkomensondersteuning. In 2021 is de toegang tot de Tozo versoepeld door de vermogenstoets niet uit te voeren en aanvragen met terugwerkende kracht mogelijk te maken. Ook is de Tozo verlengd tot 1 oktober 2021. Vanaf 1 oktober konden zelfstandigen nog steeds bij gemeenten terecht via een beroep op het verruimde Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Voor de laatste drie maanden van 2021 is de toegang tot het Bbz verruimd. Hierbij is een aantal elementen uit de Tozo overgenomen. Zo bevat het Bbz tot die tijd geen vermogenstoets. Ook heeft het toenmalige kabinet het Bbz verlengd tot 1 april 2022 waarmee zelfstandigen, onder voorwaarden, een uitkering kunnen krijgen als zij (tijdelijk) weinig inkomen hebben.

De economische steun ademde mee in de afwisseling van versoepelingen en strenge maatregelen door corona. Zo zijn verschillende steunregelingen gekoppeld aan omzetverlies. Het steunen wordt daarnaast toegespitst op de epidemiologische en economische situatie. Door het jaar heen is de steun daarom gewijzigd, waarbij het ook een periode volledig is stopgezet. De ontwikkelingen tegen het einde van 2021 hebben geleid tot de keuze van het toenmalige kabinet om over te gaan tot een harde lockdown. Ook is toen besloten om (wederom) ruimhartige steun in te voeren.

Met het aanvullend sociaal pakket werkte het toenmalige kabinet aan scholing en ontwikkeling, bestrijding van jeugdwerkloosheid en aanpak van armoede en schulden. De aanpak bestond onder andere uit de aanvullende crisisdienstverlening door regionale mobiliteitsteams, de impuls praktijkleren in het mbo, intensivering van gemeentelijke dienstverlening aan bijstandsgerechtigden en de tijdelijke impuls banenafspraak. Met al deze onderdelen bevorderde het pakket de stap naar nieuw werk. De regionale mobiliteitsteams zijn gefaseerd van start gegaan en sinds eind september zijn alle 35 teams actief. Aan het einde van 2021 zag het kabinet een stijgende lijn van de inzet van crisisdienstverlening. Daarnaast werden werkenden tijdens de coronacrisis gesteund in hun ontwikkeling via het crisispakket ‘NL leert door’. Werkenden konden kosteloos (online) om- en bijscholing volgen en ontwikkeladviezen ontvangen. Ook zijn er middelen beschikbaar gesteld voor de aanpak van armoede en schulden en ter tegemoetkoming van het omzetverlies bij SW-bedrijven.

Ouders werden in 2021 tweemaal geconfronteerd met een sluiting van de kinderopvang. De sluitingen begin en eind 2021 hebben een grote impact gehad op het dagelijks leven van veel gezinnen. Kinderen van ouders met cruciale beroepen en kwetsbare kinderen konden gedurende deze sluitingen wel gebruikmaken van de noodopvang. Tijdens de sluitingen is aan ouders gevraagd de eigen bijdrage aan de kinderopvang door te betalen om een plek voor hun kinderen te behouden. Bovendien hoefde daardoor niet ingegrepen te worden in het kinderopvangtoeslagsysteem, bleef de sector gefinancierd en kon noodopvang worden geboden. Ouders hebben een tegemoetkoming ontvangen voor het doorbetalen van de eigen bijdrage tijdens de eerste sluiting in 2021. Daarnaast is beslist dat ouders over de tweede sluiting in 2021 – die alleen zag op de BSO - nog een tegemoetkoming ontvangen. Die krijgen zij in 2022. Voor ouders die bij de eerdere tegemoetkomingen nadeel hebben ondervonden, is besloten dat in 2022 nog een aanvullende tegemoetkoming volgt.

Het vorige kabinet heeft in 2021 geconstateerd dat een langetermijnvisie op de steunmaatregelen noodzakelijk is. Het huidige kabinet bouwt hierop voort en denkt, in gezamenlijkheid met onder andere sociale partners, na over een visie op de aanpak van corona op de (middel)lange termijn. Naast het gezondheidsaspect wordt de visie op het steunbeleid herijkt. Het ruimhartige steunpakket houdt bedrijvigheid en banen in stand. Tegelijkertijd zitten er ook economische nadelen aan deze vorm en omvang van steun, die naarmate corona langer bij ons blijft ook steeds groter zullen worden. Zo is de steun verstorend voor de economie en dynamiek op de arbeidsmarkt, die op dit moment grote krapte kent. Ook komt de steun niet altijd op de juiste plekken terecht en doet het een groot beroep op belastingmiddelen. Daarom kan het steunbeleid volgens het kabinet niet oneindig zijn. Het kabinet is van plan om in de eerste helft van 2022 een langetermijnvisie over de vormgeving van het steunpakket met de Tweede Kamer te delen. 

Arbeidsmarkt van de toekomst

In navolging van de commissie-Borstlap heeft ook de SER een advies uitgebracht over de toekomst van de arbeidsmarkt. De demissionaire status van het kabinet vroeg in 2021 om terughoudendheid als het gaat om beleidswijzigingen op dit terrein. Het eindrapport van de commissie Regulering van Werk (commissie-Borstlap) en het hoofdstuk ‘Arbeidsmarkt, inkomensverdeling en gelijke kansen’ uit het SER MLT-advies bieden een leidraad voor de inrichting van de arbeidsmarkt van de toekomst.

In 2021 is doorgewerkt aan de uitwerking van het pakket loondoorbetaling bij ziekte. Eind 2018 is een pakket met maatregelen samengesteld dat de loondoorbetalingsverplichtingen bij ziekte makkelijker, duidelijker en goedkoper moet maken. Onderdeel hiervan vormt differentiatie naar grootte van de werkgever bij de premieheffing voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof), die leidt tot een lagere premie voor kleine werkgevers vanaf 2022. Het budget van € 450 miljoen dat in 2021 incidenteel beschikbaar is gekomen, wordt in 2022 en 2023 ingezet om incidenteel de Aof-premie voor kleine werkgevers extra te verlagen. Dit komt bovenop de verlaging die met de invoering van het wetsvoorstel is voorzien (Kamerstukken II 2020/21, 29 544, nr. 1025). Het wetsvoorstel ‘RIV-toets UWV door arbeidsdeskundigen’ is vanwege de demissionaire status van het kabinet in 2021 controversieel verklaard en is daarom doorgeschoven naar het huidige kabinet. Met dit voorstel wordt het advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer leidend bij de toetsing van het re-integratieverslag (RIV-toets) door UWV. Ook is in 2021 het ZonMw-programma ‘Verbetering re-integratie 2e spoor’ begonnen, naast het programma ‘Verbetering kwaliteit poortwachtersproces’ dat in 2020 is gestart.

Ook is er verder gewerkt aan de uitwerking van een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) voor ZZP’ers. Naar aanleiding van het advies van de Stichting van de Arbeid heeft het vorige kabinet in maart 2021 de hoofdlijnen van een AOV ZZP geschetst (Kamerstukken II 2020/21, 29 544, nr. 1044). De bedoeling is om de AOV ZZP zo uit te werken dat deze recht doet aan het advies van de Stichting van de Arbeid. Zo geeft het ook gevolg aan het Pensioenakkoord. Hoewel er vooruitgang is geboekt, is er nog een aantal uitdagingen op het gebied van averechtse selectie, uitvoerbaarheid en betaalbaarheid.

Met betrekking tot zelfstandigen is de pilot webmodule afgerond. Het is aan het huidige kabinet of het verder wil gaan met de webmodule en in welke hoedanigheid (zekerheid of duidelijkheid). Daarnaast is ook de keuze over het voortzetten van het handhavingsmoratorium aan het huidige kabinet gelaten.

Leven lang ontwikkelen

In 2021 is verder ingezet op een ‘Leven lang ontwikkelen’ (LLO). Dit is van groot belang om ervoor te zorgen dat mensen vitaal, flexibel en duurzaam inzetbaar blijven op een veranderende arbeidsmarkt. In 2021 is hard gewerkt aan de implementatie van een publiek leer- en ontwikkel-budget, dat de fiscale scholingsaftrek vervangt. Dit zogenoemde STAP-budget (Stimulans ArbeidsmarktPositie) komt voor iedereen tot de AOW-gerechtigde leeftijd beschikbaar; zowel werkenden als werkzoekenden zonder baan.

Pensioenen

In 2021 is verder gewerkt aan de Wet toekomst pensioenen, die eind 2021 voor advies naar de Raad van State is verstuurd. Sinds het najaar van 2020 worden de afspraken over het tweedepijlerpensioen uit het pensioenakkoord uitgewerkt in het conceptwetsvoorstel toekomst pensioenen. Het conceptwetsvoorstel is omvangrijk en bevat fundamentele wijzigingsvoorstellen voor het pensioenstelsel. We verwachten dat we het wetsvoorstel samen met het advies van de Raad van State in het voorjaar van 2022 aan de Tweede Kamer kunnen sturen. Na voorbereidingen in 2021 heeft SZW begin 2022 samen met stakeholders een informatieplatform voor professionals gelanceerd. Dit in het kader van het implementatietraject van de stelselherziening.

Vanaf 1 januari 2021 is de ‘Wet bedrag ineens, Regeling voor vervroegde uittreding (RVU) en verlofsparen’ ingegaan. Met dit wetsvoorstel zijn drie maatregelen uit het pensioenakkoord gerealiseerd. Voor het bedrag ineens is de invoeringsdatum van 2022 naar 2023 verplaatst en er wordt gewerkt aan een wetswijziging om de complexiteit in de uitvoering te verminderen. Deze wetswijziging zal in het voorjaar van 2022 voor parlementaire behandeling worden ingediend. Onderzoek naar cao-afspraken over de RVU laat zien dat de betreffende cao-partijen afspraken maken over de beoogde doelgroepen en dat sociale partners de voorwaarden voor de RVU-vrijstelling overnemen (Kamerstukken II 2020/21, 29 544, nr. 1072).

Vanaf 2021 is ook de subsidieregeling ‘Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en vervroegd uittreden’ (MDI&EU) van start gegaan. De MDI&EU loopt van 2021 tot en met 2025 en stelt in totaal € 1 miljard beschikbaar met als doel dat werkenden zoveel mogelijk gezond werkend hun pensioen halen, ook degenen die zwaar werk verrichten. De eerste aanvraag­tijdvakken zijn in 2021 afgerond. Samen met sociale partners heeft het kabinet de mogelijkheid onderzocht om het moment van uittreden onder voorwaarden te koppelen aan het aantal dienstjaren. Het onderzoeksrapport hierover is begin 2021 opgeleverd (Kamerstukken II 2020/21, 32 043, nr. 556).

Arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind

Afgelopen jaar is het wetsvoorstel betaald ouderschapsverlof door beide Kamers aangenomen. Deze wet regelt dat ouders negen weken deels betaald ouderschapsverlof kunnen opnemen bij de geboorte van hun kind. Dit is een belangrijke stap vooruit, voor ouders en de kinderen. Het doel van deze uitbreiding is om beide partners de kans te geven om tijd met hun kind door te brengen in het eerste jaar na de geboorte. De invoering van het betaald ouderschapsverlof geeft werkende ouders daarnaast extra mogelijkheden voor een meer evenwichtige verdeling van werk- en zorgtaken. De Wet betaald ouderschapsverlof zal op 2 augustus 2022 in werking treden.

Gezond en veilig werken

Ook in 2021 maakte corona het belang van gezond en veilig werken extra duidelijk. Daarbij ging het om zaken als thuis- en hybride werken, persoonlijke beschermingsmiddelen, en testen en vaccineren en de inzet van de arbozorg daarbij. Deze kwesties hebben, samen met aanpassing van de wetgeving rond het coronatoegangsbewijs, tot extra inspanningen geleid. Zo zijn in samenwerking met de SER meerdere rondetafelgesprekken georganiseerd, is het digitale platform www.hoewerktnederland.nl ten behoeve van vitaal thuiswerken opgezet en is de SER om advies verzocht voor een toekomstagenda rond thuiswerken. Dit advies wordt in 2022 verwacht.

Naast dit alles is er in 2021 ook gewerkt aan het ontwikkelen van een nieuwe visie op arbeidsomstandigheden: de Arbovisie 2040. De hoofdlijnennotitie is in 2021 aan de Tweede Kamer aangeboden en de SER is om advies gevraagd. Dat laatste komt in de loop van 2022 beschikbaar, waarna de visie en de beleidsagenda verder vorm krijgen.

Daarnaast is gewerkt aan het verbeteren van het proces van schadeafhandeling bij beroepsziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Dit volgt op de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Heerts. Naar aanleiding van dat rapport is een tegemoetkomingsregeling voor werkenden die een ernstige beroepsziekte hebben opgelopen als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen, in consultatie gebracht en aangeboden voor een uitvoeringstoets (Regeling tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten). Deze regeling treedt naar verwachting medio 2022 in werking en maakt het mogelijk om (ex-)werkenden met een ernstige stoffengerelateerde beroepsziekte een financiële tegemoetkoming toe te kennen. De tegemoetkoming vormt een erkenning voor het feit dat men door participatie aan het arbeidsproces ziek is geworden.

Ook zijn er voorbereidingen getroffen voor een Landelijk Expertisecentrum voor stoffengerelateerde beroepsziekten. Hiervoor wordt een onafhankelijke arbeidsgeneeskundige organisatie opgericht. Deze moet de kennisinfrastructuur op dit terrein versterken. We verwachten dat het expertisecentrum in de loop van 2022 operationeel is.

Tot slot is in 2021 stevig geïnvesteerd in de Brede maatschappelijke samenwerking (BMS) ter voorkoming van burn-outklachten. In samenwerking met uiteenlopende experts en stakeholders zijn bouwstenen opgehaald voor een meerjarig programma. De ambitie van de BMS is om de stijgende lijn van het aantal werkenden met burn-outklachten te keren. Ook wil de BMS de effecten van de coronacrisis op werkenden met burn-outklachten voorkomen en minimaliseren. Tegelijkertijd moet de mentale weerbaarheid van werkenden worden verbeterd.

Arbeidsmigratie

Het vorige kabinet heeft de aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten (commissie-Roemer) opgepakt. Het toenmalige kabinet is direct na het verschijnen van de rapporten van het Aanjaagteam met alle aanbevelingen aan de slag gegaan. Er is nieuwe wet- en regelgeving gemaakt rondom registratie en goede huisvesting en er wordt onder andere gewerkt aan het nieuwe stelsel voor certificering van de uitzendbranche. Ook zijn er stappen gezet rondom informatievoorziening en handhaving. Het kabinet werkt bij de uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam samen met sociale partners, gemeenten en provincies.

Verschillende voorstellen van het Aanjaagteam konden meeliften op reeds ingezette trajecten, waardoor wetgeving sneller geregeld was. Dit geldt bijvoorbeeld voor de wijzigingen in relatie tot de Basisregistratie Personen en het wetsvoorstel Goed Verhuurderschap, waarmee gemeenten onder andere de mogelijkheid krijgen om een verhuurdersvergunning voor de verhuur aan arbeidsmigranten in te voeren.  

Internationaal

Op het internationale en Europese vlak zijn in 2021 verschillende resultaten geboekt. Zo is in Europees verband onderhandeld met de andere lidstaten over een gezamenlijke positie voor de onderhandelingen met het Europees Parlement. Nederland kon instemmen met de gezamenlijke positie van de lidstaten over het Europees raamwerk voor adequate minimumlonen en het voorstel voor transparantie over beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen. Daarnaast is op het langlopende dossier van de herziening van verordening coördinatie sociale verzekeringen nog geen compromis gevonden tussen Raad en Europees Parlement. Dat is voor Nederland op dit moment de meest gunstige uitkomst. Tot slot hebben op het terrein van de aanpassingen van bilaterale sociale zekerheidsverdragen een aantal onderhandelingsrondes plaatsgevonden, onder andere met Turkije, Thailand en Argentinië. Nederland heeft het gewijzigde verdrag met Kosovo inmiddels geratificeerd. Verder ondersteunt Nederland de European Labour Authority (ELA) om de samenwerking in het toezicht tussen EU-landen te bevorderen en om in geschillen tussen EU-landen op het gebied van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit te bemiddelen.

3.2.2 Beleidsprioriteit 2: Mensen ondersteunen om naar vermogen mee te doen in de samenleving.

Breed offensief

De aanpak ‘Breed offensief’ maakt het voor werkgevers eenvoudiger om mensen met een beperking in dienst te nemen. Belangrijke onderdelen van het Breed offensief zijn vereenvoudigingen die het makkelijker maken om loonkostensubsidie in te zetten, maatregelen die ondersteuning op maat bevorderen en het werken lonender maken voor mensen met een beperking. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Participatiewet (uitvoeren Breed Offensief) is in februari 2020 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II 2019/20, 35 394, nr. 2). In 2021 is het wetsvoorstel controversieel verklaard en daarmee is de wetsbehandeling uitgesteld tot de komst van het huidige kabinet. Desondanks zijn twee wijzigingen uit het wetsvoorstel toch gerealiseerd, via de Verzamelwet 2022. Het gaat om het wegnemen van belemmeringen bij de no-riskpolis en harmonisering van de studietoeslag. Vanaf 2022 ontvangen gemeenten verder de middelen voor loonkostensubsidies op basis van realisaties. Hiermee stimuleert het kabinet gemeenten om mensen aan het werk te helpen met behulp van loonkostensubsidie.

Armoede en schulden

Op de gestelde ambities met betrekking tot kinderarmoede (Kamerstukken II 2018/19, 24 515, nr. 484) is vooruitgang geboekt. Er is meer aandacht binnen gemeenten voor kinderarmoedebeleid en het bereik van kinderen in armoede is bovendien flink gestegen. Dat blijkt uit de eerste rapportage Ambities kinderarmoede (netto bereik nam toe van 43 procent in 2017 naar 81 procent in 2020) (Kamerstukken II 2020/21, 24 515, nr. 608). Ook blijkt uit de rapportage over de voortgang van de Ambities kinderarmoede dat het aantal huishoudens met kinderen dat te maken heeft met een laag inkomen alweer is gedaald (in 2019 7.000 minder kinderen in armoede dan het jaar ervoor). Toch blijft er inzet nodig om de Ambities kinderarmoede te realiseren. Daarom is in 2021 besloten om de subsidie aan de armoedepartijen verenigd onder SAM& te verlengen tot ten minste eind 2022. Zodat nog meer kinderen mee kunnen doen op school, aan sport, aan cultuur en sociale activiteiten.

De problematiek van kwetsbare mensen was ook in 2021 een aandachtspunt, vooral ook door corona. Er spelen grote uitdagingen voor de regering en gemeenten om burgers tijdig de juiste ondersteuning te bieden. Voor de periode 2020-2022 is een bedrag van € 146 miljoen vrijgemaakt voor het tegengaan van armoede en problematische schulden. Een belangrijk onderdeel hiervan is het Waarborgfonds, dat in het najaar van 2021 van start is gegaan. Het Waarborgfonds stimuleert gemeenten om vaker saneringskredieten in te zetten, wat het mogelijk maakt om problematische schulden van mensen sneller af te wikkelen. Verder heeft het kabinet met behulp van deze extra middelen de armoede- en schulden­aanpak versneld en geïntensiveerd, zodat mensen sneller en op een laagdrempelige manier de weg naar hulpverlening kunnen vinden. Daarom is onder andere een impuls gegeven aan de Nederlandse schuldhulproute (NSR) en collectief schuldregelen (Kamerstukken II 2020/21, 24 515, nr. 569 en 24 515, nr. 600).

Via gemeenten geeft het kabinet aanvullende ondersteuning aan huishoudens met een terugval in inkomen als gevolg van de coronacrisis. Dit doet het kabinet omdat niet iedereen uit de financiële problemen komt door andere steunmaatregelen. Via de gemeenten is met behulp van de TONK (de Tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten) extra hulp aan huishoudens geboden. In 2021 heeft het kabinet hiervoor € 260 miljoen vrijgemaakt.

Vanaf 1 januari 2021 kunnen gemeenten in een eerder stadium mensen helpen die door schulden in de problemen dreigen te komen. Woningcorporaties, zorgverzekeraars, energieleveranciers en drinkwaterbedrijven geven zorgelijke betalingsachterstanden op vaste lasten door aan de gemeenten. Hiervoor is geen toestemming van de schuldenaar nodig. Gemeenten moeten vervolgens een ondersteuningsaanbod doen. Dat is mogelijk door een wijziging in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Ook is vanaf 2021 de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet in werking getreden. Deze wet zorgt voor een betere bescherming van het bestaansminimum van mensen die te maken hebben met beslaglegging op hun inkomen. Aan dit traject is door verschillende partijen, zoals deurwaarders, gemeenten, waterschappen, UWV, SVB, CJIB, LBIO en Belastingdienst, intensief samengewerkt. Alle partijen passen de nieuwe wet vereenvoudiging beslagvrije voet inmiddels toe.

Integratie en maatschappelijke samenhang

In 2021 is in samenwerking met gemeenten, DUO en andere ketenpartners hard gewerkt aan de implementatie van het nieuwe inburgeringsstelsel. Inburgeren helpt om volwaardig mee te doen in de maatschappij. Wie goed Nederlands spreekt, heeft betere toegang tot passend onderwijs, vindt makkelijker een baan en is beter in staat zijn eigen zaken te regelen. In het nieuwe inburgeringsstelsel zorgen gemeenten ervoor dat nieuwkomers zo snel mogelijk de Nederlandse taal leren en meedoen, het liefst via betaald werk. In 2021 besloot het kabinet om extra middelen ter beschikking te stellen aan gemeenten. In 2021 betrof dit € 9 miljoen aan extra invoeringsmiddelen, ten behoeve van de implementatie van de nieuwe wet. Daarnaast is er gespreid over de jaren 2021 tot en met 2026 in totaal € 21 miljoen beschikbaar gesteld voor de begeleiding van een groep inburgeraars die nog onder de Wet inburgering 2013 vallen, maar al in de geest van de nieuwe wet worden begeleid.

Er is extra geld beschikbaar gesteld om jonge inburgeraars te ondersteunen. Dit is besloten naar aanleiding van het ‘Rapport kosten onderwijsroute’ eind 2021 (Kamerstukken II 2020/21, 32 824, nr. 350). De komende twee jaar komt er in totaal € 24 miljoen beschikbaar om op korte termijn de aanbestedingen van de Onderwijsroute te stimuleren. Deze leerroute is met name gericht op jonge inburgeraars die na de inburgering kunnen doorstromen naar een vervolgopleiding.

Verder is in 2021 een verkenning uitgevoerd naar hardheden in het oude inburgeringsstelsel. De uitkomsten en voorgestelde verbetermaatregelen zijn in oktober 2021 met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstukken II 2020/21, 32 824, nr. 348). Een deel van de maatregelen vergt een wijziging van de nieuwe Wet inburgering in verband met een aanpassing van het overgangsrecht. Hiertoe zijn in 2021 een wetsvoorstel en een wijzigingsregeling in internetconsultatie gegaan.

Daarnaast had corona in 2021 ook impact op het inburgeringsonderwijs en de examens. Het kabinet heeft daarom besloten om inburgeraars onder de Wet inburgering 2013 die tegen het einde van de inburgeringstermijn aanlopen, opnieuw een verlenging van de inburgeringstermijn te verlenen (Kamerstukken II 2020/21, 32 824, nr. 348). Door de verlenging krijgen inburgeraars voldoende tijd om in te burgeren, komen zij niet in de knel met de termijn en worden zij niet geconfronteerd met boetes.

Met het programma ‘Verdere integratie op de arbeidsmarkt’ (VIA) verbeteren we de arbeidsmarktpositie van mensen met een migratieachtergrond. Hiervoor is vanaf 2018 een aantal pilots gestart waarin vernieuwende aanpakken zijn getest. De meeste pilots zijn in 2021 afgerond en leverden bruikbare resultaten op. De uitkomsten zijn gedeeld in het ‘Eindrapport programma Verdere integratie op de arbeidsmarkt’ (Kamerstukken II 2020/21, 29 544, nr. 1081). Om de lessen uit het programma VIA verder toe te passen en te verspreiden is samen met (koepel)organisaties binnen de Taskforce Werk & Integratie afgesproken om de komende jaren een gezamenlijke Werkagenda uit te voeren (Kamerstukken II 2020/21, 29 544, nr. 1085). 

Caribisch Nederland

In 2021 heeft het kabinet verder gewerkt aan het ijkpunt sociaal minimum. Dit ijkpunt is in 2019 ingesteld, om te werken aan een verbetering van de bestaanszekerheid van inwoners van Caribisch Nederland. In 2021 is naar aanleiding van de motie Wuite c.s. (Kamerstukken II 2021/22, 35 925 IV, nr. 12) besloten om het minimumloon en de uitkeringen per 1 januari 2022 met 10 procent (inclusief inflatie) te verhogen.

Om de kwaliteit en toegankelijkheid van kinderopvang in Caribisch Nederland te verbeteren, is de ‘Wet kinderopvang Caribisch Nederland’ aangekondigd. De beoogde inwerkingtreding van deze wet is verschoven. De tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland zal tot aan de invoering van de Wet kinderopvang Caribisch Nederland van kracht blijven. Vanaf 1 juli 2021 zijn de subsidiebedragen verhoogd. De samenwerking met de Openbare Lichamen via het programma BES(t) 4 kids zal worden voortgezet. Zo wordt gewerkt aan het verbeteren van de kwaliteit van de kinderopvang en worden de kinderopvangorganisaties begeleid bij de invoering van de nieuwe wet.

Het specifiek voor Caribisch Nederland in het leven geroepen corona-steunpakket liep ook in 2021 door. De hiermee gemoeide inzet heeft de reguliere uitvoering wel onder druk gezet (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 257), maar dit was onvermijdelijk. Per 13 oktober 2021 is de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN afgesloten voor nieuwe aanvragen.

3.1.3 Beleidsprioriteit 3: Het verbeteren van de uitvoering en handhaving

Een goede dienstverlening is van cruciaal belang voor de burger. De uitvoering en dienstverlening door de (Rijks)overheid is de plek waar de burger de overheid «ontmoet». Hierdoor is het werk van de uitvoeringsorganisaties van grote waarde.

Ontwikkeling kabinetsreactie POK

In 2021 zijn verschillende maatregelen genomen om de burger centraal te zetten in de publieke dienstverlening. Dit vloeit mede voort uit de overheidsbrede aandacht voor het versterken van de publieke dienstverlening. Naar aanleiding van de Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag (POK) heeft het kabinet voorstellen gedaan om de dienstverlening vanuit de overheid fundamenteel te verbeteren, knelpunten in beleid eerder te signaleren en de samenwerking tussen beleid en uitvoering te verbeteren. De in 2021 genomen maatregelen sluiten hierop aan. UWV en de SVB hebben hiervoor bestedingsplannen ingediend in het kader van de intensiveringen vanaf 2022. Deze plannen zijn in 2021 goedgekeurd, waardoor UWV en de SVB verder kunnen met de uitwerking. Concreet benutten UWV en de SVB deze middelen voor meer ruimte voor laagdrempelig contact met mensen en het leveren van maatwerk.

Werkagenda voor de uitvoering

Om als overheid consequent recht te kunnen doen aan de publieke dienstverlening, is de overheidsbrede beweging Werk aan Uitvoering (WaU) gestart. Op 5 maart 2021 heeft de Tweede Kamer de kabinetsreactie op de rapporten Werk aan Uitvoering ontvangen (Kamerstukken II 2020/21, 29 362, nr. 290). De in de kabinetsreactie aangekondigde overheidsbrede Werkagenda voor de publieke dienstverlening is in 2021 verder uitgewerkt in concrete acties (Kamerstukken II 2020/21, 29 362, nr. 295). Het algemene beeld is dat de uitvoeringsorganisaties hard aan het werk zijn om betere publieke dienstverlening vorm te geven. Dat geldt ook voor UWV en de SVB. Het nieuwe dienstverleningsconcept en de maatwerkplaatsen van UWV sluiten aan op het WaU-traject. Dat geldt ook voor de meerjarenkoers en operatie ’gezonde dienstverlening’ van de SVB die tot uitvoering komt in 2022. Een invoerings­toets en internetconsultatie moeten ervoor gaan zorgen dat burgers en bedrijven beter worden betrokken bij voorbereiding van voorstellen en het beoordelen van de impact. Ook gaat er een stevigere toets van wetsvoorstellen plaatsvinden op de aspecten uitvoerbaarheid, menselijke maat en ‘doenvermogen’.

UWV en SVB

Ook al wordt er gewerkt aan verbeteringen van de uitvoering, het is belangrijk te realiseren dat er al veel goed gaat. Zo heeft UWV veel waardering gekregen voor de uitvoering van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW) en de SVB voor de uitvoering van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO (TTKO-I en II). Ondanks de uitdagingen waar corona ons allemaal voor stelt, is de overall klanttevredenheid bij deze twee uitvoeringsinstanties zelfs licht toegenomen.

UWV heeft al verschillende maatregelen genomen om te zorgen dat de burger centraal staat in de dienstverlening. Er is onder andere vooruitgang geboekt op de WW-dienstverlening, zoals een intensievere begeleiding van WW-uitkeringsgerechtigden. Er is ook extra onderzoek gedaan naar dienstverlening in de WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten). Verder zijn er in 2021 belangrijke verbeteringen in gang gezet als het gaat om de omslag naar het regiemodel en de effectievere werkwijze in de Ziektewet. De groeiende vraag naar sociaal-medische beoordelingen blijft echter een belangrijk aandachtspunt (Kamerstukken II 2020/21, 26 448, nr. 645). Ook is in 2021 de ‘Wet vereenvoudiging Wajong’ in werking getreden. De nieuwe regels gaan ervoor zorgen dat Wajongers beter mee kunnen doen in de maatschappij, dat meer werken meer loont en dat de Wajong eenvoudiger wordt. Daarnaast zijn er voor complexe vragen en situaties maatwerkplaatsen ingericht en is er gestart met het inrichten van een UWV-breed systeem voor klantsignaalmanagement. Ook is op basis van de evaluatie Wet SUWI gestart met een verkenning naar het stelsel van gegevensuitwisseling. Hierin wordt de governance van het Inlichtingenbureau (IB) en het BKWI nader onder de loep genomen. Een extern onderzoeksbureau is aan slag met de uitwerking van het onderzoek en de verwachting is dat de resultaten van het onderzoek medio 2022 bekend zullen zijn (Kamerstukken II 2020/21, 30 982, nr. 62). Naast deze acties, signaleert UWV ook verschillende knelpunten in wet- en regelgeving die maken dat UWV niet die dienstverlening kan leveren die ze zou willen (Kamerstukken II 2020/21, D 51093).

Ook de SVB heeft belangrijke verbeteringen in haar dienstverlening doorgevoerd. Naar aanleiding van onderzoek naar verschillende leefvormen in de AOW zijn verbeteringen doorgevoerd voor onder andere AOW-gerechtigden waarvan een partner in een zorginstelling is opgenomen. Zo worden dankzij gegevensuitwisseling discrepanties sneller ontdekt en kunnen we terugvorderingen voorkomen (Kamerstukken II 2020/21, 26 448, nr. 648). Verder werkt de overheid in samenwerking met de SVB en het CIZ aan het vereenvoudigen van de ‘Tegemoetkoming dubbele kinderbijslag intensieve zorg’ (DKIZ). Naar aanleiding van een beleidsonderzoek hiernaar, bleek dat de aanvraagprocedure ingewikkeld kan zijn voor ouders en dat er sprake is van niet-gebruik (Kamerstukken II 2020/21, 34 104, nr. 332). Daarnaast is in 2021 een conceptregeling klaargezet voor de uitvoering van een pilot om het niet-gebruik in de AIO tegen te gaan. Ook zijn diverse verbeterslagen gemaakt op de voorlichtings- en uitvoeringsprocessen van de AIO.

Handhaving

Corona heeft ook in 2021 zijn weerslag gehad op het werk aan handhaving binnen het sociaal domein. Door beperkende coronamaatregelen zijn sommige activiteiten niet of slechts in beperkte mate mogelijk geweest. Zo was bijvoorbeeld het afleggen van huisbezoeken maar beperkt mogelijk en vonden contacten tussen uitvoerder en uitkeringsgerechtigde telefonisch plaats. Daar komt bij dat de steunmaatregelen een verhoogd risico op misbruik en oneigenlijk gebruik met zich meebrengen, waarvoor beheersmaatregelen zijn ingezet. De bedrijfsvoeringsparagraaf van dit jaarverslag gaat daar nader op in.

Ook zijn in 2021 verdere stappen gezet om het instrumentarium van handhaving te herijken. De nieuwe Handhavingskoers is al naar de Tweede Kamer gestuurd. De herijking van het handhavingsinstrumentarium heeft geleid tot het onderzoek 'Tussen staat en menselijke maat’ dat is uitgevoerd door de NSOB en voorzien is van een bestuurlijke reactie (Kamerstukken II 2021/22, 17 050, nr. 601). Het uitgangspunt van de nieuwe Handhavingskoers is dat burgers en bedrijven zich aan de regels houden en dat handhavers hen benaderen vanuit vertrouwen. Hierbij wordt meer ingezet op preventie en op passend optreden tegen burgers en bedrijven die de regels niet naleven (Kamerstukken II 2021/22, 17 050, nr. 602).

Verder is het onderzoek ‘Kennis der verplichtingen en detectiekans’ uitgebreid. Dit onderzoek meet jaarlijks (kwantitatief) in hoeverre uitkeringsgerechtigden hun plichten kennen en hoe groot zij de pakkans inschatten als ze hun plichten niet naleven. In 2020 is een afwijkend onderzoek uitgevoerd naar de kennis over verplichtingen in coronatijd. In 2021 is het reguliere onderzoek weer hervat. Doordat het onderzoek opnieuw is aanbesteed, heeft een wijziging in de vraagstelling plaatsgevonden en is een andere weging toegepast. Hierdoor zijn de resultaten van dit onderzoek niet goed te vergelijken met de resultaten van eerdere onderzoeken.

Ten slotte wordt naast het kwantitatieve onderzoek ook een verdiepend onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat de verplichtingen die horen bij een uitkering bekend zijn bij de meeste uitkeringsgerechtigden. Het toepassen van die verplichtingen op een specifieke situatie ervaren zij echter vaak als lastig. Een ruime meerderheid van de uitkeringsontvangers schat de kans dat het opgemerkt wordt wanneer verplichtingen niet worden nagekomen als groot of zeer groot. Ook gaat een overgrote meerderheid ervan uit dat wanneer de uitkeringsinstantie erachter komt dat je niet aan de verplichtingen voldoet, er een sanctie volgt. Uit het verdiepende onderzoekt blijkt dat informatie in brieven en op de website over het algemeen helder is. Wel vinden mensen het soms lastig om informatie over een specifieke situatie te vinden. Naast kennis over de verplichtingen is vertrouwen één van de factoren die ook invloed hebben op nalevingsgedrag. Uit het onderzoek blijkt dat er over het algemeen vertrouwen is in de uitkeringsinstanties. Dit vertrouwen wisselt wel per type uitkering: het vertrouwen is lager bij uitkeringen waarbij het arbeidsvermogen moet worden bepaald, zoals de Wajong of de WIA.

3.1.4 Kerncijfers

Fraude en handhaving UWV, SVB en gemeenten

Bij het ontvangen van een uitkering gelden diverse verplichtingen, zoals het tijdig verstrekken van gegevens over het inkomen en het melden van samenwonen. De naleving van deze verplichtingen is een belangrijke voorwaarde voor een goed werkend stelsel van sociale zekerheid. UWV, de SVB en de gemeenten zetten diverse instrumenten in om de naleving en handhaving van wet- en regelgeving te bevorderen. Het gaat zowel om voorkomen (bijvoorbeeld voorlichting) als om controleren en sanctioneren (bijvoorbeeld het opleggen van boetes). In de tabellen 1, 2 en 3 is een overzicht gegeven van de kerncijfers op het gebied van handhaving bij UWV, de SVB en gemeenten.

De handhavingscijfers laten een wisselend beeld zien ten opzichte van eerdere jaren. Het aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling is bij zowel UWV als SVB met ongeveer een derde gedaald ten opzichte van 2020. Deels is dit nog steeds het effect van corona, maar ook het gevolg van het afschaffen van de bijverdiengrens voor 16/17-jarige bij de Kinderbijslag en meer geautomatiseerde verwerking van gegevens waardoor cliënten minder gegevens hoeven door te geven waardoor de kans op het maken van een fout is afgenomen. Het aantal waarschuwingen is bij UWV wel fors gestegen. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door waarschuwingen voor late ziekmeldingen waarvoor het proces in 2020 heeft stilgelegen, maar in 2021 weer is opgestart. De incassoratio tot en met 31 december 2021 laat een stabiele trend zien in vergelijking met de mate van afbetaling in eerdere jaren. Zo lag de incassoratio na 1 jaar in 2017-2021 bij UWV gemiddeld rond de 23%. Bij gemeenten ten slotte zijn vooralsnog alleen de kerncijfers tot het derde kwartaal bekend. Deze zijn stabiel in vergelijking met de cijfers uit het derde kwartaal 2020.

Tabel 1 Kerncijfers opsporing UWV, SVB en gemeenten
 

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

 

2019

2020

2021

2019

2020

2021

UWV1

9,0

6,7

4,9

25

23

18

SVB2

10,5

3,9

2,7

10,6

6,0

5,0

Gemeenten3

31

25

184

67

59

424

Totaal

5

5

5

103

88

6

1

Bron: UWV, Jaarverslag.

2

Bron: SVB, Jaarverslag.

3

Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

4

Betreft de stand ultimo 3e kwartaal 2021.

5

Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager. Om die reden toont deze kolom geen totaal.

6

Dit totaal kan niet worden berekend.

Tabel 2 Kerncijfers sanctionering UWV, SVB en gemeenten
 

Aantal boetes (x 1.000)

Totaal opgelegd boetebedrag (x € 1 mln.)

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

 

2019

2020

2021

2019

2020

2021

2019

2020

2021

UWV1

4,8

3,7

2,1

4,3

3,7

2,5

6,6

4,9

6,5

SVB2

2,3

1,1

0,9

1,4

0,9

0,8

9,6

4,6

3,2

Gemeenten3

11,8

9,2

5,34

7,9

5,6

34

9,9

7,3

5

Totaal

19

14

6

14

10

6

26

17

6

1

Bron: UWV, jaarverslag.

2

Bron: SVB, jaarverslag.

3

Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

4

Betreft de stand ultimo 3e kwartaal 2021.

5

Dit kerncijfer is pas in juni 2022 beschikbaar.

6

Dit totaal kan niet worden berekend.

Tabel 3 Kerncijfers incassoratio UWV, SVB en gemeenten

Incassoratio benadelingsbedrag + boetevordering ultimo 2021 (%)

2017

2018

2019

2020

2021

UWV1

70

56

51

37

22

SVB2

61

47

37

31

24

Gemeenten3

41

34

27

21

12

1

Bron: UWV, jaarverslag.

2

Bron: SVB, jaarverslag.

3

Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Re-integratie

Tabel 4 geeft weer hoeveel mensen met een arbeidsbeperking UWV aan het werk heeft geholpen. In 2021 vonden 10.650 mensen met een arbeidsbeperking een baan, wat een lichte stijging is vergeleken met 2020. Dit is toe te schrijven aan de arbeidsmarkt die door de coronacrisis niet verder is verslechterd na 2020 voor werkzoekenden met een arbeidsbeperking. Wel was de arbeidsmarkt voor deze doelgroep nog steeds minder gunstig dan voor coronatijd. Dit is terug te zien in het hogere aantal mensen met een beperking dat aan het werk is geholpen door UWV in de jaren 2017 tot en met 2019.

Tabel 4 Aantal door UWV aan het werk geholpen mensen met een beperking1
 

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Begroting 2021

Verschil 2021

Mensen met recht op WAO-/WAZ-uitkering

300

400

250

150

150

2

Mensen met recht op Ziektewetuitkering

1.800

1.000

750

400

450

2

Mensen met recht op WIA-uitkering

2.500

2.900

3.500

3.000

3.000

Mensen met recht op Wajong

8.400

9.000

8.600

6.700

7.100

8.000

‒ 900

Totaal

13.000

13.300

13.100

10.250

10.650

Bron: UWV, jaarverslag.

1

De aantallen zijn op verschillende manieren berekend. Bij de Wajong worden alleen de mensen die een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden voor minimaal twaalf uur per week hebben aanvaard geteld. Bij de WIA, WAO en WAZ worden de mensen van wie het re-integratiedienstverleningstraject is beëindigd omdat ze voor hun resterende verdiencapaciteit werk hebben aanvaard geteld. Voor de Ziektewet worden uitsluitend de mensen die na een re-integratietraject aan het werk zijn gekomen geteld.

2

Door de aard van deze regelingen kan geen streefwaarde worden opgesteld.

Licence