Base description which applies to whole site

3. Beleidsprioriteiten

Inleiding

Het afgelopen jaar was een uitdagend jaar, waarin we ons vanuit het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hoofdzakelijk hebben gericht op het herstel van de impact die het coronavirus heeft gehad en op het uitwerken en uitvoeren van plannen om invulling te geven aan de doelen uit het nieuwe coalitieakkoord. Met onder andere het Nationaal Programma Onderwijs (NP Onderwijs) en extra middelen voor cultuur hebben de sectoren gewerkt aan het wegwerken van vertragingen, het ondersteunen van studenten en het weer laten bloeien van de culturele sector na twee jaar de gevolgen van corona te hebben ondervonden. Het aantreden van het nieuwe kabinet resulteerde in veel nieuwe ambities en plannen en omdat 2022 voor een groot deel werd gevormd door deze nieuwe beleidsprioriteiten, besteden we in dit hoofdstuk ook uitgebreid aandacht aan de activiteiten die in deze context hebben plaatsgevonden. Binnen en buiten OCW zijn afgelopen jaar met het programma OCW Open stappen gezet in het verbeteren van de dienstverlening van de overheid en met het Programma tegen Discriminatie en Racisme werken we aan het tegengaan van discriminatie, racisme en uitsluiting in al onze sectoren.

Vanwege de keuze om naast de originele beleidsprioriteiten voor 2022 ook in te gaan op de nieuwe beleidsprioriteiten als gevolg van het coalitieakkoord is de indeling anders dan voorheen. Eerst worden de originele negen beleidsprioriteiten behandeld, gevolgd door de nieuwe beleidsprioriteiten uitgesplitst per sector. Verder wordt binnen enkele thema’s aandacht besteed aan projecten die zijn gehonoreerd uit het Nationaal Groeifonds (NGF). Een overzicht van alle projecten uit het NGF is te vinden in bijlage 7.

1. Twee jaar met het coronavirus

1.1. Herstel primair en voortgezet onderwijs

Het coronavirus en de bijkomende maatregelen hebben in 2022 minder directe impact gehad op het onderwijs dan in de twee voorgaande jaren. Zo was er geen tijdelijke scholensluiting meer, maar gold er wel een aantal maatregelen voor leerlingen en personeel (bijvoorbeeld thuisblijven en testen met coronaklachten). Net zoals in 2021 hebben onderwijspersoneel en leerlingen gratis zelftesten gekregen. Het advies om preventief tweemaal per week een zelftest te nemen is vervallen op 15 maart 2022. In het voortgezet onderwijs was er bij het centraal eindexamen in 2022 weer sprake van een extra herkansing en een duimregeling. Dit betekent dat leerlingen een ongunstig cijfer mochten wegstrepen, als zij op die manier hun diploma konden halen. De kernvakken waren uitgezonderd van deze regeling.

Afgelopen jaar is gewerkt aan plannen om bij toekomstige oplevingen van het coronavirus beter voorbereid te zijn en tevens om richtlijnen te hebben voor mogelijke maatregelen die genomen moeten worden. Hiervoor heeft OCW samen met een brede vertegenwoordiging uit de onderwijssector het Sectorplan COVID-19 geschreven, waarin het doel is om het onderwijs fysiek open te houden. Er zal alleen (gedeeltelijke) sluiting plaatsvinden wanneer een virus(variant) is ontstaan waarbij leerlingen en medewerkers direct gevaar lopen. In het sectorplan is scholen gevraagd een coronadraaiboek op te stellen zodat voor hen helder is hoe zij met een eventuele uitbraak van corona omgaan. De overgrote meerderheid van de scholen in het primair en voortgezet onderwijs heeft een coronadraaiboek opgesteld. Daarnaast is er ook aandacht besteed aan het beter ventileren van scholen. Zo is het ‘hulpteam optimaal ventileren’ in het leven geroepen om scholen te informeren over ventilatie en luchten. Elke school kan via kenniscentrum Ruimte-OK een gratis bezoek van een ventilatieteam aanvragen en ontvangt na afloop van het bezoek een uitgebreid rapport met aanbevelingen en informatie. Ook is er € 139 miljoen beschikbaar gesteld via de maatwerkregeling ventilatie op scholen. Schoolbesturen kunnen deze subsidie aanvragen voor het doen van aanpassingen in het schoolgebouw ten behoeve van de verbetering van de luchtkwaliteit. Deze regeling loopt sinds 18 juni 2022 tot en met 30 april 2023 en is de opvolger van de SUViS-regeling (Specifieke Uitkering Ventilatie in Scholen). Kenniscentrum Ruimte-OK heeft ook een speciale website en helpdesk ingericht (bekostigd door OCW) om scholen telefonisch en op papier van alle informatie te voorzien over ventilatie en binnenklimaat op school. We hebben voorbereidingen getroffen om ervaringen te verzamelen van het gebruik van luchtreinigingstechnieken en hoe deze effectief bij kunnen dragen aan het reduceren van het risico op coronabesmettingen in de klas. In 2023 gaan we hier nader onderzoek naar doen. In het kader van ventilatie hebben scholen in het najaar van 2022 ook geld ontvangen voor de aanschaf van een CO2-meter voor elk klaslokaal. Hiervoor heeft het kabinet € 17,3 miljoen beschikbaar gesteld. Vooralsnog is een CO2-meter niet verplicht, maar er wordt gewerkt om een verplichting tot het hebben van een CO2-meter in elk klaslokaal op te nemen in het bouwbesluit.

Afgelopen jaar ontvingen alle scholen in het funderend onderwijs extra middelen vanuit het NP Onderwijs om de vertragingen die leerlingen hebben opgelopen door de coronapandemie te herstellen. In totaal is er voor funderend onderwijs 5,8 miljard voor dit doel beschikbaar gesteld. Scholen begonnen in de regel in het schooljaar 2021-2022 met de uitvoering van hun plannen. Met het oog op de lastige omstandigheden waaronder scholen hun plannen moesten uitvoeren is in april 2022 besloten om scholen meer tijd te geven en is de looptijd van de bestedingstermijn met twee schooljaren verlengd naar het schooljaar 2024-2025. Daarnaast is op basis van onderzoeksresultaten besloten om de middelen in het tweede jaar anders te verdelen en meer middelen per leerling te geven aan vo-scholen en scholen met meer leerlingen met een minder kansrijke achtergrond. Ondanks de lastige omstandigheden (hernieuwde corona-uitbraak en lerarentekort) lukte het de meeste scholen goed om uitvoering te geven aan hun plannen. Uit de monitoring van de resultaten van leerlingen komt wel naar voren dat aan het einde van het schooljaar 2021-2022 op sommige vlakken nog steeds sprake was van vertragingen en dat deze soms nog verder zijn toegenomen. Per sector, leergebied, schoolniveau en groep leerlingen was het beeld wisselend. Zo bleken de vertragingen in het po voor begrijpend lezen grotendeels ingelopen.

1.2. Herstel middelbaar beroepsonderwijs

Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) werd ook in 2022 geraakt door de maatregelen die genomen moesten worden vanwege het coronavirus. Hierdoor konden studenten het eerste half jaar niet volledig deelnemen aan fysiek onderwijs. Met het terugkeren van het fysiek onderwijs sinds 30 augustus werd ook pas goed duidelijk voor docenten en onderwijsinstellingen wat de omvang van de problematiek is waar studenten door de coronacrisis mee kampen. De problemen op het gebied van mentaal welzijn blijken groot en hardnekkig binnen het mbo en hoger onderwijs (ho). Ook de studievertraging is in veel gevallen hardnekkig en studenten komen met achterstanden het mbo binnen vanuit het voortgezet onderwijs.

Instellingen hebben vanuit het NP Onderwijs middelen gekregen om de opgelopen achterstanden tijdens de coronacrisis weg te werken. Ook worden middelen ingezet voor studentenwelzijn en stages. Instellingen zijn hiermee voortvarend aan de slag gegaan en de bestedingen van het NP Onderwijs lopen in veel gevallen op schema. Uit de steekproef die in het najaar van 2022 gedaan is, bleek dat op 1 juli 2022 40 procent van de totaal beschikbare middelen door de instellingen was besteed. De voortgang van de besteding over de thema’s is als volgt: soepele in- en doorstroom (49 procent); welzijn studenten en sociale binding met de opleiding (34 procent); ondersteuning en begeleiding op het gebied van stages (46 procent); ondersteuning en begeleiding op het gebied van coschappen medische opleidingen (33 procent); beperken studievertraging en uitval in lerarenopleidingen als gevolg van stagetekorten (35 procent); aanpak jeugdwerkloosheid (32 procent). De maatregelen die instellingen namen bestaan voor een belangrijk deel uit het aantrekken van extra personeel voor intensievere begeleiding, een sterkere zorgstructuur of extra lessen.

In het gehele onderwijs zien docenten een remming van de sociaal-emotionele ontwikkeling door de coronacrisis en zijn er achterstanden bij studenten die doorstromen uit het voortgezet onderwijs. Dit vraagt om een intensieve aanpak. Veel instellingen zetten daarom in op extra begeleiding, zowel inhoudelijk om studievertraging of leerachterstanden weg te werken, als persoonlijk om studenten te ondersteunen bij mentale problemen. In het mbo wordt ook meer ingezet op intake en studiekeuzebegeleiding om uitval van eerstejaarsstudenten te helpen voorkomen. Uit een eerste peiling van maart 2022 bleek dat 7 procent van de studenten hun studievertraging inmiddels heeft ingelopen. Dat betreft omgerekend naar de gehele studentenpopulatie (mbo en ho) circa 90.000 studenten. Ook heeft het NP Onderwijs bijgedragen aan het terugdringen van de stagetekorten. Inmiddels kan bijna iedere student een stage vinden. Wel is blijvende aandacht nodig voor stagediscriminatie en studenten in een kwetsbare positie.

1.3. Herstel hoger onderwijs

Met de middelen uit het NP Onderwijs hebben we hogescholen en universiteiten geholpen met het beperken van achterstanden, het bevorderen van het studentenwelzijn en het bestrijden van stagetekorten. Instellingen kunnen deze middelen onder andere gebruiken om ondersteuning en begeleiding bij stages te bieden. De besteding van deze middelen wordt afgestemd met de medezeggenschap. Daarnaast is met het onderzoek naar stagetekorten op het hbo in kaart gebracht hoe groot de stagetekorten waren in het derde kwartaal van 2022. De resultaten van dit onderzoek worden in het eerste kwartaal van 2023 gedeeld met de Tweede Kamer. Op het onderwerp studentenwelzijn zijn er veel nieuwe initiatieven ontwikkeld door instellingen en studenten zelf. De meeste middelen worden geïnvesteerd in een sterkere supportstructuur om studenten extra ondersteuning te bieden. Door de coronamaatregelen van de afgelopen twee jaar is er studievertraging ontstaan op stages en in het praktijk- en werkplekleren. Om deze studievertraging weg te werken zijn er in 2022 ook specifiek middelen beschikbaar gesteld voor geneeskunde- en lerarenopleidingen. De besteding van deze middelen wordt wederom afgestemd met de medezeggenschap.

Er zijn meerdere maatregelen genomen om studenten financieel tegemoet te komen. Zo is het wettelijk collegegeld in het ho in het studiejaar 2021-2022 gehalveerd en hebben we hogescholen en universiteiten gevraagd om ook hun instellingstarieven te verlagen. Voor de tariefverlagingen zijn instellingen financieel gecompenseerd. Studenten die het recht op hun basis- of aanvullende beurs in studiejaar 2021-2022 of 2022-2023 zijn verloren, worden apart gecompenseerd. Voor de studenten is bovendien (onder voorwaarden) het reisrecht verruimd. In het kader van mogelijke studievertraging als gevolg van het coronavirus en de daarbij komende extra kosten op het gebied van lesgeld of collegegeld hebben studenten in 2022 een tegemoetkoming ontvangen als zij in het studiejaar 2019-2020 en 2020-2021 ten minste één maand ingeschreven stonden bij een opleiding en een diploma hebben gehaald tussen 1 augustus 2020 en 31 augustus 2021.

1.4. Herstel cultuursector

In de Hoofdlijnenbrief cultuur 2022 – Herstel, vernieuwing en groei is de Tweede Kamer geïnformeerd over het herstel van de culturele en creatieve sector na twee jaar coronacrisis. De extra middelen die dit kabinet beschikbaar stelt uit het coalitieakkoord voor cultuur zijn voor herstel een belangrijke steun in de rug. In 2022 ging het om € 135 miljoen. Vanaf 2023 loopt het bedrag op naar € 170 miljoen structureel per jaar. Deze investering maakt het mogelijk de grote uitdagingen waar het culturele en creatieve veld voor staat aan te pakken en het culturele leven weer te laten bloeien. De hoofdlijnenbrief 2022 schetst maatregelen voor een verdere herstart, de arbeidsmarkt, makers, jongeren en innovatie.

De Boekmanstichting heeft in 2022 de gevolgen van corona voor de financiële situatie van culturele instellingen en werkenden onderzocht. Het onderzoek is een belangrijke bouwsteen van de gehele evaluatie van de coronasteun voor de culturele en creatieve sector. Die evaluatie is eind 2022 gestart en wordt in het voorjaar van 2023 afgerond. Het gaat om een synthese van beschikbare gegevens, onderzoeken, branche- en CBS-statistieken en een procesevaluatie.

Tabel 1 Gelijke kansen creëren en talenten tot bloei brengen

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Percentage van de gemeenten die goab-middelen ontvangen, dat 960 uur voorschoolse educatie aanbiedt aan doelgroeppeuters tussen de 2,5 en 4 jaar1

  

2021

2022

 

2022

PO

42%

99,10%

99.1%

 

100%

Percentage kindercentra met een aanbod van voorschoolse educatie, dat per doelgroeppeuter 10 uur pedagogisch beleidsmedewerker per jaar inzet.2

     

2022

PO

 

85%

94%

 

100%

Sociale inclusie van laaggeletterden3

      

MBO

     

Kwalificatiewinst4

 

2012-2013

2018-2019

2019-2020

2020-2021

2021

MBO

82,7%

87,9%

88,4%

88,3%

Hoger t.o.v. basiswaarde

Succes eerstejaars mbo5

 

2012-2013

2018-2019

2019-2020

2020-2021

2021

MBO

82,9%

83,6%

85,1%

84,7%

Hoger t.o.v. basiswaarde

Succes doorstromers in eerste jaar hbo6

 

2012-2013

2018-2019

2019-2020

2020-2021

2021

MBO

78%

85%

85%

81%

Hoger t.o.v. basiswaarde

Aantal nieuwe voortijdige schoolverlaters (vsv’ers)7

 

2008-2009

2019-2020

2020-2021

2021-2022

2021-2022

VO & MBO

41.800

22.766

24.480

PM

20.000

1

Uit de rapportage van de 2e meting van het implementatieonderzoek van september 2021 bleek dat de 960 uur in vrijwel alle gemeenten was ingevoerd op alle locaties. Slechts 2 gemeenten (van de 226 bevraagden) gaven aan dat het nog niet op elke locatie werd aangeboden. Bron: 3e meting monitor implementatie en besteding goab 19-13 (p.24). p/ 18: "De urenuitbreiding naar 960 uur ve voor doelgroeppeuters is inmiddels achter de rug." NB de onderzoekers lijken hier niet naar gevraagd te hebben, maar zoomen vooral in op de PM'ers.

2

De extra inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie treedt per 1 januari 2022 in werking, daarom is er nog geen streefcijfer. Er is geen data/bron beschikbaar. 2021: Er zijn verschillende cijfers. In de tabel staat het % ve-aanbieders dat op al hun ve-locaties een pedagogisch beleidsmedewerker in de ve hebben. Bij een aantal ve-aanbieder is dit ook onbekend. 83% van de ve-aanbieders die nog niet voldoen, geeft aan dat ze verwachten per 1 januari 22 dit wel voor elkaar te hebben. Er zijn geen gegevens of dit ook is gehaald. Streefwaarde op 100% gezet omdat het wettelijk verplicht is.

3

Vanaf 2020 zijn gemeenten verantwoordelijk voor het meten van het effect van opleidingen basisvaardigheden (de outcome). Gemeenten kiezen hierbij welke indicatoren zij verzamelen. Hierdoor zijn er geen landelijke, uniforme cijfers beschikbaar voor het effect op sociale inclusie. Bijna alle 35 contactgemeenten (Wet educatie beroepsonderwijs) hebben een regionaal programma laaggeletterdheid ingediend, waarin zij aangeven hoe zij het effect van hun lokale en regionale aanpak van laaggeletterdheid op doorlopende basis meten. Het onderzoekbureau Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ECBO) doet een meerjarig onderzoek naar de inhoud en voortgang van deze regionale programma’s laaggeletterdheid. Daarnaast is het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gevraagd om een proef uit te voeren met een aantal gemeenten om het bereik en de deelname aan opleidingen basisvaardigheden inzichtelijk te maken, waarbij achtergrondkenmerken zoals de leeftijd en het geslacht van de deelnemer en de aard van de gevolgde cursus in beeld worden gebracht (de output). In lijn met de motie van de leden Tielen en Kwint (Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 28760, nr. 104) is met gemeenten afgesproken om voorlopig slechts een beperkt aantal gegevens landelijk te monitoren.

4

5

6

Het betreft mbo-4 gediplomeerden die doorstromen naar het hbo en in het eerste jaar niet uitvallen. De definitie is voorlopig. Het cohortjaar is het jaar van het diploma in het mbo. Aan mbo-studenten die voorwaardelijk zijn toegelaten tot het hbo terwijl zij nog een klein gedeelte van hun mbo-opleiding moesten afronden, is uitstel gegeven. Ook is het bindend studie-advies een jaar opgeschort door hogescholen.

7

Nieuwe voortijdige schoolverlaters (vsv'ers) zijn jongeren van 12 tot 23 jaar die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten in het studiejaar vanuit het vo of mbo. Het laatste jaar is aangepast aan de definitieve cijfers.

2. Aanpak van het lerarentekort

Op 22 april 2022 is samen met de sociale partners het Onderwijsakkoord ‘Samen voor het beste onderwijs’ gesloten. Hiermee is structureel € 1,5 miljard euro geïnvesteerd in het funderend onderwijs. Er is onder andere geïnvesteerd in het dichten van de loonkloof tussen het primair onderwijs (po) en voortgezet onderwijs (vo), in de aanpak van de werkdruk in het vo en in extra ruimte voor onderwijspersoneel om zich te professionaliseren en ontwikkelen. Deze investeringen maken het vak aantrekkelijker. Daarnaast ontvangt het onderwijspersoneel op scholen met veel kwetsbare leerlingen een structurele arbeidsmarkttoelage. Bij het Onderwijsakkoord is een werkagenda (Kamerstukken 2021/22, 31293, nr. 615) opgesteld, samen met vak- en beroepsorganisaties, de sectororganisaties en de lerarenopleidingen. In deze werkagenda zijn onder meer afspraken gemaakt over de ambities en organisatie van leraren en schoolleiders. Door het bestuursakkoord ‘flexibilisering lerarenopleidingen’ zijn in 2022 de volgende stappen gezet: de start van een landelijk dekkend netwerk van negen regionale allianties (waar binnen en tussen hbo- en wo-lerarenopleidingen wordt samengewerkt), de start van academische zij-instroomtrajecten, de start van de Educatieve Master Primair Onderwijs, gelijk vrijstellingenbeleid binnen de hbo-lerarenopleidingen en het maatwerkprogramma Alfa4all voor zij-instromers in de talen tekortvakken.

In 2022 is er aan 1.993 zij-instromers subsidie toegekend. Dat zijn zo’n 100 aanvragen meer dan het jaar ervoor. Afgelopen jaren is gewerkt aan het verbeteren van het traject zij-instroom. Zo kunnen opleidingen door de afspraken in het bovengenoemde bestuursakkoord beter maatwerk leveren aan zij-instromers om een onderwijsbevoegdheid te halen. Uit het kostenonderzoek naar zij-instroom blijkt dat de tegemoetkoming per zij-instromer relatief laag is ten opzichte van de reële kosten. In 2022 zijn er 702 aanvragen toegekend voor de subsidieregeling onderwijsassistenten tot leraar in het po. Afgelopen jaar is wegens succes het budget van de regeling verhoogd, zodat meer assistenten en ondersteuners de opleiding kunnen volgen. Startende docenten hebben baat bij het volgen van een begeleidingstraject, want met goede begeleiding stromen zij minder snel uit. Inmiddels volgt 87 procent van de startende docenten in het po een begeleidingstraject, in het vo is dat percentage gestegen naar 90 procent.

In de G5 (Almere, Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Rotterdam) is in 2020 de regionale aanpak van de tekorten geïntensiveerd voor een periode van vier jaar. Voor de uitvoering is per jaar € 30 miljoen beschikbaar. Uit de tussenevaluatie in 2022 van de convenanten blijkt dat een gezamenlijke regionale aanpak werkt, met name als het gaat om het werven, opleiden en begeleiden van zij-instromers en onderwijsassistenten. Wel zijn er nog stappen te zetten op onder meer het behouden van personeel in de grote steden.

Ondanks alle maatregelen blijven de tekorten hoog. In het po is met name in de G5 een tekort en landelijk is er een tekort aan schoolleiders. Ook in het vo is er een tekort aan leraren, met name voor de bètavakken en vreemde talen. Daarom is op 13 december 2022 de lerarenstrategie voor de aanpak van de tekorten gepubliceerd. Specifiek voor de lerarenopleidingen wordt een landelijk curriculumberaad ingericht met een duidelijke governance waar de landelijke kaders voor leraren en lerarenopleidingen worden afgestemd. Tevens wordt een landelijk raamplan voor de opleidingen ontwikkeld en een aanvraag ‘Nationale aanpak professionalisering leraren’ gedaan bij het NGF. Met de onderwijsorganisaties zijn daarnaast afspraken gemaakt voor een landelijke strategie en meer samenwerking in de regio met bindende afspraken. We zien namelijk dat dit werkt. Ook is in de brief aangekondigd dat wij voornemens zijn om daartoe onderwijsregio’s (RATO’s) te vormen waarin afspraken gemaakt worden over de regionale aanpak van het personeelstekort.

Tabel 2 Sterke docenten

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Percentage van besturen dat aangeeft dat er binnen het schoolteam een gesprek is gevoerd over de besteding van de werkdrukmiddelen1

  

2019

2020

2021

2021

PO

 

99,27%

98,08%

99,54%

n.v.t.

Percentage van besturen dat aangeeft dat de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad ingestemd heeft met het voorstel voor de besteding van de werkdrukmiddelen1

  

2019

2020

2021

2021

PO

 

98,34%

97,65%

98,52%

n.v.t.

1

Bron: XBRL Onderwijsportaal, DUO. Er is geen basiswaarde omdat het om nieuw beleid gaat en de procesindicatoren nieuwe eisen betroffen waaraan schoolbesturen eerder niet hoefden te voldoen. Daarnaast is er in het werkdrukakkoord overeengekomen dat er voor deze procesindicatoren het principe van comply or explain geldt en is er geen streefwaarde afgesproken. Voor de percentages in 2019 geldt dat 964 schoolbesturen zijn meegenomen in het totaal. Voor 2020 geldt dat 891 schoolbesturen zijn meegenomen in het totaal. Voor 2021 zijn dat er 877.

3. Strategische agenda hoger onderwijs

Op 2 december 2019 is de strategische agenda hoger onderwijs gepubliceerd. In 2022 hebben we verder gewerkt aan de vier ambities van deze strategische agenda. Naast de strategische agenda hoger onderwijs is er in 2022 ook uitwerking gegeven aan de beleidsprioriteiten die volgen uit het coalitieakkoord 2021-2025. In paragraaf 10.3 worden de beleidsprioriteiten en de extra investeringen van het kabinet in het hoger onderwijs nader toegelicht.

Binnen de strategische agenda hoger onderwijs is in 2022 gewerkt aan studentenwelzijn, investeringen vanuit de Kwaliteitsafspraken, het wetsvoorstel voor loting, onderzoek naar zelfselectie, wisselstroomtrajecten en het creëren van ruimte in wet- en regelgeving voor flexibilisering. Ook zijn er in 2022 twee programma’s gehonoreerd door het NGF. Voor studentenwelzijn zijn we samen met de Vereniging Hogescholen (VH), Universiteiten van Nederland (UNL), Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) en Landelijke Studentenvakbond (LSVb) gestart met het ontwikkelen van een kader voor een integrale aanpak gericht op vroeg-signalering van problemen en de begeleiding van studenten. In het kader wordt ingezet op preventie, het vergroten van de ‘sense of belonging’ en het bieden van praktische hulpmiddelen. Daarnaast wordt ingezet op het vergroten van de kennis en kunde binnen instellingen. Het kader wordt in 2023 aangeboden aan de Tweede Kamer. Voor het opzetten en uitvoeren van de integrale aanpak heeft het kabinet tot en met 2025 middelen vrijgemaakt (€15 miljoen per jaar). Daarnaast is in 2022 een start gemaakt met een verdiepend onderzoek naar de oorzaken van stress en prestatiedruk bij studenten in het ho. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door het Trimbos instituut en de resultaten worden verwacht in 2023.

De investeringen vanuit de Kwaliteitsafspraken voor de verbetering van de onderwijskwaliteit zijn in 2022 verder opgelopen tot € 495 miljoen. Deze middelen zijn in het kader van de Kwaliteitsafspraken tot en met 2024 reeds aan het hoger onderwijs ter beschikking gesteld, waarbij plannen van de instellingen door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) zijn getoetst. Vanaf 2025 stelt het kabinet deze middelen structureel, door toevoeging aan de lumpsum, ter beschikking aan de instellingen (een bedrag van ongeveer € 625 miljoen per jaar). De instellingen zetten deze middelen structureel in voor de bevordering van kwaliteit van het ho.

De afgelopen jaren is gebleken dat de diversiteit van studenten op opleidingen met een numerus fixus is afgenomen en dat dit kan duiden op kansenongelijkheid. In 2021 is daarom het wetsvoorstel ‘toevoeging van decentrale loting als selectiemethode voor opleidingen met een capaciteitsfixus’ ingediend. Met het wetsvoorstel wordt loting als instrument toegevoegd aan het selectie-instrumentarium van instellingen. Op dit moment selecteren opleidingen met een capaciteitsfixus studenten op basis van minimaal twee kwalitatieve criteria. In februari 2022 heeft de Tweede Kamer verslag uitgebracht bij het wetsvoorstel. In de nota naar aanleiding van het verslag zijn de schriftelijke vragen beantwoord. Inmiddels is het wetsvoorstel aangenomen door de Tweede Kamer.

In juni 2022 publiceerde de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) de eindrapportage van een onderzoek naar zelfselectie. De rapportage beschrijft welke rol zelfselectie speelt bij de afweging om al dan niet voor de ho opleiding van voorkeur te kiezen. De Onderwijsinspectie heeft daarbij gekeken naar drempels in opleidingen, achtergrondkenmerken van studenten en specifieke persoonlijkheidskenmerken. In 2023 volgt een inhoudelijke beleidsreactie samen met de reactie op het onderzoek van de Onderwijsinspectie naar de onderbouwing van selectiecriteria en hoe daarbij rekening wordt gehouden met kansengelijkheid. De publicatie hiervan volgt naar verwachting begin 2023.

Wisselstroomtrajecten, waarbij studenten wisselen tussen universiteit en hogeschool, bevorderen dat de ‘juiste student op de juiste plek’ komt door het verbeteren van het studiekeuzeproces en het stimuleren van doorstroommogelijkheden. Zo moet een overstap in het eerste jaar van het wo naar het hbo worden vergemakkelijkt. Om wisselstroom een impuls te geven wordt in 2022-2024 € 3,5 miljoen beschikbaar gesteld om gezamenlijke projecten van hogescholen en universiteiten te stimuleren. Met UNL en VH is overeengekomen dat zij middels een kader inventariseren aan welke (bestaande) projecten de middelen het best kunnen worden besteed, waarna deze worden toegekend aan instellingen die aan het project deelnemen. De middelen voor 2022 (€ 500 duizend) zijn toegekend aan 11 verschillende projecten. Ten behoeve van kennisdeling hebben UNL en VH in 2022 een bijeenkomst van projectleiders georganiseerd. Hieraan wordt in 2023 vervolg gegeven.

Om meer ruimte te creëren in wet- en regelgeving voor flexibilisering is hetwetsvoorstel leeruitkomsten in juni 2022 ingediend bij de Tweede Kamer. Het lopende experiment leeruitkomsten is verlengd tot het moment waarop het wetsvoorstel is aangenomen en van kracht wordt. Naar aanleiding van de eindevaluatie van het experiment flexstuderen heeft de Tweede Kamer in april 2022 verzocht te verkennen hoe groot de brede behoefte aan flexstuderen is. Studenten die flexstuderen bepalen voorafgaand aan het academisch jaar voor hoeveel studiepunten zij zich inschrijven en betalen slechts voor dat aantal punten collegegeld. Door eerst een verkenning uit te voeren kan worden onderzocht wat de gevolgen zouden zijn van een brede invoering van flexstuderen voordat tot invoering wordt overgegaan. In het najaar is de toekomstverkenning ho gestart waarin de wenselijkheid van brede invoering van flexibel studeren wordt meegenomen.

In 2022 zijn twee programma’s door het NGF gehonoreerd. Het betreft de projecten Leven Lang Ontwikkelen (LLO) Katalysator en Digitaliseringsimpuls onderwijs Nederland. Met de LLO-Katalysator wordt een impuls gegeven door sneller de vraag naar bepaalde skills op de arbeidsmarkt inzichtelijk te krijgen, door vraag en aanbod van arbeid beter bij elkaar te brengen en door participatie in LLO-trajecten beter te stimuleren. Binnen het programma LLO-Katalysator worden uiterlijk in januari 2023 specifieke afspraken gemaakt, waarna een start wordt gemaakt met het opstellen van drie subsidies voor de realisatie van bouwstenen uit het programma. De bouwstenen zijn: het in kaart brengen van de skills van de toekomst; het stimuleren van LLO-oplossingen voor transities; het verder professionaliseren van onderwijsaanbieders voor LLO; en het stimuleren van de leercultuur. Het programma Digitaliseringsimpuls onderwijs Nederland stelt mbo-, hogescholen en universiteiten in staat om digitaliseringskansen beter te benutten met als doel om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, de adaptiviteit van het onderwijs te verbeteren en de digitale vaardigheden van docenten en lerenden verder te verbeteren. Dit alles om lerenden beter toe te rusten op de snel en continu veranderende arbeidsmarkt. Het afronden van de projectspecifieke afspraken voor dit programma is voorzien voor april 2023.

Tabel 3 Opleiden voor de samenleving van de toekomst

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Percentage leidinggevenden dat (zeer) tevreden is over de kwaliteit van het techniekonderwijs1

 

2017

2017

2020

2021

2024

 

VO

54%

54%

68%

PM, eindrapport: eind februari

65%

Percentage vmbo-leerlingen waarbij binnen een straal van 10 km rondom woonadres een techniekvestiging is2

 

2017

2018

2020

2021

2024

 

VO

95%

94%

94%

PM, eindrapport: eind februari

90-100%

Aandeel afgestudeerden bètatechniek3

 

2012

2020

2021

2022

2021

 

HBO

18%

21%

22%

23%

Hoger t.o.v. basiswaarde

 

WO

21%

28%

29%

29%

Hoger t.o.v. basiswaarde

Aandeel mbo-studenten techniek4

 

2011

2020-2021

2021-2022

2022-2023

2020

 

MBO

27%

26%

26%

27%

Hoger t.o.v. basiswaarde

Arbeidsmarktrendement, per opleidingsniveau5

 

Cohort 2012-2013

Cohort 2016-2017

Cohort 2017-2018

Cohort 2018-2019

2020

 

MBO

     
 

Entree

66%

61%

63%

59%

Hoger t.o.v. basiswaarde

 

Niv. 2

77%

84%

84%

82%

Hoger t.o.v. basiswaarde

 

Niv. 3

85%

92%

92%

92%

Hoger t.o.v. basiswaarde

 

Niv. 4

83%

90%

91%

90%

Hoger t.o.v. basiswaarde

Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de aansluiting van de opleiding met huidige functie voldoende/goed was6

 

2012-2013

2017-2018

2018-2019

2018-2019

2020

 

MBO

76%

77%

79%

78%

Hoger t.o.v. basiswaarde

Percentage leerbedrijven dat over vakkennis oordeel (zeer) goed geeft7

 

2016

2018

2020

2021

2020

 

MBO

77%

77%

71%

PM

Vasthouden

Percentage leerbedrijven dat over beroepsvaardigheden oordeel (zeer) goed geeft8

 

2016

2018

2020

2021

2020

 

MBO

76%

80%

74%

PM

Vasthouden

Percentage 25-64 jarigen dat deelneemt aan leeractiviteit (LLL)9

 

2010

2019

2020

2021

2020

 

MBO

17,1%

19,5%

18,8%

26,6%

20%

  

Cohort2010-2011

Cohort2016-2017

Cohort 2017-2018

Cohort 2018-2019

2022

Percentage hbo-afgestudeerden dat ruim een jaar na afstuderen aan het werk is10

HBO

88%

91%

91%

92%

Vasthouden

Percentage wo-afgestudeerden dat ruim een jaar na afstuderen aan het werk is11

WO

88%

92%

92%

92%

Vasthouden

Percentage werkende hbo-afgestudeerden ruim een jaar na afstuderen werkzaam op minimaal het niveau van de opleiding12

 

2010

2019

2020

2021

2022

 

HBO

79%

80%

79%

81%

Vasthouden

Percentage werkende wo-afgestudeerden ruim een jaar na afstuderen werkzaam op minimaal het niveau van de opleiding13

 

2010

2019

2021

2022

2022

 

WO

n.b.

71%

 

n.b.

Vasthouden

1

Bron: Enquête leidinggevenden technisch vmbo, SEO Economisch Onderzoek 2021, gepubliceerd in Sterk Techniek Onderwijs - Eerste fase STO: Monitorgegevens en voortgang in het eerste jaar – ResearchNed Nijmegen 2021. De nulmeting komt uit de enquête "Vernieuwing vmbo onder leidinggevenden" uitgevoerd door de SEO Economisch Onderzoek (2018).

2

Bron: Onderwijsdata DUO (eigen bewerking ROA), gepubliceerd in Sterk Techniek Onderwijs - Eerste fase STO: Monitorgegevens en voortgang in het eerste jaar – ResearchNed Nijmegen 2021. De nulmeting komt uit het onderzoek in het kader van de Monitor Sterk Techniekonderwijs; de nulmeting.

3

De voorlopige gegevens voor het jaar 2021/22 volgen eind januari. De cijfers worden pas definitief na vaststellen 1cijferho (begin februari).

4

De cijfers t/m 2021/2022 zijn definitief. Voor het laatste jaar is gebruik gemaakt van voorlopige cijfers.

5

Het gaat om het aandeel werkenden (minimaal 12 uur per week) van gediplomeerde mbo-uitstromers ruim een jaar na diplomering (uitstroom en arbeidsmarktpositie gemeten op 1 oktober). De cijfers van 2018-2019 zijn definitief. Vanaf cohort 2018-2019 wordt een mbo-uitstromer als gediplomeerde mbo-uitstromer gzien zodra deze een mbo-diploma behaald heeft. Voorheen werd een mbo-uitstromer alleen als gediplomeerde gezien als de leerweg van het diploma overeenkwam met de leerweg van de inschrijving. Deze definitie is nog steeds van toepassing op de cohorten 2013/'4 t/m 2017/18.

6

7

Bron: Onderzoek SBB. De onderzoekspopulatie leerbedrijven in 2016 en 2018 verschillen licht van elkaar. De cijfers betreffen een tweejaarlijks onderzoek. De nieuwe cijfers worden in het eerste kwartaal van 2023 verwacht.

8

Bron: Onderzoek SBB. De cijfers betreffen een tweejaarlijks onderzoek. De nieuwe cijfers worden in het eerste kwartaal van 2023 verwacht.

9

De cijfers over 2021 zijn niet zonder meer vergelijkbaar met eerdere jaren vanwege wijzigingen in het onderzoeksdesign en de vragenlijst.

10

Het gaat om het aandeel werkenden (minimaal 12 uur per week) van afgestudeerde hbo-bachelors ruim een jaar na afstuderen (uitstroom en arbeidsmarktpositie gemeten op 1 oktober).

11

Het gaat om het aandeel werkenden (minimaal 12 uur per week) van afgestudeerde wo-masters ruim een jaar na afstuderen (uitstroom en arbeidsmarktpositie gemeten op 1 oktober).

12

13

De enquête onder wo-afgestudeerden (Nationale Alumni Enquête) wordt tweejaarlijks gehouden. In 2020 is daardoor geen onderzoek gedaan. Data van de NAE voor 2021 is nog niet openbaar gemaakt waardoor er geen cijfer kan worden aangeleverd bij deze indicator.

4. Wetenschap van wereldformaat

De noodzakelijke en forse investeringen in wetenschap, zoals toegelicht in paragraaf 10.3, versterken het fundament, vergroten de ruimte voor divers talent en de maatschappelijke impact van hoger onderwijs en onderzoek. Een deel van de investeringen is structureel: circa € 400 miljoen. Daarnaast komen de investeringen uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap: 10 jaar lang gemiddeld € 500 miljoen per jaar. Het betreft investeringen in onder andere starters- en stimuleringsbeurzen, sectorplannen, wetenschappelijke infrastructuur, de Open Competitie, Europese samenwerking, open science, sociale veiligheid en kennisveiligheid.

Een aantal trajecten op het gebied van wetenschap van wereldformaat was al voor 2022 in gang gezet. Zo is er met de tweede ronde van het NGF aan een aantal verschillende projecten in 2022 een subsidie toegekend. De Nationale Groeifondscommissie keurde drie door OCW ingediende voorstellen goed voor de R&D&I pijler van het NGF. Het gaat om: Biotech Booster, over het vergroten van impact van kennis over biotechnologie; Einstein Telescoop, een grootschalige infrastructuur voor zwaartekrachtsgolvenonderzoek; en Zelfdenkende moleculaire systemen, over onderzoek en innovatie op het snijvlak van moleculaire scheikunde en digitale technieken zoals kunstmatige intelligentie en robotica. Alle drie de projecten zijn in 2022 van start gegaan. Daarnaast bevorderen we samenwerking en profilering, en rust en ruimte voor studenten, onderzoekers en docenten middels de sectorplannen. Hiervoor hebben we in 2022 het afwegingskader opgesteld, de nationale commissie ingericht en de eerste € 60 miljoen structureel geld toegekend. Deze toekenning, met middelen uit het coalitieakkoord, was mogelijk omdat onderzoekers en bestuurders tijdig waren gestart met het opstellen van breed gedragen sectorplannen. Ook de starters- en stimuleringsbeurzen konden al dit jaar worden gelanceerd. Doel van de beurzen is het stimuleren van ongebonden onderzoek en verlagen van de werk- en aanvraagdruk.

In 2022 is de subsidie voor het landelijk programma Erkennen en Waarderen van start gegaan. Het programma wordt uitgevoerd door UNL, NFU, NWO, ZonMw en KNAW. Erkennen en Waarderen heeft als doel om alle kerntaken van wetenschappers (onderzoek, onderwijs, impact, leiderschap, en voor universitaire medische centra patiëntenzorg) onderdeel te laten zijn van het belonings- en bevorderingssysteem. In het kader van open science zijn met middelen uit het fonds voor Onderzoek en Wetenschap in 2022 de eerste stappen gezet voor de oprichting van een Regieorgaan Open Science als opvolger van het Nationaal Programma Open Science. Dit Regieorgaan moet gaan bijdragen aan het tot norm maken van open science in Nederland, zoals is afgesproken in het coalitieakkoord. Daarnaast is er na een lange voorbereiding in 2022 een mijlpaal bereikt door de start van de bouw van de Square Kilometre Array (SKA). De SKA is een grote radiotelescoop die bestaat uit duizenden ontvangers die verbonden zijn met elkaar. De bouw van dit project vindt plaats in Australië en Zuid-Afrika. Nederland is vanaf het begin van dit project betrokken als een van de "founding fathers".

Sinds de start van het kennisveiligheidsbeleid in 2020 zijn door het kabinet en het kennisveld de nodige stappen gezet. In januari 2022 is het Loket Kennisveiligheid geopend als het landelijke expertise- en adviespunt voor kennisveiligheid en is de Nationale Leidraad Kennisveiligheid gepubliceerd. Beide dragen bij aan bewustwording en zelfregulering van de kennissector door het bieden van advies en handvatten over het borgen van kennisveiligheid in internationale samenwerking. In 2022 zijn voorbereidingen getroffen voor een externe audit waarmee in een nulmeting de implementatie van de leidraad in beeld wordt gebracht. Daarnaast zijn in 2022 de contouren geschetst van het beoogde toetsingskader op basis waarvan wetenschappers uit niet-EER landen die onderzoek willen doen in de meest sensitieve vakgebieden worden gescreend ten bevordering van de kennisveiligheid.

Tabel 4 Onderzoek van wereldformaat

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Percentage open-access gepubliceerde artikelen1

 

2016

2019

2020

2021

2021

OWB

42%

62%

73%

82%

100%

1

5. Modernisering Archiefwet

Archieven zijn belangrijke bronnen voor burgers, journalisten, onderzoekers en de overheid. Ze vormen het geheugen van de samenleving. We streven naar een goede uitvoering van de gemoderniseerde Archiefwet. Daarvoor is in 2022 het wetsvoorstel Archiefwet 2021 bij de Tweede Kamer ingediend. Dit wetsvoorstel brengt de overbrengingstermijn, de periode voordat te bewaren archieven moeten worden overgebracht naar een archiefbewaarplaats, terug van twintig naar tien jaar. Zo komen archieven eerder beschikbaar en versterken we digitaal duurzaam beheer.

Tabel 5 Cultuur

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Percentage scholen dat deelneemt aan het programma CMK1

 

2017

2019

2020

2021

2024

Cultuur

42%

59,8%

61%2

57%

60%

Percentage gebouwde rijksmonumenten in redelijke tot goede staat3

 

2013

2020

2021

2022

2021

Cultuur

87%

84,4%

84,7%

Nog niet bekend *4

84,6%

1

, het percentage geeft de deelnemende scholen in het primair onderwijs weer.

2

Realisatie 2022 is nog niet bekend, omdat deze wordt gebaseerd op de verantwoording over het jaar 2022 die medio 2023 worden ingediend. In het jaarverslag wordt daarom gerapporteerd over de realisatie met een jaar vertraging, en nu dus over het jaar 2021, het eerste jaar van de CMK-periode 2021-2024. In 2021 is de derde beleidsperiode van het matchingsprogramma Cultuureducatie met Kwaliteit (CmK) 2021-2024 gestart met extra aandacht én extra middelen voor cultuureducatie. De ambitie is de positieve ontwikkeling die in de vorige periodes zijn behaald, voort te zetten en verder uitbouwen; meer scholen met goed cultuuronderwijs, meer nieuwe scholen die willen deelnemen en meer ruimte om in te spelen op lokale wensen. In het eerste jaar van de periode 2021-2024 heeft al 57% van de scholen in het primair onderwijs zich (opnieuw) aangesloten bij de CMK regeling. Algemeen is het beeld dat het onderwijs weer in beweging is, maar nog steeds last heeft van de nasleep van corona. Er is meer dan gebruikelijke uitval waardoor cultuur activiteiten verplaatst moeten worden. Daarnaast zijn er scholen die na deelname aan eerdere CMK periodes ervoor kozen om niet verder in te zetten als officiële deelnemer aan het programma. Zij onderhouden nog wel contact met de uitvoerders van het programma, maar worden niet langer meegeteld als CMK school. Andere CMK scholen hebben hun programma een jaar vooruitgeschoven, ook doordat zij het vorige programma nog af moeten ronden. De verwachting is dat het aantal scholen gedurende de beleidsperiode tot en met 2024 wel zal groeien. Er zijn scholen met een groeiende behoefte aan cultuureducatie. Ze hebben het gemist in de coronatijd en/of ze hebben de lockdowns benut om de visie op cultuureducatie (opnieuw) te formuleren.

3

4

De gegevens over 2022 zijn nog niet beschikbaar. De data komt van de provincies en moet na oplevering nog samengevoegd worden. De verwachting is dat de data media april 2023 beschikbaar komt. De data is vanaf medio mei in te zien via de Erfgoedmonitor. Het percentage monumenten dat in goede staat verkeert laat een stijgende lijn zien. In 2019 bevond 83,6% van de monumenten zich in een redelijk tot goede staat, in 2021 was dat 84,7%. Dit percentage ligt wel lager dan de basiswaarde van 87% die in 2017 is vastgesteld op basis van metingen over 2013, maar dat komt doordat de meetmethode in de tussentijd verder is verbeterd. Dit komt door een toename van het aantal objecten dat in beeld is. Monumenten bestaan veelal uit meerdere objecten (zoals gebouwen, toegangspoorten, ornamenten en tuinonderdelen) en de onderhoudsstaat van steeds meer objecten wordt in beeld gebracht. Onder de nieuw toegevoegde objecten bevinden zich relatief veel objecten die minder goed toegankelijk zijn en daarom voorheen niet beoordeeld zijn. Deze bevinden zich ook vaker in een relatief minder goede staat van onderhoud. Gelukkig zien we -ook met de nieuwe meetmethode- een stijgende lijn in het aantal monumenten dat in goede staat verkeert.

6. Nieuwe concessieperiode landelijke publieke omroep

Op 1 januari 2022 is de nieuwe concessie/erkenningsperiode voor de landelijke publieke omroep ingegaan. Voor deze periode (2022-2026) is een prestatieovereenkomst afgesloten en zijn aan de landelijke publieke omroepen erkenningen verleend. In de prestatieovereenkomst staan afspraken over kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor het media-aanbod, de publieksbetrokkenheid en het publieksbereik van de Nederlandse Publieke Omroep.

Tabel 6 Media

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Alle afspraken uit prestatieovereenkomst worden door NPO nagekomen1

 

2017

2019

2020

2021

2020

Media

33/342

31/343

30/344

33/345

34/34

1

2

De niet-behaalde afspraak is ten dele gerealiseerd.

3

Een afspraak is niet gerealiseerd, twee van de niet-behaalde afspraken zijn ten dele gerealiseerd.

4

Een van de vier afspraken is net niet gehaald, de andere drie hebben te maken met onvoldoende budget/mogelijkheden door de coronacrisis.

5

Aan één van de 34 afspraken is niet voldaan, dit heeft te maken met verschuiving in budget.

7. Vrouwen aan de top

In 2022 is er in zowel het private als publieke domein gewerkt om een evenwichtigere en evenredigere vertegenwoordiging van vrouwen in de top te krijgen. Voor de private sector is op 1 januari 2022 de Wet «Evenwichtiger verhouding tussen mannen en vrouwen in bestuur en raad van commissarissen» in werking getreden. De wet omvat een ingroeiquotum voor Nederlandse beursgenoteerde vennootschappen voor hun raden van commissarissen en de jaarlijkse verplichting voor grote vennootschappen om via het Sociaal-Economische Raad (SER) Diversiteitsportaal te rapporteren over hun streefcijfers voor raden van bestuur, raden van commissarissen en subtop en een plan van aanpak om deze cijfers te behalen. Het SER Diversiteitsportaal is in 2022 gebouwd en zal naar verwachting begin 2023 live gaan. Verder is in september 2022 de meest recente versie van de Female Board Index gepubliceerd. Uit deze index 2022 blijkt dat de percentages vrouwelijke bestuurders en commissarissen gestegen zijn ten opzichte van het jaar ervoor, van respectievelijk 14 naar 15 procent en van 33 naar 38 procent. Door het Centraal Planbureau (CPB) is een analysekader opgesteld om op termijn de effecten te bepalen van het ingroeiquotum op de bestuurskwaliteit van beursgenoteerde ondernemingen.

Op 25 februari 2022 is de kabinetsreactie op het rapport ‘Sturing en beleid voor evenredige vertegenwoordiging v/m in de (semi-)publieke top’ van adviesgroep Vinkenburg en de QuickScan Genderdiversiteit gestuurd. In deze Kamerbrief staan maatregelen om tot een evenredige genderverhouding in de top van de (semi)publieke sector te komen. Naar aanleiding van de brief zijn ongeveer 3.000 organisaties per brief geïnformeerd over de maatregelen die worden genomen, waaronder een wettelijk verplicht streefcijfer met bijbehorend plan voor organisaties in de (semi)publieke sector. Op 10 november is er een bijeenkomst georganiseerd voor grote en koepelorganisaties in de (semi)publieke sector om inspiratie op te doen over de streefcijfers voor genderdiversiteit in de top en om met elkaar in gesprek te gaan over goede voorbeelden. Tijdens deze bijeenkomst is ook input opgehaald voor het wetsvoorstel voor de verplichte streefcijfers.

Onderzoeksbureau SEO heeft de monitor «Genderdiversiteit in de top van de (semi)publieke sector» opgeleverd. Uit deze monitor blijkt dat er over het algemeen en gemiddeld genomen vooruitgang wordt geboekt wat betreft het aandeel vrouwen in de top (van 35 naar 37 procent). Tegelijkertijd gaat de voortgang traag en zijn er nog grote verschillen tussen sectoren en organisaties. Een groot deel van de organisaties in de (semi)publieke sector heeft nog steeds minder dan 1/3 vrouwen in de top. De monitor van SEO is verwerkt in een online dashboard, dat inzichtelijk maakt hoe de verschillende sectoren en organisaties ervoor staan qua genderdiversiteit in de top. Vlak voor de kerst is de Kamerbrief ‘Voortgang genderdiversiteit in de top’ gestuurd met hierin de stand van zaken met betrekking tot genderdiversiteit in de top

Tabel 7 Emancipatie

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Acceptatie lhbti1

 

2010

2016

2018

2020

2021

Emancipatie

90%

93%

94%

96%

≥ 90%

Arbeidsmarktpositie van vrouwen in hoge functies2

 

2017

2018

2019

2020

2021

Emancipatie

RvB: 11,0%

12,4%

12,4%

13,4%

 

RvC: 15,4%

18,4%

20,4%

21,9%3

 
1

Deze monitor verschijnt tweejaarlijks.

2

3

Dit is het cijfer voor medio 2020. Er komt geen nieuwe Bedrijvenmonitor uit in verband met de nieuwe quotomwet. Er zullen vanaf volgend jaar nieuwe cijfers beschikbaar komen.

8. Regenboogstembusakkoord

Er zijn in 2022 belangrijke resultaten geboekt met betrekking tot het Regenboogstembusakkoord (RSA). Een van de resultaten is de totstandkoming van de Emancipatienota waarin de visie wordt weergegeven op het emancipatiebeleid, gevolgd door een hoofdstuk over intersectionaliteit en samenhang van kabinetsbeleid. De Bijlage Maatregelen in de Emancipatienota geeft daarbij een overzicht van de door het kabinet voorgestelde maatregelen, waarmee ook mede invulling wordt gegeven aan de uitvoering van het RSA. Het opnemen van het verbod op discriminatie in Artikel 1 van de Grondwet stond afgelopen jaar ook hoog op de agenda. Het doel is om discriminatie op basis van seksuele gerichtheid (en beperking) ook grondwettelijk te verbieden. Op 17 januari 2023 is de wet opnieuw behandeld in de Eerste Kamer. De Eerste Kamer heeft ingestemd met de uitbreiding van Artikel 1 van de Grondwet. Er komt expliciet te staan dat mensen niet gediscrimineerd mogen worden vanwege hun seksuele gerichtheid of beperking.

In lijn met de motie Sjoerdsma (Kamerstukken 2021/22, 35925 V, nr. 27) en het Regenboogstembusakkoord zijn er meer financiële middelen beschikbaar voor vrouwenrechten, inclusief seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (srgr), en gelijke rechten voor lhbtiq+ personen in Centraal en Oost Europa en de Zuidelijke Kaukasus. Daarnaast kunnen organisaties rekenen op meer diplomatieke steun. Nederland zal tevens andere landen en partners blijven oproepen om organisaties in deze regio te ondersteunen.

Verder is er in 2022, anticiperend op de initiatiefwet van het lid Van Ginneken ‘‘"X" in het paspoort", interdepartementaal gewerkt aan de ambtelijke verkenning van de (uitvoerings-)gevolgen van de maatregel en een inventarisatie van de kosten die komen bij het introduceren van een neutrale geslachtsvermelding in de overheidsadministratie, te weten "X". Deze verkenning loopt nog. Conform de motie Bergkamp en Van den Hul (Vergaderjaar 2019/20, 35300 VIII, nr. 131) wordt ook onderzocht in welke mate in Nederland niet-medisch noodzakelijke ingrepen plaatsvinden bij jonge intersekse kinderen. Hierin wordt ook het perspectief van het kind zelf meegenomen. Het onderzoeksrapport zal spoedig met de Tweede Kamer gedeeld worden. Ter uitvoering van de motie Van Ginneken en Ellian (Kamerstukken 2021/22, 33836, nr. 75), ingediend op 21 juni 2022, is een interdepartementale werkgroep over meerouderschap in het leven geroepen. De werkgroep zal een aantal scenario’s, een plan en planning uitwerken voor de manier waarop meerouderschap en -gezag kan worden geïmplementeerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van focusgroepen (bijvoorbeeld van meerouders, kinderen en jeugdbescherming) om de diverse maatschappelijke behoeften in kaart te brengen. Parallel aan de organisatie van de focusgroepen wordt verkend wat de benodigde wijzigingen zijn in het Burgerlijk Wetboek 1 en de doorwerking daarvan in alle relevante wet- en regelgeving, voortbouwend op de eerdere analyse van de invoering van meerouderschap en -gezag.

9. Verbetering dienstverlening van de overheid

Het programma OCW Open richt zich enerzijds op (cultuur)verandering, waarbij het menselijk handelen van ambtenaren een belangrijke rol speelt en er daardoor tijd nodig is om verandering aan te brengen. Anderzijds is het een overkoepelend programma en biedt het overzicht en voert de regie op de implementatie van de acties voor het ministerie van OCW als gevolg van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslagaffaire (inclusief Werkagenda Werken aan Uitvoering en advies Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties, en hoofdstuk 1 van het regeerakkoord).

Begin 2022 heeft het programma OCW Open haar programmaplan opgeleverd en zijn de eerste inspanningen hiervoor verricht. Een aantal voorbeelden wordt hier uitgelicht. Als eerste zijn er vanaf 2022 meerjarig middelen voor Werken aan Uitvoering (WaU) toegevoegd aan de OCW-begroting. Dit is gebeurd op basis van bestedingsvoorstellen van 19 taakorganisaties van het ministerie van OCW voor de onderwerpen dienstverlening, ICT en statuur van de uitvoering. In de bestedingsvoorstellen staat het verlenen van betere dienstverlening en aansluiten op de behoefte van mensen voor wie wij werken in relatie tot onze uitvoeringsorganisaties centraal. Ten tweede heeft er een tweede dialoog plaatsgevonden met als thema "Kan ik drager zijn van de nieuwe bestuurscultuur?". Deze dialoog was bedoeld om naast het voeren van de dialoog over de veranderambitie en het bevorderen van bewustzijn op de veranderopgave, input op te halen voor het spoor «leiderschap» van Ambtelijk Vakmanschap en Vermogen (AVV)/OCW Open. De uitkomsten hiervan worden meegenomen in de verdere ontwikkeling van het leiderschapstraject. Ten derde is de pilot «Het versterken van gegevenseigenaar» uitgewerkt en deze wordt doorontwikkeld in samenspraak met de betrokken organisatieonderdelen. Tot slot zijn sinds Prinsjesdag 2022 alle beslisnota’s openbaar. Binnen het ministerie OCW is in september afgesproken dat er een «laktool» beschikbaar komt voor alle medewerkers van het departement, zodat iedere medewerker in staat is het nodige te lakken, zoals persoonsgegevens. OCW Open is voornemens om fase 1 "veranderen in dialoog" begin 2023 af te sluiten en direct te starten met fase 2 "veranderen in co-creatie". Dit doen wij op aanraden van de Auditdienst Rijk (ADR), die het programma heeft geadviseerd om meer te gaan sturen op de veranderopgave die we als gehele organisatie op te pakken hebben. Het doel is om de verandering neer te leggen waar het moet gebeuren, in de staande organisatie, en om als programma te ondersteunen en richting te geven. Het idee is om door middel van een VeranderWijzer inzicht te krijgen en geven in de mate waarop er momenteel gewerkt wordt volgens de operationele doelen van OCW Open. Daarna worden deze uitkomsten besproken in teams of in directies en worden er eigen prioriteiten en ambities gesteld. De deelprogramma’s van OCW Open kunnen dan ondersteunen bij het behalen van die ambities. Op deze manier kunnen we ervoor zorgen dat iedereen werkt aan wat voor hen relevant is en past bij het werk, en dat de verandering in beweging blijft.

Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) werkt ook op verschillende manieren aan versterking van de dienstverlening. Zo is de wachttijd aan de telefoon voor particuliere klanten aangepakt. Ook versterken we de maatwerkaanpak, bijvoorbeeld door inzet van arbitraire beraden; plekken om multidisciplinair casuïstiek te bespreken. Er is een eerste Stand van DUO uitgebracht waarin aandachtspunten zijn opgenomen vanuit de ogen van de klanten. Knelpunten in wet- en regelgeving die onbedoeld negatieve impact hebben op de klanten worden geïnventariseerd en zoveel mogelijk opgelost. DUO werkt samen met andere uitvoerders in het kader van het overheidbrede programma loketfunctie, onder meer in enkele experimenten om gezamenlijke dienstverlening in te richten. Daarnaast heeft DUO een eerste proef gedaan met de doenvermogentoets over de herinvoering van de basisbeurs.

10. Beleidsprioriteiten coalitieakkoord 2021-2025

10.1. Primair en voortgezet onderwijs

In het kader van de beleidsprioriteiten die volgen uit het coalitieakkoord 2021-2025 wordt in het primair en voortgezet onderwijs ingezet op de thema’s kwaliteit, kansengelijkheid, vrij en veilig onderwijs en leraren. In het nieuwe coalitieakkoord is € 1 miljard aan structurele middelen opgenomen om de onderwijskwaliteit te versterken. Een onderdeel hiervan is het Masterplan Basisvaardigheden, waarover de Tweede Kamer op 12 mei is geïnformeerd. Het Masterplan moet eraan bijdragen dat de prestaties van leerlingen op de basisvaardigheden taal, rekenen, digitale geletterdheid en burgerschap zichtbaar verbeteren. Om de komende jaren te werken aan het verbeteren van basisvaardigheden onder leerlingen zetten we in op extra tijd en ruimte voor kwalitatief goede leraren, effectieve leer- en ontwikkelmiddelen en een verbeterde aansluiting tussen de school en organisaties rondom de school, zoals de bibliotheken en de kinderopvang. Daarnaast hebben we aangekondigd dat we door monitoring en toezicht beter zicht willen krijgen op de prestaties van leerlingen op basisvaardigheden, zodat we de effectiviteit van de maatregelen beter kunnen toetsen. Een randvoorwaarde hiervoor is dat het curriculum van het funderend onderwijs wordt bijgesteld zodat de doelen voor met name de basisvaardigheden veel helderder zijn dan nu het geval is. Sinds afgelopen najaar zijn 645 scholen in het funderend onderwijs al aan de slag gegaan met het verbeteren van de basisvaardigheden, waarvan 144 scholen hierbij hulp krijgen van basisteams. Deze basisteams ondersteunen de scholen in hun aanpak en helpen met het organiseren van de juiste hulp voor de school. Op 21 november is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van het Masterplan basisvaardigheden. In deze brief schetsen wij onze beelden bij de structurele aanpak van het Masterplan basisvaardigheden. Zo is in de brief aangekondigd dat scholen de komende periode gerichter worden gefinancierd door middel van een meerjarige subsidieregeling in aanloop naar structurele bekostiging met een nieuw financieringsinstrument vanaf 2025/2026.

Voor het praktijkonderwijs (pro) is eind 2022 een voorstel voor rechtstreekse financiering naar de Tweede Kamer verstuurd. Dit betekent dat er bij het aanvullende (ondersteunings)deel van de bekostiging van het praktijkonderwijs geen tussenkomst meer is van het samenwerkingsverband passend onderwijs. Een samenwerkingsverband blijft wel verantwoordelijk voor de toelaatbaarheid van de leerling tot het praktijkonderwijs. Dit sluit aan bij de adviezen uit het onderzoek van KBA Nijmegen naar de financiering van het praktijkonderwijs. Hiermee wordt invulling gegeven aan een afspraak uit het coalitieakkoord dat het praktijkonderwijs een volwaardige schoolsoort is en dat we, met inachtneming van het onderzoek van KBA Nijmegen, overgaan naar rechtstreekse financiering.

In het funderend onderwijs is in 2022 met de uitvoering gestart van drie voorstellen die door het NGF zijn gehonoreerd. Dit zijn de programma’s Open Leermateriaal, Ontwikkelkracht en Digitaal Onderwijs Goed Geregeld. Vanuit Open Leermateriaal zijn activiteiten gestart om scholen te verbinden, leraren te versterken, open leermateriaal te verrijken, de infrastructuur te verbeteren en kennis te ontwikkelen. Het programma Ontwikkelkracht investeert in het lerend vermogen van het onderwijs, door te bouwen aan een stevige kennisinfrastructuur voor het funderend onderwijs. Dit zijn investeringen in de ontwikkeling van effectieve interventies, het professionaliseren van leraren en schoolleiders tot expertleraren en -schoolleiders, het versterken van de onderzoeks- en verbetercultuur en kennisdeling. Door het project Digitaal Onderwijs Goed Geregeld maken scholen met minder spanning en risico gebruik van digitale toepassingen in het onderwijs. In 2022 hebben hiervoor de voorbereidende werkzaamheden plaatsgevonden waardoor de bijbehorende subsidie en uitvoering in 2023 kunnen starten.

Kansengelijkheid staat in het nieuwe coalitieakkoord hoog op de agenda. Dit blijkt ook uit de €1,0 miljard beschikbare coalitieakkoordmiddelen voor dit thema. In 2022 is er een aantal programma’s geweest dat bijdraagt aan het verhogen van kansengelijkheid. Zo was als onderdeel van het NP Onderwijs de subsidie Heterogene Brugklassen beschikbaar. Scholen in het voortgezet onderwijs konden deze subsidie inzetten om leerlingen in de eerste leerjaren van de middelbare school meer tijd te geven om op het voor hen best passende niveau te komen. Een groot deel van de ontwikkeling van kinderen vindt buiten de school plaats. In het programma School en omgeving bieden scholen en gemeenten samen met maatschappelijke partijen een verrijkt aanbod buiten schooltijd aan voor leerlingen die daar het meeste baat bij hebben. In 2022 zijn ongeveer 130 coalities gestart met het realiseren van een rijke schooldag en omgeving.

In juni 2022 heeft de Tweede Kamer een overzicht van de verwachte wetsvoorstellen rondom passend onderwijs ontvangen, waarbij een toelichting op de speerpunten en de inzet van extra middelen is gegeven. Het afgelopen jaar is onder andere het wetsvoorstel ter versterking van de positie van ouders en leerlingen in internetconsultatie ingediend. Daarnaast is er een symposium over de ouder- en jeugdsteunpunten georganiseerd en is de brochure «helderheid rond passend onderwijs» gepubliceerd. De Tweede Kamer wordt ook nader geïnformeerd over de voornemens rondom inclusief onderwijs. Afgelopen jaar hebben we in samenwerking met het onderwijsveld de ambitie voor inclusief onderwijs in 2035 vastgesteld en is er een werkagenda inclusief onderwijs gemaakt. 

Om gelijke kansen te bevorderen bij de aanmelding op scholen is er een brief naar alle schoolbesturen verstuurd waarin besturen nogmaals worden gewezen op de regels hieromtrent. Er is ook een experiment opgestart om de communicatie naar ouders met een lage sociaaleconomische status (ses) over schoolkeuze te onderzoeken en te verbeteren. Onderscheid bij toelating vanwege de grondslag van de school mag op basis van de huidige wetgeving alleen als daarbij niet direct onderscheid wordt gemaakt op grond van ras, nationaliteit, seksuele geaardheid of burgerlijke staat. Over het gebruik van identiteitsverklaringen krijgt de Tweede Kamer in de eerste helft van 2023 een brief.

Voor dit kabinet is het belangrijk dat leren voor kinderen buiten de school ook vrij en veilig is. Daarom is er vanuit het ministerie van OCW de beleidsagenda vrije en veilige informele scholing, waarin wordt ingezet op twee thema’s: kwaliteitsverbetering van informele scholing en verbetering van toezicht op informele scholing. In 2022 zijn ambitieuze eerste stappen gezet op beide thema’s. Zo zijn diverse intensieve werkrelaties opgezet met koepelorganisaties en veldpartijen die betrokken zijn bij het verzorgen van informeel onderwijs. Ditzelfde geldt voor kennis – en expertisecentra en educatieve uitgeverijen. Met hen is onderzocht hoe hun kennis en ervaring kan worden ingezet op verbetertrajecten in het informeel onderwijs. Samen met al deze partijen is gewerkt aan plannen om het informeel onderwijs beter en veiliger te maken. Deze plannen zullen begin 2023 tot uitvoering worden gebracht. Ook op het gebied van toezicht zijn forse stappen gezet. Zo is gewerkt aan een wetsvoorstel om toezicht op informeel onderwijs mogelijk te maken. Een Kamerbrief met de hoofdlijnen van deze wetgeving zal begin 2023 met de Tweede Kamer worden gedeeld.

Binnen het thema veiligheid is een wetstraject opgestart waarmee de volgende zaken worden geregeld: een meldplicht voor ernstige incidenten van sociale onveiligheid; uitbreiding van de meld-, overleg- en aangifteplicht voor seksuele misdrijven naar een meld- en overlegplicht voor seksuele intimidatie; versterking van het klachtenstelsel; een uitbreiding en verdieping van de veiligheidsmonitor die scholen moeten afnemen; en het uitbreiden van de monitoringsplicht naar het onderwijspersoneel. Dit wetsvoorstel wordt eind 2023 aan de Tweede Kamer aangeboden. Ook wordt er een meldpunt ingericht om leerlingen, ouders en personeel te helpen als ze klachten hebben. Het meldpunt omvat een expertisenetwerk, een wegwijzerwebsite, een informatiecampagne en middelen tot escalatie. Het expertisenetwerk is al werkzaam. In het eerste kwartaal van 2023 zal de website online gaan en zal de campagne van start gaan. Aan de mogelijkheid om te escaleren bij zware klachten wordt nog gewerkt. Verder gaat de Onderwijsinspectie steviger en sneller ingrijpen als veiligheid op scholen niet op orde is. Het toezicht is met ingang van het huidige schooljaar (2022/2023) geïntensiveerd. Zo zijn de beslisregels rond herstelopdrachten aangescherpt door de standaard «Veiligheid» zwaarder te laten wegen en wordt er door de Onderwijsinspectie een specifieke escalatieladder uitgewerkt voor sociale veiligheid.

10.2. Middelbaar beroepsonderwijs

Studenten hebben recht op eerlijke kansen om hun vaardigheden en talenten ten volle te ontplooien en om een passende leerroute te doorlopen. Elke student verdient een duurzame toekomst met perspectief. Elke student moet mee kunnen doen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt, ongeacht achtergrond, sociaaleconomische positie van ouders of ondersteuningsbehoefte. In overleg met een brede coalitie aan partijen (vertegenwoordigers van studenten, docenten, mbo-instellingen, werkgevers, gemeenten) hebben we in 2022 bepaald wat deze kabinetsperiode de inzet wordt voor het mbo om dit te realiseren. De Tweede Kamer is in juli 2022 geïnformeerd over de kaders van de Werkagenda mbo. Na Prinsjesdag is in oktober 2022 de inzet van het ministerie voor de Werkagenda mbo gepubliceerd. De Tweede Kamer heeft op 9 en 16 november gedebatteerd over de inzet. Op deze manier is er ruimte gemaakt om accenten van de Tweede Kamer mee te wegen voordat er definitieve bestuurlijke afspraken zijn gemaakt met de brede mbo-sector.

Samen met de brede coalitie hebben we op 14 februari 2023 ons voor 2023-2027 gecommitteerd aan afspraken om het mbo verder te verbeteren. De kracht van de plannen zit in de samenwerking. Want: we hebben elkaar nodig om daadwerkelijk, tastbaar resultaat voor de mbo-student te boeken. Het kabinet investeert structureel extra zo’n 367 miljoen per jaar in het mbo. Door de uitvoering van de Werkagenda willen we mbo-studenten de komende jaren een goede voorbereiding op de toekomst bieden en hun talenten laten vormen, die koesteren en benutten. De Werkagenda is daarom gericht op drie prioriteiten: het bevorderen van kansengelijkheid voor mbo-studenten; het verbeteren van de aansluiting van het mbo op de arbeidsmarkt; het verbeteren van de kwaliteit, onderzoek en innovatie in en van het mbo-onderwijs. We investeren onder andere in de begeleiding van studenten die een niveau-2 opleiding volgen. We zetten in op het versterken van basisvaardigheden van studenten en op Leven Lang Ontwikkelen (LLO).

Tegelijkertijd met de Werkagenda is het Stagepact afgesloten. Leren in de praktijk is een onmisbaar onderdeel van het mbo onderwijs. Voor veel mbo-studenten is de stage vaak zelfs de eerste kennismaking met de arbeidsmarkt. Het is cruciaal dat dit een veilige, waardevolle en positieve ervaring is. De afspraken in het stagepact gaan over: 1) verbeteren van stagebegeleiding, 2) uitbannen van stagediscriminatie, 3) realiseren van voldoende stageplaatsen en 4) bieden van een passende vergoeding.

Afgelopen jaar stond vooral in het teken van planvorming door de investeringsbeslissingen die het kabinet heeft genomen. Per prioriteit lichten we aan de hand van deze investeringen toe welke stappen er in 2022 zijn gezet. Tot slot zijn we in 2022 gestart met de toekomstverkenning beroepsonderwijs, toekomstverkenning LLO en het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) toekomstbestendig mbo.

Om gelijke kansen te vergroten is er gewerkt aan de verbeteragenda passend onderwijs. Het ministerie van OCW is aangesloten bij de kabinetsbrede aanpak "Mentale gezondheid: van ons allemaal", die in juni aan de Tweede Kamer is verzonden. Bij de actielijn onderwijs wordt ingezet op het verbeteren van de mentale gezondheid van mbo-studenten.

In het kader van de tweede beleidsprioriteit «betere aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt» hebben we via de Kamerbrief Beleidslijnen LLO van 23 september 2022 de Tweede Kamer en de sector geïnformeerd over de kabinetsbrede ambities ten aanzien van LLO en over de wijze waarop daar uitvoering aan wordt gegeven. In 2022 is ook het online platform leeroverzicht.nl gelanceerd. Deze website biedt een onafhankelijk en zo compleet mogelijk overzicht van de beschikbare opleidingen in Nederland, zowel publiek als privaat. Ook is er een compleet overzicht te vinden van beschikbare financiële regelingen. Vanuit het NGF is het project Leeroverzicht & Skills gehonoreerd en gestart. Met dit investeringsvoorstel worden twee programma’s gefinancierd: de doorontwikkeling van het Programma Leeroverzicht en het Programma Vaardig met Vaardigheden (onder regie van het ministerie van SZW). Voor de doorontwikkeling van het Leeroverzicht en Skills is in totaal € 28,5 miljoen beschikbaar gesteld. Daarnaast is de projectorganisatie van het LLO Collectief Laagopgeleiden en Laaggeletterden opgestart. Het mbo doet ook mee aan de NGF-projecten LLO Katalysator en Digitaliseringsimpuls onderwijs Nederland. Verder werkt het ministerie van EZK samen met de ministeries van SZW en OCW aan het actieplan Groene en Digitale banen. Het ministerie van VWS is ook betrokken bij dit thema, door in te zetten op een «Toekomstige Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn» (TAZ).

Er zijn drie belangrijke resultaten geboekt die aansluiten op de beleidsprioriteit "onderwijskwaliteit, onderzoek en innovatie". Als eerste werkt een expertgroep aan een advies ten behoeve van het verbeteren van de kwalificatiestructuur burgerschap. Ten tweede komen ook onderwijsteams uit het mbo nu in aanmerking voor de Nederlandse Onderwijspremie. Er is voor het mbo een budget van € 2,5 miljoen euro beschikbaar. Iedere school mag één team voordragen. Het derde resultaat is dat de eerste innovatie-challenge is gelanceerd binnen de open aanpak «MBO in 2030» en dat er vier innovatiebudgetten zijn uitgereikt onder de indieners. Voor onderzoek wordt er € 25 miljoen geïnvesteerd in het opzetten van nieuwe practoraten en het doorontwikkelen van bestaande practoraten. Daarnaast wordt er een bedrag oplopend naar € 5 miljoen geïnvesteerd in Comeniusbeurzen en Onderwijspremies om onderwijsinnovaties en onderzoek in het mbo te stimuleren en te verbreden.

De middelen voor de maatschappelijke diensttijd (mdt) zijn in het coalitieakkoord verdubbeld van € 100 miljoen naar ruim € 200 miljoen per jaar. Hierdoor vergroten we zowel het aantal jongeren dat deelneemt als de bijdrage die jongeren leveren aan actuele maatschappelijke opgaven. Het mdt netwerk is wendbaar en opereert dicht op de actualiteit. Zo kan mdt bijdragen aan kansengelijkheid, inburgering en het bestrijden van eenzaamheid. We zetten in op een betere verbinding met het onderwijs, faciliteren samenwerking tussen scholen en maatschappelijke organisaties en versterken onze eigen mdt-organisatie om nog meer jongeren, en daarmee de samenleving, te helpen aan een mdt-traject. Het afgelopen jaar heeft ertoe geleid dat er via de subsidieregeling afspraken zijn gemaakt over circa 100.000 trajecten die jongeren in de komende jaren gaan volgen. Daarnaast zijn er meerdere activiteiten opgestart ter bevordering van de verbinding van mdt en maatschappelijke organisaties met het onderwijs en met gemeenten. Tevens zijn er eerste stappen gezet om de regionale samenwerking van mdt stakeholders te stimuleren.

10.3. Hoger onderwijs, onderzoek en wetenschap

Op 17 juni 2022 is de beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap aan de Tweede Kamer verstuurd. In de beleidsbrief zijn drie hoofddoelen gesteld om het stelsel toekomstbestendig te maken: versterken van het fundament; ruimte geven aan divers talent; en vergroten van de maatschappelijke impact van hoger onderwijs en onderzoek. De beleidsbrief onderbouwt de investeringen van meer dan € 1 miljard per jaar, waarvan ongeveer de helft structureel en de helft uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap.

In het bestuursakkoord 2022 hoger onderwijs en wetenschap, gepubliceerd op 14 juli 2022, hebben het ministerie van OCW, VH en UNL nadere afspraken gemaakt over de uitwerking van de drie hoofddoelen en bijbehorende ambities en instrumenten. Ook zijn in het bestuursakkoord afspraken gemaakt over monitoring van de voortgang door middel van indicatoren, bestuurlijke overleggen en een jaarlijkse werkconferentie. Daarnaast kondigt de beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap een toekomstverkenning aan. Deze verkenning is in 2022 gestart. In de toekomstverkenning wordt een aantal fundamentele vragen gesteld die verder gaan dan de huidige beleidsvoornemens, om te onderzoeken wat er nodig is voor een toekomstbestendig stelsel van hoger onderwijs en wetenschap.

Dit kabinet maakt zich sterk voor wetenschappers en voor de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek. Die zijn noodzakelijk om maatschappelijke uitdagingen het hoofd te bieden. De beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap bevat een samenhangende set aan ambities en instrumenten specifiek voor de wetenschap. Het gaat allereerst om het versterken van het fundament. In 2022 zijn de starters- en stimuleringsbeurzen voor (jonge) onderzoekers aan universiteiten geïntroduceerd (oplopend tot € 156 miljoen structureel en € 144 miljoen uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap). Het doel van de beurzen is het vergroten van de ruimte voor ongebonden onderzoek en het verlagen van de werk- en aanvraagdruk. Startersbeurzen zijn bedoeld voor jonge onderzoekers die een vaste positie als Universitair Docent krijgen aan een universiteit. Stimuleringsbeurzen kunnen ook aan andere onderzoekers aan universiteiten worden verstrekt. Met deze investeringen wil het kabinet de balans tussen onderwijs en onderzoek weer terugbrengen en komt het kabinet tegemoet aan de knelpunten die werden geconstateerd in het bekostigingsonderzoek van PwC. Ook investeert dit kabinet in sectorplannen voor onderzoek en onderwijs (oplopend tot € 200 miljoen structureel). Dit levert meer vaste posities op in het onderzoek en onderwijs en bevordert samenwerking tussen universiteiten in Nederland. Daarnaast wordt vanaf 2022 extra geïnvesteerd in praktijkgericht onderzoek aan hogescholen en onderzoeksinfrastructuur (oplopend tot € 50 miljoen structureel en € 50 miljoen uit het fonds). Tot slot wordt een matchingsregeling voorbereid om Nederlandse kennisinstellingen te stimuleren om nog meer te profiteren van Horizon Europe, het Europese programma voor onderzoek en innovatie (zeven jaar lang € 75 miljoen uit het fonds).

Om bij te dragen aan de tweede hoofddoelstelling in de beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap - meer ruimte voor divers talent - is het budget van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) voor de Open Competitie verhoogd (een extra investering van € 60 miljoen per jaar, uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap). Daarnaast lanceert NWO voorjaar 2023 een onderzoekscall voor consortia die behoren tot de wereldtop of hiertoe de potentie hebben (€ 200 miljoen uit het fonds). Ook worden beleidsinitiatieven gelanceerd, inclusief investeringen, voor meer sociale veiligheid, diversiteit en inclusie. Het is belangrijk dat wetenschappers altijd in vrijheid hun werk kunnen doen en tegelijkertijd met hun onderzoek verbinding zoeken met de samenleving. En dat wij als samenleving kennis uit wetenschappelijk onderzoek koesteren en benutten. Om bedreigde wetenschappers te steunen is in november 2022 het Meldpunt WetenschapVeilig gelanceerd. WetenschapVeilig helpt wetenschappers de juiste hulp te vinden in geval van bedreiging, intimidatie en haatreacties. Het biedt relevante informatie over wat medewerkers, leidinggevenden en instellingen kunnen doen ter preventie van- of als reactie op bedreigingen en intimidatie. Verder is in 2022 de subsidie voor het landelijk programma Erkennen en Waarderen van start gegaan om samen met het veld te zorgen dat alle kerntaken van wetenschappers (onderzoek, onderwijs, impact, leiderschap, en voor umc’s patiëntenzorg) onderdeel te laten zijn van het belonings- en bevorderingssysteem.

Om, ten derde, de maatschappelijke impact van onderzoek te vergroten, wordt in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat geïnvesteerd in deelname aan Europese partnerschappen (gemiddeld circa € 50 miljoen per jaar, uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap). Ook wordt met financiële en niet-financiële impulsen ingezet op kennisveiligheid, open science and education, kennisbenutting en wetenschapscommunicatie. Een voorbeeld bij kennisbenutting is de investering in de Faculty of Impact, een programma om onderzoekers te ondersteunen bij het vertalen van nieuwe kennis in een startup met maatschappelijke impact. Verder wordt gewerkt aan de voorbereiding van een centrum voor het delen van expertise over wetenschapscommunicatie.

Naast de wetenschap maakt dit kabinet zich ook sterk voor het hoger onderwijs. Voor het hoger onderwijs bevat de beleidsbrief een omvangrijke financiële impuls. Na de afloop van de kwaliteitsafspraken worden de middelen voor de instellingen ten behoeve van de kwaliteit van het onderwijs voortgezet. Het gaat hierbij om een structureel bedrag van ongeveer € 625 miljoen per jaar. Daarnaast kondigt de brief meer eigen regie aan binnen het kwaliteitszorgstelsel, investeringen voor de ontwikkeling van een integrale aanpak voor studentenwelzijn (€ 15 miljoen per jaar) en het versterken van het beroepsonderwijs door samenwerking in de regio (€ 18 miljoen in 2023 oplopend naar € 20 miljoen structureel). Het kabinet stelt daarnaast structureel € 30 miljoen per jaar beschikbaar om de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt te verbeteren in het hbo. Ook wordt in de brief € 90 miljoen aangekondigd voor hbo’s die in krimpregio’s gevestigd zijn. De eerste tranche van dit geld is inmiddels besteed.

Voor het hoger onderwijs heeft het kabinet verder in 2022 het wetsvoorstel ingediend om de basisbeurs opnieuw in te voeren. Ook komt het kabinet met een tegemoetkoming voor jongeren die gestudeerd hebben onder het leenstelsel. Naast de herinvoering van de basisbeurs wordt de aanvullende beurs voor het hoger onderwijs verbreed zodat meer studenten hier gebruik van kunnen maken. De hernieuwde basisbeurs is een belangrijke stap in het in het versterken van de financiële positie van jongeren.

In het najaar van 2022 heeft het ministerie van OCW een expertconsultatie laten uitvoeren over internationalisering in het hoger onderwijs om onder andere, met het oog op de beleidsbrief internationalisering, te verkennen welke instrumenten en maatregelen ingezet kunnen worden om de groeiende instroom van internationale studenten meer beheersbaar te maken. Verder is financiële ondersteuning voor de Nederlandse deelnemende hoger onderwijsinstellingen aan het Europese Universiteiten Initiatief aangekondigd per Kamerbrief. Vanaf 2023 ontvangen deelnemers deze financiering en kunnen ook instellingen die in de komende periode een aanvraag voor het initiatief indienen financiering voor aanvraagprocedure ontvangen.

10.4. Cultuur

Het jaar 2022 stond in het teken van de uitwerking van de plannen uit het coalitieakkoord. Het kabinet investeert € 170 miljoen structureel extra in cultuur, bovenop de reguliere € 1 miljard. De nieuwe middelen zijn voor blijvende investeringen die de positie van cultuur en makers versterken en zorgen voor de toegankelijkheid en kwaliteit van cultuur in het hele land. In de Meerjarenbrief cultuur - De kracht van creativiteit staat de uitwerking voor de komende jaren. Er zijn vijf prioriteiten: het versterken van de (arbeidsmarkt)positie van de culturele en creatieve professional; de denkkracht van makers en creatieven beter benutten bij grote maatschappelijke vraagstukken; cultuur toegankelijker maken; het beter benutten van kansen die digitalisering biedt; het doorgeven van ons erfgoed aan volgende generaties. Het kabinet investeert ook in het Caribisch deel van het Koninkrijk.

We hebben in 2022 veel stappen gezet op een groot aantal thema’s. Over de voortgang is gerapporteerd in meerdere Kamerbrieven. De middelen voor bibliotheken zijn uitgewerkt in de Kamerbrief over versterken van het stelsel van bibliotheken. Het streven is een toekomstgerichte bibliotheek(voorziening) in elke gemeente. De bibliotheek is dé plek om je wereld te vergroten en je te verbinden met anderen. Daarnaast besteedt het kabinet aandacht aan leesbevordering en leesmotivatie. Het kabinet stimuleert nieuwe manieren om kinderen en jongeren te laten lezen en investeert in leesbevordering, op school en daarbuiten. In de Kamerbrief over de aanpak voor een sterk en zichtbaar Nederlands audiovisueel aanbod hebben we plannen gepresenteerd om het Nederlands cultureel audiovisueel aanbod te versterken. Zo komt er een investeringsverplichting voor grote streamingsdiensten. De Kamerbrief over toekomst basisinfrastructuur biedt duidelijkheid over de aanvraagronde voor de cultuursubsidies in de periode 2025-2028. Er komt een relatief eenvoudige aanvraagronde. Dit zorgt voor minder administratieve lasten, terwijl er ruimte blijft voor nieuwkomers om subsidie aan te vragen. De eerdere verruiming van het beschikbare budget van € 25 miljoen per jaar blijft in de periode 2025–2028 overeind. In de Kamerbrief over implementatie beleidsvisie collecties uit een koloniale context hebben we de Tweede Kamer geïnformeerd over de omgang met deze collecties en het instellen van een adviescommissie. De Kamerbrief toegankelijkheid culturele en creatieve sector voor mensen met een beperking schetst hoe Nederland vorm en inhoud geeft aan het Verenigde Naties-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.

10.5. Media

In de hoofdlijnenbrief Media van 7 juni 2022 zijn de nieuwe plannen aangekondigd naar aanleiding van het coalitieakkoord. Voor de landelijke publieke omroep is aangekondigd dat een onafhankelijk adviescollege ingesteld zal worden om een goed onderbouwd voorstel te doen voor nieuwe criteria voor toelating en verantwoording, plus een nieuwe beoordelingssystematiek. In september is de Tweede Kamer geïnformeerd over de instelling van dit adviescollege. In juli 2023 zal het advies worden opgeleverd. In het coalitieakkoord benadrukt het kabinet het belang van onderzoeksjournalistiek voor onze democratische samenleving en rechtsstaat door het bestaande budget hiervoor uit te breiden. Het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek en het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten gebruiken de middelen om de journalistieke infrastructuur te versterken en om individuele journalisten te ondersteunen en op te leiden. In het coalitieakkoord is tevens aangekondigd dat de financiering van lokale omroepen wordt overgeheveld naar de Rijksbegroting. Vooruitlopend op die overheveling is in 2022 bij het Stimuleringsfonds een professionaliseringsregeling voor lokale publieke omroepen opgezet waarmee 46 omroepen worden ondersteund in hun plannen. Conform het coalitieakkoord is de samenwerking tussen de NOS en de regionale publieke omroepen (RPO) en Nederlandse lokale publieke omroepen (NLPO) over het journalistiek samenwerken verder vormgegeven. In 2022 zijn ook de voorbereidingen van de gemeenschappelijke uitrol van digitale radiodistributie (DAB+) voor lokale publieke omroepen gestart.

10.6. Emancipatie

In 2022 heeft het kabinet de Emancipatienota gepubliceerd. Daarin staan de maatregelen en acties voor de komende jaren (2022-2025) voor de emancipatie van vrouwen en lhbtiq+ personen. Een ander belangrijk resultaat op het gebied van emancipatie is de oplevering van het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (NAP). Het doel is het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld en het creëren van een samenleving waarin iedereen zich sociaal veilig voelt. Voor het opstellen van het NAP zijn in 2022 verschillende veldconsultaties geweest. Eind augustus is een grote conferentie georganiseerd met meer dan honderd betrokken organisaties. In het najaar zijn er gesprekken geweest met de koepels van schoolbesturen in het primair en voortgezet onderwijs, Rutgers en Emancipator. In november 2022 is met veldpartijen in het OCW-domein een sessie georganiseerd om het NAP toe te lichten en input op te halen. In het najaar zijn er door de regeringscommissaris ook acht verdiepende sessies georganiseerd waarbij ze in gesprek ging met verschillende betrokkenen. Er zijn sessies geweest over taal, omstanders, definities, casusonderzoek en vertrouwenspersonen. Daarnaast is ze op veel werkbezoeken geweest en zijn er ronde tafel-bijeenkomsten geweest met studenten, de cultuursector en de sportsector.

10.7. Programma tegen discriminatie en racisme

In oktober 2022 is de agenda tegen discriminatie en racisme aan de Tweede Kamer verzonden. Deze agenda bevat de ambities van ons om discriminatie, racisme en uitsluiting tegen te gaan in al onze sectoren. Onze eerste ambitie is een inclusief aanbod: leermiddelen, televisieprogramma’s en tentoonstellingen die de diversiteit van de Nederlandse samenleving weerspiegelen en vrij zijn van stereotypering; archieven die toegankelijk zijn voor iedereen en geen uitsluitend taalgebruik hebben in beschrijving; onderzoeksvoorstellen die aandacht besteden aan de effecten op verschillende groepen; en het faciliteren van de teruggave van cultuurgoederen uit een koloniale context. Onze tweede ambitie is dat iedereen zich kan ontwikkelen zonder obstakels: elke leerling krijgt een passend schooladvies, vrij van vooroordelen; studenten hebben gelijke kansen bij het vinden van een stage; en obstakels voor studenten uit ondervertegenwoordigde groepen worden weggenomen. Ten derde willen we dat alle scholen, onderwijsinstellingen, culturele instellingen, media-instellingen en onderzoeksinstellingen zorgen dat zij veilig en toegankelijk zijn voor iedereen: alle medewerkers van deze instellingen hebben eerlijke kansen op de werkvloer en leidinggevenden en leraren hebben kennis over discriminatie, racisme en inclusie. Het programma gaat in 2023 aan de slag met het uitwerken van deze ambities. Dit doen we samen met relevante partijen.

Op 19 december 2022 bood premier Rutte namens de Nederlandse regering excuses aan voor het handelen van de Nederlandse staat in het slavernijverleden. Een historische moment in aanloop naar het Herdenkingsjaar Slavernijverleden, dat zal starten op 1 juli 2023. Tijdens het Herdenkingsjaar staat het Nederlands Koninkrijk stil bij deze pijnlijke geschiedenis en hoe deze geschiedenis vandaag de dag nog een negatieve rol speelt in het leven van mensen. De Rijksoverheid ondersteunt initiatieven van of in samenwerking met de verschillende groepen en gemeenschappen met een relatie tot het slavernijverleden. Zo wordt het Herdenkingsjaar Slavernijverleden een jaar vanuit de samenleving zelf. De Rijksoverheid hoopt met dit herdenkingsjaar bij te dragen aan het blijvend vergroten van kennis en verbinding in de samenleving. De voorbereidingen voor het Herdenkingsjaar zijn in 2022 gestart. Het ministerie van OCW heeft daarbij een coördinerende rol voor de Rijksoverheid.

Licence