De EMU-schuld is de uitstaande schuld van de hele collectieve sector en is eind 2024 uitgekomen op € 492 mld. De staatsschuld is hier onderdeel van en wordt door het Agentschap gefinancierd. De staatsschuld bedroeg ultimo 2024 € 417,0 mld., dat is € 15,4 mld. lager dan geraamd. De belangrijkste oorzaak van deze daling is dat het kastekort van 2024, nog onbekend bij het opstellen van de begroting, lager is uitgevallen.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |
Stand schuld (ultimo 2024) | |||
EMU-schuld | 491,6 | 509,5 | ‒ 17,9 |
Staatsschuld | 417,0 | 432,4 | ‒ 15,4 |
Interne schuldverhouding | 84,6 | 79,6 | 5,0 |
Rentelasten relevant voor het EMU-saldo | |||
Rentelasten vaste en vlottende schuld (art. 11) | 5,8 | 6,4 | ‒ 0,7 |
Rentelasten interne schuldverhouding (art. 12) | 3,3 | 3,9 | ‒ 0,6 |
Totaal | 9,1 | 10,3 | ‒ 1,3 |
Niet relevant voor het EMU-saldo | |||
Rentelasten derivaten | 0,1 | 0,0 | 0,1 |
Voortijdige beëindiging derivaten | ‒ 0,2 | 0,0 | ‒ 0,2 |
Voortijdige beëindiging schuld | ‒ 0,3 | 0,0 | ‒ 0,3 |
Totaal | ‒ 0,5 | 0,0 | ‒ 0,5 |
De Nederlandse staat heeft ook een schuldverhouding met de publieke instellingen die deelnemen aan het schatkistbankieren. Dit zijn de sociale fondsen, agentschappen, RWT’s, decentrale overheden en een aantal derden23. Het saldo van de vorderingen en schulden die de deelnemers hebben bij de staat wordt de interne schuldverhouding genoemd. De interne schuldverhouding is ultimo 2024 € 84,6 mld. positief. Dit houdt in dat de staat per saldo een schuld heeft aan de deelnemers van het schatkistbankieren. In 2024 is de interne schuldverhouding met € 21,1 mld. toegenomen ten opzichte van vorig jaar en bedraagt € 5,0 mld. meer dan begroot. Het wordt met name veroorzaakt door de toename in de rekening-courantstanden van de sociale fondsen (+ € 16,8 mld.).
De relevante rentelasten van het EMU-saldo voor de financiering van de staatsschuld zijn uitgekomen op € 9,1 mld. Het betreft het saldo van de rentelasten en -baten op de vaste en de vlottende schuld (artikel 11 financiering staatsschuld) en de interne schuldverhouding (artikel 12 kasbeheer). De rentelasten zijn € 1,3 mld. lager dan in de begroting 2024 werd geraamd. Als gevolg van een lagere financieringsbehoefte is minder schuld uitgegeven op de kapitaalmarkt. Hierdoor zijn de gerealiseerde rentelasten op de vaste schuld lager dan begroot. Daarnaast is de nieuw uitgegeven schuld vastgelegd tegen gemiddeld lagere rentetarieven. Verder zijn ook de rentelasten over de interne schuldverhouding lager uitgevallen dan verwacht. Hoewel het saldo van de interne schuldverhouding sterker is gestegen dan verwacht is het rentepercentage gemiddeld lager uitgevallen. Per saldo heeft dit geleid tot lagere rentelasten.
In 2024 betaalde de staat € 52 mln. aan rentelasten op de langlopende rentederivaten. De rente op derivaten is het gevolg van de gerealiseerde rentepercentages op de variabele delen van de renteswaps. Het Agentschap heeft in 2024 rentederivaten voortijdig beëindigd naar aanleiding van het besluit om de legacy portefeuille in zijn geheel af te gaan wikkelen. Bij de voortijdige beëindiging van rentederivaten wordt de netto contante waarde van de toekomstige rentestromen in één keer ontvangen. Dit heeft in 2024 voor de staat geleid tot een positief resultaat van € 0,2 mld.
Financieringsbehoefte
Realisatie1 | |
---|---|
Financieringsbehoefte: | |
Aflossingen kapitaalmarkt in 2024 (op kasbasis) | 38,0 |
Geldmarkt ultimo 2023 incl. uitzettingen | 24,9 |
Mutatie onderpand in contanten 2024 | 0,2 |
Kassaldo Rijk 2024 (-/- is kasoverschot) | 9,9 |
Totaal | 73,1 |
Dekking: | |
Kapitaalmarktuitgifte 2024 (op kasbasis2) | 35,52 |
Geldmarkt ultimo 2024 incl. uitzettingen | 37,5 |
Totaal | 73,1 |
De kapitaalmarktuitgifte en aflossingen zijn in deze tabel weergegeven op kasbasis. De nominale waarde van de uitgifte op de kapitaalmarkt was € 39,3 mld. Hierbij is bij de uitgifte van de leningen € 3,8 mld. aan disagio gerealiseerd. Bij disagio ontvangt de Staat minder geld dan de nominale waarde van een lening. In de verantwoordingsstaten wordt het agio of disagio gedurende de looptijd van de lening als rentebaten of -lasten evenredig toegerekend aan de netto rentelasten van de lening (op transactiebasis). In de tabel budgettaire gevolgen van beleid wordt het agio of disagio meegenomen in de netto rentelasten vaste schuld die eveneens op transactiebasis worden weergegeven.
De financieringsbehoefte bedroeg in 2024 € 73,1 mld. en bestond vooral uit herfinancieringen van leningen die afgelost moesten worden. De financieringsbehoefte hangt verder af van het kassaldo van het Rijk en de verandering van het onderpand in contanten. Onderpand betreft kasgeld dat tegenpartijen (bijvoorbeeld bij het aangaan van swaps) bij de Nederlandse staat plaatsen om het risico te ondervangen dat de tegenpartij niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen. In de begroting werd nog een kastekort verwacht van € 18,5 mld. Onder andere door hogere belasting- en premieontvangsten en onderuitputting van de Rijksoverheid, is het kastekort uitgekomen op € 9,6 mld. In bovenstaande tabel is te zien dat de financieringsbehoefte is gedekt met de uitgifte van langlopende leningen op de kapitaalmarkt en kortlopende leningen op de geldmarkt.