Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave Blz.

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL2
   
Wetsartikelen 1 en 2 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten)
   
B. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE BEGROTING3
   
1.Notitie koningschap3
2.Overheidscommunicatie3
3.Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid7
4.Bestuur en beheer8
   
C. TOELICHTING PER BEGROTINGSARTIKEL12
   
1.Uitgaven en verplichtingen12
   
Inleiding12
   
01.Algemeen13
01.01.Personeel en Materieel13
01.03.Loonbijstelling15
01.04.Prijsbijstelling15
01.11.Overheidsvoorlichting16
01.12.Deelname aan wereldtentoonstellingen18
01.21.Wetenschappelijke studies19
   
2.Ontvangsten20
01.Algemeen20
01.01.Diverse ontvangsten20
01.03.Voorlichtingsactiviteiten20

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Wetsartikelen 1 en 2 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten)

De begrotingen, die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begroting van het ministerie van Algemene Zaken voor het jaar 2001 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2001. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2001.

Met de vaststelling van deze wetsartikelen wordt de in de begrotingsstaat opgenomen begroting van de uitgaven en de ontvangsten voor het jaar 2001 vastgesteld.

De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden door middel van een algemene toelichting en een toelichting per begrotingsartikel toegelicht in de onderdelen B en C van deze memorie van toelichting.

De Minister van Algemene Zaken,

W. Kok

B. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE BEGROTING

1. Notitie koningschap

In mijn brief van 12 mei 2000 heb ik naar aanleiding van het ordedebat van 9 mei 2000 aangekondigd in deze toelichting een beschouwing op te nemen over het koningschap. Deze beschouwing is opgenomen in een brief aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal die als bijlage bij deze begroting is gevoegd (27 409, nr. 1).

2. Overheidscommunicatie

Nieuwe impulsen voor de overheidscommunicatie

Op het terrein van overheidscommunicatie dienen zich nieuwe mogelijkheden en uitdagingen aan. De Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) in samenwerking met de Voorlichtingsraad (VoRa) en de daarin samenwerkende voorlichtingsdirecties van de ministeries spelen daar naar vermogen op in. Fundamentele bezinning op toekomstige functies, middelen, kanalen en structuren is in dit kader wenselijk.

Sinds jaar en dag bestaat de kerntaak van de overheidscommunicatie uit het geven van informatie aan burgers, instellingen, media en bedrijven omtrent wet- en regelgeving en omtrent de diverse faciliteiten die de overheid biedt. Vanaf de jaren '80 groeide de noodzaak om ook over thema's als bijvoorbeeld milieu, veiligheid en gezondheid systematische informatie te verschaffen. De laatste jaren heeft de inzet van communicatie als proces- en managementinstrument zijn intrede gedaan.

Maatschappelijke- en bestuurlijke ontwikkelingen en trends in de informatiesamenleving versterken de behoefte aan een open, transparante en toegankelijke overheid die in interactie met burgers, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties (de civil society) beleid ontwikkelt. Overheidscommunicatie is steeds vaker integraal onderdeel van dit beleidsproces en een essentieel instrument om de gewenste openheid en interactie te realiseren. Ontwikkelingen in het medialandschap, de journalistiek en de informatie- en communicatietechnologie beïnvloeden de aard, omvang en organisatie van die overheidscommunicatie de komende jaren naar verwachting sterk.

In verband met de hierboven genoemde ontwikkelingen heb ik voorjaar 2000 een onafhankelijke commissie geïnstalleerd die van het kabinet de opdracht heeft gekregen een analyse te maken van de eisen die voor de komende drie tot vijf jaar aan het functioneren van overheidscommu- nicatie zullen worden gesteld.

De commissie – onder voorzitterschap van de Groningse burgemeester Wallage – is gevraagd medio 2001 advies uit te brengen. De verwachting is dat het rapport bruikbare bouwstenen oplevert voor de strategiebepaling, organisatie en financiering van de overheidscommunicatie in de komende jaren. Ook moet het advies van de commissie een impuls geven aan de verdere professionalisering van de overheidscommunicatie.

Voorlichting aanvaard beleid

Met het oog op een goede democratische besluitvorming en ter voorbereiding op de uitvoering van nieuw beleid geven bestuursorganen steeds vaker voorlichting over nog niet door het Parlement aanvaard beleid. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de mogelijkheden die ICT (internet) biedt. Het huidige beleidskader (de principia van de voorlichting) is op dit punt achterhaald en zal in 2001 – mede op basis van het advies van de Commissie Wallage – worden herijkt.

Uitgangspunt hierbij is dat betrokken doelgroepen over nog niet-aanvaard beleid snel, begrijpelijk, onafhankelijk van tijd en plaats, en met een expliciete vermelding dat parlementaire besluitvorming nog moet plaatsvinden, kunnen worden geïnformeerd. Dit gebeurt binnen de kaders van de WOB (bestuursorganen zijn verplicht op verzoek en uit eigen beweging actief informatie te verstrekken over beleid, de voorbereiding daarvan en de uitvoering) en de beleidslijn Naar een optimale beschikbaarheid van overheidsinformatie.

Vernieuwde Voorlichtingsraad

De dynamiek van de overheidscommunicatie vraagt niet alleen om een nieuwe strategie en kaders, maar ook om een organisatie die in staat is actief te reageren op nieuwe ontwikkelingen, die collegiale samenwerking met de andere departementen weet te organiseren en beschikt over een goed management voor de gemeenschappelijke infrastructuur voor de overheidscommunicatie.

De Voorlichtingsraad (VoRa) vervulde de afgelopen decennia een belangrijke rol in de interdepartementale samenwerking op voorlichtingsgebied. In 2000 is gewerkt aan de versterking van de adviestaak van de VoRa, waarbij de nadruk is komen te liggen op het ontwikkelen van het interdepartementaal communicatiebeleid.

De VoRa neemt in haar werkprogramma voor 2001 de beleidsthema's op waarover advies wordt uitgebracht. Voor de beleidsondersteuning hiervan is bij de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) de afdeling Communicatiebeleid opgericht. Op basis van besluitvorming in de VoRa ziet de RVD ook toe op de uitvoering van adviezen (onder andere voorlichting over niet-aanvaard beleid, persbeleid en internet/ICT). De uitvoering zelf wordt bij afzonderlijke interdepartementale werkgroepen en/of overige onderdelen van de RVD neergelegd. De RVD speelt hiermee in op de behoefte aan een betere coördinatie van het rijksbrede communicatiebeleid.

Ontwikkeling Gemeenschappelijke infrastructuur publieksvoorlichting

De rijksoverheid beschikt voor de uitvoering van gezamenlijke communicatie-activiteiten over een gemeenschappelijke infrastructuur (Postbus 51). Voor de vernieuwing hiervan is gedurende drie jaar een projectenprogramma uitgevoerd (GIS 2000). Dit heeft geleid tot haalbaarheidsstudies naar de invoering van bijvoorbeeld interactieve informatiezuilen en interactieve teletekst en introductie van een groot aantal nieuwe projecten, waaronder het trackingonderzoek (de continue meting van bereik en effect van massamediale campagnes), Postbus 51 op internet, centrale bestel- en distributiefunctie, gemeenschappelijk internetbeleid, onderzoek naar moeilijk bereikbare doelgroepen en onderzoek naar alternatieve distributiesystemen voor persberichten. Deze voorzieningen zijn onmisbaar voor een toegankelijke en interactieve overheid. De financiering van het GIS 2000-programma was incidenteel. Om de exploitatie en continuïteit van de uitgevoerde projecten te waarborgen, maar ook om nieuwe innovatieprojecten te starten, is vanaf 2001 structurele financiering verkregen. De evaluatie van GIS 2000 komt begin 2001 beschikbaar.

RVD als expertisecentrum

De Directie Toepassing Communicatietechniek van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD/DTC) is het expertisecentrum van de Rijksoverheid op het terrein van de overheidscommunicatie. De DTC ondersteunt onderdelen van de rijksoverheid met specifieke deskundigheid en faciliteiten bij de opzet en uitvoering van onder meer massamediale campagnes en complexe communicatieprojecten. De aanbesteding van de media-inkoop voor de totale rijksoverheid leidt per 1 januari 2001 tot een aangepaste structuur, waarmee de inkooppositie van de rijksoverheid op de markt van media-exploitanten verder is verbeterd. Deze verbetering is gericht op zowel een optimalisering van een – steeds meer doelgroepgerichte – media-inzet als op kostenbesparing. Met deze verbeterde positie wordt ook de basis gelegd voor een goed inkoopbeleid in de snel groeiende advertentiemarkt op interactieve media (met name internet).

Vanuit haar rol als expertisecentrum zal de DTC de komende periode een actieve rol spelen bij het bundelen van ervaringen, het organiseren van kennisoverdracht, het initiëren van nieuwe ontwikkelingen en het fungeren als vraagbaak voor departementen. Voor een belangrijk deel gebeurt dit op basis van gegevens waarover zowel de DTC als de Postbus 51-informatiedienst in toenemende mate beschikken. Voorbeelden zijn feiten en cijfers vanuit de Postbus 51-infolijn en de Postbus 51-internet- site, evaluatiegegevens vanuit het trackingonderzoek, media-inkoopge- gevens en praktijkervaringen met het (europees) aanbesteden van communicatiediensten. Al deze gegevens worden systematisch verzameld, ondergebracht en beheerd in databestanden en benut voor de rijksbrede overheidscommunicatie.

Waar het overheidscommunicatie voorafgaande aan besluitvorming betreft, zal worden samengewerkt met het onder de hoede van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) op te richten Expertisecentrum innovatieve besluitvorming dat een adviserende rol speelt richting andere overheden.

Ook de advisering over de inzet van communicatie gericht op een betere arbeidsmarktpositie van de rijksoverheid wordt steeds belangrijker. Doel hiervan is een meer effectieve werving voor belangrijke sectoren binnen het overheidsapparaat. De komende periode besteedt de DTC extra aandacht aan zowel de communicatiestrategie als aan een efficiënte mediastrategie en -inkoop. De deelmarkt communicatie-deskundigen is als één van de eerste onderzoeksgroepen aangemerkt in het (imago-) onderzoek dat tot doel heeft een grotere bekendheid te geven aan de overheid als werkgever.

Effectiviteit van de voorlichting

Voor 2001 zijn nieuwe afspraken met de NOS gemaakt voor de verdeling van overheidszendtijd en zijn opnieuw contracten afgesloten met de commerciële omroepen om ook daar de uitzending van spots van Postbus 51 mogelijk te maken. Daarbij wordt gestreefd naar een flexibeler inzet van de uitzendmomenten, afgestemd op het kijkgedrag van beoogde doelgroepen. Ook in 2001 wordt door middel van doelgroeponderzoek het mediagebruik in kaart gebracht. Speciale aandacht gaat hierbij uit naar jongeren en allochtone bevolkingsgroepen.

Het trackingonderzoek draagt bij aan kennisopbouw, verantwoording en verdere professionalisering van overheidscommunicatie. Met behulp van de trackinggegevens is in de afgelopen jaren een database opgebouwd, waarmee het mogelijk wordt analyses uit te voeren naar de relatie tussen media-inzet en -bereik (herinnering en herkenning) van een campagne. Door het ontwikkelen van zogenaamde benchmarks (referentiepunten) kan voor komende campagnes beter worden vastgesteld met welke middelen en op welke wijze doelstellingen van campagnes kunnen worden behaald. Door deze analyses wordt het mogelijk om collectief kennis op te bouwen over het bereik, de waardering en de effecten van Postbus 51-campagnes, waardoor de efficiency en effectiviteit verder kan worden verhoogd.

Bereikbaarheid rijksoverheid

Hoofdactiviteiten van de Postbus 51-informatiedienst zijn de Postbus 51-infolijn en de Postbus 51-internetsite. Naast telefonische vraagbeantwoording worden er steeds meer via e-mail gestelde vragen en informatieverzoeken afgehandeld. Het informatieaanbod en de structuur daarvan op de Postbus 51-internetsite worden het komende jaar verder uitgebouwd. De database van de Postbus 51-infolijn die tot dusver uitsluitend beschikbaar was voor de voorlichters wordt via de internetsite toegankelijk gemaakt voor burgers. Zij kunnen dan op ieder gewenst moment direct alle beschikbare publieksinformatie raadplegen. Verder wordt de beantwoording van e-mails deels geautomatiseerd, waardoor ook in de toekomst de verwerkingstijd op een redelijk niveau gehandhaafd blijft. Deze infrastructuur is ook nodig om adequaat de inzet vanuit de rijksoverheid bij calamiteiten te verzorgen.

Binnen het ministerie van Algemene Zaken zijn inmiddels enkele websites voor het publiek operationeel, zoals de website van het Koninklijk Huis en de Postbus 51-informatiedienst. Daarnaast is het intranet binnen Algemene Zaken in gebruik genomen. De eigen website van de Minister-President en het Ministerie van Algemene Zaken (AZ) start najaar 2000. Tot dat moment kan informatie over de Minister-President en AZ via Postbus 51-internetsite worden verkregen.

In 2001 zal de aandacht vooral uitgaan naar de coördinatie en gemeenschappelijke eindredactie van het beheer van deze interne en externe sites.

Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Doelstelling van het in 2000 gestarte project Ontwikkeling gemeenschappelijk webbeleid is het bevorderen van afstemming tussen de departementale internetsites.Door het formuleren van richtlijnen voor de ministeriële internetsites wordt beoogd de toegankelijkheid voor bezoekers te verhogen. Ook draagt uniformiteit bij aan efficiencyverbetering en kostenverlaging. Door de dynamiek van het medium internet en de belangen en vraagstukken die over de departementale grenzen heen reiken, is er steeds meer behoefte aan overleg en het delen van opvattingen en kennis. Op termijn wordt gewerkt aan structureel interdepartementaal internetoverleg, actualiseren van internetbeleid, onderlinge afstemming en koppeling van databases, het bieden van transactie mogelijkheden, een gezamenlijk inkoopbeleid, het bundelen van interactieve diensten en het monitoren van innovatieve ontwikkelingen.

Voorgenomen coproducties

De VoRa heeft in de zomer van 2000 de richtlijnen aangescherpt over coproducties met omroepen. Deze richtlijnen dateerden uit 1992 en naar aanleiding van een inventarisatie bleek een aanscherping noodzakelijk. De aanscherping betreft de toetsingsprocedure van voorgenomen coproducties door de VoRa en het voor de kijker vergroten van de herkenbaarheid van overheidsbijdragen aan programma's. Om de parlementaire controle te vergroten zullen jaarlijks alle afgesproken coproducties aan de Tweede Kamer worden gemeld. Voorzover mogelijk zal de effectiviteit van de gepleegde investering worden aangegeven.

3. Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid

Ruim halverwege de huidige, zesde, raadsperiode komen thans de projecten tot rijping die de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in de eerste tranche van zijn werkprogramma, in 1998, had aangekondigd. In 1999 en 2000 verschenen respectievelijk de rapporten Overdrachten tussen generaties, Het borgen van publiek belang en Doorgroei van arbeidsparticipatie. Zoals gebruikelijk werden deze rapporten aan de regering ondersteund door een serie voorstudies en werkdocumenten van zowel eigen medewerkers als externe deskundigen. Het aangekondigde project Stad en land heeft vooralsnog geresulteerd in enige voorstudies over aspecten van ruimtelijke ontwikkeling.

Nog in bewerking zijn de eveneens al aangekondigde projecten Midden- en Oost-Europa, Multiculturele samenleving en Kennisintensivering.

In het Europese project wordt onderzocht in hoeverre de veranderingen in de kandidaat-lidstaten van Midden- en Oost-Europa, alsook de voorziene aanpassingen in de Unie zelf, voldoende zijn om de Unie met ongeveer 25 leden te laten functioneren als interne markt en rechtsgemeenschap. Een voorbereidende WRR-studie over de pro's en contra's van flexibiliteit in de besluitvorming heeft al de aandacht getrokken, ook internationaal.

In het project Multiculturele samenleving, beoogt de WRR bij te dragen aan een beleid waarin productief wordt omgegaan met verschillen tussen en binnen groepen en mogelijk conflicterende waardenoriëntaties bij een verder toenemende verscheidenheid van de samenleving.

Het project Kennisintensivering richt zich vooral op de consequenties van de digitale revolutie voor verschillende sociale instituties, met name onderwijs, wetenschap en technologie.

De raad is voorts voornemens de komende tijd een kort rapport uit te brengen over de relatie goed bestuur–ontwikkelingssamenwerking. Op basis van preadviezen van een aantal externe deskundigen wordt de vraag behandeld in hoeverre belangrijke kenmerken van bestuur en ontwikkelingsprocessen aanknopingspunten bieden voor het ontwikke- lingsbeleid.

Twee recentelijk aangevangen projecten betreffen respectievelijk de maatschappelijke verankering van milieunormen en het functioneren van de rechtsstaat.

Het milieuproject beoogt, voortbouwend op eerdere rapporten van de raad, een analyse te geven van de wijze waarop wetenschappelijke normering in het milieubeleid tot stand komt en van de factoren die daarbij van doorslaggevende betekenis zijn. Doel is, op basis van deze analyse, aanzetten te geven tot verbeteringen van zowel de wetenschappelijk-inhoudelijke onderbouwing van milieubeleid als van de institutionele randvoorwaarden voor normering vanuit het bestuurlijk systeem. In laatste instantie dient het project aan te geven wat sturen in onzekerheid kan behelzen op het terrein van het milieubeleid.

Het rechtstaatproject heeft primair betrekking op de invloed van de internationalisering, internationale rechtsvorming en het ontstaan van nieuwe machtscentra op het functioneren van de huidige rechtsstaat. Het is de bedoeling na te gaan welke wijzigingen zijn opgetreden in de onderlinge verhoudingen van de drie klassieke staatsmachten en hoe deze wijzigingen kunnen worden beoordeeld in het licht van de klassieke functies van de rechtsstaat. Aldus zal worden ingegaan op de voornaamste knelpunten in het functioneren van de drie staatsmachten afzonderlijk en op de wijze waarop deze het functioneren van de rechtsstaat als geheel beïnvloeden.

Naast de vorengenoemde projecten neemt de WRR tenslotte deel aan enkele andere activiteiten, uit hoofde van zijn verantwoordelijkheden op het terrein van het toekomstonderzoek. Zo heeft de raad, in samenwerking met de Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek (NRLO), het Netwerk-RO en de Raad voor Milieu- en Natuuronderzoek (RMNO), de Stuurgroep Toekomstonderzoek en Omgevingsbeleid in het leven geroepen die aandacht besteedt aan de relatie tussen beleidsvoorbereidend toekomstonderzoek en strategisch omgevingsbeleid. Ook laat de WRR een analyse uitvoeren van het beleidsondersteunend toekomstonderzoek van de afgelopen 10 jaar. Deze studie kan worden gezien als een actualisering van het WRR-onderzoek uit 1988, Overheid en toekomstonderzoek; een inventarisatie.

De WRR vergaderde het afgelopen jaar tweemaal met zijn adviserende leden, de directeuren(-generaal) van de overheidsplanbureaus. Bij dit overleg gaat het enerzijds om opinies van de planbureaus over en mogelijke bijdragen aan de WRR-werkzaamheden. Daarnaast vormt de onderlinge afstemming van werkzaamheden en toekomstverwachtingen een vast punt van aandacht. Op de jaarlijkse adviesradendag – overleg tussen WRR, SER, de adviescolleges die onder de Kaderwet vallen en de overheidsplanbureaus – werd dit jaar gesproken over de evaluatie van werkzaamheden en over de verhouding tussen deskundigenadvies en beleid.

4. Bestuur en beheer

4.1. Organisatie

De afgelopen jaren heeft een aantal reorganisaties en kleinere organisatiewijzigingen de toon gezet voor wat betreft de veranderingen in de organisatie. Thans breekt een fase aan waarin aandacht moet gaan worden besteed aan evaluatie van deze veranderingen. Met andere woorden: zijn (kwaliteits)doelen gehaald en is eventueel verdere aanpassing nodig. Met name bij de centrale stafdiensten en RVD/DTC zijn dergelijke evaluaties gaande of zullen worden gestart. Mogelijke gevolgen zullen hun doorwerking hebben in 2001. Binnen de Rijksvoorlichtingsdienst bestaat het voornemen om een verdergaande samenwerking tussen DTC en Postbus 51-Infodienst te onderzoeken. Dit zou in 2001 een vervolg kunnen krijgen.

Inspelend op de nieuwe media en de vraag uit de maatschappij, zal in 2000 een nieuw Bureau Beantwoording Burgercorrespondentie (BBB) worden opgezet, dat in 2001 operationeel zal worden. Het bureau zal zowel brieven als e-mails van burgers aan de minister-president gaan beantwoorden. De komende jaren zullen veranderingen in de organisatie steeds meer in het teken komen te staan van een continue afstemming op de eisen uit de omgeving en de daarvoor benodigde organisatorische en personele kwaliteit en kwantiteit. Veranderingen binnen de organisatie krijgen dan meer een continu karakter.

4.2. Personeelsmanagement

Inzetbaarheid en mobiliteit

De vele veranderingen zoals de hiervoor beschreven organisatorische, maar ook maatschappelijke en technologische ontwikkelingen, dwingen stil te staan bij de inzetbaarheid van medewerkers. Ook de arbeidsmarkt is sterk veranderd en laat een ander profiel van sollicitanten zien. Nieuwe medewerkers hebben minder binding met de organisatie en zijn vooral loopbaangeoriënteerd. In dat kader zal het in 2000 geformuleerde inzetbaarheidsbeleid verder worden uitgewerkt en vooral geconcretiseerd. Dat betekent gerichte aandacht voor opleiding, ontwikkeling, mobiliteit en loopbaan.

Naast aandacht voor inzetbaarheid zal aandacht worden gegeven aan het aanpassen van het personeelsbeleid, het daarbij behorende instrumentarium en de regelgeving.

4.3. Materieel beheer

Archiefbeheer

Het jaar 2001 zal staan in het teken van het departementsbreed invoeren van een centraal registratie en voortgangsbewakingssysteem en het afronden van het archiefbewerkingsproject. Daarnaast zal er een start worden gemaakt met het conserveren van de microfiches van het IDB-archief alsmede het digitaliseren ervan. Het doel is te komen tot een toegankelijk archief en een adequate ontsluiting met behulp van toe te kennen metagegevens.

Huisvesting

In 2000 is een herhuisvestingoperatie in de Binnenhofpanden afgerond waarbij de ondersteunende stafafdelingen bij elkaar zijn geplaatst ter verbetering van het bedrijfsproces. De organisatie blijft sterk in beweging en de beperktheid van de huisvesting in de Binnenhofpanden geeft onvoldoende ruimte om deze bewegingen op te kunnen vangen. Er wordt gezocht naar een uitwijkmogelijkheid in de nabijheid van het Binnenhof. De voorbereidingen voor de renovatie van de panden Noordeinde 64 en 64a zijn stopgezet in afwachting van het resultaat van een onderzoek door de RGD om de Directie Toepassing Communicatie Techniek tezamen met Postbus 51 informatiediensten in de nabijheid van het Binnenhof te huisvesten. In 2001 zal worden aangevangen met de renovatie van het Catshuis als eigentijds ontvangstcentrum voor de regering en ambtswoning voor de minister-president.

Milieu

Het jaar 2000 is het laatste jaar van het Energie Efficiency Programma Rijkshuisvesting. Het programma heeft geleid tot een aanzienlijke energiebesparing. In 2001 zal het energiebeleid worden ingebed in de departementale milieuzorgactiviteiten.

Beveiliging (VIR)

In en externe ontwikkelingen met betrekking tot de Informatie en Communicatietechnologie vereisen dat steeds meer aandacht wordt besteed aan (informatie) beveiliging. Een belangrijke stap in dit kader is gezet met de oplevering, in april 2000, van een geheel herzien beveiligingsplan Algemene Zaken voor onder meer faciliteiten/fysieke-, personele- en informatiebeveiliging. Als uitvloeisel daarvan is de organisatie van de beveiligingsfunctie gewijzigd met het benoemen van een adviseur veiligheidszaken (tevens BVA) binnen het Kabinet van de Minister-President (KMP), direct gekoppeld aan de Secretaris-Generaal en het expliciet benoemen van een centrale informatiebeveiligingsfunctionaris.

Een verdere inbedding van het beveiligingsbeleid in de organisatie en realisatie van de voorgenomen activiteiten maken deel uit van de plannen voor de jaren 2001 en 2002.

Informatisering en telematica

De in 1999 respectievelijk 2000 ingezette activiteiten ten aanzien van het verbeteren van de interne en externe communicatie, de informatievoorziening en het delen van kennis hebben inmiddels geresulteerd in een bijna operationele AZ/MP-website en een AZ-Intranet, dat eind 2000 zal worden gekoppeld aan de dan beschikbare nul-versie van het Rijksoverheidsintranet. Een volgende ontwikkeling is het onder strikte beveiligingsvoorwaarde beschikbaar stellen van Internet op de werkplek om vervolgens te evalueren naar de mogelijkheid van plaats- en tijdonafhankelijk werken.

Een Europese aanbesteding ICT-diensten en Webhosting wordt in 2000 uitgevoerd met als doel het afsluiten van raamovereenkomsten. Binnen deze raamovereenkomsten zullen de komende jaren nadere overeenkomsten worden afgesloten.

Binnen telefonie zal het overheidsprogramma OT2000 nog veel resources vragen ten behoeve van onder meer het invoeren van de producten en de diensten van de geselecteerde leveranciers.

4.4. Financieel beleid en beheer

Accountantscontrole

De accountantcontrole bij het ministerie wordt zoals bekend uitgeoefend door de departementale accountantsdienst van het ministerie van Economische Zaken (DAD/EZ) in samenwerking met een openbaar accountantskantoor.

Administratieve organisatie (AO) en Auditing

De beschrijving van de AO wordt in 2000 geactualiseerd als gevolg van de reorganisatie van de Centrale afdelingen Personeel & Organisatie en Facilitaire en Informatie Aangelegenheden. Daarnaast wordt vorm gegeven aan een model op basis waarvan periodiek de werking van de AO op doelmatige wijze zal worden getoetst.

Financieel informatiesysteem

In 2000 ligt het accent op het verhogen van de efficiency door het inzetten van aanvullende functionaliteit en het verbeteren van de reeds ingerichte functionaliteit alsmede het optimaliseren van de informatievoorziening. In 2001 zal de aandacht hoofdzakelijk zijn gericht op systeemwijzigingen die moeten worden doorgevoerd als gevolg van de invoering van het VBTB-project.

C. TOELICHTING PER BEGROTINGSARTIKEL

1. Uitgaven en verplichtingen

Inleiding

Hoofdlijnen van de financiële mutaties

Nu er voor 2001 geen raming voor artikel 01.12. Deelname aan wereldtentoonstellingen is opgenomen, zijn alle artikelen van de begroting van de uitgaven zogenaamde kasartikelen. Dat wil zeggen dat de aan te gane verplichtingen gelijk worden gesteld aan de in het begrotingsjaar te realiseren uitgaven.

In de hieronder opgenomen tabel worden de hoofdlijnen van de mutaties weergegeven ten opzichte van de stand ontwerpbegroting 2000. Gehanteerd zijn de uitgavenbedragen, zoals opgenomen in deze ontwerp-begroting en de meerjarencijfers.

Uitgavenraming (bedragen x f 1 000): 2001
   
Ontwerpbegroting 2000 86 687
miljoenennota 2000 (voor 2001): – 30 322
   
Sub-totaal 56 365
mutaties voorjaarsnota 2000: + 10 389
   
Voorjaarsnota 2000 (voor 2001) 66 754
   
mutaties begrotingsvoorbereiding 2001:  
infrastructuur overheidsvoorlichting+ 7 768 
overheveling naar OCW– 400 
financiële afwerking CAO Rijk 2000/2001– 80 
  + 7 288
Ontwerpbegroting 2001 74 042
   
   
Ontvangstenraming (bedragen x f 1 000): 2001
   
Ontwerpbegroting 2000 6 400
   
mutaties voorjaarsnota 2000: + 1 748
   
Voorjaarsnota 2000 (voor 2001) 8 148
   
mutaties begrotingsvoorbereiding 2001:  
infrastructuur overheidsvoorlichting + 1 980
   
Ontwerpbegroting 2001 10 128

01. Algemeen

01.01. Personeel en Materieel

a) de grondslag van het artikel

Op dit artikel worden de apparaatsuitgaven van het ministerie van Algemene Zaken begroot. Het betreft de personeelskosten van actief en post-actief personeel en de duurzame en niet duurzame consumptieve bestedingen.

b) de cijfers

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG1000)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerpbegroting 2000 51 85150 98350 14150 14350 143 
Voorjaarsnota 2000 10 5419 4798 4838 6838 683 
Nieuwe mutaties:       
Overheveling naar OCW Wereldomroep – 200– 200– 200– 200– 200 
Overheveling van art. 01.11. 545     
Overheveling naar art. 01.11.  – 325– 325– 325– 325 
Infrastructuur overheidsvoorlichting  1 5242 1172 2612 693 
Financiële afwerking CAO Rijk 2000/2001 – 184– 80– 105– 124– 89 
Stand ontwerpbegroting 200158 06862 55361 38160 11160 43860 90560 929
Stand ontwerpbegroting 2001 in EUR100026 35028 38527 85327 27727 38527 63727 648

c) de toelichting bij de cijfers

De verlaging van dit artikel is het gevolg van een overheveling naar de begroting van OCW in verband met een aantal activiteiten van Algemene Zaken die door de Wereldomroep zijn overgenomen.

Ramingtechnische overhevelingen van en naar artikel 01.11. Overheidsvoorlichting zijn noodzakelijk, omdat verkregen extra gelden aanvankelijk op één artikel zijn geboekt en nader over beide artikelen zijn verdeeld.

De verhoging van het artikel houdt verband met voorgenomen personele en materiële investeringen die noodzakelijk zijn ter ondersteuning van de bestaande en te ontwikkelen infrastructuur voor de overheidsvoorlichting.

Tenslotte wordt het artikel verminderd wegens de financiële afwerking CAO Rijk 2000/2001 als correctie op de eerder ontvangen loonbijstelling.

d) de onderverdeling in artikelonderdelen

 
Omschrijving Uitgaven (x f 1 000) Codering
  199920002001 econ. funct.
01. Ambtelijk personeel 36 27035 15935 914 11  
02. Overig personeel 1 2671 1801 330 11  
03. Post-actief personeel 4 8296 1054 850 11  
04. Materieel 15 70220 10919 287 12  
Totaal 58 06862 55361 381   01.1

toelichting op artikel-onderdeel 01.01.01. (ambtelijk personeel)

Dit onderdeel bevat de uitgaven die voortvloeien uit betalingen en afdrachten met betrekking tot ambtelijk personeel.

toelichting op artikel-onderdeel 01.01.02. (overig personeel)

Dit onderdeel heeft betrekking op de zogenaamde secundaire personeelsuitgaven.

Als belangrijkste zijn te vermelden: uitgaven in verband met getroffen maatregelen voor het terugdringen van het ziekteverzuim, verbetering van de arbeidsomstandigheden en kinderopvang.

toelichting op artikel-onderdeel 01.01.03. (post-actieven)

Onder dit onderdeel zijn de uitgaven geraamd voor post-actief personeel, zoals wachtgelduitkeringen en flankerend beleid.

toelichting op artikel-onderdeel 01.01.04. (materieel)

Op dit onderdeel worden naast de facilitaire uitgaven ook uitgaven voor representatie en opleidingen geraamd.

Verdeling apparaatsuitgaven naar dienst (x f 1 000)
omschrijvingKMP en Centrale dienstenRVDWRROverig *Totaal
personeel14 89816 3875 77318637 244
post-actief personeel4 8504 850
materieel7 6678 5213 0029719 287
totaal per dienst22 56524 9088 7755 13361 381

*niet te verbijzonderen algemene uitgaven.

e) de kengetallen

a) tabel met betrekking tot ambtelijk personeel
omschrijving1999200020012002200320042005
gemiddelde bezetting/sterkte334,61334,61334,61334,61334,61334,61334,61
gemiddelde gerealiseerde/geraamde prijs per fte108 395105 075107 331107 065107 669107 669107 669
totale loonsom (x f 1 000) Min. van Algemene Zaken36 27035 15935 91435 82536 02736 02736 027

b) tabel met betrekking tot post-actief personeel
omschrijving1999200020012002200320042005
Aantal personen aan wie wachtgeld wordt uitgekeerd:71716563585145

01.03. Loonbijstelling

a) de grondslag van het artikel

Op dit administratieve artikel komen alleen ramingen voor als de loonbijstelling nog nader over de loongevoelige artikelen moet worden verdeeld.

b) de cijfers

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG1000)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerpbegroting 2000 p.m.p.m.p.m.p.m.p.m. 
Stand ontwerpbegroting 20010p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.
Stand ontwerpbegroting 2001 in EUR10000p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.

Economische code: 01 en Functionele code: 01.1

01.04. Prijsbijstelling

a) de grondslag van het artikel

Op dit administratieve artikel komen alleen ramingen voor als de prijsbijstelling nog nader over de prijsgevoelige artikelen moet worden verdeeld.

b) de cijfers

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG1000)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerpbegroting 2000 p.m.p.m.p.m.p.m.p.m. 
Stand ontwerpbegroting 20010p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.
Stand ontwerpbegroting 2001 in EUR10000p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.

Economische code: 01 en Functionele code: 01.1

01.11. Overheidsvoorlichting

a) het te voeren beleid en de grondslag van het artikel

De grondslag van het artikel is de coördinerende rol van de minister-president, minister van Algemene Zaken, met betrekking tot de overheidsvoorlichting.

b) de cijfers

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG1000)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerpbegroting 2000 8 3173 8133 8133 8133 813 
Voorjaarsnota 2000 764810610610610 
nieuwe mutaties:       
infrastructuur overheidsvoorlichting 786 2446 0946 1946 194 
bijdragen ministeries in de Postbus 51-informatiedienst 392     
Overboeking van BZK t.b.v. onderzoek ministeriële websites 18     
Overboeking naar OCW t.b.v. NAA – 200– 200    
Overheveling naar art. 01.01. – 545     
Overheveling van art. 01.01.  325325325325 
Stand ontwerpbegroting 20017 4438 82410 99210 84210 94210 94210 942
Stand ontwerpbegroting 2001 in EUR10003 3774 0044 9884 9204 9654 9654 965

c) de toelichting bij de cijfers

De verhoging is bestemd voor de financiering van de specifieke uitgaven die voortvloeien uit het verder vorm geven aan de bestaande en de te ontwikkelen infrastructuur voor de overheidsvoorlichting.

De raming wordt voor 2000 verhoogd in verband met bijdragen van de ministeries in de exploitatie van de Postbus-51-informatiedienst.

De raming wordt eveneens verhoogd wegens een overboeking van BZK ten behoeve van een onderzoek van ministeriële websites.

De verlaging van dit artikel is het gevolg van een overheveling naar de begroting van OCW in verband met een overeengekomen extra bijdrage aan het Nederlands Audiovisueel Archief (NAA) voor de jaren 2000 en 2001.

Ramingtechnische overhevelingen van en naar artikel 01.01. Personeel en Materieel zijn noodzakelijk, omdat verkregen extra gelden aanvankelijk op één artikel zijn geboekt en nader over beide artikelen zijn verdeeld.

d) de onderverdeling in artikelonderdelen

 
Omschrijving Uitgaven (x f 1 000) Codering
  199920002001 econ. funct.
01. Informatievoorziening 1 5211 8412 016    
02. Technische uitgaven 1 3871 2254 075    
03. Voorlichtingsraad 1 3131 2391 360    
04. Postbus 51-informatiedienst 1 2561 8581 541    
05. GIS-ontwikkeling 1 9662 6612000    
Totaal 7 4438 82410 992 12 01.34

toelichting op artikelonderdeel 01.11.01. (informatievoorziening)

Dit betreft uitgaven die zowel verband houden met de informatievoorziening als met het geven van voorlichting over het algemeen regeringsbeleid, het Koninklijk Huis en het ministerie.

toelichting op artikelonderdeel 01.11.02. (technische uitgaven)

Dit betreft uitvoeringskosten die betrekking hebben op de DTC van de RVD.

Deze directie heeft tot taak ten behoeve van rijksorganen en door het Rijk gefinancierde en gesubsidieerde instellingen te adviseren over communicatieprojecten en deze tijdens de voorbereiding en realisatie te begeleiden. Hierbij is te denken aan voorlichtingscampagnes, audiovisuele programma's en nieuwe media.

Voorts verzorgt de DTC de gezamenlijke media-inkoop waardoor volume- kortingen ten behoeve van de andere departementen alsmede aan de Staat gelieerde organisaties worden verkregen. Tenslotte zijn vanaf 2001 de uitgaven die verband houden met trackingonderzoek bij dit onderdeel ondergebracht.

toelichting op artikelonderdeel 01.11.03. (Voorlichtingsraad)

De raming van dit artikelonderdeel wordt grotendeels bepaald door de instandhouding en uitbouw van een gemeenschappelijke infrastructuur voor pers- en publieksvoorlichting en voor de voorlichting gericht op het buitenland ten behoeve van alle ministeries.

toelichting op artikelonderdeel 01.11.04. (Postbus 51-informatiedienst)

Op dit artikelonderdeel worden de specifieke uitgaven verantwoord die verbonden zijn aan de Postbus 51-informatiedienst.

toelichting op artikelonderdeel 01.11.05. (GIS-ontwikkeling)

Dit artikelonderdeel heeft betrekking op de integratie van de gemeenschappelijke infrastructuur en het geschikt maken voor het toepassen van nieuwe mediatechnieken.

e) de kengetallen

Een deel van de voorlichtingsactiviteiten kan niet zinvol nader worden toegelicht. Deze zijn samengevat in de kolom overig vanonderstaande tabel. Het gaat hier met name om interne voorlichting, communicatie- en coördinatie activiteiten, waaronder het secretariaat van de Voorlichtingsraad, die uitsluitend kunnen worden beoordeeld vanuit een beschikbaarheidsfunctie, hetgeen eveneens geldt voor de activiteiten van de Postbus 51-informatiedienst.

De wel zinvol toe te lichten activiteiten betreffen de (volledige) DTC.

Uitgaven/kosten en opbrengsten overheidsvoorlichting
Componenten van uitgaven en kosten van onverheidsvoorlichting (x f 1 000) voor het jaar 2001 totale voorlichtingsuitgavenverdeeld over produkten
mediainkoop DTCbegeleiding mediaprojecten DTCoverig
aandeel personele kosten16 3875062 52813 353
aandeel apparaatskosten8 5212631 3146 944
informatievoorziening2 016  2 016
technische uitgaven4 0756004253 050
voorlichtingsraad1 360  1 360
Postbus 51-informatiedienst1 541  1 541
GIS-ontwikkeling2 000  2 000
Totaal uitgaven35 9001 3694 26730 264

Toelichting

De uitgaven, die aan de in deze tabel opgenomen activiteiten zijn verbonden, zijn grotendeels opgenomen in het apparaatsartikel op de begroting (01.01. Personeel en Materieel). Alleen de specifieke uitgaven zijn onderdeel van het artikel 01.11. Overheidsvoorlichting.

01.12. Deelname aan wereldtentoonstellingen

a) het te voeren beleid en de grondslag van het artikel

In 2001 is geen deelname aan een wereldtentoonstelling voorzien.

b) de cijfers

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (in NLG1000
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerpbegroting 2000 24 950 
Stand ontwerpbegroting 200129 00024 950 
Stand ontwerpbegroting 2000 in EUR100013 16011 322

Economische code: 12 en Functionele code: 01.1

c) de toelichting bij de cijfers

De activiteiten rond de wereldtentoonstelling Hannover 2000 lopen tot en met het jaar 2000. In totaal is er f 60 miljoen voor deze tentoonstelling verplicht.

01.21. Wetenschappelijke studies

a) het te voeren beleid en de grondslag van het artikel.

Het beleid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) is erop gericht door middel van het uitbrengen van rapporten aan de regering, voorstudies en werkdocumenten, waarvoor ook specifiek onderzoek wordt uitbesteed, wetenschappelijk gefundeerde informatie ten behoeve van het regeringsbeleid te verschaffen over ontwikkelingen die op langere termijn de samenleving kunnen beïnvloeden.

De uitgaven verbonden aan de verkrijging van wetenschappelijke informatie ten behoeve van de bij de WRR lopende projecten worden op dit artikel begroot, evenals de bijkomende uitgaven van publicatie en/of presentatie.

De eigen apparaatsuitgaven zijn ondergebracht op artikel 01.01. Personeel en Materieel.

b) de cijfers

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG1000)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerpbegroting 2000 1 5691 5691 5691 5691 569 
Voorjaarsnota 2000 100100100100100 
Stand ontwerpbegroting 20011 2471 6691 6691 6691 6691 6691 669
Stand ontwerpbegroting 2000 in EUR1000566757757757757757757

Economische code: 12 en Functionele code: 01 321

2. ONTVANGSTEN

01. Algemeen

01.01. Diverse ontvangsten

a) de grondslag van het artikel

Op dit artikel zijn ontvangsten van uiteenlopende aard, maar elk voor zich van geringe omvang, verzameld. Deze ontvangsten van algemene aard hebben betrekking op de verschillende dienstonderdelen van het ministerie.

b) de cijfers

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG1000)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerpbegroting 2000 225225225225225 
Voorjaarsnota 2000 1010101010 
Stand ontwerpbegroting 2001745235235235235235235
Stand ontwerpbegroting 2000 in EUR1000338107107107107107107

Economische code: 16 en Functionele code: 01.1

01.03. Voorlichtingsactiviteiten

a) de grondslag van het artikel en het te voeren beleid.

De ontvangsten op dit artikel worden gegenereerd door de Rijksvoorlichtingsdienst en hebben hoofdzakelijk betrekking op begeleiding van voor- lichtingsproducties en distributie hiervan door de Directie Toepassing Communicatietechniek (DTC).

b) de cijfers

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG1000)
 1999200020012002200320042005
Stand ontwerpbegroting 2000 6 1756 1756 1756 1756 175 
Voorjaarsnota 2000 2 2381 7381 7381 7381 738 
nieuwe mutatie:       
bijdrage ministeries infrastructuur overheidsvoorlichting 781 9801 8801 8131 713 
Stand ontwerpbegroting 200110 3468 4919 8939 7939 7269 6269 626
Stand ontwerpbegroting 2000 in EUR10004 6953 8534 4894 4444 4134 3684 368

c) de toelichting bij de cijfers

De verhoging van dit artikel betreft de financiële bijdrage van andere ministeries die bestemd is voor de financiering van projecten op het gebied van de overheidscommunicatie.

d) de onderverdeling in artikelonderdelen

 
Omschrijving Ontvangsten (x f 1 000) Codering
  199920002001 econ. funct.
01. Interne- en publieksvoorlichting 171116116    
02. Media-inkoop 5 7384 0003 800    
03. Begeleiding media-projecten 3 3533 5003 500    
04. Coördinatie voorlichting     
05. Postbus 51-informatiedienst 1 084875877    
06. Tracking 1 600    
Totaal 10 3468 4919 893 16 01.34

toelichting op artikelonderdeel 01.03.01. (interne- en publieksvoorlichting)

In dit onderdeel zijn ontvangsten geraamd die verband houden met distributie van voorlichtingsmateriaal zoals bijvoorbeeld knipselkranten (Beleid Beschouwd en Selektie).

toelichting op artikelonderdeel 01.03.02. (media-inkoop)

Dit bedrag heeft betrekking op de vergoeding die de DTC in rekening brengt bij opdrachtgevers voor de werkzaamheden die de DTC verricht op het gebied van centrale inkoop van advertentie-ruimte op het gebied van de gedrukte media en zendtijd bij de commerciële TV-stations.

toelichting op artikelonderdeel 01.03.03. (begeleiding media-projecten)

Dit bedrag aan ontvangsten wordt naar verwachting gerealiseerd als gevolg van de vergoeding die de DTC bij opdrachtgevers in rekening brengt voor begeleiding van communicatieprojecten.

toelichting op artikelonderdeel 01.03.05. (postbus 51-informatiedienst)

De ontvangsten die met de uitvoering van de Postbus 51-informatiedienst aan de deelnemende overheidsinstanties in rekening worden gebracht, worden op dit artikelonderdeel verantwoord.

toelichting op artikelonderdeel 01.03.06. (tracking)

Dit onderdeel betreft de bijdrage van andere ministeries die gebruik maken van de methode waarmee het bereik en het effect van massamediale campagnes wordt onderzocht.

Licence