Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

A. Artikelsgewijze toelichting bij de wetsartikelen2
  
B. Begrotingstoelichting4

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten)

De begrotingen die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken voor het jaar 2002 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2002. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2002.

Met de vaststelling van dit wetsartikel wordt de in de begrotingsstaat opgenomen begroting van de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2002 vastgesteld. De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikelen 3 en 4

De bepalingen, opgenomen in de wetsartikelen 3 en 4 zijn noodzakelijk, omdat de Comptabiliteitswet 2001 (CW 2001) nog niet in werking is getreden. Deze wet, die de huidige Comptabiliteitswet zal gaan vervangen, is op 5 juli 2001 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II, 2000/2001, 27 849). In de CW 2001 zijn bepalingen opgenomen die ertoe moeten leiden dat de begrotingen een meer beleidsmatig karakter krijgen. Die bepalingen bevatten de kern uit het gedachtegoed van de Nota VBTB (Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording). De begrotingen worden daartoe opgebouwd uit voornamelijk beleidsartikelen. Om meer inzicht te geven in het beleid dat met de uitgetrokken gelden wordt nagestreefd, moet de toelichting bij de beleidsartikelen antwoord kunnen geven op de www-vragen: Wat wil de regering bereiken (doelstellingen), wat gaat zij daarvoor doen (inzet van instrumenten en te verrichten activiteiten/prestaties) en wat mag dat beleid kosten (zowel in termen van verplichtingen als van programma- en apparaatsuitgaven)?

Na overleg met de Tweede Kamer is besloten dat voor het eerst voor het begrotingsjaar 2002 de departementale begrotingen op deze nieuwe leest zouden worden geschoeid. Gelijktijdig zouden daartoe de noodzakelijke bepalingen van de CW gewijzigd worden. Het wetgevende proces om die wijzigingen door te voeren, neemt meer tijd in beslag dan was voorzien. Bij de begrotingsvoorbereiding 2002 is door alle departementen al van de VBTB-bepalingen uit de ontwerp-CW 2001 uitgegaan. Teneinde geen onduidelijkheid te laten bestaan over de juridische basis van de begrotingsopzet 2002 wordt er thans voor gekozen om bij deze begrotingswet voor het jaar 2002 vooruit te lopen op de noodzakelijke wijzigingen in de CW. Daartoe wordt in wetsartikel 3 een aantal bepalingen uit de huidige CW niet (meer) van toepassing verklaard op de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken.

In wetsartikel 4 worden vervolgens ter vervanging de relevante VBTB-bepalingen uit de CW 2001 opgenomen.

De bepalingen die op grond van wetsartikel 3 uit de huidige CW die komen te vervallen, luiden:

Artikel 5, eerste, derde, zesde en negende lid.

1. De ramingen van de verplichtingen en de uitgaven enerzijds en die van de ontvangsten anderzijds worden opgenomen in afzonderlijke begrotingsartikelen.

3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op de ramingen van de uitgaven en de ontvangsten die op grond van het bepaalde in artikel 23, vierde lid, in mindering zullen worden gebracht op ontvangsten, onderscheidenlijk op uitgaven.

6. Een begroting kan een begrotingsartikel «onvoorzien» en een begrotingsartikel «geheim» bevatten.

9. Ten behoeve van de verwerking van de gevolgen van de loon- en van de prijsontwikkeling bevat een begroting een administratief begrotingsartikel «loonbijstelling» en een administratief begrotingsartikel «prijsbijstelling».

De bepalingen in de leden 1 t/m 10 van wetsartikel 4 corresponderen met de volgende artikel(leden) uit de CW 2001. Voor een inhoudelijke toelichting bij de verschillende onderdelen wordt verwezen naar Kamerstukken II, 2000/2001, 27 849.

Lid 1 = Artikel 2, lid 2.

Lid 2 = Artikel 4, lid 1.

Lid 3 = Artikel 5, lid 1.

Lid 4 = Artikel 5, lid 2.

Lid 5 = Artikel 5, lid 3.

Lid 6 = Artikel 6, lid 1.

Lid 7 = Artikel 6, lid 2.

Lid 8 = Artikel 6, lid 3.

Lid 9 = Artikel 6, lid 4.

Lid 10 = Artikel 6, lid 5.

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.

De Minister van Algemene Zaken,

W. Kok

(DEEL B): DE BEGROTINGSTOELICHTING

1.Leeswijzer5
   
2.Paragraaf inzake het beleid6
   
2.1. De beleidsagenda6
   
2.2De beleidsartikelen6
   
2.3Het niet-beleidsartikel18
   
3.Groeiparagraaf19
   
4.De verdiepingsbijlage20
   
5.De bijlage moties en toezeggingen24

1. LEESWIJZER

In de begroting voor het jaar 2002 wordt aangesloten bij de uitgangspunten en structuur zoals die zijn beschreven in de regeringsnota «Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording» (VBTB). Daarbij dient opgemerkt te worden dat de omvang van de begroting en het eigen beleid van het Ministerie van Algemene Zaken relatief beperkt is ten opzichte van die van overige ministeries.

In een brief aan de Tweede Kamer van 13 december 2000 over de VBTB-opzet van de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken (Kamerstukken II 2000/2001, 26 573, nr. 56) is toegelicht dat de begroting is opgebouwd rond de centrale beleidsdoelstelling «Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid». Daarom vormt dit het eerste beleidsartikel van deze begroting. Een tweede beleidsartikel «Wereldtentoonstelling» is opgenomen in verband met de afwikkeling van de EXPO 2000. Besluitvorming omtrent het mogelijke vervolg van deelname aan de Wereldtentoonstellingen dient nog plaats te vinden.

In lijn met de doelstellingen van VBTB wordt de begroting 2002 zo transparant en toegankelijk mogelijk gepresenteerd. De algemene beleidsdoelstelling is vertaald in operationele doelen. Per operationeel doel wordt eerst aangegeven wat wordt beoogd. Vervolgens wordt ingegaan op de activiteiten die daarvoor in 2002 specifiek zullen worden verricht en de producten en/of diensten die worden geleverd. Omdat 2002 het eerste begrotingsjaar volgens de VBTB-systematiek is, zal tevens een beknopte omschrijving worden gegeven van de reguliere activiteiten van het ministerie van Algemene Zaken. Ten slotte worden per operationele doelstelling waar mogelijk kengetallen en/of prestatiegegevens opgenomen.

2. PARAGRAAF INZAKE HET BELEID

2.1 De beleidsagenda

De ontwikkelingen op het terrein van informatie- en communicatietechnologie, de veranderingen in het medialandschap en in de journalistiek, alsmede de zich wijzigende verhoudingen tussen overheid en burger zijn in 2002 grotendeels bepalend voor de beleidsagenda op het terrein van overheidscommunicatie. Dit vergt op onderdelen aanpassingen van het beleid, de organisatie van de RVD en van de in de VoorlichtingsRaad (VoRa) samenwerkende ministeries.

De activiteiten in 2002 zullen gericht zijn op het verder vergroten van de toegankelijkheid van de overheidsinformatie (in het bijzonder de nieuwsvoorziening over wet- en regelgeving), ondermeer door het verder ontwikkelen van de overheidssites op het internet en het opzetten van vernieuwde informatiediensten. Daarnaast zal veel aandacht worden besteed aan de coördinatie en de effectiviteit van de overheidscommunicatie.

Door gebruik te maken van vraaggestuurde technieken kan bij het verstrekken van overheidsinformatie rekening gehouden worden met de wensen van de burger, zodat deze de informatie krijgt die hij wil.

Het kabinet heeft tevens aan de commissie «Toekomst van de Overheidscommunicatie», onder voorzitterschap van drs. J. Wallage, opdracht gegeven tot het verrichten van een analyse omtrent de eisen die voor de komende drie tot vijf jaar aan het functioneren van de overheidscommunicatie zullen worden gesteld. De commissie heeft haar bevindingen eind augustus 2001 neergelegd in een advies aan het kabinet. Het kabinet verwacht voor het eind van 2001 op deze aanbevelingen te kunnen reageren. Eerst na de reactie van het kabinet zal bekend zijn tot welke activiteiten het advies zal leiden.

2.2 De beleidsartikelen

Artikel 1 Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid

In de brief aan de Tweede Kamer over VBTB (Kamerstukken II 2000/2001, 26 573, nr. 56) is toegelicht dat het kader voor het optreden van de minister-president – en daarmee het werkterrein van het Ministerie van Algemene Zaken – wordt bepaald door diverse wet- en regelgeving en laat zich samenvatten onder de noemer «Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid».

Deze algemene beleidsdoelstelling wordt onderscheiden in vier operationele doelstellingen:

1. «coördinatie van het algemeen regeringsbeleid»;

2. «coördinatie van het algemeen communicatiebeleid»;

3. «het leveren van bijdragen aan de langere-termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid»;

4. «algemeen».

De operationele doelen worden hieronder afzonderlijk uitgewerkt. Bij onderdelen die zich daarvoor lenen, wordt de presentatie ondersteund met kengetallen en prestatiegegevens. Dit is met name het geval bij de coördinatie van de overheidscommunicatie en bij het leveren van bijdragen aan de langere-termijn beleidsontwikkeling.

1. Coördinatie van het algemeen regeringsbeleid

Doel

De coördinatie van het algemeen regeringsbeleid heeft een inhoudelijk aspect en een woordvoeringsaspect. Beoogd worden een adequate ambtelijke ondersteuning van de minister-president (in zijn coördinerende rol) en het optimaal uitvoeren van de woordvoering van de minister-president, de ministerraad en de leden van het Koninklijk Huis.

Activiteiten, producten en/of diensten

Zowel als voorzitter van de Raad van Ministers als bij zijn andere activiteiten wordt de minister-president ondersteund door het Kabinet van de minister-president (KMP), waarin de raadadviseurs zorgdragen voor advisering.

Daarnaast verzorgt het KMP onder andere de secretariële ondersteuning van de ministerraad, alsmede het secretariaat van de onderraden van de ministerraad en de ministeriële commissies. Ten slotte treedt de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Algemene Zaken op als Coördinator Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.

Het verzorgen van de woordvoering van de minister-president over het algemeen regeringsbeleid is één van de taken van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD). De hoofddirectie van de RVD wordt daarbij ondersteund door de afdeling Informatievoorziening die de actuele, documentaire en analytische informatievoorziening over onderwerpen van algemeen regeringsbeleid verzorgt. Het voorbereiden en begeleiden van publieke optredens van de minister-president vormen evenals het beheren en onderhouden van de website over de minister-president en het Ministerie van Algemene Zaken onderdeel van de activiteiten van de RVD.

De RVD verzorgt ook de woordvoering over het Koninklijk Huis. De hoofddirectie van de RVD wordt hierin ondersteund door de afdeling Pers en Publiciteit, die met name is belast met het publicitair voorbereiden en begeleiden van openbare optredens van leden van het Koninklijk Huis en het verstrekken van informatie daarover. Tevens wordt zorggedragen voor het beheren en onderhouden van de website over het Koninklijk Huis.

In het begrotingsjaar 2002 zullen specifieke activiteiten worden verricht in verband met het huwelijk van de Prins van Oranje en ten behoeve van de kabinetsformatie.

Prestatiegegevens

De coördinatie van het algemeen regeringsbeleid laat zich – vanwege de aard van het werk – niet goed kwantitatief meten in de vorm van kengetallen en/of prestatie-indicatoren. Het resultaat is namelijk niet alleen toe te schrijven aan de mate van coördinatie op zich, maar vooral ook aan de bijdragen van de partijen die «gecoördineerd» worden. De beoordeling van de coördinatie zal dus een kwalitatief karakter moeten hebben. Vóór de ontwerpbegroting 2003 zal worden bezien of en in hoeverre hiervoor meetinstrumenten kunnen worden ontwikkeld.

2. Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid

Doel

Het wordt voor de publieksvoorlichting van de rijksoverheid steeds belangrijker om de verschillende communicatievoorzieningen goed op elkaar te laten aansluiten, zodat burgers eenvoudig en doelmatig kunnen worden voorgelicht. Dat geldt zowel voor de fase, waarin de overheid – via de massamedia – burgers op nieuw beleid wil attenderen, als in de fase van de uitvoering, waarin de nadruk ligt op het beantwoorden van vragen van burgers door bijvoorbeeld telefonische informatielijnen en internet.

Het Ministerie van Algemene Zaken zorgt voor de coördinatie van het algemeen communicatiebeleid, waarbij onderscheid wordt gemaakt in het ontwikkelen, het coördineren en het uitvoeren van het gemeenschappelijke communicatiebeleid.

2.1 Activiteiten, producten en/of diensten betreffende het ontwikkelen en coördineren van het algemeen communicatiebeleid

Bij de ontwikkeling en coördinatie van het algemeen communicatiebeleid is een belangrijke rol weggelegd voor de Voorlichtingsraad (VoRa). De VoRa is het interdepartementale adviesorgaan van de minister-president. De RVD heeft een initiërende rol en signaleert nieuwe ontwikkelingen die de VoRa van een advies kan voorzien.

De hoofddirectie van de RVD vervult daartoe het voorzitterschap van de VoRa. De RVD verzorgt het inhoudelijke en uitvoerende secretariaat ervan en treedt op als gedelegeerd opdrachtgever namens de VoRa voor het beheer van de gemeenschappelijke infrastructuur voor de pers- en publieksvoorlichting. De RVD is ook belast met de uitvoering van de adviezen en besluiten van de VoRa.

Voor bepaalde activiteiten, zoals bijvoorbeeld de introductie van de euro, stelt de VoRa interdepartementale commissies in die inhoudelijk en logistiek door de RVD worden ondersteund. De werkprogramma's van deze commissies worden door de VoRa vastgesteld. Deze taakverdeling stelt de RVD in staat in te spelen op de behoefte aan coördinatie van het rijksbrede communicatiebeleid.

Om het management van de gemeenschappelijke taken van Postbus 51 te versterken is het Platform voor Gemeenschappelijke Uitvoering (PGU) Postbus 51 ingesteld, waaraan campagneleiders en communicatieadviseurs van alle ministeries deelnemen.

Dit platform wil de ministeries de expertise en diensten aanbieden die voor een efficiënte en effectieve uitvoering van de Postbus 51-activiteiten noodzakelijk zijn en wil een gelegenheid scheppen voor het onderling uitwisselen van kennis en ervaring op het terrein van de publiekscommunicatie.

Zo is de beschikbaarheid van informatie over de massamediale Postbus 51 campagnes bij het digitale informatie loket en de informatietelefoon van Postbus 51 van groot belang voor een adequate informatieverzorging naar burgers.

De behoefte aan onderlinge afstemming tussen de ministeries neemt toe als gevolg van de snelle groei van het aantal overheidssites. Om de gewenste eenduidigheid en toegankelijkheid voor het publiek te kunnen realiseren is door de VoRa is het project gemeenschappelijk webbeleid opgezet. Afspraken worden gemaakt op het terrein van minimumnormen voor de informatie en diensten op internet, over uniformiteit in de toepassing van tekstformats en meta-informatie, over afstemming van zaken als navigatie en gebruik van zoekmachines.

Voor de verdere afstemming van de departementale websites wordt periodiek onderzoek gedaan onder de gebruikers. Op deze wijze wordt inzicht verkregen in het (be)zoekgedrag van de burger en in de wensen die bij de gebruiker leven. Het onderzoek levert ook resultaten op over de organisatie en de technische en inhoudelijke ondersteuning van de departementale sites. Op deze manier samenwerkend wordt ernaar gestreefd uiterlijk 2003 meer eenheid in de vorm en inrichting van de departementale websites te bewerkstelligen.

Binnen het project gemeenschappelijk webbeleid wordt met vraaggestuurde technieken onderzocht hoe de informatie-zoekende burger via internet optimaal kan worden geholpen. De resultaten van dit project worden in het najaar van 2001 opgeleverd.

De RVD zal in 2002 onderzoek doen naar de wijze waarop specifieke doelgroepen (bijvoorbeeld bepaalde groepen allochtonen, jongeren en sociaal zwakkeren) bij de communicatie tussen burger en rijk kunnen worden betrokken. Onderzoek vindt plaats naar de (bereiks)kenmerken en het informatiezoekgedrag van specifieke doelgroepen. Het project zal medio 2002 leiden tot een rapport met aanbevelingen over de methoden, technieken en middelen die daarvoor kunnen worden ingezet. De ministeries kunnen deze aanbevelingen vervolgens in het eigen communicatiebeleid toepassen.

Het onderzoek naar de mogelijkheden om de overheidscommunicatie verder te professionaliseren zal in 2002 worden voortgezet. De RVD bereidt daartoe een onderzoeksprogramma voor, waarbij de burger en de wijze waarop deze betrokken wenst te worden bij het overheidsbeleid centraal staat. Het rapport van de commissie toekomst overheidscommunicatie en de door de regering overgenomen aanbevelingen dienen hierbij als richtsnoer. De onderzoeksopdracht zal eind 2001 worden vastgesteld, waarna het eerste onderzoeksrapport in mei 2002 zal worden opgeleverd.

Om beter inzicht te verkrijgen in de gevolgen van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in het algemeen en ontwikkelingen op het terrein van de overheidscommunicatie in het bijzonder zal door de RVD een onderzoek worden uitgevoerd, dat moet leiden tot herziening van de functieprofielen voor communicatiefuncties bij de rijksoverheid en – waar relevant – tot concrete adviezen op organisatieniveau. Het onderzoek zal in mei 2002 worden opgeleverd.

De RVD wil een positieve bijdrage leveren aan de verdere professionalisering van de communicatie van de rijksoverheid. Daarom zal de RVD in 2002 doorgaan met het organiseren van conferenties, workshops en andere activiteiten voor de directeuren voorlichting, woordvoerders en communicatieadviseurs van de ministeries.

Ten slotte zal in 2002 het werkprogramma van de VoRa en de RVD naar verwachting in sterke mate worden bepaald door de adviezen van de Commissie Wallage en de besluitvorming van het kabinet daarover.

Prestatiegegevens

In het kader van het ontwikkelen en coördineren van het algemeen communicatiebeleid kan een aantal prestatiegegevens worden genoemd. Deze prestatiegegevens zijn als volgt te schematiseren:

Tabel 1: prestatiegegevens ontwikkelen en coördineren van het algemeen communicatiebeleid
Prestatiegegeven (PG)StreefwaardeOpmerkingen
Eenheid in de vorm en inrichting van de departementale internetsitesHet streven is gericht op realisatie eind 2003Periodiek wordt onderzoek gedaan onder de gebruikers om inzicht te krijgen in het (be)zoekgedrag van de burger en in de wensen die bij de gebruiker leven. Het onderzoek levert ook resultaten op over de organisatie en de technische en inhoudelijke ondersteuning van de departementale sites.
Resultaten van het project om op internet zoekende burger optimaal van dienst te zijnOplevering in het najaar 2001 
Rapport met aanbevelingen over de methoden, technieken en middelen waarmee de overheid moeilijk bereikbare doelgroepen het beste kan bereikenOplevering medio 2002De ministeries kunnen deze aanbevelingen in het eigen communicatiebeleid toepassen
Voortzetting van het onderzoek naar de mogelijkheden om de overheidscommunicatie verder te professionaliserenVaststelling nieuwe onderzoeksopdracht eind 2001, oplevering eerste rapport in mei 2002 
Uitkomsten van het onderzoek gericht op organisatie van en functieprofielen bij de overheidscommunicatieOplevering mei 2002 

2.2 Activiteiten, producten en/of diensten betreffende de uitvoering van het algemeen communicatiebeleid.

Op uitvoerend niveau verricht het Ministerie van Algemene Zaken activiteiten die bijdragen aan de gemeenschappelijke infrastructuur voor de publieksvoorlichting van de rijksoverheid. Deze activiteiten worden uitgevoerd door de Directie Toepassing Communicatietechniek (DTC) en de Postbus 51 InformatieDienst (PB51 ID), beide onderdelen van de RVD.

DTC is als kennis- en expertisecentrum op het terrein van overheidscommunicatie werkzaam voor de gehele rijksoverheid. Het draagt zorg voor rijksbrede collectieve media-inkoop, het uitvoeren van trackingonderzoek naar massamediale campagnes en het organiseren van (Europese) aanbestedingen van communicatieprojecten. Bovendien biedt DTC adviezen en diensten aan voor specifieke (inter)departementale communicatieprojecten.

De administratie rond de inkoop van media door de rijksoverheid werd tot voor kort in belangrijke mate uitgevoerd door een aantal mediabureaus. Omdat centralisatie van werkzaamheden en de verdere stroomlijning van de collectieve media-inkoop leidt tot meer efficiency en – op termijn – tot een stijging van de financiële voordelen heeft DTC ten behoeve van de collectieve inkoop van media, na europese aanbesteding, een nieuw mediabureau gecontracteerd, dat sinds 1 juni 2001 operationeel is.

De concentratie van werkzaamheden in het administratieve proces leidt tot een beperkte verhoging van de centrale kosten die zal worden verwerkt in de doorberekening van kosten aan de opdrachtgevende ministeries. Het voordeel van collectieve media-inkoop ten opzichte van contractering door individuele adverteerders bij de rijksoverheid beliep in 2000 ca. 20%, in geld uitgedrukt EUR 25,4 mln. Onder het voorbehoud dat de totale mediabestedingen (ook naar soort, bijvoorbeeld in kranten of op televisie) gelijk zullen blijven, zou het inkoopvoordeel in 2002 kunnen oplopen tot 22% van de te verwachten mediabestedingen door de totale rijksoverheid.

Om op gestandaardiseerde wijze de effectiviteit van massamediale campagnes te evalueren wordt zogenaamd trackingonderzoek uitgevoerd dat erop is gericht inzicht te verkrijgen in de relatie tussen media-inzet en -bereik en in de relatie tussen bereik, waardering en effecten van overheidscampagnes. In 2002 zullen vergelijkingswaarden, zogenaamde benchmarks, voor campagnespecifieke effecten worden vastgesteld en zal een model worden ontwikkeld op basis waarvan, voorafgaand aan een campagne, voorspellingen kunnen worden gedaan over bereik en effecten. Ten slotte zal aandacht worden besteed aan de methodiek van tracking.

De bevindingen van een studie naar de kostenontwikkeling van het veldwerk zullen in concrete maatregelen worden vertaald. Naar verwachting kan daarmee een bijdrage worden geleverd aan de beheersing van de kosten.

Een bijzonder aandachtsgebied van dienstverlening van DTC is de arbeidsmarktcommunicatie. Door onderzoek, advisering en begeleiding wordt actief expertise ingebracht bij de strategieontwikkeling, aanbesteding en uitvoering van arbeidsmarktcommunicatie door en voor de Rijksoverheid.

De DTC zal in 2002 haar dienstverlening intensiveren op het terrein van interactieve media, met name ten aanzien van het adviseren over internetinitiatieven van de ministeries. Een belangrijk doel hierbij is beter inzicht te verkrijgen in de feitelijke betekenis van de inzet van internet in de beleidscyclus.

DTC is belast met de coördinatie van het uitvoeringsmanagement van de circa dertig Postbus 51 campagnes die jaarlijks worden uitgevoerd. Zo is zij onder andere verantwoordelijk voor de mediaplanning voor Postbus 51 op radio en televisie. Verder biedt DTC aan de campagneleiders van ministeries de mogelijkheid om de productie van spots en het pretesten daarvan door haar te laten begeleiden. Daarnaast verzorgt DTC andere activiteiten in het kader van Postbus 51, zoals het management van campagnes en projecten.

De PB51 ID biedt een interdepartementale infrastructuur die is gebaseerd op de één-loketgedachte. De burger die op zoek is naar informatie van de rijksoverheid wordt door de medewerkers van de Postbus 51 infolijn en/of via de website van Postbus 51 zo goed en eenduidig mogelijk geïnformeerd over beleid en regelgeving van de rijksoverheid. De PB51 ID is verantwoordelijk voor het verstrekken van telefonische informatie, de internetsite, de planning van radio- en televisiespots, het wekelijkse informatieprogramma op Radio 5, de informatierubriek op teletekst en de distributie van folders via postkantoren en openbare bibliotheken. De dienst ondersteunt de ministeries bij de uitvoering van massamediale voorlichtingscampagnes en levert inhoudelijke bijdragen aan de ontwikkeling van publieksgerichte diensten in het kader van Postbus 51.

In 2002 zal de PB51 ID een nieuwe website introduceren, waarbij telefonie en internet zijn geïntegreerd (in een zogenaamd «contactcenter»). Vanuit één database worden vragen van burgers gratis, snel en op het voor hen beste tijdstip en de meest geschikte wijze beantwoord. Hiermee voorziet de PB51 ID voor 2002 en volgende jaren een gematigde groeistrategie voor wat betreft het te behandelen aantal telefonische en elektronische vragen.

De PB51 ID voorziet in centrale afhandeling van vragen naar brochuremateriaal door een bestel- en distributiefunctie voor de gezamenlijke ministeries.

De PB51 ID neemt op pilotbasis de gehele telefonische publieksvoorlichting van het Ministerie van Economische Zaken voor zijn rekening. In de loop van 2001 zal de samenwerking worden geëvalueerd. Mogelijk kan ook met andere ministeries een nauwere samenwerking worden aangegaan, bijvoorbeeld bij de beantwoording van publieksvragen via e-mail.

Op verzoek van de ministeries ontwikkelen DTC en de Postbus 51 Informatiedienst in samenwerking met de VoRa een speciale website op RYX (intranet voor de rijksoverheid), waarmee de medewerkers van de directies communicatie eenvoudig en snel informatie over lopende en voorgenomen activiteiten kunnen uitwisselen. In de loop van 2002 zal deze site, die in het begin vooral «statische» informatie zal bevatten, worden uitgebouwd tot een interactief digitaal platform.

Prestatiegegevens

Voor wat betreft de uitvoering van de coördinatie van het algemeen communicatiebeleid worden de volgende prestatiegegevens onderscheiden.

Tabel 2: prestatiegevens uitvoering van het algemeen communicatiebeleid
Prestatiegegeven (PG)StreefwaardeOpmerkingen
Financieel voordeel van de collectieve inkoop van media-ruimte (versus afzonderlijke inkoop door de ministeries)De collectieve inkoop levert een kostenbesparing van 22% in 2002 van het inkoopvolume op.Bij de geformuleerde streefwaarde wordt uitgegaan van een gelijkblijvend volume aan mediabesteding
Introductie van een contactcentrum, waarbij telefonie en internet zijn geïntegreerdAantal telefoongesprekken: 365 000Aantal e-mail: 14 500Aantal sessies op PB51 internetsite: 330 000 
De wachttijd voor burgers bij vragen aan de Postbus 51 Informatiedienst zo kort mogelijk houdenInfolijn:De bellers worden na gemiddeld 40 seconden te woord gestaan E-mail:80% van de e-mails wordt binnen 48 uur beantwoord 
Voldoende klanttevredenheid over de dienstverlening van de Postbus 51 InformatiedienstKlanten geven de volgende rapportcijfers:Internetsite: 7,0e-mailbeantwoording: 7,0diensten Infolijn: 7,0Deze rapportcijfers worden verkregen door permanent gebruikersonderzoek (internet en e-mail) en periodiek kwaliteitsonderzoek.
Realisatie van een speciale website op het intranet voor de rijksoverheid ten behoeve van de medewerkers van de directies communicatieEerst zal deze site «statische» informatie bevatten en in 2002 worden uitgebouwd tot een interactief digitaal platform 

Voor de in tabel 1 en 2 gepresenteerde prestatiegegevens zal in 2002 worden bezien in hoeverre deze voldoende inzicht bieden in de mate van doelbereiking met betrekking tot de coördinatie van het algemeen communicatiebeleid.

3. Het leveren van bijdragen aan de langere-termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid

Doel

De ontwikkeling van het regeringsbeleid is gebaat bij inzichten in zaken die op langere termijn de samenleving kunnen beïnvloeden. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) tracht op een wetenschappelijk gefundeerde manier aan dergelijke inzichten bij te dragen. De raad heeft tot taak hierbij tijdig te wijzen op tegenstrijdigheden in en te verwachten knelpunten voor het regeringsbeleid, probleemstellingen te formuleren over de grote beleidsvraagstukken en beleidsalternatieven aan te dragen. De raad kan zich bezighouden met alle gebieden van (potentieel) regeringsbeleid en zijn rapporten aan de regering bestrijken in de regel meerdere (materiële en beleids)sectoren.

Activiteiten, producten en/of diensten

De WRR bestaat uit een onafhankelijk college, dat elke 5 jaar van samenstelling verandert, ondersteund door een bureau, dat vanuit het Ministerie van Algemene Zaken ten behoeve van het raadswerk ter beschikking wordt gesteld. Aan het begin van elke raadsperiode legt de WRR zijn voorgenomen activiteiten neer in een werkprogramma. Dit werkprogramma wordt door de WRR vastgesteld, en later eventueel aangevuld, na overleg met de minister-president, die hierover voorafgaand de meningen hoort in de ministerraad.

Op de door de WRR uitgebrachte rapporten aan de regering wordt een regeringsreactie gegeven, wat in voorkomende gevallen kan leiden tot beleidsontwikkeling en wetgeving. Het zal altijd van een politieke afweging afhangen of, en zo ja in hoeverre, inzichten van de WRR doorwerken in beleid en regelgeving. Door hun ressortoverstijgend karakter dragen sommige rapporten rechtstreeks bij aan de eenheid van het regeringsbeleid.

Prestatiegegevens

Het functioneren van de WRR kan in beperkte mate kwantitatief worden weergegeven. Sinds 1995 worden per vijfjaarsperiode het aantal rapporten aan de regering, en de andere publicaties en verrichtingen, verantwoord in een «voortschrijdende tabel» in de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken.

Tabel 3: Aantal publicaties/verrichtingen 6e raadsperiode, 1998 t/m 2002
Jaar1998199920002001 2002*
Rapporten aan de regering21334
Voorstudies52433
Werkdocumenten4441512
Symposia e.d. 21343

* Geraamd

In 2001 brengt de WRR rapporten aan de regering uit over de betekenis van «goed bestuur» in de ontwikkelingssamenwerking, over de toekomst van de vergrote Europese Unie en over de positie van Nederland als immigratiesamenleving. Over de volgende onderwerpen zal naar verwachting in 2002 worden gerapporteerd:

– maatschappelijke verankering van milieunormen;

– ontwikkelingen in de rechtsstaat;

– kennisintensivering;

– biotechnologie;

– Nederland als handelsnatie;

– toekomstonderzoek en omgevingsbeleid (in samenwerking met RMNO, NRLO en NRO).

De beperking van een dergelijk overzicht is dat het meten van wetenschappelijke prestaties door middel van kwantitatieve outputindicatoren een discutabele zaak blijft. De effecten van het werk van think tanks als de WRR zijn immers veelal indirect en eerst zichtbaar op de lange termijn.

In het streven naar meer transparantie en een betere verantwoording van overheidshandelen, heeft de WRR besloten een door de raad ondernomen zelfevaluatie aan te vullen met een externe visitatie. Door zich aldus open te stellen voor een (eventueel periodiek te herhalen) kwalitatieve toetsing meent de raad te voldoen aan wat tegenwoordig van een wetenschappelijk instituut mag worden verwacht. Tevens sluit de raad hiermee aan bij een praktijk die ingang vindt bij de grote planbureaus en bij sommige van de raden die onder de Kaderwet adviesorganen vallen.

Op verzoek van de raad heeft een commissie bestaande uit dr. A.H.G. Rinnooy Kan (voorzitter), mevrouw mr. Y.C.M.T. van Rooy en prof.dr. U. Rosenthal voornoemde externe visitatie van «het instituut WRR» uitgevoerd. Daarbij keek de commissie niet slechts naar de verrichtingen van één raad(speriode), maar naar de resultaten van het raadswerk over een langere periode.

Punten waarop de commissie ingaat, zijn onder andere:

– de keuze van onderwerpen voor rapporten;

– de afstand tussen rapporten van de raad en de beleidspraktijk;

– de accenten die de raad legt in het toekomstonderzoek;

– de variatie in de rapportformule en het functioneren van de raad als «werkend» (d.w.z. ook zelf schrijvend) college.

Het rapport van de commissie Rinnooy Kan wordt in het najaar van 2001 verwacht. De WRR is voornemens dit rapport ter kennis te brengen van zowel de ministerraad als de Staten-Generaal.

4. Algemeen

Doel

Om de departementsleiding en de overige diensten te ondersteunen in het uitvoeren van de hen toegewezen taken zijn er centrale directies en stafdiensten ingericht op het gebied van financieel-economische zaken, personele en organisatorische aangelegenheden, facilitaire zaken en de informatie en communicatietechnologie.

Activiteiten, producten en/of diensten

Deze centrale stafdiensten hebben de volgende taken:

– zorgdragen voor de begrotingszaken en de daarmee samenhangende administraties, het financieel-economisch beleid en de administratieve organisatie van het ministerie;

– vanuit de personele en organisatorische invalshoek bijdragen aan de inrichting van de interne organisatie, de personele bezetting van het ministerie en de rechtspositionele ondersteuning;

– verzorgen van services, inkoop en huisvesting, representatie, beveiliging en post- en archiefzaken;

– zorgdragen voor de informatiebeveiliging, de gebruikersondersteuning en advisering op ICT-gebied; exploitatie, beheer en onderhoud van de ICT-infrastructuur en de -toepassingen.

In 2002 zullen met name activiteiten in het kader van de beveiliging van o.a. het Binnenhof en de archieffunctie van het Ministerie van Algemene Zaken een impuls krijgen.

Beveiliging Binnenhof

Evenals andere departementen beziet het Ministerie van Algemene Zaken het niveau van beveiliging. Een combinatie van factoren maakt een hoger beveiligingsniveau noodzakelijk. De minister-president wordt steeds vaker als de verpersoonlijking van het regeringsbeleid gezien. Dit brengt een aantal beveiligingseisen met zich mee. Dit geldt ook voor de door hem gebruikte werkruimten («het Torentje»).

Uitgangspunt is dat er een samenhangend beveiligingsconcept van het Ministerie van Algemene Zaken dient te bestaan. Daartoe zijn en worden beveiligingsmaatregelen genomen gericht op de persoon van de minister-president, zijn vervoer en de gebouwen van het Ministerie van Algemene Zaken. In het belang van die beveiliging wordt terughoudend omgegaan met nadere informatie.

Archieffunctie

De kwaliteit van het archiefbeheer is volop in ontwikkeling. De beheersregels voor archiefbeheer zijn vastgelegd in de Regeling Archiefbeheer 2001 van het Ministerie van Algemene Zaken. De taken en verantwoordelijkheden zijn daarmee eenduidig vastgelegd.

Er wordt een kwaliteitszorgsysteem geïmplementeerd. Hiermee wordt een continu proces van verbeteringen nagestreefd met als doel optimale informatievoorziening voor de uitoefening van het primaire proces, adequate verantwoording en instandhouding van het cultureel erfgoed.

Daarnaast wordt bij DTC een project digitalisering uitgevoerd dat later mogelijk door de gehele organisatie van het Ministerie van Algemene Zaken kan worden gebruikt. Hierbij zijn tevens andere ontwikkelingen van belang zoals Intranet (IntrAZ en Ryx van resp. het Ministerie van Algemene Zaken zelf en de rijksoverheid als geheel), de Handelingenbank, e-mail, digitale duurzaamheid en het record keeping system.

De overbrenging van de archieven van het Ministerie van Algemene Zaken over de periode t/m 1979 is in een ver gevorderd stadium. Uitgebreid is onderzocht hoe met het archief van de voormalige Inlichtingendienst Buitenland moet worden omgegaan (brief 18 december 1998; Kamerstukken II 1998/1999, 25 809, nr. 10). Een proef met het digitaliseren van de microfiches leidde tot de slotsom dat substitutie in de zin van artikel 7 van de Archiefwet 1995 met de huidige stand van de techniek nog niet haalbaar is. In overleg met de Algemene Rijksarchivaris is de conclusie getrokken dat dit archief zal worden overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief.

5. Verantwoordelijkheid

De minister-president is in het kader van het bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid verantwoordelijk voor het instandhouden en zo nodig aanpassen van het stelsel van overleg en besluitvorming, zoals dat vorm krijgt in de ministerraad, onderraden, ministeriële commissies e.a.

6. Budgettaire gevolgen van beleid

Om voor het beleidsartikel «Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid» in kaart te brengen welke apparaatuitgaven samenhangen met de programma-uitgaven op het niveau van de operationele doelstellingen, is gebruik gemaakt van een forfaitaire verdeelsleutel op basis van het aantal FTE per dienst.

Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid (x EUR 1.000)
 200020012002200320042005 2006
Verplichtingen34 36740 36340 92538 54638 42538 43738 433
Uitgaven33 95540 36340 92538 54638 42538 43738 433
Programma-uitgaven       
* Coördinatie van het algemeen regeringsbeleid 6912 211577577577577
* Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid 6 3036 1636 1636 1636 1636 163
* Bijdragen aan de langere termijn beleidsontwikkeling 757757757757757757
Apparaatsuitgaven       
* Coördinatie van het algemeen regeringsbeleid 8 1727 9927 8997 9317 9347 933
* Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid 11 02210 58310 39810 44110 44410 443
* Bijdragen aan de langere termijn beleidsontwikkeling 3 3633 2443 2073 2193 2213 220
* Algemeen (niet specifiek toerekenbaar) 10 0559 9759 5459 3379 3419 340
Ontvangsten5 5636 6176 4046 4046 4046 4046 404

Figuur 1: programma- en apparaatsuitgaven 2002

kst-28000-III-2-1.gif

De totale formatie van het Ministerie van Algemene Zaken omvat 383,5 fte in 2002.

7. Budgetflexibiliteit

Voor de uitgaven door het Ministerie van Algemene Zaken geldt de veronderstelling Kas=Verplichtingen. Een consequentie hiervan is dat er in juridische zin per 1 januari van elk kalenderjaar een grote mate van budgetflexibiliteit is. Aangezien een groot deel van de uitgaven feitelijk betrekking heeft op reguliere personeel- en materieeluitgaven (apparaat) is de daadwerkelijke budgetflexibiliteit beperkt.

Artikel 2 Wereldtentoonstelling

In verband met de afhandeling van de Expo 2000 wordt dit artikel gehandhaafd in de begroting 2002. Besluitvorming omtrent het mogelijke vervolg van de (deelname aan de) Wereldtentoonstelling dient nog plaats te vinden. Daarom wordt hier volstaan met het overzicht «Budgettaire gevolgen van beleid» van dit artikel.

Budgettaire gevolgen van beleid in EUR 1.000)
Wereldtentoonstelling2000200120022003200420052006
Verplichtingen5 411 
Uitgaven13 4321 951 
Programma-uitgaven13 4321 951
Ontvangsten 

2.3 Het niet-beleidsartikel

Artikel 3 Nominaal en Onvoorzien

 
 2000200120022003200420052006
Verplichtingen 
Uitgaven 
Programma-uitgaven
Ontvangsten 

Het niet-beleidsartikel «Nominaal en onvoorzien» betreft een administratief artikel, waarop in 2002 geen verplichten worden aangegaan.

3. GROEIPARAGRAAF

In het Algemeen Overleg van 14 september 2000 is door de commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gesuggereerd een parallel te trekken tussen de coördinerende taak van het Ministerie van Algemene Zaken en die van andere ministeries (Kamerstukken II 2000/2001, 26 573, nr. 40).

In de brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2000/2001, 26 573, nr. 56) wordt gesteld dat in vergelijking met andere ministers met een coördinerende taak, zoals bijvoorbeeld die van Financiën en Grotesteden- en Integratiebeleid, de verantwoordelijkheid van de minister-president een ander karakter heeft. De begrippen «Eenheid» en «Algemeen regeringsbeleid» die onderdeel uitmaken van artikel 1 van onderhavige begroting, zijn staatsrechtelijke begrippen.

Door het vertalen van de algemene doelstelling «Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid» naar vier onderliggende operationele doelstellingen is beoogd de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken transparanter en toegankelijker te maken.

De komende jaren zijn er in het kader van het VBTB-proces mogelijkheden tot verdere groei, waarbij gestreefd wordt naar indicatoren, die een maatstaf zijn voor de kwaliteit van de door het Ministerie van Algemene Zaken uitgevoerde processen en geleverde diensten. Daarmee kan de koppeling tussen resultaten, activiteiten en geld worden verbeterd en gepreciseerd. Voor 2002 zal in dit kader worden bekeken of en in hoeverre meetinstrumenten kunnen worden ontwikkeld voor een kwalitatieve beoordeling van de coördinatie van het algemeen regeringsbeleid. Daarnaast zullen de in deze begroting reeds opgenomen indicatoren voor de coördinatie van het algemeen communicatiebeleid worden getoetst op bruikbaarheid.

Eind 2001 zal in lijn met de regeling «Prestatiegegevens en evaluatie-onderzoek Rijksoverheid» een programmering worden opgesteld voor het evaluatie-onderzoek over de periode 2002–2006. Daarbij zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan de betrouwbaarheid van de door het Ministerie van Algemene Zaken te genereren beleidsinformatie, waaronder begrepen informatie van derden.

4. DE VERDIEPINGSBIJLAGE

Artikel 1 Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid

Opbouw verplichtingen (x EUR 1.000)
 2000200120022003200420052006 
Stand ontwerpbegroting 2001 33 59932 95433 14833 36033 371  
Mutaties eerste suppletore begroting 2001 5 0923 3693 3583 4103 411  
Stand eerste suppletore begroting 2001 38 69136 32336 50636 77036 782  
Nieuwe mutaties:        
Overboeking naar OCW tbv 0,5 fte PIVOT – 27– 27– 27– 27– 27  
Bedrijfsvoering ministerie  1 9061 9061 6791 679  
Huwelijk Prins van Oranje 1131 634     
Overboeking loon- en prijsbijstelling 2001 van art. 2 1 473      
Beveiliging Binnenhof 1131 089158    
Invoering VBTB   333  
Stand ontwerpbegroting 200234 36740 36340 92538 54638 42538 43738 433 
Opbouw uitgaven (x EUR 1.000)
 2000200120022003200420052006 
Stand ontwerpbegroting 2001 33 59932 95433 14833 36033 371  
Mutaties eerste suppletore begroting 2001 5 0923 3693 3583 4103 411  
Stand eerste suppletore begroting 2001 38 69136 32336 50636 77036 782  
Nieuwe mutaties:        
Overboeking naar OCW tbv 0,5 fte PIVOT – 27– 27– 27– 27– 27  
Bedrijfsvoering ministerie  1 9061 9061 6791 679  
Huwelijk Prins van Oranje 1131 634     
Overboeking loon- en prijsbijstelling 2001 van art. 2 1 473      
Beveiliging Binnenhof 1131 089158    
Invoering VBTB   333  
Stand ontwerpbegroting 200233 95540 36340 92538 54638 42538 43738 433 

Toelichting op de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties:

Overboeking naar OCW tbv 0,5 fte PIVOT

De verlaging van dit artikel is het gevolg van een structurele overboeking naar de begroting van OCW in verband met de overheveling van 0,5 fte naar de formatie van de Rijksarchiefdienst ten behoeve van het PIVOT-project.

Bedrijfsvoering Ministerie van Algemene Zaken

In verband met een noodzakelijke impuls in de ondersteuning van de primaire bedrijfsprocessen van het ministerie is het artikel opgehoogd. Het betreft hier o.a. de personele en materiële verbetering van de archief- en de ICT-functie, personele ondersteuning bij de coördinatie van het algemeen communicatiebeleid door de RVD.

Huwelijk Prins van Oranje

Het voorgenomen huwelijk op 2 februari 2002 van de Prins van Oranje leidt tot extra uitgaven in verband met het beschikbaar stellen van pers- en publicitaire faciliteiten.

Verdeling loon- en prijsbijstelling

Bij de eerste suppletore begroting 2001 is de loon- en prijsbijstelling 2001 structureel aan de ministeries uitgedeeld. Voor de jaren 2002 e.v. is dit rechtstreeks op dit beleidsartikel geboekt. De uitdeling voor 2001 was op het niet-beleidsartikel Nomimaal en onvoorzien uitgedeeld en wordt nu aan artikel 1 toegevoegd.

Beveiliging

Ter verhoging van de veiligheid wordt de huisvesting van het Ministerie van Algemene Zaken, waaronder de Trêveszaal en het Torentje, op het Binnenhof 17–20 aangepast. Dit leidt tevens tot extra uitgaven op de begroting van het ministerie van VROM, waarvoor eveneens een mutatie op beleidsartikel 14 huisvesting Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en Ministerie van Algemene Zaken is opgenomen.

Invoering VBTB

Voor de jaren 2003 t/m 2005 is het restant van het rijksbrede invoeringsbudget VBTB via de verdeelsleutel van het begrotingstotaal in 2002 aan de begrotingen van alle ministeries toegevoegd.

Opbouw ontvangsten (x EUR 1.000)
 2000200120022003200420052006 
Stand ontwerpbegroting 2001 4 5964 5514 5204 4754 475  
Mutaties eerste suppletore begroting 2001 2 0211 8531 8841 9291 929  
Stand eerste suppletore begroting 2001 6 6176 4046 4046 4046 404  
Stand ontwerpbegroting 20025 5636 6176 4046 4046 4046 4046 404 

Conversietabel oud naar nieuw

Uitgaven/verplichtingen

 
Artikel 1Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid 
Art. t/mOmschrijvingOperationeelOmschrijving Bedragen x EUR 1.000 
2001 doel 2002  
    20022003200420052006
01.01Personeel en materieel1Coördinatie algemeen regeringsbeleid7 9927 8997 9317 9347 933
  2Coördinatie algemeen communicatiebeleid10 58310 39810 44110 44410 443
  3Bijdrage langere termijn beleidsontwikkeling3 2443 2073 2193 2213 220
  4Algemeen9 9759 5459 3379 3419 340
01.11Overheidsvoorlichting1Coördinatie algemeen regeringsbeleid2 211577577577577
  2Coördinatie algemeen communicatiebeleid6 1636 1636 1636 1636 163
01.21Wetenschappelijke studies3Bijdrage langere termijn beleidsontwikkeling757757757757757

Ontvangsten

 
Artikel 1Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid 
Art. t/m 2001Omschrijving  Bedragen x EUR 1.000 
    20022003200420052006
01.01Diverse ontvangsten  243243243243243
01.03Voorlichtingsactiviteiten 6 1616 1616 1616 1616 161

Artikel 2. Wereldtentoonstelling

Opbouw verplichtingen (x EUR 1.000)
 2000200120022003200420052006 
Stand ontwerpbegroting 2001-  
Stand ontwerpbegroting 20025 411- 
Opbouw uitgaven (x EUR 1.000)
 2000200120022003200420052006 
Stand ontwerpbegroting 2001 -  
Mutatie eerste suppletore begroting 2001 1 951-  
Stand ontwerpbegroting 200213 4321 951-  

Artikel 3. Nominaal en onvoorzien

Opbouw uitgaven/verplichtingen (x EUR 1.000)
 2000200120022003200420052006 
Stand ontwerpbegroting 2001 pmpmpmpmpm  
Mutaties eerste suppletore begroting 2001 1 473      
Stand eerste suppletore begroting 2001 1 473      
Nieuwe mutatie:        
Overboeking loon- en prijsbijstelling 2001 naar artikel 1 – 1 473      
Stand ontwerpbegroting 2002 - 

Toelichting op de nieuwe mutatie:

De loon- en prijsbijstelling 2001 voor het jaar 2001 is overgeboekt naar artikel 1, omdat de uitgaven daar plaatsvinden.

5. DE BIJLAGE MOTIES EN TOEZEGGINGEN

 
Omschrijving van de MotieVindplaatsStand van zaken
Melkert c.s.Voorgenomen huwelijk van de Prins van Oranje en Máxima ZorreguietaKamerstukken II 2000/2001, 27 662, nr. 2Hieraan is uitvoering gegeven met de indiening van de Toestemmingswet (Staten-Generaal 2000/2001 nr. 9 (R 1684) in mei 2001 bij de Verenigde Vergadering der Staten-Generaal
 
Omschrijving van de ToezeggingVindplaatsStand van zaken
Financiële afhandeling en evaluatie WereldtentoonstellingHandelingen 2000/2001, TK 9, blz 574, 5 oktober 2000Op 26-10-2000 is de Kamer per brief geïnformeerd (Kamerstukken II 2000/2001, 27 400, nr. 7)
De Kamer zal spoedig worden geïnformeerd over de kosten van de Nederlandse inzending en op welke manier in de toekomst met dit soort activiteiten moet worden omgegaan. De Stichting Nederlandse Wereldtentoonstellingen (SNW) zal uiterlijk één jaar na afloop van de Wereldtentoonstelling een eindverslag alsmede een financiële eindverantwoording indienen. Over de inhoud en daaruit te trekken conclusies wordt de Kamer geïnformeerd. Besluitvorming omtrent het mogelijke vervolg van de (deelname aan de) Wereldtentoonstelling dient nog plaats te vinden.
   
Informatieve notitie Titels en namen leden Koninklijk HuisHandelingen Verenigde Vergadering 2000/2001, 10 april 2001, blz. VV-12Aan deze toezegging is per brief aan de Verenigde Vergadering, dd. 21 juni 2001 tegemoet gekomen. (kamerstukken I en II 2000/2001, 9 (R 1684), nr. 9)
   
Wijziging wet lidmaatschap Koninklijk HuisHandelingen Verenigde Vergadering 2000/2001, 3 juli 2001, blz. VV-Het voornemen is nog tijdens deze kabinetsperiode het voorstel tot wijziging van de wet lidmaatschap Koninklijk Huis in te dienen.
Licence