Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.

Inhoudsopgaveblz.
  
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETS- VOORSTEL2
  
Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen)2
  
B. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE BEGROTING3
  
C. DE DECLARABELE KOSTEN IN ANDERE BEGROTINGEN5

Vaststelling van een begroting voor ontvangsten, zoals aangegeven in de Begrotingsvoorschriften, is voor deze begroting niet van toepassing.

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen)

De begrotingsstaten, die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het Huis der Koningin voor het jaar 2004 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2004. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2004.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven en verplichtingen voor het jaar 2004 vastgesteld. Het in deze begroting opgenomen begrotingsartikel wordt in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

J. P. Balkenende

B. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE BEGROTING

De ramingen van de uitkeringen aan de Koningin, Prins Willem-Alexander, Prinses Máxima, Prinses Juliana en Prins Bernhard zijn gebaseerd op de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis van 22 november 1972 (Stb. 701), de Wet houdende aanvulling van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis tot regeling van de uitkeringen aan Prinses Juliana en haar echtgenoot van 2 juli 1980 (Stb. 380) en wijziging daarvan op grond van de wijziging van de Algemene Pensioenwet en de Aanpassingswet Wet inkomstenbelasting 2001.

De uitkeringen aan de in deze begroting vermelde leden van het Koninklijk Huis zijn opgebouwd uit 3 componenten:

Een A-component, die betrekking heeft op de kosten van personeel.

Een B-component, die betrekking heeft op de overige, dat wil zeggen niet-personele kosten.

Een C-component, die het inkomensbestanddeel vormt.

De uitkeringen op grond van de A- en B-componenten zijn met de uitoefening van de functie verbonden kostenvergoedingen en vormen geen deel van het eigenlijke inkomen.

De definitieve vaststelling van de A-component geschiedt aan het eind van elk jaar door daarop de procentuele verandering van de salarissen in de sector Rijk toe te passen. De uitkering stijgt of daalt naar gelang het bruto ambtelijk inkomen van een ambtenaar in schaal 3 of schaal 11 sedert het zogenaamde basisjaar stijgt of daalt. De uitkeringen aan de Koningin, Prinses Juliana en Prins Bernhard volgen daarbij het inkomen van een ambtenaar in schaal 11. De uitkering aan Prins Willem-Alexander en Prinses Máxima volgen het inkomen van een ambtenaar in schaal 3.

De B-componenten worden elk jaar aangepast op basis van de consu- menten-prijsindex van alle huishoudens in de maand juni.

De C-componenten worden, evenals de A-componenten, aan het eind van elk jaar vastgesteld. Als berekeningsgrondslag geldt de ontwikkeling van het netto ambtelijk inkomen van de vice-president van de Raad van State. Genoemd netto inkomen wordt berekend door van het bruto ambtelijk inkomen de pensioenpremie voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen, het bovenwettelijk invaliditeitspensioen en de premie FPU-standaard af te trekken, waarna het resterende bedrag wordt verminderd met de pseudopremie werkloosheidswet. Vervolgens wordt het totaal verminderd met inkomstenbelasting/premie volksverzekering.

Doordat wordt uitgegaan van het netto inkomen, werken wijzigingen in de salarisstructuur, premies van het ouderdoms- en nabestaandepensioen, bovenwettelijk invaliditeitspensioen, FPU-standaard, pseudopremie werkloosheidswet, belastingtarief en dergelijke door in de vaststelling van de inkomensbestanddelen.

De in deze begroting opgenomen bedragen zijn voor wat betreft de A- en C-component gebaseerd op het werkelijk uitgavenniveau per mei 2003. In lijn met de verwachte loonontwikkeling binnen de sector Rijk, is voor 2004 geen rekening gehouden met een stijging van dit uitgavenniveau. De B-component is gebaseerd op het uitgavenniveau medio 2002 verhoogd met de verwachte prijsontwikkeling 2003 en 2004 volgens het CEP 2003.

Indien de werkelijke loon- en prijsontwikkeling afwijkt van de verwachting, dan zal ook de werkelijke uitkering afwijken van het in deze begroting opgenomen begrotingsbedrag. Deze afwijking is derhalve als PM aan te merken.

De raming over 2004 is als volgt samengesteld:

Uitkering aan:ABCTotaal
De Koningin1 431 0001 719 000727 0003 877 000
Prins Willem-Alexander275 000438 000216 000929 000
Prinses Máxima275 000329 000216 000820 000
Prinses Juliana350 000288 000412 0001 050 000
Prins Bernhard151 000288 000198 000637 000
    7 313 000

C. DE DECLARABELE KOSTEN IN ANDERE BEGROTINGEN

De begrotingen voor 2004 van de declarabele kosten zijn als volgt (bedragen x € 1 000)
OMSCHRIJVINGPERSONEEL MATERIEEL
 In geld:  In aantallen:  In geld:
        
 actiefpers.post-actieftotaal pers.actief pers.post-actieftotaalpers. 
de Koningin:       
        
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties7 164267 19013311341 969
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer2 503172 520561571 630
Verkeer en Waterstaat2 7102372 947506561 323
        
– sub-totaal:12 37728012 65723982474 922
        
Prinses Juliana:       
        
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 296241 32028129130
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 05001 05021021221
Verkeer en Waterstaat3454539051649
        
– sub-totaal:2 691692 76054256400
        
Totaal-Generaal:15 06834915 417293103035 322
Licence