Base description which applies to whole site

BIJLAGE

Inleiding

Het nationale landbouwbeleid hangt nauw samen met het Europese landbouwbeleid. In deze bijlage wordt een samenhangend overzicht geboden tussen de nationale doelstellingen van LNV, zoals weergegeven in de diverse beleidsartikelen, en het Europese beleid. Op deze wijze wordt inzicht verschaft in de vertaling van het Europese beleid in nationaal beleid, onze nationale inzet binnen de Europese Unie en de Europese geldstromen die buiten het nationale begrotingsverband lopen.

Het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) en het Structuurbeleid

Tijdens de Top van Berlijn in maart 1999 hebben de Europese regeringsleiders afgesproken om de Agenda 2000-besluiten halverwege de financiële periode 2000–2006 te evalueren. Tijdens de Europese Raad in oktober 2002 is er een plafond voor de landbouwuitgaven (categorie IA) overeengekomen voor de periode 2007–2013. In januari 2003 heeft de Europese Commissie haar voorstellen uit hoofde van deze tussentijdse evaluatie, de Midterm review, gepresenteerd. In juni 2003 heeft de Landbouwraad onder Grieks voorzitterschap ingestemd met een ingrijpende hervorming van het gemeenschappelijke landbouwbeleid op basis van de voorstellen van de Europese Commissie.

Belangrijke kenmerken van deze hervorming zijn:

– de steun wordt ontkoppeld van productie en gebaseerd op ontvangsten in het verleden;

– de agrarische producent moet voldoen aan maatschappelijke randvoorwaarden (ten aanzien van dierenwelzijn, voedselveiligheid, milieu, arbeidsomstandigheden etc.), de zogeheten cross-compliance, om voor deze inkomenssteun in aanmerking te komen. Bij onvoldoende naleving wordt de producent gekort op zijn inkomenssteun.

Verder zijn besluiten genomen over het financiële kader van het GLB en een verschuiving van middelen van de eerste (markt- en prijsbeleid) naar de tweede pijler (plattelandsbeleid) van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid. Afgesproken is dat er vanaf 2005 een verplichte verlaging komt van de rechtstreekse betalingen aan grotere landbouwbedrijven met 3%, oplopend tot 5% in 2007 en volgende jaren (modulatie). De hiermee vrijkomende gelden zijn beschikbaar voor de versterking van het plattelandsbeleid. Dat is in lijn met de Nederlandse positie dat versterking van het plattelandsbeleid moet plaatsvinden via modulatie (geen extra uitgaven).

Nederland heeft ingestemd met de hervormingsvoorstellen van de Commissie. Belangrijke wensen van Nederland in dit verband waren, mede in het licht van de Nederlandse netto-betalingspositie, de verbeterde marktwerking in het beleid, een sterkere aandacht voor verduurzaming van landbouwproductie, de versterking van het plattelandsbeleid en de vereenvoudiging van de uitvoering van EU-regelgeving. Daarbij komt nog dat een herzien GLB het mogelijk maakt om de WTO-onderhandelingen tot een succesvol einde te brengen. In de loop van 2003 zullen een aantal sectoren die tot nu nog geen deel uitmaakten van de hervorming van het GLB, hervormd worden. Het gaat hier om suiker, katoen, rijst, olijfolie, tabak en mogelijk ook groenten, fruit en wijn.

Nu de politieke besluiten over de hervorming van het GLB genomen zijn, start de belangrijke fase van de implementatie. De zuivelsector zal vanaf 2004 te maken krijgen met de hervormingen. In de rundvleessector en de akkerbouw zal het nieuwe beleid in principe ingaan per 2005, zij het dat ook 2006 of uiterlijk 2007 in principe als startmomenten mogelijk zijn. Hierover moeten nog nadere keuzes worden gemaakt. Hiervoor is ook van belang dat er nog Europese uitvoeringsbepalingen moeten worden opgesteld.

Nederland moet nog nadere besluiten nemen over welke instantie met de uitvoering van het nieuwe beleid wordt belast. Een belangrijk aspect hierbij is dat zorgvuldig rekening wordt gehouden met de uitvoeringskosten van het nieuwe beleid, zowel voor de overheidsorganisatie zelf als voor ondernemers (zie ook de toelichting bij artikel 11).

Naast bovenstaande 2 pijlers van het GLB voert de Europese Unie ook het zogenaamde structuurbeleid. Het structuurbeleid is gericht op versterking van de sociale en economische cohesie tussen de regio's in de EU. Vanaf 2000 kent het EU-structuurbeleid nog slechts drie doelstellingsgebieden, het visserijstructuurbeleid en een beperkt aantal Communautaire Initiatieven, zoals Leader+ en Interreg.

In Nederland is er sprake van een zekere samenhang tussen het plattelandsbeleid van het GLB zoals dat is uitgewerkt in het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP, opgesteld op grond van Verordening 1257/99) en het regionale beleid dat gevoerd wordt in het kader van de Doelstelling 2 (voor zover dit betrekking heeft op plattelandsontwikkeling) en Leader+ (Verordening 1260/99). De acties in het kader van Doelstelling 2 (agrarisch luik) en Leader+ hebben een aanvullend karakter t.a.v. de acties in het kader van het POP.

Sinds januari 2003 is een nieuw Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) van kracht, gericht op duurzaamheid op ecologisch en sociaal-economisch gebied. Hierbij wordt uitgegaan van:

– verantwoorde en duurzame visserij- en aquacultuuractiviteiten, die bijdragen aan gezonde mariene ecosystemen. De situatie van de visbestanden en de daaruit voortvloeiende maatregelen zullen bepalen of er voor de visser economisch perspectief is om zijn beroep uit te blijven oefenen dan wel een beroep te doen op saneringsmogelijkheden.

– een economisch levensvatbare en concurrerende visserij- en aquacultuursector, met een redelijke levensstandaard voor wie van de visserij afhankelijk is, waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van de consument.

Uitgaven en ontvangsten Europese Unie

In tabel 1 zijn de financieringsstromen voor het jaar 2004 weergegeven die samenhangen met het plattelandsbeleid, het structuurbeleid en het markt- en prijsbeleid. In deze tabel zijn de programma-uitgaven gepresenteerd. De ontvangsten uit hoofde van de landbouwheffingen zijn in tabel 2 weergegeven.

De uitgaven uit hoofde van markt- en prijsbeleid worden buiten begrotingsverband verantwoord. Het betreft voornamelijk betalingen wegens exportrestituties, hectaresteun en dierpremies. Uitgaven en ontvangsten voor plattelandsbeleid die zijn ondergebracht in het Plattelandsontwikkelingsplan (POP) worden voor wat betreft de uitgaven door LNV en de bijbehorende financiering door de EU uit EOGFL-Garantie (ontvangsten) op de LNV-begroting verantwoord.

Ten aanzien van de Structuurfondsen draagt LNV coördinerende primaire verantwoordelijkheid voor het Enkelvoudig Programmerings Document (EPD) Oost-Nederland uit Doelstelling 2 en primaire verantwoordelijkheid voor Leader+. Voor EPD-Zuid-Nederland uit Doelstelling 2 heeft LNV gebiedsverantwoordelijkheid, maar is EZ het eerste aanspreekpunt voor de EU. De structuurprogramma's D2 en Leader+ ontvangen vanuit de EU bijdragen uit respectievelijk het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO) en EOGFL-Oriëntatie. Rijk, provinciale en lokale overheden en private partijen nemen het nationale deel van de financiering voor hun rekening. LNV is ook verantwoordelijk voor het Financierings Instrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV).

Tabel 1: Geraamde programma-uitgaven voor het jaar 2004 (bedragen x € 1 mln.)
Financieringsbron Beleid EULNVOverig*Totaal
Plattelandsbeleid     
Duurzame landbouw 17,9348,3652,00118,29
Natuur en landschap 24,4244,9621,4190,79
Waterbeheer 8,7114,6016,4039,71
Diversificatie 1,190,603,174,96
Recreatie en toerisme 3,500,0010,0013,50
Leefbaarheid 4,950,0014,1519,10
Totaal 60,70108,52117,13286,35
      
Structuurbeleid     
D2 Oost- en Zuid-Nederland 19,711,117,248,0
FIOV (inclusief FIOV-Flevoland) 6,27,5pm13,7
Leader+ 13,80,020,234,0
Totaal 39,718,637,495,7
      
Markt en prijsbeleid     
Premieregelingen 455n.v.t.n.v.t.455
Interventies en restituties 647n.v.t.n.v.t.647
Totaal 1 102n.v.t.n.v.t.1 102

* Overig, zijnde provincies, gemeenten, waterschappen en private partijen

In tabel 2 is een overzicht van de Eigen Middelen van de Europese Unie opgenomen voor zover het de douanerechten op landbouwproducten en productieheffingen betreft. Een overzicht van alle bijdragen van de lidstaat Nederland aan de Europese Unie is ten behoeve van de integrale presentatie op de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken opgenomen.

Tabel 2: Geraamde bijdragen aan de EU (bedragen x € 1 mln.)
 2004
1. Douanerechten op landbouwproducten 
– Hoofdproductschap Akkerbouw7,6
– Productschap Zuivel
– Productschap Vee, Vlees en Eieren1,0
– Productschap Tuinbouw
– Douane183,4
– Subtotaal douanerechten192
2. Productieheffingen 
– Bijdrage in de opslagkosten suiker0
– Productieheffing suiker37,3
– Productieheffing isoglucose en insuline0,7
– Subtotaal productieheffingen38
Totaal douanerechten en productieheffingen230

Uitvoering markt en prijsbeleid

Ten aanzien van het markt- en prijsbeleid is LNV verantwoordelijk voor een recht- en doelmatige uitvoering. De programma-uitgaven (zie ook tabel 1 met de geraamde programma-uitgaven voor het jaar 2004) worden ten laste van het EOGFL-garantie gebracht en worden buiten begrotingsverband verantwoord.

De nationale uitvoering van het markt- en prijsbeleid is aan stringente Europese voorwaarden verbonden die met name de rechtmatigheid van de uitvoering moeten waarborgen. Het aantal en de omvang van financiële correcties geven een indicatie van de mate van rechtmatigheid van de uitvoering. Daarnaast wordt ingezet op een doelmatige uitvoering van het markt- en prijsbeleid. Dit vereist een helder inzicht in de prestaties die de uitvoerende diensten leveren, gekoppeld aan kostprijzen en kwaliteitsindicatoren. Tot slot is de vereenvoudiging van het GLB een voortdurend aandachtspunt van de lidstaat Nederland. In tabel 3 is een aantal prestatiegegevens m.b.t. de uitvoering van het markt- en prijsbeleid opgenomen.

Tabel 3: Aanvragen voor exportrestituties/Productiesteun/certificaten invoer
Landbouwproducten/superheffingmutaties2002 aantal aanvragen (x 1000) 2003 aantal aanvragen (x 1000)2004 aantal aanvragen (x 1000)2004 Geraamde uitgaven (x € 1 mln.)2004 Gemiddeld financieel belang per aanvraag (x € 1,–)
Akkerbouw     
Restituties, productiesteun en invoer van akkerbouwproducten6765571863 260
Restituties voor verwerkte grondstoffen in voedselproducten13112510868632
Zuivelproducten en melk     
Restituties en veredeling van zuivelproducten5858584607 931
Uitvoercertificaten557  
Invoercertificaten12912  
Superheffing455045   
Vlees en eieren     
Exportrestituties272525803 200
Invoerformulieren202020  
Certificaten151212   
Slachtpremies kalveren1223417 017
(aantal premiabele kalveren)(650)    
Groenten en fruit     
Exportrestituties en marktordening71010353 500
Certificaten889   
Margarine, vetten en oliën     
In- en uitvoerformulieren/certificaten     
Totaal aantal aanvragen (x 1000)391390364   
Uitgaven medebewind (x € 1 mln.)34,731,031,2   
Totale personeelsinzet medebewind in mensjaren418428428   
Berekend gemiddeld aantal aanvragen per mensjaar935911850   
Berekende gemiddelde uitvoeringskosten per aanvraag (x € 1,-)897985  
Berekend gemiddeld uitgaven per mensjaar (x € 1000)837273   
Apurement (x € 1 mln.)20,36,22,3  

De vertaling van Europees beleid naar nationaal beleid

Plattelandsbeleid

Het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) Nederland geeft de ambitie weer van Nederland voor de ontwikkeling van het platteland voor de periode 2000–2006. De strategie van het plan is gebaseerd op twee uitgangspunten: herstructurering naar een duurzame landbouw enerzijds en verhoging van de kwaliteit van het platteland anderzijds. Het plan heeft betrekking op geheel Nederland, waarbij aandacht wordt besteed aan de bijzondere regionale situaties. Het POP is de Nederlandse uitwerking van de tweede pijler van het GLB, zoals neergelegd in de Europese Kaderverordening Plattelandsontwikkeling (Verordening 1257/1999).

Het POP is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het rijk en de provincies. De afspraken tussen rijk en provincie worden vastgelegd in een bestuursovereenkomst op hoofdlijnen en provinciale uitvoeringsprogramma's. Hiervoor is een juridisch kader gecreëerd op grond waarvan de uitvoering van de provinciale programma's plaatsvindt. Niettemin is het rijk eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het POP.

De uitvoering van het POP is gestart in 2000. Sindsdien is verdere ervaring opgedaan met de uitvoering en samenwerking met de provincies. Met het POP wordt Europese financiering verkregen van gemiddeld ca€ 60 mln. per jaar. Rijk en provincie zullen naar verwachting€ 150 mln. per jaar bijdragen.

De uitvoering van het POP vindt plaats binnen de kaders die hiervoor in de EU zijn vastgesteld. Verordening 445/2002 stelt hiervoor nadere regels. Medio 2003 zijn wijzigingen in deze verordening vastgesteld (Verordening 963/2003) die tot doel hebben de uitvoering te vereenvoudigen. Belangrijk hierbij is dat de lidstaten een grotere flexibiliteit krijgen om de plattelandsontwikkelingsprogramma's aan te passen zonder dat hiervoor formele goedkeuring van de Europese Commissie is vereist.

Jaarlijks wordt voor 30 juni gerapporteerd aan de Europese Commissie over de voortgang van de uitvoering. Dit gebeurt op basis van communautair voorgeschreven criteria.

Verordening 445/2002 bepaalt dat de Europese Commissie in overleg met de lidstaten een aantal gemeenschappelijke vragen, vergezeld van prestatiecriteria en indicatoren formuleert met het oog op het evalueren van de programma's voor plattelandsontwikkeling in de periode 2000 – 2006. De gemeenschappelijke evaluatievragen zijn gericht op aangelegenheden die op communautair niveau relevant zijn. De meeste vragen spitsen zich toe op de doeltreffendheid van de programma's.

Mede op basis van de gemeenschappelijke evaluatievragen is begin 2003 de tussentijdse evaluatie van het POP gestart. Naast de gemeenschappelijke vragen die op de EU zijn gericht, worden hierbij ook specifieke nationale aspecten betrokken. De eindresultaten van de evaluatie worden eind 2003 verwacht. Mede op basis hiervan wordt bezien of een – al dan niet fundamentele herziening van het POP per 2004 nodig is.

De raming van de financiering van POP, is gebaseerd op de financiële tabel uit het POP die in maart 2002 ter goedkeuring aan de Europese Commissie is voorgelegd. In het proces van behandeling door de Europese Commissie kunnen zich nog wijzigingen in onderstaande financiële tabel voordoen. Deze wijzigingen zullen bij Voorjaarsnota 2004 worden opgenomen.

Tabel 4: Verdeling van de POP-uitgaven en de EU-bijdrage POP over de beleidsartikelen (x € 1 mln.) in 2004
 POP-uitgavenEU-bijdrage
Beleidsartikel 138,169,94
Beleidsartikel 25,441,41
Beleidsartikel 341,2416,51
Beleidsartikel 47,721,93
Beleidsartikel 515,966,62
Totaal108,5236,41

Structuurbeleid

Doelstelling 2: Enkelvoudig Programmerings Documenten (EPD) voor Oost en Zuid-Nederland, reconstructie van de regio's. Via de uitvoering van de EPD's Oost en Zuid beoogt het kabinet onder meer een impuls te geven aan de noodzakelijke reconstructie van delen van Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg door hier ruimtelijke, economische en sociale ontwikkelingen te stimuleren. Voor LNV van belang zijn met name de 2 maatregelen onder prioriteit 1,«ruimtelijke ontwikkeling»:

Maatregel 1.1 herschikking functies buitengebied: duurzaam herschikken van de functies middels een ruimtelijke zonering, zodat de ruimtelijke structuur geen barrière vormt voor en perspectief biedt aan verdere duurzame ontwikkeling van het landelijk gebied.

Maatregel 1.2 natuur- , water- en milieuontwikkeling: het vergroten van de attractiviteit van het landelijk gebied, het behouden en versterken van de kwaliteit van de natuurlijke omgeving, het verbeteren van de ecologische basis ten behoeve van de landbouw en andere (economische) activiteiten en het realiseren van duurzaam waterbeheer.

De nationale vertaling van de Europese structuurfondsen naar de reconstructie van de zuidelijke en oostelijke zandgebieden, is nader uitgewerkt in de operationele doelstelling Gebiedenbeleid' dat onder het beleidsartikel «Versterking landelijk gebied» (beleidsartikel 1) valt. Rijk en provincies zorgen voor de nationale financiering.

Mede door het optreden van dierziekten in de Doelstelling 2 gebieden, waardoor voorbereidende werkzaamheden, bijeenkomsten van reconstructiecommissies en dergelijke, niet konden doorgaan zijn er op dit moment nog geen reconstructieplannen gereed. De uitvoering van deze plannen dient mede gefinancierd te worden met enkele maatregelen uit de Doelstelling 2 programma's. Dit betekent dat de benutting van dit onderdeel van Doelstelling 2 gelden in 2003 moeilijk op gang komt en er hard gewerkt zal moeten worden door rijk en provincies om de achterstand in 2004 alsnog in te lopen.

Tabel 5: Streefwaarden Doelstelling 2 EPD-oost en EPD zuid (bron programmacomplement EPD Oost-Nederland).
Prioriteit 1 Ruimtelijke ontwikkelingBruto ha in 2004Bruto ha in 2007/8
Maatregel 1.1   
Aantal ha gebied met gewijzigde of verbeterde functie3332000
Maatregel 1.2  
Aantal ha gebied met gewijzigde of verbeterde functie3332000

De verdeling van formele verantwoordelijkheden voor een rechtmatig en doelmatig beheer van en controle en toezicht op de Europese Structuurfondsen in de landsdelen Oost en Zuid is door het Rijk (LNV en EZ) en de provincies vastgelegd in convenanten. De provincies Gelderland en Noord-Brabant zijn daarin aangewezen als beheers- en betaalautoriteit voor de uitvoering van de EPD's in respectievelijk Oost- en Zuid-Nederland. Daarbij vervult de minister van LNV naar de Europese Commissie en de betrokken provincies de rol van coördinerende verantwoordelijke op het niveau van de lidstaat voor het EPD van Oost-Nederland (met betrokkenheid van EZ). Tegelijkertijd is de staatssecretaris van EZ voor Brussel het eerste aanspreekpunt voor het EPD van Zuid-Nederland (met betrokkenheid van LNV).

In de verordening voor de structuurfondsen (Vo 1260/99) wordt de evaluatie van alle structuurprogramma's geregeld (dus inclusief Leader+ en FIOV). Ter beoordeling van de doeltreffendheid van de structurele bijstandsverlening worden de programma's aan een evaluatie vooraf, een evaluatie halverwege de looptijd en een evaluatie achteraf onderworpen, teneinde het effect op de specifieke structurele problemen te analyseren. De tussentijdse evaluatie zal eind 2003 worden afgerond. Mede op basis hiervan wordt bezien of wijzigingen in de programma's nodig zijn.

Financieringsinstrument voor Oriëntatie van de Visserij (FIOV)

Vanuit dit Europese structuurfonds worden middelen beschikbaar gesteld voor structuurmaatregelen in de visserijsector. Nederland kent twee programma's voor de periode 2000 – 2006, die zijn vastgelegd in twee Enkelvoudige Programmeringsdocumenten (EPD's). Doelstellingen van het FIOV zijn 1) de ontwikkeling van de visserij-inspanning die aansluit bij het uitgangspunt van duurzame exploitatie van de visbestanden en 2) stimuleren van modern ondernemerschap. Voor de Provincie Flevoland is via het EPD Flevoland een Europese bijdrage voor de visserijsector beschikbaar. Het ministerie van Economische Zaken is voor de uitvoering van dat programma de eerstverantwoordelijke. De minister van LNV blijft eindverantwoordelijk voor het FIOV-gedeelte. Voor het programma van Nederland, exclusief Flevoland, kan ook een beroep worden gedaan op een FIOV-bijdrage. De nationale uitgaven voor de structuurmaatregelen in de visserijsector die onder het EPD vallen, komen ten laste van de beleidsartikelen «Economisch perspectiefvolle agroketens» (beleidsartikel 4) en «Bevorderen duurzame productie» (beleidsartikel 5).

LEADER+: het stimuleren en integreren van lokale initiatieven gericht op plattelandsontwikkelingen

Het communautair initiatief LEADER+ richt zich op plattelandsontwikkeling en heeft als belangrijkste doel «het stimuleren en integreren van innovatieve bottom-up initiatieven gericht op het ontwikkelen van een duurzaam en multifunctioneel platteland waar sociale en economische ontwikkeling samengaan met een behoud en versterking van natuurlijke, landschappelijke en milieuwaarden». Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen steun voor gebiedsgebonden, geïntegreerde en experimentele strategieën voor plattelandsontwikkeling, steun voor samenwerkingsverbanden tussen gebieden en op transnationaal niveau en de vorming van een netwerk voor plattelandsgebieden binnen de Gemeenschap. In totaal is in de periode 2000–2006 ongeveer € 82,9 mln. beschikbaar aan Europese middelen. Per landsdeel (Noord, West, Oost en Zuid) is een programmeringsdocument opgesteld. De provincies hebben hierbij het initiatief en zijn beheers- en betaalautoriteit. Het nationale deel van de financiering (€ 121,6 mln.) is vooral afkomstig van provincies, gemeenten en private partijen.

LNV heeft de uitvoering en de beleidsmatige verantwoordelijkheid van de Leader+ programma's gedecentraliseerd naar de provincies. LNV houdt wel toezicht op de uitvoering en op de financiële en inhoudelijke voortgang van de Leader+ programma's. De indicatoren en streefwaarden zijn op regionaal niveau ingevuld en verschillen per regio. Om deze redenen worden in deze bijlage geen streefwaarden en indicatoren voor Leader+ opgenomen.

De inzet van Nederland binnen de Europese Unie

Hervorming van de traditionele marktordeningsinstrumenten ten behoeve van een duurzaam agrofoodcomplex en ten behoeve van de verbetering van de kwaliteit van het platteland.

De inzet van Nederland in de Europese Unie is tweeledig: enerzijds wordt er op ingezet dat de marktwerking moet toenemen en dat aanpassingen van het beleid moeten passen in de trend van liberalisatie van de wereldhandel. Deze inzet volgt uit de overtuiging dat vermindering van de bescherming en vergroting van de marktwerking op termijn de beste garanties bieden voor de ontwikkeling van een duurzaam en gezond agro-food complex. In dat licht heeft Nederland ingestemd met de hervorming van het GLB medio 2003.

Daarnaast vindt Nederland dat de bestaande ondersteuning in de landbouw sterker gekoppeld moet worden aan de maatschappelijke functies die de landbouw vervult. Deze functies hebben o.a. te maken met het feit dat landbouw plaatsvindt in de open ruimte en daarmee sterk bepalend is voor het aanzien van het landelijk gebied. Voorts speelt mee dat landbouwproductie bijzondere kenmerken heeft als gevolg van het feit dat gewerkt wordt met levend materiaal en dat een basisproduct (voedsel) wordt voortgebracht. Aspecten als dierenwelzijn, voedselveiligheid, natuur en landschap hebben ook daarom een belangrijke plaats in de landbouw. Deze specifieke kenmerken verklaren voor een deel de nog steeds vrij grote overheidsbemoeienis in Nederland en de EU, voor de landbouw.

EU voorzitterschap

Op 1 juli 2004 neemt Nederland het halfjaarlijks voorzitterschap van de EU over van Ierland. Vanzelfsprekend zal er in de aanloop naar en gedurende het voorzitterschap veel geïnvesteerd moeten worden in een voorspoedige integratie van de tien nieuwe toetreden lidstaten per 1 mei. Veel nieuwe voorstellen zullen zich in de 2e helft van 2004 niet aandienen, zodat Nederland zich vooral zal richten op het zoveel mogelijk realiseren van de lopende dossiers. Daarbij wordt 2004 voor de EU zeker op het gebied van het landbouw- en plattelandsbeleid een belangrijk jaar. De discussie over de structuurfondsen zal beginnen en de discussie over de nieuwe Financiële Perspectieven die in 2005 worden vastgesteld zal extra aandacht vragen. Het voorzitterschap biedt een goede mogelijkheid om een stevige impuls te geven aan de discussie en visievorming over een duurzamer landbouwbeleid. Daarbij zoekt Nederland nadrukkelijk naar meer ruimte voor modaliteiten op nationaal niveau binnen het Europese plattelandsbeleid. Verdere onderwerpen die Nederland tijdens het voorzitterschap zal behandelen zijn de administratieve lastenverlichting en de vereenvoudiging van regelgeving, dierenwelzijn, verdere samenwerking op het gebied van controle, handhaving en opsporing m.n. op het gebied van visserij, het hervormingsproces van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Budgettaire consequenties zullen bij Voorjaarsnota 2004 verwerkt worden.

Veronderstellingen die aan het nationale beleid ten grondslag liggen

Het Europese landbouwbeleid komt tot stand in samenspel tussen de Europese Commissie, de lidstaten in de Raad en het Europese parlement. Het Europees parlement heeft overigens slechts adviesrecht waar het klassieke landbouwonderwerpen betreft. Op terreinen als voedselveiligheid, dierenwelzijn en milieu heeft het Europees Parlement medebeslissingsbevoegdheid. De nationale vertaling is dus enerzijds zeer sterk afhankelijk van de wettelijke communautaire kaders waarbinnen men dient te opereren. Anderzijds is ook onze inzet binnen de Europese Unie sterk afhankelijk van het samen- dan wel tegenspel tussen Commissie, Raad en Parlement. Kortom, het nationale speelveld dient bezien te worden binnen het institutionele communautaire kader.

Daarnaast zijn er nog diverse andere factoren die ons handelen binnen de Europese Unie bepalen. De belangrijkste factor is ongetwijfeld de ontwikkeling van de internationale markt. Driekwart van de productie in het Nederlandse agro-foodcomplex wordt afgezet buiten de eigen grenzen. Voor de agrosector geldt net als voor andere economische sectoren: de (internationale) markt wordt sturend en de marktbescherming door de overheid neemt af.

LIJST MET AFKORTINGEN

AIDAlgemene Inspectiedienst
ASCAfrika studie centrum
AOCAgrarische Onderwijs Centra
AVPAgenda Vitaal Platteland
BBIBeleidsprogramma Biodiversiteit Internationaal Natuurbeheer
BBLBeroepsbegeleidende LeerwegBureau Beheer Landbouwgronden
BESBilaterale (agro-)economische samenwerkingsactiviteiten
BHFBureau Heffingen
BRTNBasis Toervaartnet Nederland
BRDBureau Registratie Diergeneesmiddelen
BOLBeroeps Opleidende Leerweg
BUZAMinisterie van Buitenlandse Zaken
CBSCentraal Bureau voor de Statistiek
CBLCentaal Bureau Levensmiddelen
CFICentrale Financiën Instellingen
CTBCollege Toelating Bestrijdingsmiddelen
COKZCentraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel
DLGDienst Landelijk Gebied
DLODienst Landbouwkundig Onderzoek
DNDirectie Natuurbeheer
DWKDirectie Wetenschap en Kennisoverdracht
EFROEuropees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling
EHSEcologische Hoofd Structuur
EOGFLEuropees oriëntatie en garantie fonds voor de landbouw
EPDEnkelvoudig Programmerings Document
EZMinisterie van Economische Zaken
EUEuropese Unie
FAOFood and Agricultural Organisation
FIOVFinancieringsinstrument voor de oriëntatie van de Visserij
GLBGemeenschappelijk Landbouwbeleid
GVBGemeenschappelijk Visserijbeleid
GISGroep Internationale Samenwerking of Geografische Informatie Systemen
GIOSGroen in en om de stad
GlamiConvenant Glastuinbouw en Milieu
GNOGewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong
GRRDirectie Groene Ruimte en Recreatie
GSBGrote Steden Beleid
GVBGemeenschappelijk visserijbeleid
HAOHoger agrarisch onderwijs
HACCPHazards Analysis of Critical Control Points
HBOHoger Beroeps Onderwijs
HGISHomogene Groep International Samenwerking
HLAHoofdlijnenakkoord
IBGIn Beslaggenomen goederen
IBVInvesteringsregeling Biologische Varkens
ICESInterdepartementale Commissie Economische Structuurversterking
ICTInformatie Communicatie Technologie
I&HDirectie Industrie en Handel
ILGInvesteringsbudget landelijk gebied
ILOIncidentele loonontwikkeling
IMTIntegrale Milieutaakstelling
IPCInnovatie praktijkcentra
IPOInterprovinciaal overleg
IRGInfrastructuurregeling Glastuinbouw
ISVInvesteringsbudget Stedelijke Vernieuwing
ISRICInternational Soil Referende and information centre
IPSVInnovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing
I&RIdentificatie en Registratie
JRSJaarrekening Registratie Systeem
KCBKwaliteits-Controle Bureau groenten en fruit
KVPKlassieke varkenspest
KICKennis en innovatiecentrum voor de recreatie
KNAWKoninklijke Nederlandse Academie voor de Wetenschappen
KVWKeuringdienst van Waren
LAWLange afstandswandelroutes
KLPDKorps Landelijke Politiedienst
LASERLandelijke service regelingen
LFLange afstandsfietsroutes
LIDLandelijke inspectiedienst voor dieren
LNVMinisterie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
LWOOLeerweg Ondersteunend Onderwijs
MAOMestafzetovereenkomsten
MBOMiddelbaar beroepsonderwijs
MinasMineralenaangiftesysteem
MJAMeerjaren afspraken
MKBMidden- en Kleinbedrijf
MKZMond- en Klauwzeer
MoUMemories of Understanding
NCDNew castle disease
NvMNatuur voor Mensen, Mensen voor Natuur
OCWOnderwijs, Cultuur en Wetenschappen
OBNOverlevingsplan bos en natuur
ODOperationele Doelstelling
PNBParticulier Natuurbeheer
PEBLDSPan-Europese biologische en landschaps diversiteits strategie
PDPlantenziektenkundige Dienst
POPPlattelandsontwikkelingsprogramma
PPSPubliek private samenwerking
PVEProductschappen Vee, Vlees en Eieren
RBONRegeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling
RBVRegeling Beëindiging Veehouderijtakken
RDARaad voor Dieraangelegenheden
RPERegeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid
RSGRegeling Structuurverbetering Glastuinbouw
RSBPRegeling Stimulering Biologische Productiemethode
RVVRijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees
RVRRegeling versterking recreatieof Ruimte voor ruimte-regelingof Raad vastgoed rijksoverheidof Ruimte voor Rijntakken
RWTRechtspersoon met een wettelijke taak
SAStrategisch Akkoord
SANSubsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer
SBBStaatsbosbeheer
SGBSubsidie gebiedsgericht beleid
SGRStructuurschema Groene Ruimte
SNLWSubsidieregeling netwerk landelijke wandelpaden
SRMGespecificeerd hoog risico Materiaal
SRNStichting Recreatie toevaart Nederland
StidugStimulering Inrichting Duurzame Glastuinbouwgebieden
TACTotal allowable catches
TSETransmissible Spongiform Encephalopathies
UNESCOUnited Nations Educational, Scientific and Cultural Organization
VBTBVan Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording
VNGVereniging van Nederlandse Gemeenten
VNBBLVersterking natuur- en bosbeheer bij bos- en landgoedeigenaren
VCNStichting Voedingscentrum Nederland
VINACVierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra – Actualisering
VIJNOVijfde Nota Ruimtelijke Ordening
VMBOVoortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs
VOVoortgezet onderwijs
VROMMinisterie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu
VSNUVereniging Samenwerking Nederlandse Universiteiten
VVADirectie Voedings- en Veterinaire Aangelegenheden
VWAVoedsel en Waren Autoriteit
V&WMinisterie van Verkeer en Waterstaat
WCLWaardevolle Cultuurlandschappen
WEBWet Educatie en Beroepsonderwijs
WHWWet Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek
WOWetenschappelijk onderwijs
WOTWettelijke onderzoekstaken
WTOWorld Trade Organisation
WUWageningen Universiteit
WURWageningen Universiteit en Research centrum
WVOWet op het voortgezet onderwijs
ZBOZelfstandig bestuursorgaan
ZOGTZicht op gezonde teelt

TREFWOORDENREGISTER

Administratieve lastendruk 101, 112, 215

Administratieve Lastendruk 220

Administratieve lasten 111

Agenda 2000 228

Agrarisch onderwijs 226, 238

Agrobiodiversiteit 48

Agrocluster 122, 124, 126

Agrofoodcomplex 72, 81, 82, 84, 131

Agrologistiek 16, 73, 74, 81, 83

Ammoniakbeleid 218

Aviaire Influenza 116, 160

Beleidsprogramma Biodiversiteit Internationaal Natuurbeheer 238

Belvedère 42, 43

Bestrijdingsmiddelenwet 78, 79, 166, 179

Bilaterale economische samenwerking 18, 74, 81

Biodiversiteit 4, 23, 25, 36, 41, 48, 49, 53, 55, 65, 167

Biologische landbouw 15, 16, 74, 86, 87, 88, 99, 100, 101, 102, 103, 222

Biologische Varkens (IBV) 87, 99

Biotechnologie 32, 113, 116

Brandstofcompensatie 80, 100

BSE 160, 191, 216

Concurrentiekracht 14, 72, 73, 77, 81, 82, 84, 85

Dierenwelzijn 9, 10, 14, 16, 18, 31, 73, 84, 86, 94, 95, 99, 101, 102, 103, 172, 173, 218, 225, 228, 236, 237

Diergezondheid 3, 31, 32, 34, 105, 106, 107, 108, 111, 114, 116, 122, 172, 173, 187, 206, 223

Diergezondheidsniveau 114

Diergezondheids 105

Dierziektebestrijding 9, 34, 35, 108, 187, 188

Duurzame ontwikkeling 4, 13, 27, 48, 217, 234

Energiebesparingsbeleid 77, 78, 79

Energie 77

EOGFL-Garantie 230

Europese non-vaccinatiebeleid 35

Evaluatieprogrammering 4, 8

FAO 7, 140, 238

FIOV 80, 82, 96, 97, 98, 101, 230, 235, 238

Fytosanitair 15, 19, 22, 74, 93, 167, 170

Gewasbescherming 16, 29, 92, 93, 99, 101, 102, 167, 170, 196, 215, 223, 225

Gewasbeschermingsmiddelen 10, 77, 78, 92, 93, 94, 101, 167, 170, 238

Glastuinbouw 21, 22, 26, 72, 76, 77, 78, 79, 82, 83, 84, 238, 239, 240

GLB 9, 15, 16, 27, 28, 139, 228, 229, 231, 232, 236, 238

Habitatrichtlijn 24, 25, 49, 65, 67, 216, 221

Herstructurering glastuinbouw 21, 76, 81, 83, 84

Herstructurering (melk)veehouderij 75, 81, 84

Herstructurering visserij 80

HGIS 7, 49, 74, 140, 238

Hoofdlijnenakkoord 5, 10, 11, 13, 14, 32, 57, 94, 137, 139, 142, 182, 195, 218, 238

Innovatie 3, 14, 15, 16, 20, 26, 30, 32, 47, 48, 72, 73, 74, 75, 76, 79, 89, 91, 96, 98, 118, 119, 121, 122, 124, 126, 208, 209, 225, 226, 235, 239

Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing 45, 239

Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing 43, 44, 45, 53, 239

Kennisinfrastructuur 14, 15, 20, 118, 120

Kennisontwikkeling 3, 14, 87, 94, 118, 124, 208

Ketenbenadering 14, 31, 33

Klimaatbeleid 77

Landinrichting 37, 38, 39, 41, 43, 45, 47, 48, 50, 51, 57, 60, 61, 62

Landschap 14, 15, 16, 17, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 29, 36, 37, 38, 41, 42, 43, 44, 49, 55, 57, 58, 59, 60, 61, 67, 68, 70, 75, 131, 160, 166, 197, 198, 200, 201, 202, 230, 235, 236, 239, 240

Landschapsstrategie 26, 41, 42

Masterplan Duitsland 81, 83

Melkveehouderij 30, 39, 40, 41, 75, 76, 83, 84, 85, 204, 222

Mestbeleid 13, 21, 89, 91, 101, 102, 144, 145

Mestoverschot 20, 89, 92

Meststoffenwet 21, 91, 102, 104, 145, 220, 224, 225

MINAS 90, 91, 101, 103, 145, 224

Mineralenheffing 91, 100

MKZ 11, 107, 160, 163, 164, 194, 223, 225, 239

Nationale landschappen 41, 42

Nationale Parken 65, 68, 69, 70

Natte natuur 24, 29, 37, 55, 57, 58, 59, 60, 61, 64, 65, 66

Natuur voor mensen, mensen voor natuur 44

Natuurbeschermingswet 24, 67, 68

Non-vaccinatiebeleid 9

Onderwijsbeleid 130, 131, 133, 135, 136, 212

Plattelandsbeleid 10, 15, 17, 27, 28, 30, 53, 64, 228, 229, 230, 232, 236

Plattelandsontwikkeling 9, 198, 199, 217, 219, 229, 232, 233, 235, 239

POP 63, 139, 198, 199, 217, 221, 229, 232, 233, 239

Programma Beheer 24, 50, 53, 60, 64, 65, 67, 69, 70, 71, 198, 202, 221

RBV 81, 91, 92, 99, 102, 103, 144, 149, 239

Reconstructie 9, 11, 13, 21, 24, 30, 39, 40, 41, 50, 53, 60, 75, 84, 195, 196, 217, 221, 233, 234

RSBP 87, 88, 222, 239

RSG 77, 78, 79, 81, 84, 239

Salmonella 32, 110

Scrapie 109

SGR 45, 55, 67, 222, 240

Stidug 77, 79, 81, 240

Transitie 14, 15, 16, 88, 89, 93, 102, 103, 142, 196, 222

Visserij 10, 13, 15, 17, 18, 72, 80, 81, 82, 83, 84, 86, 95, 96, 97, 98, 99, 100, 102, 160, 190, 212, 218, 222, 223, 225, 229, 230, 235, 236, 238

Voedsel en groen 118, 121, 134

Voedselkwaliteit 1, 2, 3, 9, 13, 14, 31, 105, 110, 114, 144, 187, 206, 239

Voedselveiligheid 3, 10, 14, 19, 31, 32, 33, 73, 74, 82, 84, 86, 105, 106, 110, 111, 112, 114, 116, 117, 122, 131, 181, 187, 206, 228, 236, 237

Vogelpest 11, 12, 99, 114, 115, 194, 222, 224

Vogelrichtlijn 49, 65, 67, 216, 222

Wageningen UR 120

WEB 128, 240

WTO 15, 19, 228, 240

WTS 160

Licence