Base description which applies to whole site

nr. 4MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE blz.

A. Artikelsgewijze toelichting bij het wetsvoorstel2
Wetartikelen 1 tot en met 22
Leeswijzer4
B. Algemene toelichting bij de begrotingsstaat5
Aansluiting op de voorlopige rekening5
C. Begrotingstoelichting6
Beleidsartikelen6
Artikel 1.Strategische beleidsontwikkeling en monitoring6
Artikel 2.Betaalbaarheid van het wonen7
Artikel 3.Duurzame woningen en gebouwen8
Artikel 4.Fysieke Stedelijke Vernieuwing10
Artikel 5.Sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving12
Artikel 6.Versterken ruimtelijke kwaliteit stedelijke gebieden12
Artikel 7.Verbeteren integrale milieukwaliteit op lokaal niveau13
Artikel 10.Verbeteren nationale milieukwaliteit14
Artikel 11.Tegengaan klimaatverandering en emissies15
Artikel 12.Beheersen milieurisico’s van stoffen, afval en straling17
Artikel 13.Handhaving17
Artikel 15.Algemeen17
Toelichting bij de begroting van de baten-lastendienst «Rijksgebouwendienst»19
Baten-lastenoverzicht 200519
Kasstroomoverzicht 200522

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Bij een wijzigingswetsvoorstel wordt geen algemene toelichting opgenomen.

De toelichting bij de slotwetmutaties in de begroting(sstaat) wordt opgenomen in onderdeel C van de memorie van toelichting (de begrotingstoelichting).

Wetsartikelen 1 tot en met 2

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2005 wijzigingen aan te brengen in:

a. de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI);

b. de begrotingsstaat inzake de baten-lastendiensten van dit ministerie.

De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel C van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Toelichting bij wetsartikel 4

Met ingang van het jaar 2005 voert de Belastingdienst de regelingen inzake kinderopvang, huursubsidie en zorgtoeslag uit. De minister en de staatssecretaris van Financiën zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van deze regelingen. De ministers van SZW, VWS en VROM zijn verantwoordelijk voor de beleidsbepaling. Gegeven deze verantwoordelijkheid voor de beleidsbepaling worden de met de toeslagregelingen gemoeide gelden via de begrotingen van deze vakdepartementen geautoriseerd en in de betrokken jaarverslagen verantwoord. De gelden worden echter op grond van de wettelijke regelingen met betrekking tot de toeslagen door de Belastingdienst besteed (aan de toeslaggerechtigden toegekend en uitbetaald).

Gegeven deze wettelijke verdeling van taken en verantwoordelijkheden is het noodzakelijk gebleken nadere afspraken te maken tussen de betrokken ministeries en de Algemene Rekenkamer over de controle en de verantwoording van de met deze regelingen gemoeid zijnde gelden. De gemaakte afspraken passen binnen de eerder genomen besluiten die het kabinet in overleg met de Tweede Kamer heeft genomen naar aanleiding van het Interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) regeldruk en controletoren. Bij brief van 20 februari 2006 is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstukken II, 29 949, nr. 38). In die brief is gemeld dat naast de gemaakte afspraken ook de Comptabiliteitswet 2001 voor de betrokken departementen voor het jaar 2005 zal worden aangepast. Het betreft artikel 66, vijfde en zesde lid.

Samengevat komen de afspraken neer op het volgende.

Over eventuele rechtmatigheidsfouten en -onzekerheden die zich bij de uitvoering van de toeslagregelingen door de Belastingdienst voordoen en die de terzake gestelde tolerantiegrenzen te bovengaan, zal worden gerapporteerd in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het departementale jaarverslag van Financiën (IXB). In de bedrijfsvoeringsparagraaf in de jaarverslagen van VROM (XI), SZW (XV) en VWS (XVI) worden de voor dat jaarverslag relevante hoofdconclusies van Financiën overgenomen en zal verder worden volstaan met een verwijzing naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van Financiën; uiteraard voor zover die betrekking hebben op de toeslaggelden die in de betrokken begroting/verantwoording staan.

Daarnaast zullen de ministers van VROM, SZW, en VWS in de bedrijfsvoeringsparagraaf van hun jaarverslag rapporteren over eventuele rechtmatigheidsfouten en -onzekerheden die samenhangen met de beleidsbepaling (bijvoorbeeld de regelgeving) waarvoor zij primair verantwoordelijk zijn.

Het bovenstaande betekent dat de Ministers van SZW, VWS en VROM in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag 2005 verantwoording zullen afleggen over belangrijke tekortkomingen ten aanzien van de rechtmatige besteding van de gelden die op hun begroting staan. De departementale auditdiensten verstrekken vervolgens een getrouwbeeldverklaring in plaats van een zogenaamde eisenverklaring, die mede betrekking heeft op de getrouwheid van deze rechtmatigheidsrapportage. Door de joint audits die de departementale auditdiensten over 2005 ten aanzien van de toeslagregelingen hebben verricht, is gewaarborgd dat alle betrokken auditdiensten een deugdelijke grondslag hebben voor hun oordeel over het desbetreffende onderdeel van de rechtmatigheidsrapportage in het jaarverslag van hun ministerie.

Om over het jaar 2005 niet in strijd te handelen met de bepalingen in de Comptabiliteitswet 2001 die betrekking hebben op de accountantsverklaring, dient hiertoe in het vijfde en het zesde lid van artikel 66 van die wet de reikwijdte van de accountantsverklaring te worden aangepast.

In het vijfde lid kan de reikwijdte van de accountantsverklaring (een verklaring omtrent de financiële informatie in het jaarverslag en de saldibalans) worden geschrapt.

De reikwijdte staat thans geheel in het gewijzigde zesde lid. In plaats van de bepaling dat de verklaring betrekking heeft op de in artikelen 58, eerste lid, onder a, en 59 gestelde eisen, wordt – in overeenstemming met de gemaakte afspraken – bepaald dat de reikwijdte van de verklaring betrekking heeft op de elementen die in het gewijzigde lid 6 onder a tot en met c worden opgesomd, te weten de deugdelijke weergave van de financiële informatie in jaarverslag en saldibalans, de deugdelijke weergave van de informatie in de bedrijfsvoeringsparagraaf over de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering en de naleving van de verslaggevingsvoorschriften inzake de financiële informatie en de rechtmatigheidsinformatie. Om aan te sluiten bij de in artikel 58 gehanteerde terminologie wordt lid 6 van artikel 66 gesproken van deugdelijke weergave in plaats van de in accountantskring gebruikelijke formulering van getrouwe weergave. Daarmee wordt echter hetzelfde bedoeld. Het is geen bezwaar dat de accountant in zijn verklaring het begrip getrouwe weergave gebruikt.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Leeswijzer

De slotwet 2005 is de laatste suppletore begroting over de begroting van het jaar 2005. Met de slotwetwijzigingen worden verschillen tussen de begrotingsstand van de 2e suppletore wet en de daadwerkelijke realisatie opgeheven.

Aangezien aansluiting wordt gevonden bij de feitelijke realisatie van het jaar 2005, blijven een overzichtstabel per beleidsartikel, een tabel Budgettaire gevolgen van beleid en een verdiepingsbijlage achterwege. In de kolomstructuur van de begrotingsstaten wordt de cijfermatige financiële informatie gepresenteerd. Er is geen sprake van wijzigingen met meerjarige doorwerking omdat het jaar wordt afgesloten.

De slotwet bevat idealiter slechts mutaties die technisch en niet beleidsmatig van aard zijn. Onder technisch of ook wel «boekhoudkundig van aard» wordt verstaan:

• Wijzigingen van begrotingsbedragen om deze gelijk te maken met de realisatie;

• Mutaties uit hoofde van loon- en prijsbijstellingen;

• Desalderingen die nodig zijn omdat ontvangsten niet in mindering van bezwaar mogen worden geboekt op de uitgaven;

• Overboekingen tussen artikelen of begrotingen die het uitvloeisel zijn van tijdens de begrotingsuitvoering gebleken noodzaak om verplichtingen en of uitgaven elders te verantwoorden dan waar zij oorspronkelijk waren begroot bij gelijkblijvende beleidsuitgangspunten;

• Mineure kasverschuivingen die het gevolg zijn van een ander betaaltempo van lopende verplichtingen dan eerder geraamd;

• De mutaties die het gevolg zijn van de controlebevindingen van de departementale accountantsdienst. Dergelijke mutaties zijn niet zozeer «boekhoudkundig van aard», maar dienen ertoe – achteraf – een wettelijke basis te scheppen voor een noodzakelijke correctie in de boeking van verplichtingen, uitgaven of ontvangsten.

In de artikelsgewijze toelichting wordt aandacht besteed aan mutaties die in principe niet voldoen aan het begrip «boekhoudkundig van aard». Mochten er na 2e suppletore begroting (samenhangende met de Najaarsnota) nog omvangrijke of beleidsmatige mutaties zijn opgetreden dan worden zij in ieder geval toegelicht.

B. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSSTAAT

Aansluiting op de voorlopige rekening

In aansluiting op de 2e suppletore wet 2005, samenhangende met de najaarsnota (Stb, ....., nr.  ), strekt het onderhavige wetsvoorstel ertoe, op grond van artikel 10, tweede lid, onder C van de Comptabiliteitswet per begrotingsartikel een positief dan wel een negatief verschil tussen het beschikbare begrotingsbedrag en de realisatie op te heffen. Door middel van het onderhavige wetsvoorstel wordt derhalve voorgesteld de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Rijk, onderdeel XI (VROM), voor het jaar 2005 met respectievelijk € 52,604 mln te verlagen en € 33,858 mln te verhogen.

Voor zover de mutaties van enige omvang zijn, is daarvan reeds eerder melding gemaakt in de Voorlopige Rekening 2005.

De aansluiting tussen de Voorlopige Rekening en het onderhavige wetsvoorstel is als volgt:

(bedragen in € 1 mln)

Uitgaven   
    
1.Reeds vermeld in de Voorlopige Rekening 2005:  
 – Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI)(A)– 67 030
 – Homogene Groep Internationale Samenwerking(B)– 9 556
    
2.Nadere wijzigingen t.o.v. de Voorlopige Rekening 2005:  
 – Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI)(C)23 982
    
3.Voorgestelde mutaties bij het onderhavige wetsontwerp (A) + (B) + (C)(D)– 52 604
    
Ontvangsten  
    
1.Reeds vermeld in de Voorlopige Rekening 2005:  
 – Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI)(A)9 111
    
2.Nadere wijzigingen t.o.v. de Voorlopige Rekening 2005(B)24 747
    
3.Voorgestelde mutaties bij het onderhavige wetsontwerp (A) + (B)(C)33 858

C. BEGROTINGSTOELICHTING

Wetsartikel 1

Beleidsartikelen

Artikel 1. Strategische beleidsontwikkeling en monitoring

1.02.05 Kennisontwikkeling en onderzoek wonen (+ 3,852 mln uitgaven):

In tegenstelling tot dat wat eerder werd verondersteld, heeft een eerste betaling in 2005 kunnen plaatsvinden van het veldwerk van het WoON (Woononderzoek Nederland).

1.02.08 Bijdrage RIVM (– 21,682 mln verplichtingen)

Vanaf 2006 maakt het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP), dat voorheen bij het RIVM zat, deel uit van VROM. De opdracht aan het MNP voor de werkzaamheden in 2006 zijn daarom niet meer als verplichting geboekt.

1.99.86 Apparaat DGR (+ 2,997 mln verplichtingen en uitgaven)

Er heeft een budgettair neutrale herschikking plaatsgevonden van de apparaatsuitgaven tussen een aantal beleidsartikelen (1, 6, 8, 9 en 15) op basis van de uitgevoerde activiteiten volgens het vastgestelde jaarplan.

Toelichtingen incidentele subsidies (vermelding in Slotwet 2005 voor wettelijke grondslag subsidie)

Als basisbijdrage 2006–2007 is aan de Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) een bedrag van € 4,5 mln toegekend. De SEV levert een belangrijke bijdrage aan de uitvoering van het innovatiebeleid van VROM. Doel van dit beleid is vernieuwende oplossingen tot stand te brengen op het gehele terrein van wonen en bouwen. Samen met de meest innovatieve partijen in het veld verkent de SEV de grenzen van het mogelijke en de haalbaarheid van het wenselijke. De partners bestaan uit woningbouwers, gemeenten, zorginstellingen maar ook uit betrokken burgers.

Voor het Meerjarenprogramma Wonen 2005–2007 is aan het NIROV een bijdrage verstrekt van € 330 000. Het NIROV brengt met het Meerjarenprogramma Wonen marktpartijen, overheid, consumenten en intermediaire instellingen uit de sector bouwen en wonen en aanverwante beleidsterreinen bij elkaar om door onderlinge discussie de kwaliteit van de professionele praktijk van bouwen en wonen te bevorderen.

Aan het ministerie van Buitenlandse zaken is voor UN-habitat een subsidie van € 200 000 betaald. VROM verstrekt, samen met Buitenlandse Zaken, jaarlijks een bijdrage aan UN Habitat, de mondiale VN-organisatie die politieke, financiële en technische steun verleent aan programma’s en projecten op het gebied van stedelijke vernieuwing in met name ontwikkelingslanden.

Aan Aedes is een bijdrage toegekend van € 83 265 als vergoeding voor de voorzitter en de leden van de commissie onder leiding van Hans de Boer. Deze commissie heeft in opdracht van de minister van VROM en Aedes gezamenlijk geadviseerd over de inrichting van het woningcorporatiestelsel.

Als projectbijdrage voor het werkplan 2006 is aan de Stichting VACpunt Wonen € 150 000 toegekend. Dit betreft in totaal zes projecten. De Stichting VACpunt Wonen heeft als doel het behartigen van de belangen van de woonconsument. Zij tracht dat doel te bereiken door een aantal activiteiten, waaronder voorlichting en scholing aan de lokale Woon adviescommissies en het verzamelen en verwerken van informatie over wonen en woonomgeving t.b.v. bewoners(commissies).

Aan het International Housing Institute is een bijdrage van € 100 000 verleend voor het ontwikkelen van een cursus die gericht is op het sturen van processen van hoogbouwrenovatie in midden- en oost-europese landen.

Aan PlusHuizen, een onderdeel van Plusmagazine, is een bijdrage van € 17 136 in de kosten van Nationale 50+ Woonenquête verstrekt. Dit biedt onder meer de mogelijkheid om op een relatief goedkope wijze informatie te verzamelen over een belangrijke doelgroep op de woningmarkt.

Artikel 2. Betaalbaarheid van het wonen

2.03.01 Huursubsidie (– 10 mln uitgaven, + 17,7 mln verplichtingen)

Het voor huursubsidie en huurtoeslag beschikbare budget bij de uitgaven is in geringe mate onderschreden (€ 10 mln). Bij de verplichtingen is sprake van een overschrijding van € 17,7 mln.

Afwijking regelgeving huursubsidie:

Als gevolg van een combinatie van een toegenomen aantal aanvragen voor huursubsidie in het laatste kwartaal van 2005 en een afbouw van de uitvoeringsorganisatie bij VROM, zijn in die periode achterstanden ontstaan bij de afwikkeling van aanvragen. Bij de afhandeling daarvan is voorrang gegeven aan het uitbetalen van subsidie aan burgers die het meest afhankelijk zijn van deze ondersteuning. Mede op basis van een risico-analyse (uitgevoerd in het kader van het Verbeterplan Uitvoering Huur-subsidie), is een volgorde vastgesteld voor het uitvoeren van alle controle-werkzaamheden bij de uitvoering en afhandeling van Coderegeling 37, alsmede de behandeling van resterende controlelijsten van eerdere tijdvakken. Uitvloeisel hiervan was dat een aantal controlewerkzaamheden die in 2005 hadden moeten plaatsvinden, in 2006 zijn respectievelijk zullen worden uitgevoerd. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd met brief d.d. 19 december 2005 (TK 2005–2006, 17 050 en 30 100 XI, nr. 317).

2.04.09 Bevorderen eigen woningbezit (-2,6 mln verplichtingen)

Het verplichtingenbudget 2005 is onderschreden aangezien ook in 2005 voor aanzienlijk minder koopwoningen subsidie is toegekend dan geraamd.

2.99.83 Uitvoering huursubsidie (+ 6,9 mln verplichtingen, – 1,5 mln uitgaven)

In 2005 is meer verplicht dan geraamd omdat verplichtingen gepland voor 2006 al in 2005 zijn aangegaan. De reden hiervoor is het in 2006 ontbreken van budget voor de uitvoering van de huursubsidie.

Ontvangsten

2.03.01 Restituties subjectsubsidies (– 8,7 mln)

De prognose van het Project Versnelde Inning is verder naar beneden bijgesteld als gevolg van hernieuwde inzichten van de af te schrijven vorderingen. De additionele bijstelling (€ 8,7 mln) zal in latere jaren niet alsnog worden ontvangen.

2.79.66 Overige Ontvangsten DGW (+ 1,494 mln)

De overschrijding is voor € 1 mln het gevolg van het in 2005 voor de Belastingdienst uitvoeren van projecten in het kader van de uitvoering van de huursubsidie/huurtoeslag. Als vergoeding voor de hieraan verbonden kosten heeft de Belastingdienst budget naar VROM overgemaakt. Voorts is sprake geweest van niet geraamde, incidentele ontvangsten ten bedrage van € 0,5 mln als gevolg van terugstortingen van in het verleden verstrekte garanties voor ondermeer premiekoopwoningen.

Toelichtingen incidentele subsidies (vermelding in Slotwet 2005 voor wettelijke grondslag subsidie)

Aan het Instituut voor Bouwrecht is een bijdrage verleend van € 20 420 voor het opstellen van een Handboek Bouwconsumentenrecht. Dit handboek biedt de burger (als bouwconsument) meer mogelijkheden op het gebied van zeggenschap en keuzevrijheid.

Artikel 3. Duurzame woningen en gebouwen

3.08.13 Programma energiebudgetten (– 6,8 mln uitgaven)

Vertraging in de uitvoering van enkele grote projecten en het later indienen van voorschotfacturen op basis van een nieuw kasritme (conform de raamovereenkomst met SenterNovem) hebben tot een aanzienlijke onderuitputting (€ 6,8 mln) bij de uitgaven geleid.

3.08.14 Energie Premie Regeling (EPR) (– 9,7 mln uitgaven)

Bij de EPR regeling 2003 is sprake van een onderuitputting met name als gevolg van het niet in 2005 afwikkelen van de eindafrekening van NUON.

3.79.61 Volkshuisvestingsinstellingen, experimenten en kennisoverdracht (– 2,6 mln uitgaven):

De afwikkeling van opdrachten in het kader van kennisoverdracht bouwregelgeving vergt meer tijd dan voorzien. Dit heeft in 2005 geleid tot een onderschrijding van de uitgaven. De hierdoor in 2005 ontstane ruimte is ingezet voor het betalen van de eerste termijn van de aanbesteding van het veldwerk van het WoON (artikel 1).

Ontvangsten

3.09.09 Coördinatie Rijksopdrachtgeverschap in de bouw (+ 13 mln)

In de zomer van 2005 is de Tweede Kamer bij brief (TK 2004–2005, 28 244, nr. 104) geïnformeerd over het Akkoord Collectieve Regeling Bouwnijverheid tussen vertegenwoordigers van Bouwend Nederland en de betrokken overheden. Met de uitvoering van de afspraken uit dit Akkoord wordt onder meer een einde gemaakt aan alle lopende procedures om bij deelnemende bouwbedrijven schade te verhalen vanwege vermeende overtredingen van het mededingingsrecht, die voor 1 januari 2003 hebben plaatsgevonden. Eén van de verplichtingen voor de bouwsector die in het Akkoord staan vermeld, is een gegarandeerde bijdrage van € 50 mln, bijeengebracht door bouwondernemingen en organisaties.

De hier verantwoorde € 13 mln maakt deel uit van deze € 50 mln en is het grootste deel van het aandeel dat het Rijk ontvangt. De precieze verdeling over de bij het Akkoord betrokken opdrachtgevers (overheden) is terug te vinden in het Convenant Collectieve Regeling Bouwnijverheid (meegestuurd met bovengenoemde brief).

Toelichtingen incidentele subsidies op het gebied van experimenten en kennisoverdracht (vermelding in Slotwet 2005 voor wettelijke grondslag subsidie)

Voor zowel specifieke als reguliere adviestaken in 2006 is aan het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) een bijdrage van € 300 000 verstrekt. De bijdrage voor de reguliere taken betreft projecten die een algemeen belang beogen. Dit gaat dan m.n. om signaleren van en aansluiten op relevante ontwikkelingen binnen de normalisatie en bouwregelgeving en het onderhoud van Nederlandse normen. Ditzelfde geldt ook voor internationale normen, waarbij aansluiting tussen de Europese normen en Nederlandse regelgeving van belang is.

Wat betreft de specifieke taken gaat het om projecten waartoe specifiek opdracht wordt gegeven en waarin VROM financieel participeert, gezamenlijk met marktpartijen.

Tevens is aan het NNI een bijdrage van € 1 718 verstrekt voor een instructiebijeenkomst op het gebied van de instrumenten EPN (EnergiePrestatieNorm) en EPA (EnergiePrestatieAdvies).

Aan Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs is een bijdrage van € 80 000 verstrekt voor deelname aan het project «Annex 44», getiteld «Integrating Environmentally responsive Elements in Buildings». Dit betreft onderzoek naar de mogelijke ontwikkeling van nieuwe, verdergaande energieconcepten teneinde de energieprestatie-eisen voor woningen verder aan te scherpen.

Aan het Ministerie van LNV is een bijdrage van € 18 574 verstrekt voor de uitwerking en implementatie van de tijdelijke CO2-reductieregeling. De dienst regelingen van LNV heeft VROM/DGW bijgestaan in het offertetraject met de uitvoeringsorganisatie SenterNovem en zal nog een «second opinion» leveren op het document waarin de uitvoering van deze nieuwe regeling gedetailleerd wordt beschreven.

Voor een brochure over samenwerking tussen gemeenten op het terrein van bouwregelgeving is een bijdrage van € 7 759 verleend aan Saffraan Communicatieprojecten. In de brochure worden de ervaringen beschreven die zijn opgedaan met pilots uit het project «Servicegericht Werken» en worden de kansen beschreven die samenwerking biedt voor gemeenten om beter uitvoering te kunnen geven aan de bouwregelgeving.

Aan Milieu Centraal is voor een impuls van de zogeheten «woonlastenverlager» een subsidie verstrekt van € 148 727. Het doel van de «woonlastenverlager» is om burgers in Nederland te inspireren en te adviseren om via lastenverlichting duurzamer te wonen. Energiebesparing is een daarbij voor de hand liggende oplossingsrichting. VROM heeft gevraagd deze ontwikkeling te versnellen, zodat burgers in Nederland eerder worden benaderd met een toegesneden besparingsadvies.

Aan Woonbond Kennis- en Adviescentrum is een vervolgbijdrage verstrekt van € 31 176 teneinde adviseurs van consumentenorganisaties die regelmatig adviezen geven aan consumenten, bij te scholen op het terrein van Duurzaam Bouwen maatregelen.

Voor het project «Helpdesk Bouwregelgeving 2006» is aan PRC Bouwcentrum een subsidie verstrekt van € 297 514. Doel van de helpdesk is het geven van uitleg en interpretatie van de bouwregelgeving. De helpdesk was in eerste instantie primair bedoeld voor de bouwpraktijk, maar in de praktijk blijken ook veel burgers gebruik te maken van de dienstverlening van de helpdesk.

Tevens is aan PRC Bouwcentrum een bijdrage verleend van € 39 108 voor het project «Ontvluchting bij hoge personendichtheid»: In het geval van brand moeten mensen tijdig en zonder ongelukken het bouwwerk waar zij zich in bevinden kunnen verlaten. Dit wordt in het Bouwbesluit 2003 onder andere geregeld aan de hand van voorschriften voor vluchtroutes. Voor gebruiksfuncties met een zeer hoge personendichtheid zijn in het Bouwbesluit 2003 echter geen prestatie-eisen opgenomen. In de praktijk is men voor bijvoorbeeld discotheken en evenementenruimten zodoende aange wezen op het aantonen van gelijkwaardigheid. Dit wordt gezien als een tekortkoming die moet worden opgelost. Het ministerie van BZK is medeopdrachtgever en draagt voor 50% bij aan het project.

In het kader van de notificatie van wet- en regelgeving en gezien de vragen over het Bouwbesluit die VROM met enige regelmaat krijgt vanuit de andere lidstaten, is er de behoefte te beschikken over een Engelse versie van het Bouwbesluit 2003. Aangezien een zelfde behoefte bestond bij de TU Delft is besloten om dit gezamenlijk op te pakken, waarbij VROM zorgdraagt voor medefinanciering. Het project is opgeknipt in 2 fasen. In 2005 is voor fase 2 een bijdrage van € 34 272 verleend aan de TU Delft.

Aan BAM Vastgoed BV is een bijdrage van € 51 408 verstrekt voor de actualisering van de «toolkit gezondheid en milieu». De «toolkit» is een communicatie-instrument waarmee kwaliteiten van woningen inzichtelijk en bespreekbaar worden gemaakt, en waarmee het «prestatiegericht» ontwikkelen wordt ondersteund. De «toolkit» beschrijft zowel de kwaliteiten die de individuele bewoner belangrijk vindt, als de maatschappelijk belangrijk gevonden kwaliteiten, zoals energiezuinigheid, gezondheid en milieueffecten van materialen.

Artikel 4. Fysieke Stedelijke Vernieuwing

4.10.58 Investeringen Stedelijke vernieuwing (+ 18,8 mln verplichtingen)

De verplichtingenverhoging wordt vooral veroorzaakt door een begrotingstechnische overboeking van LNV gelden (11 mln). Deze gelden leveren een bijdrage aan de in 2005 afgesloten ISV/GSB convenanten voor de periode 2005–2009.

Ontvangsten

4.79.02 Overige restituties (– 2,617 mln)

De terugvordering van de locatiesubsidie Delft Tanthof is niet meer in het jaar 2005 gerealiseerd. De ontvangst van deze middelen wordt nu geraamd in het jaar 2006.

Toelichtingen incidentele subsidies (vermelding in Slotwet 2005 voor wettelijke grondslag subsidie)

Voor de «Beeldwijzer herinrichting openbare ruimte stedelijk woongebied» is aan Blauwdruk Uitgeverij een bijdrage van € 4 689 verleend. Door de inhuur van deskundigheid wordt een direct verband gelegd tussen het uitgevoerde onderzoek en de lokale praktijk, waardoor de doorwerking van publicatie van dit onderzoek wordt versterkt.

Aan de SEV is voor de themabrochure «Wonen op de zaak; transformatie van kantoorpanden in woningen» een subsidie van € 33 606 verstrekt. Het doel van deze brochure is om eigenaren van leegstaande kantoren enthousiast te maken voor het ombouwen van kantoorruimte tot woonruimte, waarbij gemeenten, corporaties en ontwikkelaars een stimulerende en faciliterende rol kunnen vervullen.

Tevens is aan de SEV een bijdrage verleend van € 119 464 voor het opstellen van vier themabrochures op het gebied van stedelijke vernieuwing in uitvoering in 2006.

In het kader van de versnelde aanpak van de herstructurering van wijken zijn aan IDTV DITS Documentaires bijdragen verstrekt voor in totaal € 208 421 voor het maken van documentaires en het organiseren van wijkdebatten, en als bijdrage aan het onderzoek «Scoren in de Wijk».

Aan het NIROV is een bijdrage verstrekt van € 88 116 voor het organiseren van excursies, gericht op voorbeeldwerking en kennisuitwisseling van de ervaringen bij IPSV en de herstructurering van wijken.

Aan de stichting KEI is voor 2006 als jaarlijkse bijdrage € 373 348 toegekend. De stichting KEI wordt gekenschetst als strategische partner van VROM bij de uitvoering van en kennisoverdracht op het gebied van de stedelijke vernieuwing.

Tevens is aan de stichting KEI een bijdrage verstrekt van € 60 000 voor het opstellen van businesscases over de rol van de projectontwikkelaar in de stedelijke vernieuwing. Hiermee wordt beoogd de rol van de projectontwikkelaar beter voor het voetlicht te brengen teneinde voorbeeldwerking en kennisoverdracht naar andere wijken te genereren.

Ook is aan de stichting KEI een bijdrage van € 25 000 verstrekt voor de ontwikkeling van het boek Stedelijke Vernieuwing 2000–2005.

Voor het opbouwen van kennis en voor kennisoverdracht rondom het thema staatssteun in relatie tot de prioritaire beleidsthema’s herstructurering en woningbouwproductie is aan de gemeente Alkmaar een bijdrage van € 6 775 verleend. Daarmee wordt ook bij de rijksoverheid meer begrip en inzicht verkregen hoe staatssteun doorwerkt op lokaal (uitvoerings)niveau, met de mogelijkheid dat deze kennis ook door andere gemeenten wordt benut.

Aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een subsidie verleend van € 24 575 als een gedeeltelijke bijdrage in de kosten van het uitbrengen van vier wijkenkaterns, die als meehechter in het VNG-magazine zullen verschijnen.

Aan ICS-Advies is een bijdrage verstrekt van € 8 500 voor een in 2005 gerealiseerde Masterclass Stedelijke Vernieuwing. Het doel van de Masterclass was een innovatieve aanpak en het ontwikkelen van instrumenten om de stedelijke vernieuwing te versnellen.

Als bijdrage in de kosten van het project «Wetenschappelijke reflectie op succesvolle bewonersinitiatieven» is aan de Stichting R4R Netwerk een bedrag van € 80 742 toegekend. Dit project betreft een aantal bijeenkomsten, waarbij wetenschappers door bewoners in hun buurt worden rondgeleid en uitleg krijgen over bestaande praktijken en initiatieven. Vervolgens brengen de wetenschappers hun kennis in.

Aan Transity is een bijdrage verleend van € 25 000 voor het samenstellen van cahiers over de transformatie van naoorlogse stadsdelen als culturele ontwerpopgave.

Aan het Verwey-Jonker Instituut te Utrecht is een opdracht van € 96 200 verleend voor kennisoverdracht op het gebied van «sociaal-fysiek» in de 56 prioritaire herstructureringswijken («de 56 wijken sociaal bekeken»).

Aan de Vereniging Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken (LSA) is een bijdrage verleend van € 100 092 voor de financiering van het programma «stimulering bewonersparticipatie LSA Meer Weten». Dit programma richt zich op het concreet toepassen van kennis waarmee bewonersorganisaties goed kunnen participeren in het herstructureringsproces in de 56 prioriteitswijken

Artikel 5. Sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving

Toelichtingen incidentele subsidies (vermelding in Slotwet 2005 voor wettelijke grondslag subsidie)

Aan de Stuurgroep Groningen-Assen 2030 is een bijdrage toegekend van € 20 000 voor het project «Wonen, welzijn en zorg Regio Groningen-Assen 2030». De bijdrage, bedoeld voor aanvullend onderzoek en publicatie/kennisoverdracht op het gebied van wonen en zorg, is toegekend, omdat in deze regio een unieke vorm van samenwerking tot stand wordt gebracht, tussen en over de grenzen van de afzonderlijke gemeenten, provincies en zorgkantoren.

Aan het Ministerie van VWS is € 150 000 betaald als onderdeel van een gezamenlijke bijdrage aan het CSO (de koepel van de ouderenbonden). Het doel is CSO in staat te stellen 1 500 vrijwilligers op te leiden op het terrein van ouderenhuisvesting. Hierdoor kunnen ouderen op lokaal niveau beter duidelijk maken welke woonbehoefte ze hebben, waardoor gemeenten beter kunnen inspelen op de vergrijzing.

Samen met VWS, SZW, V&W en LNV heeft VROM het onderhoud en beheer van een website over Design for All gesubsidieerd. Hiermee worden goede voorbeelden getoond en wordt beoogd het concept van Design for All te verspreiden. Design for All gaat om het zodanig ontwerpen van producten en diensten, onder meer ook op het gebied van wonen, dat ook mensen met beperkingen hier gebruik van kunnen maken. Voor het onderhoud en beheer van de website is aan het Ministerie van VWS € 5 400 betaald.

Aan de Stichting Pro Veres is een bijdrage van € 10 710 verstrekt om bij wijze van experiment in de regio Haaglanden een boekje te (laten) maken waarmee ouderen de weg op het terrein van wonen en zorg beter kunnen vinden. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de zelfredzaamheid van de oudere burger en wordt het voor de oudere burger tevens makkelijker langer zelfstandig te blijven wonen.

Als bijdrage in de kosten van het project «Kan wél» is aan LSA een bedrag van € 50 000 toegekend. Doel van dit project is het stimuleren van bewonersparticipatie in 10 wijken met de nadruk op actief burgerschap en eigen initiatief.

Artikel 6. Versterken ruimtelijke kwaliteit stedelijke gebieden

6.14.02 Investeringsbijdrage Nieuwe Sleutelprojecten

In 2005 is € 17 mln uit het FES ter beschikking gesteld voor het Nieuwe Sleutelproject aan de gemeente Den Haag. € 9 mln is in 2005 aan Den Haag betaald. Omdat Den Haag in 2005 niet alle stukken heeft kunnen overleggen die essentieel zijn voor uitbetaling, zal in 2006 naar verwachting het resterende bedrag van € 8 mln worden uitbetaald.

In 2005 is er voor het NSP project Arnhem de uitvoeringsovereenkomst van € 24,9 mln ondertekend. Deze verplichtingen worden nu in de administratie vastgelegd.

6.14.03 Investeringsbijdrage Vijfde Nota uit FES fonds

Op dit instrument hebben de volgende belangrijke mutaties plaatsgevonden:

 VerplichtingenUitgaven
Spoorzone Delft 25 000
Venlo – 2 500
Spoorzone Tilburg13 8005 242
Groningen Europark7 000 
Nieuw Zaailand10 300 
Spoorzone Haarlem7 900 
Spoorzone Dordrecht7 200 
Groene Hart Ankeveense Plassen2 400 
NH Midden Vogelmeerpolder1 235 

De in de tabel opgenomen middelen zijn afkomstig uit het FES. Voor een deel betreft het projecten waarvoor in 2005 de verplichting is aangegaan en eventueel ook al betalingen in dat jaar hebben plaatsgevonden. Voor een ander deel betreft het uitfinanciering van reeds eerder aangegane verplichtingen.

In totaliteit is er aan het project Venlo in 2005 € 4,0 mln uitgegeven: € 1,5 mln ten laste van de FES gelden en 2,5 mln ten laste van de eigen VROM begroting. Dit laatste bedrag stond daarom onterecht op dit instrument en is overgeboekt naar het instrument Investeringsbijdrage uitvoering verstedelijking.

6.14.07 Investeringsbijdrage uitvoering verstedelijking

Van de V&W-bijdrage aan het project Venlo is € 2,5 mln door VROM voorgeschoten. In 2006 zal de verrekening met V&W plaatsvinden. VROM heeft hiervoor dekking gevonden op diverse DGR-instrumenten waar sprake was van een geringe onderuitputting.

Daarnaast is er € 4,29 mln aan verplichtingen afgeboekt voor het project Hart voor Dieren. Doordat de verplichting voor Hart voor Dieren op de VROM begroting is vastgelegd en later ook nog eens verplichtingenruimte vanuit V&W voor dit project is overgeboekt naar de VROM begroting is een correctie noodzakelijk.

6.99.86 Apparaatskosten DG Ruimte (– 3,526 mln)

Er heeft een budgettair neutrale herschikking plaatsgevonden van de apparaatskosten tussen een aantal beleidsartikelen (1, 6, 8, 9 en 15) op basis van de uitgevoerde activiteiten volgens het jaarplan.

Ontvangsten

6.14.02 Investeringsbijdrage nieuwe Sleutelprojecten (FES)

Het betreft hier voornamelijk het NSP Den Haag gedeelte (€ 8 mln) dat wordt doorgeschoven naar 2006.

6.14.03 Investeringsbijdrage Vijfde Nota (FES) (27,3 mln)

Zie ook de toelichting bij de uitgaven op 6.14.03. Vanuit het FES zijn vergoedingen ontvangen voor bijdragen aan de desbetreffende FES projecten.

Artikel 7. Verbeteren integrale milieukwaliteit op lokaal niveau

7.17.02 Subsidies gebiedsgerichte milieukwaliteit (+ 2,949 mln uitgaven):

De overuitputting wordt veroorzaakt door nabetalingen als gevolg van afrekeningen van de oude regeling voor gebiedenbeleid.

7.18.04 Subsidies uitvoering bodemsanering (– 34,021 mln verplichtingen)

Op het verplichtingenbudget is een onderuitputting ontstaan van circa € 34 mln omdat er ten gevolge van ontvangsten een gelijk kas- en verplichtingenbudget is bijgeboekt, maar voor de afrekeningen die hiermee zijn verricht, bleek uiteindelijk geen extra verplichtingenbudget benodigd.

7.18.05 Bodemsanering VINEX (+ 4,664 mln verplichtingen, + 4,195 mln uitgaven)

Bodemsanering ten behoeve van VINEX zou oorspronkelijk in 2004 aflopen, maar is een jaar verlengd omdat nog niet alle lopende projecten waren afgerond. Het restantbudget t.b.v. VINEX-bodemsanering is daartoe van 2004 naar 2005 verschoven.

7.18.6 Overige instrumenten uitvoering bodemsanering (– 104,907 mln verplichtingen + 2,147 mln uitgaven)

Op het verplichtingenbudget wordt circa € 105 mln afgeboekt in verband met niet gebruikte garantieverplichtingen. Op het kasbudget vindt een overuitputting plaats ten gevolge van uitvoeringskosten van het bodemsaneringsbeleid. Dit hangt samen met de onderuitputting bij Subsidies Geluidreductie. Tussen deze instrumenten had lopende het jaar een compensatie moeten plaatsvinden.

7.19.11 Subsidies geluidsreductie (– 2,355 mln verplichtingen, – 3,344 mln uitgaven)

Zie 7.18.06 Uitvoering bodemsanering.

7.20.11 Instrumenten waarborgen externe veiligheid (– 2,273 mln verplichtingen en – 5,248 mln uitgaven)

Op dit instrument vindt een onderuitputting plaats van circa € 5 mln doordat veel LPG-stations die moeten sluiten, de datum daarvan opschuiven nu de LPG-consumptie boven verwachting is. De schadeloosstellingen zullen nu in latere jaren worden uitgekeerd.

Ontvangsten

7.18.03 Ontvangsten kostenverhaal bodemsanering (+ 3,787 mln)

In 2005 zijn in het kader van kostenverhaal bodemsanering ontvangsten gerealiseerd voor een bedrag van € 3,787 mln. In 2006 wordt dit bedrag bij 1e suppletore begroting ter beschikking gesteld ten behoeve van bodemsanering.

7.18.04 Restituties subsidies uitvoering bodemsanering (+ 2,348 mln)

De terugontvangsten ten gevolge van afrekeningen van de oude systematiek van project-en budgetfinanciering zijn ruim € 2 mln. De laatste afrekeningen vinden vermoedelijk begin 2006 plaats.

7.18.05 Ontvangsten bodemsanering VINEX (+ 4,195 mln)

Bodemsanering ten behoeve van VINEX zou oorspronkelijk in 2004 aflopen, maar is een jaar verlengd omdat nog niet alle lopende projecten waren afgerond. Het restantbudget t.b.v. VINEX-bodemsanering is daartoe van 2004 naar 2005 verschoven.

Artikel 10. Verbeteren nationale milieukwaliteit

10.28.01 Instrumenten vitaal platteland (– 9,873 mln verplichtingen)

Op dit instrument is voor bijna € 10 aan verplichtingenruimte niet benut teneinde het meerjarige verplichtingen- en kasbudget meer met elkaar in overeenstemming te brengen.

Artikel 11. Tegengaan klimaatverandering en emissies

11.30.01 Clean Development Mechanism (+ 77,566 mln verplichtingen en – 8,506 uitgaven)

De verplichtingoverschrijding van € 77,5 mln is te verklaren uit stijgende CER-marktprijzen en een aanvullend contract met de IBRD.

Zoals in de Evaluatie Klimaatbeleid is aangegeven, is door de inwerkingtreding van het Kyoto Protocol de vraag naar o.a. CDM-emissiereducties sterk toegenomen. Dit heeft mede als gevolg een stijging van de gemiddelde CER-marktprijzen. Als gevolg hiervan zijn de in voorgaande jaren afgesloten uitvoeringscontracten met de Multilaterale Financiële Instellingen: IFC, IBRD en CAF aangepast;

Doordat de opbrengsten uit het uitvoeringscontract met de Rabobank lager zullen zijn, is, teneinde de CDM doelstelling te realiseren, eind december een aanvullend contract met de IBRD voor de levering van een extra 7 Mton aan emissiereducties afgesloten.

De verplichtingenoverschrijding wordt binnen het meerjarige CDM-budget gecompenseerd.

De kas-onderuitputting van € 8,506 mln is te verklaren doordat de registratie door de CDM Executive Board van de CDM-projecten weliswaar in 2005 op gang is gekomen, maar nog achterbleef bij de oorspronkelijke verwachtingen. Het voor 2005 beschikbare kasbudget is dienovereenkomstig niet uitgeput, en wordt naar latere jaren doorgeschoven waardoor het totaal in stand blijft.

11.30.04 Subsidies vermindering uitstoot broeikasgassen (+ 3,775 mln uitgaven)

Deze overuitputting hangt samen met de onderuitputting bij «Overige instrumenten DGM». De betreffende directie is overgeschakeld naar een meer programmatische en projectmatige aanpak, waardoor een andere belasting van de instrumenten heeft plaatsgevonden.

11.32.08 Subsidies milieuverantwoorde technologie (– 3,324 mln uitgaven)

De uitgaven bij het Programma Milieutechnologie zijn m.n. afhankelijk van het declaratiegedrag van subsidieontvangers. De subsidies zijn in een trager tempo dan verwacht opgevraagd. Het betreft hier FES-gelden, die in latere jaren alsnog voor dit programma ingezet kunnen worden.

11.32.17 Subsidies maatschappelijke milieuactiviteiten (+ 6,712 mln verplichtingen)

De toezeggingen aan maatschappelijke organisaties binnen het SMOM, en de toezegging aan Infomil, worden binnen VROM gecentraliseerd. Daartoe worden waar nodig budgetten overgeheveld van diverse budgethouders naar dit instrument. De bijbehorende kasmutaties vinden bij 1e suppletore begroting 2006 plaats.

11.79.55 Overige instrumenten DGM (– 16,316 mln uitgaven)

Op dit instrument stond een bedrag van € 8 mln. gereserveerd voor compensatie van de fiscale maatregel die versnelde invoering van Euro 4/5 mogelijk maakt. Dat geld is teruggeboekt naar het Ministerie van Financiën omdat de uitvoering via de Belastingdienst zal verlopen. Voorts is het geraamde benodigde budget voor diverse regelingen (o.a. ROB en GAVE) achteraf te hoog gebleken.

11.30.04 Subsidies vermindering uitstoot broeikasgassen (+ 3,775 uitgaven)

De overuitputting wordt veroorzaakt doordat op de subsidieregeling BANS (Bestuursakkoord Nieuwe Stijl) meer betaald is dan geraamd. Dit kon worden gecompenseerd door achterblijvende betalingen op andere instrumenten binnen het artikel.

Ontvangsten

11.32.08 Subsidies milieu verantwoordelijke technologie FES (– 3,324 mln)

Zie ook de toelichting bij uitgaven instrument 11.32.08.

Toelichtingen incidentele subsidies (vermelding in Slotwet 2005 voor wettelijke grondslag subsidie)

Aan de Universiteit van Tilburg is een subsidie toegekend van € 11 877 voor advieswerkzaamheden.

Deze subsidie is bedoeld voor ondersteuning van VROM en BZ bij beleid polaire zaken, inclusief het milieubeleid via de Wet Bescherming Antarctica.

Aan Milieukontakt Oost-Europa is een subsidie toegekend van € 43 993. Deze subsidie is bedoeld voor het versterken van de communicatie tussen Bulgaren en Roemenen omtrent luchtkwaliteit, met name in het grensgebied tussen beide landen.

Aan UN/ECE is een subsidie toegekend van € 20 000. Deze subsidie is bedoeld voor ondersteuning vanuit het secretariaat VNECE («Environment and Human Settlement Division») in de vorm van een deskundige op niveau P-3 mogelijk te maken.

Aan het Oostenrijks Milieuministerie is een subsidie toegekend van € 16 600. Deze subsidie is bedoeld voor de ondersteuning van het Europese Duurzaamheidsstrategie Netwerk.

Aan Rainforest Alliance is een subsidie toegekend van € 60 346. Deze subsidie is bedoeld voor het verduurzamen van de toeristenindustrie in de OSA-regio in Costa Rica.

Aan Bun-ca is een subsidie toegekend van € 73 675. Deze subsidie is bedoeld voor het realiseren van energiebesparingen in de hotelsector in Costa Rica en de aldaar opgedane ervaringen te delen met Nederland, Bhutan en Benin.

Aan het Stakeholder Forum is een subsidie toegekend van £ 45 800. Deze subsidie is bedoeld voor het houden van workshops die zijn gekoppeld aan de officiële regionale voorbereidingsbijeenkomsten voor CSD 14 en een afsluitende workshop in New York.

Aan Ecofys is een subsidie toegekend van € 191 007. Deze subsidie is bedoeld voor het realiseren van een projectplan voor het daadwerkelijk bouwen van de GAINS modellen voor Afrika en Latijns Amerika.

Aan het Oostenrijkse Milieu Ministerie is een subsidie toegekend van € 16 600. Deze subsidie is bedoeld om het netwerk van de Europese duurzaamheidsstrategie een betere basis te geven.

Aan de UNECE is een subsidie toegekend van € 20 000. Deze subsidie is bedoeld voor het programma «Education for Sustainable Development».

Aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn de volgende subsidies toegekend:

Een bedrag van € 407 000. Deze subsidie is bedoeld als een bijdrage op grond van de tussen de ministeries van BuZa, LNV, VWS, V&W en VROM gesloten overeenkomst waarvoor jaarlijks op basis avn de meerjarenbegroting (2003–2006) subsidie verleend wordt voor de uitvoering van het Nederlandse Polair Programma.

Een bedrag van € 617 141,09. Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan het UNEP Environment Fund.

Artikel 12. Beheersen milieurisico’s van stoffen, afval en straling

12.37.03 subsidies afvalstoffenbeleid (-1,6 mln uitgaven)

Het betalingsverloop is door VROM maar ten dele beïnvloedbaar. Subsidie-ontvangers hebben hun bijdragen later opgevraagd dan verwacht.

12.38.06 Overige instrumenten stralingsbeleid (– 2,470 mln uitgaven en + 5 mln verplichtingen)

Door de verlate realisatie van de uitbesteding van uitvoeringswerkzaamheden rondom KEW (kernenergiewet) zijn niet alle kasmiddelen die in 2005 daarvoor voorzien werden in 2005 nodig geweest. De toezegging in de verplichtingensfeer (5 mln) is wel reeds vastgelegd.

Artikel 13. Handhaving

13.79.52 Overige instrumenten IG (– 1,143 mln uitgaven)

De lagere uitgaven op het programmabudget onderdeel «Overig Instrumenten IG» worden veroorzaakt door het vertraagd van start gaan van enkele handhavingsprojecten. De prioritaire projecten in het kader van de Nalevingsstrategie zijn voor het merendeel conform de planning uitgevoerd.

13.99.96 Apparaat inspecties (– 2,203 mln uitgaven)

Op dit artikel is ten onrechte een reservering ad € 0,8 mln opgenomen voor de FPU+ regeling. Deze reservering dient op artikel 15 van de VROM-begroting te worden verantwoord. Voorts is het bezettingplafond, hogere uitstroom medewerkers in kader FPU+ regeling alsmede de moeizame vervulling van vacatures over het jaar 2005 lager uitgekomen dan aanvankelijk werd aangenomen, waardoor de loonsom lager is uitgevallen.

Ontvangsten

13.79.03 Overige ontvangsten IG (+ 1,804 mln)

Het ontvangstenbudget komt circa € 1,8 mln. hoger uit. De belangrijke oorzaken hiervan zijn terugbetalingen in kader sloop van het M.S. Sandrien alsmede hogere ontvangsten van opgelegde dwangsommen.

Artikel 15. Algemeen

15.81.71 Apparaat CS (– 2,589 mln verplichtingen en uitgaven)

De onderuitputting van € 1,125 mln op de loonkosten wordt veroorzaakt door het hoge percentage vacatures, te weten 5,8%, en de ontvangsten vanuit de reguliere regelingen USZO/WAO.

Een aantal voor 2005 geplande projecten is niet doorgegaan of zodanig vertraagd waardoor zowel verplichtingen niet zijn aangegaan als uitgaven niet zijn gedaan.

15.81.81 Apparaat DGW (+ 2,062 mln uitgaven)

De overschrijding is het gevolg van het volledig via artikel 15 doorbelasten (en overboeken) van de product gebonden kosten van de GD/FID. Hiermee was in de raming geen rekening gehouden.

15.82.07 Overige gemeenschappelijke voorzieningen (+ 8,621 mln uitgaven, + 17,905 mln verplichtingen)

De Gemeenschappelijke Dienst (GD) werkt vraaggestuurd voor de andere dienstonderdelen van VROM. Dit betekent dat een aantal uitgaven van de andere dienstonderdelen op dit artikel gemeenschappelijk wordt gedaan. Vanuit de diverse dienstonderdelen is er daarom intern budget overgeboekt waardoor de uitgaven en de verplichtingen op dit instrument hoger uitvallen dan geraamd.

Op de apparaatskosten van de GD zijn de uitgaven voor ambtelijk personeel hoger gerealiseerd door extra tijdelijk personeel dat aangenomen werd om te voldoen aan de leveringsplicht van de GD. Hier tegenover staan circa € 3,1 mln aan extra ontvangsten van detachanten die in 2005 ingezet zijn buiten VROM. Daarnaast heeft de GD diverse bijdragen vanuit andere artikelen ontvangen, onder andere t.b.v. een doorbelasting van het HIP-complex, automatisering project DAVINCI en project ICA/WEB.

Ontvangsten

15.44.09 GEO informatie FES (– 2,138 mln)

Er heeft een kleine bijstelling plaatsgevonden van het kasritme. Op het totaal aan uitgaven voor het programma GEO dat loopt t/m het jaar 2010, is echter niks veranderd.

15.99.71 Ontvangsten apparaat CS (+ 10,6 mln)

De extra ontvangsten betreffen met name de ontvangsten voor door VROM ingehuurd personeel (€ 3,4 mln) voor de ICT beheersorganisatie die in rekening zijn gebracht aan externe partijen conform contracten, het in beheer geven van extra ICT-middelen bij beheersorganisatie (Pinkroccade) waarvoor vergoeding is gekregen (€ 1,8 mln), detacheringsontvangsten personeel voor medewerkers die buiten VROM werkzaam zijn (€ 2,4 mln), extra afname van producten door de RGD t.o.v. het protocol (€ 1,4 mln) en diverse kleinere incidentele ontvangsten.

15.99.91 Ontvangsten apparaat DGM (– 3,1 mln)

Deze ontvangsten fluctueren jaarlijks. In 2005 is minder gerealiseerd dan verwacht.

Wetsartikel 2

Toelichting bij de begroting van de baten-lastendienst «Rijksgebouwendienst»

Baten-lastenoverzicht 2005 Opbouw vanaf de stand ontwerpbegroting naar de stand van de slotwet/rekening

Bedragen in € 1000

 (1)(2)(3)(4) = (1) + (2) + (3)(5)(6) = (5) – (4)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingMutaties (+ of –) op grond van eerste suppletore begrotingMutaties (+ of –) op grond van tweede suppletore begrotingTotaal geraamdRealisatieSlotwet (+ of –) (+ = tekortschietend t.o.v. geraamd bedrag)
 € 1 000€ 1 000€ 1 000€ 1 000€ 1 000€ 1 000
Baten      
Leveren producten/diensten:      
Opbrengsten departementen1 210 278– 24 86517 0001 202 4131 247 35544 942
Opbrengsten moeder77 85818 336– 20 33975 85575 095– 760
Opbrengsten derden13 275– 3 0012 00012 2749 491– 2 783
Bedrijfsvoering:      
Rentebaten2 4111 589– 1 0003 0005 5482 548
Overige baten05 00010 00015 00016 5511 551
       
Totaal baten1 303 822– 2 9417 6611 308 5421 354 04045 498
       
Lasten      
Product huisvesting:      
P&M beheren van gebouwen62 294– 867– 4 45656 97155 741– 1 230
Huren vanuit de markt289 538– 8 83715 764296 465305 7049 239
Rentelasten303 045– 14 905– 1 479286 661282 083– 4 578
Afschrijvingen266 7155 4625 186277 363284 4387 075
Dagelijks beheer93 476– 7 103– 11 36575 00874 893– 115
Mutaties voorzieningen109 1961 950– 38 00073 146114 05840 912
Belastingen en heffingen25 491– 1 894023 59723 794197
Invest. Buiten gebruiksvergoedingen104 70819 556– 23 339100 925116 07515 150
Overige producten:      
Services27 401– 3 814023 58741 74018 153
Adviezen15 764– 5 302010 4624 335– 6 127
Beleid9 24507269 97110 545574
       
Overige lasten05 00005 00023 54018 540
       
Totale lasten1 306 873– 10 754– 56 9631 239 1561 336 94697 790
Saldo– 3 0517 81364 62469 38617 094– 52 292

Toelichting:

A. Toelichting bij het exploitatieoverzicht

Het gerealiseerde resultaat over 2005 is ca. € 52,3 mln lager dan verwacht in de 2e suppletore begroting. Dit lager resultaat blijkt uit het verschil tussen een hogere gerealiseerde batenniveau ( € 45,5 mln) en een hogere lastenniveau ( € 97,8 mln).

I.1. Baten: specifiek

I.1.1. Leveren producten/diensten

• Opbrengsten departementen

De opbrengsten van de departementen worden onderverdeeld in de onderdelen huisvesting (met als subonderdelen gebruiksvergoedingen, kleine huisvestingsprojecten, egalisatie), services en adviezen. Meest belangrijke component binnen deze onderdelen vormen de gebruiksvergoedingen. De gerealiseerde gebruikvergoedingen bedraagt € 1 043, 6 mln. Deze vergoedingen betreffen de verkregen opbrengsten van ministeries op basis van de in het kader van het huur-verhuurmodel opgestelde inhuurcontracten. Deze gebruikvergoedingen zijn in de departementale begrotingen bij het onderdeel huisvesting terug te vinden.

De gerealiseerde opbrengsten departementen liggen ca. € 44,9 mln hoger dan de bijgestelde raming in de 2e suppletore begroting. Deze hogere opbrengst is met name toe te schrijven aan het hoger dan geraamd aantal opgeleverde projecten, waardoor er meer gebruiksvergoeding in rekening kon worden gebracht.

Daarnaast worden meer panden vanuit de markt verhuurd door de ministeries vanwege kortlopende huisvestingsbehoeften.

• Opbrengsten derden

De opbrengsten derden hebben voor een belangrijk deel betrekking op de zorg voor de huisvesting van organisaties op het niveau van de centrale overheid, die (vrijwel) geheel worden bekostigd uit collectieve middelen. De verkregen opbrengsten vallen € 2,8 mln lager uit dan de raming zoals opgenomen in de 2e suppletore begroting. Het verschil wordt verklaard door de lagere huuropbrengsten Domeinen en de lagere bijzondere opbrengsten (van bijvoorbeeld parkeergarages en grafelijke zalen).

1.1.2. Bedrijfsvoering

• Rentebaten

De rentebaten zijn een gevolg van positieve saldi op de rekening-courant en op de depositorekeningen. De realisatie is € 2,5 mln hoger dan geraamd bij de 2e suppletore begroting.

• Overige baten

In de 1e en 2e suppletore begroting werd de oorspronkelijke begroting bijgesteld tot een niveau van € 15 mln. Het definitief resultaat valt ca. € 1,6 mln hoger uit. Oorzaak hiervan zijn de hogere opbrengsten door verkoop van objecten. Daarnaast is het resultaat door het afsluiten van oude projecten uit voorgaande boekjaren meegenomen.

II. Lasten: Algemeen

De raming van de lasten in de oorspronkelijke begroting bedroeg ca. € 1 306,8 mln. Na bijstellingen bij 1e en 2e suppletore begroting bedroeg de raming € 1 239,1 mln. De realisatie 2005, sluit op € 1 336,9 mln en ligt dus ca. € 97,8 mln hoger dan de bijgestelde raming in de 2e suppletore begroting. De belangrijkste verklaring voor deze toename zijn de extra dotaties aan de voorzieningen.

II.1. Lasten: specifiek

II.1.1. Leveren producten/diensten

• Personele en materiële kosten beheren van gebouwen

De oorspronkelijke begroting van € 62,3 mln werd bij de 1e en 2e suppletore begroting bijgesteld tot € 57,0 mln. Het realisatieniveau (€ 55,7 mln) sluit vrijwel op het geraamd niveau.

• Huren vanuit de markt

In 2005 zijn aanvullende contracten in de markt afgesloten om in tijdelijke huisvestingsbehoeften van departementen te voorzien. De realisatie is hierdoor € 9,2 mln hoger dan geraamd bij de 2e suppletore begroting.

• Afschrijvingen

De totale afschrijvingskosten zijn € 7,0 mln hoger dan opgenomen in de raming bij de 2e suppletore begroting. Dit verschil is met name toe te schrijven aan het eerder opleveren van enkele projecten.

• Mutaties voorzieningen

Onder de mutatie voorzieningen vallen de dotaties aan voorzieningen en de vrijval van voorzieningen. Het realisatieniveau sluit ca. € 41,0 mln hoger dan de opgenomen raming in de 2e suppletore. Belangrijkste oorzaak is dat inspecties van de panden uitgewezen hebben dat de voorziening planmatig onderhoud niet toereikend was om te voldoen aan toekomstige verplichtingen. Een extra dotatie van € 32,8 moest toegevoegd worden aan de reguliere dotatie. Daarnaast is een extra voorziening van € 6,7 mln opgenomen om de kosten van de stelselverbetering in 2006 en latere jaren te dekken.

• Investeringen buiten gebruiksvergoedingen

Onder deze post vallen ondermeer de kleine uitgevoerde projecten voor ministeries en de investeringen ten behoeve van klanten buiten het huur-verhuurstelsel. Een verklaring voor de toename van € 15,2 mln is een groter aantal uitgevoerde huisvestingsprojecten voor ministeries. Aan de andere kant was er sprake van nauwelijks beïnvloedbare vertragingen (uitblijven monumenten- en bouwvergunningen) bij enkele omvangrijke (investerings-)projecten voor de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken.

II.1.2. Overige producten

• Services

Deze post bevat de kosten voor werkzaamheden die door de Rgd op verzoek van de afnemer zijn verricht.

II.1.3. Overige lasten

De gerealiseerde overige lasten liggen € 18,5 mln hoger dan stand van de 2e suppletore. Deze hogere realisatie is te verklaren door de lasten uit voorgaande boekjaren en door projectresultaten.

Kasstroomoverzicht 2005

Opbouw vanaf de ontwerpbegroting naar de stand van de slotwet/rekening

Bedragen in € 1000

 – 1– 2– 4(4) = (1) + (2)(3) + (4)– 5(6) = (5) – (4)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingMutaties (+ of –) 1e suppletore begrotingMutaties (+ of –) 2e suppletore begrotingTotaal geraamdRealisatie 
Rekening-courant RIC 1 januari 2005172 100195 195 367 295367 2950
       
Totaal operationele kasstroom185 82452 49146 310284 625145 435– 139 190
       
Totaal investeringen– 500 000– 17 000– 517 000– 423 89593 105
Totaal boekwaarde desinvesteringen10 000 10 00022 69812 698
       
Totaal investeringskasstroom– 490 000– 17 000– 507 000– 401 197105 803
       
Eenmalige uitkering aan moederdepartement– 6 916– 29 976– 36 892– 36 8920
Eenmalige storting door moederdepartement00
       
Aflossingen op leningen– 211 6786 865– 204 813– 227 40922 596
Beroep op leenfaciliteit500 00017 000517 000423 748– 93 252
       
Totaal financieringskasstroom281 406– 6 111275 295159 447– 115 848
       
Rekening-courant RIC 31 dec 2005 (=1+2+3+4)149 330224 57546 310420 215270 980– 149 235

Toelichting:

De realisatie van de operationele kasstroom is € 139,2 lager dan de raming opgenomen in de 2e suppletore en is het gevolg van een toename in de kortlopende vorderingen.

Deze lagere investeringskasstroom is toe te schrijven aan een kleiner beroep op de leenfaciliteit hetgeen zijn oorzaak vindt in opgetreden vertragingen in de uitvoering van een aantal projecten ( o.a. het project Ju-Bi kavel).

Deze lagere investeringen leiden ook tot een kleiner beroep op de leenfaciliteit (€ 83,9 mln).

De aflossingen op de leningen zijn € 22,6 hoger dan geraamd bij de 2e suppletore begroting. Dat komt onder andere doordat er een aantal objecten is verkocht.

Voor deze projecten wordt de bijbehorende lening afgelost, die voor deze projecten is afgesloten bij het Ministerie van Financiën.

De samenstelling van het «Beroep op leenfacilteit» is als volgt:

(Bedragen in € 1 000)

Beroep leenfaciliteit 1e t/m 3e kwartaal 2005281 300
Beroep leenfaciliteit 4e kwartaal 2004109 214
Beroep leenfaciliteit conform Financiën390 514
Beroep leenfaciliteit 4e kwartaal 2005 minus 4e kwartaal 200433 234
Beroep leenfaciliteit 2005 conform Rgd423 748

Het behoudens instemming van het ministerie van Financiën te verwachten beroep op de leenfaciliteit voor het 4e kwartaal 2005 is dus € 142,448 mln.

Licence