Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

InhoudsopgaveBlz.
   
A.Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel3
   
B.Begrotingstoelichting4
   
1.Leeswijzer4
   
2.Beleidsagenda6
2.1Het werkterrein van het ministerie van Financiën op hoofdlijnen6
2.2Beleidsprioriteiten6
2.2.1Houdbare overheidsfinanciën; trendmatig begrotingsbeleid6
2.2.2Corporate Governance6
2.2.3Terugdringen administratieve lasten8
2.2.4Modernisering Vennootschapsbelasting11
2.3De begroting op hoofdlijnen12
   
3.Beleidsartikelen16
3.1Belastingen16
3.2Financiële markten34
3.3Financieringsactiviteiten publiek-private sector47
3.4Internationale financiële betrekkingen56
3.5Exportkredietverzekering en investeringsgaranties64
3.6Staatsloterij72
3.7Beheer materiële activa73
3.8Financieel-economisch beleid van de overheid81
   
4.Niet-beleidsartikelen88
4.1Algemeen88
4.2Nominaal en onvoorzien88
   
5.Bedrijfsvoeringsparagraaf90
   
6.Verdiepingsbijlage93
   
7.Bijlage moties en toezeggingen105
   
8.Bijlage inzake ZBO's en RWT's125
   
9.Lijst met afkortingen126
   
10.Begrippenlijst129

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het ministerie van Financiën voor het jaar 2005 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2005. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2005.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2005 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

De Minister van Financiën,

G. Zalm

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Algemeen

Welke beleidsdoelstellingen worden nagestreefd op het gebied van de fiscaliteit, de financiële markten, de beheersing van de collectieve uitgaven? Hoe gaat de Staat om met roerende en onroerende zaken? Hoeveel bedragen de uitgaven van de Staat aan internationale financiële instellingen? In de begroting IXB (IXB) wordt antwoord gegeven op deze en vele andere vragen. IXB is opgebouwd uit zeven beleidsartikelen met uiteenlopende beleidsterreinen en twee niet-beleidsartikelen. Deze beleidsartikelen weerspiegelen bijna het gehele werkterrein van het ministerie van Financiën; het beheer van de staatsschuld en het kasbeleid zijn opgenomen in begroting IXA.

De beleidsartikelen zijn:

1. Belastingen

2. Financiële markten

3. Financieringsactiviteiten publiek-private sector

4. Internationale financiële betrekkingen

5. Exportkredietverzekering en investeringsgaranties

7. Beheer materiële activa

8. Financieel-economisch beleid van de overheid

De niet-beleidsartikelen zijn:

9. Algemeen

10. Nominaal en onvoorzien

Artikel 6 Staatsloterij is als zelfstandig beleidsartikel komen te vervallen, omdat de beleidsverantwoordelijkheid ten aanzien van de Staatsloterij per 1 januari 2005 overgaat naar het ministerie van Justitie. Het aandeelhouderschap van de Staatsloterij blijft bij Financiën. De budgettaire aspecten daarvan (afdracht) zijn geïntegreerd in het deelnemingenbeleid op artikel 3.

De begrotingstoelichting is als volgt opgebouwd. In de beleidsagenda (hoofdstuk 2) worden het werkterrein van het ministerie, de beleidsprioriteiten en de begroting op hoofdlijnen beschreven. In de hoofdstukken 3 en 4 wordt op de beleidsartikelen respectievelijk de niet-beleidsartikelen ingegaan. Daarna volgt de paragraaf betreffende de bedrijfsvoering (hoofdstuk 5). Als bijlagen zijn de verdiepingsbijlage, de bijlage moties en toezeggingen en de bijlage ZBO's en RWT's opgenomen, waarna ten slotte een lijst met afkortingen en een begrippenlijst volgen.

Hoewel de inhoud per beleidsartikel verschilt, is de opbouw die wordt gevolgd bij elk artikel gelijk. Elk beleidsartikel beoogt antwoord te geven op de drie W-vragen: «Wat willen we bereiken?», «Wat gaan we daarvoor doen?» en «Wat mag het kosten?».

Binnen een beleidsartikel wordt, indien van toepassing, in de paragraaf «succesfactoren» (voorheen Veronderstelling in effectbereiking, doelmatigheid en raming) beleidsmatige en cijfermatige veronderstellingen gepresenteerd die aan het beleid of het budget ten grondslag liggen. Per operationele doelstelling zijn de activiteiten weergegeven die worden ondernomen om de doelstellingen te bereiken. Per activiteit wordt, onder het kopje «motivering», aangegeven hoe de activiteit bijdraagt aan het bereiken van de doelstelling. Onder «prestatie» is toegelicht naar welke concrete prestaties in 2005 wordt gestreefd.

2. BELEIDSAGENDA

2.1 Het werkterrein van het ministerie van Financiën op hoofdlijnen

Het ministerie van Financiën draagt de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en uitvoering van onder meer:

a. het algemeen financieel-economische en internationale financiële beleid

b. het begrotingsbeleid en doelmatig beheer van 's Rijks financiën

c. het financieringsbeleid

d. het fiscale beleid

e. het heffen, controleren en innen van de belastingen

f. het beheer van materiële eigendommen van het Rijk

Het begrotingsbeleid wordt toegelicht in de Miljoenennota en komt beknopt aan de orde in de IXB-begroting. Voor het algemeen financieel-economische beleid geldt eveneens dat een groot deel in de Miljoenennota is opgenomen. Ook de belastingontvangsten worden toegelicht in de Miljoenennota.

Voor het financieringsbeleid wordt verwezen naar begroting IXA Nationale Schuld. De financiën van decentrale overheden, waarvoor de Minister van Financiën medeverantwoordelijk is, komen aan de orde in de Miljoenennota en in de begrotingen van het Gemeente- en Provinciefonds.

2.2 Beleidsprioriteiten

In deze paragraaf worden beleidsprioriteiten van Financiën voor 2005 beschreven.

2.2.1 Houdbare overheidsfinanciën; trendmatig begrotingsbeleid

Een belangrijk onderdeel van het financieel-economisch beleid is het begrotingsbeleid. Het begrotingsbeleid richt zich op het bereiken van een houdbaar pad van de overheidsfinanciën en het op termijn aflossen van de staatsschuld en op het naleven van de Europese vereisten om aldus uiterlijk in 2005 de situatie van een buitensporig tekort te beëindigen. Om een houdbaar pad van de overheidsfinanciën te bereiken wordt gekoerst op een verbetering van het (structurele) EMU-saldo. Daartoe dienen tenminste de afgesproken uitgavenkaders te worden gehandhaafd. Daarnaast geldt dat aan de inkomstenkant over de kabinetsperiode heen een lastenkader van toepassing is.

Met het geschetste begrotingsbeleid moet het voor Nederland mogelijk zijn om weer binnen de randvoorwaarden te blijven van het Verdrag van Maastricht en Stabiliteits- en Groeipact. Dit betekent dat het feitelijke EMU-tekort niet groter mag zijn dan 3% van het BBP en dat het structurele tekort een verbetering moet laten zien van 0,5%-punt per jaar. De EMU-schuld moet lager zijn dan 60% van het BBP of snel genoeg naar dit niveau dalen.

2.2.2 Corporate Governance

Op het terrein van corporate governance wordt belangrijke voortgang geboekt. De commissie corporate governance (ook wel commissie Tabaksblat) heeft op 9 december 2003 de Nederlandse corporate governance code gepubliceerd. De corporate governance code is per boekjaar 2004 in werking getreden. De voornemens met betrekking tot de implementatie van de code hebben veel aandacht gekregen in de jaarverslagen over 2003 en op de aandeelhoudersvergaderingen 2004 van de beursgenoteerde ondernemingen. Aan het eind van 2004 zal een totaaloverzicht beschikbaar zijn in het eerste monitoring rapport. Vanaf het jaarverslag over boekjaar 2004 (te verschijnen in de loop van 2005) zullen de beursgenoteerde ondernemingen moeten aangeven hoe zij de principes van de code hebben toegepast en moeten zij aangeven welke best practice bepalingen zij eventueel niet toepassen en waarom niet. De Monitoring Commissie Corporate Governance, die in 2004 wordt ingesteld, zal jaarlijks onderzoeken in welke mate de code door de beursgenoteerde ondernemingen wordt toegepast. De monitoring resultaten en de conclusies die hieraan door de Monitoring Commissie worden verbonden, worden publiek gemaakt en naar het kabinet gestuurd. Afhankelijk van de monitoring resultaten wordt bekeken of aanvullende wetgeving noodzakelijk is.

In 2005 wordt verder gewerkt aan de tenuitvoerlegging van de maatregelen die zijn aangekondigd in de kabinetsreactie op de Tabaksblat Code (Kamerstukken II 2003/04, 29 449, nr. 1).

Er wordt een volledige vernieuwing van de institutionele vormgeving van het toezicht op accountants neergezet. Hoofddoelstelling van de invoering van toezicht op accountants is om het vertrouwen in de accountant in de perceptie van het maatschappelijk verkeer te herwinnen. Het wetsvoorstel Wet toezicht op accountantsorganisaties geeft een inhoudelijk normenkader voor accountants en accountantsorganisaties en legt de institutionele vormgeving van het toezicht door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de betrokkenheid van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties NIVRA en NOvAA neer. Daarmee komt onafhankelijk publiek toezicht tot stand op die accountantskantoren die wettelijke controles voor hun rekening nemen. In 2004 en 2005 wordt tevens bijbehorende lagere regelgeving opgesteld. Binnen vijf jaar na inwerkingtreding zullen de wet en zijn effecten worden geëvalueerd.

Het wetsvoorstel Wet toezicht op financiële verslaggeving zorgt ervoor dat overeenkomstig de Europeesrechtelijke verplichting voor beursgenoteerde ondernemingen om vanaf 2005 de jaarverslaggeving volgens de IAS/IFRS-normen op te stellen, toezicht wordt uitgeoefend op de externe financiële verslaggeving door de AFM. In 2008 zullen wetgeving en toezicht op dit vlak geëvalueerd worden.

De Europese richtlijn inzake overnamebiedingen (13de richtlijn) zal in de periode 2004–2005 worden geïmplementeerd. Het doel van de richtlijn is enerzijds de harmonisering van biedingsregels rond overnames en anderzijds bescherming van de minderheidsaandeelhouders in overnamesituaties, ondermeer door de invoering van het zogenaamde verplicht bod.

Tevens heeft de governance met betrekking tot de overheid de aandacht. In dit kader zal ook de governance bij de financiële toezichthouders worden bevorderd. Belangrijke thema's hierbij zijn: de positionering van de Raad van Toezicht bij de toezichthouders, de externe verantwoording door de toezichthouders, de rechtmatigheid van de inning en besteding van de middelen, de transparantie van de toezichthouders en de betrokkenheid van financiële ondernemingen bij het publiek toezicht. In de tweede helft van 2004 wordt een beleidsvisie op de governance opgesteld en een zogeheten toezichtarrangement voor het financiële toezicht. In 2005 wordt dit uitgewerkt.

2.2.3 Terugdringen administratieve lasten

«Meedoen, meer werk en minder regels», het motto van dit kabinet, vereist een extra inzet op terreinen als ontbureaucratisering, deregulering en het terugdringen van de administratieve lasten. Door het verminderen van de administratieve lasten voor bedrijven wordt een zichtbare bijdrage geleverd aan een aantal belangrijke doelstellingen van het kabinet, als een sterkere economie, grotere concurrentiekracht van het bedrijfsleven, meer ruimte voor initiatief en eigen verantwoordelijkheid én een slagvaardiger overheid.

De Minister van Financiën coördineert, samen met de Staatssecretaris van Economische Zaken, een kabinetsbrede aanpak die per 2007 moet uitmonden in een vermindering van de administratieve lasten voor bedrijven met een kwart ten opzichte van 31 december 2002. Het volume van de lasten per 31 december 2002 is geïnventariseerd en bedraagt € 16,4 mld., ofwel 3,6% van het BBP. De eerste € 3 mld. aan reductiemaatregelen zijn inmiddels geïnventariseerd en als beleidsvoornemen aan de Tweede Kamer gepresenteerd. De monitoring van de uitvoering van deze plannen en de voortgang bij het realiseren van de kabinetsdoelstelling vindt plaats parallel aan de begrotingscyclus. Via een viertal sporen worden in de tweede fase aanvullende maatregelen geïdentificeerd, namelijk via aanvullende maatregelen per departement, interdepartementale samenwerking, ICT en Europa. In het voorjaar 2005 rapporteert het kabinet over deze tweede fase. Dan worden ook departementale lastenplafonds vastgesteld.

Het Ministerie van Financiën levert een aanzienlijke bijdrage aan de reductie van de lasten voor bedrijven op terreinen als fiscaliteit en ordening van financiële markten.

In de brief van 8 april 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 515, nr. 5) is voor de eerste maal gerapporteerd over de invulling van de reductiedoelstelling. Daarbij is verslag gedaan van het totstandkomen van de nulmetingen naar de stand per 31 december 2002 en is het plan van aanpak uiteengezet om te komen tot de beoogde reductie op het fiscale terrein en op het terrein van het toezicht op de financiële markten. Dit plan van aanpak is op 14 juni 2004 met de Tweede Kamer besproken en in uitvoering genomen. Voor de concrete wetgevende projecten die daaruit voor 2005–2007 voortvloeien, kan worden verwezen naar de paragrafen 3.1.2 en 3.2.2. Daarnaast is een tweede stap in voorbereiding om extra reductie te behalen onder meer op Europees niveau, door ICT en interdepartementale samenwerking.

In de loop van 2004 overlopend naar 2005 zal in het kader van de eerdergenoemde tweede stap op basis van een afzonderlijk plan van aanpak worden bezien in hoeverre op het terrein van het loonbegrip dat geldt voor de belastingheffing en de sociale verzekeringen, verdere vereenvoudiging kan worden bereikt. Daarbij zullen ook deelonderwerpen zoals kleine dienstbetrekkingen en de regeling voor artiesten aan de orde komen. In het kader van de tweede stap is op het fiscale terrein – in lijn met de voornemens op het terrein van Justititie – in onderzoek de invoering van XBRL (eXtensible Business Reporting Language). Deze open standaard rapportagetaal zal ook op de «fiscale software» en naastliggende terreinen een gunstig effect kunnen hebben met een substantiële omvang. Een verhoging van de administratieve lasten zal naar verwachting het gevolg zijn van het pakket maatregelen dat is gepresenteerd om het handhavings- en nalevingsregime op fiscaal terrein aan te scherpen. Een schatting van de toename van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven uit hoofde van deze maatgelen is in dit stadium nog niet mogelijk. De effecten van de hiervoor genoemde onderwerpen zullen worden meegenomen in de volgende voortgangsrapportage.

In het overleg met de Tweede Kamer op 14 juni 2004 zijn vraagtekens gezet bij de huidige afweging tussen het belang van administratie moeten voeren in het kader van de grondwaterbelasting in relatie tot de opbrengst van deze belasting. Deze afweging zal opnieuw worden gemaakt in het kader van de algemene herziening van de Wet belastingen op milieugrondslag. Deze herziening (met beoogde ingangsdatum 1 januari 2006) is een van de voorstellen uit het plan van aanpak van 8 april 2004. De nieuwe weging zal worden neergelegd in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel dat naar verwachting begin 2005 zal kunnen worden ingediend.

De Commissie Van Lunteren zal ook bij de hiervoor genoemde ingrijpende afwegingen op het fiscale terrein worden betrokken. In dezelfde periode zal de regelgeving die voortkomt uit internationale regelgeving extra aandacht krijgen, mede in het licht van de inspanningen tijdens het Nederlandse voorzitterschap om de reductie van administratieve lasten op de Europese agenda te krijgen en te houden.

De Gemengde Commissie Administratieve Lasten Financiële Markten zal in stand blijven om te adviseren over extra reductievoorstellen en om de voortgang van implementatie van reductievoorstellen te monitoren. In deze Gemengde Commissie is afgesproken dat in het najaar van 2004 extra reductievoorstellen zullen worden ontwikkeld, onder meer om verwachte nieuwe administratieve lasten ná 31 december 2002 te compenseren. Ook wat betreft het toezicht op de financiële markten zal in internationaal verband de nadruk liggen op het voorkomen c.q. beperken van nieuwe administratieve lasten. In overleg met marktpartijen en toezichthouders zullen concrete reductievoorstellen voor bestaande internationale regelgeving worden ontwikkeld.

De verschillende acties die nodig zijn om de beoogde reductie van administratieve lasten te realiseren en te monitoren zijn organisatorisch verankerd in het departement. De suggesties die het elektronische Meldpunt (www.administratievelasten.nl) heeft opgeleverd zijn betrokken bij de afwegingen die zijn gemaakt bij de totstandkoming van het pakket maatregelen uit de brief van 8 april 2004. Verder worden deze suggesties naast de uitkomsten van (reguliere) consultaties van belanghebbenden ook meegenomen bij wijziging van wet- en regelgeving alsmede bij nieuwe wet- en regelgeving op het terrein van het toezicht op de financiële markten.

Met betrekking tot de mutaties ten opzichte van het plan van aanpak van 8 april 2004 kan het volgende worden opgemerkt. In de eerste plaats heeft een aantal voorstellen van het Fiscaal pakket voor 2005 effecten voor de administratieve lasten. Voorts zijn de eerste resultaten beschikbaar van nacalculatie op grond van de nieuwe nulmeting voor maatregelen die al zijn geraamd en gerealiseerd vóór het ter beschikking komen van de nieuwe nulmetingen. Dit resulteert in een afname van de administratieve lasten van € 31,03 mln.

Nacalculatie AL maatregelen op fiscaal terrein (x € mln.)
Inkomstenbelasting en vennootschapsbelastingScholingsaftrek; beperken aftrekbaarheid kosten punitieve sancties; vervallen tijdelijke verhoging van de algemene heffingskorting2,71
Loonbelasting en afdrachtverminderingAfdrachtvermindering lage lonen en langdurig werklozen; afdrachtvermindering scholing non profit; beperken onbelaste vergoeding kosten punitieve sancties, Walvis/SUB, Wet Kinderopvang28,32
Totaal 31,03

Met betrekking tot enkele onderwerpen zoals de implementatie van de BTW-facturering en de verplichte elektronische aangiften zijn de nacalculaties nog in bewerking. De resultaten van deze nacalculaties zullen bij de volgende voortgangsrapportages worden opgenomen.

Met betrekking tot de mutaties voor 2005 is sprake van een toename van de administratieve lasten met € 4,5 mln. als gevolg van de voornemens met betrekking tot VUT, prepensioen en levensloop. Ook het met ingang van 2005 voorkomen van het genieten van een dubbele spaarloonvrijstelling leidt tot een toename (ca. € 6 mln.). Van de voorgenomen vereenvoudiging van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 wordt in overleg met het bedrijfsleven afgezien in verband met het risico dat het gebruik maken van de bestaande afwijkingsmogelijkheid op grond van de Zesde richtlijn (waarop dit Besluit is gebaseerd) verloren gaat.

In de brief van 8 april 2004 werd in totaal een netto reductie van € 521 mln. aan gerealiseerde, voorgenomen en in ontwikkeling zijnde maatregelen becijferd. De netto reductie met inbegrip van genoemde mutaties komt nu uit op € 534 mln. (12,4% van de nulmeting ad € 4,325 mld.). De volgende tabel geeft een overzicht van de netto reductie voor 2005. Deze laat een netto reductie zien van € 172,5 mln. (4% van de nulmeting ad € 4,325 mld.)

Overzicht voorgenomen reductie AL in 2005 voor het bedrijfslevenReductie (x € 1 mln.)
Inkomstenbelasting en vennootschapsbelastingBelastingplan 2005 (vervallen willekeurige afschrijving Arbo-investeringen)0,5
Inkomstenbelasting en vennootschapsbelastingAanvullend protocol verdrag Duitsland0,1
Loonbelasting en afdrachtverminderingBelastingplan 2005 (afschaffen dubbel spaarloon, vervallen pc privé-regeling en vervallen afdrachtvermindering Arbo non-profit)– 5,7
Loonbelasting en afdrachtverminderingOverige fiscale maatregelen 2005 (wijziging werknemersbegrip voor in het buitenland wonende werknemers)1,0
Loonbelasting en afdrachtverminderingWetsvoorstel VUT/prepensioen/levensloop– 4,5
Loonbelasting en afdrachtverminderingWetsvoorstellen Walvis/Aansluitingswet Walvis120,0
Douane en accijnzenVereenvoudiging douaneprocedures door het gebruik van elektronische gegevensuitwisseling en door het vervallen van verklaringen en wijziging van de Wet op de accijns en van enkele andere wetten25,0
GedragstoezichtBeperken insiderbegrip in complianceregeling Wte, aanpassen verplichte verklaring accountant over inhoud prospectus Wtb, invoeren Wmz 2004, aanpassen Financiële Bijsluiter, Informatie Besluit Kredietaanbiedingen elektronisch beschikbaar stellen Wck, accountantstoets op rapportageverplichtingen artikel 25 schrappen Wck, versoepelen bewaarplicht wet AA68,3
GedragstoezichtWet financiële dienstverlening en Wet toezicht op accountants– 73,2
Prudentieel toezichtTerughoudend zijn met nieuwe Wtk-rapportages en wijzigingen bestaande Wtk-rapportages, vermindering van het aantal Wtk-rapportages, ontwikkelen van een nieuwe, op internet gebaseerde, rapportage-tool Wtk, verbetering software, elektronische handtekening Wtv/Wtn, laten vallen van de verplichting om de tariefgrondslag van een nieuw levenproduct door te geven Wtv/Wtn21,9
IntegriteitstoezichtAlleen apert ongebruikelijke/verdachte transacties melden Wet MOT, rationalisatie geldtransactiekantoren Wgt19,1
Totaal 172,5

2.2.4 Modernisering Vennootschapsbelasting

Begin 2004 is gestart met de voorbereiding op de modernisering van de Vennootschapsbelasting (Vpb). Aanleiding hiervoor is dat Nederland één van de meest aantrekkelijke landen wil blijven wat betreft het fiscale vestigingsklimaat. De afgelopen jaren is Nederland achterop geraakt bij andere EU landen. Stilstand betekent in dit geval achteruitgang. De aantrekkelijkheid van het genoemde vestigingsklimaat wordt onder meer beïnvloed door de vennootschapsbelasting. Onderzocht wordt in hoeverre een verdere verlaging van het statutaire tarief en aanpassingen van de Vpb-grondslag mogelijk zijn. De onderwerpen met consequenties voor de grondslag, die daarbij worden bekeken zijn: de deelnemingsvrijstelling, de fiscale eenheid en de behandeling van inkomsten uit buitenlandse vaste inrichtingen. Verder onderwerp van studie is de mogelijkheid om een afwijkend belastingtarief toe te passen op inkomsten uit onderzoek en ontwikkeling en op rente ontvangen van en betaald aan groepsmaatschappijen. Het wetsvoorstel wordt uiterlijk eind 2005 verzonden aan de ministerraad.

2.3 De begroting op hoofdlijnen

In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen inzicht gegeven in de samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven en de niet-belastingontvangsten op IXB. Voorts wordt stilgestaan bij de belangrijkste wijzigingen (kasuitgaven en ontvangsten) die verwerkt zijn in de begroting 2005 ten opzichte van de begroting 2004.

Ontwikkeling uitgaven

Grafiek 2.3.1 Ontwikkeling uitgaven 2000–2009

kst-29800-IXB-2-1.gif

Toelichting

De apparaatsuitgaven in 2005 zijn geraamd op € 2,7 mld. Deze uitgaven hangen voor ongeveer 90% samen met de uitvoering van de fiscale politiek van de regering (beleidsartikel 1). De beleidsuitgaven (programma) bedragen in 2005 in totaal naar verwachting € 499 mln. Een groot deel van deze uitgaven heeft betrekking op uitgaven in het kader van het bevorderen van een duurzame internationale financieel-economische ontwikkeling en monetaire stabiliteit (beleidsartikel 4), en de exportkredietverzekering en regeling herverzekering investeringen (beleidsartikel 5).

Tabel 2.3.1 Overzicht belangrijkste uitgavenmutaties begroting 2005 (x € 1 000)
Uitgavenartnr.200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 3 756 1853 619 2883 708 6043 608 5583 588 538 
        
Beleidsmatige mutaties       
AWIR (zorgtoeslag,huursubsidie en kinderopvang)1 6 80081 60076 10073 600 
Premie-inning werknemersverzekeringen (SUB)1 14 30036 00048 00048 000 
Intensivering invordering110 00010 00010 00010 00010 000 
Wet Waardering onroerende Zaken (WOZ)1– 20 0003 1001 5001 5001 500 
Toezicht AFM en accountants24 5004 0004 0004 0004 000 
Anticiperende aankopen7– 19 00015 00025 00025 00025 000 
        
Niet-beleidsmatige mutaties       
Loonbijstelling1 t/m 1019 94721 18620 54620 26320 261 
Prijsbijstelling1 t/m 1016 79414 71414 32314 23014 271 
Efficiencytaakstelling10 – 12 223– 24 445– 36 668– 36 668 
Overig1 t/m 10166 525202 32158 363122 284127 707 
        
Stand ontwerpbegroting 2005 3 934 9513 898 4863 935 4913 893 2673 876 2093 916 081

Toelichting

Voor zowel de uitvoering van de inkomensafhankelijke regelingen door de Belastingdienst als de in het Strategisch Akkoord aangegeven uitbesteding van de premie-inning werknemersverzekeringen aan de Belastingdienst is een meerjarenraming opgenomen. Tevens is met de intensivering van de heffing en invordering van belastinggelden in risicogebieden een structureel bedrag van € 10 mln. gemoeid.

In 2005 en later worden meer uitgaven verwacht voor de bijdrage van de Belastingdienst aan de Waardering van Onroerende Zaken (t.b.v. eigen-woningforfait IB), enerzijds door een ramingsbijstelling van het WOZ-kostenforfait en anderzijds door het verdisconteren van de bijdrage van de Belastingdienst aan de Waarderingskamer.

Als gevolg van het neerleggen van nieuwe toezichtstaken bij de AFM stijgt de overheidsbijdrage aan de AFM met € 3 mln. per jaar. Tevens is voor de handhaving van het toezicht op accountantsorganisaties een bedrag van € 1 mln. structureel geraamd.

Voorzien wordt dat een toenemende bewustwording bij mogelijke gebruikers van de faciliteit voor anticiperende aankopen en budgettaire groei voor natuuraankopen een impuls zal geven aan het gebruik van de faciliteit.

De niet-beleidsmatige mutaties betreffen naast ramingsbijstellingen in het kader van de loon- en prijsbijstelling tevens een mutatie samenhangend met de aanvullende efficiëncy taakstelling.

Ontwikkeling ontvangsten

Grafiek 2.3.2 Ontwikkeling niet-belastingontvangsten 2000–2009

kst-29800-IXB-2-2.gif

Toelichting

In 2005 bedragen de overige ontvangsten (programma) naar verwachting € 1,5 mld. Dit bedrag betreft voor het overgrote gedeelte ontvangsten in het kader van het aangaan, beheren en afstoten van staatsdeelnemingen (beleidsartikel 3). Daarnaast spelen ontvangsten in het kader van de verkoop van onroerende zaken (beleidsartikel 7) en premie-ontvangsten en schaderestituties uit de exportkredietverzekering een grote rol.

Tabel 2.3.2 Overzicht belangrijkste ontvangstenmutaties begroting 2005 (x € 1 000)
Ontvangstenartnr.200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 2 560 1892 267 5612 380 3322 466 5542 326 037 
        
Winstafdracht DNB29 667186 833173 417173 167182 983 
Staatsdeelnemingen3211 26073 56076 83680 66080 660 
Holland Casino3111 630111 630111 630111 630111 630 
Exportkredietverzekering520 0005 000    
Landbouwgronden7100 000175 00025 000   
Overige mutaties – 71 505119 680111 280107 180107 467 
        
Stand ontwerpbegroting 2005 2 941 2412 939 2642 878 4952 939 1912 808 7772 769 501

Toelichting

In het kader van de evaluatie van de vermogens- en winstpositie van De Nederlandse Bank (DNB) zoals afgesproken in 1998 is een nieuwe winstuitkeringssystematiek met de DNB afgesproken waarin op termijn wordt gestreefd naar een trendmatigere winstuitkering.

Als gevolg van bijstelling van dividendramingen en de verwerking van de meerjarige agio-ontvangsten op het aandelenkapitaal wordt een verhoging van de ontvangsten voorzien. Het aandeelhoudersschap van Holland Casino is door EZ aan Financiën overgedragen.

Een intensivering van de verkoop van agrarische domeingronden leidt met inachtneming van extra uitvoeringskosten en een verschuiving van 2004 naar 2005 tot een ontvangst van € 175 mln. in 2005.

3. BELEIDSARTIKELEN

3.1 Belastingen

3.1.1 Algemene beleidsdoelstelling

De fiscale werkzaamheden van het ministerie van Financiën hebben als voornaamste doelstelling:

Het optimaal vorm en uitvoering geven aan de fiscale politiek van het kabinet.

Het ministerie van Financiën draagt bij aan verwezenlijking van deze doelstelling door het adviseren over het fiscaal- en douanebeleid voor de korte en langere termijn, het vormgeven van het fiscale stelsel en het verzorgen van het fiscale wetgevingsproces. Het ministerie vervult tevens een centrale rol in de standpuntbepaling van Nederland over belastingvoorstellen binnen de Europese Unie.

De Belastingdienst is binnen het ministerie verantwoordelijk voor het uitvoeringsaspect van de hoofddoelstelling. Deze bestaat uit de inrichting én de uitvoering van de heffing, controle en inning van de rijksbelastingen inclusief de douanerechten. Daarnaast voert de Belastingdienst ook een aantal niet-fiscale taken uit zoals de controle op invoer, doorvoer en uitvoer van goederen, de premieheffing volksverzekeringen en handhavingstaken op het terrein van economische ordening en financiële integriteit.

De Belastingdienst krijgt er in 2005 en de daaropvolgende jaren taken bij. Met ingang van 1 januari 2006 voert de Belastingdienst voor het UWV de premieheffing en -inning van werknemersverzekeringen uit. De Belastingdienst zal in 2006 ook, via een aan de Belastingdienst gelieerde organisatie, de uitvoering van de huursubsidie en andere inkomensafhankelijke regelingen (IAR) gaan verzorgen. Daarnaast wordt in 2005 aangevangen met de uitvoering van de Wet Kinderopvang (WKO). In 2005 zal grotendeels het voorbereidend werk worden gedaan om de nieuwe taken uit te voeren. Zo stromen bijvoorbeeld 800 werknemers van de UWV in bij de Belastingdienst. Voor zowel deze nieuwe als de bestaande medewerkers zullen opleidingsinspanningen worden gepleegd bijvoorbeeld op het terrein van werknemersverzekeringen.

Vanuit zijn taak als rechtshandhavingorganisatie heeft de Belastingdienst zijn strategische doelstelling geformuleerd:

Het onderhouden en versterken van de bereidheid van belasting-plichtigen tot nakoming van hun wettelijke verplichtingen (compliance).

De Belastingdienst streeft er naar deze doelstelling te realiseren door elke belastingplichtige de aandacht te geven die hij op grond van zijn nalevingsgedrag verdient. Een dienstverlenende attitude van de Belastingdienst onderhoudt of versterkt de bereidheid van de belastingplichtige tot het voldoen van zijn verplichtingen. Door een effectief toezicht en opsporing van fraude wordt non-compliant gedrag tegengegaan. Dit alles wordt ondersteund door een doelmatige bedrijfsvoering. De basisgedachte is, dat – gegeven de fiscale wetgeving – de opbrengsten uit rijksbelastingen worden geoptimaliseerd als de compliance van de belastingplichtigen wordt bevorderd en de non-compliance (pro-)actief wordt tegengegaan.

Tabel 3.1.1 Effectindicatoren strategische doelstelling (%)
 200220032004*2005*
Aangiftegedrag97,397,597,096,8
Invulgedrag96,595,995,695,4
Betaalgedrag93,492,992,592,9
Compliance87,786,885,785,7

* streefwaarde.

Toelichting

• Het bereiken van de compliance doelstelling wordt via een aantal effectindicatoren gemeten. Gemeten wordt of burgers en bedrijven tijdig aangifte doen, hun aangiftes correct invullen en tijdig hun betalingsverplichtingen voldoen. In 2003 deed 97,5% van de belastingplichtigen op tijd aangifte, was 95,9% van de bedragen in de aangiftes correct ingevuld en werd 92,9% van de belastingontvangsten op tijd betaald. Dit leidt, door vermenigvuldiging van deze drie percentages, tot een compliance van 86,8 in 2003.

• De verwachting is dat de compliance in 2004 daalt. De geraamde lage economische groei in 2004 en 2005 heeft een negatief effect op de compliance van belastingplichtigen. De ingezette acties voor verbetering van de invordering moeten vanaf 2005 leiden tot een verbetering van het betaalgedrag.

VerantwoordelijkheidDe Minister van Financiën is direct verantwoordelijk voor alle operationele doelstellingen en indirect verantwoordelijk voor wat betreft de hoogte van de belastinginkomsten en de mate van compliance van belastingplichtigen.

3.1.2 Operationele doelstellingen

3.1.2.1 Operationele doelstelling 1

Het generen van inkomsten voor de financiering van overheidsuitgaven en het bijdragen aan de realisatie van niet-fiscale doelstellingen van overheidsbeleid.

Hoofddoelstelling van de belastingheffing vormt het genereren van inkomsten voor de financiering van de overheidsuitgaven. Hiernaast heeft de belastingheffing een instrumentele functie, waarbij het fiscale instrument wordt ingezet voor de realisatie van niet-fiscale doelstellingen van het overheidsbeleid. De inrichting van het fiscale stelsel omvat zowel de primaire heffingsstructuur als de fiscale stimuleringsregelingen (belastinguitgaven) en regulerende heffingen.

Het ministerie heeft een vijftal activiteiten geformuleerd voor het jaar 2005, te weten Belastingplan 2006, Heroriëntatie Vennootschapsbelasting, Vereenvoudiging wetgeving en vermindering administratieve lasten, Herziening van de douanewetgeving in het licht van de veiligheid en Evaluatie. Deze activiteiten zullen resulteren in verschillende wetgevende projecten en de evaluatie van belastinguitgaven.

Activiteit 1Ontwerpen van een Belastingplan.
MotiveringHet genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsuitgaven alsmede het nemen van structuurversterkende maatregelen.
  
PrestatieHet Belastingplan 2006 tot stand brengen.
  
DoelgroepBedrijfsleven en burgers
  
PlanningHet Belastingplan 2006 treedt in werking per 1 januari 2006.
  
InstrumentFiscale wet- en regelgeving
  
EvaluatieVerantwoording over proces en inhoud Belastingplan 2006 in Jaarverslag IXB 2005
Activiteit 2Heroriëntatie inzake de Wet op de vennootschapsbelasting.
MotiveringHet fiscale vestigingsklimaat aantrekkelijk houden en aantrekkelijker maken, de economische structuur te versterken alsmede wetgeving aanpassen aan ontwikkelingen in de EU-jurisprudentie.
  
PrestatieBesloten is op welke onderdelen de Wet op de Vennootschapsbelasting wordt aangepast. De hiermee samenhangende noodzakelijke wetswijzigingen zijn voorbereid.
  
DoelgroepBedrijfsleven
  
PlanningHet wetsvoorstel wordt uiterlijk eind 2005 verzonden aan de ministerraad.
  
InstrumentFiscale wet- en regelgeving
  
Evaluatie
Activiteit 3Vereenvoudiging van diverse onderdelen van de fiscale wet- en regelgeving en vermindering van administratieve lasten.
MotiveringTe komen tot transparanter en duidelijker wetgeving alsmede de administratieve lasten te verminderen.
  
Prestatie1. Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag inhoudende herziening en vereenvoudiging is voorbereid;
 2. Sociaal culturele BTW-vrijstelling is herzien en vereenvoudigd;
 3. Wetsvoorstel waarin een aantal algemene begrippen uit verschillende inkomensafhankelijke regelingen is ondergebracht in één wet, is voorbereid;
 4. Naast de reductie van de administratieve lasten die is begrepen in de hiervóór genoemde punten, zullen in 2005 verschillende wetswijzigingen worden uitgewerkt conform de brief die 8 april 20041 aan de Tweede Kamer is gestuurd.
  
DoelgroepBelastingplichtigen op grond van de Wet belastingen op milieugrondslag; ondernemers die verzoeken om toepassing van de BTW-vrijstelling voor zogenoemde sociaal-culturele prestaties; burgers die in aanmerking komen voor inkomensafhankelijke regelingen, bedrijfsleven.
  
PlanningBeoogde datum van inwerkingtreding 1 januari 2006
  
InstrumentFiscale wet- en regelgeving
  
EvaluatieIndicatoren van de jaarlijkse Fiscale Monitor en de rapportages over de omvang van de administratieve lasten in de Miljoenennota, deze begroting en de jaarverslagen.

1 Kamerstukken 2003/04, 29 515, nr. 5.

Activiteit 4Herziening van de douanewetgeving in het licht van de veiligheid.
MotiveringVerbeteren van de veiligheid door de bevoegdheden van de douane ten aanzien van goederen, die zich binnen de jurisdictie van Nederland bevinden, op een eenvormige en eenduidige wijze te regelen.
  
PrestatieWetsvoorstel Algemene Douanewet is voorbereid
  
DoelgroepBelanghebbenden die vallen onder de Algemene Douanewet
  
PlanningHet wetsvoorstel wordt ingediend bij de Tweede Kamer in 2005
  
InstrumentFiscale wet- en regelgeving
  
Evaluatie
Activiteit 5Evalueren van diverse fiscale wet- en regelgeving.
MotiveringBezien of de beoogde doelstellingen en uitgangspunten ook werkelijk zijn gerealiseerd.
  
Prestatie1. De in de Miljoenennota 2005 voor evaluatie van dat jaar opgenomen fiscale wet en regelgeving is geëvalueerd;
 2. Wet inkomstenbelasting 2001 is geëvalueerd.
  
Doelgroep
  
Planning1. Het overzicht met de bevindingen van de evaluaties is gereed in 2005;
 2. Evaluatie van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 is gereed in 2005.
  
InstrumentEvaluatiemethoden en technieken
  
EvaluatieIn samenwerking met de beleidsdepartementen centraal monitoren of de belastinguitgaven adequaat en tijdig worden geëvalueerd.

Naast de in de activiteit tabellen opgenomen evaluatie informatie wordt voor informatie over de doelbereiking – in het bijzonder de belastingontvangsten – van deze operationele doelstelling verwezen naar bijlage 3 van de Miljoenennota. Tevens is in de Miljoenennota een bijlage opgenomen met een overzicht van de met belastinguitgaven gemoeide budgettaire beslag.

3.1.2.2 Operationele doelstelling 2

Belastingplichtigen dienstverlening aanbieden op de manier die hen past.

Bij dienstverlening kan worden gedacht aan het zorgdragen voor begrijpelijke (elektronische) aangiftebiljetten, brieven, aanslagen, brochures en dergelijke. Ook een goede bereikbaarheid en informatieverstrekking, het mogelijk maken van elektronische aangiften en een snelle teruggaaf van te veel betaalde of te veel ingehouden belasting vallen onder dienstverlening.

De Belastingdienst streeft ernaar de dienstverlening op peil te houden en deze aan te passen aan de eisen van deze tijd, bijvoorbeeld door het (op termijn) openen van het e-mail kanaal en het bieden van statusinformatie.

Activiteit 1Stimuleren van het gebruik van de meest efficiënte kanalen.
MotiveringHet niveau van de dienstverlening op peil houden met de inzet van minder middelen.
  
Prestatie1. Telefonie en internet zijn aantrekkelijke kanalen voor belastingplichtigen:
 – beschikbaarheid van voldoende klantinformatie
 – goede telefonische bereikbaarheid
 – statusinformatie (in de vorm van een persoonlijk domein) en een vraag- en antwoordtool beschikbaar
 – mogelijkheid tot e-mailcontact introduceren
 2. De belastingplichtige kan voor alle telefonische dienstverlening (ook voor toeslagen en loonopgaven) terecht op één inbelnummer.
  
DoelgroepAlle belastingplichtigen
  
Planning1. Telefonie en internet:
 – beschikbaarheid klantinformatie en telefonische bereikbaarheid continu
 – statusinformatie via een groeipad tot en met 2007
 – brede inzet van e-mailcontact wordt voorzien vanaf 2008
 2. Vanaf 2005 is één inbelnummer beschikbaar voor alle bestaande Belastingdienstactiviteiten.
  
Instrument– Ondersteunende communicatie richting klant en verwijzingen naar deze kanalen in allerlei vormen van communicatie met de klant
 – een website met een koppeling naar de statusinformatie in de primaire systemen
 – een goede logistieke organisatie om e-mail snel en zorgvuldig af te handelen
 – herinrichting van de callcenters van de Belastingdienst
  
Evaluatie– Periodieke monitoring via een set indicatoren: het aantal balieklanten, gespreksduur balie, aantal klanten telefonie klantendiensten, aantal bezoekers van www.belastingdienst.nl en aantal downloads IB-aangifteprogramma
 – Incidenteel onderzoek naar de dienstverlening via internet

Effect-indicatoren en output-indicatoren

Het proces dienstverlening wordt gemonitord via effect- en outputindicatoren. De effecten van de dienstverlening, in de vorm van de mate van klanttevredenheid, worden jaarlijks gemeten in de zogenoemde Fiscale Monitor. Daarvoor wordt een enquête gehouden onder een representatieve steekproef van belastingplichtigen en belastingadviseurs.

Tabel 3.1.2 Effectindicatoren operationele doelstelling 2 (% positieve antwoorden)
 2002200320042005
Ervaren duidelijkheid correspondentie81838484
Ervaren snelheid afhandeling73727272
Ervaren bereikbaarheid60646565
Nakomen van afspraken87878787

Toelichting

• In 2003 hebben belastingplichtigen de duidelijkheid van zaken als aangiftebiljetten en aanslagen hoger gewaardeerd dan in 2002. Een mogelijke reden is dat steeds meer particuliere belastingplichtigen de – als duidelijk ervaren – elektronische aangifte gebruiken. Van de particuliere belastingplichtigen vindt ruim 80% het aangiftebiljet of -diskette duidelijk. De aanslagen zijn voor ongeveer 80% van particulieren en ondernemingen duidelijk.

• Het oordeel over de snelheid waarmee de Belastingdienst een aangifte beoordeelt en geld terugstort is in 2003 iets teruggelopen. Het oordeel verschilt per doelgroep; zo vindt 61% van de douaneklanten dat de Belastingdienst geld snel terugstort, tegen 80% bij particulieren. Ondanks versnellingen in de processen (bijvoorbeeld door de verplichte elektronische aangifte voor ondernemers) is het lastig om de tevredenheid van de belastingplichtigen op peil te houden. Voor 2005 richt de Belastingdienst zich daarom op een gelijk niveau als de realisatie over 2003.

• Het oordeel over de bereikbaarheid is in 2003 gestegen; 64% van de belastingplichtigen en adviseurs vindt de Belastingdienst goed bereikbaar. De Belastingdienst streeft naar een verdere verbetering in 2004 en 2005 ten opzichte van het in 2003 gerealiseerde niveau. De herinrichting van de callcenters leidt vanaf 2004 tot een betere telefonische bereikbaarheid. Een verdere verbetering van het klantoordeel over bereikbaarheid (2005) wordt niet haalbaar geacht in verband met het inregelen van nieuwe werkstromen voor de Belastingdienst.

• 87% van alle belastingplichtigen is tevreden over de manier waarop toezeggingen als terugbellen of het toesturen van informatie worden nagekomen. De verwachting is dat dit stabiel blijft op het niveau van 2002 en 2003.

De outputindicatoren geven een beeld van de prestaties van de Belastingdienst op het terrein van de dienstverlening. Het percentage afgehandelde telefoongesprekken geeft een beeld van de toegankelijkheid van de Belastingdienst. De indicator tijdigheid afdoen aangiften en bezwaar geeft weer hoeveel procent van de belastingplichtigen positief is over de snelheid waarmee de Belastingdienst werkt.

Tabel 3.1.3 Outputindicatoren operationele doelstelling 2 (%)
 2002200320042005
% Afgehandelde telefoongesprekken73606770
% Tijdig afgedane aangiften en bezwaarschriften91889191

Toelichting

De telefonische bereikbaarheid is in 2003 uitgekomen op 60%. In de eerste maanden van 2004 zijn de prestaties verbeterd (66% bereikbaarheid), maar de beoogde norm van 70% is nog niet bereikt. Over heel 2004 wordt gestreefd naar een bereikbaarheid van 67%. Voor 2005 wil de Belastingdienst de norm van 70% wel halen. De verbetering moet gerealiseerd worden via de inzet van regionale callcentra, waardoor telefoniestromen efficiënter kunnen worden verwerkt.

3.1.2.3 Operationele doelstelling 3

Door toezicht bevorderen dat belastingplichtigen hun belastingverplichtingen nakomen.

In het toezicht wordt beoordeeld of en in hoeverre belastingplichtigen voldoen aan hun wettelijke verplichtingen. Door middel van toezicht en opsporing wordt het niet nakomen van deze verplichtingen gecorrigeerd. Bovendien gaat van toezicht en opsporing een preventieve werking uit; de belastingplichtige zal met het oog op een eventuele controle zijn aangifte zorgvuldiger invullen.

De Belastingdienst past risicogericht toezicht toe. Dit betekent dat vooraf via risicoselectie bepaald wordt waar het risico van non-compliant gedrag van belastingplichtigen het grootst is. Het sluitstuk van het toezicht vormt de opsporing en de strafrechtelijke vervolging. Binnen de Belastingdienst vervult de FIOD-ECD de opsporingsfunctie op het terrein van de fiscale en niet-fiscale (financieel-economische) fraude. De Belastingdienst ziet er tenslotte op toe dat belastingplichtigen de verschuldigde bedragen ook daadwerkelijk en tijdig betalen. Indien noodzakelijk gaat de Belastingdienst over tot dwanginvorderingsmaatregelen.

In de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 3 juni 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 643, nrs. 1 en 2) naar aanleiding van de vrijplaatsendiscussie wordt uitgebreid ingegaan op het rechtshandhavings- en het rechtstoepassingsbeleid. De Belastingdienst zal zich meer gaan richten op toezicht dat er toe doet en op een scherpere handhaving, zonder de kwaliteit van de dienstverlening te veronachtzamen. Daarnaast bestaat de noodzaak om de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven meer vorm en inhoud te geven (horizontaal toezicht).

Activiteit 1Het bevorderen van effectief toezicht.
MotiveringDe Belastingdienst wil fraude steviger aanpakken, en dat ook zichtbaar laten zien.
  
Prestatie1. Verschuiving van de aandacht in het toezicht van de aangiftebehandeling en het administratieve toezicht naar het toezicht bij belastingplichtigen ter plaatse (materiële controles).
 2. Meer gerichte opsporing van belastingplichtigen die zich proberen te onttrekken aan het zicht van de Belastingdienst.
  
DoelgroepAlle belastingplichtigen die in aanmerking komen voor intensief toezicht. Meer specifiek onbekende klanten en vrijplaatsen.
  
PlanningVanaf 2005 zal het aantal veldtoetsingen toenemen ten koste van de aangiftebehandeling en het administratieve toezicht. Vanaf 2005 zal het opsporen van onbekende klanten worden geïntensiveerd en zullen landelijke acties projectmatig worden uitgevoerd.
  
InstrumentDe juiste inzet van de bestaande instrumenten (aangiftebehandeling, kantoortoetsen en veldtoetsen) gebaseerd op risicoselectie. Daarnaast zullen meer landelijke acties, gericht op centrale thema's of groepen belastingplichtigen, worden uitgevoerd.
  
EvaluatieToezicht en fraudebestrijding worden op velerlei manieren geëvalueerd, zowel via continue monitoring en sturing, als via evaluatieonderzoek.
  
 Continue monitoring van:
 • de verscherping van het toezicht door de Belastingdienst- en Douaneregio's met als indicatoren percentage controles met correcties, correctiepercentage Vpb, correctiepercentage IH en gemiddeld gecorrigeerd bedrag per boekenonderzoek.
 • de bestrijding van fraude door de FIOD-ECD met als indicatoren het aantal door het tripartiet overleg geaccepteerde aanmeldingen, het gemiddeld aantal prioriteitspunten per zaak, het percentage stopgezette onderzoeken, het percentage zaken die leiden tot transactie of rechterlijke uitspraak, het aantal afgeronde processen-verbaal alle taakgebieden, het aantal afgeronde processen-verbaal fraudenota 2002–2006 en het aantal door de FIOD-ECD gegenereerde zaken. Bovendien worden de resultaten van de landelijke acties en internationale controles uit de fraudenota 2002–2006 periodiek bekeken.
  
 Audits «kleine middelen»: periodieke onderzoeken naar onder meer de fiscaal-technische kwaliteit van de toepassing van regelgeving:
 2005: audits Motorrijtuigenbelasting, Belasting zware motorvoertuigen, Kansspelbelasting, Overdrachtsbelasting, Dividendbelasting, team Grensarbeiders, Douane zeevaart, Natuurschoonwet en Subsidie op VAMIL-investeringen
 2006: audits Kapitaalsbelasting en Landinrichtingsrente
 2007: audit Assurantiebelasting
 2008: audits BPM, Recht van successie en schenking en dwanginvordering voor derden
Activiteit 2Toezicht via certificering.
MotiveringMeer eigen verantwoordelijkheid bij burgers en bedrijven leggen door het introduceren van horizontaal toezicht via vormen van certificering.
  
 Certificering is een vorm van (zelf)regulering, waarbij belastingplichtigen aantonen dat ze voldoen aan hun verplichtingen. Door toepassing van dit instrument hoeft de Belastingdienst relatief minder tijd te besteden aan het analyseren en beoordelen van de boekhouding. Daardoor kan hij zich meer richten op de specifieke risicoafdekking. Voor gecertificeerde klanten geldt dat zij werken aan een positiever imago en minder vaak in aanmerking komen voor intensief toezicht, wat positief is voor de administratieve lasten.
  
Prestatie1. Een brede certificering van douaneklanten door de Douane op de integriteit van de processen, de organisatie en het personeel. Bij de Douane wordt een bepaalde vorm van certificering reeds toegepast in het stelsel van vergunninghouders. Deze certificering kan in de komende jaren worden uitgebreid naar de genoemde aspecten. De huidige certificering richt zich vooral op de fiscale aspecten (accijnzen en invoerrechten), de uitbreiding geldt met name voor niet fiscale aspecten als veiligheid en gezondheid.
 2. Een werkend stelsel van fiscale certificering van bedrijven.
  
DoelgroepDouaneklanten en ondernemingen
  
PlanningGeleidelijke uitbreiding van certificering door de Douane in de komende jaren. In 2005 maakt de Belastingdienst een start met het ontwikkelen van richtlijnen voor fiscale certificering en zal via pilots werkende weg ervaring worden opgedaan. Voor de hele uitwerking van certificering wordt een termijn van meerdere jaren voorzien.
  
InstrumentCertificering
  
EvaluatieRapportage over de voortgang van de instrumentontwikkeling en de implementatie van certificering.
Activiteit 3De invordering verbeteren.
MotiveringHet sneller, vollediger en doelmatiger innen van belastinggelden.
  
Prestatie1. Een risicogericht klantbeeld dat is samengesteld uit persoonsinformatie, verhaalsinformatie en een risicoprofiel;
 2. Meer mogelijkheden om door middel van een doorlopende incassomachtiging te betalen;
 3. Inbouwen van een (voor de belastingplichtige kostenloze) betalingsherinnering vóór de aanmaning;
 4. Onderzoek en pilots ten behoeve van een callcenter voor belastingplichtigen met betalingsproblemen;
 5. Het betekenen van dwangbevelen per post;
 6. Een aantal maatregelen uit de bovengenoemde brief van 3 juni 2004 die de invordering betreffen, zoals: € 10 mln. extra capaciteit voor de invordering, het loslaten van alle tot nu toe bestaande terughoudendheid voor de invordering bij vrijplaatsen, het opzetten van criteria voor generiek oninbaarlijden en het ontwerpen van maatregelen om oninbaarlijden te voorkomen.
  
Doelgroep– Alle belastingplichtigen: voorkomen dat invorderingsachterstanden ontstaan.
 – Belastingplichtigen met een invorderingsachterstand.
  
PlanningStapsgewijs tot en met 2007.
 5 is reeds per 1 januari 2004 gerealiseerd, 3 en 4 worden per 1 januari 2005 gerealiseerd. 1 en 2 zijn gekoppeld aan een nieuw informatiesysteem dat per eind 2007 gereed is.
  
Instrument1. Een nieuw geautomatiseerd invorderingssysteem, met een risicogericht klantbeeld
 2. De wettelijke mogelijkheid voor het betekenen van dwangbevelen per post
  
EvaluatieContinue monitoring van de verbetering van de invordering door de belastingregio's. Daarnaast periodieke interne monitoring via een set indicatoren: percentage betalingsachterstand, percentage achterstand UB (uitstel van betaling in verband met bezwaar of beroep), percentage oninbaar en percentage ouderdom achterstallige posten (KAP).

Effect-indicatoren en output-indicatoren

In de jaarlijkse Fiscale Monitor wordt gemeten wat de door belastingplichtigen ervaren kans is dat de Belastingdienst ontdekt dat de belastingplichtige in een aangifte onjuiste informatie opgeeft. In 2003 is die inschatting aanzienlijk gedaald. Waar in 2002 83% van alle groepen belastingplichtigen de kans op ontdekking hoog inschatten, was dat in 2003 nog 70%.

Tabel 3.1.4 Effectindicator operationele doelstelling 3 (%)
 2002200320042005
Ervaren kans op ontdekking83707383

De Belastingdienst wil deze trend keren door het toezicht te verscherpen en door een grotere zichtbaarheid van het toezicht. In 2004 is hier al mee gestart.

De outputindicatoren geven een beeld van de prestaties van de Belastingdienst op het terrein van het toezicht, de opsporing en de invordering en zijn gekozen omdat er een verondersteld verband is met het uiteindelijke aangifte- en betalingsgedrag van belastingplichtigen. Een effectief toezicht uit zich bijvoorbeeld in hoge correctiepercentages en -bedragen en weinig controles die geen resultaat kennen (nihilscores). Een effectief toezicht draagt bij aan positief gedrag. Maar ook de zichtbaarheid van de Belastingdienst, bijvoorbeeld in het toezicht van de Douane, is daarop van invloed. Hierbij moet worden bedacht dat de uitkomsten niet alleen door de Belastingdienst beïnvloed worden, maar ook door exogene factoren, zoals de stand van de economie.

Tabel 3.1.5 Outputindicatoren operationele doelstelling 3
 2002200320042005
FIX-score100979999
% Correcties IB/Vpb8,17,07,57,5
% Nihilscores veldtoetsingen*22262520
Correctiebedrag IB in € mld. 1,82,52,52,5
Correctiebedrag Vpb in € mld.10,413,010,810,8
Aantal uren mobiel toezicht, ambulante controles, toezicht buitengrens683 000866 000885 000
en passagierscontroles Douane**950 0001 025 000
% Correcties fysieke controles Douane9,110,09,59,5
% Correcties Douane in mobiel toezicht en ambulante controles6,87,27,88,2
% Correcties administratieve controles Douane27,525,92929
% PV's dat leidt tot veroordeling/transactie79748791
% In te vorderen*3,64,24,03,5
% Vorderingen ouder dan 1 jaar*40514545
% Oninbaar geleden*0,60,660,80,7

* Voor deze kengetallen geldt dat een lager percentage duidt op een betere prestatie.

** Vanaf 2004 wordt dit kengetal, wegens wijzigingen in de tijdregistraties, op een iets gewijzigde manier geteld. Daarom wordt de reeks vanaf 2004 opnieuw gestart. Voor de vergelijkbaarheid wordt 2004 op beide manieren gepresenteerd.

Toelichting

• De fiscale kwaliteitsindex geeft een beeld van de kwaliteit van de rechtstoepassing. De FIX-score is in 2003 iets gedaald, vooral op de gebieden invordering en omzetbelasting. In 2004 zijn maatregelen genomen om de kwaliteit te verbeteren. In de komende jaren zullen veel ervaren medewerkers uitstromen. Dit betekent een tijdelijke vermindering van de kwalitatieve en kwantitatieve capaciteit. Voor 2005 wordt een verdere stijging daarom niet reëel geacht.

• Het gemiddelde correctiepercentage IB en Vpb (het aantal correcties in verhouding tot het aantal definitieve aanslagen) is in 2003 gedaald van 8,1% naar 7,0%. Voor 2004 en 2005 wordt, gelet op de resultaten tot nu toe en de geplande controle-inspanningen een correctiepercentage van 7,5% nagestreefd. De uitstroom van personeel en de geplande verschuiving in het toezicht van relatief eenvoudig administratief toezicht naar zwaardere materiële onderzoeken leidt ertoe dat het aantal onderzoeken iets zal dalen. Dat leidt mogelijk tot lagere correctiepercentages, maar tegelijkertijd wel tot meer substantiële correcties.

• Het aandeel nihilscores in de veldtoetsingen is in 2003 toegenomen van 22% naar 26%. Via een verbetering van de risicoselectie en vergroting van de ruimte voor lokale (na)selectie wil de Belastingdienst deze trend keren. Gestreefd wordt naar een verbetering tot 25% in 2004 en 20% in 2005.

• De totale correctiebedragen IB en Vpb waren beide in 2003 fors hoger dan in 2002. Voor de Vpb betreft het vooral een aantal zeer grote incidentele correcties. De streefwaarden voor de komende jaren liggen dus dicht bij de waarde van 2002. Voor de IB wil de Belastingdienst het niveau van 2003 vasthouden. De eerste maanden van 2004 wijzen erop dat dit ook mogelijk is.

• De zichtbaarheid van de Douane («meer groen op straat»), uitgedrukt in het aantal uren mobiel toezicht, is in 2003 met bijna 30% toegenomen. Dit komt door een hogere efficiency, als gevolg van automatisering in de administratieve processen. In 2005 ontstaat er ruimte om de inzet van personeel in het mobiele toezicht nog verder te vergroten.

• De Douane streeft naar een grotere effectiviteit van de controles, ofwel naar hogere correctiepercentages in de controles. Verbetering van de risicoselectie zal in de komende jaren leiden tot een stijging van de correctiepercentages, waarbij wel van jaar tot jaar schommelingen kunnen optreden. De realisaties over 2003 laten dat ook zien.

• Het percentage processen-verbaal dat tot veroordeling/transactie leidt, is gebaseerd op de jaarproductie van het OM. Dit percentage is in 2003 afgenomen als gevolg van een inhaalslag in de afdoening van openstaande zaken bij het OM. Over 2004 tekent zich een toename af. Voor 2005 wordt gestreefd naar afdoening van 91% van de processen-verbaal via een veroordeling of transactie. Slechts 9% wordt dan nog geseponeerd.

• Als gevolg van de tegenvallende economische ontwikkeling voldoen bedrijven en particulieren minder goed aan hun betalingsverplichtingen. In de afgelopen jaren zijn de achterstanden in de invordering daarom opgelopen. Binnen de Belastingdienst is een actieplan aanpak Achterstand Invordering in gang gezet, gericht op vermindering van de betalingsachterstand en een doelmatiger inrichting van het invorderingsproces. Daarmee wordt gestuurd op het structureel terugbrengen van het percentage in te vorderen. In 2005 moet de achterstand zijn teruggebracht tot 3,5% van de belastingontvangsten, een niveau dat lager ligt dan 2002. De openstaande bedragen vanwege verleend uitstel van betaling, eveneens ongeveer 3,5% van de belastingontvangsten, zijn hierin overigens niet meegenomen.

• Het percentage vorderingen ouder dan 1 jaar is in 2003 opgelopen, als gevolg van het slechtere betaalgedrag van belastingplichtigen. Het genoemde actieprogramma moet leiden tot een verbetering en tot het wegwerken van oude voorraden.

• Het wegwerken van oude invorderingsvoorraden in 2004 leidt in dat jaar tot een stijging in het bedrag oninbaarlijdingen (vorderingen waarvoor geen verhaalsmogelijkheid meer bestaat) tot 0,8% van de totale belastingopbrengst. Door de slechte economische situatie blijft het aantal faillissementen hoog. Deze vormen een steeds groter en moeilijk te voorkomen deel van de totale oninbaarlijdingen. In 2005 streeft de Belastingdienst desondanks naar een afname van het percentage oninbaarlijdingen tot 0,7% van de totale belastingopbrengst.

3.1.2.4 Operationele doelstelling 4

Een bijdrage leveren aan de bescherming van de samenleving tegen ongewenste goederen en diensten.

Naast fiscaal toezicht voert de Belastingdienst op een aantal niet-fiscale terreinen toezichts- en opsporingstaken uit. Deze taken hebben tot doel een bijdrage te leveren aan de bescherming van de samenleving tegen ongewenste goederen en diensten en de veiligheid van de samenleving te vergroten. Dit gebeurt uiteraard in samenwerking met andere opsporings- en handhavingsdiensten.

De Douane controleert de goederenstromen die het land binnenkomen, worden doorgevoerd en/of het land verlaten op niet-fiscale aspecten, zoals op het terrein van de veiligheid en de gezondheid. De FIOD-ECD heeft een toezichts- en opsporingstaak op onder andere de terreinen van het intellectuele eigendom, de financiële integriteit en de goederenfraude.

Met name op het Douanegebied is sprake van een groter accent op veiligheid. De Europese Commissie heeft twee mededelingen over de toekomst van de Douane uitgebracht. De eerste mededeling gaat over het vereenvoudigen van de douaneprocedures door papierloos aangeven. De tweede mededeling gaat in op de rol van de douane in het geïntegreerd beheer van de buitengrenzen. De Douane wordt door de Commissie als cruciale speler in het veiligheidsbeleid van de EU gepositioneerd. Voor de invulling van de rol als poortwachter aan de buitengrenzen van de EU moet worden samengewerkt met collega-douanediensten en met andere handhavingsorganisaties.

Activiteit 1Verlegging van het werkterrein van de Douane naar meer niet-fiscale taken.
MotiveringHet bevorderen van de veiligheid van de samenleving middels controle en toezicht op het grensoverschrijdend goederenverkeer.
  
PrestatieVerbreding en intensivering van het toezicht op de hele logistieke keten.
  
DoelgroepDeelnemers aan het grensoverschrijdend goederenverkeer
  
PlanningPeriode 2005–2008
  
Instrument– De Douane neemt deel aan initiatieven gericht op versterking van de integriteit en veiligheid van havens en luchthavens.
 – Plaatsing van detectiepoortjes voor nucleaire straling in de haven van Rotterdam
 – Intensiveren van het toezicht op uitgaande goederenstromen
 – Verbetering van risicomanagement ten aanzien van de fysieke goederenstroom en de bijbehorende administratieve gegevensstroom.
  
Evaluatie2005: audits naar niet fiscale Douanetaken (NFD): opiaten en geneesmiddelen, warenwet en veiligheid, strategische goederen, wapens en munitie, visserijcertificaten, biologische landbouwproducten en uitvoer van cultuurgoederen
Activiteit 2Sterker nationaal en internationaal samenwerken.
MotiveringHet bevorderen van de veiligheid op mondiaal en nationaal niveau.
  
Prestatie1. Nauwere samenwerking tussen de douanediensten binnen de Europese Unie en andere landen
 2. Nauwere samenwerking op veiligheidsgebied met andere Nederlandse handhavingsorganisaties.
  
DoelgroepAndere (vooral Europese) douanediensten en Nederlandse handhavingsorganisaties
  
Planningperiode 2005–2008
  
Instrument– Veranderingen in Europese Douanewetgeving, onder meer naar geïntegreerd beheer van de Europese buitengrenzen en vereenvoudigingen van het douanestelsel
 – Samenwerking op alle terreinen tussen de douanediensten van de Europese Unie en partners daarbuiten. Daarbij kan de Nederlandse Douane controleopdrachten in andere lidstaten uitzetten, maar kan hij ook door collega-lidstaten gevraagd worden controles uit te voeren.
 – Verbeteren van de samenwerking en informatieuitwisseling met politie, marechaussee en OM.
  
EvaluatieContinue monitoring van de verbetering van de samenwerking door de Douaneregio's. Monitoring van realisatie productieafspraken en een interne set indicatoren: nakoming door Douane van door de EU voorgeschreven controles en nakoming door Douane van nationaal gemaakte afspraken.

Outputindicatoren

Tabel 3.1.6 Outputindicatoren operationele doelstelling 4
 2002200320042005
Aantal ladingscancontroles Douane62 78074 06567 00067 000
Aantal correcties bij passagierscontroles Douane18 58722 91521 30022 250
Aantal PV's/bevindingen Douane niet-fiscaal7 5946 5277 9008 050
Aantal door de Douane aan de FIOD-ECD aangeleverde NFD-zakenNBNB885900
Aandeel PV's FIOD-ECD financieel-economisch (%)40495151

Toelichting

• Het aantal lading scancontroles met de containerscans in de haven van Rotterdam en op Schiphol is in 2003 uitgekomen op ruim 74 000. De niveaus voor 2004 en 2005 zijn gekoppeld aan (inter)nationale afspraken rondom de controledichtheid.

• De passagierscontroles worden voor het overgrote deel op Schiphol uitgevoerd. In 2003 zijn 22 900 correcties uitgevoerd, waarvan ruim de helft fiscaal. Door het «Schipholteam» zijn in 2003 2 490 drugskoeriers aangehouden, waarbij in totaal 6 256 kg aan verdovende middelen is aangetroffen. Het aantal passagierscontroles op Schiphol neemt in 2004 toe als gevolg van de 100%-controle op vluchten van de Antillen en bepaalde Zuid-Amerikaanse landen. De 100%-controles leveren relatief gezien echter iets minder correcties op dan de gebruikelijke risicogerichte controles. Voor 2004 wordt daarom een iets lager aantal correcties verwacht. In 2005 wordt naar een stijging van het aantal correcties gestreefd.

• Het aantal processen-verbaal op niet-fiscaal gebied dat de Douane in 2003 heeft gedaan was met 6 500 stuks lager dan verwacht. Het aantal kan per jaar fluctueren; voor 2004 en 2005 is de verwachte stijgende lijn doorgetrokken. Dat geldt ook voor het aantal niet-fiscale Douanezaken (NFD) dat door de FIOD-ECD in opsporing is genomen. Het gaat daarbij om zwaardere delicten die door de Douane zijn geconstateerd. Dit getal wordt vanaf 2004 structureel gemeten. Vanwege het grotere accent op NFD-zaken, worden ook meer zwaardere delicten verwacht. Veel NFD-delicten hebben betrekking op de smokkel van drugs. In 2003 werd onder meer bijna 14 000 kg cocaïne in beslaggenomen, evenals 6 000 kg marihuana en ruim 7 000 kg hash.

• Het aantal processen-verbaal financieel-economische (niet-fiscale) zaken van de FIOD-ECD is in 2003 fors gestegen naar 373, oftewel 49% van het totale aantal zaken. Dit houdt verband met de behandelde zaken in de uitvoering van de Fraudenota 2002–2006. Dit heeft geleid tot een gewenste verschuiving van fiscaal naar financieel-economisch. Voor de komende jaren wordt niet gestuurd op een verdere verschuiving richting financieel-economische zaken.

3.1.2.5 Operationele doelstelling 5

Doelmatige bedrijfsvoering

Een doelmatige bedrijfsvoering is uitgangspunt bij de realisatie van de operationele doelstellingen van de Belastingdienst. Daartoe maakt de Belastingdienst gebruik van ICT-toepassingen met behulp waarvan informatiestromen op een snelle en efficiënte wijze worden verwerkt. Grofweg worden alle processen in de organisatie waarin substantiële informatiestromen verwerkt worden, behalve daar waar fiscale kennis nodig is voor de behandeling van de informatiestroom, tot de massale processen gerekend. Door een efficiënte verwerking en selectie van informatie in de massale processen ontstaat meer ruimte voor gericht toezicht en een goede dienstverlening. De massale processen leveren daarmee een belangrijke bijdrage aan de operationele doelstellingen. In het algemeen kan gesteld worden dat de massale processen de snelheid (in termen van doorlooptijden), de kwaliteit (minder administratieve fouten, uniforme behandeling) en de doelmatigheid van het gehele primaire proces van de Belastingdienst verhogen.

Via een versnelling van de aanslagoplegging en een verdere standaardisering van een aantal kleinere massale processen wil de Belastingdienst een verdere efficiencyslag maken. Op de langere termijn is een grootschalige herziening van de processen noodzakelijk om de massale processen ook in de toekomst gegarandeerd goed te kunnen uitvoeren.

Activiteit 1Massale processen sneller en goedkoper.
MotiveringHet sneller opleggen van definitieve aanslagen en daarmee capaciteit vrijmaken voor dienstverlening en intensief toezicht.
  
Prestatie1. Definitieve aanslagen sneller opleggen en het gebruik van voorlopige aanslagen zoveel mogelijk beperken.
 2. Overige massale processen als bezwaarschriften en verzoekschriften (zoals uitstel van betaling) verder standaardiseren en digitaliseren.
  
DoelgroepAlle belastingplichtigen
  
PlanningContinu. In 2005 worden de eerste stappen gezet met als voornaamste doel de versnelling van de massale processen.
  
InstrumentSneller opleggen aanslagen vereist eerdere aanlevering van contra-informatie en het versnellen en verdergaand automatiseren van de selectie.
  
EvaluatiePeriodieke monitoring van de vernieuwing van processen via een set kwalitatieve indicatoren, op dit moment: Aanslagbelastingensysteem (ABS), Herinrichting telefonische dienstverlening, Invordering, Toekomst Douane en certificeringsonderzoeken naar de beveiliging. Naar de juistheid, volledigheid en tijdigheid van de productie van het project ABS vindt een doorlopende audit plaats.
Activiteit 2Processen en infrastructuur doorlichten en ingrijpend verbeteren.
MotiveringDe massale processen ook in de toekomst gegarandeerd goed kunnen uitvoeren
  
 Deze heroriëntatie wordt genoodzaakt door de groei van het aantal processen dat de Belastingdienst uitvoert (SUB, inkomensafhankelijke toeslagen), de daarmee samenhangende effecten in informatiesystemen en de wijze waarop dit de contacten met belastingplichtigen raakt. Voor 2005 is het borgen van een goede invoering van SUB en IAT de eerste prioriteit, maar daarnaast is het noodzakelijk om tijdig te investeren in het creëren van een toekomstvaste infrastructuur en procesinrichting.
  
PrestatieEen stabiele en goed werkende infrastructuur en procesinrichting
  
DoelgroepAlle belastingplichtigen
  
PlanningIn 2005 en 2006 voorbereidende analyses en planningen, vanaf medio 2006 feitelijke omvorming van de processen.
  
Instrument
  
EvaluatiePeriodieke monitoring van het implementeren van nieuwe wettelijke taken via een set kwalitatieve indicatoren, op dit moment: SUB (Samenwerking UWV en Belastingdienst), Toeslagen, Elektronisch aangeven en Sagitta. Een doorlopende audit vindt plaats naar de inrichting en beheersing van het project Toeslagen (waaronder het project Zorgtoeslag) en naar de toereikendheid van de projectorganisatie SUB.

3.1.3 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Verplichtingen3 000 6013 239 6413 287 8603 315 8753 287 6353 288 7363 293 071
        
Uitgaven3 000 5233 239 6403 287 8593 315 8153 287 5753 288 7363 293 071
Programma-uitgaven608 713763 895733 805774 205816 205817 546817 546
Doelstelling 3+4       
Programma133 085163 89573 80574 20576 20577 54677 546
Doelstelling 5       
Heffing- en invorderingsrente475 628600 000660 000700 000740 000740 000740 000
        
Apparaatsuitgaven2 391 8102 475 7452 554 0542 541 6102 471 3702 471 1902 475 525
        
Ontvangsten89 424 11491 514 04495 806 24497 910 044102 542 244107 638 244112 344 244
Programma-ontvangsten89 391 93791 491 12395 783 32397 887 123102 523 823107 619 823112 325 823
Algemene beleidsdoelstelling       
Belastingontvangsten88 534 08390 463 00094 683 00096 721 000101 318 000106 414 000111 120 000
Doelstelling 3+4       
Programma233 199253 123255 323256 123255 823255 823255 823
Doelstelling 5       
Heffing- en invorderingsrente624 655775 000845 000910 000950 000950 000950 000
Overige programma-ontvangsten/EU       
        
Apparaatsontvangsten32 17722 92122 92122 92118 42118 42118 421

Toelichting

De operationele doelstellingen die zijn opgenomen in beleidsartikel 1 worden uitgevoerd binnen de in de tabel opgenomen reeks apparaatsuitgaven.

De programma-uitgaven omvatten proceskosten, uitgaven met betrekking tot heffings- en invorderingsrente en waarderingskosten op grond van de Wet Waardering Onroerende Zaken (WOZ).

De belastingontvangsten in de tabel budgettaire gevolgen zijn netto-ontvangsten na aftrek van de ontvangsten die ten behoeve van Gemeentefonds, Provinciefonds en BTW-Compensatiefonds worden afgezonderd. Afzondering ten behoeve van Gemeentefonds en Provinciefonds geschiedt op basis van de Financiele-verhoudingswet (Fvw). In onderstaande tabel staat de aansluiting van de Miljoenennota 2005 met IXB. Een toelichting op de belastingontvangsten wordt gegeven in de Miljoenennota.

Tabel 3.1.7 Aansluiting belastingontvangsten Miljoenennota 2005 met begroting IXB (x € mln.)
 2003200420052006200720082009
Totale belastingontvangsten Miljoenennota(kasbasis)103 617104 939109 106112 061116 728121 902126 735
        
Afdracht Gemeentefonds13 83111 83511 70012 55812 55212 54112 591
Afdracht Provinciefonds1 145982981981981981981
Afdracht BTW-Compensatiefonds1061 6591 7421 8011 8771 9662 043
        
Belastingontvangsten IXB88 53490 46394 68396 721101 318106 414111 120

Budgetflexibiliteit

x € 1 000
  2005 2006 2007 2008 2009
1a.Geraamde kasuitgaven 3 287 859 3 315 815 3 287 575 3 288 736 3 293 071
2.Waarvan apparaatsuitgaven 2 554 054 2 541 610 2 471 370 2 471 190 2 475 525
3.Dus programma-uitgaven 733 805 774 205 816 205 817 546 817 546
Waarvan op 1 januari 2005:          
4.juridisch verplicht100%733 8057%54 1947%57 1347%57 2287%57 228
5.complementair noodzakelijk0% 93%720 01193%759 07193%760 31893%760 318
6.bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch)0%00%00%00%00%0
7.beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleids-0%00%00%00%00%0
programma)0%00%00%00%00%0
8.beleidsmatig nog niet ingevuld0%00%00%00%00%0
9.Totaal (=3)100%733 805100%774 205100%816 205100%817 546100%817 546

3.1.4 Overzicht prestatiegegevens en beleidsevaluatieonderzoek per doelstelling

 200420052006200720082009
Algemene beleidsdoelstelling BelastingenEffectindicatoren      
Aangiftegedrag97,096,8
Invulgedrag95,695,4
Betaalgedrag92,592,9
Compliance85,785,7
Operationele doelstelling 1      
Overzicht ramingen en realisaties belastingontvangsten en belastinguitgaven
Activiteit 5      
Evaluatie Belastingherziening 2001     
Evaluatie belastinguitgaven     
Operationele doelstelling 2      
Activiteit 1      
Indicatoren gebruik efficiënte kanalen
Effect- en outputindicatoren      
Ervaren duidelijkheid correspondentie8484
Ervaren snelheid afhandeling7272
Ervaren bereikbaarheid6565
Nakomen van afspraken8787
% Afgehandelde telefoongesprekken6770
% Tijdig afgedane aangiften en bezwaarschriften9191
Operationele doelstelling 3      
Activiteit 1      
Indicatoren verscherping toezicht
Indicatoren bestrijding fraude
Resultaten landelijke acties fraudenota
Evaluatie nieuwe kennisgroepen     
Onderzoek risico's teruggaveregelingen     
Audits kleine middelen 
Activiteit 2      
Rapportage instrumentontwikkeling en implementatie certificering    
Activiteit 3      
Rapportage uitvoering actieplan aanpak achterstand invordering     
Indicatoren verbetering invordering
Effect- en outputindicatoren      
Ervaren kans op ontdekking7383
FIX-score9999
% Correcties IB/Vpb7,57,5
% Nihilscores veldtoetsingen2520
Correctiebedrag IB (x € mld.)2,52,5
Correctiebedrag Vpb (x € mld.)10,810,8
Aantal uren mobiel toezicht, ambulante controles, toezicht buitengrens en passagierscontroles Douane950 0001 025 000
% Correcties fysieke controles Douane9,59,5
% Correcties Douane in mobiel toezicht en ambulante controles7,88,2
% Correcties administratieve controles Douane2929
% PV's dat leidt tot veroordeling/transactie8791
% In te vorderen4,03,5
% Vorderingen ouder dan 1 jaar4545
% Oninbaar geleden0,80,7
Operationele doelstelling 4      
Activiteit 1      
Audits kleine middelen    
Activiteit 2      
Indicatoren realisatie productieafspraken
Outputindicatoren      
Aantal ladingscancontroles Douane67 00067 000
Aantal correcties bij passagierscontroles Douane21 30022 250
Aantal PV's/bevindingen Douane niet-fiscaal7 9008 050
Aantal door de Douane aan de FIOD-ECD aangeleverde NFD-zaken885900
Aandeel PV's FIOD-ECD financieel-economisch (%)5151
Operationele doelstelling 5      
Activiteit 1      
Indicatoren vernieuwing processen
Doorlopende Audit ABS   
Activiteit 2      
Indicatoren implementeren nieuwe wettelijke taken
Doorlopende Audit Project Inkomensafhankelijke Toeslagen (IAT), waaronder de Zorgtoeslag   
Doorlopende Audit fusie UWV-Belastingdienst   

Toelichting

In geval van evaluatieonderzoeken/audits betekent een • dat deze gepland zijn of nog lopende.

Ten aanzien van de – in de begroting 2005 opgenomen – set effect- en outputindicatoren betekent een • dat de waarden van deze set (grotendeels) ook in de begrotingen 2006 t/m 2009 zullen worden opgenomen.

Voor de – bij de activiteiten vermelde – indicatoren betekent een • dat de waarden daarvan in de periode 2004 t/m 2009 in interne managementrapportages zijn opgenomen.

3.2 Financiële Markten

3.2.1 Algemene beleidsdoelstelling

Het zorgdragen voor wet- en regelgeving en beleid ter bevordering van goed functionerende en internationaal concurrerende financiële markten en integriteit van het financiële stelsel.

Het overheidsbeleid richt zich primair op het zorgdragen voor adequate wet- en regelgeving en beleid ter bevordering van goed functionerende en internationaal concurrerende financiële markten en integriteit van het financiële stelsel. De algemene beleidsdoelstelling is opgesplitst in drie operationele doelstellingen:

1. goed functionerende financiële markten

2. een integer financieel stelsel

3. een goed functionerend muntwezen

De instrumenten bij de invulling van deze doelstellingen zijn beleidsnota's en wet- en regelgeving. Beleid en wet- en regelgeving voor het toezicht op de financiële marktsector worden zowel binnen Nederland als internationaal geformuleerd; een groot deel komt in de Europese Unie (EU) tot stand.

De overheid heeft ook als taak zorg te dragen voor het muntwezen via een ongestoorde muntvoorziening. Kosteneffectiviteit is hierbij randvoorwaarde.

Verdere harmonisatie van het toezicht binnen Europa is in 2005 een belangrijk aandachtspunt. Nederland zal tijdens het voorzitterschap van de EU de discussie binnen Europa over convergentie van het toezicht prominent op de agenda plaatsen. Met het oog op de toenemende integratie van financiële markten in Europa is het van belang dat uitoefening van het toezicht op de financiële markten geschiedt op basis van een meer geharmoniseerde toezichtstructuur.

Daarnaast zal Nederland zich in Europa inzetten voor maatregelen om de Europese financiële infrastructuur te verbeteren teneinde financiële integratie verder te bevorderen. Tevens zal in 2005 extra aandacht worden besteed aan tijdige implementatie van Europese richtlijnen.

Succesfactoren

Op de beleidsterreinen kunnen ingrepen uit de politiek en internationale ontwikkelingen voor vertraging zorgen of tot een nieuwe prioriteitsstelling leiden. Veel werkzaamheden liggen op het gebied van ontwikkeling van wet- en regelgeving, coördinatie en uitvoering. Effecten van de wet- en regelgeving zullen vooral moeten blijken uit evaluaties.

De maatschappelijke vraag naar munten hangt af van factoren die niet door de overheid zijn te beïnvloeden en is daarom moeilijk te voorspellen.

VerantwoordelijkheidDe Minister van Financiën is indirect verantwoordelijk.

3.2.2 Operationele doelstellingen

3.2.2.1 Operationele doelstelling 1

Het zorgdragen voor wet- en regelgeving en beleid ter bevordering van goed functionerende en internationaal concurrerende financiële markten.

Het overheidsbeleid is er ex ante op gericht marktverstoringen te voorkomen en ex post om marktverstoringen weg te nemen door het creëren van randvoorwaarden voor de stabiliteit van financiële instellingen en zuivere marktverhoudingen tussen marktpartijen. De afgelopen jaren zijn de financiële markten in Nederland flink in beroering geweest. Dit heeft op verschillende vlakken gezorgd voor een herformulering en aanscherping van beleid. Zo zijn op het terrein van corporate governance een aantal belangrijke activiteiten gepland die zijn gericht op herstel van het maatschappelijke vertrouwen in het bestuur en de raad van commissarissen. Op het terrein van consumentenbescherming treedt de Wet financiële dienstverlening begin 2005 in werking. Hiermee wordt consistentie van gedragsregels tussen de verschillende sectoren binnen de financiële dienstverlening alsmede consistentie ten aanzien van de distributie van financiële producten vastgelegd in wetgeving ter bescherming van consumenten.

Al geruime tijd staan binnen het beleidsproces marktgerichtheid en kostenefficiëntie (inclusief indirecte kosten, waaronder administratieve lasten) voorop. De hervorming van het toezicht, de herziening van de financiering van het toezicht en het verlagen van de administratieve lasten kunnen in dit kader worden genoemd. Beleidsuitgangspunten hierbij zijn het voorkomen van overlap en lacunes in het toezicht en van toezichtarbitrage (waarbij marktpartijen zich op een bepaalde manier in de markt positioneren om de mate van toezicht waaraan men blootstaat te beïnvloeden) en het blijvend stimuleren van de concurrentiekracht van de Nederlandse financiële marktsector.

Het verklaringen van geen bezwaar (vvgb) stelsel is geliberaliseerd. In onderstaande grafiek is de ontwikkeling weergegeven van het aantal vvgb's dat is afgegeven door het ministerie van Financiën en de financiële toezichthouders gezamenlijk. In 2005 zal de daling ten gevolge van het ingezette beleid tot uitdrukking komen en leiden tot een reductie van de administratieve lasten voor de financiële sector.

Grafiek 3.2.1 Aantal afgegeven vvgb's

kst-29800-IXB-2-3.gif

Bron: jaarverslagen financiële toezichthouders.

Activiteit 1Het toezichtmodel voor de financiële sector hervormen.
MotiveringHet van oudsher sectorale toezichtmodel voor de financiële sector wordt gekanteld naar een cross sectorale, functionele indeling waarin de scheiding tussen gedragstoezicht en prudentieel toezicht centraal staat.
  
PrestatieInwerkingtreding van de delen 1, 2, en 3 van de Wet op het financieel toezicht in 2005.8 bestaande toezichtwetten worden vervangen door één toezichtwet.
  
DoelgroepFinanciële toezichthouders (DNB/PVK, AFM) en de financiële sector
  
PlanningInwerkingtreding van de delen 1, 2, en 3 van de Wet op het financieel toezicht in 2005.
  
InstrumentWetgeving
  
EvaluatieDe effecten van de Wft worden 5 jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.
Activiteit 2Zorgdragen voor een adequaat prudentieel toezichtregime.
MotiveringAdequaat prudentieel toezicht bevordert de soliditeit en de continuïteit van afzonderlijke financiële instellingen en draagt daarmee bij aan de stabiliteit van het financiële stelsel.
  
PrestatieIn 2005 worden de onderhandelingen over de nieuwe Europese richtlijn voor solvabiliteitseisen voor banken (kapitaaltoereikendheidsrichtlijn naar aanleiding van Bazel II) afgerond en wordt een begin gemaakt met de implementatie in nationale wet- en regelgeving. In Brussel wordt verder onderhandeld over de op te stellen Europese richtlijn voor solvabiliteitseisen voor verzekeraars (Solvency II-richtlijn).
  
 Uitgangspunt is te komen tot een meer risicogeoriënteerd toezicht. Hierdoor zullen risico's aan de banken- en verzekeringskant op dezelfde manier worden behandeld. Financiële instellingen worden verplicht de risico's die inherent zijn aan hun bedrijf voldoende te beheersen door onder meer kapitaalbuffers af te stemmen op de omvang van de risico's en daarbij voldoende liquiditeit aan te houden.
  
DoelgroepConsumenten, de financiële toezichthouders en de financiële sector.
  
PlanningContinu
  
InstrumentEen regelgevend kader voor het toezichtsysteem.
  
EvaluatieDe mate van omslag naar risicogeoriënteerd toezicht die voortvloeit uit de Nota toezicht op financiële conglomeraten (Kamerstukken II 1999/00, 27 241, nr. 1) wordt gemeten in 2006 en vergeleken met de nulmeting in 2001.
Activiteit 3Zorgdragen voor adequaat toezicht op de financiële infrastructuur.
MotiveringDe bevoegdheden van DNB en de AFM wettelijk vast te leggen met betrekking tot het toezicht op de infrastructuur van de financiële markten (i.c. het betalingssysteem Interpay en de effectenafwikkelsystemen LCH.Clearnet en Euroclear Nederland).
  
 In de huidige situatie zijn het systeemtoezicht dat wordt uitgeoefend door DNB en het gedragstoezicht dat wordt uitgeoefend door de AFM indirect geregeld.
  
PrestatieIn 2005 wordt een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer teneinde deel 4 van de Wft in 2006 in werking te laten treden.
  
 Het toezicht op de infrastructuur beoogt enerzijds de financiële risico's die worden veroorzaakt door deze infrastructuur en die de stabiliteit van het financiële stelsel kunnen bedreigen te beperken (systeemtoezicht) en anderzijds een ordelijk en transparant marktproces, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en een zorgvuldige behandeling van consumenten te bevorderen (gedragstoezicht).
  
DoelgroepConsumenten, de financiële toezichthouders en de financiële sector.
  
Planning2005
  
InstrumentDeel 4 van de Wft.
  
EvaluatieDeel 4 van de Wft wordt 5 jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.
Activiteit 4Ontwikkelen crisismanagementprocedures.
MotiveringEen goede samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de centrale banken, toezichthouders en ministeries van Financiën van de lidstaten van de EU te waarborgen ter bevordering van de stabiliteit van het financiële stelsel.
  
PrestatieHet ontwikkelen van adequate crisismanagementafspraken tussen DNB/PVK en het ministerie van Financiën.
  
DoelgroepDNB/PVK en de financiële sector
  
PlanningContinu
  
InstrumentAnalyse van de bestaande Europese coördinatiemechanismen voor crisismanagement door het Financial Services CommitteeHet FSC voorziet de Europese Commissie en de Raad van advies en overzicht op het terrein van financiële diensten. (FSC)
  
EvaluatieAan de hand van de aanbevelingen van het FSC wordt geëvalueerd in welke mate adequate crisismanagementafspraken in de bestaande afspraken tussen DNB/PVK en het ministerie van Financiën zijn gewaarborgd.
Activiteit 5Beschermen van de vitale infrastructuur in de financiële sector.
MotiveringDe operationele risico's die in de financiële sector kunnen ontstaan als gevolg van bewust menselijk handelen (terrorisme) en keteneffecten uit andere sectoren (bv. elektriciteit en telecom) verkleinen.
  
PrestatieIn een rapportage wordt, op basis van een analyse van kwetsbaarheden en afhankelijkheden, een antwoord gegeven op de vraag in hoeverre de vitale infrastructuur in de financiële sector afdoende zijn beschermd. Eventueel worden benodigde additionele beschermingsmaatregelen geformuleerd.
  
DoelgroepConsumenten, financiële instellingen (o.a. banken, verzekeraars) en financiële toezichthouders
  
PlanningMedio 2005
  
InstrumentAfspraken met de sector
  
EvaluatieNader te bepalen, op basis van de analyse.
Activiteit 6De Europese infrastructuur verbeteren.
MotiveringHet functioneren van de Europese markt verbeteren door maatregelen te nemen ten aanzien van de gefragmenteerde infrastructuur in Europa ter bevordering van integratie van de Europese financiële markten.
  
Prestatie1. Implementatie van richtlijnen voortkomend uit het EU Actieplan Financiële Diensten.
 2. Onderhandelingen over een voorstel voor een nieuw Europees kader voor betalingsverkeer die vermoedelijk in 2005 zullen resulteren in een richtlijn. Het voorstel voor een nieuw Europees kader voor betalingsverkeer moet resulteren in efficiëntere betaaldiensten, meer gelijke concurrentieverhoudingen, een afdoende bescherming van gebruikers van betalingsdiensten en veilige betaalproducten op Europees niveau.
 3. Inzetten voor een efficiënte marktstructuur en juridische zekerheid voor de eindbelegger met betrekking tot clearing en settlement, mede gebaseerd op de mededeling van de Commissie uit 2004 over de toekomstige regelgeving en vergunningverlening inzake clearing en settlement.
  
DoelgroepConsumenten, de financiële sector
  
PlanningContinu
  
InstrumentWet- en regelgeving en beleid
  
Evaluatie
Activiteit 7Corporate governance bij beursgenoteerde ondernemingen bevorderen.
MotiveringCorporate governance heeft tot doel het maatschappelijke vertrouwen te herstellen in het bestuur en de raad van commissarissen van beursgenoteerde ondernemingen.
  
PrestatieMonitoring corporate governance code. Invoering van toezicht op accountants. Invoering van toezicht op externe financiële verslaggeving van beursgenoteerde bedrijven. Implementatie van de Europese richtlijn inzake overnamebiedingen.
  
DoelgroepAandeelhouders, AFM en de financiële sector
  
PlanningContinu
  
InstrumentWet- en regelgeving en beleid.
  
EvaluatieBinnen vijf jaar na inwerkingtreding worden de Wet toezicht op accountants en zijn effecten geëvalueerd. In 2008 worden wetgeving en toezicht op financiële verslaggeving geëvalueerd.
Activiteit 8Governance bij de financiële toezichthouders bevorderen.
MotiveringDe bestuursstructuur van de toezichthouders expliciteren met als doel de prestaties van de toezichthouders te optimaliseren.
  
PrestatieIn 2005 wordt een beleidsvisie op de governance en een toezichtarrangement voor het financiële toezicht opgesteld en uitgewerkt.
  
 Belangrijke thema's hierbij zijn: de positionering van de Raad van Toezicht bij de toezichthouders, de externe verantwoording door de toezichthouders, de transparantie van de toezichthouders en de betrokkenheid van financiële ondernemingen bij het publiek toezicht.
  
DoelgroepFinanciële toezichthouders
  
Planning2005
  
InstrumentBeleidsnota
  
Evaluatie

3.2.2.2 Operationele doelstelling 2

Het bevorderen van de integriteit van het financiële stelsel door het stellen van randvoorwaarden voor onder meer anti-witwaswet- en regelgeving en voor het toezicht op de financiële sector.

Activiteit 1Bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering in internationaal verband.
MotiveringDe integriteit van het financiële stelsel in internationaal verband bevorderen ten behoeve van een integer financieel stelsel op wereldwijde schaal en een level playing field voor de Nederlandse financiële sector.
  
Prestatie1. In internationaal verband blijven inzetten op het bevorderen en waar mogelijk afdwingen van internationale compliance met de standaarden van de Financial Action Task Force on money laundering (FATF), via assessments door de FATF, het IMF, de Wereldbank en de FATF Style Regional Bodies (FSRBs).
 2. Implementeren van internationale verplichtingen (herziene 40 FATF-aanbevelingen en de thans in voorbereiding zijnde Derde richtlijn witwassen) in het Nederlandse stelsel van wet- er regelgeving, onder meer waar het de onderzoeksplicht ten opzichte van cliënten betreft (customer due diligence).
 3. Beleidsmaatregelen nemen om aan de FATF-standaarden op het gebied van transparantie van en toezicht op non-profitinstellingen te voldoen.
  
DoelgroepDe financiële sector
  
Planning2005
  
InstrumentBeleid en wet- en regelgeving
  
EvaluatieDe derde ronde van wederzijdse FATF-assessments gaat in 2004 van start. Nederland en de andere Koninkrijksdelen zullen naar verwachting in 2006 of 2007 door de FATF worden geëvalueerd.
Activiteit 2Bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering in nationaal verband.
MotiveringDe integriteit van het financiële stelsel bevorderen ten behoeve van het maatschappelijk vertrouwen in de Nederlandse financiële sector.
  
Prestatie1. In 2005 zullen in samenwerking met de ministeries van Justitie en BZK naar aanleiding van het kabinetsstandpunt op het rapport «Uit onverdachte bron», evaluatie van de keten ongebruikelijke transacties« verdere maatregelen worden genomen ter versterking van de keten ongebruikelijke transacties. Het gaat hierbij om een heldere aansturing van de keten, het efficiënter maken van werkprocessen, verhoogde aandacht voor opsporing en vervolging van witwassen, optimaler gebruik maken van meldingsinformatie en reductie van administratieve lasten.
 2. Samenwerking en informatie-uitwisseling tussen ketenpartners (toezichthouders, meldpunt, opsporingsdiensten en OM) stimuleren. Deze informatie-uitwisseling dient ertoe bij te dragen dat de betrokken instanties effectiever kunnen optreden in gevallen waarin het financiële stelsel wordt misbruikt.
 3. Vaststellen van nieuwe indicatoren voor het melden van ongebruikelijke transacties.
 4. In 2005 zal in het kader van het project «Bruikbare Rechtsorde» een start worden gemaakt met de stroomlijning van de regelgeving op het gebied van witwasbestrijding en identificatie bij financiële dienstverlening. Dit draagt bij aan een transparanter en toegankelijker wetgevingsinstrumentarium.
 5. Nederland zal in 2005 een initiatief afronden om te komen tot een beter en uit het oogpunt van administratieve lasten minder belastend systeem voor het verkrijgen van inzicht in rechtspersonen.
  
DoelgroepFinanciële sector
  
Planning2005
  
InstrumentBeleid en wet- en regelgeving
  
Evaluatie1. Evaluatie van de doelmatigheid, evenredigheid en efficiëntie van het totale pakket aan handhavingsinstrumenten (zowel de bestuurlijke instrumenten als de strafbaarstellingen) op het gebied van financiële toezichtswetgeving in 2005.
 2. Evaluatie van de bereikte resultaten van het ingezette beleid uit de Nota integriteit financiële sector en terrorismebestrijding van 2001.

3.2.2.3 Operationele doelstelling 3

Het zorgdragen voor een goed functionerend muntwezen via een ongestoorde muntvoorziening van voldoende munten met als randvoorwaarde kosteneffectiviteit.

Op grond van de Muntwet 2002 worden uitsluitend in opdracht van de Staat munten vervaardigd en uitgegeven. Op grond van een muntcontract worden de euromunten door De Koninklijke Nederlandse Munt NV (KNM) vervaardigd. DNB verzorgt de distributie van de euromunten.

Activiteit 1Zorgdragen voor een ongestoorde muntvoorziening.
MotiveringMet de muntvoorziening wordt zorggedragen voor een goed functionerend muntwezen van voldoende munten met als randvoorwaarde kosteneffectiviteit.
  
Prestatie1. Muntvoorziening ten opzichte van muntvraag: streefwaarde is het op ieder moment kunnen voldoen aan 100 procent van de gevraagde hoeveelheid.
 2. In 2005 zal in verband met het vijfentwintigjarige regeringsjubileum van Koningin Beatrix een bijzondere euromunt worden uitgegeven.
 3. Ingeleverde guldenmunten ontwaarden. De voormalige guldenmunten zijn tot 1 januari 2007 inwisselbaar bij DNB tegen de voormalige nominale waarde, omgerekend naar het desbetreffende eurobedrag.
Productie euromunten 1999–2005 (x 1000)
 1999–2001200220032004*2005*
2 euro180 80036 432749448448
1 euro193 60022 560950448448
50 eurocent265 60080 160810515515
20 eurocent246 30050 69157 82140 000515
10 eurocent500 6000818515515
5 eurocent603 6000874560105 560
2 eurocent373 10052 224150 750150 000560
1 eurocent504 400057 660130 000560
Totaal2 868 000242 067270 432322 486109 121

* raming.

Voorraden euromunten Muntdepot 2001–2005 (jaarultimo; x 1000)
 2001200220032004*2005*
2 euro180 80066 26850 79050 00050 000
1 euro193 60068 49674 68862 00050 000
50 eurocent265 600143 22195 11735 00035 000
20 eurocent246 30035 18017 22931 00031 000
10 eurocent500 600200 875152 54665 00029 000
5 eurocent603 600250 273148 49850 00050 000
2 eurocent373 10010 49111 94325 00025 000
1 eurocent504 400105 31023 72025 00025 000
Totaal2 868 000880 114574 531343 000295 000

* raming.

  
DoelgroepBanken, toonbankinstellingen en consumenten.
  
PlanningContinu
  
InstrumentBeleidsuitvoering
  
EvaluatieIn 2005 is een evaluatie van het muntwezen gepland.

3.2.3 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Verplichtingen242 76649 45349 62538 89434 89434 89434 894
        
Uitgaven43 09333 55349 62538 89434 89434 89434 894
Programma-uitgaven36 00426 73643 92333 51129 51129 51129 511
Doelst. 1 Goed functionerende financiële markten       
Bijdrage toezicht AFM 4 20014 3009 2009 2009 2009 200
Bijdrage toezicht PVK op verzekeraars  4 6002 3002 3002 3002 300
Bijdrage toezicht PVK op pensioenfondsen  4 0002000200020002000
Toezicht Wck9541 000     
Maatschappelijk overleg betalingsverkeer 200200200200200200
Rechtspraak Financiële Markten 5001 0001 0001 0001 0001 000
Doelst. 2 Integriteit van het financiële stelsel       
Caribbean Financial Action Taskforce30323232323232
Bijdrage toezicht Wet MOT/WID664      
Doelst. 3 Goed functionerend muntwezen       
Muntcirculatie13 96814 80414 79114 77914 77914 77914 779
Retouren guldenmunten20 3476 0005 0004 000   
Doelst. 7 (2003) Bevorderen soepele overgang euro       
Voorlichting euro41      
        
Apparaatsuitgaven7 0896 8175 7025 3835 3835 3835 383
        
Ontvangsten463 863421 185588 551589 185597 735610 401618 318
Totaal programma-ontvangsten463 863421 185588 551589 185597 735610 401618 318
Doelst. 1 Goed functionerende financiële markten       
Winstuitkering DNB353 262373 667563 033563 667572 217584 883592 800
Overige programma-ontvangsten7 79510 322322322322322322
Doelst. 3 Goed functionerend muntwezen       
Ontvangsten muntwezen65 89717 1845 1845 1845 1845 1845 184
Toename munten in circulatie36 90920 01220 01220 01220 01220 01220 012

Toelichting

Uitgaven

Muntcirculatie

Muntcirculatie bestaat uit uitgaven die betrekking hebben op de muntproductie, subsidie Geld- en Bankmuseum (€ 472 096) en het NACM. De muntproductie in de jaren 2005 en verder is hierbij afhankelijk gesteld van veronderstellingen in ontwikkelingen in de muntvraag.

Ontvangsten

Winstuitkering DNB

Naar aanleiding van de in 1998 afgesproken evaluatie van de winst- en vermogenspositie van DNB is begin 2004 onder meer de afspraak gemaakt dat eventuele verliezen van DNB (ongerekend de winst op goudverkoop die volledig aan DNB toekomt) voortaan worden gecompenseerd door deze gedurende zes jaar in mindering te brengen op de winst. Onderdeel van de afspraak is weer terug te keren naar een winstuitkering, zoals tot 1999 gebruikelijk was en destijds is afgeschaft omdat onvoldoende zekerheid bestond over de mogelijke uitslagen in de te verwachten winst. De winstuitkering over het jaar 2004 wordt thans geraamd op ca. € 374 mln. De definitieve vaststelling hiervan geschiedt in november ten tijde van de 2e suppletore begroting.

Ontvangsten muntwezen

De ontvangsten muntwezen hebben betrekking op de afdracht van KNM aan de Staat van de totale nominale waarde verkregen door de afgifte van bijzondere (en niet voor het betalingsverkeer bestemde) munten en van royalty's. Royalty's zijn een vergoeding die de Staat ontvangt voor dukaten die KNM produceert en verkoopt. De ontvangsten muntwezen hebben tevens betrekking op de betaling aan de Staat van het verkochte metaalschroot (dit is het muntmetaal van vernietigde munten). Vanaf 2005 zullen de nog ingeleverde guldenmunten op ad hoc-basis worden ontwaard.

Toename munten in circulatie

Het in omloop brengen van reguliere euromunten leidt tot ontvangsten voor de Staat en tegelijkertijd tot een schuld aan het publiek. Vanwege de uitbreidings- en vervangingsvraag naar munten is doorgaans sprake van een netto-ontvangst voor de Staat.

Overige programma-ontvangsten

Deze ontvangsten in 2004 en verder hebben betrekking op door exploitanten van kerninstallaties te betalen premies in verband met de garantie die door de Staat is afgegeven voor dekking van schade bij kernongelukken. Deze ontvangsten worden geraamd op ca. € 322 000 per jaar.

Garanties voor toezicht

Ter voorbereiding op nieuwe toezichttaken worden door AFM kosten gemaakt. Deze voorbereidingskosten worden geactiveerd op de balans en vanaf inwerkingtreding van de nieuwe toezichttaak geleidelijk doorberekend aan onder toezicht gestelden. Ingeval de nieuwe toezichttaak niet in werking zou treden, ontbreekt de wettelijke basis voor kostendoorberekening. Voor de financiering van de voorbereidingskosten van het toezicht heeft Financiën een overheidsgarantie gegeven. De kaslimiet van AFM in het kader van geïntegreerd middelenbeheer is verhoogd van € 11,1 mln. naar € 20 mln. Hiervoor is door Financiën een verplichte garantie afgegeven van € 8,9 mln. Voornaamste reden voor verhoging van de kaslimiet is de financiering door AFM van voorbereidingskosten van nieuwe toezichttaken in 2004 en 2005.

Wet aansprakelijkheid kernongevallen (Wako)

De Staat dient, voorzover de vergoedingen uit andere hoofde niet toereikend zijn, openbare middelen tot een bedrag van maximaal € 2,27 mld. beschikbaar te stellen per kerninstallatie om schade ten gevolge van een kernongeval te vergoeden. Momenteel zijn er in Nederland zeven kerninstallaties.

Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

De Staat garandeert de verplichtingen van het Waarborgfonds, naar rato van het aantal (rijks)motorrijtuigen waarvan de Staat bezitter of houder is. De Staat garandeert eveneens de verplichtingen van het Waarborgfonds samenhangend met de uitvoering van de regeling voor gemoedsbezwaarden.

Vrijwaring van schade van de Pensioen- en Verzekeringskamer en de Autoriteit Financiële Markten

Door de Staat zijn vrijwaringen verleend ter zake van schade als gevolg van uit de toezichtstaak voortvloeiende aansprakelijkheidsclaims.

Budgetflexibiliteit

x € 1000
  2005 2006 2007 2008 2009
1a.Geraamde kasuitgaven 49 625 38 894 34 894 34 894 34 894
2.Waarvan apparaatsuitgaven 5 702 5 383 5 383 5 383 5 383
3.Dus programma-uitgaven 43 923 33 511 29 511 29 511 29 511
Waarvan op 1 januari 2005:          
4.juridisch verplicht0%00%00%00%00%0
5.complementair noodzakelijk0%00%00%00%00%0
6.bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch)100%43 923100%33 511100%29 511100%29 511100%29 511
7.beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma)0%00%00%00%00%0
8.beleidsmatig nog niet ingevuld0%00%00%00%00%0
9.Totaal (=3)100%43 923100%33 511100%29 511100%29 511100%29 511

3.2.4 Overzicht prestatiegegevens en beleidsevaluatieonderzoek per doelstelling

De doorlooptijd van wet- en regelgeving is een tussentijdse prestatie-indicator om de voortgang te monitoren. Tweemaandelijkse overzichten van alle lopende wetvoorstellen, hun planningen en de motivering voor eventuele wijzigingen worden hiertoe opgesteld. Van de wetsvoorstellen die in 2004 in voorbereiding of behandeling zijn, vragen in ieder geval 13 wetsvoorstellen ook in 2005 aandacht. Een platform wetgeving bevordert de kwaliteitsborging van wetgeving en evalueert wetgevingstrajecten.

Prestaties op internationaal terrein worden gemeten aan de hand van de mate en tijdsduur van implementatie van de internationale normen (met name Europese richtlijnen). De doorlooptijd van de implementatie van Europese richtlijnen in nationale regelgeving wordt op dezelfde wijze gemeten als de nationale regelgeving.

 2003200420052006200720082009
Algemene beleidsdoelstelling       
IMF FSAP evaluatieOO     
Wet- en regelgeving
Internationaal
Operationele doelstelling 1       
Kosten van het toezicht
Evaluatie fusie DNB-PVK     O 
Evaluatie Financiële Bijsluiter O     
Inzichtelijkheid en vergelijkbaarheid bij consumenten van FB 75%     
Goede verhuisservice banken  O    
Bemiddeling financiële diensten  O    
Evaluatie toezicht op verslaggeving     O 
Evaluatie toezicht op accountants     O 
Corporate governance code 
Evaluatie risico-georienteerd toezicht   O   
Omslag naar risicogeoriënteerd toezicht
Vvgb-beleid
Operationele doelstelling 2       
FATF evaluatie   O   
Versterking en inzicht in handhavingsketen toezicht-opsporing-vervolging70%75%80%85%90%95%100%
Realisatie beleidsvoornemens Nota Integriteit70%80%90%100%100%100%100%
Operationele doelstelling 3       
Evaluatie muntwezen  O    
Muntvoorziening tov de marktvraag100%100%100%100%100%100%100%
Werkelijke tov geplande productie
Kosten van de muntvoorziening
Voortgang ontwaarding guldenmunten75%100%     
Werkelijke minus geplande uitgifte bijzondere munten0000000

O = Evaluatieonderzoek.

• = Prestatie-indicator.

% = Streefwaarde 2005–2009, realisatiewaarde 2003.

3.3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

3.3.1 Algemene beleidsdoelstelling

Het realiseren van optimaal financieel resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van Staatsdeelnemingen; het wegnemen van knelpunten voor ondernemingsfinanciering en bredere toepassing van publiek private samenwerking bij de totstandkoming van overheidsinvesteringen.

Succesfactoren & effectindicatoren van Staatsdeelnemingen

De uitvoering van beleid ten aanzien van Staatsdeelnemingen1 voltrekt zich in een omgeving die door politieke opvattingen wordt beheerst, waardoor het toepassen van de uitgangspunten van het deelnemingenbeleid niet altijd gewaarborgd is. Het consistent toepassen van de stelling «Aandeelhouderschap is in beginsel geen geschikt instrument voor de borging van publiek belang» zou er op lange termijn toe moeten leiden dat de Staat slechts in zeer bijzondere gevallen deelnemingen zou hebben. Het aantal en de omvang van de deelnemingen zou dan sterk afnemen. De ervaring leert echter dat politieke besluitvorming hieromtrent een complex proces is, uitkomsten hiervan zijn moeilijk te voorspellen.

Het bovenstaande is met name relevant in het kader van het aangaan en afstoten van deelnemingen. Voor wat betreft het beheren van deelnemingen moet worden opgemerkt dat Financiën bij het realiseren van de centrale doelstelling van beheer, namelijk waardemaximalisering, vaak afhankelijk is van het op de deelneming van toepassing zijnde beleidsmatige kader. Dit kader is een stelsel van beleidsmatige randvoorwaarden waarbinnen het beheer wordt gevoerd. Er zal derhalve sprake zijn van een waardemaximalisering binnen kaders.

Een andere belangrijke factor waar Financiën bij het beheer rekening mee moet houden, is de houding en de mate van invloed van andere belanghebbenden, bijvoorbeeld medeaandeelhouders en financiers.

Voor vakgebieden waarmee men bij uitvoering van diverse projecten regelmatig wordt geconfronteerd, zijn specialisten aangetrokken dan wel opgeleid, om zo tot een optimale mix van de benodigde kennis en ervaring te komen. Hiermee wordt voorkomen dat constant beroep moet worden gedaan op dure externe adviseurs. Er wordt ook aandacht besteed aan interne kennisontwikkeling. Op deze wijze wordt met minimale inzet van middelen gewerkt aan het realiseren van de beleidsdoelstellingen.

Dividendraming en winstprognoses als effectindicator

Zowel dividendramingen als winstprognoses kunnen worden aangemerkt als effectindicator. Aan de dividendramingen liggen verschillende veronderstellingen ten grondslag. De hoogte van de dividenduitkering wordt bepaald door enerzijds de uitkeerbare winst en anderzijds het door de onderneming gehanteerde uitkeringspercentage.

De winstprognoses van de deelnemingen zijn gebaseerd op een veelheid van zowel algemene economische factoren als op bedrijfs- en sectorspecifieke factoren, die per onderneming variëren. Voor de veronderstellingen met betrekking tot de ramingen uit hoofde van de regeling Bijzondere Financiering wordt verwezen naar de paragraaf «Budgetflexibiliteit».

Succesfactoren & effectindicatoren van Publiek-private samenwerking

De regering heeft zich uitgesproken voor het verbeteren van de publieke dienstverlening (o.a. via aandacht voor Andere Overheid). Een van de manieren om deze doelstelling efficiënt te bereiken, is via publiek-private samenwerking (pps). PPS heeft bij de eerste infrastructuur projecten (wegen en spoor) in Nederland en bij vele buitenlandse projecten bewezen dat het mogelijk is om de publieke dienstverlening te verbeteren of dezelfde prestatie te leveren voor minder geld. Bij pps bepaalt de overheid vanuit haar publieke verantwoordelijkheid welke dienst (of product) aangeboden wordt en binnen welke randvoorwaarden de dienst tot stand moet komen. De private sector is verantwoordelijk om binnen de gestelde randvoorwaarden te bepalen hoe deze dienst geleverd gaat worden. Doordat de overheid niet voorschrijft hoe de private partijen de dienst moeten leveren, en in een open en transparant competitief proces private partijen inschakelt, krijgen deze de ruimte om met slimmere en betere oplossingen te komen waardoor de dienst voor minder geld geleverd kan worden en/of van een betere kwaliteit is. Het publieke belang wordt geborgd door de betaling te koppelen aan het behalen van de beleidsdoelstelling.

Er is een traject van gecontroleerde introductie en verbreding van pps ingezet. Dit houdt in dat in een bepaalde sector gestart wordt met een beperkt aantal pilotprojecten. Ervaringen met deze pilots geven inzicht in waar pps tot betere resultaten leidt, welke (institutionele) belemmeringen in de weg staan zodat kennis wordt opgebouwd om de toepassing van pps te vergemakkelijken. Deze kennis en ervaring worden gebruikt voor verbreding van de toepassing binnen de sector. Voor pps bij gebiedsontwikkeling onderzoekt de interdepartementale «Taskforce PPS en Gebiedsontwikkeling» de mogelijkheden van risicodragende participaties door het Rijk.

VerantwoordelijkheidDe Minister van Financiën is direct verantwoordelijk voor operationele doelstelling 1 en 2 en indirect verantwoordelijk voor 3 en 4.

3.3.2 Operationele doelstellingen

3.3.2.1 Operationele doelstelling 1

Realiseren van optimaal resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen.

ActiviteitBeheren, aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen waarbij een optimaal resultaat gerealiseerd wordt.
MotiveringOm de zakelijke belangen van de staat in staatsdeelnemingen te behartigen
  
Prestatie1. Output: Waarde- c.q. opbrengst zijn maximaal op lange termijn, onder beleidsmatige randvoorwaarden.
 2. Input: Implementatie best practices.
  
 In 2004 is begonnen met het toepassen van eerder ontwikkelde «best practices» op het gebied van beheer. In 2005 zal hiermee worden doorgegaan. De Code Tabaksblat dient tevens bij deelnemingen geïmplementeerd te worden (ook bij niet genoteerde deelnemingen is het wenselijk om te rapporteren). Statuten zullen moeten worden aangepast op wijzigingen die voortvloeien uit de wijzigingen boek 2 BW. Verondersteld wordt dat implementatie best practices (input) in belangrijke mate zal bijdragen tot waarde- c.q. opbrengstmaximalisatie (output).
  
DoelgroepOndernemingen waarin de Staat deelneemt.
  
InstrumentBevoegdheden uit hoofde van aandeelhouderschap, kennis en ervaring
  
EvaluatieHet deelnemingenbeleid wordt eens in de vijf jaar geëvalueerd. De volgende evaluatie staat gepland voor 2006. Tevens wordt voor iedere staatsdeelneming eens in de vijf jaar een periodieke check uitgevoerd waarbij wordt bekeken of er belemmeringen bestaan voor afstoting. In 2004 worden de eerste zes evaluaties uitgevoerd. Verder wordt jaarlijks aan de TK een overzicht met relevante gegevens van alle staatsdeelnemingen gepresenteerd. Over aspecten van transacties en beheer wordt verslag gedaan in de vorm van een jaarverslag.

3.3.2.2 Operationele doelstelling 2

Het verhelpen van knelpunten in de kapitaalmarkt voor Nederlandse ondernemingen, met name door de regeling Bijzondere Financiering (BF-regeling).

ActiviteitAfsluiten van de BF-regeling met bedrijven die geconfronteerd worden met moeilijkheden bij het aantrekken van risicodragend vermogen.
MotiveringOm Nederlandse ondernemingen te helpen wanneer zij geconfronteerd worden met moeilijkheden bij het aantrekken van risicodragend vermogen, vooral als het om een kleinere vermogensbehoefte gaat.
  
 De openbare kapitaalmarkt is voor – veelal kleine en middelgrote – bedrijven onvoldoende toegankelijk, terwijl het onderhandse aanbod van risicodragend vermogen nog onvoldoende ontwikkeld is.
  
Prestatie1. BF-regeling moet worden toegepast op ondernemingen die onvoldoende toegang hebben tot de openbare kapitaalmarkt.
 2. De BF-regeling moet kostendekkend zijn.
 3. Verplichtingen uit hoofde van de BF-regeling moeten blijven binnen het gestelde plafond van € 79,41 mln.
  
 Onderstaande tabel laat zien dat met name vóór 1990 geen sprake was van kostendekkendheid. Hoewel vanaf 2001 geen kredieten zijn verstrekt onder de oude regeling lopen de uitgaven en ontvangsten uit dien hoofde nog enkele jaren door.
kst-29800-IXB-2-4.gif
  
DoelgroepNederlandse ondernemingen die participeren op de kapitaalmarkt en geconfronteerd worden met moeilijkheden bij het aantrekken van risicodragend vermogen.
  
InstrumentTen behoeve van de BF-regeling verstrekt NIB Capital Bank NV risicodragend vermogen onder garantie van de Staat. Bij de zogenaamde AA kredieten (achtergestelde kredieten) draagt NIB Capital Bank NV een eigen risico van 10%, bij zogenaamde B kredieten (niet achtergestelde kredieten) varieert dit eigen risico tussen de 10% en 50%.
  
EvaluatieVijfjaarlijkse beoordeling van de kostendekkendheid van de BF-regeling. Jaarlijkse beoordeling van de aangegane verplichtingen ten opzichte van het plafond van € 79,41 mln. In 2004 is de regeling geëvalueerd waarbij o.a. is onderzocht of knelpunten nog steeds bestaan. De Tweede Kamer wordt over het evaluatieonderzoek, de conclusies en aanbevelingen in het najaar van 2004 geïnformeerd.

3.3.2.3 Operationele doelstelling 3

Het bewerkstelligen van een optimale opbrengst van bijzondere marktgerelateerde operaties, zoals de uitgifte van vergunningen.

ActiviteitAdvies en ondersteuning bieden aan departementen die bijzondere marktgerelateerde operaties uitvoeren.
MotiveringOm een optimaal resultaat bij deze operaties te krijgen, ook in financiële zin.
  
PrestatieZakelijke aanpak bewerkstelligen van bijzondere marktgerelateerde operaties zoals de financiële aspecten bij de uitgifte van vergunningen.
  
DoelgroepDepartementen die bijzondere marktgerelateerde operaties uitvoeren.
  
PlanningContinu
  
InstrumentAdvies en ondersteuning
  
EvaluatieEvaluatie van de rol van Financiën bij bijzondere marktgerelateerde operaties waar Financiën bij betrokken is, eventueel in samenwerking met het vakdepartement of als onderdeel van een integrale evaluatie door het vakdepartement.

3.3.2.4 Operationele doelstelling 4

Het bijdragen aan de acceptatie en de toepassing van publiek private samenwerking bij de totstandkoming van overheidsinvesteringen.

ActiviteitHet vergroten van de acceptatie en de toepassing van pps bij de totstandkoming van overheidsinvesteringen. 
MotiveringPPS is andere manier van investeren die tot besparingen leidt en een verbeterde dienstverlening. 
     
Prestatie1. Sectorgericht: toepassing pps verder verspreiden (initiërende rol) naar sectoren zoals scholenbouw, overheidsgebouwen (zorginstelling, gevangenissen en departementsgebouwen) en Defensie. Tevens pps uitbouwen binnen de spoor- en wegensector.  
 2. Wegnemen van belemmeringen om pps mogelijk te maken: b.v. stimuleren van lifecycle denken voor alle overheidsinvesteringen en het vergroten van risico bewustzijn (sector overstijgend).  
 3. PPS via verschillende fases structureel onderdeel maken van de besluitvorming bij overheidsinvesteringen(sector overstijgend). 
     
DoelgroepVoornamelijk rijksoverheid (investeringsdepartementen), in mindere mate decentrale overheden. Semi-overheidsorganisaties (scholen, ziekenhuizen). 
     
PlanningContinu naar behoefte totdat pps een geaccepteerd alternatief is voor overheidsinvesteringen, dwz als pps structureel onderdeel is van de besluitvorming bij vakdepartementen en er voldoende pps projecten zijn uitgevoerd om de opgedane pps kennis te verankeren in de organisatie. 
     
InstrumentAdvies in pps projecten, pps kennis (o.a. handleidingen, standaardcontracten, pps cursus) financiële vergelijkingsinstrumenten en projectevaluaties. 
     
EvaluatieIn 2004 zal evaluatie worden gestart naar de voortgang van de introductie van PPS en wat de bijdrage van het kenniscentrum is.  
     
 In onderstaande tabel staat per sector aangegeven in welke fase de pps introductie zich bevindt. 
 VerkenningPilotsEvaluatieVerbreden
Wegen en rail-----------------------------→ 
Scholen-------------------→ 
Overheidsgebouwen------------→ 
Zorgsector--------→ 
Defensie--------→ 
Gebiedsontwikkeling-------------------→ 

3.3.3 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Verplichtingen70 37593 42085 38785 36285 35885 33385 333
Regeling BF17 29379 41179 41179 41179 41179 41179 411
Garantieverplichting NPM 1 600     
        
Uitgaven12 56270 69218 55920 53420 53020 05120 051
Programma-uitgaven5 43158 28312 58314 58314 58314 12914 129
Doelst. 1 Aangaan,beheren en afstoten staatsdeelnemingen       
Verwerving vermogenstitels       
Doelst. 2 Verhelpen knelpunten in ondernemingsfinanciering       
Regeling BF5 26812 82912 12914 12914 12914 12914 129
PPM27454454454454  
Overig       
Tijdelijke regeling subsidie tankstations15      
Uitvoeringskosten tijdelijke regeling subsidie tankstations121      
Verstrekte leningen 45 000     
        
Apparaatsuitgaven7 13112 4095 9765 9515 9475 9225 922
Personeel en materieel3 4193 4413 2763 2513 2473 2223 222
Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen3 7128 9682 7002 7002 7002 7002 700
        
Ontvangsten2 735 755748 337675 432658 539664 065660 050656 043
Programma-ontvangsten2 735 755748 337675 432658 539664 065660 050656 043
Doelst. 1 Aangaan,beheren en afstoten staatsdeelnemingen       
Dividend staatsdeelnemingen193 228451 781297 651301 252314 576314 576314 576
Opbrengst vermogenstitels2 025 00014 748     
Rente en aflossing div. leningen495 040140 849104 04283 03479 03675 02171 014
Afdrachten kansspelorganisaties 111 630247 110250 924250 924250 924250 924
Terugstorting agio16 45719 80017 10013 80010 00010 00010 000
Doelst. 2 Verhelpen knelpunten in ondernemingsfinanciering       
BF/PPM4 4329 5299 5299 5299 5299 5299 529
Overig       
Overige programma-ontvangsten       
Tijdelijke regeling subsidie tankstations1 598      

Toelichting

Doelstelling 1 Aangaan, beheren en afstoten staatsdeelnemingen

Verplichtingen

Bij de verkoop van de aandelen van de B.V. Nederlandse Pijpleiding Maatschappij «NPM» is een garantie afgegeven van € 1,6 mln. door de Staat (Kamerstukken II, 2001/02, 29 200, nr. 34).

Uitgaven

Het aandeelhouderschap van Twinning is overgedragen van EZ naar Financiën. Ter compensatie van de uitgaven samenhangend met het beheer van Twinning heeft een overboeking van budget van EZ plaatsgevonden ten gunste van uitvoeringskosten staatsdeelnemingen.

Uit hoofde van de concentratie van staatsdeelnemingen worden uitvoeringskosten voorzien voortvloeiend uit het beheer en verkoop van staatsdeelnemingen.

Ontvangsten

De ontvangsten uit hoofde van doelstelling 1 bestaan uit dividenden, rente en aflossing van leningen en de opbrengst van vermogenstitels. De geraamde ontvangst in 2004 van € 14,75 mln. heeft betrekking op de cumulatief preferente aandelen B in NIB Capital NV. Met NIB Capital NV is in 1998 overeengekomen dat deze in 2004 tegen een per ultimo 1998 vastgesteld bedrag zullen worden vervreemd en dat de Staat in de tussenliggende jaren de op deze aandelen B te ontvangen dividenden aan ABP-PGGM Capital Holdings zal uitbetalen.

Met ingang van 2005 zal het beleid, de vergunningverlening en het hiermee samenhangende toezicht van de Staatsloterij worden ondergebracht bij het ministerie van Justitie. Financiën zal dan verantwoordelijk zijn voor het beheer van de staatsdeelneming SENS. Op grond van de scheiding tussen beheer en beleid is het niet langer noodzakelijk om in 2005 begrotingsartikel 6 op IXB in stand te houden. De afdrachten SENS worden opgenomen onder afdrachten kansspelorganisaties.

Doelstelling 2: Verhelpen knelpunten in de ondernemingsfinanciering

Uitgaven

De uitgaven van de BF-regeling vloeien voort uit de vergoeding aan de uitvoerder voor de gederfde rente, gederfde aflossing en de gemaakte kosten. Daarnaast zijn ook uitgaven geraamd die samenhangen met de afwikkeling van de aflopende regeling Particuliere Participatiemaatschappijen (PPM).

Ontvangsten

De ontvangsten van de BF regeling komen voort uit garantieprovisies en restituties. Zowel de uitgaven als de ontvangsten komen voort uit in het verleden aangegane langlopende verplichtingen. Daarnaast zijn ook ontvangsten geraamd samenhangend met de regeling PPM.

Budgetflexibiliteit

x € 1 000
  2005 2006 2007 2008 2009
1a.Geraamde kasuitgaven 18 559 20 534 20 530 20 051 20 051
2.Waarvan apparaatsuitgaven 5 976 5 951 5 947 5 922 5 922
3.Dus programma-uitgaven 12 583 14 583 14 583 14 129 14 129
Waarvan op 1 maart 2005:          
4.juridisch verplicht97%12 20675%10 93765%9 47957%8 05450%7 065
5.complementair noodzakelijk0%00%00%00%00%0
6.bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch)0%00%00%00%00%0
7.beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma)3%37725%3 64635%5 10443%6 07550%7 064
8.beleidsmatig nog niet ingevuld0%00%00%00%00%0
9.Totaal (=3)100%12 583100%14 583100%14 583100%14 129100%14 129

Toelichting

Voor dit artikel geldt dat de geraamde programma-uitgaven in het kader van de BF-regeling volgen uit in het verleden aangegane verplichtingen. Deze uitgaven zijn derhalve op korte termijn niet of nauwelijks te beïnvloeden. De uitgaven vinden plaats op basis van declaraties van de NIB van kredieten aan bedrijven die niet meer in staat zijn om te voldoen aan hun rente en aflossingsverplichtingen. Voor de langere termijn geldt dat slechts een wijziging in de acceptatie van de verplichtingen van de BF-regeling het uitgavenpatroon positief of negatief kan beïnvloeden.

Op voorhand kan niet worden gesteld welke verplichtingen tot uitgaven zullen leiden. De gepresenteerde budgetflexibiliteit is derhalve zeer onzeker.

3.3.4 Overzicht prestatiegegevens en beleidsevaluatieonderzoek per doelstelling

 200320042005200620072016
Operationele doelstelling 1      
Evaluatie beleid     
Evaluatie deelnemingen 
Operationele doelstelling 2      
Evaluatie uitvoering     
Kostendekkendheid     
Operationele doelstelling 3*      
Operationele doelstelling 4      
Evaluatie van het pps beleid en de rol van het Kenniscentrum PPS.    

* De rol van Financiën wordt na afloop van iedere bijzondere marktgerelateerde operatie geëvalueerd. Op dit moment is niet bekend op welk tijdstip dit gebeurt.

3.4 Internationale Financiële Betrekkingen

3.4.1 Algemene beleidsdoelstelling

Een financieel-economisch gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling.

Nederland is als open economie zeer gebaat bij een stabiele en voorspoedige ontwikkeling van de internationale economie. Nederland, als lidstaat van de E(M)U, als aandeelhouder in internationale financiële instellingen en deelnemer aan internationale overlegorganen draagt medeverantwoordelijkheid voor de ordening van internationale financieel-economische betrekkingen en kan deze mede beïnvloeden.

De kanalen die Nederland in EU-verband benut zijn onder meer de EU-ministerraden – waaronder (voorportalen van) de Ecofin, de Eurogroep en de Begrotingsraad – en bilaterale contacten met huidige en toekomstige E(M)U-lidstaten. In 2005 zullen op EU-terrein onder andere de onderhandelingen over de nieuwe financiële kaders na 2007, over de EU-begroting 2006 en met kandidaat-lidstaten over EU-toetreding plaatsvinden. Daarnaast zal de discussie over het Stabiliteits- en Groeipact worden vervolgd en spelen op monetair terrein de aanvragen voor deelname aan het wisselkoersmechanisme Exchange Rate Mechanism II (ERM-II) en de eerste ervaringen daarmee met de nieuwe lidstaten.

De kanalen die Nederland benut buiten EU-verband in de bredere internationale financieel-economische ontwikkeling betreffen de inbreng in internationale overlegorganen en de internationale financiële instellingen (IFI's). In 2005 zullen voor Nederland de uitdagingen vooral gelegen zijn in bevordering van een goede financieel-economische ontwikkeling van lage- en middeninkomenslanden, verbetering van crisispreventie en crisisresolutie, verbetering van het beleidsinstrumentarium van de IFI's en het behoud van de financiële soliditeit van de IFI's.

Succesfactoren

Over de beoordeling en prestatiemeting wordt opgemerkt dat deze zich niet op zinvolle wijze in kwantitatieve eenheden laat uitdrukken. Wat betreft de kwalitatieve beoordeling van de Nederlandse beleidsvoering dient voor ogen gehouden te worden dat deze plaatsvindt in een internationaal krachtenveld waarin Nederland een van de vele spelers is. Door het zoeken naar strategische allianties en het opzetten van overlegstructuren met gelijkgezinden heeft het beleid dat Nederland wil verwezenlijken een grotere kans op succes en kan de invloed van Nederland worden vergroot. Dit betekent evenwel niet automatisch dat het uiteindelijk door de internationale financiële instellingen en Europese Unie gevoerde beleid een volledige weerspiegeling van de Nederlandse beleidsvisie zal zijn.

Doelmatigheid en raming hebben betrekking op de aan de beleidsterreinen verbonden uitgaven van artikel 4 van de IXB begroting. Dit zijn alleen uitgaven vallend onder operationele doelstelling 2. De veronderstelling met betrekking tot de doelmatigheid van deze uitgaven is dat deze hoog is: uit verschillende evaluaties blijkt dat multilaterale inspanningen een relatief hoge effectiviteit hebben en dat deze de laatste jaren nog is verbeterd. De Nederlandse uitgaven vloeien voort uit in het verleden aangegane betalingsverplichtingen welke over een meerjarige periode door de internationale financiële instellingen geïncasseerd worden. Doordat een klein aandeel van de betalingsverplichtingen niet in euro luidt, bestaat er een mogelijkheid van afwijkingen door wisselkoersfluctuaties. Daarnaast vindt er eens in de 3 jaar (bij AsDF eens in de 4 jaar) een nieuwe middelenaanvulling voor de zachte fondsen plaats. De uiteindelijke bijdrage die Nederland daarbij toezegt, hangt af van de uitkomsten van de onderhandelingen en kan zodoende afwijken van de projecties in de begroting. Omdat de uitgaven voor nieuw afgesproken middelenaanvullingen op de korte termijn slechts een klein aandeel van de totale uitgaven uitmaken, zullen dergelijke afwijkingen weinig invloed hebben op het totaalbeeld (zie de tabel budgetflexibiliteit).

VerantwoordelijkheidDe Minister van Financiën is indirect verantwoordelijk.

3.4.2 Operationele doelstellingen

3.4.2.1 Operationele doelstelling 1

Het bevorderen van een gezonde en stabiele monetaire en budgettaire ontwikkeling van de Europese Unie en haar lidstaten.

Om deze doelstelling te bereiken wordt gestreefd naar een reëel constant uitgavenkader bij de komende Financiële Perspectieven en naar herziening van het zogenoemde Eigen Middelen Besluit, wordt als inzet een behoedzame ontwikkeling van het budget 2006 gekozen, wordt zorgvuldig omgegaan met aanvragen en behandeling van toetreding tot ERM-II en EU, met aandacht voor economische analyses en wordt tot slot aangaande het Lissabonproces en het Stabiliteits-en Groeipact een evenwichtige multilateral surveillance van de EU-lidstaten bevorderd.

Activiteit 1Een behoedzame ontwikkeling van het EU-budget voor 2006 en een reëel constant uitgavenkader realiseren bij de meerjarenbegroting (Financiële Perspectieven 2007–2013) alsmede herziening van het Eigen Middelen Besluit.
MotiveringBevorderen van een budgettaire gezonde en stabiele ontwikkeling in de EU.
  
Prestatie1. EU-begroting 2006 doet recht aan het principe van begrotingsdiscipline en wordt vastgesteld binnen het kader van de Financiële Perspectieven 2000–2006.
 2. Bruto-afdrachten aan de EU zijn reëel constant in de Financiële Perspectieven 2007–2013.
 3. De relatieve netto betalingspositie is verbeterd ten opzichte van lidstaten met een vergelijkbare welvaart.
  
DoelgroepDe EU-lidstaten, Europese Commissie en het Europese Parlement
  
Planning1. Besluitvorming over de EU-begroting 2006 eindigt in 2005
 2. en 3. Besluitvorming over de Financiële Perspectieven 2007–2013 en eventuele herziening Eigen Middelenbesluit eindigt in 2006
  
InstrumentStandpuntinname in internationaal overleg
  
EvaluatieRapportage vindt plaats op continue basis in verslagen aan de Tweede Kamer. Na afloop van de onderhandelingen over de Financiële Perspectieven zal een evaluatie plaatsvinden die naar de Tweede Kamer zal worden gestuurd.
Activiteit 2Behandelen aanvragen ERM-II en succesvol begeleiden binnen ERM-II van nieuwe lidstaten.
MotiveringBevorderen van een gezonde en stabiele budgettaire ontwikkeling in de EU.
  
PrestatieAanvragen worden met aandacht voor economische analyse beoordeeld.
  
 Lidstaten worden tegen juiste spilkoers in ERM-II toegelaten en daarbinnen regelmatig beoordeeld.
  
DoelgroepEMU-lidstaten, nieuwe lidstaten die ERM-II aanvraag doen, de Europese Commissie en de ECB (Europese Centrale Bank)
  
PlanningContinu
  
InstrumentStandpuntinname in internationaal overleg
  
EvaluatieRapportage vindt plaats op continue basis in verslagen aan de Tweede Kamer.
Activiteit 3Het bevorderen van een evenwichtige multilateral surveillance van de lidstaten van de Europese Unie, gericht op het behoud van financiële stabiliteit en verhoging van de potentiële groei in de EU.
MotiveringBevorderen van een gezonde en stabiele budgettaire ontwikkeling in de EU.
  
PrestatieStabiliteits- en Groeipact (SGP) en Verdrag moeten de cruciale criteria 3% (norm voor begrotingstekort) en 60% (norm voor schuldquote) blijven bevatten. Lidstaten worden aangespoord meer te doen in economisch goede tijden. Houdbaarheid van de overheidsfinanciën speelt een belangrijke rol, waarbij meer aandacht is voor schuldquote en ongedekte toekomstige verplichtingen. Lopende excessieftekortprocedures verlopen in lijn met letter en geest van Stabiliteits- en Groeipact. Economische beleidscoördinatie in de Unie zal door de commissie geëvalueerd worden in de mid-term-review van het Lissabonproces. Implementatie door lidstaten zelf moet voorop staan. Verder moet gelden: beleidscoördinatie waar nodig, beleidsconcurrentie waar mogelijk.
  
DoelgroepDe EU-lidstaten en de Europese Commissie
  
PlanningContinu
  
InstrumentStandpuntinname in internationaal overleg
  
EvaluatieIn 2005 zal het sinds invoering van de euro gevoerde beleid ten aanzien van EMU, met name het SGP, separaat worden geëvalueerd. De evaluatie zal aan de Tweede Kamer worden gezonden.
Activiteit 4Monitoren van economische situatie en onderhandelen over acquis communautaire met kandidaat-lidstaten in het kader van de uitbreiding van de EU.
MotiveringBevorderen van een gezonde en stabiele budgettaire ontwikkeling in de EU.
  
Prestatie1. Monitoren economische situatie op basis van Kopenhagen-criteria
 2. Monitoren onderhandelingen acquis
  
DoelgroepDe EU-lidstaten, de Europese Commissie, de Kandidaat-lidstaten
  
PlanningContinu
  
InstrumentStandpuntinname in internationaal overleg
  
EvaluatieRapportage vindt plaats op continue basis in verslagen aan de Tweede Kamer.

3.4.2.2 Operationele doelstelling 2

Het bevorderen van een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling. Essentieel daarbij is behoud van de financiële soliditeit en samenhang in het opereren van de Internationale Financiële Instellingen (IFI's).

Om een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling te bevorderen draagt Nederland bij aan de internationale financiële stabiliteit en aan het versterken van het beleid van de IFI's dat is gericht op financieel-economische ontwikkeling in lage- en middeninkomenslanden. Om het functioneren van de IFI's ook op de lange termijn te waarborgen en het inroepen van het Nederlandse garantiekapitaal te voorkomen, heeft Nederland daarbij speciale aandacht voor de financiële soliditeit van de IFI's. Ook levert Nederland een financiële bijdrage.

Activiteit 1Het bevorderen van internationale financiële stabiliteit.
MotiveringNederland is gebaat bij een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling.
  
Prestatie1. Verbetering van de surveillance van het IMF onder meer door openbaarmaking van artikel IV-consultaties.
 2. Schuldhoudbaarheidsanalyses maken standaard onderdeel uit van artikel IV-rapporten.
 3. Sterkere betrokkenheid van de particuliere sector bij het dekken van de financieringsbehoefte van crisislanden.
 4. Effectieve beïnvloeding van de internationale beleidsdiscussie op financieel-economisch terrein.
 5. Adequate Nederlandse representatie in belangrijke internationaal-economische gremia.
  
DoelgroepIMF, G-10, OESO, EU-lidstaten
  
PlanningContinu
  
InstrumentStandpuntinname in internationaal overleg
  
EvaluatieDe vorige rapportage is in 2003 aan de Kamer gestuurd. De volgende rapportage wordt in 2009 aan de Kamer gestuurd.
Activiteit 2Versterking van het beleid van de IFI's dat is gericht op financieel-economische ontwikkeling in lage- en middeninkomenslanden.
MotiveringNederland hecht waarde aan een evenwichtige financieel-economische ontwikkeling in lage- en middeninkomenslanden.
  
Prestatie1. Afstemming van de modaliteit van door fondsen te verstrekken middelen en de inhoud van beleidsadvisering en technische assistentie (TA) op de uitkomsten van schuldhoudbaarheidsanalyses van IMF en Wereldbank.
 2. Implementatie van de uitkomsten van de Wereldbankevaluatie van het Poverty Reduction Strategy Paper (PRSP)-proces.
 3. Het ondernemingsklimaat in ontwikkelings- en transitielanden wordt verbeterd, ondermeer door voortgaande participatie in het MIF en implementatie van de beleidsaanbevelingen uit het rapport Doing Business 2004 van de Wereldbank.
 4. Verbetering van de afbakening en coördinatie van de condities in programma's van IMF en Wereldbank.
 5. Verbetering van de inbreng van ontvangende landen in Technische Assistentie (TA)-programma's en de coördinatie met andere TA-verschaffers.
 6. Sterkere concentratie van het IMF bij lage-inkomenslanden op beleidsadvisering en TA en minder op kredietverlening.
 7. Ontwikkeling en implementatie door het IMF van een strategie voor de uitfasering van kredietverlening aan met name middeninkomenslanden.
 8. Verdere ontwikkeling van de monitoring- en evaluatiesystemen van IFI's.
 9. Nederlandse aandeel in de IFI-fondsen bij de komende middelenaanvullingen van de IFI-fondsen (IDA, AfDF) blijft gelijk, mits de uitkomsten van de aanvullingsonderhandelingen en het algemeen functioneren van de instellingen bevredigend zijn.
  
DoelgroepIFI's
  
PlanningContinu
  
InstrumentStandpuntinname in internationaal overleg
  
EvaluatieDe vorige rapportage is in 2004 aan de Kamer gestuurd. De volgende rapportage wordt in 2009 aan de Kamer gestuurd.
Activiteit 3Behoud van financiële soliditeit IFI's.
MotiveringBevorderen van een effectief functioneren van IFI's en het voorkomen van een beroep op het Nederlandse garantiekapitaal.
  
Prestatie1. De AAA-rating van multilaterale ontwikkelingsbanken blijft behouden.
 2. Versterking van de financiële positie van de IFI's door het oplossen van betalingsachterstanden en schuldverlichting voor Heavily Indebted Poor Countries (HIPC's) door IFI's.
 3. Mogelijke reorganisatie van private sectoractiviteiten van Inter-Amerikaanse ontwikkelingsbank (IDB) en Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij (IIC) binnen het kader van het kapitaaltoereikendheidmodel en het leentarievenbeleid van de IDB.
 4. Invoering van een nieuw raamwerk voor inkomensplanning van de Aziatische Ontwikkelingsbank (AsDB) om het risicodragend vermogen van de bank beter te kunnen schatten.
 5. G-10 onderzoek naar de financiële positie van het IMF en met name naar de concentratie van IMF-kredieten.
  
DoelgroepIFI's
  
PlanningContinu
  
InstrumentStandpuntinname in internationaal overleg
  
EvaluatieDe vorige rapportage is in 2004 aan de Kamer gestuurd. De volgende rapportage wordt in 2009 aan de Kamer gestuurd.

3.4.3 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Verplichtingen2 456 086198 177631 234351 605409 8712 503 018116 009
Betalingsverplichtingen2 91184 732517 7892 56288 137587 0562 564
Garantieverplichtingen2 453 175113 445113 445349 043321 7341 915 962113 445
        
Uitgaven206 712203 806181 818213 521210 561194 856230 107
Programma-uitgaven       
Doelst. 2 Bevorderen van een evenwichtige financieel-economische ontwikkeling       
Instrument: deelneming multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen203 817200 998179 231210 959207 997192 292227 543
        
Apparaatsuitgaven2 8952 8082 5872 5622 5642 5642 564
        
Ontvangsten29 9711 6881 2051 028980929929
Doelst. 2 Bevorderen van een evenwichtige financieel-economische ontwikkeling       
Ontvangsten29 9711 6881 2051 028980929929

Toelichting

In het algemeen geldt dat een deel van de verplichtingen- en uitgavenramingen door wisselkoersinvloeden (US-dollar en SDR) beleidsmatig niet te beïnvloeden is.

De budgettaire gevolgen hebben betrekking op door Nederland aan te gane verplichtingen als uitkomst van onderhandelingen over financiële bijdragen aan diverse financiële instellingen, zoals kapitaalverhogingen van banken (deelnemingen en garanties) en middelenaanvullingen van concessionele fondsen. Regel hierbij is dat voor nieuwe verplichtingen budgettair een stelpost wordt opgenomen die gelijk is aan de Nederlandse bijdrage aan de vorige kapitaalverhoging c.q. middelenaanvulling.

De volgende kapitaalverhogingen en middelenaanvullingen zijn voorzien en budgettair reeds eerder verwerkt danwel voor het eerst opgenomen in deze ontwerpbegroting:

Wereldbankgroep (IBRD, IDA, IFC, MIGA)1

Een nieuwe kapitaalverhoging voor de Wereldbank wordt niet voor 2008 verwacht. De stelpost met betrekking tot de verplichtingenraming voor de Wereldbank van € 54,5 mln. (en bijbehorende garantieverplichting van € 1,8 mld.) en de verplichtingenraming IFC van USD 24 mln. (€ 20 mln.) is doorgeschoven van 2007 naar 2008. Stelposten zijn opgenomen voor de verplichtingen betreffende de middelenaanvullingen IDA-14 in 2005 en IDA-15 in 2008 (beide € 374 mln.).

Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbankgroep (IDB, IIC, FSO en MIF)

Een stelpost voor de verplichting uit hoofde van MIF-2 is opgenomen voor 2005 (€ 15 mln.).

Afrikaanse Ontwikkelingsbankgroep (AfDB, AfDF)

Stelposten zijn opgenomen voor de verplichtingen betreffende de middelenaanvullingen AfDF-10 in 2005 en AfDF-11 in 2008 (beide € 126 mln.).

Aziatische Ontwikkelingsbankgroep (AsDB, AsDF)

De stelpostverplichting voor AsDB-5 is uitgesteld van 2006 naar 2007 (€ 3,6 mln. en bijbehorende garantieverplichting van € 208,2 mln.). Voorts zijn stelposten opgenomen voor AsDF-9 van € 82 mln. in 2004 en in 2007.

Europese Investeringsbank (EIB, EIB Lomé en Cotonou)

Er zijn geen budgettaire gevolgen voorzien. De volgende kapitaalverhoging wordt op zijn vroegst in 2008 verwacht. Omdat deze zal worden gefinancierd uit de reserves van de EIB zal Nederland geen betaling hoeven te verrichten (geen gevolgen voor de begroting); wel zal de garantstelling door Nederland worden verhoogd.

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD)

Er zijn geen budgettaire gevolgen voorzien. Dit sluit aan bij het streven dat de EBRD zelfvoorzienend is en geen nieuwe financiële steun nodig zal hebben.

De garantieverplichting heeft betrekking op het zogenaamde garantiekapitaal van de internationale financiële instellingen (het deel van de verplichting dat waarschijnlijk niet tot betaling komt, het callable capital). Daarnaast heeft de garantieverplichting betrekking op garantie-overeenkomsten tussen de Staat en DNB, onder meer de Nederlandse deelneming in IMF en deelneming in de door de BIS te verstrekken kredietfaciliteiten.

Budgetflexibiliteit

x € 1 000
  2005 2006 2007 2008 2009
1a.Geraamde kasuitgaven 181 818 213 521 210 561 194 856 230 107
2.Waarvan apparaatsuitgaven 2 587 2 562 2 564 2 564 2 564
3.Dus programma-uitgaven 179 231 210 959 207 997 192 292 227 543
Waarvan op 1 januari 2005:          
4.juridisch verplicht95%170 78069%146 19453%110 97024%46 34410%21 747
5.complementair noodzakelijk0%00%00%00%00%0
6.bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch)0%00%00%00%00%0
7.beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma)5%8 45131%64 76547%97 02776%145 94890%205 796
8.beleidsmatig nog niet ingevuld0%00%00%00%00%0
9.Totaal (=3)100%179 231100%210 959100%207 997100%192 292100%227 543

Toelichting

Het onderscheid tussen de juridische en niet-juridische verplichtingen houdt verband met het moment waarop Nederland juridisch een verplichting aangaat in verband met middelenaanvullingen van Fondsen en kapitaalverhogingen van Banken. De geraamde programma-uitgaven zijn in de tabel als volgt te onderscheiden:

– aangegane verplichtingen als uitkomst van reeds afgeronde internationale onderhandelingsprocessen

– stelposten voor nieuwe verplichtingen van internationale onderhandelingsprocessen die nog niet zijn afgerond of die nog zullen plaatsvinden

In de tabel is alleen rekening gehouden met de zogenaamde betalingsverplichtingen (paid-in capital). Er wordt geen rekening gehouden met de garantieverplichtingen (callable capital). Slechts indien de Banken in zeer ernstige financiële problemen zouden komen, kan om storting van het garantiekapitaal worden gevraagd. Om die reden wordt er ramingstechnisch vanuit gegaan dat er geen uitgaven zullen plaatsvinden.

3.4.4 Overzicht prestatiegegevens en beleidsevaluatieonderzoek per doelstelling

 2004 20052006200720082009
Operationele doelstelling 1       
Europese UnieOverzicht in SU1Operationele doelstelling 13     
Operationele doelstelling 2 Europese UnieOverzicht in SU1*Overzicht in SU1Overzicht in SU1Overzicht in SU1Overzicht in SU1
Economische en monetaire unieOverzicht in SU1
Operationele doelstelling 3       
Internationale financiële en monetaire stelselOverzicht in DJ2Operationele doelstelling 23     
        
Operationele doelstelling 4 Internationale financieel- economische ontwikkelingOverzicht in DJ2Overzicht in DJ2Overzicht in DJ2Overzicht in DJ2Overzicht in DJ2 •
Financieel-economische ontwikkeling, structuurversterking en armoedebestrijdingOverzicht in DJ2 •

1. Dit betreft het overzicht in de Staat van de Unie (SU) van de omvang van de Financiële Perspectieven, de marge tussen de Financiële Perspectieven en het Eigen Middelen-plafond, de marge tussen de EU-begroting en de Financiële Perspectieven, de omvang van de Nederlandse (bruto en netto) afdracht aan de EU en van het functioneren van de EMU.

2. Dit betreft een overzicht in het Departementaal Jaarverslag (DJ) van IMF-activiteiten, het Nederlandse aandeel in de instellingen en de financiële positie van de instellingen.

Periodieke beleidsevaluatierapportage

3. In de begroting 2005 zijn operationele doelstelling 1 en 2 samengevoegd in de nieuwe operationele doelstelling 1 en doelstelling 3 en 4 in de nieuwe operationele doelstelling 2.

3.5 Exportkredietverzekering en investeringsgaranties

3.5.1 Algemene beleidsdoelstelling

Bijdragen aan een goed functionerende en complete markt voor verzekering van risico's verbonden aan export en investeringen in het buitenland, waarbij deze risico's zoveel mogelijk door de private markt worden gedragen en concurrentieverstoring tussen landen wordt geminimaliseerd.

Bepaalde risico's verbonden aan de kredietverlening aan en investering in het buitenland kunnen niet op de particuliere markt worden verzekerd. Onder bepaalde voorwaarden kan de Nederlandse overheid deze niet marktbare risico's in herverzekering nemen. Op deze wijze draagt de Nederlandse Staat bij aan het creëren van een gunstig klimaat voor export en buitenlandse investeringen van Nederlandse ondernemingen.

Voor de herverzekeringsactiviteiten van de Staat gelden de volgende uitgangspunten. In de eerste plaats dienen de activiteiten van de Staat aanvullend te zijn aan de markt. Daarnaast dienen de herverzekeringsactiviteiten van de Staat zichzelf te bedruipen. Verder streeft Nederland in internationaal verband naar minimalisering van concurrentieverstoring tussen landen.

De Nederlandse Staat heeft drie instrumenten om deze algemene beleidsdoelstelling te realiseren. De exportkredietverzekering (EKV) en de Regeling herverzekering Investeringen (Rhi) worden uitgevoerd door Atradius Dutch State Business (DSB). Het ministerie van Economische Zaken is medeverantwoordelijk voor het beleid. In 2004 is een Memorandum of Understanding afgesloten met de Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA, onderdeel van de Wereldbank). Dit M.O.U. voorziet in de mogelijkheid van herverzekering van investeringsgaranties afgegeven door MIGA ten behoeve van specifieke Nederlandse investeringen in het buitenland.

Succesfactoren

Schommelingen in de herverzekeringscapaciteit van de private markt, ontwikkeling van de mondiale financiële stabiliteit en de houding van buitenlandse overheden ten aanzien van het streven naar minimalisering van concurrentieverstoring tussen landen.

VerantwoordelijkheidDe Minister van Financiën is indirect verantwoordelijk.

3.5.2 Operationele doelstellingen

3.5.2.1 Operationele doelstelling 1

Een doelmatige inzet van herverzekeringsfaciliteiten voor aanvaardbare risico's verbonden aan export en investeringen in het buitenland op basis van gelijke behandeling van aanvragen en waarbij uitgangspunt is dat de faciliteiten van de Staat aanvullend zijn aan de markt.

Activiteit 1Herverzekering van aanvaardbare risico's verbonden aan export en investeringen in het buitenland.
MotiveringBijdragen aan een goed functionerende en complete markt voor verzekering van risico's verbonden aan export en investeringen in het buitenland.
  
PrestatieEen doelmatige, klantgerichte en transparante uitvoering van herverzekeringsfaciliteiten voor aanvaardbare risico's verbonden aan export en investeringen in het buitenland. Uitgangspunt hierbij is dat de faciliteiten van de Staat aanvullend zijn aan de markt.
  
DoelgroepNederlandse exporteurs en investeerders
  
PlanningContinu
  
InstrumentDe exportkredietverzekering (EKV), de Regeling herverzekering Investeringen (Rhi), en via een herverzekeringsovereenkomst met de Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA).
  
 De Staat herverzekert risico's die de markt niet kan dragen. Met uitvoerder Atradius DSB zijn afspraken gemaakt over welke categorieën risico's (tegen betaling van premies) voor herverzekering door de Staat in aanmerking komen (risicodracht). Daarnaast heeft de Staat sinds 2004 ook een herverzekeringsovereenkomst met de Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA).
  
 Bij de uitvoering van de EKV en de Rhi zijn de Staat (het ministerie van Financiën en het ministerie van Economische Zaken), Atradius DSB en De Nederlandsche Bank betrokken. Ter vergroting van de doelmatigheid en efficiency wordt door deze partijen gewerkt aan het zogenaamde Pauwenhofproces. Dit proces bestaat uit verschillende deelprojecten die moeten leiden tot een verbetering van de uitvoeringsstructuur. Bij de vormgeving van de nieuwe uitvoeringsstructuur wordt ook aandacht besteed aan de werkverdeling tussen de betrokken partijen, om optimaal te profiteren van ieders sterke punten en om onnodige overlap in werkzaamheden te voorkomen.
  
EvaluatieHet meten van doorlooptijden van verzekeringsaanvragen. Vijfjaarlijkse evaluatie van EKV- en Rhi-faciliteit Financiële efficiëncy ratio's. Deze zullen in 2005 ontwikkeld worden. Klanttevredenheidsonderzoek
  
 De doorlooptijden van verzekeringsaanvragen gelden als prestatie-indicator van de doelmatige uitvoering en de klantgerichtheid van het beleid. De streefwaarde voor de doorlooptijdHet betreft de doorlooptijd van het hele behandelingstraject (Atradius DSB, DNB, Staat) als gewogen gemiddelde van reguliere exportkredietverzekeringszaken (zowel onder als buiten de machtiging van Atradius DSB en DNB). Van de 55 werkdagen is 40 werkdagen netto behandelingsduur. De overige tijd bestaat uit het posttraject en de tijd waarin op informatie van aspirant-verzekerde gewacht wordt (en dus de behandeling stil ligt). is net als het voorgaande jaar gesteld op 55 werkdagen, waarvan 40 werkdagen netto behandelduur.
  
 De vijfjaarlijkse evaluaties van de EKV en de Rhi geven inzicht in de doelmatigheid en effectiviteit van het ingezette instrumentarium en van de uitvoering en gebruikerservaring.
  
 Verder zullen in 2005 (financiële) efficiency ratio's ontwikkeld worden waarvan de resultaten in het jaarverslag over 2005 opgenomen kunnen worden.
  
 Daarnaast zal een klantentevredenheidsonderzoek gehouden worden, waarvan de resultaten in het jaarverslag 2005 zullen worden gepresenteerd.

3.5.2.2 Operationele doelstelling 2

Een kostendekkende uitvoering van het pakket aan herverzekeringsfaciliteiten.

Activiteit 1Het uitvoeren van de herverzekeringsfaciliteiten op kostendekkende wijze.
MotiveringHet streven naar kostendekkendheid van het pakket van herverzekeringsfaciliteiten vloeit voort uit het internationale verbod op subsidiëring van de export en uit budgettaire overwegingen.
  
PrestatieDe faciliteiten dienen kostendekkend te zijn.
  
 Kostendekkendheid is vanwege de lange looptijd van risico's alleen te meten over een lange periode. Schades treden meestal pas enkele jaren nadat een transactie in herverzekering is genomen op. Provenu's kunnen nog vele jaren nadat de schade is uitgekeerd worden ontvangen. De resultaten op kasbasis geven onvoldoende inzicht in de kostendekkendheid. Bedrijfseconomische aannames kunnen een beter inzicht geven in de kostendekkendheid.
  
DoelgroepNederlandse exporteurs en investeerders
  
PlanningLange termijn
  
InstrumentPremieheffing, acceptatiebeleid, schade-afhandelingsbeleid, recuperatiebeleid (onder andere via Club van Parijs), apparaatsuitgavenbeleid (personeel en organisatie)
  
EvaluatieModel bedrijfseconomische resultaatbepaling.
  
 In 2004 is een model voor bedrijfseconomische resultaatbepaling vastgesteld dat nauw aansluit bij modellen die internationaal ontwikkeld zijn. In het model worden kosten en opbrengsten grotendeels toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Dit gebeurt onder andere door gebruik te maken van voorzieningen. Ook wordt, naast de ontvangen rente op vorderingen, de financieringsrente in het resultaat verwerkt.

Model bedrijfseconomische resultaatbepaling:

+ verdiende premie

– uitvoeringskosten

+/- wijziging voorziening verwachte schade

– oninbare bedragen verwachte schade

+/- wijziging voorziening vorderingen

– oninbare vorderingen

+/- financieringsrente

+ ontvangen rente op vorderingen

= resultaat

3.5.2.3 Operationele doelstelling 3

Het minimaliseren van concurrentieverstoring tussen landen met als inzet het creëren van een gelijk speelveld voor Nederlandse bedrijven, waarbij wereldwijd de overheidssteun wordt geminimaliseerd.

Activiteit 1Participeren in internationaal overleg.
MotiveringOm eerlijke kansen te creëren voor Nederlandse exporteurs en investeerders en het (mondiale) handelsverkeer te bevorderen.
  
PrestatieMinimalisering van concurrentieverstoring tussen landen. Deze prestatie wordt nagestreefd door over minimalisering van concurrentieverstoring in internationaal verband (OESO (onder meer via het ArrangementAfspraak tussen OESO landen over voorwaarden van de overheidsgesteunde exportkredieten.), WTO en EU) afspraken te maken over de voorwaarden waarop exporttransacties door de Staat in herverzekering kunnen worden genomen of anderszins worden gesteund. Nota bene de prestatie van deze activiteit dient in samenhang te worden gezien met activiteit 2 van onderhavige doelstelling: tegengaan dat Nederlandse voorwaarden te zeer afwijken van die in andere landen.
  
DoelgroepNederlandse exporteurs en investeerders.
  
PlanningContinu
  
InstrumentInternationale fora zoals OESO (onder meer via het Arrangement), WTO en EU. Nederland heeft hierin een actieve participatie.
  
 Voor 2005 zijn op internationaal terrein de volgende onderwerpen van belang. In de OESO wordt gewerkt aan grotere convergentie van en transparantie over debiteurenpremies voor exportkredietverzekeringen. De inzet van Nederland hierbij is een zo groot mogelijke convergentie om concurrentieverstoring tegen te gaan, terwijl de premies moeten blijven voldoen aan de eis van kostendekkendheid. Het streven is om de transparantie en financiële rapportage van OESO-landen over kostendekkendheid te verbeteren. Daardoor kan de onderlinge vergelijkbaarheid toenemen en kunnen oneigenlijke vormen van overheidssteun beter worden bestreden.
  
 De ontwikkelingen in de Wereld Handels Organisatie (WTO), vooral de afspraken van de onderhandelingsronde van Doha (Qatar) en WTO-paneluitspraken, hebben gevolgen voor de exportkredietverzekering. Zo is in 2004 een nieuwe versie van het Arrangement van kracht geworden met het oog op meer transparantie en het aanpassen van matching aan de WTO- vereisten. Een tweede ronde van verdere tekstaanpassingen zal zo mogelijk in 2005 worden afgerond. Verder zal Nederland zich in de WTO-onderhandelingen inzetten om «pure cover», de lichtste vorm van overheidsinterventie, in de subsidiecode van de WTO veilig te stellen. Een kostendekkende exportkredietverzekering is naar de mening van Nederland geen subsidie. De regels van de subsidiecode dienen op dit punt waar nodig te worden verduidelijkt. Ook zal Nederland zich inzetten voor een regeling op het gebied van exportkredieten voor landbouwproducten en voor aanpassing van de subsidiecode ten behoeve van de zogenaamde «gedifferentieerde en bijzondere behandeling» voor ontwikkelingslanden.
  
EvaluatieEvaluatie naar de minimalisering van overheidssteun bij exportkredietverzekering.
Activiteit 2Tegengegaan dat Nederlandse voorwaarden te zeer afwijken van die in andere landen.
MotiveringOm ervoor te zorgen dat de financieringsvoorwaarden voor Nederlandse exporteurs en investeerders niet te zeer afwijken van die in andere landen.
  
PrestatieLevel playing field voor Nederlandse exporteurs ten opzichte van het buitenland voor wat betreft exportkredietverzekeringsvoorwaarden.
  
 Nota bene de prestatie van deze activiteit dient in samenhang te worden gezien met activiteit 1 van onderhavige doelstelling: participatie in internationaal overleg.
  
DoelgroepNederlandse exporteurs en investeerders.
  
PlanningContinu
  
InstrumentAcceptatiebeleid, dekking, aangeboden assortiment en premies.
  
EvaluatieDe jaarlijkse prestatiemeting vindt plaats door middel van een internationale vergelijking van de Nederlandse EKV met zeven andere exportkredietverzekeraarsBelgië (ONDD), Duitsland (HERMES), Frankrijk (COFACE), Verenigd Koninkrijk (ECGD), Spanje (CESCE), Zweden (EKN) en Italië (SACE).. In de vergelijking worden de aspecten «acceptatiebeleid», «dekking», «aangeboden assortiment» en «premies» meegenomen. Dit zijn objectieve maatstaven die inzicht geven in de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse EKV. Indien blijkt dat de Nederlandse voorwaarden te zeer uit de pas lopen met die in het buitenland kan dit een reden zijn voor aanpassing van de voorwaarden.

3.5.3 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Verplichtingen5 122 07311 950 05311 950 03611 949 94711 949 94811 949 94811 949 948
waarvan betalingsverplichtingen13 05113 99713 98013 89113 89213 89213 892
        
waarvan garantieverplichtingen5 109 00011 936 05611 936 05611 936 05611 936 05611 936 05611 936 056
EKV4 934 00011 332 27611 332 27611 332 27611 332 27611 332 27611 332 276
Rhi175 000453 780453 780453 780453 780453 780453 780
MIGA 150 000150 000150 000150 000150 000150 000
        
Uitgaven141 178143 005142 988147 899147 900147 900147 900
Programma-uitgaven128 127129 008129 008134 008134 008134 008134 008
Doelst. 1 Doelmatige inzet herverzekeringsfaciliteiten       
Schade-uitkering EKV128 127129 008129 008134 008134 008134 008134 008
Schade-uitkering Rhi0000000
Schade-uitkering MIGA 000000
        
Apparaatsuitgaven13 05113 99713 98013 89113 89213 89213 892
Personeel en materieel1 2861 2661 1991 0351 0361 0361 036
Kostenvergoeding Atradius DSB11 76512 73112 78112 85612 85612 85612 856
        
Ontvangsten238 313190 890173 815168 815168 815168 815149 488
Programma-ontvangsten238 313190 890173 815168 815168 815168 815149 488
Doelst. 1 Doelmatige inzet herverzekeringsfaciliteiten       
Premies EKV39 26439 03439 03439 03439 03439 03439 034
Premies Rhi1 264454454454454454454
Doelst. 2 Kostendekkendheid       
Schaderestituties EKV197 785151 402134 327129 327129 327129 327110 000

Onderstaande grafiek laat de ontwikkeling zien van het totaal door de Staat (her)verzekerde bedrag (cumulatief uitstaande obligo voor EKV en Rhi). Hierbij is een uitsplitsing gemaakt naar definitieve (polissen) en voorlopige (dekkingstoezeggingen) verzekeringen.

Grafiek 3.5.1 Uitstaande verzekeringen

kst-29800-IXB-2-5.gif

Bron: Financiën i.s.m. Atradius DSB.

De uitgavenraming is het resultaat van enerzijds de nu geldende beloningsregeling met Atradius DSB en anderzijds een inschatting van de in 2005 uit te keren schades op in herverzekering genomen transacties. In de beloningsregeling wordt meestal voor meerdere jaren vastgelegd op welke wijze de hoogte van de vergoeding aan Atradius DSB wordt bepaald. De hoogte van de vergoeding wordt onder andere bepaald door de hoeveelheid behandelde transacties. De schade-uitkeringen vloeien voort uit in het verleden aangegane (middellang-lopende) verzekeringen en zijn, evenals de ontvangsten, afhankelijk van moeilijk voorspelbare economische ontwikkelingen. Bovendien zijn de risico's geconcentreerd in een klein aantal landen. Gecombineerd met een toegenomen correlatie tussen landenrisico's onderling, zijn de schaderamingen met grote onzekerheid omgeven. Dit effect is groter naarmate de tijdshorizon langer is.

De ontvangsten bestaan uit premies en provenu's. De premie-ontvangsten zijn geraamd op basis van de resultaten van de afgelopen jaren. De provenu's komen voornamelijk voort uit in het kader van de Club van Parijs gesloten schuldenregelingen (zie ook operationele doelstelling 2 met betrekking tot recuperatiebeleid).

Budgetflexibiliteit

x € 1000
  2005 2006 2007 2008 2009
1a.Geraamde kasuitgaven 142 988 147 899 147 900 147 900 147 900
2.Waarvan apparaatsuitgaven 13 980 13 891 13 892 13 892 13 892
3.Dus programma-uitgaven 129 008 134 008 134 008 134 008 134 008
Waarvan op 1 januari 2005:          
4.juridisch verplicht95%122 55890%120 60780%107 20670%93 80660%80 405
5.complementair noodzakelijk0%00%00%00%00%0
6.bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch)0%00%00%00%00%0
7.beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma)5%6 45010%13 40120%26 80230%40 20240%53 603
8.beleidsmatig nog niet ingevuld0%00%00%00%00%0
9.Totaal (=3)100%129 008100%134 008100%134 008100%134 008100%134 008

Toelichting

Bij dit artikel geldt dat de programma-uitgaven voor schade-uitkeringen voortvloeien uit in het verleden aangegane (her)verzekeringen. Op korte termijn is daarom het uitgavenpatroon nauwelijks te beïnvloeden. Voor de lange termijn geldt dat slechts een wijziging in de acceptaties van (her)verzekeringen het uitgavenpatroon positief of negatief beïnvloedt. Overigens geldt dat niet met zekerheid op voorhand kan worden gesteld welke verzekeringspolissen tot uitgaven zullen leiden, dat moet in de praktijk blijken.

3.5.4 Overzicht prestatiegegevens en beleidsevaluatieonderzoek per doelstelling

 200420052006200720082009
Operationele doelstelling 1      
Evaluatie faciliteiten EKV en Rhi (en MIGA)     
Doorlooptijden (werkdagen)5555????
Klanttevredenheidsonderzoek     
Operationele doelstelling 2      
Evaluatie bedrijfseconomische resultaat bepaling     
Operationele doelstelling 3      
Indicatoren
Evaluatie minimalisering overheidssteun bij EKV     

3.6 Staatsloterij

VERVALLEN

3.7 Beheer materiële activa

3.7.1 Algemene beleidsdoelstelling

Het doelmatig verwerven, beheren en vervreemden van roerende en onroerende zaken van het Rijk en het bevorderen van een optimale allocatie van onroerende zaken benodigd voor het Rijk.

Succesfactoren

De mate van doelbereiking is afhankelijk van economische omstandigheden, een stabiele of stijgende grondprijs en de voortgang in de ontwikkeling van een Rijksvastgoed-ontwikkelingsbedrijf (zie ook grondbedrijffunctie in de Nota Ruimte, Kamerstukken II 2003/04, 29 435, nr. 2).

VerantwoordelijkheidDe Minister van Financiën is indirect verantwoordelijk. Voor operationele doelstelling 3 bestaat een gedeelde verantwoordelijkheid van alle vastgoedontwikkelende departementen.

3.7.2 Operationele doelstellingen

3.7.2.1 Operationele doelstelling 1

Efficiënte bewaring en vervreemding van roerende zaken van de Staat.

Onder deze doelstelling worden ten aanzien van door Justitie en de Belastingdienst in beslaggenomen roerende zaken en door departementen overtollige gestelde roerende zaken de volgende diensten aangeboden: bewaring van goederen in speciaal daartoe ingerichte locaties, het organiseren van openbare verkopen en het vernietigen van ongewenste goederen.

Ter verbetering van bovengenoemde dienstverlening worden de onderstaande activiteiten ondernomen.

Activiteit 1Voorbereiding tot baten-lastendienst van Domeinen Roerende Zaken.
MotiveringHet streven is om, onder voorwaarde van een goede kwaliteit, genoemde diensten zo doelmatigheid mogelijk voort te brengen.
  
Prestatie1. Lagere kosten per product.
 2. De bewaar- en verkooptaak 100% kostendekkend uitvoeren bij een bezettingsgraad van de opslagplaatsen van 80%.
 3. Verhoging van de klanttevredenheid.
  
DoelgroepDepartementen
  
PlanningIn 2005 voorbereiden en per 1 januari 2006 start baten-lastendienst Domeinen Roerende Zaken.
  
InstrumentPersoneel, materieel en beschikbare opslagruimte
  
EvaluatieDe ontwikkeling van de kosten per product, de bezettingsgraad en de kostendekkendheid van de bewaar- en verkooptaak worden continu gemonitord. Om de twee jaar wordt een klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd, voor het eerst weer in 2006.
Activiteit 2Invoering van het Landelijk Beslaghuis.
MotiveringHet project Landelijk Beslaghuis beziet in hoeverre het ketenproces van inbeslagname, vervoer, bewaring en verwerking van strafrechtelijk inbeslaggenomen goederen efficiënter kan worden ingericht met minimale risico's voor de integriteit.
  
PrestatieInvoering van een landelijk beslaghuis per 1 januari 2006.
  
DoelgroepMinisterie van Justitie (Openbaar Ministerie) en ministerie van Binnenlandse Zaken (Politie).
  
Planning2005 voorbereiding en per 1 januari 2006 start Landelijk Beslaghuis.
  
InstrumentPersoneel, materieel en beschikbare opslagruimte
  
Evaluatie2007
Activiteit 3Invoering van een zelfstandige exploitatie van vuurwerkopslag.
MotiveringIn verband met het verschuiven van taken op het gebied van inbeslaggenomen vuurwerk, start Domeinen met de voorbereidingen voor zelfstandige exploitatie van vuurwerkopslag.
  
PrestatieInvoering van een zelfstandige exploitatie van vuurwerkopslag per 2007.
  
DoelgroepInbeslagnemende instanties: ministerie van Justitie (Openbaar Ministerie), ministerie van Binnenlandse Zaken (Politie) en ministerie van Financiën (Belastingdienst/Douane).
  
Planning2005 voorbereiding en per 1 januari 2007 start zelfstandige exploitatie.
  
InstrumentPersoneel en beschikbare opslagruimte.
  
EvaluatieIn 2008 evaluatie bedrijfsvoering opslag vuurwerk.

3.7.2.1 Operationele doelstelling 2

Efficiënt beheren en vervreemden van onroerende zaken van de Staat.

Onder deze doelstelling worden onroerende zaken van de Staat, in zoverre niet in materieel beheer bij een ander departement dan Financiën, beheerd. Overtollig gestelde onroerende zaken van de staat worden verkocht. Verder worden ten behoeve van andere departementen de betaling van zakelijke lasten gedaan.

In dit kader vallen de volgende diensten: verkopen, ingebruikgevingen en betaling zakelijke lasten.

Onderstaande activiteiten worden als speerpunt gezien.

Activiteit 1Verkooptaakstelling agrarische Domeingronden.
MotiveringHet kabinet heeft besloten tot verkoop van niet-strategische erfpachtgronden. De opbrengsten zullen worden ingezet voor algemene budgettaire problematiek.
  
PrestatieOpbrengsten uit extra verkopen in de jaren 2004 (€ 192 mln.), in 2005 (€ 214 mln.), in 2006 (€ 110 mln.) en in 2007 (€ 135 mln.).
  
DoelgroepMinisterie van Financiën
  
Planning2004–2007
  
InstrumentPersoneel en materieel
  
EvaluatieIn 2008 evaluatie uitvoering beleidskader.
Activiteit 2Doelmatigheidsverbetering.
MotiveringHet streven is om, onder voorwaarde van een goede kwaliteit, de diensten (verkopen, ingebruikgevingen en betaling zakelijke lasten) zo doelmatig mogelijk voort te brengen.
  
PrestatieDe bovengenoemde diensten worden kostendekkend voortgebracht.
  
DoelgroepDepartementen
  
PlanningContinu
  
InstrumentPersoneel en materieel
  
Evaluatie• De apparaatskosten besteed aan verkopen mogen maximaal 4% bedragen t.o.v. de opbrengst;
 • De apparaatskosten besteed aan ingebruikgevingen mogen maximaal 9% bedragen t.o.v. de opbrengst;
 • De apparaatskosten besteed aan betaling van onroerende zaakbelasting mogen maximaal 9% bedragen t.o.v. de betaalde onroerende zaakbelasting;
 Met de volgende prestatie-indicatoren wordt de kwaliteit van het product gemeten:
 • Verhoging van de klanttevredenheid.
 • Minimaal 70% van de bezwaarschriften tegen WOZ-beschikkingen van gemeenten wordt gehonoreerd.

3.7.2.1 Operationele doelstelling 3

Het leveren van een bijdrage aan publieke doelen door samen met andere vastgoedbeherende departementen optimaal te handelen in vastgoed.

Activiteit 1Regisseren, initiëren en stimuleren van activiteiten gericht op samenwerking tussen alle vastgoedbeherende departementen (VROM, V&W, LNV, Defensie en Financiën).
MotiveringDoor expertise en uitvoeringskracht te bundelen voor een actievere en zonodig meer risico nemende omgang met vastgoed kunnen publieke doelen (kan beleid) naar verwachting per saldo sneller, beter en/of tegen lagere kosten worden gerealiseerd.
  
Prestatie1. Begin 2005 is een meerjarig RVR-werkprogramma aan de Tweede Kamer aangeboden, op basis waarvan afspraken over de opzet van een gebundelde ontwikkelingseenheid, adoptie en afstemming van activiteiten en andere samenwerkingsvormen nader worden uitgewerkt, zoals ook genoemd in het Programma Andere Overheid.
 2. De verkenningen met het oog op onder meer het realiseren van een vastgoedinkoopfunctie (inkoop overtollig vastgoed van departementen), een beleidskader voor actief portefeuille-beheer en het tot stand brengen van een gebundelde ontwikkelingseenheid zijn afgerond.
 3. Het in RVR verband geformuleerde meer bedrijfseconomisch gerichte reallocatiebeleid (beleid om overtollig Rijksvastgoed te realloceren) is in een ministeriële regeling vastgelegd.
 4. Binnen het project Herbestemming militaire terreinen zijn de financiële consequenties duidelijk en zijn budgettaire afspraken tussen de betrokken departementen gemaakt.
  
DoelgroepAlle vastgoedontwikkelende departementen (V&W, VROM, Defensie, LNV en Financiën).
  
PlanningHet RVR-werkprogramma wordt begin 2005 aan de Tweede Kamer aangeboden. De overige prestaties moeten ultimo 2005 zijn geleverd.
  
InstrumentPersoneel.
  
EvaluatieDe voortgang op de verschillende prestaties (werkprogramma, beleidskader en ministeriële regeling) wordt periodiek gevolgd.
Activiteit 2Verstrekken leningen aan vastgoedbeherende departementen voor de anticiperende aankoop en beheer van vastgoed.
MotiveringMet (tijdelijke) leningen kunnen departementen vastgoed eerder (bijv. in situaties waarin het beleid en het daarbij behorende budget nog niet definitief is vastgesteld, zie Beleidskader Anticiperend Handelen in Vastgoed) zo mogelijk goedkoper aankopen en beheren dan bij toepassing van de reguliere procedures en aldus publieke doelen (beleid) naar verwachting per saldo sneller, beter en/of tegen lagere kosten realiseren.
  
Prestatie1. Leningbudget is voor ten minste 70% uitgeput.
 2. Op 90% van de juist en volledig ingediende leningaanvragen wordt binnen 10 werkdagen uitsluitsel gegeven.
 3. Door het verstrekken van leningen voor anticiperende aankoop bespaart een vastgoeddepartement gemiddeld 10% op de kosten van aankoop en beheer van het betreffende vastgoed. (Dit kan pas na aflossing definitief worden vastgesteld.)
  
DoelgroepAlle vastgoedbeherende departementen (V&W, VROM, Defensie, LNV en Financiën)
  
PlanningContinu
  
InstrumentLeningaanvragen worden getoetst aan het beleidskader anticiperend handelen in vastgoed en het op dat moment nog beschikbare leningbudget.
  
EvaluatieDe uitputting van het leningbudget en de doorlooptijd van leningaanvragen wordt eind 2005 geëvalueerd. De (beleids)evaluatie van de leningfaciliteit vindt in 2008 plaats.

3.7.3 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Verplichtingen109 424103 673103 868109 197109 096101 596101 739
        
Uitgaven109 010103 673103 868109 197109 096101 596101 739
Programma-uitgaven75 61566 69266 25876 25876 25868 75868 758
Doelst. 1 Bewaring/vervreemding Roerend       
Beheerskosten9261 5641 5641 5641 5641 5641 564
Doelst. 2 Beheer/verkoop Onroerend       
Onderhoud en beheerskosten21 1166 1415 8915 8915 8915 8915 891
Zakelijke lasten50 57343 95343 80343 80343 80343 80343 803
Doelst. 3 Optimaal handelen in vastgoed       
Anticiperende aankopen3 00015 03415 00025 00025 00017 50017 500
        
Apparaatsuitgaven33 39536 98137 61032 93932 83832 83832 981
        
Ontvangsten280 551385 398366 697261 564273 032134 018110 159
Programma-ontvangsten276 878380 367361 666256 533268 001128 987105 128
Doelst. 1 Bewaring/vervreemding Roerend       
Verkoop roerende zaken41 6891 8131 8131 8131 8131 8131 813
Doelst. 2 Beheer/verkoop Onroerend       
Verkoop onroerende zaken81 677247 563248 407143 407166 40631 40613 045
Beheerontvangsten101 01192 82683 94376 81172 31168 51165 770
Overige programma-ontvangsten48 89234 37826 97126 97026 97026 97024 500
Doelst. 3 Optimaal handelen in vastgoed       
Anticiperende aankopen3 6093 7875327 5325012870
        
Apparaatsontvangsten3 6735 0315 0315 0315 0315 0315 031

Toelichting

Programma-uitgaven

Doelstelling 3 Optimaal handelen in vastgoed binnen het Rijk

Deze uitgaven zijn gereserveerd voor de leningfaciliteit ten behoeve van anticiperende aankopen van het Rijk. In het bijzonder LNV zal in de periode 2005–2009 een aantal G 30 steden tijdelijk kunnen ondersteunen bij de financiering en realisatie van groen in en om de stad, doordat de Dienst Landelijk Gebied in staat wordt gesteld om met behulp van de leenfaciliteit gronden aan te kopen voor deze gemeentes en deze na enige jaren aan hen c.q. ontwikkelaars door te leveren. Het gaat hier om een bedrag van maximaal € 17,5 mln. per jaar.

Voor 2005 wordt nog een beperkte economische groei verwacht. Hierna mag worden verwacht dat de economie verder gaat opleven en dat in het kielzog hiervan ook de grondprijzen weer gaan stijgen. In een situatie met stijgende grondprijzen ligt het voor de hand dat vaker een beroep zal worden gedaan op de leningfaciliteit. Vandaar dat de reeks voor 2006 en volgende jaren oploopt.

Programma-ontvangsten

Doelstelling 2. Beheer en vervreemding van onroerende zaken

a. Verkoop onroerende zaken

In verband met de algemene budgettaire problematiek worden extra agrarische Domeingronden verkocht. De verkoop betreft het gehele areaal niet-strategische erfpachtgronden. De erfpachtgronden die als strategisch zijn aangemerkt, komen niet in aanmerking voor verkoop. In het jaar 2004 zal voor € 192 mln. worden verkocht, in 2005 € 214 mln., in 2006 € 110 mln. en in 2007 € 135 mln.

b. Beheersontvangsten

De beheersontvangsten vertonen een dalende tendens door lagere (erf)pachtopbrengsten. Dit wordt veroorzaakt door de verkooptaakstellingen landbouwgronden.

Doelstelling 3. Optimaal handelen in vastgoed

De inkomsten bestaan uit de rente en aflossingen die de departementen jaarlijks moeten betalen op de leningen die zij hebben ontvangen voor de anticiperende aankoop en beheer van vastgoed. Bij het bepalen van de bedragen is uitgegaan van de op 31 augustus 2004 uitstaande leningen.

Budgetflexibiliteit

x € 1 000
  2005 2006 2007 2008 2009
1a.Geraamde kasuitgaven 103 868 109 197 109 096 101 596 101 739
2.Waarvan apparaatsuitgaven 37 610 32 939 32 838 32 838 32 981
3.Dus programma-uitgaven 66 258 76 258 76 258 68 758 68 758
Waarvan op 1 maart 2005:          
4.juridisch verplicht66%43 80357%43 80357%43 80364%43 80364%43 803
5.complementair noodzakelijk11%7 45510%7 45510%7 45511%7 45511%7 455
6.bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch)0%00%00%00%00%0
7.beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma)23%15 00033%25 00033%25 00025%17 50025%17 500
8.beleidsmatig nog niet ingevuld0%00%00%00%0 0
9.Totaal (=3)100%66 258100%76 258100%76 258100%68 758100%68 758

Toelichting

De juridisch verplichte uitgaven betreffen de zakelijke lasten (waterschapslasten en onroerende zaakbelasting). De complementair noodzakelijke uitgaven betreffen onderhoud en beheerskosten voor roerende zaken en onroerende zaken en de beleidsmatig gereserveerde uitgaven betreffen de uitgaven voor de leenfaciliteit anticiperende aankopen.

3.7.4 Overzicht prestatiegegevens en beleidsevaluatieonderzoek per doelstelling

 200420052006200720082009
Operationele doelstelling 1      
Kostendekkendheid bewaartaak (bewaarloon/bewaarkosten)80%100%100%100%100%100%
Kostendekkendheid verkooptaak (toe te rekenen verkoopkosten aan verkochte zaken/ontvangen opgeld van verkochte zaken)80%100%100%100%100%100%
Gemiddelde bezettingsgraad (gemiddeld bezet aantal m2/totaal beschikbare m2)80%80%80%80%80%80%
Klanttevredenheid (gemiddelde score klanttevredenheidsonderzoek6,57,07,5
Evaluatie Landelijk Beslaghuis     
Evaluatie Bedrijfsvoering Opslag Vuurwerk     
Operationele doelstelling 2      
Toe te rekenen apparaatskosten aan verkopen (apparaatskosten onroerende zaken/verkoopopbrengsten onroerende zaken)4%4%4%4%4%
Toe te rekenen apparaatskosten aan ingebruikgevingen (apparaatskosten ingebruikgevingen/ontvangsten ingebruikgevingen)9%9%9%9%9%
Betaling OZB: toe te rekenen apparaatskosten aan betaling OZB (apparaatskosten OZB/betaalde OZB)9%9%9%9%9%
Kwaliteit dienstverlening betaling OZB (aantal gehonoreerde bezwaarschriften/aantal ingediende bezwaarschriften)70%
Klanttevredenheid: gemiddelde score klanttevredenheidsonderzoek677
Klanttevredenheid: vraag naar advies en bemiddeling binnen de overheid (aantal gehonoreerde verzoeken tot dienstverlening)+ 7%+ 10%+ 13%+ 15%+ 15%+ 15%
Evaluatie veiling benzinestations     
Evaluatie beleidskader agrarische domeinen     
Operationele doelstelling 3      
Uitputting leningbudget voor anticiperende aankopen 70%70%70%70%70%
Doorlooptijd behandeling aanvraag anticiperende aankopen binnen Financiën < 10 werkdagen90%90%90%90%90%90%
Verwachte gemiddelde besparing anticiperende aankoop10%10%10%10%10%10%
Evaluatie leningfaciliteit anticiperend handelen     
Evaluatie functioneren RVR/VG     

Toelichting

• Het klanttevredenheidsonderzoek wordt om het jaar gehouden.

• De benodigde informatie over toe te rekenen apparaatskosten over verkopen moet komen uit het nieuwe, bedrijfseconomische informatiesysteem dat per 1 januari 2005 gereed zal zijn. De genoemde streefwaarden betreffen een eerste schatting.

• Kwaliteit dienstverlening betaling OZB: Aangezien de WOZ beschikkingen om de vier jaar worden herzien, kan ook maar om de vier jaar bezwaar worden ingediend. Ter informatie, in 2001 was de streefwaarde voor deze indicator 60%.

• De voor 2005 geplande evaluatie verkoopstop agrarische domeinen komt te vervallen vanwege nieuw beleid (Beleidskader Herijking Verkoopbeleid Agrarische Domeinen). Een evaluatie van de uitvoering van dit beleidskader is gepland voor 2008.

• De voor 2004 geplande evaluatie van de leningfaciliteit is uitgesteld. Om valide uitspraken te kunnen doen over het functioneren van de leenfaciliteit moeten er voldoende leningen zijn verstrekt en regulier zijn afgelost. Bovendien wordt nog voor 1 januari 2005 het beleidskader anticiperend handelen verbreed met het oog op de tijdelijke ondersteuning door LNV van gemeentes bij de financiering en realisatie van groen in en om de stad.

3.8 Financieel-economisch beleid van de overheid

3.8.1 Algemene beleidsdoelstelling

Het vormgeven en uitvoeren van het financieel-economisch beleid van de overheid, het bevorderen van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de overheidsuitgaven, het waarborgen van de rechtmatigheid daarvan en het beperken van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

Door toepassing van de budgetdisciplineregels dienen de uitgaven en de lasten binnen het kader te blijven. Het structurele EMU-tekort wordt gereduceerd met een 0,5% per jaar, richting een tekort van maximaal 0,5% BBP in 2007. Het feitelijk EMU-tekort dient in 2005 binnen de kritische 3%-grens uit het verdrag van Maastricht en het stabiliteits- en groeipact te blijven. Ook staat de verdere reductie van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven hoog op de agenda. In 2005 zullen de netto-administratieve lasten met minimaal € 1,2 mld. zijn gereduceerd. Om de effectiviteit van de operatie Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording (VBTB) voor het doelgerichte overheidsbeleid te vergroten zal deze zich meer focussen op politiek relevante doelstellingen en minder op ambtelijk-bureaucratische toelichtingen. Wet- en regelgeving op bedrijfsvoeringterrein worden geschrapt, samengevoegd of vereenvoudigd. In lijn met het project Andere Overheid zal in 2005 in het bijzonder aandacht zijn voor het moderniseren van het stelsel van verantwoording en controle bij de overheid. Daarbij is in het bijzonder aandacht voor het ontwikkelen van auditbeleid met aandacht voor:

– het expliciteren van de verantwoordelijkheden van het management en de accountant;

– de verbreding van het beleidsveld van financiële informatie naar financiële en niet-financiële informatie; en

– een meer transparante en eenduidige oordeelsvorming over rechtmatigheid.

Een visitatiecommissie zal in 2004/2005 de concrete bijdrage evalueren van het Directoraat-generaal van de Rijksbegroting (als stafapparaat van de rijksoverheid) aan het bevorderen van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de overheidsuitgaven. Tenslotte zal de werking in de praktijk van het BTW-compensatiefonds worden geëvalueerd en zal een verdere versnelling en verbetering van de kwaliteit rond de informatie over het EMU-saldo lagere overheden worden gerealiseerd.

Succesfactoren

De realisatie van doelstellingen wordt bepaald door het naleven van onderlinge afspraken, maar is in een aantal gevallen (1 en 5) ook afhankelijk van de economische omstandigheden zoals de recente ervaringen nog eens hebben geleerd. Ook de kwaliteit van het beleid en de kwaliteit van de financiële functie zijn belangrijke voorwaarden. Uiteraard zijn de inspanningen van andere betrokkenen, waaronder ministeries, cruciaal.

VerantwoordelijkheidDe Minister van Financiën is direct verantwoordelijk voor operationele doelstelling 1 en indirect verantwoordelijk voor operationele doelstellingen 2 tot en met 5. De Comptabiliteitswet 2001 stelt iedere minister – voor zijn of haar begroting – verantwoordelijk voor de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid en de bedrijfsvoering die aan die begroting ten grondslag ligt. Uit hoofde van diezelfde Comptabiliteitswet heeft de Minister van Financiën verschillende coördinerende verantwoordelijkheden en bevoegdheden.

Bovenstaande algemene doelstelling moet worden bereikt door de volgende (clusters van) activiteiten.

3.8.2 Operationele doelstellingen

3.8.2.1 Operationele doelstelling 1

Het begrotingsbeleid en de informatievoorziening over de uitkomsten van budgettaire besluitvorming zo vormgeven dat deze optimaal is en zo transparant mogelijk.

Activiteit 1Het verbeteren van het structurele EMU-saldo en het handhaven van de kaders voor de collectieve uitgaven en de lastenontwikkeling.
MotiveringEen houdbaar pad voor de overheidsfinanciën en voldoen aan de regels uit het verdrag van Maastricht en het Stabiliteits- en Groeipact.
  
Prestatie1. Het structurele EMU-tekort reduceren met een 0,5% per jaar, richting een tekort van maximaal 0,5% BBP in 2007.
 2. Binnen het in de Miljoenennota gestelde uitgavenkader en lastenkader blijven.
  
DoelgroepDepartementen en de Staten-Generaal
  
PlanningElke budgettaire nota
  
Instrument1. Opstellen van uitgavenkaders en lastenkaders. Realisatie en ramingen worden gemonitord in elke budgettaire nota.
 2. Opstellen van comptabiliteitswet, begrotingsregels en toezien op de juiste toepassing daarvan; input aanleveren voor beleidsreactie van het kabinet.
  
EvaluatieRealisatie en ramingen worden gemonitord in elke budgettaire nota, Jaarlijkse beoordeling stabiliteitsprogramma door EFC en Ecofin Jaarlijkse IMF-artikel IV-consultatie Studiegroep begrotingsruimte in 2006.
Activiteit 2Transparant informeren over de budgettaire besluitvorming.
MotiveringZo goed mogelijk verantwoording afleggen aan de Staten-Generaal.
  
PrestatieLeesbare budgettaire nota's en begrotingswetten
  
DoelgroepMinisterraad en Staten-Generaal
  
PlanningElke budgettaire nota
  
InstrumentBegrotingsvoorschriften
  
EvaluatieJaarlijks overleg met de Vaste Commissie voor de Rijksuitgaven, VBTB-evaluatie

3.8.2.2 Operationele doelstelling 2

Het bijdragen aan de doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid van het overheidsbeleid.

Activiteit 1Het beoordelen, initiëren en ontwikkelen van beleidsvoorstellen.
MotiveringKomen tot een doeltreffend, doelmatig en rechtmatig beleid dat budgettair inpasbaar is en past in het bredere financieel-economisch perspectief.
  
PrestatieBesparingsvoorstellen, kosten-batenanalyses en alternatieve beleidsvoorstellen ontwikkelen.
  
DoelgroepDepartementen en Staten-Generaal
  
PlanningContinu
  
Instrument1. Werkbezoeken, IRF-onderzoeken, kennisgroepen (bijv. Zorg), seminars en adviesnota's op MR-stukken opstellen.
 2. Interdepartementale beleidsonderzoeken, deelname aan interdepartementale verandertrajecten (b.v. op het terrein van het zorgstelsel, onderwijs of ruimte).
 3. Inventarisatie van ombuigingsmaatregelen.
 4. Benchmarking financieel en materieelbeheer door rijksbrede overzichten, alsmede 31 maartbrief aan de Algemene Rekenkamer.
  
EvaluatieEen visitatiecommissie gaat in 2004/2005 de concrete bijdrage van het Directoraat-generaal van de Rijksbegroting (als stafapparaat van de rijksoverheid) aan het bevorderen van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de overheidsuitgaven evalueren.

3.8.2.3 Operationele doelstelling 3

Een resultaatgerichte beleids- en bedrijfsvoering bij het Rijk.

Activiteit 1De financiële regelgeving en eenvoudiger en meer gefocust maken.
MotiveringBeperken van de beheerslast van de bedrijfsvoering.
  
PrestatieHet schrappen, samenvoegen of vereenvoudigen van regelgeving.
  
DoelgroepDepartementen
  
Planning2004/2005
  
Instrument1. Interdepartementaal beleidsonderzoek regeldruk en controletoren
 2. Project andere overheid
 3. Vereenvoudigen en dereguleren van de rijksbegrotingsvoorschriften
  
EvaluatieEvaluatie van het referentiekader Mededeling Bedrijfsvoering
Activiteit 2Begeleiden van diensten die een baten-lastenstelsel voeren.
MotiveringEen doelmatiger uitvoering van het beleid.
  
PrestatieRuim 20 diensten zullen in 2005 worden begeleid in een veranderingstraject.
  
DoelgroepBaten-lastendiensten
  
PlanningContinu
  
InstrumentHandreiking en kader voor baten-lastendiensten en individuele begeleidingstrajecten.
  
Evaluatie1. De kwaliteit van deze begeleiding wordt jaarlijks gemeten door klanttevredenheidsonderzoeken waarvoor als streefwaarde een 7,5 wordt gehanteerd.
 2. Een rijksbrede evaluatie vindt plaats van de kwaliteit van het beleid in 2007.
Activiteit 3Focus aanbrengen in de operatie Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording.
MotiveringHet meer doelgericht maken van het overheidsbeleid.
  
PrestatieDe operatie krijgt meer focus op politiek relevante doelstellingen en minder op ambtelijk-bureaucratische toelichtingen. Voorts zal het stelsel van verantwoording worden gemoderniseerd n.a.v. de uitkomsten van de trajecten IBO regeldruk en controletoren en de evaluatie VBTB.
  
DoelgroepDepartementen, Staten-Generaal en burgers
  
PlanningContinu
  
InstrumentAanpassing van wet- en regelgeving.
  
EvaluatieEvaluatie van de operatie heeft plaatsgevonden in 2004. Evaluatie van de RPE in 2007
Activiteit 4Het kostendekkend verzorgen van opleidingen en seminars op het terrein van financieel overheidsmanagement door de Rijksacademie voor Financiën en Economie.
MotiveringDe kwaliteit van het financieel en economische werkveld en de auditfunctie verbeteren en de loopbaanontwikkeling van medewerkers ondersteunen.
  
PrestatieKlanttevredenheid waardering cursussen Rijksacademie voor Financiën en Economie 7,5.
  
DoelgroepDepartementen, medewerkers ook van andere publiekrechtelijke lichamen, (kandidaat)lidstaten EU
  
PlanningContinu
  
InstrumentOpleidingen en seminars (aantal: 86)
  
EvaluatieKlanttevredenheidsonderzoek voor elke opleiding

3.8.2.4 Operationele doelstelling 4

Een optimale beheersing en allocatie van middelen van decentrale overheden. Scheppen van randvoorwaarden voor en transparantie over een optimale beheersing en allocatie van middelen van decentrale overheden.

Activiteit 1Het normeren van de voeding van de algemene uitkering van het gemeentefonds en provinciefonds en het ontwikkelen van maatregelen ter beheersing van het EMU-saldo OPL.
MotiveringKomen tot een optimale beheersing en allocatie van middelen van decentrale overheden.
  
PrestatieToepassen van de normeringsmethodiek, maatregelen ter beheersing van het EMU-saldo OPL, verbeteren van de informatievoorziening.
  
DoelgroepDecentrale overheden
  
PlanningContinu
  
InstrumentReguliere berekening van de accressen, bestuurlijk overleg, zonodig aanpassen van wet- en regelgeving en Werkgroep Informatievoorziening 3 (IV3).
  
EvaluatieEvaluatie van de Normeringssytematiek in 2006
Activiteit 2Afschaffen van het gebruikersdeel van de OZB woningen en maximering van het resterende deel.
MotiveringBijdragen aan een beheerste lokale lastenontwikkeling.
  
PrestatieAfschaffing van het gebruikersdeel van de OZB woningen en maximering van de resterende OZB. Gemeenten worden via het Gemeentefonds gecompenseerd voor de afschaffing van het gebruikersdeel. Hiervoor is € 950 mln. beschikbaar gesteld. De maximering zal betrekking hebben op tarief en tariefstijging.
  
DoelgroepGemeenten en woninggebruikers
  
Planning1 januari 2006
  
InstrumentWetswijziging
  
Evaluatie
Activiteit 3Evalueren van het BTW-compensatiefonds.
MotiveringDe werking in de praktijk van het in 2003 ingestelde fonds evalueren.
  
PrestatieUitkomsten van de evaluatie zullen worden benut om de werking van het fonds te verbeteren
  
DoelgroepDecentrale overheden
  
PlanningMedio 2005
  
InstrumentEvaluatie
  
Evaluatie
Activiteit 4Implementeren «doorlichting specifieke uitkeringen».
MotiveringDe administratieve lasten van de decentrale overheden te verminderen (voortvloeiend uit de kabinetsvisie Andere Overheid) en doelmatigheid te bevorderen.
  
PrestatieUitkomsten doorlichting bepalen of een specifieke uitkering kan worden overgeheveld naar het gemeente- of provinciefonds, kan worden gebundeld (met meer specifieke uitkeringen) tot een brede doeluitkering of een eigen bestaansrecht heeft.
  
DoelgroepDecentrale overheden
  
PlanningImplementatie in 2005 en 2006
  
InstrumentWet- en regelgeving
  
EvaluatieN.v.t.

3.8.2.5 Operationele doelstelling 5

Een vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven in de komende kabinetsperiode met een kwart ten opzichte van 31 december 2002.

Activiteit 1De administratieve lasten voor het bedrijfsleven verminderen met een kwart.
MotiveringDe kosten voor het bedrijfsleven beperken en bijdragen aan de concurrentiekracht
  
Prestatie1. In 2005 zullen de administratieve lasten met tenminste € 1,2 mld. worden beperkt, oplopend naar € 4 mld. in 2007.
 2. Begin 2005 zal een pakket nieuwe reductiemaatregelen worden afgesproken om de taakstelling volledig in te vullen. In de jaren daarna worden waarschijnlijk meer aanvullende maatregelen geïdentificeerd, omdat nieuwe administratieve lasten moeten worden gecompenseerd.
  
DoelgroepBedrijfsleven en departementen
  
PlanningDe reductie met een kwart wordt in twee stappen (2004 en 2005) taakstellend toebedeeld aan de departementen. Voorjaar 2005 zal voor ieder departement een taakstellend plafond aan administratieve lasten worden vastgesteld.
  
Instrument1. De coördinatie van deze aanpak van de administratieve lasten voor bedrijven ligt bij de Minister van Financiën, in nauw overleg met de Staatssecretaris van Economische Zaken als aanspreekpunt voor het bedrijfsleven. Aanvullende reducties zullen worden gevonden op 4 terreinen: EU, ICT, departementen en interdepartementale samenwerking.
 2. Nieuwe regelgeving wordt verplicht getoetst op administratieve lasten om te voorkomen dat er onnodig veel nieuwe administratieve lasten ontstaan.
 3. In 2004 is voor € 3 mld. aan concrete reductiemaatregelen goedgekeurd. Deze maatregelen zijn ontwikkeld in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven. De uitvoering ervan wordt voortvarend aangepakt door vereenvoudiging, vermindering of afschaffing van regels.
  
EvaluatieMonitoring door Minister van Financiën is gekoppeld aan de VBTB-cyclus.

3.8.3 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Verplichtingen30 59931 24326 91324 16623 53923 34723 347
Apparaatsuitgaven30 59931 24326 91324 16623 53923 34723 347
        
Uitgaven30 35931 24326 91324 16623 53923 34723 347
Apparaatsuitgaven30 35931 24326 91324 16623 53923 34723 347
        
Ontvangsten4 7873 1432 6132 6132 6132 6132 613
Apparaatsontvangsten4 7873 1432 6132 6132 6132 6132 613

Toelichting

De verplichtingen en uitgaven op dit beleidsartikel betreffen enkel apparaatsuitgaven: uitgaven voor personeel en materieel. Het beleidsartikel bevat geen programma-uitgaven zoals subsidies, leningen etc.

3.8.4 Overzicht prestatiegegevens en beleidsevaluatieonderzoek per doelstelling

 2003200420052006200720082009
Operationele doelstelling 1       
Uitgaven binnen kader99,89%100%100%100%100%100%100%
Lasten binnen lastenkader100%100%100%100%100%100%
Jaarlijkse beoordeling Nederlands Stabiliteitsprogramma door EFC/Ecofin
Jaarlijkse IMF-artikel IV consultatie
Evaluatie begrotingsbeleid en spelregels door Studiegroep begrotingsruimte      
Operationele doelstelling 2       
Visitatiecommissie over bijdrage van DGRB aan bevordering doelmatigheid en doeltreffendheid overheidsuitgaven      
Operationele doelstelling 3       
Rijksbrede evaluatie kwaliteit beleid inzake diensten die een baten-lastenstelsel voeren      
Evaluatie Referentiekader Mededeling bedrijfsvoering      
Klanttevredenheidsonderzoek begeleiding diensten die een baten-lastenstelsel voeren7,77,57,57,57,57,57,5
Evaluatie VBTB      
(Tussen)evaluatie RPE     
Klanttevredenheid waardering cursussen Rijksacademie voor Financiën en Economie 7,57,57,57,57,57,5
Operationele doelstelling 4       
Evaluatie Normeringssystematiek      
Evaluatie BTW-compensatiefonds      
Operationele doelstelling 5       
Reductie netto-administratieve lasten (cum. in € mld.)0,30,81,22,54,04,04,0

N.B. De in de vorige begroting bij dit artikel opgenomen indicatoren uit de zogenoemde VBTB-spiegel vervallen omdat deze arbeidsintensieve toetsing achterwege blijft nu de VBTB-omslag zo ver is voortgeschreden en de toets niet meer nodig is als input voor de VBTB-evaluatie. Volstaan wordt nu met de gebruikelijke comptabel-technische toets van de begroting.

4. NIET-BELEIDSARTIKELEN

4.1 Algemeen

Op dit niet-beleidsartikel worden diverse uitgaven en ontvangsten geraamd. Het betreft onder meer personele en materiële uitgaven voor de centrale directies van het ministerie van Financiën, van het departementale management en ondersteunende units. Tevens worden enkele departementsbrede programma-uitgaven op dit artikel geraamd.

Artikelonderdelen en budgettaire gevolgen (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Verplichtingen80 152102 67092 64682 36688 02596 44296 728
        
Uitgaven78 829102 67092 64682 36688 02596 44296 728
Totaal apparaatsuitgaven77 001100 31092 64682 36688 02596 44296 728
Apparaatsuitgaven (excl. omslagstelsel Rijkswagenpark)71 76794 26186 59776 31781 97690 39390 679
Uitvoeringskosten omslagstelsel Rijkswagenpark5 2346 0496 0496 0496 0496 0496 049
        
Departementsbrede programma-uitgaven tegoeden WOII1 8282 360     
        
Ontvangsten10 2617 7077 7077 7077 7077 7077 707
Apparaatsontvangsten3 1051 6581 6581 6581 6581 6581 658
Omslagstelsel Rijkswagenpark7 1566 0496 0496 0496 0496 0496 049

Project Eigentijds Werken

De schommelingen in de jaren worden veroorzaakt door de uitgaven voor het project Eigentijds Werken. Het doel van het project Eigentijds Werken is het renoveren van het ministerie aan het Korte Voorhout.

European Centre for International Economics

In 2005 wordt naar verwachting € 70 000 bijgedragen aan het European Centre for International Economics (ECIE). De bijdrage aan het ECIE heeft als doelstelling de samenwerking binnen Europa en de kwaliteit van het Europese beleid te bevorderen.

Stichting Instituut Financieel Economisch Beleid

In 2005 wordt € 30 000 bijgedragen aan de Stichting Instituut Financieel Economisch Beleid (IFEB). De bijdrage aan IFEB heeft met name als doelstelling jonge afgestudeerden voor te bereiden op financieel economische beleidsfuncties op nationaal niveau.

4.2 Nominaal en onvoorzien

Dit niet-beleidsartikel heeft een bijzonder karakter. Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstelling naar de overige artikelen plaats. Daarnaast worden onvoorziene uitgaven op het artikel geraamd.

Artikelonderdelen en budgettaire gevolgen (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Verplichtingen06 669– 5 790– 16 901– 28 853– 31 613– 31 756
        
Uitgaven06 669– 5 790– 16 901– 28 853– 31 613– 31 756
Onvoorzien06 669– 5 790– 16 901– 28 853– 31 613– 31 756
Loonbijstelling0000000
Prijsbijstelling0000000
        
Ontvangsten0000000

Onvoorzien

De post onvoorzien is bedoeld om eventuele onzekere ontwikkelingen op IXB op te vangen.

Loonbijstelling

Op dit onderdeel wordt de loonbijstelling verwerkt in het kader van algemene salarismaatregelen, incidentele loonontwikkeling en overige specifieke maatregelen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en premies sociale zekerheid. Vanuit dit artikel wordt de loonbijstelling toegedeeld aan de loongevoelige beleidsartikelen.

Prijsbijstelling

Op dit onderdeel worden de uit de aanvullende post prijsbijstelling ontvangen bedragen geboekt tot toerekening plaatsvindt aan prijsgevoelige begrotingsartikelen.

5. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

De bedrijfsvoering moet zorgdragen voor een zodanige sturing en (interne) beheersing van de bedrijfsprocessen dat de beleidsdoelstellingen kunnen worden gehaald. Door toepassing van risico-management ontstaat concreet inzicht in relevante bedreigingen voor doelrealisatie. Hiermee kunnen afwegingen worden gemaakt over de noodzakelijk te nemen beheersings- of verbetermaatregelen. De benodigde sturings- en beheersingsinstrumenten worden zoveel mogelijk ingebed in de planning- en controlcyclus.

De samenhang tussen de bedrijfsvoering en de doelstellingen komt in de beleidsartikelen tot uitdrukking. In deze paragraaf wordt een aantal bedrijfsvoeringsaspecten uitgelicht, omdat deze beleidsartikel overstijgend zijn of van cruciaal belang zijn voor het realiseren van de beleidsdoelstelling(en).

P-Direkt

Bij het agentschap in oprichting P-Direkt (voorheen SSC HRM, Shared Service Centrum Human Resource Management) worden vanaf 1 januari 2006 alle salarisadministraties en personeelsregistraties ondergebracht in één centrum voor alle ministeries. P-Direkt zal gaan werken volgens een «zelfbedieningsconcept», met als basis een digitaal persoonsdossier.

Voor Financiën betekent het dat in 2005 vele activiteiten moeten worden ondernomen om een soepele transitie mogelijk te maken. Het project heeft consequenties voor het personeel, de organisatorische inrichting, de inrichting van de werkprocessen en de technische toepassingen. Alle persoonsdossiers moeten voor medio 2005 te worden geschoond, gescand en gedigitaliseerd.

De risico's liggen met name in het hoge tempo van transitie en de samenloop van dit project met de reorganisatie van de bedrijfsvoeringsdirecties en het renovatieproject.

Spirit

Het project Spirit heeft geleid tot reorganisatie van een deel van de Centrale Directies en de bedrijfsbureaus. Per 1 januari 2005 gaat een nieuwe directie Bedrijfsvoering & Communicatie (B&C) van start. In de nieuwe directie worden de bedrijfsvoeringsvraagstukken van de ondersteunende processen integraal benaderd.

Bij het van start gaan van B&C per 1 januari 2005 is het te verwachten dat de nieuwe opzet van de processen nog moet uitkristalliseren, ook ten opzichte van de organisatieonderdelen die buiten de reorganisatie zijn gebleven. 2005 is een opstart jaar waarin extra aandacht moet worden besteed aan eventuele kinderziektes.

Belastingdienst

Aan onderscheiden risicovolle projecten besteedt het management van de Belastingdienst extra aandacht. Met betrekking tot de ondersteunende processen brengt de Belastingdienst jaarlijks een mededeling over de bedrijfsvoering uit. Op dit moment is er sprake van een drietal risicogebieden die veel aandacht van het management vragen: automatisering, beveiliging en invordering.

Automatisering

Omdat de werkprocessen van de Belastingdienst grotendeels geautomatiseerd zijn, is de organisatie op dit gebied kwetsbaar. Een voorbeeld is het nieuwe aanslagbelastingensysteem (ABS). Dit systeem bleek bij het opleggen van voorlopige aanslagen en teruggaven voor 2004 nog niet goed te werken. Met een brief van 20 februari 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 200 IXB, nr. 11) is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. De komende tijd wordt er gewerkt aan structurele oplossingen voor de opgetreden problemen. De implementatie van ABS voor de vennootschapsbelasting is uitgesteld totdat de module voor de inkomstenbelasting stabiel is.

Beveiliging

Het werken met vertrouwelijke informatie maakt dat een goede beveiliging van groot belang is. Hiervoor heeft de Belastingdienst de afgelopen jaren tal van maatregelen genomen, zoals een goed personeelsbeleid (bv. de geheimhoudingsverklaring). Bovendien wordt er veel aandacht geschonken aan integriteit van de medewerkers. Speerpunten van het beveilingsbeleid in 2005 zijn logging van alle geraadpleegde gegevens, en het beperken van de mogelijkheden tot het raadplegen van applicaties door medewerkers van de Belastingdienst. De verschillende mogelijkheden worden de komende tijd in overleg met de Algemene Rekenkamer uitgewerkt.

Invordering

Het blijkt dat steeds meer bedrijven en particulieren moeite hebben om tijdig aan hun betalingsverplichtingen te voldoen. Hierdoor neemt het werk van de invorderaars toe. Inmiddels zijn maatregelen genomen om de achterstanden in te lopen. Hiervoor is het actieplan Aanpak Achterstand Invordering opgesteld. Concrete maatregelen die al zijn ingevoerd, zijn het eerder en vaker doen van een loonvordering, en het betekenen van dwangbevelen per post. De komende tijd wordt het invorderingsproces structureel herzien.

Domeinen

Baten-lastendienst Roerende Zaken

Bij brief aan de Tweede Kamer is besloten dat het jaar 2005 zal worden gebruikt om volledig proef te draaien en de formele start van de baten-lastendienst uit te stellen naar 1 januari 2006.

Als voorwaarde voor de start van de baten-lastendienst is gesteld dat het Landelijk Beslaghuis per bovengenoemde datum (formeel) geregeld moet zijn.

Landelijk Beslaghuis

Bij overeenstemming over de voorgestelde procedures zullen deze (o.a.) worden vertaald in werkinstructies en in het klantcontract met het Openbaar Ministerie. Voorts zullen de uitkomsten moeten worden vertaald in financiële consequenties. E.e.a. moet leiden tot het volledig proefdraaien in het jaar 2005 zodat 1 januari 2006 de formele start kan zijn van de baten-lastendienst Domeinen Roerende Zaken.

Risico's voor het halen van deze data zijn het wetgevings- en automatiseringstraject. Wanneer deze trajecten nog niet volledig zijn afgerond, zullen deze gedurende de implementatie verder worden opgesteld en ingevoerd.

Agrarische Domeinen

De diverse taakstellingen worden ingevuld middels de verkoop van niet-strategische erfpachtgronden aan zittende gebruikers en derden. De verkoop van de blote eigendom van niet-strategische grondbankgronden en niet-strategische 40-jarige erfpachtgronden aan zittende gebruikers wordt voor het overgrote deel afgerond in 2005. Het resterende areaal niet-strategische erfpachtgronden zal in de loop van 2005 en de daarop volgende jaren aan derden worden verkocht. Het pachtareaal blijft, conform het aan de Tweede Kamer gezonden beleidskader, behouden.

6. VERDIEPINGSBIJLAGE

In de verdiepingsbijlage wordt per artikel de opbouw van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten aangegeven. De belangrijkste mutaties zijn geëxpliciteerd en toegelicht. Wanneer uitgavenmutaties tot eenzelfde mutatie van de verplichtingen leiden, is de uitgave toegelicht. De mutatie van de verplichtingen is dan gecumuleerd weergegeven.

Beleidsartikel 1 Belastingen

Opbouw verplichtingen (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 3 121 1733 004 4202 993 5042 986 4252 988 918 
Amendement 74 477     
mutatie 1e suppletore begroting 2004 69 658217 624160 706158 670159 670 
nieuwe mutaties verplichtingen=uitgaven – 25 59965 884161 733142 608140 148 
overige mutaties – 68– 68– 68– 68  
Stand ontwerpbegroting 20053 000 6013 239 6413 287 8603 315 8753 287 6353 288 7363 293 071

Toelichting

De mutaties in de verplichtingen sluiten aan op die in de uitgaven. Daarom is ervoor gekozen de mutatie hier cumulatief weer te geven. Voor een onderverdeling wordt verwezen naar de tabel «opbouw uitgaven».

Opbouw uitgaven (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 3 121 1043 004 3512 993 3762 986 2972 988 918 
Amendement 74 477     
mutatie 1e suppletore begroting 2004 69 658217 624160 706158 670159 670 
nieuwe mutaties:       
loonbijstelling 18 83920 02619 41919 14019 140 
prijsbijstelling 13 08811 13711 06410 71810 758 
PIA-taakstelling – 6 826– 10 820– 10 820– 10 820– 10 820 
Doelmatig aanbesteden – 1 050– 990– 960– 960– 960 
AWIR       
–huur   50 00050 00050 000 
–zorg  6 80013 60013 60013 600 
Zorgverz   18 00012 50010 000 
SUB  14 30036 00048 00048 000 
Ramingsbijstelling – 50 00025 00025 000   
overige mutaties 350431430430430 
Stand ontwerpbegroting 20053 000 5233 239 6403 287 8593 315 8153 287 5753 288 7363 293 071
Opbouw ontvangsten (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 94 754 967100 303 467105 034 467109 423 967109 423 967 
Amendement – 239 92389 77790 57790 27790 277 
mutatie 1e suppletore begroting 2004 – 3 903 000     
nieuwe mutaties:       
raming belastingontvangsten 902 000– 4 587 000– 7 215 000– 6 972 000–1 876 000 
overige mutaties       
Stand ontwerpbegroting 200589 424 11491 514 04495 806 24497 910 044102 542 244107 638 244112 344 244

Toelichting

Voor een toelichting op de raming van de belastingontvangsten wordt verwezen naar de Miljoenennota.

Beleidsartikel 2 Financiële markten

Opbouw verplichtingen (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 25 14643 30533 85333 85333 853 
mutatie 1e suppletore begroting 2004 8 0736 0004 973973973 
nieuwe mutaties 334320686868 
Stand ontwerpbegroting 2005242 76633 55349 62538 89434 89434 89434 894
Opbouw uitgaven (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 25 14643 30533 85333 85333 853 
mutatie 1e suppletore begroting 2004 8 0736 0004 973973973 
nieuwe mutaties:       
loonbijstelling 6261616161 
prijsbijstelling 1515151515 
overig mutaties 257244– 8– 8– 8 
Stand ontwerpbegroting 200543 09333 55349 62538 89434 89434 89434 894
Opbouw ontvangsten (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 299 218401 718415 768424 568427 418 
mutatie 1e suppletore begroting 2004 112 300     
nieuwe mutaties:       
winstuitkering DNB 9 667186 833173 417173 167182 983 
Stand ontwerpbegroting 2005463 863421 185588 551589 185597 735610 401618 318
Onderverdeling ontvangsten muntwezen (x € 1000)
 200320042005
Opbrengst verkoop metaalschroot54 73512 000 
Afgeleverde munten11 0505 0435 043
Afdracht royalty's dukaten112141141
Totaal65 89717 1845 184

Beleidsartikel 3 Financieringsactiviteiten publiek private sector

Opbouw verplichtingen (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 88 98384 37984 37984 37984 379 
mutatie 1e suppletore begroting 2004 343279252252252 
nieuwe mutaties       
betalingsverplichtingen 2 494729731727702 
garantieverplichting NPM 1 600     
Stand ontwerpbegroting 200570 37593 42085 38785 36285 35885 33385 333
Opbouw uitgaven (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 24 85520 25120 25120 25119 797 
mutatie 1e suppletore begroting 2004 43 343– 1 721252252252 
loonbijstelling 3031313131 
prijsbijstelling 1010101010 
overig apparaat – 14– 12– 10– 14– 39 
Regeling BF  – 700– 700– 700– 700 
Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen 2 468700700700700 
Stand ontwerpbegroting 200512 56270 69218 55920 53420 53020 05120 051
Opbouw ontvangsten (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 378 517326 362305 679311 181307 166 
Mutatie 1e suppletore begroting 2004 369 820140 075136 775132 975132 975 
nieuwe mutaties:       
bijstelling dividendramingen  73 51576 79180 61580 615 
Overboeking SENS  135 480139 294139 294139 294 
Stand ontwerpbegroting 20052 735 755748 337675 432658 539664 065660 050656 043

Beleidsartikel 4 Internationale financiële betrekkingen

Opbouw betalingsverplichtingen (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 84 658517 7286 705162 146512 259 
mutatie 1e suppletore begroting 2004 3827    
nieuwe mutaties:       
apparaat:       
loonbijstelling 3131313131 
prijsbijstelling 55555 
overig apparaat  – 2 2– 30 
banken en fondsen:       
kapitaalverhoging Wereldbank    – 54 45454 454 
kapitaalverhoging IFC    – 23 24223 242 
kapitaalverhoging AsDB   – 4 1794 179  
koersaanpassing    – 530– 2 905 
Stand ontwerpbegroting 20052 91184 732517 7892 56288 137587 0562 564
Opbouw garantieverplichtingen (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 113 445113 445327 9822006 088113 445 
mutatie 1e suppletore begroting 2004       
nieuwe mutaties:       
kapitaalverhoging Wereldbank    – 1 892 6431 892 643 
kapitaalverhoging AsDB   – 214 537214 537  
kapitaalverhoging EIB       
koersaanpassing   235 598– 6 248– 90 126 
Stand ontwerpbegroting 20052 453 175113 445113 445349 043321 7341 915 962113 445
Opbouw uitgaven (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 205 713203 704325 425215 121195 775 
mutatie 1e suppletore begroting 2004 – 1 943– 21 920– 111 940– 4 598– 925 
nieuwe mutaties:       
apparaat:       
loonbijstelling 3131313131 
prijsbijstelling 55555 
overig apparaat  – 2 2– 30 
banken en fondsen:       
Stand ontwerpbegroting 2005206 712203 806181 818213 521210 561194 856230 107
Opbouw ontvangsten (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 1 6881 2051 028980929 
mutatie 1e suppletore begroting 2004       
nieuwe mutaties:       
Stand ontwerpbegroting 200529 9711 6881 2051 028980929929

Beleidsartikel 5 Exportkredietverzekering en investeringsgaranties

Opbouw verplichtingen (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 11 950 03511 950 01811 949 93211 949 93211 949 932 
mutatie 1e suppletore begroting 2004       
nieuwe mutaties: 1818151616 
Stand ontwerpbegroting 20055 122 07311 950 05311 950 03611 949 94711 949 94811 949 94811 949 948
Opbouw uitgaven (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 147 987147 970147 884147 884147 884 
mutatie 1e suppletore begroting 2004 – 5 000– 5 000    
nieuwe mutaties:       
loonbijstelling 1112111111 
prijsbijstelling 22222 
overig apparaat 54233 
Stand ontwerpbegroting 2005141 178143 005142 988147 899147 900147 900147 900
Opbouw ontvangsten (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 170 890168 815168 815168 815168 815 
mutatie 1e suppletore begroting 2004 20 0005 000    
nieuwe mutaties:       
Schaderestituties EKV       
Stand ontwerpbegroting 2005238 313190 890173 815168 815168 815168 815149 488

Beleidsartikel 6 Staatsloterij

Dit artikel is komen te vervallen.

Beleidsartikel 7 Beheer materiële activa

Opbouw verplichtingen (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 114 83381 79881 24381 14381 143 
mutatie 1e suppletore begroting 2004 – 12 3195 8731 7651 7651 765 
nieuwe mutaties: 1 15916 19726 18926 18818 688 
Stand ontwerpbegroting 2005109 424103 673103 868109 197109 096101 596101 739
Opbouw uitgaven (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 114 83381 79881 24381 14381 143 
mutatie 1e suppletore begroting 2004 – 12 3195 8731 7651 7651 765 
nieuwe mutaties:       
anticiperende aankopen  15 00025 00025 00017 500 
loonbijstelling 216234232232232 
prijsbijstelling 1 0041 0151 0091 0081 008 
taakstellingen – 61– 52– 52– 52– 52 
Stand ontwerpbegroting 2005109 010103 673103 868109 197109 096101 596101 739

Toelichting

– Anticiperende aankopen: De mutatie heeft betrekking op het meerjarig ramen van de leenfaciliteit voor anticiperende aankopen.

Opbouw ontvangsten (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 277 843191 297242 064278 532139 231 
mutatie 1e suppletore begroting 2004 154 3005 7001 7001 7001 700 
nieuwe mutaties:       
verkoop agrarische domeinen – 50 000175 00025 000   
beheersontvangsten  – 5 300– 7 200– 7 200– 7 200 
anticiperende aankopen 3 255   287 
Stand ontwerpbegroting 2005280 551385 398366 697261 564273 032134 018110 159

Toelichting

– Verkoop agrarische domeinen: De mutatie heeft enerzijds betrekking op de verwerking van de taakstelling betreffende extra verkopen agrarische gronden (€ 150 mln.) voor de algemene budgettaire problematiek. Invulling wordt gegeven door de verkoop van het gehele niet-strategische areaal erfpachtgronden aan zittende gebruikers en derden. Anderzijds blijft de realisatie van de totale taakstelling verkoop agrarische Domeinen in 2004 achter op de raming. De eerste verkopen worden in november/december afgerond. Verwacht wordt dat de tegenvaller (– € 50 mln.) in 2005 en 2006 ingehaald wordt.

– Beheersontvangsten: De mutatie heeft betrekking op de pachtderving door de ingeboekte taakstelling op de verkopen agrarische gronden.

– Anticiperende aankopen: De mutatie heeft betrekking op extra aflossingen en rente van de leenfaciliteit voor anticiperende aankopen.

Beleidsartikel 8 Financieel-economisch beleid van de overheid

Opbouw verplichtingen (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 28 30025 57523 65024 05024 050 
mutatie 1e suppletore begroting 2004 3 1281 828890– 143– 335 
nieuwe mutaties: – 185– 490– 374– 368– 368 
Stand ontwerpbegroting 200530 59931 24326 91324 16623 53923 34723 347
Opbouw uitgaven (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 28 30025 57523 65024 05024 050 
mutatie 1e suppletore begroting 2004 3 1281 828890– 143– 335 
nieuwe mutaties:       
loonbijstelling 248259247247247 
prijsbijstelling 128102879292 
overig apparaat 77156267268268 
overboeking – 638– 1 007– 975– 975– 975 
Stand ontwerpbegroting 200530 35931 24326 91324 16623 53923 34723 347

Toelichting nieuwe mutaties

De overboeking betreft de overgang van de directie Financiën publiekrechtelijke lichamen van Financiën naar BZK.

Opbouw ontvangsten (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 2 6132 6132 6132 6132 613 
mutatie 1e suppletore begroting 2004 530     
nieuwe mutaties:       
Stand ontwerpbegroting 20054 7873 1432 6132 6132 6132 6132 613
Onderverdeling apparaatsuitgaven (€ 1000)
 2003200420052006200720082009
Apparaatsuitgaven DGRB (toezicht) 21 39619 20117 43116 40216 12216 122
Apparaatsuitgaven DGRB (vakopleidingen) 5 1853 0562 0722 4722 5602 560
Apparaatsuitgaven EAP 3 2313 2903 2963 2963 2963 296
Apparaatsuitgaven AFEP 1 4311 3661 3671 3691 3691 369
Totaal30 35931 24326 91324 16623 53923 34723 347
Onderverdeling apparaatsontvangsten (€ 1000)
 2003200420052006200720082009
Ontvangsten DGRB (toezicht) 369369369369369369
Ontvangsten vakopleidingen 2 2671 7371 7371 7371 7371 737
Ontvangsten EAP 507507507507507507
Totaal4 7873 1432 6132 6132 6132 6132 613

Niet-beleidsartikel 9 Algemeen

Opbouw verplichtingen (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 87 06593 51683 506101 505101 460 
mutatie 1e suppletore begroting 2004 12 872– 1 869– 1 730– 14 337– 5 931 
nieuwe mutaties: 2 733999590857913 
Stand ontwerpbegroting 200580 152102 67092 64682 36688 02596 44296 728
Opbouw uitgaven (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 87 06593 51683 506101 505101 460 
mutatie 1e suppletore begroting 2004 12 872– 1 869– 1 730– 14 337– 5 931 
nieuwe mutaties:       
loonbijstelling 381403397397395 
prijsbijstelling 713827685952953 
overig apparaat 1 639– 231– 492– 492– 435 
Stand ontwerpbegroting 200578 829102 67092 64682 36688 02596 44296 728
Opbouw ontvangsten (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 6 6046 6046 6046 6046 604 
mutatie 1e suppletore begroting 2004 1 1031 1031 1031 1031 103 
Stand ontwerpbegroting 200510 2617 7077 7077 7077 7077 7077 707

Niet-beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien

Opbouw verplichtingen en uitgaven (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 1 182– 1 182– 584– 1 546– 4 342 
mutatie 1e suppletore begroting 2004 36 295     
nieuwe mutaties:       
loonbijstelling  21 18620 54620 26320 261 
prijsbijstelling  14 71414 32314 23014 271 
overige mutaties – 30 808– 40 508– 51 186– 61 800– 61 803 
Stand ontwerpbegroting 200506 669– 5 790– 16 901– 28 853– 31 613– 31 756

Toelichting nieuwe mutaties

De overige mutaties worden grotendeels verklaard door het toerekenen van de loon- en prijsbijstelling aan de loon- en prijsgevoelige begrotingsartikelen en een correctie van de korting in verband met negatieve arbeidsvoorwaardenruimte. Op dit artikel is tevens de aanvullende efficiencytaakstelling geboekt.

Opbouw ontvangsten (x € 1000)
 2003200420052006200720082009
Stand ontwerpbegroting 2004 00000 
Stand ontwerpbegroting 20050000000

7. BIJLAGE MOTIES EN TOEZEGGINGEN

Overzicht van de door de Staten-Generaal aanvaarde moties en door bewindslieden gedane toezeggingen in vergaderjaar 2003–2004.

FISCAAL

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

Onderdeel A.1 Moties waarvan de uitvoering is afgerond
 VergaderjaarOmschrijving van de motieVindplaatsStand van zaken/Planning
1.2002–2003Hofstra c.s.: Verzoekt de regering een onderzoek te doen naar de herziening van de fiscale regels op het terrein van verkeer en vervoer en de Kamer hierover vóór 1 september 2003 te informeren.Kamerstukken II 2002/03, 28 607/28 608, nr. 47De staatssecretaris heeft op 23 oktober 2003 d.m.v. een brief aan de TK op de motie gereageerd. Kamerstukken II 2003/04, 29 280, nr. 1
     
2.2002–2003Van Vroonhoven-Kok c.s.: Verzoekt de regering om de werking van vermenigsvuldigingsfactoren gehandicapten vóór 1 juni 2003 te bezien en zonodig in het Belastingplan 2004 aan te passen.Kamerstukken II 2002/03, 28 607/28 608, nr. 39Afgehandeld d.m.v. een brief van de staatssecretaris d.d. 16 september 2003Kamerstukken II 2003/04, 28 607/28 608, nr. 65
     
3.2002–2003Bakker c.s.: «film-CV» – Verzoekt de regering op korte termijn de regeling te evalueren, zowel wat betreft het economisch effect, als wat betreft de culturele betekenis en vóór dat moment geen definitieve besluiten te nemen;Op Prinsjesdag 2003 duidelijkheid te scheppen omtrent de toekomst van de regeling ter stimulering van de Nederlandse speelfilm, in het licht van de resultaten van de evaluatie.Kamerstukken II 2002/03, 28 880/28 929, nr. 94Evaluatie afgerond en bij brief van 17 september 2003 aan Kamer aangeboden. Kamerstukken II 2003/04, 25 434, nr. 18
     
4.2003–2004Bakker en De Grave: verzoekt de regering om de zogenaamde «film-cv» regeling effectief te verlengen tot 1 januari 2005; voor de financiering hiervan gebruik te maken van de in de begroting 2003 voor dit doel gereserveerde gelden als plafond voor de in te zetten middelen in 2004; in overleg met de filmsector te komen tot een nieuwe opzet voor de financiering van de Nederlandse films en de Kamer hierover op Prinsjesdag 2004 te berichten.Kamerstukken II 2003/04, 29 200, nr. 491e deel van de motie (verlenging 2004) is afgerond in BP 2004. Uitvoering van het 2e deel (nieuwe opzet filmfinanciering/toekomstig filmbeleid) ligt bij OCW.
     
5.2002–2003Van Vroonhoven-Kok c.s.: Verzoekt de regering om met een integrale visie te komen op de fiscale behandeling van bedrijfsoverdrachten.Kamerstukken II 2002/03, 28 607/28 608, nr. 49Rapportage is op 12 juli 2004 aan de Kamer gestuurd.
     
6.2003–2004Van Vroonhoven-Kok: verzoekt de regering fiscale implementatiewetten niet meer regelgeving te laten omvatten dan waartoe de EU-richtlijnen noodzaken. Constaterende, dat de implemen-tatiewet Factureringsrichtlijn verder gaat dan de richtlijn voorschrijft, waardoor een groep ondernemers geconfronteerd wordt met grotere administratieve lasten dan noodzakelijk.Kamerstukken II 2003/04, 29 036, nr. 7Krijgt blijvende aandacht.
Onderdeel A.2 Moties waarvan de uitvoering nog niet is afgerond
 VergaderjaarOmschrijving van de motieVindplaatsStand van zaken/planning
1.1996–1997De Vries c.s. verzoekt wetgeving voortvloeiend uit het wetsvoorstel (herziening regime AB c.a.) te evalueren, de Tweede Kamer in de loop van het jaar 2000 hierover te informeren en in het bijzonder aandacht te schenken aan de regelingen m.b.t. fictief loon en fictieve rente en huur.Kamerstukken II 1996/97, 24 761, nr. 21In het kader van de Belastingherziening 2001 hebben zich op het terrein van het regime AB enkele nieuwe ontwikkelingen voorgedaan. Als gevolg daarvan is besloten om de evaluatie van dit regime mee te nemen in de evaluatie van Belastingherziening 2001, welke in 2005 zal zijn afgerond.
     
2.1999–2000Bos c.s. verzoekt de regering om ontwikkelingen op de onroerendgoedmarkt te volgen i.v.m. arbitragemogelijkheden voor particuliere verhuurders tussen box I en box III, alsmede de mogelijke invloed op het door deze verhuurders te plegen onderhoud.Kamerstukken II 1999/00, 26 727, nr. 101.Zal worden meegenomen bij de evaluatie in 2005 van de Wet IB 2001.
     
3.1999–2000Giskes c.s. verzoekt de regering om z.s.m. een notitie op te stellen over de mogelijkheden om ook andere producten dan lijfrenteverzekeringen, zoals geblokkeerde spaarof beleggingsrekeningen, in aanmerking te laten komen voor de fiscale faciliteiten t.b.v. de pensioenopbouw.Kamerstukken II 1999/00, 26 727, nr. 106In behandeling.
     
4.2003–2004Van As: is van mening dat alle subsidies en subsidieregelingen voorzien moeten zijn van een einddatum waarna deze automatisch stoppen, hetzij verlengd worden na evaluatie door de minister. Verzoekt het kabinet dit te doen voor zoverre het nog niet is gebeurd.Kamerstukken II 2003/04, 29 200, nr. 40In behandeling.
     
5.2003–2004Slob: verzoekt de regering een overzicht te maken van de in de landbouwpraktijk ervaren knelpunten rond vrijstellingen in de Wet op belastingen van rechtsverkeer en mogelijke oplossingen daarvan en de TK daarover zo snel mogelijk te informeren.Kamerstukken II 2003/04, 28 207, nr. 4In voorbereiding.
     
6.2003–2004Dezentjé Hamming: verzoekt de regering een onderzoek uit te voeren om het stelsel van vennootschapsbelasting op korte termijn te herzienKamerstukken II 2003/04, 29 210, nr. 75Heroriëntatie Vpb is inmiddels gestart.
     
7.2003–2004Dezentjé Hamming: verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze ouderen kunnen worden gevrijwaard van het invullen van formulieren voor de Belastingdienst en dit onderzoek vóór 1 maart 2004 aan de Kamer aan te bieden.Kamerstukken II 2003/04, 29 210, nr. 77Resultaten van het onderzoek worden voor Prinsjesdag aan de Kamer gezonden.
8.2003–2004Giskes c.s.: Verzoek om een overzicht van fiscale instrumenten die relevant zijn voor de kenniseconomie en een desbetreffend plan van aanpak vóór 1 juni 2004.Kamerstukken II 2003/04, 29 210, nr. 80In voorbereiding.
     
9.2003–2004Giskes c.s.: Verzoekt de regering in het voorjaar 2004 een integrale visie op de financiële betrokkenheid van de overheid bij het wonen, te presenteren.Kamerstukken II 2003/04, 29 210, nr. 81In voorbereiding.
     
10.2003–2004Van Vroonhoven/Dezentjé Hamming: verzoekt de regering de toegankelijkheid van de WBSO-regeling te bevorderen.Kamerstukken II 2003/04, 29 210, nr. 84De werkgroep die zich over dit onderwerp buigt zal in september 2004 rapporteren.
     
11.2003–2004Koopmans/de Krom: roept de regering op om één vorm van heffing op de export van afval te introduceren óf de WBM-heffing op het storten van afval te verlagen.Kamerstukken II 2003/04, 27 664, nr. 21Brief aan TK d.d. 12 maart 2004. Kamerstukken II 2003/04, 27 664, nr. 26 AO VKC VROM 22 april 2004.
     
12.2003–2004Samsom: verzoekt de regering WKK's met een elektrisch rendement van minder dan 30%, budgetneutraal (bijvoorbeeld via een glijdende schaal), gedeeltelijke vrijstelling van energiebelasting te geven, corresponderend met het brandstofverbruik dat toegewezen kan worden aan de elektriciteitsproductie.Kamerstukken II 2003/04, 29 207, nr.13In voorbereiding.
     
13.2003–2004Vendrik: verzoekt de regering het landelijk team gecoördineerd fiscale vrijplaatsen-beleid, op zeer korte termijn om te vormen in een landelijke Task-Force vrijplaatsontmantelingKamerstukken II 2003/04, 29 200 IXB, nr. 16In behandeling.
     
14.2003–2004Van Hijum en Hofstra: Nota mobiliteit; verzoek om een vast percentage van de opbrengsten uit de belastingen op automobiliteit te oormerken voor realisatie, beheer en onderhoud van infrastructuurKamerstukken II 2003/04, 29 644, nr. 2Wordt meegenomen in het wetsvoorstel rechtshandhaving.
     
15.2003–2004Weekers c.s.: Wet financiering sociale verzekeringen; Motie over het verkorten van de beslistermijnen die gelden voor de afhandeling van bezwaarschriften. Verzoekt de regering de beslistermijnen alsmede de bezwaartermijnen nog dit jaar te heroverwegen daarbij aansluiting zoekend bij de Algemene Wet Bestuursrecht. Kamerstukken II 2003/04, 29 529, nr. 16In onderzoek.
     
16.2003–2004Weekers c.s.: Wet financiering sociale verzekeringen: verzoek tot het moment dat alle onderdelen van het WFSV-proces zijn ingevoerd, halfjaarlijks vóór 1 december en vóór 1 juli, separaat te rapporteren over de voortgang van het proces.Kamerstukken II 2003/04, 29 529, nr. 17Rapportage vóór 1 december 2004 naar de TK.
17.2003–2004Van Vroonhoven-Kok c.s.: verzoekt de regering om een analyse van de werking van de onderlinge verhouding van de Mededingingswet en de Algemene wet rijksbelastingen hierover; verzoekt voorts zonder afbreuk te doen en ratio van de Mededingingswet, indien nodig, de wet zodanig aan te passen dat gegevensuitwisseling tussen beide instanties vergemakkelijkt wordt.Kamerstukken II 2003/04, 28 244, nr. 75Op 15 juli 2004 heeft de minister van Economische Zaken mede namens de staatssecretaris van Financiën, een brief aan de Kamer gezonden waarin wordt aangegeven dat gezien de de complexiteit van het onderwerp, het niet is gelukt om vóór 15 juli (zoals was toegezegd) invulling te geven aan de motie. Kamerstukken II 2003/04, 28 244, nr. 80

Door bewindslieden gedane toezeggingen (fiscaal)

Onderdeel B.1 Toezeggingen waarvan de uitvoering is afgerond
 VergaderjaarOmschrijving van de toezeggingVindplaatsStand van zaken/planning
1.2003–2004Afschrijvingstermijn en melkquota. Schriftelijk terugkomen op nader onderzoek tussen traject van anderhalf jaar wanneer afschrijving langer dan 10 jaar duurt en melkquotum niet onder herinvesteringsreserve valt.Staatssecretaris tijdens de behandeling van de nota Fiscaliteit, landbouw- en natuurbeleid op 6 oktober 2003.Kamerstukken II 2003/04 28 207, nr. 5Staatssecretaris heeft op 10 oktober 2003 geantwoord d.m.v. een brief aan de TK. Kamerstukken II 2003/04, 28 207, nr. 7.
     
2.2003–2004Poging regeling tegemoetkoming buitengewone uitgaven beter in te richten.Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling Belastingplan 2004 op 12 november 2003. Handelingen II 2003/04, nr. 23Afgehandeld via nota van wijziging bij de behandeling van het Belastingplan 2004.
     
3.2003–2004Voor het plenaire debat op 13 november 2003 een brief aan de TK waarin de zaken rondom het fiscale regime van de buitengewone lasten op een rijtje worden gezet.Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over het Belastingplan 2004 op 10 november 2003 Kamerstukken II 2003/04, 29 210, nr. 93, p. 71Afgehandeld bij brief van 13 november 2003.
     
4.2003–2004Verzoek van Van Vroonhoven-Kok of de tegemoetkomingsregeling inzake chronisch zieken en gehandicapten naar de Kamer kan worden gestuurd overbrengen naar de staatssecretaris van VWS.Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan in de TK van 13 november 2003 Handelingen II 2003/04, nr. 24, p. 1641Afgehandeld.
     
5.2003–2004Verzoek inzake de algemene budgettaire implicaties van de buitengewone uitgavenregeling doorleiden naar de minister van Financiën.Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan in de TK van 13 november 2003 Handelingen II 2003/04, nr. 24, p. 1643Afgehandeld.
     
6.2003–2004Verzoek inzake inkomensplaatjes i.v.m. verschillende regelingen (bijv. buitengewone uitgaven, verzilveringsregeling) wordt doorgeleid naar de minister van SZW.Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan in de TK van 13 november 2003 Handelingen II 2003/04, nr. 24, p. 1643Afgehandeld.
7.2003–2004Toezending speech Fortislezing.Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over het Belastingplan 2004 op 10 november 2003 Kamerstukken II 2003/04, 29 210, nr. 93, p. 19Op 21 november 2003 naar de Kamer gezonden.
     
8.1999–2000In reactie op Vendrik de opbrengsten monitoren (450 mln.) van de nieuwe vermogensrendementsheffing.Staatssecretaris op 27 januari 2000 tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en Wetsvoorstel Invoeringswet Wet IB 2001 in de TK. Handelingen II 1999/00, 26 727 + 26 728, nr. 42, p. 3191In december 2003 is een notitie naar de Kamer gezonden over voorlopige budgettaire nacalculatie IB 2001. Hierin is aandacht besteed aan de opbrengsten van box 3. Deze notitie is in een AO op 16 juni met de VC Financiën bespoken.
     
9.2003–2004Hoe vergoedingen van werkelijke (auto) kosten van vrijwilligers werken, wordt op de website gezet. Tevens zal in overleg met VWS worden bekeken op welke andere manier organisaties met veel vrijwilligers nog eens extra kunnen laten weten dat zij hun de echte kosten kunnen vergoeden.Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling Belastingplan 2004 op 12 november 2003. Handelingen II 2003/04, nr. 23, p. 1525De website is aangepast. Contact met VWS is opgenomen. Er is een artikel geplaatst in het vakblad voor vrijwilligersorganisaties.
     
10.2003–2004Auto-pakket. Aan de heer Rouvoet toegezegd om in een brief toe te lichten wat de precieze effecten van het pakket zijn, bijvoorbeeld voor alfahulpen of voor personen die in bredere zin werkzaam zijn in de thuiszorg. Daarbij zullen ook de budgettaire effecten worden aangegeven.Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op 1 oktober 2003. Handelingen II 2003/04, nr. 8, p. 413Afgehandeld d.m.v. een brief van de staatssecretaris van 9 oktober 2003. Kamerstukken II 2003/04, 29 210, nr. 12.
     
11.2003–2004Toegezegd terug te komen, bijvoorbeeld in het kader van het Belastingplan 2004, op de problematiek rond de vrijwilligers.Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op 1 oktober 2003. Handelingen II 2003/04, nr. 8, p. 413Bij de behandeling van het Belastingplan 2004 is op dit punt teruggekomen. De staatssecretaris heeft vrijwilligersregelingen besproken.
     
12.2001–2002Wenden tot collega's van SZW en Volksgezondheid i.v.m. afbakening groep «chronisch zieken en gehandicapten».Staatssecretaris tijdens behandeling Belastingplan 2002 op 14 november 2001. Handelingen II 2001/02, p. 1611–1612Afgehandeld bij brief van de minister van SZW (mede namens de staatssecretaris van Financiën en de staatssecretaris van VWS) van 25 november 2003. Kamerstukken II 2003/04, 29 200 XV, nr. 14.
     
13.2003–2004Beantwoording feitelijke vragen VUT/Prepensioen plus levensloop.Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over het Belastingplan 2004 op 10 november 2003 Kamerstukken II 2003/04, 29 210, nr. 93, p. 9Beantwoord door de staatssecretaris in een brief van de staats- secretaris van 28 november 2003. Kamerstukken II 2003/04, 29 210, nr. 94.
14.2002–2003Toezegging om nog eens te kijken naar de wijze waarop de kennis van de kennisgroepen breder wordt uitgedragen en sneller toegankelijk wordt gemaakt. Bezien of de kennis op een andere manier moet worden aangeboden dan wel ter beschikking moet worden gesteld. Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2003 in de EK. Handelingen I 2002/03, nr. 12De staatssecretaris heeft geant- woord bij brief van 3 september 2003. Kamerstukken II 28 600, nr. 26 en heeft in een later stadium, 15 maart 2004, de resultaten van twee onderzoeken in dit verband naar de Kamer gestuurd. Kamerstukken II 2003/04, 29 200 IXB, nr. 20.
     
15.2003–2004Het is de bedoeling dat het wetsvoorstel inzake afgewaardeerde vorderingen nog dit jaar bij de Tweede Kamer wordt ingediend.Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan in de EK op 9 december 2003 Handelingen I 2003/04, nr. 11, p. 494Wetsvoorstel was ingediend. Kamerstukken II, 2003/04, 29 381, nr. 6.Na afsplitsing als nieuw wets- voorstel opnieuw ingediend. Kamerstukken II 2003/04, 29 686.
     
16.2003–2004APA/ATR-praktijk. Toegezegd ervoor te zorgen dat de Kamer nog deze week volledig op de hoogte wordt gesteld van de feitelijke ontwikkeling op het gebied van aantallen, doorlooptijden, soorten rulings etc.Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op 1 oktober 2003. Handelingen II 2003/04, nr. 8, p. 390Staatssecretaris heeft d.m.v. een brief van 3 oktober 2003 de TK geïnformeerd. Fin0300379.
     
17.2003–2004De Kamer intensief rapporteren over de ontwikkelingen aangaande de APA/ATR praktijk en over een half jaar aangeven hoe de zaken ervoor staan.Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op 1 oktober 2003. Handelingen II 2003/04, nr. 8, p. 390Staatssecretaris heeft op 5 maart 2004 een overzicht aan de TK gestuurd. Fin0400109.
     
18.2003–2004Onderzoek naar de effecten van de wijzigingen in de stroommarkt. (Uitvoering: minister Brinkhorst op de hoogte stellen)Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling Belastingplan 2004 op 12 november 2003. Handelingen II 2003/04, nr. 23EZ is geïnformeerd. Ministerie van Economische Zaken heeft in AO van 15 juni toegezegd te reageren.
     
19.2003–2004Europeesrechtelijke aspecten van motie over exportheffing (kmrst 27 664, nr. 21) verder uitdiepen.Staatssecretaris bij VAO over afvalexport op 18 december 2003. Handelingen II 2003/04, nr. 39, p. 2878Brief verzonden op 12 maart 2004. Kamerstukken II 2003/04, 27 664, nr. 26.
     
20.2003–2004Voortzettingswaarde. N.a.v. recente EU-verordening melkquota, wellicht het geschilpunt t.a.v. waardering wegne- men. Voor de behandeling van de landbouwbegroting en anders voor de behandeling van het belastingplan, de Kamer een overeenkomst presenteren. Staatssecretaris tijdens de behandeling van de nota Fisca- liteit, landbouw- en natuurbeleid op 6 oktober 2003. Kamerstukken II 2003/04, 28 207, nr. 5Er is een brief naar de TK gezonden op 4 november 2003 Kamerstukken II 2003/04, 28 207, nr. 8 en er zijn een tweetal beleidsbesluiten gepubliceerd.CPP2003/3061M.CPP2004/322M.
     
21.2003–2004Nog deze week een brief naar alle belastingregio's met daarin de uniforme richtlijnen uit 1997 om duidelijk te maken dat afspraken met o.a. woon- wagenkampen, niet kunnen. Staatssecretaris tijdens vragen- uur in de TK op 17 februari 2004 Handelingen II 2003/04, nr. 52, p. 3408Betreffende brief is verzonden in maart 2004.
     
22.2003–2004Wanneer het onderzoek naar «belas- tingvrijstaatjes» is afgerond en de accountantsdienst van het ministerie van Financiën de gegevens heeft gevalideerd, informatie aan de Kamer zenden.Staatssecretaris tijdens debat over Belastingvrijstaatjes op 11 maart 2004 Handelingen II 2003/04, nr. 57, p. 3787De rapportage is op 3 juni 2004 aan de TK gestuurd. Kamerstukken II 2003/04, 29 643, nr. 2.
23.2003–2004Rapportage met antwoorden op vragen betreffende Wet financiering sociale verzekeringen.Staatssecretaris en minister SZW tijdens debat over wets- voorstellen Wfsv en Invoeringswet Wfsv d.d. 24 juni 2004 Handelingen II 2003/04, nr. 88De rapportage is op 28 juni 2004 aan de TK gestuurd. Kamerstukken II 2003/04, 29 529/29 531, nr. 13.
     
24.2003–2004Toegezegd in de loop van volgend jaar terug te komen op de lokale belastingen. Aan de Tweede Kamer wordt daarover een brief op hoofdlijnen gestuurd alvorens wordt over gegaan tot de gedeeltelijke afschaffing van de OZB en maximering.Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan in de EK op 9 december 2003 Handelingen I 2003/04, nr. 11, p. 492De betreffende brief is op 19 december 2003 aan de TK gezonden. Kamerstukken II 2003/04, 29 200 B, nr. 11.In het AO van 27 mei is verder op het onderwerp teruggekomen Kamerstukken II 2003/04, 29 200 B, nr. 17.
     
252003–2004De Kamer schriftelijk informeren over de resultaten van de pilot met mediation.Staatssecretaris tijdens AO over APA/ATR- praktijk etc. d.d. 9 mei 2004 Kamerstukken II 2003/04, 29 200 IXB, nr. 27Er is een brief naar de TK gestuurd op 30 juni 2004 Kamerstukken II 2003/04, 29 200 IXB, nr. 31.
     
26.2003–2004De Kamer een brief sturen over het tijdspad van het centrale overheidsloket voor burgers en het gebruik van open standaarden door de overheid.Staatssecretaris tijdens AO over APA/ATR- praktijk etc. d.d. 9 mei 2004 Kamerstukken II 2003/04, 29 200 IXB, nr. 27Er is een brief naar de TK gestuurd op 30 juni 2004 Kamerstukken II 2003/04, 29 200 IXB, nr. 31.
     
27.2003–2004De Kamer schriftelijk informeren over de stand van zaken bij de Belastingdienst/Toeslagen. Staatssecretaris tijdens AO over APA/ATR- praktijk etc. d.d. 9 mei 2004 Kamerstukken II 2003/04, 29 200 IXB, nr. 27Er is een brief naar de TK gestuurd op 30 juni 2004 Kamerstukken II 2003/04, 29 200 IXB, nr. 31.
     
28.2002–2003Reacties op onderzoeksrapport over BTW-tariefdifferentiatie in andere lidstaten – staatssecretaris zal in Brussel informeren of ook in andere landen betrokken branches kanttekeningen bij de kwaliteiten van onderzoeksrapporten zijn geplaatst. De EC zal worden gevraagd om een inventarisatie van de reacties in andere lidstaten op de daar gemaakte rapporten. Nagegaan zal worden of e.e.a. nog zal lukken voor de Commissie een beslissing over tarief- differentiatie zal hebben genomen. Voorstellen EC op gebied van tariefdifferentiatie; kringloopwinkels- Binnen enkele maanden zal de Europese Commissie voorstellen doen op het gebied van tariefdifferentiatie. De Kamer zal daarover worden geïnformeerd.Staatssecretaris tijdens gezamenlijk algemeen overleg met vaste commissies FIN, EZ en LNV op 20 maart 2003. Kamerstukken II 2002/03, 28 600 IXB, nr. 23Kamer is geïnformeerd bij brief van 26 september 2003. Kamerstukken II 2003/04, 22 112, nr. 285.
     
29.2003–2004Vragen aan Europese Commissie naar een overzicht met factuureisen van andere lidstaten. Staatssecretaris bij behandeling van het wetsvoorstel facturering. Kamerstukken II 2003/04, 29 036, nr. 5, p. 7Brief aan de Commissie is verzonden.
     
30.2003–2004Aanbod technische uitleg aan kamerleden van door branche uit te werken voorstel heffing op export afval.Staatssecretaris tijdens AO export afval op 22 april 2004Afgerond.
31.2003–2004Notitie gezins- of huishoudensfiscaliteit: zal worden bezien in het kader van de discussie rond de Harmonisatie Inko- mensafhankelijke Regelingen (HIAR) en de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (AWIR).Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over het Belastingplan 2004 op 10 november 2003 Kamerstukken II 2003/04, 29 210, nr. 93, p. 12Op 28 mei 2004 is een brief aan de TK gezonden inzake het kabinetsstandpunt n.a.v. het rapport HIAR Kamerstukken II 2003/04, 29 287, nr. 2.
     
32.2002–2003Belastingdienst. Toegezegd is dat er naar wordt gestreefd om de inkomensafhankelijke regelingen uit te laten voeren door één instantie.Staatssecretaris tijdens Financiële beschouwingen op 30 oktober 2002. Handelingen II 2002/03, nr. 13 + 14Brief aan TK verstuurd op 30 juni 2004.
     
33.2002–2003Opgemerkt dat het bijzondere tarief van de stakingswinst nader bestudeerd moet worden. Er moet ook aandacht geschon- ken worden aan de bedrijfsoverdracht problematiek in de IB en de successiebelasting. Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2003 in de EK. Handelingen I, 2002/03, nr. 12 Staatssecretaris tijdens de behandeling van de nota Fiscaliteit, landbouw- en natuurbeleid op 6 oktober 2003. Kamerstukken II 2003/04, 28 207, nr. 5Deze aspecten komen aan de orde in het rapport bedrijfsoverdrachten ter uitvoering van de motie Van Vroonhoven-Kok c.s. dat op 12 juli 2004 aan de TK is aangeboden.
     
34.2003–2004Schriftelijk aangegeven om binnenkort met een notitie over bedrijfsopvolging te komen.Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op 1 oktober 2003. Handelingen II 2003/04, nr. 8, p. 413Rapportage is op 12 juli 2004 aan de TK aangeboden.
     
35.2003–2004Binnen een maand een beleidsbesluit over de criteria waaraan moet worden voldaan om een beroepssporter te zijn.Staatssecretaris tijdens AO over diverse belastingonderwerpen d.d. 16 juni 2004 Kamerstukken II 2003/04, 26 727, 29 606, 29 210, nr. 132Het Besluit is op 29 juli gepubliceerd onder nr. CPP2004/752M.
     
36.2003–2004In 2004 zal worden over gegaan tot rapportages per kwartaal over de APA/ATR-praktijk.Staatssecretaris tijdens AO over APA/ATR- praktijk etc. d.d. 9 mei 2004 Kamerstukken II 2003/04 29 200 IXB, nr. 271e rapportage is verzonden op 11 augustus 2004 kamerstukken II, 2003/04, 29 716, nr. 1.
     
37.2003–2004De Kamer voor Prinsjesdag, per brief informeren over de teruggaven voor chronisch zieken en gehandicapten.Staatssecretaris tijdens AO over APA/ATR- praktijk etc. d.d. 3 juni 2004 Kamerstukken II 2003/04 29 200 IXB, nr. 28De brief is op 3 juni 2004 aan de Kamer gezondenKamerstukken II 2003/04, 29 210, nr. 100.
     
38.2003–2004Uiterlijk Prinsjesdag ingaan op beoordeling van de administratieve lasten bij de grondwateronttrekking door boeren in relatie tot de opbrengst van de grondwaterheffing.Staatssecretaris tijdens AO over administratieve lasten op 14 juni 2004 Kamerstukken II 2003/04, 29 515, nr. 16Zie paragraaf 2.2.2 van de beleidsagenda van deze Begroting.
Onderdeel B.2 Toezeggingen waarvan de uitvoering nog niet is afgerond
 VergaderjaarOmschrijving van de toezeggingVindplaatsStand van zaken/planning
1.1997–1998Op verzoek van B.M. de Vries zal de staatssecretaris de Tweede Kamer een toetsingsschema doen toekomen voor de Nederlandse inzet bij onderhandelingen over de totstandkoming van een bilateraal belastingverdrag.Staatssecretaris tijdens alge- meen overleg op 18 juni 1998 met vaste Commissie voor Financiën over de notitie «Uitgangspunten van het beleid op het terrein van internationaal fiscaal (verdragen)recht» Kamerstukken II 1997/98, 25 087, nr. 4Mede naar aanleiding van deze toezegging is een studie gestart naar het verdragsbeleid welke naar verwachting in de loop van 2004 zal resulteren in een aan de Kamer toe te zenden nota.
     
2.1999–2000Toegezegd is dat de aandacht op het punt van verschoningsrecht van notarissen zal worden versterkt.Staatssecretaris op 27 januari tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en Wetsvoorstel Invoeringswet Wet IB 2001 in de TK. Handelingen II, 1999/00, 26 727 + 26 728, nr. 42, p. 3246In voorbereiding.
     
3.1999–2000Toegezegd is in het kader van de normale evaluatie van de wet, de bredere afweging van de wet, ook te kijken naar alles wat te maken heeft met het oudedagsdossier.Staatssecretaris op 27 januari tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en Wetsvoorstel Invoeringswet Wet IB 2001 in de TK. Handelingen II, 1999/00, 26 727 + 26 728, nr. 42, p. 3247Zal worden meegenomen in de algemene evaluatie van de belastingherziening 2001, die in 2005 zal worden afgerond.
     
4.1999–2000De nieuwe regeling BTW-vrijstelling van beleggingsgoud zal over twee jaren worden geëvalueerd waarbij zal worden bezien of het onderscheid beleggingsgoud (BTW-vrijstelling) versus consumptief goud (algemeen tarief) werkt in de praktijk.Staatssecretaris tijdens behandeling van het wetsvoorstel BTW op (beleggingsgoud) in TK op 15 september 1999. Handelingen II 1999/00, 26 467, p. 5944 & 5945Evaluatie gestart. Resultaat wordt in 4e kwartaal 2004 verwacht.
     
5.2000–2001Wat betreft de buitenlandse regeling kinderopvang moeten nog nadere afspraken worden gemaakt over hoe de toets zal plaatsvinden. Er dienen algemene regels te worden geformuleerd.Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over diverse concept-AMvB's en ministeriële regelingen ivm de belastingherziening 2001 op 11 december 2000. Handelingen II 2000/01, 26 727, nr. 125, p. 20Aan de hand van het volgen van ontwikkelingen in de praktijk wordt bezien of nadere regelgeving nodig is.
     
6.2000–2001Toegezegd is in het kader van de discussie rondom het vierde deel van het Belastingplan 2000 dat het rangschikkingbesluit veranderd zal moeten worden. Dit zal nog aan de Kamer worden toegezonden.Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over diverse concept-AMvB's en ministeriële regelingen ivm de belastingherziening 2001 op 11 december 2000. Handelingen II 2000/01, 26 727, nr. 125, p. 21In voorbereiding.
     
7.2002–2003Deelnemingsvrijstelling. Toegezegd is te onderzoeken op welke wijze andere Europese landen invulling hebben gegeven aan de deelnemingsvrijheid in verschillende verschijningsvormen.Staatssecretaris tijdens Financiële beschouwingen op 30 oktober 2002. Handelingen 2002/03, nr. 13 + 14In voorbereiding.
8.2002–2003In het kader van de spaarloon/lijfrente discussie is toegezegd dat er gemonitord zal worden teneinde te bezien of er signalen binnenkomen waaruit blijkt dat belastingplichtigen niet in de gelegenheid zijn om onder contractuele verplichtingen uit te komen.Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling Belastingplan 2003 op 13 november 2002. Handelingen II 2002/03, nr. 20Wordt meegenomen in evaluatie lijfrenteregime.
     
9.2002–2003Over twee jaar zullen de effecten geanalyseerd worden van het terughalen van de willekeurige afschrijvingsmogelijkheid continentaal plat. Daarna zal bezien worden of er adequate maatregelen genomen moeten worden.Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling Belastingplan 2003 op 13 november 2002. Handelingen II 2002/03, nr. 20In voorbereiding.
     
10.2003–2004Waterspoor. Er wordt interdepartementaal beleidsonderzoek naar de bekostiging van het waterbeheer uitgevoerd. De waterschappen worden ook bij het onderzoek betrokken. Begin voorjaar 2004 wordt gekomen met een kabinetsstandpunt.Staatssecretaris tijdens de behandeling van de nota Fiscaliteit, landbouw- en natuurbeleid op 6 oktober 2003. Kamerstukken II 2003/04, 28 207, nr. 5In behandeling.
     
11.2003–2004Evaluatie IB 2001. Vermogensrendementsheffing van 4% vs. de reële vermogensbelasting op verpachte grond wordt meegenomen in de evaluatie van de IB 2001.Staatssecretaris tijdens de behandeling van de nota Fiscaliteit, landbouw- en natuurbeleid op 6 oktober 2003. Kamerstukken II 2003/04, 28 207, nr. 5Evaluatie is gereed in 2005.
     
12.2003–2004Wanneer blijkt dat zich structureel knelpunten voordoen bij vrijstelling overdrachtsbelasting, wordt daarover met de Kamer overleg gevoerd.Staatssecretaris tijdens de behandeling van de nota Fiscaliteit, landbouw- en natuurbeleid op 6 oktober 2003. Kamerstukken II 2003/04, 28 207, nr. 5In voorbereiding.
     
13.2003–2004De arbeidskorting zal, als onderdeel van het bredere evaluatieonderwerp heffingskortingen, nog met de Kamer worden besproken tijdens de evaluatie van de belastingherziening in 2005Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over het Belastingplan 2004 op 10 november 2003 Kamerstukken II 2003/04, 29 210, nr. 93, p. 67Evaluatie is gereed in 2005.
     
14.2003–2004Toegezegd te kijken of de Wet op de Vpb wel «lean and mean» is en aansluit bij de snelle ontwikkelingen die zich op dit moment voltrekken en of wij daar binnen Europa wel mee uit de voeten kunnen.Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in de Eerste Kamer op 11 november 2003 Handelingen I 2003/04, nr. 6, p. 313–314Heroriëntatie Vpb is gestart.
     
15.2003–2004Knelpunten in Vpb die Dezentjé Hamming naar voren heeft gebracht meenemen als wordt gekeken naar een eventuele herziening van de Vpb. Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over het Belastingplan 2004 op 10 november 2003 Kamerstukken II 2003/04, 29 210, nr. 93, p. 21Heroriëntatie Vpb is gestart.
     
16.2003–2004Effecten lijfrenteregeling bij wisselende inkomens bezien bij de evaluatie van de IB 2001.Staatssecretaris tijdens de behandeling van de Technische herstelwet 2003 op 12 november 2003. Handelingen I, 2003/04, nr. 23, p. 1564Wordt bij evaluatie lijfrenteregime bezien op actualiteit.
17.2003–2004In het kader van de zesde nota van wijziging (regeling buitengewone uitgaven) de implicaties monitoren.Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan in de TK van 13 november 2003 Handelingen II 2003/04, nr. 24, p. 1643Evaluatie is gereed in 2005.
     
18.2003–2004De Kamer op de hoogte houden van de ervaringen die worden opgedaan met reparatiewetgeving aangaande Bosal.Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan in de EK op 9 december 2003 Handelingen I 2003/04, nr. 11, p. 474De ontwikkelingen m.b.t. deze wetgeving worden gevolgd.
     
19.2003–2004Het autopakket zal worden gemonitord. Daarvoor zal gebruik worden gemaakt van gegevens van de Belastingdienst over de loonbelasting en zullen de CAO's in de gaten worden gehouden.Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan in de EK op 9 december 2003 Handelingen I 2003/04, nr. 11, p. 480 Staatssecretaris tijdens VAO over de herziening van de fiscale regels op het terrein van verkeer en vervoer d.d. 18 februari 2004 Handelingen II 2003/04 nr. 53Monitoring is gestart, resultaten zijn bekend in de loop van 2005.
     
20.2003–2004De vergroeningscommissie zal concrete voorstellen moeten doen die zullen worden betrokken bij het Belastingplan.Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan in de EK op 9 december 2003 Handelingen I 2003/04, nr. 11, p. 494Wordt meegenomen in Belastingplan 2005.
     
21.2003–2004Kijken naar tekstuele opschoning, de definities in de Vpb en zorgen voor een heldere omschrijving van de wetteksten binnen de Vpb.Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan in de EK op 9 december 2003 Handelingen I 2003/04, nr. 11, p. 498Heroriëntatie Vpb is gestart.
     
22.2003–2004De kwestie aangaande «home state taxation» meenemen. In dit kader het spanningsveld concurrerend fiscaal vestigingsklimaat en harmonisatie EU meenemen.Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan in de EK op 9 december 2003 Handelingen I 2003/04, nr. 11, p. 498Heroriëntatie Vpb is gestart.
     
23.2003–2004Toegezegd een brief naar de Kamer te sturen over de rittenadministratie en administratieve lasten voor bestelauto's.Staatssecretaris tijden AO over de herziening van de fiscale regels op het terrein van verkeer en vervoer d.d. 11 februari 2004 Kamerstukken II 2003/04, 29 280, nr. 9Extern overleg heeft inmiddels plaatsgevonden naar aanleiding daarvan is besluit CPP aangepast.
     
24.2003–2004Er zal een brief komen met betrekking tot het BTW-tarief voor fietsenstallingen.Staatssecretaris tijden AO over de herziening van de fiscale regels op het terrein van verkeer en vervoer d.d. 11 februari 2004 Kamerstukken II 2003/04, 29 280, nr. 9In behandeling.
25.2003–2004De Kamer zal nader worden geïnformeerd over de BPM bij invoer.Staatssecretaris tijden AO over de herziening van de fiscale regels op het terrein van verkeer en vervoer d.d. 11 februari 2004 Kamerstukken II 2003/04, 29 280, nr. 9In behandeling.1e rapportage is verzonden op 11 augustus 2004. Kamerstukken II 2003/04, 29 716, nr. 1.
     
26.2003–2004Bezien zal worden of vereenvoudigingen in de regelgeving voor bestelauto's mogelijk zijn. Hierover wordt overleg gevoerd met de branche. Van de uitkomsten van dit overleg zal de Kamer op de hoogte worden gebracht.Staatssecretaris tijdens VAO over de herziening van de fiscale regels op het terrein van verkeer en vervoer d.d. 18 februari 2004 Handelingen II 2003/04 nr. 53Overleg is geweest. Brief in voorbereiding.
     
     
27.2003–2004De Belastingdienst zal een instructie ontvangen over de zaken die absoluut niet door de beugel kunnen. De wet wordt aangepast voor oplossingen die praktisch en wenselijk blijken.Staatssecretaris tijdens AO over APA/ATR- praktijk etc. d.d. 3 juni 2004 Kamerstukken II 2003/04 29 200 IXB, nr. 28In voorbereiding.
     
28.2003–2004Staatssecretaris zegt toe m.b.t. de openstaande rechtsvragen van kennisgroepen die door de inspecteur worden ingeschakeld voor een potentiële rechtsvraag, in de volgende jaarrapportage het voorraadcijfer opnemen.Staatssecretaris tijdens AO over APA/ATR- praktijk etc. d.d. 3 juni 2004 Kamerstukken II 2003/04 29 200 IXB, nr. 28In voorbereiding.
     
29.2003–2004Nog voor de zomer een besluit dat voldoet aan de OESO-normen m.b.t stroomlijning en gelijke behandeling van hoofdkantoren.Staatssecretaris tijdens AO over APA/ATR- praktijk etc. d.d. 3 juni 2004 Kamerstukken II 2003/04 29 200 IXB, nr. 28Gepland is dit besluit in de 2e helft van augustus 2004 uit te brengen.
     
30.2003–2004In een brief aan de Kamer zal worden ingegaan op horizontaal toezicht van de Belastingdienst. Staatssecretaris tijdens AO over APA/ATR- praktijk etc. d.d. 3 juni 2004 Kamerstukken II 2003/04 29 200 IXB, nr. 28In voorbereiding.
     
31.2003–2004De Kamer op de hoogte stellen zodra er duidelijkheid is over de beschikking voor de Belgische coördinatiecentra.Staatssecretaris tijdens AO over APA/ATRpraktijk etc. d.d. 3 juni 2004 Kamerstukken II 2003/04 29 200 IXB, nr. 28In voorbereiding.
     
32.2003–2004Het is misschien verstandig voor aanvang van het nieuwe vergaderjaar een dag te organiseren over onderwerpen als: wat is de taak van de Belastingdienst. Er kan een presentatie worden gegeven over de gang van zaken rond de APA/ATR en hoe beleidsbesluiten tot stand komen.Staatssecretaris tijdens AO over APA/ATR- praktijk etc. d.d. 3 juni 2004 Kamerstukken II 2003/04 29 200 IXB, nr. 28In voorbereiding.
     
     
33.2003–2004Resultaat van de werkgroep stroomlijning uitkeringen WBSO nog vóór zomerreces.Staatssecretaris tijdens AO over administratieve lasten op 14 juni 2004 Kamerstukken II 2003/04, 29 515, nr. 16Rapport zal in september 2004 naar de TK worden gestuurd.
34.2003–2004Vereenvoudiging loonbegrip verdere stappen bezien met SZW; in dat kader bespreken met SZW of voor kleine kortdurende baantjes zoals vakantiebaantjes van scholieren e.d. heffing beperken tot belastingen en geen premie, maar dan ook geen uitkeringsrecht; resultaat hiervan in de volgende administratieve lasten brief die is voorzien voor maart/april 2005.Staatssecretaris tijdens AO over administratieve lasten op 14 juni 2004 Kamerstukken II 2003/2004, 29 515, nr. 16Resultaat: voortgangsrapportage 2005.
     
35.2003–2004Toegezegd vóór Prinsjesdag aan de Kamer een lijst van maatregelen ter verlichting administratieve lasten te zenden die op/door Financiën wel overwogen zijn, maar ook weer zijn verworpen en dat met korte toelichting op de waarom-vraag.Minister tijdens AO over administratieve lasten op 14 juni 2004 Kamerstukken II 2003/04, 29 515, nr. 16In behandeling. Zal voor Prinsjesdag aan de TK worden verzonden.
     
36.2003–2004Toegezegd is een soort van «hardheidsclausule» bij invoering van verplichte elektronische aangiften voor gevallen waarin werkelijk dat niet gevergd kan worden, maar daarbij wel rekening houden met de hoge graad van geautomatiseerd zijn van bedrijven en ook met de 100% die belastingadviseurs geautomatiseerd zijn.Staatssecretaris tijdens AO over administratieve lasten op 14 juni 2004 Kamerstukken II 2003/04, 29 515, nr. 16Aanpassing van de Uitvoeringsregeling AWR i.v.m. de elektronische aangifte is in voorbereiding.
     
37.2003–2004De Kamer zal nog dit jaar worden ingelicht over mogelijkheden tot aanpassing van de artiesten- en beroepssportersregeling. Staatssecretaris tijdens AO over diverse belastingonderwerpen d.d. 16 juni 2004 Kamerstukken II 2003/04, 26 727, 29 606, 29 210, nr. 132In voorbereiding.
     
38.2003–2004Rond Prinsjesdag en in ieder geval vóór de behandeling van het Belastingplan zal de Kamer inzicht worden geboden in de verwachting van het budgettaire beslag van de TBU-regeling in 2004. Bezien zal worden of het mogelijk is om ook inzicht te bieden in de casuïstiek. Staatssecretaris tijdens AO over diverse belastingonderwerpen d.d. 16 juni 2004 Kamerstukken II 2003/04, 26 727, 29 606, 29 210, nr. 132In voorbereiding.
     
39.2003–2004De Kamer zal worden geïnformeerd over bepalingen rond de weekendregeling omtrent chronisch zieken.Staatssecretaris tijdens AO over diverse belastingonderwerpen d.d. 16 juni 2004 Kamerstukken II 2003/04, 26 727, 29 606, 29 210, nr. 2Brief aan TK in voorbereiding.
     
40.2003–2004Via een afzonderlijke halfjaarsrapportage het verloop (van samenwerking tussen UWV en de Belastingdienst) aan de Kamer melden.Staatssecretaris tijdens overleg in EK van het wetsvoorstel Walvis d.d. 22 juni 2004 Handelingen I 2003/04, nr. 34, p. 1844In behandeling.
     
41.2003–2004Op verzoek van de kamerleden wordt een apart wetsvoorstel inzake opleggen van een dwangsom door de Belastingdienst ingediend. Toegezegd dit zo spoedig mogelijk te doen. Staatssecretaris tijdens AO over onderzoek Belastingdienst naar fraude bouwbedrijven d.d. 23 juni 2004Wetsvoorstel is in voorbereiding.

NIET-FISCAAL

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

Onderdeel A.1 Moties waarvan de uitvoering is afgerond
 VergaderjaarOmschrijving van de motieVindplaatsStand van zaken/Planning
1.1997–1998Van der Vlies nodigt de regering uit tot een fundamentele bezinning op de aard en begrenzing van de overheidstaak en verzoekt de regering hierover een notitie aan de Kamer voor te leggen.Kamerstukken II 1997/98, 25 600, nr. 26De motie is afgehandeld tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen.
     
2.2002–2003Motie Zalm c.s.Financiële dekking van het naar voren halen van plannen op het gebied van veiligheid door o.a. versnelde verkoop van domeingronden (€ 110 mln)Kamerstukken II 2002/03, 28 600, nr. 26Motie is uitgevoerd; €110 mln. is echter verdeeld over 2003 en 2004 (Kamerstukken II 2002/03, 28 600, nr. 45).
     
3.2001–2002Motie Dijsselbloem c.s. Voor-en nadelen etc. in beeld brengen van overdracht NS-vastgoed aan Rijksoverheid en Kamer daarover medio 2003 informerenKamerstukken II 2001/02, 27 482 en 27 216, nr. 70De minister van V&W heeft mede namens de staatssecretaris van Financiën een brief gestuurd waarin ze voor- en (met name) nadelen in beeld brengt (Kamerstukken II 2003/04, 27 482, nr. 80).
     
4.2002–3003Van As verzoekt de regering te onderzoeken of de uitbetaling van uitkeringen en subsidies kan worden ondergebracht in één centrale subsidiedienst.Kamerstukken II 2002/03, 28 600 nr. 51In het kabinetsstandpunt over Harmonisatie IAR wordt aan de motie tegemoet gekomen (Kamerstukken Il 2003/04, 29 287, nr 2).
     
5.2003–2004Motie Ten Hoopen. Het kabinet wordt verzocht voor 01/01/2004 pps-projecten aan te wijzen die de Nederlandse economie een impuls geven en de Tweede Kamer voor 01/06/04 te informeren over de voortgang.Kamerstukken II 2003/04, 29 200 XIII, nr. 7Motie is beantwoord door minister van V&W mede namens minister van Financiën (Kamerstukken II 2003/04, 29 200 XII, nr. 149).
     
6.2003–2004Motie Hofstra. Het kabinet wordt verzocht voor 01/07/04 een concreet actieplan op te stellen voor pps-projecten, bij voorkeur via een gezamenlijk met het bedrijfsleven op te richten Investeringsmaatschappij Infrastructuur.Kamerstukken II 2003/04, 29 200 XII, nr. 38Motie is beantwoord door minister van V&W mede namens minister van Financiën (Kamerstukken ll 2003/04, 29 200 XII, nr. 149).
     
7.2003–2004Motie De Nerée. Verzoekt het kabinet om voor 1 april 2004 te komen met voorstellen voor een evenwichtig bezoldigingsbesluit voor bestuurders in de publieke sector.Kamerstukken II 2003/04, 29 200, nr. 48De motie is meegenomen met het kabinetsstandpunt op het advies van de Commissie beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke top (Commissie Dijkstal). (Kamerstukken ll 2003/04, 28 479, nr. 7).
Onderdeel A.2 Moties waarvan de uitvoering nog niet is afgerond
 VergaderjaarOmschrijving van de motieVindplaatsStand van zaken/planning
1.2003–2004Motie Van As. Het kabinet wordt verzocht een einddatum vast te stellen voor alle subsidies en- regelingen waarna deze automatisch stoppen, hetzij verlengd worden na een evaluatie.Kamerstukken II 2003/04, 29 200, nr. 40In behandeling.

Door bewindslieden gedane toezeggingen (niet-fiscaal)

Onderdeel B.1 Toezeggingen waarvan de uitvoering is afgerond
 VergaderjaarOmschrijving van de toezeggingVindplaatsStand van zaken/planning
1.1998–1999Evaluatie IDBB in 2003.Handelingen II 1998/99, blz. 4292De Kamer is geïnformeerd over de resultaten bij brief d.d. 8 december 2003 (Kamerstukken II 2003/04, 29 370, nr. 1).
     
2.1998–1999Het overleg met DNB en STE over het toezicht op afwikkelsystemen is in een afrondende fase: de Minister hoopt de Kamer hierover nog voor de zomer te kunnen informeren. Wetgeving zal nodig zijn.Minister tijdens overleg met de vaste cie. voor Financiën d.d. 31-3-99 over de integriteit van de financiële sector. (Kamerstukken II 1998/99, 25 830 nr. 8, blz. 8).De Tweede Kamer is in december 2002 over de wenselijkheid van een afzonderlijk deel «toezicht infrastructuur» in de Wft geïnformeerd (Kamerstukken II 2002/03, 28 122, nr. 9). Bij brief van 17 februari 2004 (Kamerstukken II, 2003/04, 28 122, nr. 19) is de Kamer geïnformeerd over de invulling van het toezicht. De brief is besproken in het AO van 21 april 2004. Voorbereiding wetsvoorstel is nu ter hand genomen.
     
3.2000–2001Brief inzake systeemtoezicht vs. geheimhouding.Handelingen II 2000/01, blz. 6302De Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief van 5 november 2003 (Kamerstukken II 2003/04, 28 122, nr. 18).
     
4.2000–2001Herziening Wet op het consumentenkrediet zal op korte termijn plaatsvinden.Brief aan TK d.d. 21 juni 2001 (Kamerstukken II 2000/01, 27 231 nr. 2) en kabinetsreactie op SER-advies bemiddeling in financiële diensten, Kamerstukken II 2002/03, 28 600 IXB, nr. 18Een wetsvoorstel, geïntegreerd in het wetsvoorstel Wet financiële dienstverlening, is in maart 2004 aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken ll 2003/04, 29 507 nr. 2).
     
5.2001–2002Trustkantoren dienen onder toezichtsregime te vallen.AO 25 september 2001, Kamerstukken 2001/02, 22 112, nr. 209, blz. 5Het wetsvoorstel is op 1 maart 2004 in werking getreden.
     
6.2001–2002De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over gedragsregels die op verschillende categorieën financiële diensten van toepassing zijn.Nota n.a.v. verslag bij wetvoorstel NST.Is geïntegreerd in het wetsvoorstel Wet financiële dienstverlening, dat in maart 2004 aan de Tweede Kamer is gezonden (Kamerstukken ll 2003/04, 29 507 nr. 2).
7.2002–2003Er wordt een nieuw beleidskader voor de agrarische domeingronden aan de Kamer gezonden.Kamerstukken II 2002/03, 28 600 en 24 490, nr. 66De staatssecretaris van Financiën heeft het beleidskader op 31 maart 2004 toegezonden (Kamerstukken II 2003/04, 24 490, nr. 17).
     
8.2002–2003Synopsis van nog niet vastgestelde rapportenAO EcoFin Raad 6 februari 2003, Kamerstukken II 2002/03, 21 501-07, nr. 390De Kamer wordt geïnformeerd over niet vastgestelde rapporten, indien relevant, doordat deze rapporten waarnaar verwezen in de geannoteerde agenda van de Ecofin, ofwel apart verstrekt worden of er wordt een verwij- zing opgenomen in de geannoteerde agenda waar het rapport kan worden gevonden. (hyperlink).
     
9.2002–2003De Tweede Kamer wordt voor de AFB geïnformeerd over de volume- en efficiencytaakstellingen uit het SA en HA.Voorjaarsnotadebat op 25 juni 2003.Gevraagd overzicht is voor de AFB verzonden naar de Tweede Kamer (Kamerstukken ll 2003/04, 29 200 nr. 29).
     
10.2002–2003Het EU-actieplan corporate governance wordt aan de Tweede Kamer voorgelegd.AO EcoFin Raad 27 maart 2003.Is op 15 oktober 2003 aan de Kamer gezonden (Kamerstukken ll 2003/04, 22 112 nr. 289).
     
11.2002–2003De minister van Financiën voelt niet voor een soort overheidsdistributieregeling van accountants over bedrijven, want dat zou een soort stalinistisch model impliceren. Het stellen van regels in dit kader is een enorme wijziging in rol en taakopvatting van overheid en publieke sector. De overheid kan randvoorwaarden stellen en eisen formuleren ten aanzien van roulatie van sleutelfiguren (van persoon of kantoor), maar er is vooralsnog geen noodzaak voor aanwijzing door een overheidsinstantie voor een bedrijf. De minister zegt toe hierop beargumenteerd terug te komen.AO evaluatie accountantswetgeving 18-6-2003, Kamerstukken II 2002/03, 28 090, nr. 5Is meegenomen in het wetsvoorstel Wet toezicht accountantsorganisaties, dat op 22 juni 2004 aan de Tweede Kamer is gezonden (Kamerstukken II 2003/04, 29 658, nr. 1).
     
12.2002–2003De minister van Financiën is voornemens om voor het eind van de zomer (2003) een consultatiedocument uit te brengen, waarover met de organisaties zal worden gesproken. De Kamer zal daarvan op de hoogte worden gesteld, zodat de uitkomst daarvan betrokken kan worden bij de verdere bespreking van het document in de commissie. Uiteindelijk zal er een wetsvoorstel ter zake aan de Raad van State wordt voorgelegd.AO evaluatie accountantswetgeving 18-6-2003, Kamerstukken II 2002/03, 28 090, nr. 5Op 19 september 2003 is een wetsvoorstel ter consultatie bij de markt uitgezet en is intensief overleg gevoerd met alle betrok- ken partijen, waaronder het NIVRA, de NOvAA, VNO-NCW, MKB-Nederland en meerdere accountantsorganisaties. Consultatie en overleg hebben geleid tot het wetsvoorstel wetsvoorstel Wet toezicht accountantsorganisaties, dat op 22 juni 2004 aan de Tweede Kamer is gezonden (Kamerstukken ll, 2003/04, 29 658, nr. 1).
13.2002–2003In het FJR wordt een samenvatting opgenomen met een aantal politieke doelstellingen en wat daarvan terecht is gekomen.Voorjaarsnotadebat op 25 juni 2003.Is opgenomen als hoofdstuk 2 («Speerpunten van beleid») van het FJR 2003.
     
14.2002–2003Tweede Kamer schriftelijk informeren over hoe om te gaan met topinkomens in de (semi-) publieke sector.Voorjaarsnotadebat op 25 juni 2003.Is meegenomen met het kabi- netsstandpunt op het advies van de Commissie beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke top (Commissie Dijkstal). (Kamerstukken ll 2003/04, 28 479, nr. 7).
     
15.2002–2003Het rapport over de pensioenhervor- mingen is nog niet openbaar omdat het nog moet worden vastgesteld. Daarna zal de minister van Financiën het naar de Kamer sturen zodat het kan worden besproken.AO EcoFin Raad 6 februari 2003, Kamerstukken II 2002/03, 21 501–07, nr. 390.De toezegging is uitgevoerd door een samenvatting van het rapport aan de TK te sturen (Kamerstukken ll 21 501, nr 389). Het digitale rapport is daarnaast beschikbaar gesteld op: http://europa.eu.int/comm/employmentsocial/news/2002/ dec/jointpensionsreporten.pdf
     
16.2003–2004De Kamer zal op basis van de uitkomsten van het FEC-rapport over non-profits worden voorzien van een standpunt over te nemen stappen.Beantwoording Kamervraag Wilders d.d. 16.3.4004 (nummer 1077).Brief aan de Tweede Kamer is verzonden (Kamerstukken ll 2003/04, 27 925, nr. 136).
     
17.2003–2004Het MOB wordt aangezet tot snelle afspraken op het terrein van bereikbaarheid en het stimuleren van elektronisch betalen (met name chippen), samenwerking bij de opsporing en vervolging van valsmunterij.AO Betalingsverkeer 15 april 2004.Er is een brief aan het MOB gezonden.
     
18.2003–2004Het MOB wordt verzocht te bezien welke mogelijkheden er zijn om de informatieverstrekking inzake verplicht gebruik van de chipknip voor parkeren in de steden te verbeteren.AO Betalingsverkeer 15 april 2004.Er is een brief aan het MOB gezonden.
     
19.2003–2004Presentatie evenwichtig inkomensbeeld op Prinsjesdag 2004.Debat over de Voorjaarsnota, 29 juni 2004.Is meegenomen in begroting SZW.
     
20.2003–2004Beschouwing AWBZ-ontwikkeling en de kosten van de gezondheidszorg. Analyse AWBZ, mede in licht van de ontwikkelingen van afgelopen jaren.Debat over de Voorjaarsnota, 29 juni 2004.Is meegenomen in de beleidsagenda van VWS.
Onderdeel B.2 Toezeggingen waarvan de uitvoering nog niet is afgerond
 VergaderjaarOmschrijving van de toezeggingVindplaatsStand van zaken/planning
1.1998–1999De Minister is bereid de bevoegdheden van de AR ten aanzien van DNB verwoord in art. 59 lid 3 en 4 van de Comptabiliteitswet, opnieuw te bezien.Minister tijdens behandeling van de Bankwet op 14 april 1999. (Handelingen II 1998/99, blz. 4139).In de Nota «Hervorming toezicht op de financiële marktsector» (Kamerstukken II 2001/02, 28 122, nrs. 1 en 2) is aangekondigd dat toegang van de Algemene Rekenkamer mogelijk wordt gemaakt tot het deel van DNB dat zich bezighoudt met toezicht en andere nationale taken. De CW 2001 zal daartoe bij een eerstvol- gende wijziging worden aange- past.
     
2.1998–1999Toezicht op afwikkelsystemenMinister tijdens overleg met de Vaste cie. voor Financiën over integriteit financiële sector, Kamerstukken II 1998/99, 25 830 nr. 8, blz. 8Kamer is bij brief van 17 februari 2004 geïnformeerd over de invul- ling van dit toezicht. E.e.a. is besproken in het AO van 21 april 2004. Verwerking volgt in deel infrastructuur van de Wft.
     
3.1999–2000Instellingsvoorwaarden van agentschappen zullen in een regeling worden opgenomen. Kamerstukken II 1999/00, 26 974, nr. 6In voorbereiding.
     
4.2001–2002Evaluatie van het referentiekader mededeling over de bedrijfsvoering en omvorming van het referentiekader tot een ministeriële regeling.Algemeen Overleg op 15 april 2002.In voorbereiding. Is in 2005 aan de orde.
     
5.2001–2002De gevolgen van de dualisering worden gemonitord.Minister tijdens het debat over de Voorjaarsnota op 24 april 2002.In voorbereiding.
     
6.2001–2002Overdracht van vermogensbestanddelen van RWT's en ZBO's aan het Rijk zal in een regeling worden opgenomen.Kamerstukken II, 27 849 nr. 9, blz. 5In voorbereiding.
     
7.2001–2002Evaluatie wijziging Wet melding ongebruikelijke transacties en de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993 met het oog op het verplicht stellen van de identificatieplicht en de meldingsplicht van ongebruikelijke transacties voor handelaren in zaken van grote waarde. Art III van de wet van 13 december 2001 (wijziging MOT/WID i.v.m. handelaren in zaken van grote waarde), n.a.v. amendement Witteveen (Kamerstukken II, 2001/02, 28 018, nr. 7).Een evaluatie van de keten Melding ongebruikelijke transac- ties is in mei aan de Kamer gezonden (Kamerstukken 2003/04 II, 17 050, nr. 263). Het voornemen van het kabinet is erop gericht om een wetsvoorstel tot wijziging van de wet MOT nog dit jaar bij de Raad van State om advies aanhangig te maken.
     
8.2002–2003MDW BenzineDe Kamer wordt a.h.v. de evaluatie van de veilingregeling in 2005 geïnformeerd.Kamerstukken II 2002/03, 24 036, nr. 278Evaluatie vindt plaats na de (uitgestelde) veiling van 2004. (Kamerstukken II 2003/04, 24 036, nr. 294).
     
9.2002–2003De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de nieuwe plannen om de toepassing van PPS te versnellen.Brief aan de Tweede Kamer van 20 januari 2002 (Kamerstukken II, 28 753, nr. 1) en AO Commissie Rijksuitgaven met minister van Financiën, d.d. 15 mei 2003.De voortgangsrapportage zal dit najaar aan de Kamer worden gezonden.
10.2002–2003De minister zal de volgende punten in overweging nemen: de hoogte van boetebedragen, een hogere boete bij veelplegers, de mogelijkheid individuele bestuurders te beboeten, het waarschuwen voor frauduleuze buitenlandse aanbieders.AO IDBB d.d. 5.2.2003Een brief aan de Kamer is in voorbereiding.
     
11.2002–2003In de kabinetsdiscussie over het IBO-instrumentarium de aandachtspunten uit de motie Van As betrekken en de Tweede Kamer hierover informeren.Algemene Financiële Beschouwingen.De motie Van As wordt meegenomen in het kader van de taken- analyse van het kabinet waarbij kritisch wordt gekeken naar taken, bevoegdheden en verant- woordelijkheden van de rijks- overheid. Tegelijk wordt een rijksbrede en een departementale takenanalyse uitgevoerd. De rijksbrede analyse richt zich op departementsoverstijgende thema's van groot politiek en maatschappelijk belang. De departementale takenanalyse wordt uitgevoerd door iedere minister en richt zich op de specifieke taken van het betreffende departement.
     
12.2003–2004In reactie op de g.a. Rouvoet zal worden nagegaan of de WRR in haar onder- zoeksprogramma een studie heeft opgenomen naar de effecten van de vergrijzing en de aanpak daarvan.Algemene Financiële Beschouwingen.In voorbereiding.
     
13.2002–2003Eindrapportage inspanningen taskforce pps bij gebiedsontwikkelingBrief aan Tweede Kamer van 10 juli 2003.Zal medio 2005 aan de Kamer worden gezonden.
     
14.2003–2004Minister stuurt een brief aan de Kamer over (de openbaarheid van) het sanctiebeleid van de AFM.Handelingen II 2003/04, 29 454.Brief zal dit najaar gereed zijn voor verzending.
     
15.2003–2004Er wordt een notitie opgesteld waarin wordt aangegeven wat er in de CW geregeld is op het terrein van verantwoording over besteding van publieke gelden.Najaarsnotadebat, 17 december 2003, 29 315.Wordt meegenomen in het IBO Verzelfstandigde Organisaties op Rijksniveau.
     
16.2003–2004Het verslag van het AO wordt aan het MOB gezonden.AO Betalingsverkeer 15 april 2004.Wordt geïntegreerd met brief inzake de evaluatie van het MOB.
     
17.2003–2004Bij Justitie/BZK wordt aangekaart dat aangiftes van valse biljetten serieus in behandeling moeten worden genomen.AO Betalingsverkeer 15 april 2004.Er wordt een brief gestuurd aan BZK/Justitie.
     
18.2003–2004Justitie wordt verzocht om een wetswijziging die het mogelijk maakt voor meerdere partijen (met name TPG) om het vervoer van kleine pakketjes geld op zich te nemen (met name van belang voor bereikbaarheid detailhandel).AO Betalingsverkeer 15 april 2004.Er wordt een brief gestuurd aan BZK/Justitie.
19.2003–2004De banken worden verzocht de 30 dagentermijn voor het herroepen van incassobetalingen op te trekken tot bijvoorbeeld 45 dagen in verband met de lage frequentie waarmee rekeningafschriften worden verstrekt (soms eens per maand).AO Betalingsverkeer 15 april 2004.Er wordt een brief gezonden naar de NVB.
     
20.2003–2004Over enige tijd wordt een voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer gezonden waarin aandacht wordt besteed aan de ontwikkelingen in de Europese betaalinfrastructuur.AO Betalingsverkeer 15 april 2004.Eind 2004 verschijnt een nieuwe voortgangsrapportage.
     
21.2003–2004De vermeende problematiek rond de controle van acceptgiro's (Schirris) wordt bestudeerd.AO Betalingsverkeer 15 april 2004.Eind 2004 verschijnt een nieuwe voortgangsrapportage.
     
22.2003–2004De door Koomen (CDA) aangekaarte schuldenproblematiek en de rol van het BKR daarbij te behandelen bij de Wfd.AO Betalingsverkeer 15 april 2004Onderwerp wordt behandeld bij AO inzake Wfd.
     
23.2003–2004In de jaarverslagen zullen in het vervolg ook de beleidsconclusies worden opgenomen.WGO jaarverslagen 2003 IXA/IXB 16 juni 2004Bij de voorbereiding van de Rijksbegrotingsvoorschriften 2005 zal de strekking van deze motie worden meegenomen.
     
24.2003–2004Een kwalitatieve duiding van het geschatte endogene effect van de autonome ontwikkeling van de belastingontvangsten wordt opgenomen in het volgende financieel jaarverslag van het Rijk.WGO jaarverslagen 2003 IXA/IXB 16 juni 2004In verantwoordings- en begrotingsstukken zal – indien de situatie zich voordoet – de endogene effecten van beleidsmaatregelen tekstueel worden toegelicht.
     
25.2003–2004Een toelichting op de belastingontvangsten wordt alleen opgenomen in het financieel jaarverslag van het Rijk.WGO jaarverslagen 2003 IXA/IXB 16 juni 2004De toelichting op de belastingontvangsten wordt met ingang van 2005 alleen opgenomen in de Miljoenennota en het Financieel Jaarverslag van het Rijk.

8. BIJLAGE INZAKE ZBO'S EN RWT'S

In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van alle ZBO's en RWT's die onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Financiën vallen.

(x € 1000)Orgaan2005
Artikel 1 BelastingenWaarderingskamer600
   
Artikel 2 Financiële MarktenAutoriteit Financiële Markten14 300
 De Nederlandsche Bank
 Pensioen- en Verzekeringskamer8 600
 Stichting Waarborgfonds Motorverkeer0
 Vereniging Nederlands bureau der Motorrijtuigen verzekeraars0
   
Artikel 9 AlgemeenStichting Maror-gelden Overheid en Stichting Joods Humanitair Fonds0

Waarderingskamer

De Waarderingskamer heeft als belangrijkste taak het houden van toezicht op de waardering van onroerende zaken door de gemeenten in het kader van de Wet WOZ. De Wet WOZ is gericht op een uniforme waardering van onroerende zaken ten behoeve van de belastingheffing door het Rijk, de gemeenten en de waterschappen. De apparaatskosten worden door de Waarderingskamer in rekening gebracht bij het Rijk (25%), de gemeenten (50%) en de waterschappen (25%).

Autoriteit Financiële Markten, De Nederlandsche Bank en Pensioenen Verzekeringskamer

Voor een toelichting op de financiering van het toezicht op de financiële markten wordt verwezen naar de toelichting bij de tabel budgettaire gevolgen bij beleidsartikel 2 Financiële Markten.

Stichting Waarborgfonds Motorverkeer en Vereniging Nederlands bureau der Motorrijtuigen verzekeraars

De Staat garandeert de verplichtingen van het Waarborgfonds, naar rato van het aantal (rijks)motorrijtuigen waarvan de Staat bezitter of houder is. De Staat garandeert eveneens de verplichtingen van het Waarborgfonds samenhangend met de uitvoering van de regeling voor gemoedsbezwaarden.

Stichting Maror-gelden Overheid en Stichting Joods Humanitair Fonds

In 2000 is € 181,5 mln. beschikbaar gesteld aan de joodse gemeenschap in het kader van Tegoeden WOII. De stichtingen die zijn opgericht ter verdeling van voornoemde € 181,5 mln. en die onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Financiën vallen betreffen de Stichting Maror-gelden Overheid en de Stichting Joods Humanitair Fonds. De uitvoeringskosten voor beide stichtingen worden verantwoord op IXB.

9. LIJST MET AFKORTINGEN

A 
ABPAlgemeen Burgerlijk Pensioenfonds
AfDBAfrikaanse Ontwikkelingsbank
AfDFAfrikaanse Ontwikkelingsfonds
AFMAutoriteit Financiële Markten
ALAdministratieve Lasten
AsDBAziatische Ontwikkelingsbank
AsDFAziatische Ontwikkelingsfonds
AWIRAlgemene wet inkomensafhankelijke regelingen
  
B 
BBPBruto binnenlands product
BFBijzondere financiering
BTWBelasting toegevoegde waarde
BWBurgerlijk Wetboek
BZKMinisterie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
  
C 
CWComptabiliteitswet
  
D 
DNBDe Nederlandsche Bank
  
E 
EBRDEuropese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling
EIBEuropese Investeringsbank
EKVExportkredietverzekering
EMUEuropese Monetaire Unie
EUEuropese Unie
EZMinisterie van Economische Zaken
  
F 
FATFFinancial Action Task Force on money laundering
FBFinanciële bijsluiter
FIOD-ECDFiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst – Economische controledienst
FIXFiscale kwaliteitsindex
FSAPFinancial Sector Assessment Program
FSCFinancial Services Committee
FSOFonds voor Speciale Operaties
  
H 
HIPCHeavily indebted poor countries
  
I 
IASInternational accounting standards
IBInkomstenbelasting
IBOInterdepartementaal beleidsonderzoek
IBRDInternational bank for reconstruction and development (Wereldbank)
IDAInternationale ontwikkelingsassociatie
IDBInter-Amerikaanse ontwikkelingsbank
IFCInternational finance corporation
IFIInternationale financiële instelling
IFRSInternational Financial Reporting Standards
IICInter-Amerikaanse investeringsmaatschappij
IMFInternationaal monetair fonds
IMFCInternational monetary and financial committee
  
K 
KNMKoninklijke Nederlandse Munt
  
L 
LNVMinisterie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
  
M 
MDWMarktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit
MIFMultilateraal Investerings Fonds
MIGAMultilateral Investment Guarantee Agency
MKBMidden- en kleinbedrijf
MOBMaatschappelijk overleg betalingsverkeer
  
O 
OC&WMinisterie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
OESOOrganisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OPLOverige publiekrechtelijke lichamen
OZBOnroerende zaakbelasting
  
P 
PPMRegeling Particuliere Participatiemaatschappijen
PPSPubliek-private samenwerking
PRSPPoverty reduction strategy paper
PVKPensioen- en Verzekeringskamer
  
R 
RHIRegeling herverzekering investeringen
RVRRaad voor Vastgoed Rijksoverheid
RWTRechtspersoon met een wettelijke taak
  
S 
SDRSpecial Drawing Rights
SENSStichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij
SGPStabiliteits- en groeipact
SUStaat van de unie
SZWMinisterie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
  
T 
TKTweede Kamer der Staten-Generaal
  
U 
USDUnited States Dollars
UWVUitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
  
V 
V&WMinisterie van Verkeer en Waterstaat
VBTBVan beleidsbegroting tot beleidsverantwoording
VpbVennootschapsbelasting
VROMMinisterie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VWSMinisterie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
  
W 
WAKOWet aansprakelijkheid kernongevallen
WBM Wet belastingen op milieugrondslag
WckWet op het consumentenkrediet
WFDWet financiële dienstverlening
WIDWet identificatie bij dienstverlening
WOIITweede Wereldoorlog
WOZWet waardering onroerende zaken
WTOWereldhandelsorganisatie
  
Z 
ZBOZelfstandig Bestuursorgaan

10. BEGRIPPENLIJST

Anticiperende aankopen

Het in een vroegtijdig stadium verwerven van vastgoed, zodat het Rijk deze relatief goedkoop in zijn bezit krijgt en zijn publieke doelen tijdig kan realiseren.

Compliance

Het onderhouden en versterken van de bereidheid van belastingplichtigen tot nakoming van de wettelijke verplichtingen.

Concessionele fondsen

Fondsen die zachte leningen verstrekken aan de armste landen: dit zijn leningen met een zeer lange looptijd, lange aflossingsvrije periode en een zeer lage rente.

Corporate governance

Het besturen van een onderneming, het afleggen van verantwoording daarover en de verdeling van de verschillende daarvoor relevante bevoegdheden over de organen van de onderneming.

ERM-II

Wisselkoersmechanisme waaraan lidstaten die tot de eurozone willen toetreden moeten deelnemen. Het mechanisme kenmerkt zich door een vaste, maar aanpasbare spilkoers ten opzichte van de euro. Fluctuaties binnen een standaard bandbreedte van +/- 15% zijn toegestaan. Als de bandbreedte bereikt wordt, zijn de ECB en de betreffende Nationale Centrale Bank in principe verplicht te interveniëren. Voor toetreding tot de eurozone is deelname van minimaal twee jaar zonder devaluaties verplicht volgens het Verdrag van Maastricht.

Fiscale monitor

Enquêtes die jaarlijks onder de belastingplichtigen worden gehouden over de kwaliteit van de dienstverlening door de Belastingdienst.

HIPC-Initiatief

Internationaal initiatief waarbij schuldverlichting wordt gegeven aan de armste landen met een zeer hoge (onhoudbare) schuldenlast (Heavily Indebted Poor Countries).

Oninbaar lijden

Het administratief afboeken van een belastingvordering als deze niet inbaar blijkt te zijn.

Recuperatiebeleid

Het geheel van maatregelen en activiteiten ter inning van uitstaande vorderingen in het kader van de exportkrediet- en investeringsverzekering.

Staat van de Unie

Jaarlijks overzicht van de beleidsterreinen van en ontwikkelingen binnen de Europese Unie en de implicaties hiervan voor Nederland.

Licence