Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL2
  
B. BEGROTINGSTOELICHTING3
  
Leeswijzer3
  
Missie6
  
Beleidsagenda7
  
De begroting 2007 op hoofdlijnen14
  
Artikelen 
  
Beleidsartikel 1: Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten18
Beleidsartikel 2: Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur24
Beleidsartikel 3: Versterkte Europese samenwerking41
Beleidsartikel 4: Meer welvaart en minder armoede51
Beleidsartikel 5: Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling65
Beleidsartikel 6: Beschermd en verbeterd milieu77
Beleidsartikel 7: Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer84
Beleidsartikel 8: Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland89
Niet-beleidsartikel 9: Geheim96
Niet-beleidsartikel 10: Nominaal en onvoorzien97
Niet-beleidsartikel 11: Algemeen98
  
Verdiepingshoofdstuk100
  
Bedrijfsvoeringsparagraaf109
  
Agentschapsparagraaf: CBI113
  
Bijlage 1 Moties en toezeggingen117
Bijlage 2 Lijst van afkortingen125
Bijlage 3 Trefwoordenlijst128

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2007 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2007. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2007.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2007 vastgesteld. De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2 (baten-lastendiensten)

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de in de begrotingsstaat opgenomen begrotingen van baten en lasten en van kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendienst Centrum voor de Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden (CBI) voor het jaar 2007 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de baten-lastendiensten.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. M. A. van Ardenne-van der Hoeven

B. BEGROTINGSTOELICHTING

LEESWIJZER

Met ingang van het jaar 2005 is de indeling van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken herzien. Het doel van de herindeling was en is een betere aansluiting bij de prioriteiten van het buitenlandbeleid, meer resultaatgerichtheid en een grotere toegankelijkheid. De begroting nieuwe stijl is goed ontvangen. Door de herziening van de begroting in 2005 zijn de gevolgen van het rijksbrede veranderingstraject (zie hiervoor de brief van de minister van Financiën TK 29 949, nr. 1) naar aanleiding van de VBTB-evaluatie voor de begroting 2007, net als voor 2006, minimaal. Voor Buitenlandse Zaken betreft het vooral wijzigingen die leiden tot verdere vereenvoudiging.

De uitwerking van beleidsartikelen in algemene en operationele doelstellingen van de begroting is gebaseerd op het actuele buitenlandbeleid van het kabinet Balkenende II. De algemene en operationele doelstellingen in de begroting 2007 zijn daarom niet of nauwelijks gewijzigd ten opzichte van 2006. Zo is ook de vergelijkbaarheid over de jaren heen geborgd. De beleidsartikelen weerspiegelen het geïntegreerde karakter van het buitenlandbeleid. Dit komt naar voren in de verschillende beleidsartikelen waar zowel ODA-doelstellingen en middelen als non-ODA doelstellingen en middelen worden verantwoord.

De begroting 2006 is consistent ingedeeld naar thema’s. Hierdoor is het mogelijk per thema inzichtelijk te maken welke doelen worden gesteld en welke middelen en instrumenten daar aan bijdragen. Door deze indeling is ook een verbeterde weergave ontstaan in de prioriteiten van ontwikkelingssamenwerking, zoals genoemd in de notitie Aan Elkaar Verplicht: basisonderwijs (basic education), milieu en water, hiv/aids en reproductieve gezondheid.

De beleidsartikelen worden voorafgegaan door een beleidsagenda waarin de beleidsprioriteiten van het Nederlandse buitenlandbeleid voor 2007 zijn aangegeven. In het onderdeel De begroting 2007 op hoofdlijnen zijn de belangrijkste beleidsmatige veranderingen ook in financiële termen toegelicht.

Opbouw van de beleidsartikelen

A: Algemene beleidsdoelstelling

Elk beleidsartikel kent dezelfde opbouw: allereerst wordt bij onderdeel A ingegaan op de algemene beleidsdoelstelling van het artikel. Per algemene doelstelling van het buitenlandbeleid wordt een korte toelichting gegeven.

Kritische succesfactoren

Volgens de Rijksbegrotingsvoorschriften kan in deze toelichting worden aangegeven welke «kritische succesfactoren» naast de Nederlandse inzet invloed hebben op de geformuleerde algemene en operationele doelstellingen en na te streven resultaten. Voor de beleidsartikelen 1 tot en met 6 en 8 geldt vanzelfsprekend dat het ministerie van Buitenlandse Zaken op het internationale toneel niet de enige actor is die bepaalt of een geformuleerde doelstelling wordt gerealiseerd. In Europese en andere internationale gremia moet vaak onderhandeld worden met andere partijen, waarbij de uitkomsten van die onderhandelingen in de regel compromissen zijn, gesloten in een complex onderhandelingsproces. De doelstellingen waarmee Nederland het onderhandelingsproces ingaat, zijn maar zelden identiek aan de uitkomst daarvan. De beoordeling van die uitkomsten gaat dan over de mate van acceptatie ten opzichte van eerder geformuleerde doelstellingen. Daarnaast geldt bij veel doelstellingen op het terrein van veiligheid en stabiliteit en op het terrein van ontwikkelingssamenwerking dat externe ontwikkelingen als terroristische dreigingen en natuurrampen een groot effect kunnen hebben op de realisatie van de geformuleerde doelstellingen. Ook interne ontwikkelingen in landen, bijvoorbeeld de politieke ontwikkelingen in de partnerlanden waarmee Nederland een ontwikkelingsrelatie heeft, en de capaciteit en bereidheid van relevante actoren in ontwikkelingslanden om met Nederland overeengekomen plannen en te behalen resultaten daadwerkelijk te verwezenlijken, kunnen van grote invloed zijn op het (al dan niet) behalen van de geformuleerde doelstellingen. Er is voor gekozen de hiervoor genoemde toelichting niet als «kritische succesfactoren» bij ieder beleidsartikel te herhalen, maar deze hier in de Leeswijzer op te nemen. Alleen bij het beleidsartikel 7 is vanwege het bijzondere karakter van dit artikel ervoor gekozen om een dergelijke korte toelichting over de «kritische succesfactoren» wel specifiek in de toelichting op de algemene beleidsdoelstelling op te nemen. Voor artikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer geldt dat het ministerie van Buitenlandse Zaken steeds vaker aangewezen is op andere organisaties binnen de (rijks)overheid.

B: Budgettaire gevolgen van beleid

Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften, is in de tabellen «Budgettaire gevolgen van beleid» onder de beleidsartikelen, de budgetflexibiliteit verwerkt op het niveau van de operationele doelstellingen. Zoals voorgeschreven worden daarbij de juridisch verplichte uitgaven weergegeven. Daarnaast zijn ook de overig verplichte uitgaven opgenomen: uitgaven die weliswaar nog niet in juridische zin zijn verplicht, maar waar bijvoorbeeld reeds toezeggingen over zijn gedaan jegens derden, of uitgaven die reeds zijn gereserveerd op grond van een wettelijke regeling (bijvoorbeeld een subsidieregeling) of een beleidsprogramma waarmee de Tweede Kamer heeft ingestemd.

In de nieuwe begrotingsindeling is de koppeling tussen middelen en doelstellingen beter aan te geven dan voorheen. Echter net als in de begroting 2005 is door een aantal specifieke eigenschappen van het buitenlandbeleid een één-op-één -koppeling tussen operationele doelstellingen en middelen niet altijd mogelijk. Zo komen bijvoorbeeld de afdrachten aan de Europese Unie ook ten goede aan operationele doelstelling 3.2 een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen of regio’s, terwijl deze middelen zijn opgenomen bij de operationele doelstelling 3.1 een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht en veiligheid biedt en in staat is tot duurzame groei. Het is naar onze mening niet zinnig om de EU-afdrachten als het ware «op te knippen» over alle operationele doelstellingen waar de EU invloed op uitoefent.

C: Operationele doelstellingen

De algemene beleidsdoelstellingen zijn geformuleerd op een relatief hoog abstractieniveau. Onderdeel C laat daarom zien hoe de algemene beleidsdoelstellingen zich vertalen in een aantal operationele doelstellingen. Deze operationele doelstellingen zijn in het algemeen geformuleerd in termen van gewenste internationale maatschappelijke effecten.

Effectindicatoren

In deze begroting is evenals in 2006 invulling gegeven aan de motie Douma c.s. (TK 29 949, nr. 11) waarin de regering wordt gevraagd beleidsdoelen te formuleren in termen van te realiseren maatschappelijke effecten («outcome») en in daarvan afgeleide prestatiegegevens. De Tweede Kamer is hieromtrent reeds per brief geïnformeerd (TK 29 949, nr. 42).

De in totaal 36 operationele doelstellingen van de begroting vormen de meer concrete doorvertaling van de algemene beleidsdoelstellingen. Voor alle operationele doelstellingen zijn de beoogde maatschappelijke effecten («outcome») en/of de prestaties («output») concreet benoemd. Het behalen van de geformuleerde doelstellingen is overigens niet alleen afhankelijk van de Nederlandse inzet, maar ook van de inbreng van partners en andere partijen, bijvoorbeeld als het gaat om de uitkomst van onderhandelingen met andere landen of organisaties, dan wel de uitkomst van een gezamenlijk opgezet en gefinancierd programma. De relatie tussen door het ministerie van Buitenlandse Zaken uit te voeren activiteiten en te realiseren prestaties en/of effecten is dan ook vaak eerder een plausibele dan een causale relatie.

De in begrotingsjaar 2007 te realiseren prestaties worden vermeld onder na te streven resultaten. Indien de resultaten meerjarig van karakter zijn en naar verwachting later dan in 2007 gerealiseerd gaan worden, wordt dit expliciet aangegeven.

In alle gevallen zijn de beoogde effecten en/of prestaties voorzien van indicatoren aan de hand waarvan realisatie kan worden gemeten of getoetst. Voor het merendeel van de 36 operationele doelstellingen zijn kwantitatieve indicatoren opgenomen. Dit geldt voor met name voor de doelstellingen op het terrein van ontwikkelingssamenwerking waarbij gebruik gemaakt kan worden van de indicatoren en streefwaarden die door de internationale gemeenschap worden gebruikt in het kader van de Millenniumontwikkelingsdoelen (Millennium Development Goals, MDG’s). In een beperkt aantal gevallen, met name op het politieke terrein, zijn deze indicatoren echter uitsluitend kwalitatief van aard, omdat de effectiviteit van het buitenlandbeleid vaak niet te meten is met behulp van kwantitatieve indicatoren.

Teneinde het aantal pagina’s van de begroting te beperken worden niet alle indicatoren uitputtend beschreven. Per operationele doelstelling worden slechts de meest belangrijke indicatoren genoemd. Daarbij moet er rekening mee gehouden worden dat deze cijfers vaak zijn gebaseerd op gegevens uit ontwikkelingslanden. Aangezien de statistische capaciteit en kwaliteit aldaar niet altijd hetzelfde niveau hebben als wij in Nederland gewend zijn, zijn deze cijfers vaak minder hard. Ze geven echter wel inzicht in de trend. Rapportage over de indicatoren vindt over het algemeen plaats via het jaarverslag en brieven aan de Tweede Kamer.

Onder het kopje Instrumenten/activiteiten wordt aangegeven welke instrumenten en activiteiten, overigens zonder in detail te treden, het ministerie van Buitenlandse Zaken gaat inzetten om de na te streven resultaten te bereiken.

D: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid

In het onderdeel D wordt ingegaan op de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid. Hierin zijn de belangrijkste evaluaties per beleidsartikel opgenomen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds beleidsdoorlichtingen en anderzijds effectenonderzoek ex post en overig evaluatieonderzoek. In de MvT 2007 is de BZ Evaluatieprogrammering 2004–2009 integraal opgenomen, inclusief de IOB Programmering 2005–2009, die in september 2005 nog separaat aan de Kamer werd aangeboden. Separate aanbieding van (een geactualiseerde versie van) de IOB programmering is daarmee in 2006 niet meer nodig.

Overige onderdelen van de begroting

De acht beleidsartikelen worden gevolgd door drie niet-beleidsartikelen en vervolgens het Verdiepingshoofdstuk, de Bedrijfsvoeringsparagraaf en de Agentschapsparagraaf over de baten-lastendienst Centrum voor de Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden (CBI). Het verdiepingshoofdstuk toont de budgettaire aansluiting tussen de begroting 2006 en de begroting 2007. In de begroting op hoofdlijnen komen alle belangrijke mutaties tussen begroting 2006 en begroting 2007 aan bod.

De relatie met de HGIS-nota

De HGIS omvat naast het grootste deel van de BZ-uitgaven (inclusief ontwikkelingssamenwerking) tevens de buitenlanduitgaven van de overige departementen. Deze bundeling bevordert de samenhang en samenwerking die voor een geïntegreerd en coherent buitenlandbeleid van belang zijn. Voor een overzicht van de belangrijkste programma’s en uitgaven ten behoeve van het buitenlandbeleid in de breedste zin wordt verwezen naar de nota over de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). De HGIS-nota bevat ook een overzicht van de budgettaire ontwikkelingen binnen de HGIS en een aantal bijlagen waarin alle buitenlanduitgaven overzichtelijk worden gepresenteerd. Zo wordt een totaaloverzicht gegeven van de buitenlanduitgaven die als officiële ontwikkelingshulp («ODA») kwalificeren, alsmede een overzicht van de geraamde uitgaven aan de thema’s basisonderwijs, milieu en water, hiv/aids, tuberculose en malaria.

MISSIE

Elke dag en elk uur behartigt het ministerie van Buitenlandse Zaken de belangen van het Koninkrijk in het buitenland. Als naar buiten gericht land zet Nederland zich van oudsher in voor de internationale rechtsorde. Nederland bouwt mee aan een veilige, stabiele en welvarende wereld. Wij zetten ons in om conflicten, armoede en onrecht te bestrijden. Buitenlandse Zaken geeft, in overleg met andere ministeries, vorm aan het Europa van de toekomst en zorgt ervoor dat Nederland in de EU met één stem spreekt. Op meer dan 150 plekken in de wereld en in Den Haag doen landgenoten bedrijven en instellingen een beroep op de kennis van onze medewerkers. Buitenlandse Zaken – wereldwijd thuis.

BELEIDSAGENDA

De uitdaging voor Nederland om zich in te zetten voor vrede en veiligheid, welvaart, duurzame ontwikkeling, menselijke waardigheid en de bestrijding van armoede en onrecht is anno 2006 onverminderd groot. De complexiteit van de vraagstukken waarvoor Nederland zich nu gesteld ziet, zoals terrorisme, radicalisering, klimaatverandering, milieuvervuiling, aantasting van ecosystemen, besmettelijke ziekten, uitputting van natuurlijke hulpbronnen en internationale criminaliteit, zijn grens- en themaoverstijgend. Met de globalisering als economische en politieke deeltjesversneller, moeten middelgrote landen als Nederland al hun instrumenten en internationale partnerschappen aanwenden om die uitdagingen het hoofd te bieden.

Mondialisering leidt er toe dat de grenzen tussen binnenlandse en buitenlandse kwesties vervagen, waardoor binnenlandse thema’s vaker onderwerp worden van de buitenlandse agenda. Voorbeelden van binnenlandse thema’s die in het buitenlands beleid aan gewicht toenemen zijn inburgeringscursussen in het land van herkomst, het vergroten van de terugkeermogelijkheden van uitgeprocedeerde asielzoekers, het bevorderen van circulaire migratie, ethische kwesties en het Nederlandse drugsbeleid.

Diverse internationale ontwikkelingen leiden in toenemende mate tot bezorgdheid bij burgers, of het nu gaat om veiligheid, immigratie, afnemende welvaart, bedreiging van het milieu en verlies van invloed, of zorg over de vraag of de in onze samenleving belangrijk gevonden waarden ook buiten onze grenzen wel worden gedeeld. Het behartigen en beschermen van de Nederlandse belangen en idealen vereist steeds meer een actieve internationale opstelling.

Mede daarom blijft Nederland zich inzetten voor sterke multilaterale organisaties op mondiaal en regionaal niveau en intensiveert Nederland de bilaterale betrekkingen met partners binnen deze organisaties. Een Nederland dat technologisch geavanceerd, economisch sterk, politiek zelfbewust en internationaal solidair is, en daarbij ook zijn militaire verantwoordelijkheid neemt, vormt voor andere landen een aantrekkelijke partner. Een goed netwerk van bilaterale betrekkingen geeft Nederland ook in de multilaterale context meer mogelijkheden.

Om de juiste keuzes te maken en daarvoor maatschappelijke steun te verwerven is het noodzakelijk de afweging van belangen en idealen zichtbaar te maken. Ook bij de verantwoording over de gemaakte keuzes dient duidelijk te zijn welke belangen en idealen in het geding waren. Deze afweging van belangen en idealen zal via gerichte communicatie met de Nederlandse burger voor het voetlicht worden gebracht.

Blijvende ambities

Vrede en veiligheid

Een sterke internationale rechtsorde, gebaseerd op een effectief multilateraal stelsel, is essentieel voor de veiligheid, de welvaart en het welzijn van een open land als Nederland. De kern van een effectief multilateraal stelsel hoort te worden gevormd door een sterke en geloofwaardige VN. Nederland zal zich in 2007 dan ook inspannen voor een goed functionerende Mensenrechtenraad, een vredesopbouwcommissie, hervorming van de Veiligheidsraad en verbetering van het VN-management. Ook zal Nederland een voortrekkersrol blijven spelen bij het hervormen van de ontwikkelingsorganisaties van de VN. De nadruk zal daarbij liggen op het stroomlijnen van de activiteiten van die organisaties op het landenniveau, met als uitgangspunt de zogenaamde «Four Ones»: één VN-kantoor, één VN-chef, één gezamenlijk programma en budget en één financieringsmechanisme. Nederland zet zich daarbij via de EU ook in voor grotere coherentie op milieugebied en hervorming van de VN-milieuarchitectuur.

Een effectief multilateraal stelsel vereist een geloofwaardig en effectief non-proliferatieregime. Zo vormt de combinatie van terrorisme en de verspreiding van massavernietigingswapens een ernstige mondiale bedreiging die dus ook, waar mogelijk, via het multilaterale stelsel bestreden dient te worden. Nederland bepleit mede daarom op het gebied van kernenergie en nucleaire technologie ruimere inspectiebevoegdheden voor het IAEA. Ook het verbeteren van respect voor mensenrechten in de praktijk draagt bij aan een sterke internationale rechtsorde. Het verder uitbouwen van de rol van Den Haag als juridische hoofdstad van de wereld past goed bij de Nederlandse nadruk op internationaal recht en individuele mensenrechten.

Veel van de huidige dreigingen en uitdagingen komen samen in pre- en postconflictgebieden en falende staten, zoals het Grote Meren gebied, de Hoorn van Afrika, Afghanistan, Irak en Bosnië. Hier is een geïntegreerde aanpak vereist, waarbij Nederland zijn (publieks)diplomatieke, militaire, justitiële en ontwikkelingsinstrumenten in onderlinge samenhang en in samenhang met die van partners inzet. Daarbij zijn onder meer het voorkomen van conflicten, wederopbouwactiviteiten (zowel uitvoering als het creëren van de juiste omstandigheden), het tot stand brengen van adequate bestuurlijke en veiligheidsstructuren, duurzame ontwikkeling en het wegnemen van voedingsbodems voor radicalisering het oogmerk.

Eén van de prioritaire post-conflictlanden is Afghanistan. In dit land maakt Nederland breed gebruik van het scala aan instrumenten dat ons land ter beschikking staat. Wij zetten onze diplomatieke, militaire en ontwikkelingsinstrumenten geïntegreerd in, ons wel bewust van de risico’s, om zowel op nationale basis als in breder verband bij te dragen aan een Afghanistan dat stabiel en welvarend genoeg is om een volwaardige plaats in de wereldgemeenschap in te nemen. Wanneer Afghanistan opnieuw in chaos en geweld zou vervallen, zou het land bovendien opnieuw een uitvalsbasis voor terroristen kunnen worden. Ook het tegengaan van de drugshandel vanuit Afghanistan is van belang voor Nederland: 90% van de heroïne ter wereld komt uit Afghanistan. De drugseconomie gaat gepaard met zware grensoverschrijdende misdaad en de bestrijding ervan draagt bij aan de internationale rechtsorde.

De NAVO en de Trans-Atlantische relatie blijven essentieel voor zowel de Nederlandse als de bredere Europese veiligheid. Steeds vaker wordt een beroep op de NAVO gedaan om met middelen, manschappen en expertise bij te dragen aan het bevorderen van de wereldwijde vrede en stabiliteit, zowel voor langduriger operaties als bij acute noodsituaties. De nieuwe activiteiten passen binnen het strategisch concept van de NAVO. Ook pleit Nederland voor versterking van de civiel-militaire samenwerking in het bondgenootschap, met name militaire ondersteuning van civiele rampenresponse. Tegelijkertijd spant de regering zich ervoor in om de NAVO ook als dialoogforum voor mondiale veiligheidsvraagstukken te gebruiken. Nederland is een betrouwbare NAVO-bondgenoot, die bij internationale missies ook in het hoogste geweldsspectrum zijn verantwoordelijkheid niet uit de weg gaat.

Het Trans-Atlantisch partnerschap met de Verenigde Staten is van toenemend belang voor de bredere internationale veiligheid. Tal van mondiale vraagstukken raken de Trans-Atlantische gemeenschap als geheel. Een gezamenlijke aanpak, zoals ten aanzien van Sudan, Afghanistan, Iran, het Midden-Oosten, de bestrijding van terrorisme en proliferatie van massavernietigingswapens en het bevorderen van democratische en maatschappelijke ontwikkeling, versterkt het resultaat. Trans-Atlantische samenwerking en verbondenheid hoeven niet in de weg te staan van bespreking van verschillen van inzicht, zoals over de behandeling van bepaalde gevangenen, het Internationaal Strafhof, de Wereld Handelsorganisatie en het Klimaatverdrag. Meer dan vroeger zal aandacht moeten worden geschonken aan «nieuwe» grensoverschrijdende thema’s als migratie, integratie en globalisering. De Trans-Atlantische relatie biedt voldoende ruimte al deze onderwerpen in een constructieve dialoog te bespreken. In deze dialoog is Nederland zeer wel in staat om kritiek te accepteren, te pareren of te uiten.

Het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) is een andere belangrijke pijler onder de Nederlandse en Europese veiligheid. EVDB-missies nemen in aantal toe, waarbij het EVDB een bijzondere expertise heeft opgebouwd in civiele en gemengd civiel-militaire missies. Nederland zal zich blijven inzetten voor de verdere ontwikkeling van het EVDB en zal proportioneel, onder meer in het rotatieschema van de EU-battlegroups, bijdragen aan EVDB-missies.

«Energievoorzieningszekerheid» krijgt een steeds prominentere plaats op de agenda, zoals beschreven in de recente notitie «Energievoorzieningszekerheid en buitenlands beleid». Onze energievoorziening is kwetsbaar als gevolg van een snel groeiende mondiale vraag, een minder snel groeiend aanbod en de ligging van energiebronnen in instabiele regio’s. Daarmee bestaat het risico van toenemende politisering van energie. Dit stelt de Nederlandse overheid voor indringende vragen, mede gezien de relatie tussen energievoorziening en klimaatverandering. De regering geeft prioriteit aan de duurzaamheid en zekerheid van onze huidige energievoorziening. Nederland zal zich daarnaast blijven inzetten voor het halen van de internationale klimaatdoelstellingen, het gebruik van duurzame alternatieve energiebronnen, de bevordering van ecologische veiligheid en voor de toegang tot energie voor armen in ontwikkelingslanden.

Daar waar importerende landen energievoorzieningszekerheid nastreven, wensen exporterende landen de zekerheid van energieafname. Derhalve moet in de mondiale energiemarkt worden gestreefd naar transparantie en wederzijdse afhankelijkheidsrelaties, in plaats van eenzijdige afhankelijkheidsrelaties. Nederland pleit er voor dat de Europese Unie op het gebied van energievoorzieningszekerheid met één stem spreekt in haar contacten met belangrijke energielanden. Een geïntegreerd Nederlands energiebeleid betekent ook dat wij het energievraagstuk op de agenda zullen houden van de WTO en de NAVO.

Ook de veiligheid van individuele Nederlandse burgers in het buitenland neemt aan belang toe naarmate de risico’s groter worden. Naast de al langer bestaande problemen rondom Nederlanders die in het buitenland slachtoffer worden van geweldsdelicten of worden gearresteerd op beschuldiging van drugssmokkel, zijn Nederlanders de afgelopen jaren slachtoffer geworden van politiek gemotiveerde bomaanslagen en ontvoeringen. Het komt ook voor dat landgenoten door een snel oplaaiende crisis in moeilijke – en soms levensbedreigende – situaties terechtkomen en evacuatie noodzakelijk is. Daarbij kunnen ook militaire middelen worden ingezet, zoals tijdens de evacuatie uit Ivoorkust eind 2004 en meer recent uit Syrië tijdens de crisis in Libanon. Buitenlandse Zaken speelt met informatiecampagnes in op het groeiend aantal Nederlanders dat slecht voorbereid op reis gaat. Reisadviezen worden voortdurend geactualiseerd. Het Nederlandse netwerk van ambassades, consulaten-generaal en honorair consuls staat 24 uur per dag, zeven dagen in de week klaar om bijstand te verlenen aan Nederlanders in den vreemde en hun familieleden.

Werken aan internationale solidariteit en medemenselijkheid

Nederland kent een lange traditie van internationale betrokkenheid door middel van ontwikkelingssamenwerking. Deze betrokkenheid is voor vele Nederlanders primair gestoeld op idealen. Een meerderheid van de Nederlandse bevolking vindt dat wij in een wereld van grote weelde uit overwegingen van medemenselijkheid hulp moeten bieden aan arme landen. Het creëren van vrede, veiligheid en stabiliteit zijn daarbij essentiële voorwaarden. Met medemenselijkheid als uitgangspunt kan ontwikkelingssamenwerking bovendien oprecht plaatsvinden vanuit een relatie van gelijkwaardigheid. De basis is immers iets wat men gemeenschappelijk heeft en juist niet het verschil tussen beide partners. Ontwikkelingspartners kunnen die basis versterken door middel van een betekenisvolle dialoog over gedeelde waarden en normen. Een dergelijke dialoog vergt echter wel kennis van en wederzijds respect voor culturele en religieuze diversiteit, zonder daarbij af te doen aan de eigen waarden en normen.

Armoedebestrijding moet landen op het spoor van de duurzame ontwikkeling zetten: een gebalanceerde groei, met evenwicht tussen de economische, sociale en milieupijlers van duurzame ontwikkeling. Duurzaamheid is een gezamenlijk belang en dus een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van ontwikkelde landen, opkomende landen en ontwikkelingslanden: de gevolgen van bijvoorbeeld ontbossing, afnemende biodiversiteit en de uitstoot van CO2 zijn immers onderling verbonden en per definitie grensoverschrijdend.

Uitgaan van medemenselijkheid betekent ook dat ontwikkelingssamenwerking niet uitsluitend een zaak van de overheid is, maar ook van individuen en samenlevingen. Het tijdperk waarin overheden hier en daar, over de hoofden van de burgers heen, met grootschalige programma’s de ontwikkeling van een arm land op gang probeerden te brengen, ligt achter ons. Sinds een aantal jaren staat ontwikkelingssamenwerking in het teken van relaties tussen publiek en privaat, tussen overheid en samenleving, als ook tussen overheid en wetenschap. Daarbij komt dat wij in een globaliserende wereld ook niet meer om private partijen, zowel bedrijven als maatschappelijke organisaties die in toenemende mate wereldwijd actief zijn, heen kunnen. Evenals bij de ontwikkelingsrelatie tussen landen, gaat het bij partnerschappen tussen publiek en privaat om de toegevoegde waarde die beide partijen op tafel leggen. Zo wordt met het nieuwe Medefinancieringsstelsel de complementaire inzet van overheid en maatschappelijke organisaties beoogd. Met de IS-academie worden beleid, kennis en onderzoek op relevante thema’s samengebracht.

Ons engagement is echter ook een vorm van Nederlands belang. Door de aanslagen in New York, Bali, Madrid, Londen, Casablanca, Istanboel en elders, zijn wij er op indringende wijze aan herinnerd dat de nationale veiligheid in onze globaliserende wereld niet los kan worden gezien van de bredere internationale veiligheid. Afghanistan, op dat moment ver buiten de hoofdstroom van democratie en welvaart, deed dienst als thuisbasis van een netwerk dat wereldwijd terreur zaait. Er is geen direct maar wel een indirect verband tussen terrorisme en armoede. Een stagnerende ontwikkeling kan zeker een voedingsbodem voor terrorisme vormen en ongebreidelde migratiestromen veroorzaken.

Omdat migratie en ontwikkeling met elkaar in verband staan, voert de Nederlandse regering hier actief een coherent beleid. Het bieden van opleidingen, banen en perspectief aan met name jongeren kan een dempend effect hebben op migratie, evenals verhoging van het salaris en het verbeteren van arbeidsvoorwaarden voor essentiële beroepsgroepen. Goed opgeleide migranten kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van het land van bestemming of, bij terugkeer, van het land van herkomst. De aanpak van illegale handel en mensensmokkel door criminele netwerken vereist internationale samenwerking. Nederland zet zich hiertoe in met capaciteitsondersteuning ten behoeve van documentenfraude, grenscontrole en het justitieel apparaat in ontwikkelingslanden.

Daarnaast kunnen armoedebestrijding en winst maken twee zijden van dezelfde medaille zijn. Niet voor niets richten ondernemingen zich steeds vaker met innovatieve producten en diensten op de vier miljard armsten. Deze economische activiteiten komen zowel het internationale bedrijfsleven als de nationale ontwikkeling ter plekke ten goede. De voortgaande economische ontwikkeling van een aantal partnerlanden leidt tot een verandering van de bilaterale relatie, waardoor het accent op politieke, economische en culturele samenwerking en uitwisseling van kennis en technologie komt te liggen.

Op het terrein van kennis en technologische vernieuwing zet Nederland zich in voor versterking van de bestuurlijke capaciteit in ontwikkelingslanden door middel van training en opleiding en de opbouw van instituties. In 2007 en verdere jaren wordt intensivering van het onderwijs- en beurzenprogramma beoogd, inclusief de ondersteuning van wetenschappelijk onderzoek elders.

Europese integratie

De Europese integratie blijft een cruciale voorwaarde voor veiligheid en welvaart op het Europese continent, juist in een tijd van grote veranderingen en onzekerheden op mondiaal niveau. Nederland blijft zich derhalve inzetten voor een sterke, stabiele en welvarende Europese Unie. Na het «nee» in het grondwetsreferendum heeft het debat over de toekomst van de Europese Unie in Nederland een impuls gekregen en daarbij de nodige aandacht gegenereerd voor een Unie die dichter bij de burger staat. Zoals aan het begin van deze kabinetsperiode was afgesproken, vormt subsidiariteit daarbij een belangrijk beginsel.

Zoals tevens beschreven wordt in de Staat van de Unie zal de regering de huidige bezinningsperiode benutten om vorm te geven aan een vernieuwde Nederlandse rol binnen de Europese Unie. Nederland zal binnen de Europese Unie constructief blijven werken aan de aanpak van vraagstukken als grensoverschrijdende criminaliteit, terrorisme, asiel, migratie, milieubeheer en klimaatverandering. De regering zal daarbij nieuwe Brusselse maatregelen kritisch blijven toetsen aan het beginsel van subsidiariteit en zal afwegen of zaken op nationaal dan wel Europees niveau moeten worden aangepakt.

De regering wil sterk opereren binnen de Europese Unie. De belangrijkste uitdaging daarbij is onze belangen zo concreet mogelijk te benoemen en onze prioriteiten te verwezenlijken. Het vroegtijdig inspelen op Europese besluitvorming, effectieve coördinatie van het Nederlands standpunt, het investeren in Europese contacten en het verdiepen van bilaterale betrekkingen, evenals een adequate vertegenwoordiging van Nederlanders op alle niveaus in Brussel zijn daarbij noodzaak.

Een sterke Europese Unie is voor Nederland ook een mondiale invloedsmultiplier. Dat komt bijvoorbeeld tot uiting in het Midden Oosten Vredesproces. Door de deelname van de Europese Unie in het Kwartet vertalen Nederlandse opvattingen over het Midden Oosten Vredesproces zich sneller in internationaal aanvaard beleid. Zo was het afgelopen jaar de Nederlandse invloed goed zichtbaar bij het besluit van het Kwartet om op voorstel van de EU en ter vermijding van een humanitaire crisis, directe hulp aan de Palestijnse bevolking te verstrekken, buiten de door Hamas-geleide regering van de Palestijnse Autoriteit om.

Ook de concurrentie met opkomende machten als China vergroot de noodzaak van een goed functionerende Europese Unie. Hoewel Nederland zich op nationale basis goed moet positioneren om van de kansen die zich in Azië voordoen te profiteren – met name door onze geografische positie als «poort van Europa» en met gebruikmaking van onze expertise op diverse terreinen – geldt ook hier dat juist een eensgezind Europa, met een goed functionerende interne markt, de economische en politieke stem van de Europeanen op het wereldtoneel gewicht kan blijven geven.

Bulgarije en Roemenië zullen per 1 januari 2007 tot de EU toetreden, tenzij de EU in het najaar van 2006 alsnog tot uitstel tot 1 januari 2008 besluit. Nederland verwelkomt de toetreding en blijft zich ervoor inzetten dat beide landen tijdig aan de voorwaarden voor toetreding voldoen. Waar dit niet het geval is, dient niet geaarzeld te worden gebruik te maken van de instrumenten – zoals vrijwaringsmaatregelen – die het toetredingsverdrag biedt.

Met Kroatië en Turkije zijn de onderhandelingen over toetreding tot de Unie gestart. Het toetredingsproces van Kroatië is belangrijk voor de verdere stabilisering van de Westelijke Balkan. Als seculiere staat met een overwegend islamitische bevolking kan een stabiel en modern Turkije een brugfunctie vervullen tussen de islamitische wereld en Europa. De onderhandelingen over EU-lidmaatschap zijn een belangrijk instrument om de hiervoor benodigde politieke hervormingen in Turkije tot stand te brengen. De onderhandelingen met Kroatië en Turkije zijn gescheiden trajecten, die elk op hun eigen merites beoordeeld zullen worden. Voor beide landen geldt dat Nederland gedane toezeggingen zal nakomen en dat toetredingscriteria strikt dienen te worden toegepast.

Coherentie en coördinatie van beleid

Wij zetten onze beleidsinstrumenten op een coherente wijze in ter verwezenlijking van onze idealen en ter bescherming van onze belangen. Vandaar dat wij in het buitenlandbeleid spreken over de drie-eenheid van diplomatie, defensie en ontwikkeling. De geïntegreerde benadering in Afghanistan, Sudan en het Stabiliteitsfonds zijn hier voorbeelden van. Ook een meer bewuste inzet van publieksdiplomatie past bij de geïntegreerde benadering van het buitenlandbeleid.

Voorts zullen wij het komend jaar aan de versterking van het Nederlandse optreden in Europa invulling geven, onder meer door versterkte politieke regievoering, betere integratie van Europa in de nationale besluitvormingsprocessen en vergroting van de betrokkenheid van Nederlandse burgers en maatschappelijke organisaties bij Europa, zoals verwoord in de kabinetsreactie op het advies van de Raad van State «Nederland in Europa, Europa in Nederland».

Internationaal is er veel erkenning voor de Nederlandse coherentie-inspanningen op het terrein van ontwikkelingssamenwerking, zoals mag blijken uit de eerste plaats voor Nederland op de onafhankelijke index voor de ontwikkelingsvriendelijkheid van hulp van rijke aan arme landen (Commitment to development index). Nederland wil deze koppositie graag behouden. De Europese Unie zal op de terreinen handel, landbouw, visserij, migratie en milieu eveneens sterker moeten streven naar een coherent beleid.

Ook de aanbevelingen van de Commissie Van Voorst tot Voorst en de Commissie-Voorhoeve voor een effectievere belangenbehartiging in de Europese Unie zijn overgenomen en zullen op korte termijn vrucht gaan dragen. Effectievere coördinatie in het voortraject van Brusselse voorstellen en een beter overzicht over de voortgang moeten leiden tot effectievere invloed van Nederland.

DE BEGROTING 2007 OP HOOFDLIJNEN

De begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken in 2007 omvat in totaal EUR 11,7 miljard aan uitgaven en EUR 0,72 miljard aan ontvangsten. Een groot deel van de uitgaven en ontvangsten is onderdeel van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). De Nederlandse bijdrage aan de EU en de hieraan gerelateerde vergoedingen van de Europese Unie aan Nederland vallen niet onder het regime van de HGIS. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste wijzigingen en de budgettaire gevolgen daarvan. Mutaties gelden ten opzichte van de ontwerpbegroting 2006.

In het streven van de regering om maximaal bij te dragen aan de bescherming van de rechten van de mens worden, evenals vorig jaar, de uitgaven voor mensenrechtenprogramma’s structureel verhoogd.

Gezien het grote belang van wederopbouw in post-conflict situaties en na rampen is er meer budget beschikbaar gesteld voor deze activiteiten. In 2006 zal er, in lijn met de toezegging om EUR 50 mln beschikbaar te stellen voor wederopbouw in Afghanistan, een extra bijdrage van EUR 15 mln worden gegeven aan het Afghanistan Reconstruction Trust Fund(ARTF) en wordt er EUR 5 mln bijgedragen aan ondersteuning van de Afghaanse politie via het Law and Order Trustfund Afghanistan (LOTFA). Voorts worden er middelen beschikbaar gesteld via een loket bij het Afghaanse ministerie van Financiën, waarmee extra activiteiten in Uruzgan kunnen worden gefinancierd. Er worden meerjarig middelen beschikbaar gesteld voor bijdragen aan wederopbouw in Sudan (totaal EUR 100 mln), verlenging van de vredesmissie in Sudan (AMIS) en herstel van de gevolgen van de aardbeving in Yogjakarta, Indonesië.

Nederland zet zich in voor de leniging van humanitaire noden die voortvloeien uit crises of natuurrampen. Ook in 2006 is deze inzet onmisbaar gebleken, gezien onder andere de droogte in de Hoorn van Afrika en de humanitaire noden in Sudan, Libanon en de Democratische Republiek Congo. Om deze landen zo goed mogelijk te ondersteunen is het budget voor noodhulp in 2006 verhoogd met EUR 88 mln. Aangezien de afgelopen jaren is gebleken dat de uitgaven voor noodhulp gedurende het jaar substantieel dienden te worden verhoogd, is besloten om structureel EUR 30 mln extra ter beschikking te stellen. Deze middelen zullen onder andere worden aangewend voor een structurele bijdrage aan het Central Emergency Response Fund van de VN.

Indien eind 2006 door de Statenpartijen van het Internationaal Strafhof wordt besloten tot nieuwbouw op het terrein van de Alexanderkazerne te Den Haag, zal Buitenlandse Zaken het ministerie van Defensie financieel compenseren voor het afstaan van deze locatie. De hoogte van dit bedrag is nog niet vastgesteld, maar de kosten zullen naar verwachting dan wel (deels) ten laste van de begroting 2007 worden gebracht.

De inspanningen om de kwaliteit van het bestuur in ontwikkelingslanden te verbeteren worden verder geïntensiveerd. Zo worden de landenprogramma’s verhoogd om extra activiteiten op het gebied van institutionele hervormingen en anti-corruptie beleid te kunnen financieren. Ook het nieuwe subsidiekader voor Politieke en Interparlementaire Samenwerking maakt onderdeel uit van deze intensivering.

Nederland bedong tijdens de Europese Raad van december 2005 een substantiële korting op de afdrachten aan de EU. Hoewel de afdrachten in 2007 en 2008 nog een (relatief geringe) stijging laten zien – verband houdend met de nieuwste ACOR-cijfers – wordt vanaf 2009 een aanzienlijke daling zichtbaar. Op basis van nieuwe ramingen van de Europese Commissie is de bijdrage aan het EOF in 2006 lager en in 2007 hoger dan eerder geraamd. In 2008 gaat het EOF 10 van start. Hoewel de precieze hoogte van de nationale afdrachten aan het EOF 10 nog niet is vastgesteld, is anticiperend op eerste ramingen vanaf 2008 reeds een verhoging doorgevoerd.

De rol van het bedrijfsleven bij armoedebestrijding en de verbetering van het ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden blijven prominente speerpunten van beleid. In 2007 is er een aanzienlijke verhoging voor onder andere programma’s ter verbetering van het ondernemingsklimaat. Zo komt er meer geld beschikbaar voor programma’s via de ambassades in een aantal partnerlanden, gaan er extra middelen naar de Financierings Maatschappij Ontwikkelingslanden (FMO) die een aantal bedrijfslevenprogramma’s uitvoert, en wordt het budget voor ORET in 2007 aanzienlijk verhoogd. Ook het CBI krijgt structureel meer middelen beschikbaar voor activiteiten op het gebied van capaciteitsontwikkeling en training van bedrijven uit ontwikkelingslanden. De landenlijst voor PSOM zal worden uitgebreid, waardoor dit programma vanaf 2008 extra uitgaven kan gaan doen.

Ook onderwijs blijft een belangrijk instrument in de strijd tegen armoede. Gezien de voorspoedige voortgang van het Fast Track Initiative, zal Nederland in 2006 een extra bijdrage van EUR 100 mln leveren. Via dit programma worden onderwijsprogramma’s in tal van landen ondersteund. Nederland investeert niet alleen in basisonderwijs en beroepsonderwijs maar ook in hoger onderwijs en onderzoek. In de komende jaren wordt deze inzet aanzienlijk geintensiveerd. Voor hoger onderwijs wordt ca. EUR 4,8 mln extra uitgegeven in 2006 oplopend tot 48 mln in 2010, vooral via de bestaande programma’s: NPT (Netherlands Programme for the Institutional Strengthening of Post-Secondary Education and Training Capacity), het NFP (Netherlands Fellowships Programmes) en het SII (South South Cooperation Programme between International Institutes). Het programma Onderzoek en Innovatie is in 2006 van start gegaan en de beschikbare middelen worden verhoogd met EUR 1,2 mln in 2006 oplopend tot EUR 12 mln in 2010.

Preventie van hiv/aids en het opvangen van de gevolgen van de aids-epidemie blijven een uitdaging. De bestrijding van hiv/aids, tuberculose en malaria wordt dan ook actief voortgezet in de komende jaren, hetgeen zich vertaalt in een substantiële verdere stijging van de uitgaven voor hiv/aids, tuberculose en malaria. Er zal dan ook ruimschoots uitvoering wordt gegeven aan de Motie Terpstra/Koenders om de uitgaven te verdubbelen uiterlijk in 2007. Ook de uitgaven aan de programma’s ter verbetering van de (reproductieve) gezondheidszorg zullen in 2007 stijgen. Gelet op het belang van (lokale) capaciteitsontwikkeling, wordt er in 2007 een nieuwe subsidierelatie aangegaan met SNV en met PSO. In 2007 gaat ook het Medefinancieringsstelsel van start. Vooruitlopend op de definitieve besluitvorming zijn hiertoe reeds de benodigde reserveringen gemaakt.

Nederland wil 50 miljoen mensen aan drinkwater en sanitaire voorzieningen helpen in 2015. Daarom wordt er meerjarig extra geïnvesteerd in de infrastructuur voor drinkwater en sanitaire voorzieningen. De extra uitgaven worden gedaan via landenprogramma’s en via omvangrijke meerjarige programma’s met UNICEF.

Nederland heeft tijdens de conferentie Energy for Development (E4D) toegezegd bij te zullen dragen aan duurzame energievoorziening voor de armen. Met Nederlandse ondersteuning zullen tien miljoen mensen duurzaam toegang krijgen tot energie. In het kader van deze doelstelling zal een Energiefonds op worden gezet onder het MOL fonds van FMO. Gestreefd wordt naar het verschaffen van duurzame toegang tot energie voor 3,5 mln mensen tegen een geraamd budget van meerjarig 70 mln euro. Uitgaven voor het bereiken van deze doelstelling lopen verder onder andere via het Duitse agentschap GTZ (German Technical Cooperation), de bilaterale programma’s en het particuliere kanaal.

Met het oog op het handhaven en versterken van het maatschappelijke en politieke draagvlak in Nederland voor internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling wordt er een nieuwe subsidierelatie aangegaan met de NCDO.

In lijn met de afspraken in de Parijs Verklaring wordt begrotingssteun (structureel) verhoogd in landen waar dat, volgens het track record, kan. Dit geldt onder meer voor Tanzania, Moldavië, Ghana en Benin. In Burundi draagt Nederland bij aan een Trustfund voor algemene ondersteuning van de overheid. Voorts zijn de bijdragen aan UNDP en UNHABITAT verhoogd, en wordt er meerjarig bijgedragen aan het HIPC Trust Fund. Deze uitgaven vallen in de tabel onder het kopje ’overige armoedebestrijding’. De mutaties onder dit kopje worden ook beïnvloed door het gebruikelijke parkeerkarakter van dit begrotingsonderdeel.

Voor de beoogde invoering van biometrische kenmerken in visa en de gevolgen daarvan voor het in ontwikkeling zijnde Nieuwe Visuminformatie Systeem (NVIS) worden extra uitgaven geraamd. Ook de invoering van biometrie in reisdocumenten zal naar verwachting kosten met zich meebrengen voor de Nederlandse vertegenwoordigingen. Door een lagere instroom van asielzoekers dan oorspronkelijk werd verwacht, alsmede een kortere opvangduur van eerstejaars asielzoekers dan geraamd, worden de ramingen voor de toerekening aan ODA voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers verlaagd.

Als gevolg van interdepartementale projecten zoals Transparante Overheid en Overheidscommunicatie en de digitalisering en het vergroten van het Nationaal Archief, waarvan de kosten gezamenlijk worden gedragen, wordt de BZ-begroting meerjarig verlaagd met de BZ-bijdrage.

In de tabel worden de belangrijkste beleidsmatige mutaties weergegeven.

Opbouw uitgaven (bedragen in miljoenen euro)20062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2006 na verwerking Nota van Wijziging11 17411 37311 80412 12512 469
Mensenrechten84533
Wederopbouw71562916– 4
Contributie VN operaties060606060
Humanitaire hulpverlening8828282727
Goed Bestuur1423151313
Nederlandse afdrachten aan de EU– 36625499– 2 293– 829
Europees Ontwikkelingsfonds– 1025636363
Overige Armoedevermindering155– 46– 1128– 76
Ondernemingsklimaatontwikkelingslanden7462213
Onderwijs1000000
Hoger onderwijs en onderzoek614294459
Hiv/aids, TB en Malaria191823119
Reproductieve gezondheid77– 2– 15– 15
Maatschappelijkmiddenveld5277384104
Milieu en Water20364688
Asiel– 25– 23– 13– 13– 14
NVIS, consulair, biometrie36700
      
Overige mutaties2444722934
Stand ontwerpbegroting 200711 30011 72312 62810 17211 924

BELEIDSARTIKEL 1: VERSTERKTE INTERNATIONALE RECHTSORDE EN EERBIEDIGING VAN MENSENRECHTEN

A. Algemene beleidsdoelstelling

Een goed functionerende internationale rechtsorde is onlosmakelijk verbonden met de realisatie van de andere doelstellingen van het Nederlandse buitenlandbeleid. Een sterke internationale rechtsorde is immers essentieel voor een meer rechtvaardige, vreedzame en welvarende wereld, waarin de beginselen van vrijheid, gelijkheid, democratie en menselijke waardigheid op duurzame wijze worden gewaarborgd. Nederland zet zich hiervoor in. Specifieke aandacht gaat daarbij uit naar het mensenrechtenbeleid.

Versterking van de internationale rechtsorde betreft niet alleen het vastleggen van normen, maar vooral ook zorgdragen voor naleving ervan en waar nodig optreden tegen schenders van deze normen. Daarbij zijn rechtstoegang en rechtspraak onmisbare instrumenten. Een goede rechtsgang, zowel nationaal als internationaal, is nog lang niet overal gewaarborgd. Internationaal zijn we op de goede weg met de ontwikkeling van de individuele strafrechtspraak, naast de al bestaande mogelijkheden voor geschillenbeslechting tussen staten. Nederland speelt in dit verband een bijzondere rol door een groot aantal van de verantwoordelijke internationale organen te huisvesten.

B. Budgettaire gevolgen van beleid (inclusief budgetflexibiliteit)

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten
Bedragen in EUR 10002005200620072008200920102011
Verplichtingen56 487103 09261 19059 75586 21764 09259 554
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal80 46089 72477 79775 19372 14869 92865 390
1.1 Internationale rechtsorde43 05037 40032 00332 00332 00332 00332 003
  Juridisch verplicht  100%100%86%83%79%
  Overig verplicht  0%0%14%16%18%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%1%3%
1.2 Mensenrechten28 50235 37529 05928 79027 13727 13727 137
  Juridisch verplicht  78%74%68%64%63%
  Overig verplicht  22%26%20%17%17%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%12%19%20%
1.3 Internationale juridische instellingen8 90816 94916 73514 40013 00810 7886 250
  Juridisch verplicht  58%51%63%31%25%
  Overig verplicht  42%1%0%30%25%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%48%37%39%50%

C. Operationele doelstellingen en instrumenten

Operationele doelstelling 1

Een goed functionerende internationale rechtsorde.

Met de VN-Top van september 2005 in New York is hervorming van het multilaterale systeem in de politieke en publieke schijnwerpers gebracht. Het jaar 2006 stond vooral in het teken van de follow-up van deze Top. Op een aantal dossiers is inmiddels vooruitgang geboekt: de Vredesopbouwcommissie en de Mensenrechtenraad zijn daadwerkelijk opgericht, het VN-noodhulpfonds is aanzienlijk uitgebreid en het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten is substantieel versterkt. Ook is een aanvang gemaakt met een ingrijpende wijziging van de wijze waarop VN-organisaties op landenniveau opereren. Nederland vervult hierin een voortrekkersrol vooral via door de minister voor Ontwikkelingssamenwerking opgerichte groep van gelijkgezinde landen, de G-13. Ingezet wordt op het beginsel van «Four ones»: één VN-kantoor, één VN-vertegenwoordiger, één VN-programma en begroting en één VN-financieringsmechanisme. Tenslotte is het proces van managementhervorming binnen de VN in de steigers gezet. Op de dossiers betreffende terrorismebestrijding en hervorming van de Veiligheidsraad is echter vrijwel geen voortgang geboekt. Het begin van de werkzaamheden van de Vredesopbouwcommissie en de Mensenrechtenraad verloopt moeizaam. De verwachtingen ten aanzien van het in februari 2006 door de SGVN ingestelde High-level Panel on system wide coherence zijn hooggespannen. De voorstellen van dit panel moeten leiden tot ingrijpende hervorming van de manier waarop de VN-organisaties op landenniveau samenwerken en tot betere resultaten voor de ontwikkelingslanden, met het oog op een efficiëntere en effectievere VN.

Op tal van beleidsterreinen bestaat behoefte om recht te ontwikkelen of vast te leggen, in het bijzonder op de volgende terreinen: internationaal strafrecht, rechten van de mens, wapenbeheersing, bescherming van het milieu en beheer van internationale gebieden. In het bijzonder is Nederland als lid van de internationale gemeenschap medeverantwoordelijk voor het gemeenschappelijk beheer van internationale gebieden (de volle zee en de diepzeebodem, de kosmische ruimte en Antarctica). In de internationale rechtsorde ontbreekt echter een centraal gezag om toezicht te houden op de naleving van rechtsregels. Dit kan mede worden ondervangen door gerichte internationale afspraken om de naleving te bevorderen en veilig te stellen of schade aan andere staten of internationale gebieden te herstellen of te vergoeden. Het belang van rechtsregels op de bovengenoemde terreinen en een betere naleving van de bestaande rechtsregels en de wijze waarop Nederland hier concreet aan wil bijdragen, wordt verder uitgewerkt in andere beleidsartikelen.

Voorts kan het functioneren van de internationale rechtsorde en de naleving van internationaal recht worden bevorderd door een ruimere aanvaarding van de rechtsmacht van het Internationaal Gerechtshof. Daarmee worden de mogelijkheden vergroot dat staten onderlinge geschillen voorleggen aan dit Hof en wordt het Hof in staat gesteld in de huidige snel integrerende wereld een prominentere rol te spelen.

Voorts is hier van belang de uitbreiding van de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof tot het misdrijf agressie. Het Statuut van Rome (1998) kent het Internationaal Strafhof rechtsmacht toe over genocide, oorlogsmisdrijven, misdaden tegen de menselijkheid en het misdrijf agressie, met dien verstande dat de rechtsmacht over het laatstgenoemde misdrijf pas effectief wordt nadat dit is gedefinieerd. Over de definitie vindt internationaal overleg plaats, met het oog op de herzieningsconferentie van het statuut in 2009. Nederland draagt actief aan dit overleg bij.

Voor een goed functionerende internationale rechtsorde, tenslotte, zijn vanuit Nederlandse optiek naast de VN tal van andere internationale en multinationale organisaties essentieel, in het bijzonder de NAVO, EU, OVSE en Raad van Europa. Deze komen in andere beleidsartikelen aan de orde.

Na te streven resultaten

• Actieve Nederlandse bijdrage aan het verdere proces van hervorming van het multilaterale stelsel als vervolg op de VN-Top van 2005. Het is daarbij van groot belang dat de nieuwe Mensenrechtenraad en de nieuwe Vredesopbouwcommissie hun beoogde rol effectief kunnen gaan spelen. Tevens wordt de wijze van functioneren van VN-organisatie op landenniveau verbeterd en wordt het proces van managementhervorming binnen de VN met kracht ingezet.

• Bredere aanvaarding van de rechtsmacht van het Internationaal Gerechtshof.

• Totstandkoming van rechtsregels over onder meer het misdrijf «agressie» in het kader van het Statuut van het Internationaal Strafhof. Gestreefd wordt naar afronding in 2009.

Instrumenten/activiteiten

Nederland zal in 2007 het belang van een adequate follow-up van de VN-Top blijven benadrukken en gerichte ondersteuning geven om dossiers vlot te trekken of de vaart erin te houden. De opvolging van de aanbevelingen van het door de SGVN ingestelde High-level Panel on system wide coherence, gericht op ingrijpende hervorming van de manier waarop de VN-organisaties op landenniveau opereren, krijgt in dit verband alle aandacht. Als lid van de Vredesopbouwcommissie zal Nederland zich sterk maken om zo snel mogelijk over te gaan tot landenspecifieke bijeenkomsten teneinde te komen tot een integrale strategie voor vredesopbouw in betrokken landen. Op het terrein van managementhervorming zal Nederland in EU-verband de door de SGVN ingezette lijn van mandatenherziening en afslanking van het VN-secretariaat ondersteunen.

Operationele doelstelling 2

Bescherming van de rechten van de mens.

Nederland zet zich actief in voor de bescherming en bevordering van de rechten van de mens. In 2007 zal de nadruk liggen op de vormgeving en implementatie van de in 2006 van start gegane Mensenrechtenraad. Als lid van de Mensenrechtenraad tot zomer 2007 zal Nederland zich inzetten voor een toonaangevende rol van dit nieuwe VN-forum op het terrein van bescherming van rechten van de mens. Ook daarna zal Nederland zich hiervoor, onder meer via het EU-kanaal, blijven inzetten. Specifieke aandacht in het Nederlandse mensenrechtenbeleid zal uitgaan naar rechten van vrouwen, waaronder seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en gezondheid (zie ook de beleidsartikelen 5.3, 5.4 en 5.5), mensenrechten en terrorismebestrijding, mensenrechten in het Midden – Oosten en de mensenrechtenbenadering. Ten behoeve van financiering uit de strategische faciliteit mensenrechten zullen prioritaire thema’s zijn: vrijheid van meningsuiting, religieuze tolerantie, doodstraf, marteling, mensenrechtenactivisten, geweld tegen vrouwen en straffeloosheid en rechtsstaat.

Effectindicatoren zijn trends op het terrein van mensenrechten, zoals ten aanzien van doodstraf en marteling. Hierover rapporteren onder andere de speciale rapporteurs van de VN, de EU en gezaghebbende internationale NGO’s (zoals onder andere Amnesty International, Human Rights Watch en Federation Internationale de Droit de L’homme).

Doelstelling: bescherming van de rechten van de mens
IndicatorStand van zakenVerwachting eind 2007
(gedeeltelijke) afschaffing van de doodstraf voor alle misdrijven86 landen (2006)90 landen
Partijen bij het VN-antimartelverdrag141 landen (2006)148 landen
Partijen bij het optioneel protocol bij het VN-antimartelverdrag20 landen (2005)20 landen

Na te streven resultaten

• Werkbare procedureregels voor de Mensenrechtenraad: landenspecifieke situaties worden behandeld, grove mensenrechtenschenders hebben geen zitting in de Raad, of kunnen indien nodig worden geschorst, de positie van NGO’s, speciale procedures en waarnemers is op dezelfde wijze geregeld als voor de Mensenrechtencommissie, er is een periodieke toetsing overeengekomen waarvan de uitkomsten verbonden zijn aan concrete maatregelen.

• Verbetering resultaten van mensenrechten- en goed bestuur projecten in niet-partnerlanden door effectievere Faciliteit Strategische Activiteiten Mensenrechten en Goed Bestuur (FSA) op basis van een daartoe uitgevoerde evaluatie.

• Bevorderde aandacht voor de economische, sociale en culturele rechten, onder andere in politieke dialogen en binnen de Mensenrechtenraad en de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties via resoluties en speciale rapporteurs.

• Aanname door de Derde Commissie van een door Nederland ingediende resolutie die oproept tot een campagne ter bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen.

• Een geoperationaliseerd Europees Grondrechtenbureau waarbij overlap met de Raad van Europa voorkomen is.

• Integratie van mensenrechten in de Ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s van 24 van de 36 partnerlanden.

Activiteiten/instrumenten

Nederland zal zich in EU- en VN-verband inzetten om van de Mensenrechtenraad een effectief forum te maken. De mensenrechtenbenadering zal worden bevorderd door beleids- en instrumentontwikkeling en via het bilaterale kanaal worden uitgevoerd. Hierbij zal nauw samengewerkt en afgestemd worden met VN-organisaties en Nederlandse en internationale NGO’s. De FSA, die nu drie jaar bestaat, zal worden geëvalueerd en de uitkomsten zullen worden vertaald naar beleid. Er zal een verhoging plaatsvinden van de uitgaven in de Midden-Oosten-regio met een derde (van 3 naar 4 miljoen EUR). De Mensenrechten-ambassadeur zal zich inzetten voor implementatie en draagvlak voor de mensenrechtenbenadering en een goede invulling van de FSA met de nadruk op landen waar de mensenrechtensituatie ernstig is en activiteiten nog moeilijk van de grond komen. Prioritaire thema’s in de dialoog, onder andere richting de Arabische wereld, zijn vrijheid van meningsuiting, vrouwenrechten en vrijheid van religie. Daarnaast zal de Mensenrechtenambassadeur contacten onderhouden met het maatschappelijk middenveld. Indien nodig zal Nederland, bij voorkeur in EU-verband, landen aanspreken op specifieke schendingen door middel van bijvoorbeeld demarches en verklaringen.

Operationele doelstelling 3

Goed functionerende internationale juridische instellingen in Den Haag (juridische hoofdstad).

Nederland staat wereldwijd bekend als vestigingsplaats van instellingen op het gebied van internationaal recht en vrede. Nederland is gastland voor het Internationale Gerechtshof, dat in 2006 zijn zestigjarig bestaan vierde, en van het Permanente Hof van Arbitrage, het Internationale Tribunaal voor het voormalige Joegoslavië, het Internationale Tribunaal voor Rwanda, de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht, het Internationale Strafhof, het Iran-VS Claims Tribunaal, Eurojust en Europol. In Den Haag vindt tevens het proces tegen Charles Taylor plaats. De regering heeft daarmee ingestemd vanwege de risico’s die zijn verbonden aan berechting in Freetown. Het Speciale Hof voor Sierra Leone maakt hiertoe gebruik van faciliteiten van het Internationaal Strafhof.

De rol van Nederland als gastland van deze juridische instellingen past niet alleen goed in het grondwettelijk vastgelegde streven ter bevordering van de internationale rechtsorde, maar biedt ook een prestigieuze kennis-infrastructuur waar Nederland trots op kan zijn. De komende jaren zal verder worden bezien op welke wijze aan deze kennis-infrastructuur grotere internationale bekendheid kan worden gegeven. Samenwerking met organisaties als de Hague Academic Coalition staat hierbij centraal.

Na te streven resultaten

• Bevordering van de integriteit en universaliteit van het Internationaal Strafhof.

• Afgeronde en ondertekende zetelovereenkomst met het Internationaal Strafhof.

• Adequate implementatie van de zetelovereenkomst met Eurojust.

• Start van een onderzoek naar de wijze waarop de ontsluiting van het in Nederland aanwezige internationaalrechtelijk kapitaal kan worden bevorderd, als onderdeel van de onder 8.4 genoemde doelstellingen op het gebied van Nederland Gastland.

• Ontwikkeling van een beleidskader waarbinnen samenwerking met organisaties als de The Hague Academic Coalition kan plaatsvinden, als onderdeel van de te ontwikkelen strategische visie Nederland Gastland (zie ook art. 8.4).

Instrumenten/activiteiten

Ter bevordering van ratificatie en implementatie van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof levert Nederland financiële, technische en politieke steun aan internationale (non-)gouvernementele organisaties (NGO’s) en individuele landen. De ondersteuning van het functioneren van het Internationaal Strafhof vindt plaats door diplomatieke en politieke inzet, in bilateraal en multilateraal verband. Om de tekst van de zetelovereenkomst tussen Nederland en het Internationaal Strafhof aan de Statenpartijen te kunnen presenteren, voert Buitenlandse Zaken afrondende onderhandelingen met het bestuur van deze organisatie en betrokken Nederlandse partijen (vakdepartementen, gemeente Den Haag).

Het streven naar versterking van Den Haag als juridisch centrum van de wereld en als kennisnetwerk wordt door Buitenlandse Zaken op verschillende terreinen beleidsmatig ondersteund.

D. Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding 
  200420052006200720082009
 Beleidsdoorlichtingen      
1.3Nederland als gastheer voor internationale organisaties (zie ook beleidsart. 8)    X 
 Effectenonderzoekex post en overig      
 Evaluatieonderzoek      
1.2Mensenrechtenbeleid  X   
1.3Evaluatiebeleidsmatige ondersteuning internationale juridische instellingen     X

BELEIDSARTIKEL 2: GROTERE VEILIGHEID EN STABILITEIT, EFFECTIEVE HUMANITAIRE HULPVERLENING EN GOED BESTUUR

A. Algemene beleidsdoelstelling

Deze doelstelling hangt nauw samen met de andere doelstellingen van het buitenlandbeleid. Veiligheid en stabiliteit zijn essentiële voorwaarden voor duurzame ontwikkeling met inbegrip van effectieve armoedebestrijding en de opbouw van rechtvaardige en democratische samenlevingen: zonder veiligheid geen duurzame ontwikkeling, zonder duurzame ontwikkeling geen veiligheid.

Het risico van een conventionele aanval tegen het Nederlandse of bondgenootschappelijke grondgebied is afgenomen. Daar zijn minder voorspelbare dreigingen voor in de plaats gekomen, onder andere als gevolg van de opkomst van internationaal terrorisme en de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor. Daar komt bij dat hedendaagse conflicten complex van karakter zijn. Ze spelen zich over het algemeen niet tussen, maar binnen staten af. Vaak is er een relatie met illegale internationale wapenhandel, smokkel van natuurlijke rijkdommen of drugshandel. Dergelijke conflicten kunnen een sterk destabiliserende invloed hebben op een hele regio en ook gevolgen hebben voor onze eigen veiligheidssituatie, bijvoorbeeld door het doen ontstaan van vluchtelingenstromen of het in gevaar brengen van onze energieveiligheid. Het onderscheid tussen interne en externe veiligheid is door dit alles komen te vervagen.

De negatieve humanitaire gevolgen van gewelddadige conflicten, maar ook van natuurrampen zijn een belangrijk punt van zorg. De regering blijft zich inzetten voor zo adequaat mogelijke leniging van levensbedreigende menselijke noden. Humanitaire uitgangspunten blijven de belangrijkste basis voor hulpverlening vormen. Behalve leniging van directe noden is gerichte steun voor goed bestuur en politieke hervormingen van belang om de stabiliteit in de wereld te vergroten. Met name in fragiele staten waar overheden niet bereid zijn of niet in staat kunnen worden geacht hun taken naar behoren uit te voeren, is het gevaar van destabilisatie acuut. Bevordering van een veilige en stabiele omgeving, bevordering van democratiseringsprocessen, versterking van lokaal bestuur, terugdringen van corruptie en goed beheer van de begroting zijn belangrijke voorwaarden voor en elementen van goed bestuur. Goed bestuur is bovendien een voorwaarde voor armoedebestrijding, duurzame ontwikkeling en rechtvaardige verdeling van de welvaart.

Tenslotte zal de regering de relevante instrumenten van het buitenland- en veiligheidsbeleid inzetten ter verwezenlijking van de energievoorzieningszekerheid. Immers, de veiligheid en stabiliteit van Nederland en de EU komen ook in het geding als de energievoorziening (met name olie en gas) voor langere tijd wordt, of dreigt te worden, ontwricht.

B. Budgettaire gevolgen van beleid (inclusief budgetflexibiliteit)

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur
Bedragen in EUR 10002005200620072008200920102011
Verplichtingen910 955791 922676 591640 104581 036559 966559 966
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal744 939831 475762 747680 501648 398617 328617 328
2.1 Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid11 82913 00713 47714 95118 39317 32317 323
  Juridisch verplicht  50%46%37%33%29%
  Overig verplicht  31%31%35%31%26%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  19%23%28%36%45%
2.2 Bestrijding internationaal terrorisme0000000
2.3 Non-proliferatieen ontwapening8 1708 5388 5888 5388 5388 5388 538
  Juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
  Overig verplicht  0%0%0%0%0%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
2.4 Conventionele wapenbeheersing0000000
2.5 Regionale stabiliteit en crisisbeheersing284 999337 034330 145260 477227 525197 525197 525
  Juridisch verplicht  26%19%12%10%8%
  Overig verplicht  73%79%86%88%88%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  1%2%2%2%4%
2.6 Humanitaire hulpverlening313 746304 598244 481244 188243 788243 788243 788
  Juridisch verplicht  9%5%2%1%1%
  Overig verplicht  91%95%97%97%97%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%1%2%2%
2.7 Goed bestuur126 195168 298166 056152 347150 154150 154150 154
  Juridisch verplicht  69%35%19%17%15%
  Overig verplicht  26%51%64%64%64%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  5%14%17%19%21%
2.8 Het bevorderen van energievoorzieningszekerheid00000
2.9 Grotere veiligheid door strijd tegen milieudegradatie00000
        
Ontvangsten1 653224224224224224224
2.10 Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid0135135135135135135
2.70 Humanitaire hulpverlening1 653898989898989

C. Operationele doelstellingen en instrumenten

Operationele doelstelling 1

Goede internationale samenwerking ter bevordering van de nationale en bondgenootschappelijke veiligheid.

De NAVO blijft de hoeksteen van het Nederlandse veiligheidsbeleid. Prioriteiten zijn versterking van de politieke rol van de verdragsorganisatie en de Trans-Atlantische band, verdere invulling van nieuwe bondgenootschappelijke taken zoals het optreden in de sfeer van crisisbeheersing buiten NAVO-gedragsgebied, en de relatie met partnerlanden. Nederland hecht verder aan versterking van het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB), met als uitgangspunt dat de EU en de NAVO elkaar wederzijds moeten versterken en onnodige duplicatie moet worden vermeden. De OVSE zou zich moeten herpositioneren als breed, inclusief veiligheidsplatform voor landen van Vancouver tot Vladivostok.

Na te streven resultaten

• Effectieve en breed geaccepteerde NAVO als politiek-strategisch, Trans-Atlantisch overlegforum.

• Implementatie van de afspraken van de NAVO-transformatietop in Riga (november 2006), in het bijzonder versterkte relatie met (nieuwe) partnerlanden en bijpassende overlegfora.

• Versterkt EVDB als instrument waarmee de Unie het volledige spectrum aan crisisbeheersingstaken uit het EU-verdrag en de EU-veiligheidsstrategie kan uitvoeren.

• Verbeterde samenwerking tussen NAVO en EU.

• Hervormde, effectievere OVSE, met vergroot draagvlak in de landen «oostelijk van Wenen» en met versterkt mandaat (met name in de menselijke dimensie).

• Toegenomen internationale aandacht voor bestrijding van piraterij.

Instrumenten/activiteiten

In de NAVO zal Nederland blijven pleiten voor inhoudelijker bespreking van politiek-strategische onderwerpen als Sudan, Afghanistan, het Midden-Oosten, China en energievoorzieningszekerheid. Ten aanzien van de uitbreiding van de NAVO zullen mogelijk vervolgstappen worden gezet. Nederland blijft Oekraïne en Georgië ondersteunen bij het proces van maatschappelijke en defensiehervormingen. Mede via het NAVO-kanaal zal druk blijven worden uitgeoefend op landen in de Balkan om volledig mee te werken met het ICTY. Nederland zal zich verder inzetten voor verdieping van de samenwerking in het kader van de Mediterrane Dialoog en het Istanbul Cooperation Initiative met concrete activiteiten. Ook in de NAVO-Rusland Raad streeft ons land naar concretere samenwerking, zoals implementatie van het pilot project «training van drugsbestrijders in Afghanistan en Centraal-Azië». Tot slot zal aandacht worden besteed aan de capaciteitsontwikkeling ten behoeve van de NATO Response Force.

De versterking van het EVDB zal worden voortgezet met verdere capaciteitsopbouw in de lidstaten onder de (militaire) Headline Goal 2010 en de Civiele Headline Goal 2008. Nederland zal bijdragen aan de EU-Battlegroups en de Civiele Responsteams die in 2007 operationeel worden. Nederland zal zich ook inzetten voor de kwalitatieve versterking van het EVDB, mede op basis van de toenemende ervaring met EU-missies. Nederland zal zich blijven inzetten voor verbreding van de EU-NAVO dialoog en een goede samenwerking in het veld. De Berlijn Plus-afspraken blijven een belangrijk kader voor de samenwerking.

Ten aanzien van de OVSE zal Nederland zal in 2007 ijveren voor implementatie van de eind 2006 overeen te komen hervorming, die moet leiden tot een effectiever en coherenter optreden van de organisatie. Nederlandse accenten zijn professionalisering van verkiezingswaarneming en aandacht voor tolerantie/non-discriminatie. Ook verbeterde afstemming tussen de EU, de Raad van Europa en de OVSE blijft een aandachtspunt.

Nederland zal zich tenslotte blijven inspannen om bestrijding van piraterij op de internationale agenda te plaatsen en met betrokken kuststaten samenwerken.

Operationele doelstelling 2

Bestrijding en terugdringing van het internationale terrorisme.

Terrorismebestrijding vergt een gedegen aanpak: nationaal en internationaal, binnen de Europese Unie en de NAVO en vis-à-vis derde landen. In EU-kader zal Nederland zich inzetten voor de implementatie van de strategie inzake terrorismebestrijding en het bijbehorende actieplan, waarin bescherming van burgers en infrastructuur, onderzoek naar vermeende terroristen en verbetering van de respons na aanslagen centraal staan. Strategie en actieplan zijn onder meer gericht op effectiever gebruik van het bestaande instrumentarium voor aanpak van financiering van terrorisme, het bevorderen van kennis en aandacht binnen de EU-instellingen voor terrorisme en intensivering van de anti-terrorismesamenwerking met derde landen. Van belang is verder het EU-actieplan ter bestrijding van radicalisering en rekrutering, dat voorziet in de aanpak van structurele, onderliggende factoren die mensen aanzetten tot terrorisme, zoals radicaliseringsactiviteiten in gevangenissen en op scholen en het gebruik van internet als medium voor haatzaaiende boodschappen. In VN-kader zal Nederland onder meer aanneming bevorderen van de VN-strategie terrorismebestrijding en de coördinerende activiteiten stimuleren van het Counter Terrorism Executive Directorate. De afstemming van activiteiten tussen de EU en de NAVO blijft een punt van aandacht. Uitgangspunt van Nederland blijft dat mensenrechten en het internationale humanitaire recht volledig geëerbiedigd moeten worden in de strijd tegen terrorisme.

Na te streven resultaten

• Succesvolle uitvoering van het EU-actieplan ter bestrijding van terrorisme en het EU-actieplan ter bestrijding van radicalisering en rekrutering.

• Effectiever gebruik van het EU-instrumentarium voor bevriezing van tegoeden.

• Structurele aandacht voor terrorisme in de politieke dialoog van de EU met derde landen en verdere opname van anti-terrorismeclausules in derde-landenakkoorden.

• Versterkte terrorismebestrijdingscapaciteit van derde landen, ondermeer door technische assistentie in EU-verband bij de implementatie van relevante VN-bepalingen.

• Implementatie van NAVO-activiteiten op het gebied van terrorismebestrijding.

• Aanneming van de VN-strategie terrorismebestrijding.

Instrumenten/activiteiten

Nederland zal in EU-, NAVO- en VN-kader een actieve bijdrage blijven leveren aan de bestrijding van terrorisme. Structurele aandacht voor de strijd tegen de financiering van terrorisme blijft nodig, waarbij de EU onder andere gebruik dient te maken van de bestaande dialoog met de landen van de Gulf Cooperation Council en in Euromed-kader. Nederland blijft tevens werken aan concrete voortgang in de EU-samenwerking met derde landen op het gebied van terrorismebestrijding. Specifieke aandacht gaat uit naar Marokko en Algerije. Nederland zal ook zelf assistentie aanbieden, bijvoorbeeld op specifieke terreinen als inlichtingen-, politie- en justitiecapaciteiten.

Door de inzet van middelen voor conflictpreventie en post-conflictwederopbouw draagt Nederland verder bij aan het voorkomen van omstandigheden die kunnen leiden tot radicalisering. Ook zet Nederland in op versterking van de dialoog tussen samenlevingen, onder meer in platforms als Euromed.

Het buitenlandbeleid in de strijd tegen terrorisme komt tot stand in nauwe samenwerking met de departementen Justitie/NCTb en Binnenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking en Defensie.

Operationele doelstelling 3

Bestrijding van proliferatie van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen en bevordering van ontwapening.

Nederland zet zich in voor betere naleving van en universele deelname aan de bestaande regimes ter voorkoming van proliferatie van massavernietigingswapens (MVW) en hun overbrengingsmiddelen en ter bevordering van wapenbeheersing en ontwapening. Daarbinnen past ook aanscherping van de internationale exportcontroleregimes. Dit is echter niet voldoende. Via multinationale en bilaterale kanalen zal tevens moeten worden bijgedragen aan het voorkomen of terugdringen van proliferatiegevaarlijke situaties.

De effectindicatoren zijn vermindering van het aantal niet-erkende kernwapenstaten, het aantal kernwapens en het aantal staten dat beschikt over chemische en biologische wapens.

Gezien de aard van het beleidsterrein zijn veel kwantitatieve gegevens echter niet bekend of vertrouwelijk. De cijfers over vernietiging van voorraden chemische wapens van landen, die het Chemisch Wapenverdrag hebben ondertekend, zijn voor het overgrote deel wel openbaar. In totaal is bij de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) 69 553 ton chemische wapens (categorie I) aangemeld. Deze moeten volgens het CW-verdrag uiterlijk op 29 april 2007 zijn vernietigd. De mogelijkheid bestaat om maximaal vijf jaar uitstel te verkrijgen voor het voldoen aan deze verplichting (dat wil zeggen uiterlijk tot 29 april 2012). De verantwoordelijkheid voor de vernietiging van de voorraden chemische wapens ligt primair bij de bezitterstaten. De Nederlandse invloed op het bereiken van de doelstellingen voor de vernietiging van chemische wapens is zeer beperkt.

Vernietigde voorraden chemische wapens en planning voor 2007
 Gedeclareerde hoeveelheid CW in ton. Status CW-vernie-tiging per 30-4-2006 in %Status CW-vernie-tiging per 30-4-2006 in tonPrognose status CW-vernietiging per 29-04-2007 in %Prognose eindjaar CW-vernietiging.
India1 053 ton55%565 ton70%2009
Verenigde Staten27 771 ton36%10 103 ton40%2012
Russische Federatie40 086 ton3%1 168 ton20%2012
Albanië15 ton0%0 ton100%2007
Libië24 ton0%0 ton0%2010

Na te streven resultaten

• Verbeterde naleving van de ontwapenings- en non-proliferatieregimes en relevante resoluties van de VN-veiligheidsraad, verbeterde internationale controle op de splijtstofcyclus en stringentere regels binnen de exportcontroleregimes.

• Bijdrage aan oplossingen voor de nucleaire proliferatiedossiers die de internationale gemeenschap zorgen baren, in het bijzonder Iran.

• Bijdrage aan de vernietiging van chemische wapenvoorraden en splijtstof in de Russische Federatie en andere voormalige Sovjetrepublieken.

• Implementatie van de EU non-proliferatiestrategie, onder meer door de opname van non-proliferatieclausules in samenwerkingsakkoorden met derde landen.

• Verdiepte nationale betrokkenheid bij de internationale samenwerking in het kader van het Proliferation Security Initiative (PSI), onder andere door bij te dragen aan een draaiboek met procedures voor nationale betrokkenheid bij PSI-interventies.

• Bijdrage aan verdere versterking van het Biologische Wapensverdrag, onder andere door implementatie van een gemeenschappelijk EU-beleid ter versterking van dit verdrag.

Instrumenten/activiteiten

Nederland zal zich door initiatieven in EU-, VN- en NAVO-kader en in exportcontroleregimes blijven inzetten voor de bevordering van non-proliferatie, kernontwapening en vreedzaam gebruik van kernenergie. Nederland zal internationaal wijzen op het belang van de start van onderhandelingen over een verdrag ter stopzetting van de productie van splijtstoffen voor explosiedoeleinden (Fissile Material Cut-off Treaty). Datzelfde geldt voor besprekingen over inwerkingtreding van het Alomvattend Kernstopverdrag (CTBT) en het Additioneel Protocol als nieuwe standaard voor verificatie en juridisch bindende negatieve veiligheidsgaranties. Nederland zal ook in 2007 een personele en financiële bijdrage leveren aan het Voorlopige Technische Secretariaat van de Organisatie van het CTBT. Nederland zal zich voorts inzetten voor het beter onder controle brengen van de nucleaire brandstofcyclus, onder meer in besprekingen over mogelijkheden voor een systeem van verzekerde toegang tot brandstof binnen en buiten IAEA-kader. Aan de bevordering van universaliteit en implementatie van het Biologisch Wapensverdrag zal wederom financieel worden bijgedragen. Nederland continueert (mede)-financiering van projecten in de Russische Federatie en Oekraïne gericht op vernietiging van splijtstof en, in het geval van Rusland, chemische wapens. Nederland zal in PSI-verband blijven deelnemen aan internationale oefeningen en overleg.

Operationele doelstelling 4

Goede internationale afspraken op het gebied van conventionele wapenbeheersing en een restrictief en transparant wapenexportbeleid.

De regering stelt zich ten doel het bestaande instrumentarium voor conventionele wapenbeheersing te versterken en de voortrekkersrol die Nederland internationaal op deelgebieden speelt, te handhaven. Nederland zal zijn restrictieve wapenexportbeleid voortzetten en een verantwoord en effectief beleid terzake in derde landen bevorderen. Effectindicator is het jaarlijkse aantal meldingen onder de EU-gedragscode van besluiten van lidstaten om vergunningen af te geven voor transacties die gelijk te stellen zijn aan eerder door andere lidstaten geweigerde vergunningen voor in essentie identieke transacties («undercuts»). De regering streeft voorts naar verbetering van de wereldwijde controle op de tussenhandel in kleine en lichte wapens. Daarnaast wil Nederland de verdere integratie en harmonisatie bevorderen van kleine-wapensproblematiek en ontwikkeling.

Na te streven resultaten

• Verdere implementatie van het VN-actieprogramma inzake kleine en lichte wapens door verankering van ontwikkelingsaspecten van de kleine en lichte wapensproblematiek in bilateraal en internationaal veiligheids- en ontwikkelingsbeleid.

• Acceptatie en implementatie door zoveel mogelijk landen van Protocol V bij het Conventionele Wapensverdrag inzake ontplofbare oorlogsresten.

• Universeler Ottawa-verdrag inzake anti-personeelmijnen. Nieuw protocol bij het Conventionele Wapensverdrag inzake anti-voertuigmijnen.

• Bestendigd Verdrag inzake Conventionele Strijdkrachten in Europa (CSE-verdrag).

• Restrictief en transparant nationaal wapenexportbeleid, verdere harmonisatie van het wapenexportbeleid van EU-lidstaten, bevordering van regionale en internationale afspraken over wapenexport en een voortrekkersrol richting de totstandkoming van een internationaal wapenhandelsverdrag (ATT).

Instrumenten/activiteiten

In lijn met de door Nederland geïnitieerde AVVN-resolutie terzake zal de regering ontwikkelingslanden en donoren wijzen op het belang om in wederopbouw- en ontwikkelingsstrategieën aandacht te besteden aan de problematiek van kleine en lichte wapens. Nederland zal hiervoor gebruik maken van de relevante internationale fora (OESO, internationale financiële instellingen) en bilaterale contacten. Prioritaire regio’s voor Nederland hierbij zijn het Afrikaanse Grote-Merengebied, de Hoorn van Afrika, de Westelijke Balkan en Afghanistan. Nederland zal zich verder inzetten voor de implementatie van het VN-actieprogramma inzake kleine en lichte wapens en voor de totstandkoming van een internationaal juridisch bindend instrument met betrekking tot de tussenhandel in dergelijke wapens. De recentelijk opgerichte VN-expertgroep zou het forum kunnen zijn waarin een dergelijk instrument zijn beslag zou kunnen krijgen. Nederland zal een coördinerende rol spelen bij de promotie van Protocol V bij het Conventionele Wapensverdrag en in diverse fora en bilaterale contacten de totstandkoming van een Protocol inzake anti-voertuigmijnen en een verbeterd nalevingsmechanisme voor het verdrag bepleiten. Ook zal Nederland actief betrokken blijven bij initiatieven om toetreding tot het Ottawa-verdrag en de naleving ervan te bevorderen. In 2007 continueert Nederland de ondersteuning van projecten op het gebied van wapen- en munitievernietiging en voorraadbeheer en zet het de inhoudelijke ondersteuning van derde landen en regio’s bij de verbetering van hun wapenexportbeleid voort.

Operationele doelstelling 5

Regionale stabiliteit door effectieve inzet op conflictpreventie, crisisbeheersing, conflictoplossing en post-conflict wederopbouw.

Als actief lid van de EU, de NAVO, de OVSE en de VN draagt Nederland bij aan de internationale vrede en stabiliteit door deel te nemen aan crisisbeheersingsoperaties, civiele missies en waarnemersmissies. Vrede, veiligheid en stabiliteit zijn voorwaarden voor duurzame ontwikkeling. De interdepartementale notitie Wederopbouw na gewapend conflict (2004–2005; Kamerstuk 30 075, nr. 1) geeft de beleidskaders aan voor het geïntegreerde Nederlandse beleid op dit gebied. Bijzondere aandacht gaat uit naar de hervorming van leger en politie. Effectindicatoren zijn positieve stabiliteits- en wederopbouwbeoordelingen, hetgeen tot uiting komt in landen- en regiorapportages aan de Tweede Kamer, met gebruikmaking van gegevens van onder andere VN, IFI’s, EU, NAVO, OVSE, regionale organisaties als de AU, coalities waarvan Nederland deel uitmaakt en andere donoren.

Na te streven resultaten

• Succesvolle bijdrage aan internationale militaire en civiele operaties en missies, zoals onder meer ISAF in Afghanistan, operatie Althea in Bosnië, de NAVO trainingsmissie in Irak en UNMIS in Sudan.

• Bevorderde vrede, stabiliteit en veiligheid in voor Nederland prioritaire landen en regio’s (onder andere Afghanistan, de Hoorn van Afrika, het Grote-Merengebied, de Palestijnse Gebieden en de Westelijke Balkan), onder meer door bij te dragen aan wederopbouw, hervormingen van de veiligheidssector, demobilisatie, ontwapenings- en reïntegratieprogramma’s en ondersteuning van regionale organisaties zoals de AU.

• Geïntegreerde aanpak in de Afghaanse provincie Uruzgan, door goed op elkaar afgestemd optreden van de civiele en militaire component van het Nederlands/Australische PRT.

• Als trekker van de Coregroup Noord-Uganda actief bijgedragen aan duurzame oplossing voor gewelddadig conflict tussen de Lord’s Resistance Army en de Oegandese overheid.

• Als co-chair van de Group of Friends van de Grote-Meren Conferentie de totstandkoming en implementatie van een Stabiliteitspact bevorderd hebben.

• Als voorzitter van de Core Coordination Group Darfur succesvolle aansturing van vredes- en wederopbouw.

Instrumenten/activiteiten

Nederland zet zich ervoor in om de geïntegreerde benadering ten aanzien van conflictpreventie, conflictoplossing, fragiele staten en wederopbouw na conflict ook internationaal breder ingang te doen vinden door optimale afstemming met andere donoren en actieve beleidsbeïnvloeding van bilaterale donoren en multilaterale organisaties zoals de VN, de EU en OESO/DAC. Een voorbeeld van samenwerking met andere donoren is Zuid Sudan, waar Nederland, Zweden, Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Noorwegen gezamenlijk werken aan de wederopbouw via een Joint Donor Team dat functioneert vanuit een Joint Donor Office in Juba, de hoofdstad van Zuid Sudan.

De Nederlandse inspanningen zullen zoveel mogelijk in EU-, NAVO-, VN- en OVSE-kader plaatsvinden. Versterking van regionale veiligheidsstructuren met het oog op conflictpreventie en -oplossing zal geschieden door bilaterale ondersteuning uit het Stabiliteitsfonds, financiële en technische ondersteuning in EU-kader (onder meer uit het African Peace Facility) voor crisisbeheersingscapaciteit in Afrika en door training in NAVO-kader. Implementatie van VR-resolutie 1325 over de rol van vrouwen bij conflictpreventie en -beheersing wordt hierin meegenomen.

Samen met het ministerie van Defensie worden landenbeleidskaders ontwikkeld op basis waarvan activiteiten worden ontplooid gericht op hervormingen van de veiligheidssector (SSR), demobilisatie, ontwapening en reïntegratie (DDR), civiel-militaire samenwerking en wederopbouw in onder meer Afghanistan, Burundi, de Democratische Republiek Congo (DRC), Sudan en Kosovo. Eén van de instrumenten binnen het geïntegreerde beleid is de inzet van militaire en civiele adviseurs. Sinds kort is een team van Buitenlandse Zaken en Defensie beschikbaar ten behoeve van SSRen DDR-activiteiten. Het team kan een beroep doen op een pool van zestig militaire adviseurs. In Afghanistan, Sudan en Burundi zal inzet uit deze pool deel uitmaken van de bredere steun aan het wederopbouwproces. In Noord-Uganda werkt Nederland met enkele andere donoren aan een bredere aanpak van humanitaire hulp, verzoening, rechtspraak, wederopbouw en economische ontwikkeling. Nederland ondersteunt de AU bij het versterken van activiteiten gericht op stabiliteit in de Hoorn van Afrika en de Grote-Merenregio. Verder ondersteunt Nederland de AU/VN Grote-Meren Conferentie, de door de VS geïnitieerde Tripartiete Commissie, de East African Community, de mede door België gestimuleerde Communauté Economique des Pays des Grands Lacs (CEPGL) en de Europese SSR-missie EUSEC in de DRC.

Operationele doelstelling 6

Effectieve humanitaire hulpverlening

Nederland zet zich in voor de leniging van humanitaire noden die voortvloeien uit crises of natuurrampen. Uitgangspunten daarbij zijn het zogenoemde «humanitair imperatief» (hulp wordt daar verleend waar het het meest noodzakelijk is) en de principes van onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit. Daarnaast onderschrijft de regering de uitgangspunten van «goed humanitair donorschap» (GHD). Humanitaire hulpverlening vindt in beginsel wereldwijd plaats, maar bijzondere aandacht gaat uit naar een beperkt aantal crisisgebieden in ontwikkelingslanden.1 Humanitair ontmijnen is budgettair ondergebracht in het Stabiliteitsfonds, maar maakt beleidsmatig onderdeel uit van de humanitaire hulpverlening.

Effectindicatoren zijn snelle en doelmatige financiering van gespecialiseerde internationale en non-gouvernementele organisaties (NGO’s) en, meer in het algemeen, uitvoering van het nationale GHD-implementatieplan, dat medio 2005 is opgesteld.

Na te streven resultaten

• Effectieve hulpverlening aan slachtoffers van natuurrampen en conflicten, door snelle en doelmatige financiering van gespecialiseerde internationale en non-gouvernementele organisaties en zonodig inzet van mensen en middelen voor directe rampenrespons in het buitenland.

• Volledige afbouw van de humanitaire hulpverlening aan Angola en Irak. Inzet van de afbouw van humanitaire hulpverlening in Afghanistan, Burundi, Liberia en de Noordelijke Kaukasus als de omstandigheden het toelaten. Zo nodig opstarten van nieuwe activiteiten in Nepal en (tijdelijke) intensivering in Noord-Uganda, Palestijnse Gebieden en Darfur/Tsjaad.

• Na bekrachtiging door OESO/DAC van het Good Humanitarian Donorship proces in 2006, wordt 2007 het jaar waarin verbreding van het aantal humanitaire donoren, harmonisatie van donor-vereisten, en verdere flexibilisering van humanitaire financiering (mede door Nederland) internationaal geagendeerd zullen worden.

• Implementatie van de aanbevelingen van het IOB-onderzoek naar de Nederlandse humanitaire hulp in de periode 2000–2004, dat in 2006 werd afgerond.

• In het kader van GHD: positieve evaluatie van de pilots op het gebied van gezamenlijke financiering in DRC en Sudan, alsmede positieve evaluatie van het Central Emergency Response Fund (CERF) van de VN.

• Succesvolle afronding en follow-up van de introductie van de zogeheten «clusterbenadering» in de humanitaire hulpverlening.

Instrumenten/activiteiten

Het budget voor humanitaire hulpverlening voor 2007 bedraagt EUR 160 miljoen. Afname van de omvang van mondiale humanitaire noden is ook in 2007 niet verwachtbaar. Nederland zal in Brussel de oprichting van een Raadsformatie voor humanitaire aangelegenheden bepleiten, om humanitaire belangen en uitgangspunten in Brussel een eigen platform te geven waarmee de Raad kan worden bediend. Tot op heden is dit onvoldoende het geval, getuige onder meer de discussie over internationale rampenrespons. Met betrekking tot rampenrespons blijft Nederland zich inzetten voor ondersteuning door de EU van de leidende rol van de VN/OCHA.

Nederland zal verder een actievere rol van «niet traditionele donoren» in de verschillende adviesraden van humanitaire (VN-)organisaties bepleiten, om de donorbasis te verbreden. Via deze adviesraden, in GHD-verband en via het OESO/DAC-kanaal zal Nederland met gelijkgezinde donoren tevens verdere harmonisatie van donoreisen bepleiten, en dus vermindering van administratieve belasting.

Op basis van de resultaten van de pilots met gezamenlijke financiering in DRC en Sudan en de evaluatie van het CERF zal de regering breder gebruik van deze nieuwe instrumenten nastreven met het oog op verdere flexibilisering van de humanitaire financiering. Vooralsnog wordt de Nederlandse bijdagen aan het CERF vastgesteld op EUR 20 miljoen.

De regering ondersteunt het initiatief van OCHA voor de cluster-benadering, een nieuw humanitair coördinatiemechanisme. De eerste ervaringen hiermee in Pakistan zijn positief. De regering verwelkomt verdere experimenten en is in beginsel bereid bij te dragen aan bijvoorbeeld opleiding van VN-personeel. Op basis van ervaringen in 2005–2006 zullen in 2007 lessen worden getrokken voor toekomstige toepassing.

De meest geëigende kanalen voor humanitaire hulp zijn de VN, het Rode Kruis, alsmede diverse NGO’s. Voorts kunnen er mankracht en middelen van andere departementen worden ingezet, zoals bijvoorbeeld Defensie.

De resultaten van de evaluaties uit 2006 van humanitaire ontmijnings-NGO’s zullen worden geïntegreerd in de beleidsuitvoering.

Operationele doelstelling 7

Goed bestuur in prioritaire landen

Ontwikkelings- en transitieprocessen zijn onlosmakelijk verbonden met de kwaliteit van bestuur. Daarom wordt in alle partnerlanden goed bestuur betrokken bij de ontwikkelingsinspanning. Een uitgangspunt hierbij is de mensenrechtenbenadering van ontwikkeling: burgers hebben recht op participatie en medezeggenschap in het bestuur van hun land, regeringen zijn gehouden de mensenrechten van hun onderdanen te eerbiedigen, niet alleen de economische en sociale, maar ook de burger- en politieke rechten. Een tweede uitgangspunt is dat verbetering van bestuur de effectiviteit van de hulp vergroot. Hervormingsprocessen in overheid en samenleving worden ondersteund, met bijzondere aandacht voor democratisering en politieke participatie, ook van vrouwen en jongeren, versterking van de rechtsstaat, corruptiebestrijding, bevordering van een goed ondernemingsklimaat en gezonde openbare financiën. Nederland streeft hierbij naar vormen van hulp die aansluiten bij de beleids- en beheerssystemen van het ontvangende land.

Het Matra-programma voorziet in de ondersteuning van het maatschappelijke transformatieproces in vijftien Midden-, Zuid-Oost- en Oost-Europese landen gericht op de vestiging van democratisch geregeerde rechtsstaten. De bevordering van goed bestuur staat hierbij centraal. Prioriteit krijgen de opbouw en versterking van het maatschappelijk middenveld en de versterking van lokaal bestuur. In EU-kandidaatlidstaten ondersteunt Nederland via Matra tevens de voorbereiding op de toetreding. Daarnaast beoogt Matra het draagvlak in Nederland voor bilaterale samenwerking te versterken, onder andere door subsidiëring van samenwerkingsinitiatieven van Nederlandse organisaties met partners in de betrokken landen («twinning»). Matra zal mogelijk eveneens worden opengesteld voor een aantal landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten waar een positieve bijdrage aan de transformatie mogelijk is, bijvoorbeeld Marokko en Jordanië.

Effectindicatoren zijn de Kaufmann-indicatoren: inspraak/afleggen van rekenschap, politieke stabiliteit/afwezigheid geweld, effectiviteit van de overheid, kwaliteit van de regelgeving, suprematie van de wet en corruptiebeheersing. Een beperking van de Kaufmann-meting is dat deze een relatieve score geeft van landen ten opzichte van elkaar, en dus geen inzicht geeft in de trendontwikkeling per land. Ook is de toerekening van effecten aan Nederlandse activiteiten lastig. Voor de beoordeling wordt gebruik gemaakt van rapportages door de posten, Transparency International en studies van de Wereldbank.

De Nederlandse inzet op het terrein van goed bestuur richt zich op zowel de effectiviteit als de legitimiteit van bestuur. Er bestaan momenteel geen indicatoren die én de volle breedte van het Nederlandse goed bestuursbeleid bestrijken én het toelaten landen in de tijd onderling te vergelijken. In deze situatie is dus slechts een gedeeltelijke inschatting van de ontwikkelingen op het gebied van goed bestuur mogelijk. De Corruptie Perceptie Index (CPI) van Transparency International (TI) geeft scores op een specifiek onderdeel van goed bestuur, namelijk corruptie. De scores zijn gebaseerd op de perceptie van de mate van corruptie met waarden van 10 («uiterst schoon») tot 0 («uiterst corrupt»). Voor verantwoorde oordeelsvorming over de kwaliteit van het bestuur in een partnerland zullen ook rapportages van ambassades, studies van andere donoren en indicatoren zoals de Kaufmann indicatoren en de IRAI scores gebruikt moeten worden. Bij de interpretatie van de tabel moet worden aangetekend dat het aantal landen in de index is gestegen van 102 in 2002 tot 159 in 2005.

Land’Ranking’Score
 20052004200320022005200420032002
Afghanistan1172.5
Albanië12610892812.42.52.52.5
Armenië8882782.93.13.0
Bangladesh1581451331021.71.51.31.2
Benin88772.93.2
Bolivia117122106892.52.22.32.2
Bosnië-H.8882702.93.13.3
Burkina Faso703.4
Colombia556059574.03.83.73.6
Egypte707770623.43.23.33.4
Eritrea1071022.62.6
Ethiopië13711492592.22.32.53.5
Georgië130133124852.32.01.82.4
Ghana656470503.53.63.33.9
Guatemala117122100812.52.22.42.5
Indonesië137133122962.22.01.91.9
Jemen103112882.72.42.6
Kaap Verdië
Kenia144129122962.12.11.91.9
Macedonië103971062.72.72.3
Mali8877782.93.23.0
Moldavië88114100932.92.32.42.1
Mongolië85853.03.0
Mozambique9790862.82.82.7
Nicaragua1079788812.62.72.62.5
Uganda117102113932.52.62.22.1
Pakistan14412992772.12.12.52.6
Palestijnse Autoriteit107108782.62.53.0
Rwanda833.1
Senegal788576663.23.03.23.1
Sri Lanka786766523.23.53.43.7
Suriname78493.24.3
Tanzania889092712.92.82.52.7
Vietnam107102100852.62.62.42.4
Zambia10710292772.62.62.52.6
Zuid-Afrika464448364.54.64.44.8

Na te streven resultaten

• Op middellange termijn het verbeteren van de kwaliteit van het bestuur in de 36 partnerlanden op het gebied van democratie, rechtsstaat, economisch bestuur, het beheer van openbare financiën, anti-corruptiebeleid, accountability, transparantie en tevredenheid bij klanten van de publieke dienstverlening.

• Preventie en bestrijding van corruptie in partnerlanden en binnen de Nederlandse OS-programma’s door capaciteitsversterking van controlerende en rapporterende instellingen ten aanzien van de prestaties van publieke sector instituties.

• Opstellen van sectorspecifieke profielen teneinde de voor corruptie gevoelige bestuurlijke ketens en processen te identificeren. Dit geldt de sectoren Onderwijs, Gezondheidszorg, Milieu en Water in die landen, waar in deze sectoren Nederlandse OS-programma’s worden uitgevoerd.

• In ieder partnerland in de regio is tenminste één NGO’s in staat om actieve bijdragen te leveren – door middel van capaciteitsversterking, lobby of monitoring – aan verbetering van lokale bestuursorganisaties in Midden-, Zuid-Oost- en Oost-Europa en versterkt democratische bestel in de Matra-landen.

• Vergroot draagvlak in Nederland voor de samenwerking met Midden-, Zuid-Oost- en Oost-Europa en Noord-Afrika.

• Verdere stimulering van transformatiegerichte maatschappelijke initiatieven in zes landen van Noord-Afrika en het Midden-Oosten (Marokko, Algerije, Tunesië, Jordanië, Syrië en Libanon) en bevordering van de bilaterale dialoog met deze landen.

Instrumenten/activiteiten

De ontwikkelingsinspanning in de partnerlanden zal worden ondersteund door politieke dialoog met de overheid, institutionele en capaciteitsopbouw, contacten met het bedrijfsleven en ondersteuning van het maatschappelijk middenveld. De strategieën van de ambassades zullen worden gebaseerd op een grondige analyse van de bestuurssituatie (inclusief analyse van de corruptiesituatie). Verder zal een intensieve uitwisseling van kennis en expertise plaatsvinden tussen de 36 partnerlanden onderling en met het departement, met kenniscentra, met multilaterale instellingen als UNDP, Wereldbank en OESO/DAC, en met NGO’s. Op landenoverstijgend niveau ondersteunt Nederland relevante internationale organisaties.

De komende jaren zal in Matra-kader in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) worden gewerkt aan versterking van lokaal bestuur via de ondersteuning van verenigingen van gemeenten, stedenbanden en gemeentelijke netwerken. De uitfasering van de samenwerking met de in mei 2004 toegetreden lidstaten zal medio 2007 zijn afgerond. EU-kandidaatlidstaten Bulgarije, Roemenië, Kroatië en Turkije zullen de komende jaren nog de nodige ondersteuning krijgen uit Matra. Rusland blijft binnen Matra een speciale plaats innemen. Bijzondere aandacht zal ook worden besteed aan uitbouw van de samenwerking met Oekraïne, waarbij het accent blijft liggen op versterking van het maatschappelijk middenveld. In de relatie met Belarus wordt vooral ingezet op mogelijke transformatie. De Matra-subsidieregeling is sinds kort ook opengesteld voor Moldavië. Op voorwaarde van nauwe aansluiting bij het kiesgroepbeleid zullen Georgië en Armenië volgen. De mogelijkheden voor verdere samenwerking met de potentiële kandidaatlidstaten op de Westelijke Balkan zullen worden geëxploreerd. Daarnaast zal mogelijk geleidelijke uitbouw van Matra plaatsvinden naar geselecteerde landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten.

Operationele doelstelling 8

Het bevorderen van energievoorzieningszekerheid.

Energievoorzieningszekerheid heeft als dwarsdoorsnijdend thema raakvlakken met verschillende aspecten van het buitenlandbeleid: met veiligheid en stabiliteit, Europese samenwerking, ontwikkelingssamenwerking en milieu- en klimaatbeleid1. De regeringsreactie op het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken en de Algemene Energieraad over energievoorzieningszekerheid en buitenlandbeleid, die in mei 2006 naar het parlement is gestuurd, geeft weer welke aanpak de regering ter zake voorstaat en op welke wijze de ministeries van EZ en BZ samenwerken.2

De veiligheid van een land vereist een gegarandeerde toelevering van energie tegen betaalbare en stabiele prijzen. De komende decennia, zolang innovatie nog niet heeft geleid tot een duurzame energiehuishouding, betekent dit sterke afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Een aanzienlijke verstoring van de olieen gastoevoer kan grote gevolgen hebben voor de economische stabiliteit en de orde en veiligheid. Het is daarom noodzakelijk dat de olie- en gasproductie wereldwijd gelijke tred houdt met de verwachte mondiale stijging van de behoefte aan deze brandstoffen en dat deze worden aangeboden op een goed functionerende wereldmarkt. Daartoe dient wereldwijd voldoende in nieuwe productie-, transport-, opslag- en verwerkingscapaciteit geïnvesteerd te worden. Markttoegang voor internationaal opererende energiebedrijven kan hieraan bijdragen. Gezien de toegenomen afhankelijkheid tussen consumenten, producenten en doorvoerlanden is het van essentieel belang om te investeren in de internationale dialoog. Dit draagt bij aan wederzijds vertrouwen, helpt stabielere marktverhoudingen te bevorderen en helpt voorkomen dat in een situatie van relatieve schaarste een strijd om energie ontstaat. Adequate internationale bemiddelingsen arbitrageprocedures moeten worden ontwikkeld om te voorkomen dat energiestromen worden onderbroken. Daarnaast is stabiele ontwikkeling in productie- en doorvoerlanden cruciaal. Daartoe bevordert Nederland veiligheid, evenwichtige politieke, sociale en economische ontwikkeling, goed bestuur en een transparant en non-discriminatoir investeringsklimaat in deze landen.

Nederland wil een actieve rol spelen bij het wereldwijde initiatief Energy for All, gericht op een verbeterde toegang tot energie voor de armen in ontwikkelingslanden en op de bevordering van hun energievoorzieningszekerheid (zie ook artikel 6.1).

Het Clingendael instituut en het Energieonderzoek Centrum Nederland doen een gezamenlijk onderzoek naar de mogelijkheden om de doelstellingen voor energievoorzieningszekerheid in kwantitatieve termen te vatten. Op basis van dit rapport, dat in het voorjaar van 2007 wordt verwacht, zal bezien worden of één of meer kwantitatieve effectindicatoren voor deze doelstellingen kunnen worden geformuleerd.

Na te streven resultaten

In het kader van de uitwerking van de notitie «Energievoorzieningszekerheid en Buitenlands Beleid» worden de volgende resultaten nagestreefd:

• Opstellen van een lijst met voor onze energievoorziening prioritaire landen en opzetten van een structurele bilaterale energiedialoog met een selectie van deze landen.

• Vergrote wederzijdse afhankelijkheid van Nederland/Europa en belangrijke energieproducenten, waaronder Rusland, door bevordering van investeringen over en weer en van politieke, commerciële en culturele betrekkingen. De Russische ratificatie van het Energiehandvestverdrag en afronding van de onderhandelingen over het Transitprotocol zijn prioriteit.

• Inbedding van energie als prioritair thema in de strategische relaties van de EU met consumentenlanden als China, India, de VS en Japan, met bijzondere aandacht voor energiebesparing, goed functionerende energiemarkten en stabiliteit in producerende landen. Zo mogelijk betrekken van China en India bij het IEA-oliecrisismechanisme.

• Opstarten dan wel verdiepen van de dialoog met energie-exporterende ontwikkelingslanden over onder andere verdeling van de opbrengsten en transparantie in financiële transacties, met het oog op bevordering van ontwikkeling en stabiliteit.

• Bevordering door de posten van de mogelijkheden voor Nederlandse bedrijven in de energiesector om handel te drijven en investeringen te doen die bijdragen aan Nederlandse en wereldwijde energievoorzieningszekerheid.

• In multilateraal kader: inzet van het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid voor het veiligstellen van de Europese energievoorziening; actieve participatie in politieke consultatie in de NAVO over energievoorzieningszekerheid en in beleidsontwikkeling in de EU en de NAVO over de bescherming van transportroutes van energie.

Instrumenten/activiteiten

Ter bevordering van de energievoorzieningszekerheid benut Nederland Europese en multilaterale kanalen, evenals de bilaterale betrekkingen. Een krachtig en geïntegreerd Europees energiebeleid is nodig om een concurrerende en duurzame interne energiemarkt te realiseren en draagt er eveneens toe bij dat op voet van gelijkwaardigheid wordt onderhandeld met grote derde landen of machtsblokken. Binnen de EU heeft de RAZEB, naast de Energieraad, hier een belangrijke rol te spelen. Multilaterale fora die voor de dialoog met consumenten- en/of producentenlanden worden benut zijn, naast de EU-dialogen met belangrijke producenten- en consumentenlanden zoals Rusland en OPEC, het Internationaal Energie Agentschap en het Internationaal Energie Forum. Daarnaast zijn de WTO en bilaterale investeringsovereenkomsten van belang om transparantie van markten, vrije handel en wederzijdse investeringen te bevorderen.

In de bilaterale betrekkingen versterkt Nederland de aandacht voor energievoorzieningszekerheid, onder meer door de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland intensiever te betrekken, door bezoeken op ministerieel niveau aan belangrijke energielanden en via bilaterale afspraken zoals memoranda of understanding (MoU).

Operationele doelstelling 9

Grotere veiligheid en stabiliteit door strijd tegen aantasting van het milieu en vernietiging van ecosystemen.

Voor de geïndustrialiseerde wereld zijn de aantasting van het milieu, vernietiging van ecosystemen en misbruik van natuurlijke hulpbronnen belangrijke bedreigingen voor veiligheid en welzijn op de langere termijn. In ontwikkelingslanden daarentegen vormt dit nu al vaak een bron van gewelddadige conflicten en armoede. In beide gevallen staat verdere aantasting van het milieu en vernietiging van ecosystemen het proces van duurzame ontwikkeling in de weg.

Uitputting van natuurlijke hulpbronnen, onvoldoende toegang tot water en voedsel, gebrek aan duidelijkheid over eigendomsrechten en illegale handel in hout en mineralen zijn mede oorzaak van conflicten in onder andere de Hoorn van Afrika, het Grote-Merengebied, het Congo-bekken, Darfur en het Midden-Oosten. Om veiligheid in deze gebieden te bevorderen als basis voor duurzame ontwikkeling, dienen oplossingen te worden gevonden en acties te worden ondernomen om de onderliggende oorzaken van de conflicten op effectieve wijze aan te pakken. Bij grensoverschrijdende milieuproblemen liggen deze op regionaal niveau. Stimuleren van samenwerking op basis van een regionale benadering ligt dan voor de hand. Te denken valt aan grensoverschrijdend beheer van stroomgebieden, regionale ecologische netwerken of natuurparken en duurzame en legale exploitatie van hout en mineralen.

Indicatoren die de voortgang op dit terrein kunnen bepalen zijn: een verbeterde samenwerking bij het beheer en de bescherming van parken, meren en rivieren, een afname van illegale exploitatie en handel in hout en mineralen, een verbeterde water-, energie- en voedselvoorziening en een verhoogde zekerheid ten aanzien van eigendoms- en gebruiksrechten op land en water.

Na te streven resultaten:

• Toegenomen bestuurlijke capaciteit om milieudegradatie te stoppen, zodat een veilige en duurzame leefomgeving voor de bevolking wordt gewaarborgd. Aanbevelingen van het Millennium Ecosystem Assessment zullen in dit kader zijn opgevolgd.

• In de Hoorn van Afrika, het Grote-Merengebied en het Congo-bekken zijn regionale programma’s ondersteund gericht op duurzaam beheer van (grensoverschrijdende) parken, meren en rivieren om samenwerking te bevorderen en conflicten rond water en grondstoffen te vermijden. In de Hoorn is tevens de productie en gebruik van duurzame energie bevorderd. In het Congo-bekken zijn programma’s ondersteund gericht op duurzaam bos- en waterbeheer. In het Grote-Merengebied is de druk op ecosystemen afgenomen door duurzame landbouw en regionale handelsbevordering. Duurzame en legale handel wordt bevorderd onder andere door samenwerking met de private sector.

• In Indonesië is een bijdrage geleverd aan het behoud van de veenbossen en aan het vergroten van veiligheid en stabiliteit in Kalimantan; in de stroomgebieden van de Nijl en de Niger wordt een bijdrage geleverd aan stabiliteit onder andere door het opzetten van monitoringssystemen ten behoeve van een verbeterd stroomgebiedbeheer.

• In Eritrea, Ethiopië, Rwanda, Sudan en Uganda is het beheer van natuurlijke hulpbronnen ten behoeve van veiligheid en stabiliteit geïntegreerd in de programma’s voor goed bestuur.

• In het kader van conflictpreventie zijn eigendomsen gebruiksrechten van land en water in vijf landen verzekerd.

• Nederland zal er als grootste bilaterale donor van het Nile Basin Initiative (NBI), een multi donor partnerschap onder leiding van de Wereldbank, naar streven dat de NBI-samenwerking in 2007 tot formele regionale structuren zal hebben geleid en dat concrete en zichtbare resultaten zijn bereikt op het gebied van waterbeheer, milieu, landbouwproductiviteit en energie-opwekking

Instrumenten/activiteiten

Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor coördinatie van de Nederlandse inzet op het gebied van internationaal milieubeleid. Het buitenlandbeleid zal op coherente wijze worden ingezet ter bevordering van de bovenstaande resultaten. In internationale fora zal Nederland de aandacht vestigen op ecologische veiligheid, waaronder de gevolgen van klimaatverandering voor mensen en natuurlijke hulpbronnen. Het duurzaam gebruik en beheer van natuurlijke hulpbronnen door middel van verbeterd stroomgebiedbeheer, ecologische netwerken en duurzame handel in natuurlijke hulpbronnen zal in het bilateraal buitenlandbeleid worden geïntegreerd en in regionale programma’s worden opgenomen.

D. Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding 
  200420052006200720082009
 Beleidsdoorlichtingen1      
2.1De Nederlandse inzet t.b.v. een effectiever en meer politiek functioneren van de NAVO    X 
2.3Evaluatieexportcontrolebeleid    X 
2.5Bevordering regionale stabiliteit    X 
2.9Grotere veiligheid en stabiliteit door strijd tegen aantasting van het milieu en vernietiging van ecosystemen   X  
 Effectenonderzoekex post en overig      
 Evaluatieonderzoek      
2.2Operatie Enduring Freedom (OEF)X     
2.4Conventionele wapenbeheersing  X   
2.5Stabiliteitsfonds  X   
2.5VredesfondsX     
2.5International Security Assistance Force (ISAF) in Afghanistan/eindevaluatieX     
2.5AfghanistanReconstruction Trust Fund (ARTF) evaluatie X    
2.5Stabilisation Force Iraq (SFIR) X    
2.6Humanitaire hulp X    
2.6Financiering van ontmijningsprogramma’s via NGO’s X    
2.6Internationale evaluatie tsunamihulp X    
2.7Gemeentelijke internationale samenwerking en pre-accessie beleid (zie ook beleidsart. 3)X     
2.7EvaluatieMATRAprojectenX     
2.7Verkiezingsondersteuning X    
2.7Institutional Evaluation of the Netherlands Institute for Multiparty Democracy X    
2.7Goed bestuur (incl. corruptiebestrijding)    X 
2.9Effectiviteit internationale ontwikkelingssamenwerking t.b.v. duurzame ontwikkeling   X  

1 Het beleid ten aanzien van energievoorzieningszekerheid zal naar verwachting in 2010 worden geëvalueerd in de vorm van een beleidsdoorlichting (operationele doelstelling 2.8).

BELEIDSARTIKEL 3: VERSTERKTE EUROPESE SAMENWERKING

A. Algemene beleidsdoelstelling

Nederland wil een betrouwbare en solidaire partner zijn die blijft bijdragen aan de ontwikkeling van de Europese Unie en zich inzet voor verdere versterking van de Europese samenwerking en verdieping van de Europese integratie. Nederland zal zich daarbij constructief maar kritisch opstellen en steeds in het oog houden welke verwachtingen burgers hebben van Europa, welke zaken op Europees dan wel op nationaal niveau moeten worden aangepakt, welke concrete resultaten moeten worden geboekt en welke vernieuwingen en aanpassingen nodig zijn om Nederland en Europa in staat te stellen de uitdagingen van vandaag en morgen met vertrouwen tegemoet te treden.

Tijdens de periode waarin nagedacht wordt over het hervormingsproces van de Europese Unie, mogelijk resulterend in een verdragswijziging in 2008, dient de Unie geen afwachtende houding aan te nemen, integendeel. In deze periode dient beleidsmatig voortgang geboekt te worden op die terreinen waar de burger meer van de EU verwacht en moet adequaat ingesprongen worden op de uitdagingen waarmee de Unie geconfronteerd wordt. Voorts dient het debat over de toekomst van de EU – met burgers, met het maatschappelijk middenveld en met Europese partners – te worden voortgezet. Communicatie speelt hierbij een belangrijke rol.

Tijdige en effectieve interdepartementale coördinatie van het Nederlandse beleid in de Unie en adequate instructie voor onderhandelaars zijn onontbeerlijk voor de verwezenlijking van bovengenoemde doelstellingen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken is daarvoor eerstverantwoordelijk en streeft steeds naar verbetering van de EU-coördinatie, bijvoorbeeld door het uitvoeren van de aanbevelingen uit het eindrapport «Sturing EU-aangelegenheden» (TK 29 362, nr. 61).1

Een overzicht van het Nederlands beleid ten aanzien van de Europese Unie wordt jaarlijks vastgelegd in de Staat van de Unie. Hierin wordt ook verslag gedaan van de uiteindelijke effecten van dit beleid.

Doelstellingen van de Europese Unie en de Raad van Europa

De Europese Unie (25 lidstaten) stelt zich ten doel de vrede, menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkwaardigheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten binnen haar lidstaten te bevorderen. De Unie zet zich in voor de duurzame ontwikkeling van Europa, op basis van een evenwichtige economische groei, van een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op groei, werkgelegenheid en sociale vooruitgang, en van een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu. De Unie biedt haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen, en een interne markt waarin de mededinging vrij en eerlijk is.

De genoemde doelen zijn in algemene termen in het EU verdrag verwoord. Daarnaast heeft de Europese Raad voor de periode 2000–2010 specifieke doelen gesteld, de zogenoemde Lissabon-agenda. Groei en werkgelegenheid zijn daarvan het hoofddoel. In haar externe betrekkingen draagt de Unie bij tot vrede, veiligheid, terrorismebestrijding, duurzame ontwikkeling, vrije en eerlijke handel, uitbanning van armoede en de bescherming van de mensenrechten.

De Europese Unie alsook de Raad van Europa willen de mensenrechten, een pluralistische democratie en rechtvaardigheid, alsmede de culturele identiteit en diversiteit van Europa bevorderen en aan oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken in de Europese samenleving en aan de democratische stabiliteit in Europa bijdragen.

B Budgettaire gevolgen van beleid (inclusief budgetflexibiliteit)

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerking
Bedragen in EUR 10002005200620072008200920102011
Verplichtingen6 691 1657 597 7567 026 5917 694 8015 030 2916 637 9576 602 027
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal6 802 2726 649 9037 213 2617 854 9415 233 1396 840 8056 804 875
3.1 Nederlandse afdrachten aan de EU6 638 0836 485 2867 014 1987 639 4085 017 8986 625 5646 589 634
  Juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
  Overig verplicht  0%0%0%0%0%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
3.2 Ondersteuning bij pre- en post-accessie11 89911 80611 80011 00010 70810 70810 708
  Juridisch verplicht  100%100%100%100%0%
  Overig verplicht  0%0%0%0%100%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
3.3 EOFEuropees ontwikkelingsfonds137 808140 418174 870192 140192 140192 140192 140
  Juridisch verplicht  100%72%54%52%42%
  Overig verplicht  0%28%46%48%58%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
3.4 Nederlandse positie in de EU5 8913 3853 3853 3853 3853 3853 385
  Juridisch verplicht  90%90%90%90%90%
  Overig verplicht  6%6%6%6%6%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  4%4%4%4%4%
3.5 Raad van Europa8 5919 0089 0089 0089 0089 0089 008
  Juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
  Overig verplicht  0%0%0%0%0%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
        
Ontvangsten511 559518 267611 400623 628636 101648 823661 799
3.10 Perceptiekostenvergoedingen511 542518 267611 400623 628636 101648 823661 799
3.40 Restitutie Raad van Europa17000000

C. Operationele doelstellingen en instrumenten

Operationele doelstelling 1

Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt.

Meer dan ooit zijn de lidstaten van de Europese Unie zich bewust dat het vertrouwen in het Europese project boven alles samenhangt met de concrete projecten en resultaten die lidstaten en EU-instellingen aan de burgers kunnen presenteren. De Europese Unie moet steeds in staat zijn in te spelen op nieuwe ontwikkelingen en uitdagingen. Het besluit van de Europese Raad van juni 2006 om de periode waarin nagedacht wordt over het hervormingsproces van de Europese Unie voort te zetten, betekent wat dat betreft niet dat de Unie een afwachtende houding aan kan nemen. Integendeel, binnen de kaders van de bestaande verdragen dient voortgang geboekt te worden op terreinen als de verdere vervolmaking van de interne markt, versterking van de veiligheid, de bestrijding van terrorisme en de zorg voor milieu en klimaat. Ook thema’s als grensoverschrijdende criminaliteit, de versterking van de Europese economie en energie vragen om een actieve en resultaatgerichte Unie. Hierbij is het van het grootste belang dat steeds opnieuw de vraag wordt gesteld of beleid beter op het nationale dan wel op het Europese niveau gestalte dient te krijgen, alsook op welk niveau het beleid gefinancierd zou moeten worden.

Na te streven resulaten

• Bijdragen aan de verwezenlijking van de Lissabon-doelstellingen, mede gericht op de zogenaamde «Hampton Court»-doelstellingen (kennis en innovatie, ondernemingsklimaat, werkgelegenheid en energie). In dit kader zal tevens de implementatie zijn voortgezet van het Nationaal Hervormingsprogramma Lissabon 2005–2008.

• Constructieve Nederlandse bijdrage aan het debat over toekomstige ontwikkelingen van de EU op basis van het medio 2007 door het Duitse voorzitterschap te presenteren rapport over de stand van zaken met betrekking tot het Grondwettelijk Verdrag, waarin mogelijke verdere ontwikkelingen worden verkend. De Nederlandse bijdrage zal mede gebaseerd zijn op de uitkomsten van het opinieonderzoek naar de mening van de burger over Europese samenwerking, alsook op het uitgangspunt dat de Unie, ook in de toekomst, slagvaardig en democratisch kan functioneren om nieuwe beleidsuitdagingen aan te gaan.

• Zowel op Europees als nationaal niveau zal het toezicht op de goede toepassing van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit op voorgenomen EU-regelgeving aangescherpt zijn.

• Inzet voor een EU-uitbreidingsstrategie die gebaseerd is op het nakomen van toezeggingen, strikte toepassing van de criteria, waarborging van de kwaliteit van het proces, en aandacht voor absorptiecapaciteit en het publieke draagvlak.

• Nederland zal door steun verleend te hebben aan concrete voorstellen voor vereenvoudiging en vermindering van regels hebben bijgedragen aan administratieve lastenverlichting en aan een beter begrip bij de burger van de werkwijze en activiteiten van de Unie. Nederland zal zich in dit verband tevens ingezet hebben voor vergrote openbaarheid van de Europese besluitvorming en ruimere toegankelijkheid van EU-documenten.

• Nederland zal op basis van eigen analyse en na verkenning van het Europese krachtenveld de inzet bepaald hebben voor de voorziene evaluatie van de Europese begroting (2008/2009) waartoe de Europese Raad van december 2005 heeft besloten. Het algemene uitgangspunt hierbij is dat de Europese begroting in de toekomst beter moet aansluiten bij de actuele beleidsagenda van de Unie.

• Stimulering van de implementatie en verdere uitbouw van een volwaardig Europees energiebeleid gericht op voorzieningszekerheid, concurrentievermogen en duurzaamheid. De Nederlandse inzet zal bijgedragen hebben aan de aanname van een ambitieus energie-actieplan tijdens de Europese Raad van maart 2007.

• Verbeterde en effectievere implementatie van het Haags Programma, met bijzondere aandacht voor de verdere ontwikkeling van een gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid en geïntensiveerde terrorismebestrijding, op basis van de tussentijdse evaluatie van het Haags Programma (voorzien voor najaar 2006).

• Aanname van nieuwe, kosteneffectieve maatregelen en implementatie van bestaande Europese regelgeving die bescherming bieden op het gebied van milieu en gezondheid, waarbij rekening wordt gehouden met de consequenties voor de economie en voor niet EU-landen en producenten, in het bijzonder op de gebieden van klimaatverandering, bescherming en duurzaam gebruik van het zeemilieu en het tegengaan van luchtverontreiniging.

Instrumenten/activiteiten

Om de resultaten te bereiken wordt gebruik gemaakt van de volgende instrumenten: intensivering van bilaterale betrekkingen, coalitievorming en gezamenlijke initiatieven met daarvoor in aanmerking komende lidstaten, intensivering van de contacten met de instellingen van de Unie, uitwisseling met denktanks en NGO’s, vergroting van de deskundigheid in (o.a. via de Interdepartementale Commissie Europees Recht – ICER) en de toegankelijkheid van en bekendheid met Europees recht en regelgeving (o.a. via het Expertise Centrum Europees Recht ECER), uitdragen van het Nederlandse standpunt in juridische procedures voor het Europese Hof van Justitie in Luxemburg, bijdragen aan het maatschappelijk debat en publieksvoorlichting.

Operationele doelstelling 2

Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen of regio’s.

De Unie dient op het wereldtoneel een speler te worden wier politieke invloed overeenkomt met haar economisch gewicht. Vergroting van de eensgezindheid, verbeterde coherentie op verschillende beleidsterreinen en een grotere slagvaardigheid van het Europees extern beleid is hiervoor een voorwaarde. Om effectief in te kunnen spelen op de uitdagingen van internationale interdependentie en nieuwe dreigingen op mondiaal niveau heeft de Unie daarnaast partners in de wereld nodig. Het gaat hierbij onder meer om de bestrijding van internationaal terrorisme en criminaliteit, naleving van non-proliferatie, bevordering van mensenrechten en democratie, bevordering van vrede, veiligheid en stabiliteit, het veiligstellen van de energievoorziening, liberalisering van de wereldhandel, bevordering van het internationale investeringsklimaat, bescherming van het milieu, beheer van migratiestromen en de bestrijding van armoede (zie operationele doelstelling 3).

Ten aanzien van landen die kandidaat zijn voor toetreding tot de EU, aan wie toetredingsperspectief is geboden, of landen die tot de buren van de zich uitbreidende Unie behoren, voert de Unie een actief beleid. Nederland zal zich strikt opstellen bij de beoordeling van de mate waaraan (potentiële) kandidaat-lidstaten aan de politieke en economische criteria voldoen en in hoeverre zij in staat zullen zijn de lidmaatschaps-verplichtingen aan te gaan. Gemaakte afspraken en gedane beloftes met betrekking tot uitbreiding van de Unie moeten worden nagekomen, maar Nederland zal in dit kader de kwaliteit van het uitbreidingsproces centraal stellen, niet tijdschema’s of data. De absorptiecapaciteit van de Unie zal daarbij een belangrijke rol spelen. Voor verdere uitbreiding is publiek draagvlak van groot belang. De EU dient voorlopig geen toetredingsperspectief aan te bieden aan buurlanden die dat thans niet hebben en waarmee de relatie wordt vormgegeven in het nabuurschapsbeleid.

Na te streven resultaten

• Versterkt extern EU-beleid, vooral dankzij een verbeterde samenhang tussen het GBVB en het externe beleid van de Gemeenschap. De noodzaak tot meer coherentie speelt met name op beleidsterreinen als migratie en werkgelegenheid, vrede en veiligheid, energie, landbouw, handel, ontwikkelingssamenwerking en milieu.

• Verhoogde beleidseffectiviteit, efficiëntie en transparantie in het externe beleid, onder meer door de inzet van het Europees Nabuurschaps- en Partnerschapsinstrument, het nieuwe externe financieringsinstrument dat TACIS en MEDA vanaf 1 januari 2007 zal vervangen. Nederland zal zich tevens ingezet hebben om inhoudelijke prioriteiten ook in de jaarlijkse EU-begrotingscyclus herkenbaar terug te laten komen.

• Versterkte bijdrage van de externe beleidsinstrumenten van de Unie, in het bijzonder het GBVB en het Europees Nabuurschapsbeleid, aan de Nederlandse en Europese energievoorzieningszekerheid, zowel direct via bevordering van het Europese energiebeleid als indirect via vergroting van veiligheid en stabiliteit in belangrijke productie- en doorvoerlanden.

• Beslissende stappen op weg naar succesvolle afronding van de Doha-ontwikkelingsronde met een ambitieuze en evenwichtige uitkomst die recht doet aan de ontwikkelingsdimensie.

• Verbeterd gebruik van de instrumenten die de Unie ter beschikking staan per land/regio waarbij prioriteit is gegeven aan de volgende regio’s:

– Westelijke Balkan: verdere voortgang van het Stabilisatie en Associatie Proces onder handhaving van de gestelde voorwaarden, met name versterking van de rechtsstaat, samenwerking met het Joegoslavië-Tribunaal, bestrijding georganiseerde misdaad en bevordering van regionale samenwerking en van economische hervormingen.

– De landen aan de Oostgrens van de EU: verbeterde implementatie van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomsten (PSO) door uitvoering van nationale actieplannen in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid in Moldavië, Oekraïne, Georgië, Armenië en Azerbeidzjan. Speciale aandacht gaat uit naar democratische en economische hervormingen en de sluiting van terug- en overnameovereenkomsten. Onderhandelingen zijn gestart met Rusland over een nieuwe PSO en met Oekraïne over een nieuwe verdragsrelatie, onder meer op het terrein van energie.

– Mediterrane regio: voortzetting bilaterale en regionale samenwerking met betrokken landen gericht op mensenrechten, democratisering, veiligheid/terrorisme, migratie, (economische) hervormingen en dialoog met de Arabisch/Islamitische wereld, onder meer door implementatie en monitoring van de nationale Actieplannen in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid. Tevens geïntensiveerde ondersteuning van hervormingsprocessen via het Matra-programma, in het bijzonder in het geval van Marokko.

– VS: nauwere samenwerking en meer afstemming op terreinen als vrede en veiligheid (inclusief terrorismebestrijding), mensenrechten en democratie, handel (inclusief de beheersing van handelsconflicten) en energie.

– Azië: geïntensiveerde relaties met aandacht voor onder andere regionale stabiliteit, mensenrechten, democratisering, handel, energie-efficiëntie en een goed werkende internationale energiemarkt. Voortgang is geboekt in de onderhandelingen met China (raamwerkakkoord) en met een aantal landen in Zuid-Oost-Azië (partnerschaps- en samenwerkingakkkoorden).

• Verantwoorde voortzetting van het uitbreidingsproces met de volgende resultaten:

– Toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de EU per 1 januari 2007 indien aan alle toetredingsvoorwaarden is voldaan. In aanloop naar de toetreding heeft Nederland, met de Commissie, toegezien op uitvoering door beide landen van de aanbevelingen uit de voortgangsrapportage van september 2006.

– Toetredingsonderhandelingen zijn voortgezet met kandidaat-lidstaten Kroatië en Turkije met inachtneming van de van toepassing zijnde onderhandelingskaders, waarbij scherp is toegezien op de daadwerkelijke implementatie van gemaakte afspraken en het strikt nakomen van de door de EU gestelde criteria.

– Monitoring van de mate waaraan kandidaat-lidstaat Macedonië heeft voldaan aan de politieke criteria heeft plaatsgevonden op basis van een aantal referentiepunten (uit Macedonië’s nationale actieplan).

– In bilateraal en in Europees verband is ondersteuning verleend aan toetredende en (potentiële) kandidaat-lidstaten bij de pre-accessie en transformatie.

– Actieve Nederlandse bijdrage aan discussies op EU-niveau over de strategie ten aanzien van verdere uitbreiding van de Unie.

Instrumenten/activiteiten

Om de resultaten te bereiken wordt gebruik gemaakt van de volgende instrumenten: tijdige contacten met de instellingen van de Unie, coalitievorming en gezamenlijke initiatieven met andere lidstaten en een speciaal accent op samenwerking met de (nieuwe) buren van de Unie, uitwisseling met denktanks en NGO’s, bijdragen aan het maatschappelijk debat en publieksvoorlichting, gezamenlijke analyses en dialoog met partners buiten de EU, optimaal gebruik van bilaterale en EU pre-accessieprogramma’s, en partnerschaps- en nabuurschapsfaciliteiten (onder andere door «Twinning»-activiteiten). De contacten die in het verleden zijn opgebouwd door middel van Matra voor Europese Samenwerking bevorderen nu coalitievorming met de nieuwe EU-lidstaten. Dit zal in de toekomst ook moeten gelden voor de kandidaat-lidstaten en de ooster- en zuiderburen van de Europese Unie door het ontwikkelen van bilaterale activiteiten zoals het aangaan van ambtelijke samenwerking, het aanbieden van korte en lange opleidingen en het opzetten van pre-accessieprojecten. Voor het bevorderen van energievoorzieningszekerheid worden naast de genoemde instrumenten van extern beleid ook de dialogen van de EU met belangrijke producenten (Rusland, OPEC, GCC) en consumenten (VS, China, India, Japan) benut.

Operationele doelstelling 3

Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de EU ten opzichte van ontwikkelingslanden of -regio’s.

De centrale doelstelling van het EU-beleid voor ontwikkelingssamenwerking is, evenals het Nederlandse beleid, de duurzame vermindering van armoede. Daarnaast staan de bevordering van duurzame integratie van hulpontvangende landen in de wereldeconomie en het bevorderen van rechtsstaat en democratie centraal.

De ontwikkelingssamenwerking van de Europese Unie is de laatste jaren aanzienlijk veranderd. Door het in 2000 in gang gezette hervormingsproces van de Commissie-diensten zijn de kwaliteit van de hulp en de snelheid waarmee deze wordt geleverd, toegenomen. Daarnaast zijn in EU-verband afspraken gemaakt op basis van internationale conferenties. Ter voorbereiding van de VN-Top in september 2005, hebben de lidstaten afspraken gemaakt over interim-doelstellingen voor 2010 met betrekking tot de omvang van de official development assistance (ODA). Afgesproken werd dat het EU-gemiddelde in 2010 op 0,56 procent van het BNP dient te liggen, dat voor de EU-15 in datzelfde jaar een individuele doelstelling van 0,51 procent geldt en voor de tien recent toegetreden lidstaten een doelstelling van 0,17 procent. Ook werden nieuwe afspraken gemaakt over effectiviteit van de hulp, harmonisatie en coördinatie, en coherentiebeleid. Alle veranderingen hebben hun beslag gekregen in het onlangs herziene Verdrag van Cotonou en in de EU/EG-Beleidsverklaring Ontwikkelingssamenwerking (december 2005).

De regering meent dat voortgang ten aanzien van de gemaakte afspraken, met name op het gebied van interim-ODA-doelstellingen, de effectiviteit van hulp en beleidscoherentie, noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de MDG’s in 2015 (zie ook beleidsartikel 4.2).

Na te streven resultaten

• Verbeterde effectiviteit van de Europese ontwikkelingssamenwerking door een zo effectief mogelijke besteding van de toenemende middelen en de implementatie van beleidsafspraken die de afgelopen jaren zijn gemaakt (zoals vastgelegd in de afspraken ter voorbereiding van de VN-Top van september 2005 en in de nieuwe Beleidsverklaring Ontwikkelingssamenwerking van december 2005).

• Operationaliseren van de afspraken die in EU-verband zijn gemaakt over harmonisatie en coördinatie en – in het verlengde daarvan – complementariteit.

• Uitvoering van de in 2005 gemaakte afspraken over verdere hervormingen van de Commissie-diensten, met name waar het gaat om stroomlijning van procedures, adequate expertise op veldniveau, en aandacht voor complementariteit en monitoring en evaluatie.

• Concrete vertaling van de in 2005 vastgestelde doelstellingen voor het ontwikkelingsbeleid van de EU (armoedebestrijding en Millenniumontwikkelingsdoelen) in de verdere invulling van het financiële kader voor 2007–2013. Ook de afspraak dat de EU haar inspanningen ten aanzien van de armste ontwikkelingslanden, vooral in Afrika, zal intensiveren, behoeft uitvoering; één en ander kan mogelijk gemaakt worden door een herschikking van de hulpprogramma’s van de Gemeenschap.

• Implementatie van de afspraken van mei 2005 over ODA-doelstellingen, te verifiëren aan de hand van de jaarlijkse voorjaarsrapportage van de Commissie.

• Verbeterd gebruik van de instrumenten die de Unie ter beschikking staan voor de regio Sub-Sahara Afrika, waaronder de Afrikaanse Vredesfaciliteit, de EU-Waterfaciliteit en de EU-Energiefaciliteit. Verbetering van de uitvoering van de hulp met middelen uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) door middel van beoordeling van het Jaarverslag Ontwikkelingssamenwerking van de Commissie en door controle op hoofdlijnen via het EOF-Comité.

• Een geïntensiveerde EU-Afrika dialoog en ondersteuning van regionale organisaties door nadere invulling van de EU-Afrika strategie, met speciale aandacht voor ondersteuning van de Afrikaanse Unie en regionale organisaties op het gebied van vrede en veiligheid, goed bestuur, migratiemanagement en de continuering van steun in de strijd tegen hiv/aids.

• Jaarlijkse rapportage over de behaalde resultaten van de Rabatverklaring over migratie en ontwikkeling.

• Grotere OS-beleidscoherentie in het beleid van de Commissie en de lidstaten, in het bijzonder op de gebieden landbouw, vrede en veiligheid, migratie, milieu en handel (WTO-Doha Development Agenda en Economic Partnership Agreements), onder andere door middel van opstelling van een EU-actieplan.

Instrumenten/activiteiten

Om de resultaten te bereiken wordt gebruik gemaakt van de volgende instrumenten: coalitievorming en gezamenlijke initiatieven met andere lidstaten (onder andere gelijkgezinde lidstaten en lidstaten waarmee wordt samengewerkt in het kader van het EU-coherentie netwerk), tijdige contacten met de instellingen van de Unie, blijvende agendering van OS-coherentiedossiers op de agenda van de RAZEB en andere relevante Raden, uitwisseling met denktanks en NGO’s, bijdragen aan het maatschappelijk debat en publieksvoorlichting.

De Nederlandse afdrachten aan de Eigen Middelen van de Unie worden ook ingezet ter financiering van het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap. Het EOF wordt buiten de Unie-begroting gefinancierd.

Operationele doelstelling 4

Versterkte Nederlandse positie in de Unie van 25.

Een sterke Nederlandse positie in de EU is essentieel om de belangen en prioriteiten van Nederland verdisconteerd te krijgen in de EU-besluitvorming. In de Unie van 25 is een actieve maar ook versterkt bilaterale inzet geboden. Er bestaat nu immers minder tijd voor inhoudelijke discussie binnen de Raad, het Coreper, de PSC en de diverse werkgroepen. Daarom moet de Nederlandse inzet voorafgaand aan officiële en informele vergaderingen meer dan voorheen in de verschillende hoofdsteden overtuigend over het voetlicht worden gebracht om medestanders te winnen. Dit betekent tevens dat Nederland in een vroeger stadium zijn belangen moet identificeren en zijn standpunten moet formuleren. Er zal sprake zijn van coalities op basis van de belangen in kwestie. Gezien de invloed van de grote landen (Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Italië, Polen en Spanje) is blijvend intensief contact met deze landen noodzakelijk. Daarnaast verdient de samenwerking met middelgrote en kleinere landen binnen de EU constante aandacht, al dan niet binnen bestaande kaders voor regionale samenwerking (Benelux, Visegrad, Noordelijke landen). Het spreekt vanzelf dat met (inkomende) EU-voorzitterschappen nauw contact wordt onderhouden (in de eerste helft van 2007 zal dit Duitsland zijn, in de tweede Portugal). Het ministerie van Buitenlandse Zaken zal zich ervoor inspannen dat ook andere departementen zoveel mogelijk bijdragen aan de intensivering van de bilaterale betrekkingen en dat die intensivering, behalve via ambtelijk overleg, ook op andere manieren vorm wordt gegeven (bijvoorbeeld door betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld).

Na te streven resultaten

• Effectieve Nederlandse inzet in de EU-besluitvorming door intensief bilateraal contact met EU-lidstaten (en toekomstige EU-lidstaten), met name de grote lidstaten en (inkomende) EU-voorzitterschappen.

• Bestendiging van bestaande en realisering van wisselende coalities van EU-lidstaten, op basis van de belangen die op het spel staan.

• Versterkte bilaterale samenwerking ten aanzien van grensoverschrijdende vraagstukken.

• Grotere betrokkenheid van de andere departementen en het maatschappelijk middenveld bij de bilaterale betrekkingen van Nederland.

Instrumenten/activiteiten

De regering zal gebruik maken van alle instrumenten die haar ter beschikking staan, waaronder intensief bilateraal overleg – zowel op politiek als op ambtelijk niveau –, inzet en uitwisseling van ambtelijke expertise, financiële bijdragen aan projecten gericht op de intensivering van de bilaterale betrekkingen met een aantal landen (waaronder conferenties met Duitsland, Frankrijk, België, het Verenigd Koninkrijk, Polen en Turkije) en inzet van Matra-middelen voor nieuwe en kandidaat-lidstaten en aan de EU grenzende landen. Tevens wordt gebruik gemaakt van het instrument van detachering van diplomaten bij belangrijke EU-lidstaten.

Operationele doelstelling 5

Een hechtere Europese waardengemeenschap.

Ook in 2007 staat de Nederlandse inzet in de Raad van Europa in het teken van de uitvoering van de besluiten van de Derde Top van de Raad van Europa (mei 2005 te Warschau). Zo blijft Nederland pleiten voor een concentratie van de activiteiten van de Raad van Europa in de vorm van bevordering van democratie, mensenrechten en de rechtsstaat. Dat zijn de beleidsterreinen waarop de Raad van Europa zichzelf heeft bewezen en waarop hij de meeste toegevoegde waarde heeft. Waar nodig kan dit worden aangevuld met activiteiten die bijdragen aan de bevordering van de maatschappelijke omstandigheden waarin de bevordering van mensenrechten, democratie en rechtsstaat tot hun recht komen (bijv. sociale cohesie, onderwijs en cultuur). De komende jaren zullen activiteiten op het gebied van de interculturele dialoog naar verwachting om extra aandacht vragen. De activiteiten van de Raad zullen worden getoetst aan de relatie met de kernterreinen mensenrechten, democratie en rechtsstaat opdat de schaarse financiële middelen effectiever worden gebruikt voor toezicht op en naleving van de in de conventies neergelegde verplichtingen. Uitgangspunt is het behoud en versterking van het Europees mensenrechtenacquis en in het bijzonder van het Europees Hof van de Rechten van de Mens en andere toezichthoudende instellingen van de Raad van Europa. Nederland hoopt dat de eind 2006 verwachte aanbevelingen van de Groep van Wijzen een waarborg zullen zijn voor een effectief functionerend Hof waaraan Nederland het grootste belang hecht.

Het in april 2006 gepubliceerde Rapport-Juncker over samenwerking tussen de Raad van Europa en de Europese Unie pleit voor een nauwe institutionele en operationele samenwerking op alle niveaus tussen de Raad van Europa en de Europese Unie, opdat deze organisaties werkelijk complementair worden. Nederland steunt dit pleidooi.

Uiteindelijk wordt gestreefd naar een beter gestroomlijnde Raad van Europa met een eigen plek in de Europese «architectuur», op basis van een duidelijk profiel dat bijdraagt aan een effectief toezicht op grondrechten in Europa. Nederland zal in het verlengde van de institutionele ontwikkelingen die voortvloeien uit de Derde Top dan ook meer aandacht willen besteden aan taken van de Raad van Europa die betrekking hebben op het toezicht houden op en het bevorderen van het respect voor grondrechten.

Na te streven resultaten

• Concentratie van de activiteiten van de Raad van Europa op democratie, mensenrechten en rechtsstaat;

• Versterkte institutionele en operationele samenwerking tussen de Raad van Europa en de EU en de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE);

• Terugdringing van de werklast van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens door middel van de afronding van de in 2004 genomen maatregelen en het in werking treden van Protocol 14 bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens;

• Concrete voortgang in de besluitvorming over een meer solide financiële basis van het Hof op grond van het rapport van de Groep van Wijzen en andere toezichthoudende instellingen van de Raad van Europa.

Instrumenten/activiteiten

De regering zal zoveel mogelijk gebruik maken van alle instrumenten die haar ter beschikking staan, zoals Nederlandse deelname aan de discussies in stuurgroepen, rapporteurgroepen en het Comité van Ministers op de individuele beleidsterreinen; interdepartementale afstemming van het Nederlands beleid ten aanzien van de Raad van Europa; afstemming van de Nederlandse inzet in Europees verband via met name de EU Raadswerkgroep COSCE (OVSE en Raad van Europa) en waar mogelijk coalitievorming en gezamenlijke initiatieven met andere lidstaten, onder meer in EU-coördinatie overleg in Straatsburg en afstemming met het Secretariaat van de Raad van Europa.

D. Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding 
  200420052006200720082009
 Beleidsdoorlichtingen      
3.2Extern beleid onder de nieuwe Financiële    X 
 Perspectieven      
3.4Versterkte Nederlandse positie in de Unie van 25  X   
 Effectenonderzoek ex post en overig      
 Evaluatieonderzoek      
3.1Tampere agendaX     
3.1Tussentijdse evaluatie Haags Programma    X 
3.2Gemeentelijke internationale samenwerking en pre-accessiebeleid (zie ook beleidsart. 2)X     
3.2Een uitgebreid Europabeleid X    
3.3Coördinatie, complementariteit en coherentie (de drie C’s) van het verdrag van Maastricht  X   
3.3Governance for effective EU external actionX     
3.4Kabinetsnotitie resultaten Nederlandse EU voorzitterschap X    
3.4Evaluatieeffectiviteit Nederlandse EU voorzitterschap  X   
3.5Terugblik op het Nederlandse voorzitterschap van de Raad van EuropaX     

BELEIDSARTIKEL 4: MEER WELVAART EN MINDER ARMOEDE

A. Algemene beleidsdoelstelling

Duurzame vergroting van welvaart in alle landen door vermindering van armoede, een open handels- en financieel systeem, alsmede het behartigen van de belangen van het Nederlands bedrijfsleven.

Mondialisering biedt kansen voor welvaartsgroei voor een toenemend aantal mensen in Nederland en de Europese Unie, voor armoedebestrijding in ontwikkelingslanden, voor internationale handel, voor meer veiligheid en een beter milieu. Kortom: kansen voor duurzame ontwikkeling. Nederland streeft naar het versterken van de internationale economische rechtsorde die bijdraagt aan het verbeteren van de internationale marktwerking. Hierdoor ontmoeten handel en investeringen minder belemmeringen en wordt de integratie van ontwikkelingslanden in de wereldeconomie bevorderd en kunnen ook zij profiteren van de kansen die liberalisering van de wereldhandel biedt. Door middel van een integrale benadering, gericht op duurzame ontwikkeling, streeft Nederland naar meer coherentie tussen het handelsbeleid en het ontwikkelingsbeleid.

Handelsliberalisatie is van groot belang voor de Nederlandse economie, maar er mag niet voetstoots worden aangenomen dat Nederland zijn handelspositie zal weten te handhaven als de wereldhandel verder groeit. De ministeries van LNV, Economische Zaken en Buitenlandse Zaken werken daarom gezamenlijk in Den Haag en op de Nederlandse vertegenwoordigingen aan het scheppen van gunstige voorwaarden voor en het geven van nieuwe impulsen aan de internationale economische activiteiten van Nederlandse burgers en bedrijven opdat deze kunnen bijdragen aan duurzame economische ontwikkeling.

Een sterke en concurrerende particuliere sector is onontbeerlijk voor economische ontwikkeling en armoedevermindering in ontwikkelingslanden. Een goed ondernemingsklimaat met oog voor de armen en ontwikkeling van capaciteit kan bijdragen aan toename van productieve bedrijvigheid.

Nederland sluit aan bij nationale armoedestrategieën en streeft naar samenwerking op sectoraal niveau onder erkenning van sectoroverstijgende belangen. De inzet is gericht op vergroting van kwaliteit en effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking door concentratie op landen en sectoren, coördinatie en harmonisatie en het zichtbaar maken van de resultaten van de Nederlandse inspanningen. De MDG’s vormen het kader voor de Nederlandse inzet. Nederland streeft naar het vergroten van actieve betrokkenheid van zoveel mogelijk landen en organisaties bij het bereiken van de MDG’s in 2015 langs het pad van duurzame ontwikkeling en het regelmatig afleggen van verantwoording over de resultaten.

Vrede, veiligheid en stabiliteit zijn noodzakelijke voorwaarden voor duurzame ontwikkeling. Een aantal partnerlanden vervult zijn rol op dit terrein echter in onvoldoende mate, bijvoorbeeld ten aanzien van publieke dienstverlening en het creëren van een gunstige omgeving voor welvaartsgroei en armoedevermindering.

Daarnaast wordt ook gewerkt aan institutionele- en capaciteitsontwikkeling, gericht op duurzame armoedevermindering. Bewustwording en versterking van de capaciteit van mensen en instituties is van belang opdat zij hun ontwikkeling in eigen hand kunnen nemen. In door Nederland gefinancierde programma’s wordt ingezet op ondersteuning van partnerlanden waarbij die landen zelf een leidende rol dienen te spelen bij capaciteitsontwikkeling. Dit betekent dat Nederland een minder proactieve rol speelt bij beleidsformulering, beheer en kennisoverdracht in partnerlanden en meer aandacht schenkt aan facilitering van politieke en institutionele omgevingsanalyse, identificatie en ondersteuning van veranderingsprocessen en het delen en leren van ervaringen op het gebied van capaciteitsontwikkeling. Dit sluit aan bij het DAC rapport The Challenge of Capacity Development: Working Towards Good Practice en de doelstellingen over capaciteitsontwikkeling in de Parijs Verklaring.

In september 2005 werd het Kennisforum religie en ontwikkelingsbeleid opgericht. Dit is een samenwerkingsverband tussen het ministerie en een groot aantal particuliere ontwikkelingsorganisaties. Voor 2006 heeft het Kennisforum een ambitieus werkplan aangenomen waarin getracht wordt de rol van religie en faith-based actoren in kaart te brengen met het oog op armoedebestrijding in het algemeen, en op de volgende gebieden in het bijzonder: hiv/aids, reproductieve rechten en gender; conflictpreventie en vredesopbouw; goed bestuur; wegnemen van de voedingsbodem voor terrorisme.

In 2007 zullen de resultaten van dit onderzoek (dat gebruik maakt van drivers of changeanalyses) gebundeld worden en worden opgenomen in een handreiking voor de ambassades en directies enerzijds en de particuliere organisaties anderzijds. Hiermee wordt o.a. de aandacht voor religie en faith-based actoren in de MJSP’s en jaarplannen van de ambassades bevorderd.

Beleidsartikel 4 Meer welvaart en minder armoede
Bedragen in EUR 10002005200620072008200920102011
Verplichtingen1 041 3941 172 003456 199709 920970 7771 054 9141 438 066
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal827 539890 945690 297895 6011 156 7641 251 9011 587 353
4.1 Handels- en financieel systeem30 41562 22561 56961 28161 28161 28161 281
  Juridisch verplicht  60%69%68%65%60%
  Overig verplicht  40%31%32%30%28%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%5%12%
4.2 Armoedevermindering492 604443 841222 036486 722748 525832 6621 220 814
  Juridisch verplicht  64%38%11%9%8%
  Overig verplicht  34%59%75%75%74%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  2%3%14%16%18%
4.3 Ondernemingsklimaatontwikkelingslanden277 146360 633385 427326 333325 693336 693283 993
  Juridisch verplicht  37%35%24%22%20%
  Overig verplicht  62%64%75%76%77%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  1%1%1%2%3%
4.4 Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingssamenwerking23 53518 97116 00016 00016 00016 00016 000
  Juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
  Overig verplicht  0%0%0%0%0%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
4.5 Nederlandse handels- en investeringsbevordering3 8395 2755 2655 2655 2655 2655 265
  Juridisch verplicht  0%0%0%0%0%
  Overig verplicht  100%100%100%100%100%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
        
Ontvangsten15 23132 73734 77637 56540 29520 82320 823
4.10 Ontvangsten tijdelijke financiering NIO en restituties15 23132 73734 77637 56540 29520 82320 823

Operationele doelstelling 1

Een open, op regels gebaseerd en voorspelbaar, niet-discriminerend handels- en financieel systeem.

Een open handelssysteem kan niet zonder regels en disciplines die zwakkere landen beschermen tegen willekeurige handelsmaatregelen van sterke landen. De WTO vormt het multilaterale kader waarbinnen deze ordening gestalte krijgt. Nederland wil de ontwikkelingsdimensie van de WTO verder versterken binnen de Doha Development Agenda (zie ook de begroting van het eerstverantwoordelijke ministerie voor de handelspolitiek EZ). Nu de onderhandelingen eind juli 2006 voor onbepaalde tijd zijn opgeschort, is de afronding van deze WTO-ronde, die de handelskansen van ontwikkelingslanden aanzienlijk moet verbeteren, onzeker geworden. Nederland zal zich inzetten voor een spoedige hervatting van de onderhandelingen gericht op een ambitieus en evenwichtig eindresultaat dat recht doet aan de ontwikkelingsdimensie. Om te bevorderen dat ontwikkelingslanden profiteren van nieuwe handelskansen onder een dergelijk akkoord, wil Nederland een gerichte en gecoördineerde inzet van hulp bij de uitvoering van te maken WTO-afspraken in het bijzonder bij handelsfacilitatie en bij de opbouw van productiecapaciteit. Het handels- en ontwikkelingsinstrumentarium van de Europese Unie moet mede bijdragen aan de verbetering van handelskansen voor ontwikkelingslanden. In dat kader hecht Nederland belang aan de onderhandelingen van de EU met de ACS-landen (Afrika, Caraïben, Stille Oceaan) over de Economic Partnership Agreements (EPA’s), die eind 2007 moeten zijn afgerond en aan een gerichte programmering van de EU-hulp in de landenstrategieën.

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) speelt een belangrijke rol bij het analyseren van maatschappelijke- en globaliseringsvraagstukken vanuit economisch perspectief. Door het inzetten van instrumenten als peer reviews, best practices en soft law tracht de OESO mondiaal duurzame economische ontwikkeling te bewerkstelligen. Het is van belang dat alle grote spelers in de wereldeconomie, zoals bijvoorbeeld India en China hierbij worden betrokken. Intensievere samenwerking met deze landen is gewenst. De OESO en de aan de organisatie gelieerde Consensusgroep en International Energy Agency (IEA) bieden daarnaast een platform om te spreken over respectievelijk verdere ontbinding van de hulp en energievraagstukken.

Het kader voor deze operationele doelstellling wordt met name gevormd door MDG 8:

Doelstelling 12: Verder ontwikkelen van een open en eerlijk, rule-based, voorspelbaar, niet-discriminerend handels-en financieel systeem
Indicatoren:19901996200020022004Doel 2015
% EU-importen (in waarde) met tariefvrije markttoegang, uitgezonderd wapens en olie, uit:      
Ontwikkelingslanden41,556,366,277,4Geen mondiale streef-
Minst ontwikkelde landen94,297,596,295,3waarde, toename
       
Gemiddelde EU-tarief op landbouwproducten uit:      
Ontwikkelingslanden      
– MFN16,513,314,214,4Geen mondiale streef-
– Preferentieel13,311,712,311,5waarde, toename
Minst ontwikkelde landen      
– Preferentieel3,63,14,72,8 
       
Gemiddelde EU-tarief op kleding uit:      
Ontwikkelingslanden      
– MFN12,712,112,011,7Geen mondiale streef-
– Preferentieel9,69,28,85,5waarde, toename
Minst ontwikkelde landen      
– Preferentieel0,00,01,01,0 
       
Steun aan agrarische producenten binnen de EU (PSE), in waarde (USD mld)1124,9133,997,5103,6136,1Geen mondiale streef- waarde, afname

1 Cijfer voor 2004 heeft betrekking op de EU25, eerdere cijfers op de EU15

Over het verwezenlijken van de MDG’s 1–7 wordt regelmatig gerapporteerd, zowel op wereldwijd niveau door de VN, als door individuele landen, maar een rapportageverplichting voor OESO-landen ontbreekt. Nederland rapporteert tweejaarlijks over MDG-8. De eerste rapportage kwam uit in 2004, de tweede werd gepresenteerd in 2006.

Na te streven resultaten

• Spoedige hervatting van de WTO onderhandelingen in het kader van de Doha Development Agenda.

• Bij de afronding van de Doha Development Agenda heeft Nederland bijgedragen aan het handhaven van het ambitieniveau en het uitwerken van de ontwikkelingsdimensie in de uiteindelijke afspraken. Dit houdt in minimaal ambitieuze resultaten op:

• Landbouw op alle drie pilaren: afbouw van exportsteun, vermindering van handelsverstorende binnenlandse steun en verruiming van markttoegang met specifieke resultaten voor katoen en disciplinering van gebonden voedselhulp.

• Industrieproducten door ambitieuze verruiming van de markttoegang voor producten uit ontwikkelingslanden in rijke landen en een evenwichtige marktopening in ontwikkelingslanden.

• Volledig vrije markttoegang voor alle producten van de MOLs in alle OESO-landen en rijke ontwikkelingslanden.

• Nederland heeft bijgedragen aan het tot stand komen van een akkoord over handelsfacilitatie en van effectieve Aid for Trade programma’s, waarin wordt gewerkt aan de aanpak van problemen die het gevolg zijn van liberalisering, aan steun bij implementatie van WTO-akkoorden en aan de opbouw van aanbods- en handelscapaciteit.

• De Nederlandse inzet tijdens de afronding van de onderhandelingen over de EPA’s heeft bijgedragen aan akkoorden die regionale integratie bevorderen, meer marktkansen bieden voor ACS-landen, oplossingen aandragen voor verminderde tariefinkomsten van overheden en ruimte bieden voor de ontwikkeling van hun productiepotentieel.

• Nederland heeft er ook in 2007 aan bijgedragen dat bij het ontwerpen van sanitaire en fyto-sanitaire maatregelen (SPS) en technische voorschriften (Technical Barriers to Trade, TBT) in de EU de effecten op ontwikkelingslanden expliciet worden meegewogen, zodat nieuwe productnormen zo min mogelijk handelsbelemmerend werken.

• Het bevorderen van de samenwerking tussen de OESO en een aantal opkomende economieën en gelijkgezinde landen, waaronder de zes EU lidstaten die nog geen lid zijn van de OESO (Cyprus, Estland, Letland, Litouwen, Malta en Slovenië). Deze samenwerking moet uiteindelijk leiden tot een weloverwogen toekomstige uitbreiding.

• Het in toenemende mate agenderen van globaliseringsvraagstukken in de OESO, dit mede met het oog op de bestaande wisselwerking tussen de OESO en de G8.

• Realisatie van Nederlandse betrokkenheid bij opvolging en – waar nodig en mogelijk – beinvloeding van G8 besluiten via bilaterale relaties en multilaterale fora.

Instrumenten/Activiteiten

Met andere ministeries (EZ, LNV en VROM) wordt gewerkt aan coalitievorming en gezamenlijke initiatieven met gelijkgezinde landen en het maatschappelijk middenveld. In de beleidsdialoog met partnerlanden, multilaterale en internationale organisaties worden de Nederlandse prioriteiten naar voren gebracht. Er wordt bijgedragen aan onderzoek waarbij de effecten van liberaliseringsopties op armen bestudeerd worden. Resultaten worden actief verspreid en bediscussiëerd. Handelsgerelateerde bilaterale en multilaterale technische assistentie wordt geboden. Het ambasadenetwerk wordt ingezet voor beter inzicht in opstelling en positie van (met name Afrikaanse) landen in internationale onderhandelingen voor beter begrip van de Nederlandse en EU-positie aan Afrikaanse zijde. Er wordt bijgedragen aan de IFI’s (zie de begroting van het ministerie van Financiën).

Operationele doelstelling 2Een significante vermindering van het percentage mensen dat moet rondkomen van minder dan een dollar per dag.

Armoedebestrijding is de hoofddoelstelling van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. Deze doelstelling sluit direct aan bij MDG 1. VN-organisaties en internationale financiële instellingen spelen een rol in het realiseren daarvan. Nederland volgt de wijze waarop zij de MDG’s operationaliseren en afstemmen met PRSP’s. Wereldbank en IMF houden zich ook bezig met de schuldenproblematiek. Nederland zet in op verfijning van de criteria die in het raamwerk voor schuldhoudbaarheid worden gehanteerd en op brede toepassing van dat raamwerk, opdat nieuwe onhoudbare schulden en daarbij behorende schuldverlichting voorkomen kunnen worden.

Ook in de bilaterale samenwerking staan de MDG’s en de koppeling aan de PRSP’s centraal, met sectorale en sectoroverstijgende hulp als organiserend principe, bij voorkeur in combinatie met hulpmodaliteiten die volledig in harmonie zijn met nationale plannen.

De samenwerking met particuliere organisaties en het bedrijfsleven draagt eveneens bij aan de realisatie van deze doelstelling. In het nieuwe MFS en in de afspraken met andere organisaties staat complementariteit centraal. Hiermee vindt wederzijdse versterking plaats tussen de interventies via het bilaterale (vooral op het macro-niveau gericht) en het particuliere kanaal (vooral op het micro-niveau gericht).

MDG1, het uitroeien van extreme armoede en honger, kent de volgende indicatoren:

Doelstelling 1: Het percentage mensen dat moet rondkomen van minder dan een dollar per dag moet in 2015 tot de helft zijn teruggebracht ten opzichte van 1990
IndicatorenSituatie 1990TussenstandDoel 2015Categorie
% van de bevolking dat minder dan $ 1 per dag te besteden heeft27,9%21,3% (2001)13,95%Ontwikkelingslanden
Armoedekloof-ratio (omvang x omvang van armoede)19,5%20,5% (2001)9,75%Sub Sahara Afrika
Doelstelling 2: Het percentage mensen dat honger lijdt, moet in 2015 tot de helft zijn teruggebracht ten opzichte van 1990
IndicatorenSituatie 1990TussenstandDoel 2015Categorie
% kinderenmet ondergewicht (jonger dan 5 jaar)33%28% (2003)16,5%Ontwikkelingslanden
% van de bevolking onder minimumniveau van energie-inname uit voedselconsumptie20%17% (2000–2002)10%Ontwikkelingslanden

De VN en de Wereldbank rapporteren over deze indicatoren.

Na te streven resultaten

• Nederland heeft 0,8% van zijn Bruto Nationaal Inkomen beschikbaar gesteld voor Officiële Ontwikkelingshulp (ODA).

• Alle partnerlanden beschikken over een nationale ontwikkelingsstrategie (PRSP’s) met meetbare armoede indicatoren en strategische prioriteiten, gekoppeld aan een Medium Term Expenditure Framework (MTEF).

• In het streven armoedebeleid meer te baseren op feiten en de betrokkenheid van de partnerlanden te vergroten, is de nationale en lokale capaciteit om armoede impact analyses uit te voeren toegenomen.

• Het raamwerk voor schuldhoudbaarheid als belangrijk punt op de multilaterale agenda wordt breed toegepast bij multilaterale en bilaterale donoren en bij ontvangende landen en commerciële kredieteninstellingen (export kredietverzekering).

Instrumenten/activiteiten

Het armoedebeleid richt zich op het ontwikkelen en toepassen van instrumenten die er zorg voor moeten dragen dat in programma’s voldoende aandacht wordt geschonken aan de positie van de armen en op processen die armoede beïnvloeden. Zo houdt het ministerie zich bezig met de kwaliteit van de Poverty Reduction Strategy Papers (PRSP), het stimuleren van Poverty and Social Impact Analysis (PSIA), de verantwoording van dienstverlenende instellingen aan de armen en met de positie van chronisch armen.

Door middel van capaciteitsontwikkeling bij overheidsinstellingen en maatschappelijke organisaties richt Nederland zich op het vergroten van het probleemoplossend vermogen en het versterken van lokale verantwoordingssystemen en stemt zijn hulpmodaliteiten op deze uitdaging af.

Nederland levert financiële bijdragen aan een aantal multilaterale organisaties dat zich inzet voor armoedebestrijding. De beleidsbeïnvloeding door Nederland in de beheersorganen van de VN-organisaties en in de Boards van de multilaterale ontwikkelingsbanken en het IMF is gericht op vergroting van effectiviteit en samenhang van deze organisaties. Ook worden zij financieel ondersteund om de beleidsmatige (MDG’s) en operationele (VN-coördinatie, aansluiting bij PRSP’s, PSIA’s, schuldhoudbaarheid) randvoorwaarden voor armoedebestrijding te verbeteren. Dit heeft ook in het bilaterale beleid prioriteit. VN-programma’s en fondsen waarvan het functioneren, door middel van per organisatie opgestelde scorecards, als goed wordt beoordeeld, ontvangen sinds 2006 meerjarige financiering. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan meer stabiele en voorspelbare financiering van de VN.

De Nederlandse benadering van de schuldenproblematiek richt zich op het voorkomen van nieuwe schuldencrises door ondersteuning van een zorgvuldiger leningenbeleid. Dit beleid wordt primair vormgegeven door de Wereldbank en het IMF en richt zich op leningverstrekkende instanties en overheden en leningontvangende overheden. Wereldbank en IMF maken in het kader van het raamwerk voor schuldhoudbaarheid gezamenlijke analyses van schuldhoudbaarheid, op grond waarvan per land wordt bepaald of, en in welke mate nieuwe schulden kunnen worden aangegaan. De uitvoering van het Multilateral Debt Relief Initiative (MDRI) zal de schuldhoudbaarheid in de nabije toekomst vergroten.

Operationele doelstelling 3

Een beter ondernemingsklimaat in de 36 partnerlanden en versterking van hun concurrentievermogen, zowel nationaal als internationaal.

Een gezond en concurrerend bedrijfsleven genereert inkomen en werkgelegenheid en draagt bij aan duurzame economische ontwikkeling en armoedebestrijding. Het beleid is daarom gericht op het stimuleren van de private sector als motor voor economische ontwikkeling in de partnerlanden. Daarbij staat de bijdrage aan armoedevermindering centraal (pro poor growth). Het beleid richt zich op de verbetering van het ondernemingsklimaat en op specifieke problemen van het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden. Het Nederlandse beleid concentreert zich vooral op het opheffen van knelpunten voor ondernemers op de volgende terreinen.

Knelpunten in de wet- en regelgeving komen onder meer tot uitdrukking in een gebrekkige rechtszekerheid en lange procedures voor ondernemers. Daarnaast heeft het betrekking op de regulering van en toezicht op financiële instellingen. Op het terrein van de markttoegang en -ontwikkeling spelen problemen die bedrijven hebben met het voldoen aan internationale producteisen, oorsprongregels en gebrek aan handelscapaciteit. Problemen in de financiële sector betreffen belemmeringen in de toegang tot krediet en andere financiële diensten. Voor infrastructuur zijn er onder meer tekortkomingen op het gebied van transport, energie, water en telecommunicatie. Ook zijn er knelpunten op het terrein van de bedrijfs- en organisatiecapaciteit en beroepsonderwijs. Dit gaat over gebrek aan kennis en capaciteit bij bedrijven over ondernemen en de veelal gebrekkige organisatiegraad van de private sector zelf. Tot slot richt het Nederlandse beleid zich ook op het verbeteren van het investeringsklimaat voor moderne energiediensten voor de armen.

Doelstelling: Een beter ondernemingsklimaat
Indicatoren20042015Categorie
De tijd die moet worden doorlopen om een bedrijf op te starten65,8 dagenAfnameLage inkomenslanden
De tijd die moet worden doorlopen om eigendom te registreren99,6 dagenAfnameLage inkomenslanden
De tijd die moet worden doorlopen om een contract te laten nakomen416 dagenAfnameLage inkomenslanden

Bron: Wereldbank.

Na te streven resultaten

• In twaalf partnerlanden zijn door ambassades bilaterale activiteiten ondersteund die specifieke knelpunten in de wet- en regelgeving aanpakken, waarbij rekening gehouden is met de activiteiten zoals uitgevoerd door de International Finance Corporation (IFC) en andere donoren. Dit heeft geleid tot een toename van de economische bedrijvigheid.

• Toegang tot markten: bilaterale investeringen in de opbouw van handelscapaciteit, in het bijzonder handelsfacilitatie, marktketenontwikkeling en het kunnen voldoen aan voedselveiligheid- en andere producteisen zijn toegenomen. De samenwerking met andere donoren en actoren op dit gebied is versterkt.

• Financiële sectorontwikkeling: de ontwikkelingsimpact van FMO neemt toe met 10%, onder andere door een toename van het financieringsvolume, maar ook door een verschuiving naar investeringen met een hogere impact1.

• Infrastructuur: verbeterde financieringsmodaliteiten voor infrastructuur op basis van de conclusies van de in 2006 gehouden evaluatie van het ORET en het MOL-fonds.

• Bedrijfs- en organisatiecapaciteit en beroepsonderwijs:

– De investeringsprojecten in het kader van het Programma Samenwerking Opkomende Markten (PSOM) leiden al in 2007 tot een lokale banengroei met 2500 fte.

– Het CBI zal 270 bedrijven opleveren die tot handel met de Europese markten zijn gekomen. Daarnaast zullen in onder andere Oost-Afrika en Vietnam een achttal capaciteitsopbouw activiteiten bij intermediaire handelsorganisaties worden voltooid. Cliënten van het CBI zullen ruim 180 000 keer informatie over de Europese markten ontvangen en naar verwachting zullen daarenboven ruim 1250 personen worden getraind in handel drijven met de Europese markten.

– De programma’s voor de brancheorganisaties van werkgevers, werknemers en boeren zijn operationeel en ondersteunen ongeveer 120 lokale organisaties (2,5 miljoen boeren).

• Publiekprivate partnerschappen in minstens vijftien landen produceren meetbare resultaten op het gebied van het ondernemersklimaat.

• Toegang tot energie beter verankerd in internationaal beleid en instrumenten: Investment Framework for Clean Energy dat door de Wereldbank wordt voorbereid en het Actieprogramma van de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling.

• PSOM is uitgebreid naar meer dan 41 ontwikkelingslanden.

Instrumenten/activiteiten

Om de verschillende knelpunten in het ondernemingsklimaat te helpen oplossen en capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden te bevorderen, ondersteunt Nederland bilateraal hervormingsprogramma’s in de diverse partnerlanden. Daarnaast draagt Nederland bij aan multilaterale initiatieven, onder meer van IFC en de Wereldbank. Ook participeert Nederland in een aantal publiekprivate partnerschappen en worden programma’s ondersteund waarin productenorganisaties in ontwikkelingslanden worden geholpen door branche- en beroepsgenoten zelf. Tot slot financiert Nederland programma’s die direct lokale bedrijven en financiële instellingen in ontwikkelingslanden helpen versterken, onder andere via de ontwikkelingsbank FMO, het agentschap CBI en de programma’s PSOM en PUM.

Wet- en regelgeving: Nederland draagt bij aan hervormingsprogramma’s ter verbetering van het ondernemingsklimaat in diverse partnerlanden, zowel bilateraal via de ambassades als multilateraal (IFC, Wereldbank, Investment Climate Facility).

Toegang tot markten: Nederland draagt via bilaterale programma’s bij aan de opbouw van handelscapaciteit en marktketenontwikkeling in diverse partnerlanden. Daarnaast participeert Nederland in een aantal publiekprivate partnerschappen.

Financiële sectorontwikkeling: de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO vergroot de investeringscapaciteit van bedrijven in ontwikkelingslanden door middel van financieringen, waarvan het MASSIF fonds en het Capacity Development programma nieuw zijn. Daarnaast draagt Nederland bij aan multilaterale initiatieven en een aantal publiekprivate partnerschappen.

Infrastructuur: bilateraal worden investeringen in infrastructuur ondersteund via ORET en het MOL-fonds van de FMO.

Bedrijfs- en organisatiecapaciteit en beroepsonderwijs: Nederland ondersteunt lokale bedrijvigheid en de opbouw van exportcapaciteit in ontwikkelingslanden via programma’s als PSOM, PUM en de activiteiten van het agentschap CBI. Daarnaast vindt samenwerking plaats met maatschappelijke organisaties en zijn er publiekprivate partnerschappen actief ter versterking van lokale branche- en beroepsorganisaties.

Zowel via de bilaterale programma’s als de internationale financiële instellingen en donoren, FMO, NGO’s en het bedrijfsleven, wordt ingezet om het ondernemingsklimaat voor moderne en duurzame energievoorzieningen voor de armen te versterken.

Operationele doelstelling 4

Verhoogde kwaliteit en effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking.

Verhoogde kwaliteit en effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking zijn essentieel voor het verwezenlijken van de MDG’s. Kwaliteit betreft de manier waarop donorlanden uitvoering geven aan het hulpbeleid en effectiviteit refereert aan de manier waarmee de partnerlanden de armoedeproblematiek aanpakken. Kwaliteit en effectiviteit zijn voorwaardescheppend voor het realiseren van armoedevermindering. Nederland spant zich in om bij de bilaterale en multilaterale samenwerking de kwaliteit en de effectiviteit te verhogen.

Nederland zal zijn positie als belangrijke donor handhaven in relevante en goed presterende VN-organisaties en internationale financiële instellingen, onder andere door een voortrekkersrol te vervullen in de door de minister voor Ontwikkelingssamenwerking opgerichte informele groep van gelijkgezinde landen, de zogeheten G-13. Nederland zet bij de VN in op het beginsel van «Four Ones»: één VN-kantoor, één VN-vertegenwoordiger, één VN-programma en -begroting en één VN-financieringsmechanisme. Het belang van betere en meer voorspelbare financiering wordt eveneens benadrukt. Daarnaast ondersteunt Nederland het hervormingsproces binnen de VN. De verwachtingen ten aanzien van het in februari 2006 door de SGVN ingestelde High-level Panelon system wide coherence zijn hooggespannen. De voorstellen van dit panel moeten leiden tot ingrijpende hervorming van de manier waarop de VN-organisaties op landenniveau samenwerken en tot betere resultaten voor de ontwikkelingslanden, met het oog op een efficiëntere en effectievere VN.

In de bilaterale samenwerking wordt zoveel mogelijk samengewerkt met andere donoren en ontvangende landen, waar mogelijk via begrotingssteun. Hierdoor wordt het mogelijk om inhoud te geven aan de verantwoordelijkheid van het ontvangende land, de voorspelbaarheid van donorbijdragen en coördinatie en harmonisatie van donorinspanningen.

In de meerjarige strategische planning is voor een aantal landen ook de de bestendiging van een bilaterale ontwikkelingssamenwerkingsrelatie aan de orde geweest. Ten aanzien van Kaapverdië, Sri Lanka en Vietnam is een brede relatie in termen van economische samenwerking, veiligheid en cultuur expliciet tot oriëntatiepunt genomen. In Suriname vormt de afronding van verdragsverplichtingen het oriëntatiepunt voor de toekomstige relaties. Bij de volgende generatie van meerjarige strategische plannen zullen meer operationele gevolgen moeten worden vastgelegd van mogelijke uitstroom uit de bilaterale ontwikkelingssamenwerking.

De Parijs Verklaring over Effectiviteit van de Hulp biedt het kader waarbinnen gewerkt kan worden aan verbetering van kwaliteit en effectiviteit van de hulp. Deze verklaring is door partnerlanden en donoren ondertekend en bevat doelstellingen waaraan in 2010 moet worden voldaan. Indicatoren zijn de doelstellingen uit de Parijs Verklaring.

Doelen Parijs VerklaringTarget NL 2007Paris Target 2010
1. Aantal landen waar hulp wordt gekanaliseerd via tussen partnerland en donoren overeengekomen Performance Assessment Frameworks.18%36%
2. Percentage hulp verstrekt in de vorm van programmahulp.50%66%
3. Percentage hulp voor overheidssector verstrekt via lokale systeem van openbare financiën en/of procurement van het partnerland.12%50% reductie van «gap»1
4. Percentage hulp voor overheidssector gerapporteerd aan ministerie van Financiën ten behoeve van nationale begroting van partnerland.80%95%
5. Percentage hulp betaald conform met andere donoren en partnerland overeengekomen tijdspaden in jaarlijkse en meerjarige raamwerken (voorspelbaarheid).75%90%
6. Percentage hulp voor capaciteitsopbouw via gecoördineerde programma’s en consistent met nationale ontwikkelingsstrategie.30%50%
7. Aantal parallelle Project Implementation Units (PIU’s)Geen nieuwe PIU’s66%
  absolute reductie
8. Percentage van veld- en review-misies, die donoren gezamenlijk uitvoeren.25%40%
9. Percentage van analytische studies, die donoren gezamenlijk uitvoeren.50%66%
10. Aantal landen waar partnerland en donoren een wederzijdse beoordeling uitvoeren met betrekking tot de implementatie van de afspraken van de Parijs Verklaring.14%100%

1 Deze target is geformuleerd als een gemiddelde reductie van 50% van het aandeel van de hulp dat niet via de systemen van de partnerlanden wordt verstrekt (de «gap»).

Na te streven resultaten

• Nederland heeft bijgedragen aan besluitvorming over en implementatie van de aanbevelingen van het High-level Panel on system wide coherence die moeten leiden tot betere coördinatie en samenhang van de VN-activiteiten op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.

• Afspraken gemaakt in de Parijs Verklaring zijn door Nederland uitgevoerd

• Nederland blijft voorop lopen op het gebied van effectiviteit van hulp en beleidscoherentie, en streeft naar het behouden van de koppositie op de onafhankelijke index voor ontwikkelingsvriendelijkheid van hulp van rijke aan arme landen (Commitment tot development index).

• Resultaatbereiking en resultaatmeting in de 36 partnerlanden van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking zijn versterkt.

• De in 2006 bereikte resultaten in de prioritaire sectoren en thema’s en de relevantie van de Nederlandse inzet daarbij in de 36 partnerlanden zijn in kaart gebracht.

• Het Support Programme on Institutional and Capacity Development (SPICAD) is in 2007 in twaalf partnerlanden de uitvoering van het armoedebeleid versterkt op het gebied van institutionele en politieke veranderingskrachten, capaciteitsontwikkeling in sectoren en publieke sector hervormingen

Instrumenten/activiteiten

Om inzicht te verwerven in de effectiviteit van VN-organisaties op landenniveau vindt regelmatige monitoring plaats door gelijkgezinde landen via het Multilateral Organisations Performance Assessment Network (MOPAN)-instrument. MOPAN is te vergelijken met een klantenonderzoek betreffende ervaringen en percepties op landenniveau. Tevens wordt aan Nederlandse ambassades in de partnerlanden regelmatig gevraagd naar hun bevindingen met de organisaties. De verzamelde bevindingen worden gebruikt bij interne oordeelsvorming over de effectiviteit van de organisaties en gebruikt bij het overleg tussen Nederland en de VN-organisaties. De resultaten bepalen mede de hoogte van de bijdrage. Nederland stimuleert samen met EU-partners het hervormingsproces van de VN door politieke steun voor de hervormingen en druk op individuele VN-organisaties.

Ten behoeve van de uitvoering van de Parijs Verklaring wordt in 2007 speciale aandacht geschonken aan versterking van de effectiviteitsagenda binnen de EU. Met minder gelijkgezinde donoren wordt de dialoog gezocht om ook hun betrokkenheid daarbij te versterken. Aan de implementatie van de Parijs Verklaring binnen het ministerie wordt door hoofdkantoor en ambassades samengewerkt. Track record analyses en jaarplannen van de ambassades leveren onder meer informatie over harmonisatie activiteiten. Monitoring van de Parijs Verklaring vindt plaats in het kader van de OESO/DAC Working Party on Aid Effectiveness.

In de partnerlanden zal Nederland uitvoering geven aan de gezamenlijk overeengekomen aanbevelingen van de derde Roundtable on Managing for Development Results die begin 2007 in Vietnam zal worden gehouden en die vooral gericht zal zijn op de versterking van lokale capaciteit op het gebied van het verzamelen en analyseren van ontwikkelingsrelevante informatie.

In mei 2007 ontvangt het Parlement het BZ-jaarverslag en een rapportage van de in 2006 bereikte resultaten in de 36 partnerlanden op de prioritaire thema’s. In de rapportage zal worden aangegeven welke rol de financiële en niet-financiële inzet daarbij heeft gespeeld, gespecificeerd naar het multilaterale en bilaterale kanaal.

In 2007 worden voorbereidingen getroffen voor het opstellen van de Meerjarige Strategische Plannen voor de periode 2009–2013. Het betreft voornamelijk analyse van behaalde resultaten en toekomstige trends. Aandacht zal geschonken worden aan de kwaliteit van de armoedeanalyse, de mogelijke gevolgen van schaalvergroting van de hulp en aan de eisen die dit stelt aan de hulparchitectuur en de absorptiecapaciteit in de ontvangende landen.

Operationele doelstelling 5

Verhoogde kwaliteit en effectiviteit van de Nederlandse handelsen investeringsbevordering.

In het Nederlandse buitenlandbeleid komt de nadruk steeds meer te liggen op het economische belang van Nederland in het buitenland. De buitenlandse handel is van groot belang voor een evenwichtige groei van de Nederlandse economie. De ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken en het EZ-agentschap «EVD, Internationaal ondernemen en samenwerken» werken gezamenlijk aan het scheppen van gunstige voorwaarden voor en het geven van nieuwe impulsen aan de internationale economische activiteiten van burgers en bedrijven. Daar waar buitenlandse handel en investeringen een agrarische component hebben, maakt ook LNV deel uit van de «economische driehoek». Het Nederlands postennet in het buitenland is een belangrijke schakel in de dienstverlening en informatievoorziening aan het bedrijfsleven. Deze inspanningen hebben tot doel concreet bij te dragen aan duurzame groei van de Nederlandse economie.

Na te streven resultaten

• Herkenbare en vraaggerichte overheidsdienstverlening door in te spelen op de behoefte van het bedrijfsleven door de flexibele inzet van mensen en instrumenten.

• Met behulp van regiovergelijkingen nieuwe markten in kaart brengen.

• Het instrument «individuele marktbewerking» is breder ingezet.

• Verbeterde communicatie en uitwisseling van informatie tussen het ministerie en het internationaal opererend en georganiseerd bedrijfsleven op verschillende niveaus in Den Haag en op de ambassades.

• Een aanvang is gemaakt met de introductie van een geavanceerd klantenbeheersysteem om de dienstverlening van het ambassadenet en de EVD te optimaliseren.

• Efficiëntere en effectievere visumverlening aan bonafide zakenmensen.

Instrumenten/activiteiten

EZ, BZ en EVD hebben een categorisering ingesteld met betrekking tot de economische dienstverlening door de ambassades. Om de duidelijkheid te vergroten wordt uniforme dienstverlening aangeboden in alle landen binnen dezelfde categorie. Dankzij geautomatiseerde rapportagesystemen en klanttevredenheidsonderzoeken worden dienstverlening en samenwerking geoptimaliseerd. Daarnaast wordt geïnvesteerd in opleidingen van (lokale) handelsmedewerkers op de ambassades om de vraag van het Nederlandse bedrijfsleven en in het bijzonder het MKB beter te kennen en te kunnen beantwoorden. Ter bevordering van de onderlinge samenwerking en uitwisseling van kennis en ervaring tussen BZ, EZ en EVD worden over en weer medewerkers geplaatst.

Het postennet is in een aantal landen aangevuld met Netherlands Business Support Offices (NBSO’s). Met NBSO’s kan snel worden ingespeeld op ontwikkelingen in de markt en op de behoeften van het bedrijfsleven. NBSO’s ondersteunen individuele bedrijven bij het betreden van moeilijk toegankelijke markten. Kernactiviteiten van de NBSO’s zijn het opzetten van een netwerk van lokale overheden en bedrijfsleven, het maken van marktscans voor het bedrijfsleven en het ondersteunen van handelsmissies vanuit Nederland en Holland promotie.

Om specifiek in te spelen op de vraag naar Nederlandse technologieën en kennis in de agribusiness sector worden Netherlands Agricultural Business Support Offices (NABSO’s) en Centra voor Kennis- en Technologie-overdracht (CKT) ingezet. Zij ondersteunen de Nederlandse Agribusiness bij de markttoegang en de marktbewerking.

D. Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding 
  200420052006200720082009
 Beleidsdoorlichtingen      
4.2Effectiviteit armoedebestrijding bilaterale ontwikkelingssamenwerking   X  
4.3Ondernemingsklimaaten concurrentievermogen in ontwikkelingslanden, zowel nationaal als internationaal    X 
 Effectenonderzoekex post en overige evaluatieonderzoek      
4.1Afrikabeleid   X  
4.1MDG8 rapport (monitoringsysteem)X X   
4.2Locatie-specifieke armoedevermindering (Tanzania)X     
4.2Stedelijke armoedebestrijding   X  
4.2Gezamenlijke evaluatie enabling development policy WFP X    
4.2Onafhankelijke evaluatieIFAD X    
4.2Onafhankelijke evaluatieFAO   X  
4.3Handelsgerelateerde technische assistentie X    
4.3Opbouw handelscapaciteit op het gebied van Sanitary en Phytosanitary Standards   X  
4.3Thematische evaluaties rurale ontwikkeling en sectoralebenadering X    
4.3FMO(verschillende evaluaties: A-financieringen, MASSIF, NIMF, MOL-fonds, CD)X X XX
4.3ORET/MILIEVprogrammabreed 1999–2004  X   
4.3ORET/MILIEVin China  X   
4.4Sectoralebenadering X    
4.4Begrotingssteun X    
4.4Harmonisatieen alignment Zambia    X 
4.4Exitstrategieën (in Nordic+ verband)   X  
4.4Bijdragen aan UN Development Group Country Coordination Fund (met DFID)  X   
4.4Resultaten in ontwikkeling (monitoringsysteem) X X X
4.5Netherlands Business Support Offices (NBSO) netwerk in samenhang met met het Netherlands Agricultural Business Support Offices (NABSO) netwerk   X  

BELEIDSARTIKEL 5: TOEGENOMEN MENSELIJKE ONTPLOOIING EN SOCIALE ONTWIKKELING

Algemene beleidsdoelstelling

Ontwikkeling kan slechts duurzaam zijn als naast economische groei aandacht wordt besteed aan het milieu en aan de ontwikkeling van mens en maatschappij, met extra aandacht voor kwetsbare groepen als vrouwen en kinderen. Daarom zijn dit belangrijke aandachtspunten in het Nederlandse beleid.

Goed basisonderwijs in ontwikkelingslanden geeft kinderen perspectief. Het draagt bij aan een betere en gelijker verdeling van de kansen van armen en aan versterking van hun sociale, economische en politieke weerbaarheid, hetgeen een voorwaarde is voor duurzame ontwikkeling. In lijn met de motie-Hessing zal in deze kabinetsperiode 15% van het ontwikkelingsbudget worden besteed aan alfabetisering, basisonderwijs en lager beroepsonderwijs.

Nederland investeert niet alleen in basisonderwijs en beroepsonderwijs maar ook in hoger onderwijs en onderzoek. De ontwikkeling en toepassing van kennis kan immers de motor vormen voor de sociale en economische vooruitgang die nodig is voor het behalen van de MDG’s. Met het onderzoeksbeleid en de programma’s voor internationaal onderwijs levert Nederland een bijdrage aan het ontwikkelen en toepassen van kennis, en aan capaciteitsversterking in de partnerlanden op het gebied van hoger onderwijs en onderzoek. Nederland heeft op deze terreinen veel te bieden. Extra intensiveringen van deze programma’s zijn in de komende jaren dan ook voorzien.

Ruim 40 miljoen mensen zijn geïnfecteerd met hiv/aids. Elke dag komen daar 14 000 mensen bij. Vrouwen, jongeren en kinderen zijn extra kwetsbaar en worden zwaar getroffen door de gevolgen van de pandemie. Het zwaartepunt van de pandemie ligt in Afrika. Doemscenario’s dreigen echter ook voor de Caraïben, Azië en de Kaukasische en Centraal-Aziatische republieken. Zonder grote extra inspanningen zullen in het jaar 2010 70 miljoen mensen met hiv geïnfecteerd zijn. Daarmee is aids niet alleen een gezondheidsprobleem; het heeft consequenties in alle sectoren. De pandemie bedreigt de duurzame economische ontwikkeling en daarmee de stabiliteit. De bestrijding van hiv/aids is dan ook een prioriteit voor Nederland.

Reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), eveneens een beleidsprioriteit, betreft het recht van ieder mens – jong of oud, man of vrouw – op adequate informatie en dienstverlening rondom seksualiteit en voortplanting. Er is een direct verband met aidsbestrijding, immers, alleen door mensen goed te informeren en ze te voorzien van de juiste middelen kan aidspreventie effectief zijn. Nederland is sinds de International Conference on Population and Development in Caïro (ICPD 1994) een voortrekker op het gebied van SRGR. De Nederlandse doelstellingen zijn het bewerkstelligen van politieke steun voor dit thema en een sterke focus op de uitvoering en financiering van de Caïro-agenda. Er is een duidelijk verband tussen deze agenda en armoedebestrijding, onderwijs, gezondheid en duurzame ontwikkeling. De voortgang op het gebied van aids-bestrijding en verbetering van reproductieve gezondheid is afhankelijk van het functioneren van de gezondheidssector. Met name in Sub-Sahara Afrika is het systeem van gezondheidszorg ernstig verzwakt door de beperkte middelen die overheden ter beschikking stellen voor de gezondheidssector en personeel. Lage salarissen en gebrekkige middelen om goed te werken leiden tot migratie en het wegtrekken uit deze sector. Daar bovenop is er ziekte en uitval van personeel ten gevolge van hiv/aids. Nederland draagt bij aan en bepleit internationaal aandacht voor versterking van de gezondheidszorg, onder andere door betere arbeidsomstandigheden voor gezondheidspersoneel.

Een krachtig maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden is een bouwsteen voor duurzame ontwikkeling. Daarom zet Nederland naast hulp via het bilaterale en multilaterale kanaal ook via het particuliere kanaal in op hulp aan maatschappelijke organisaties die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een sterk maatschappelijk middenveld.

Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke en sociale ontwikkeling
Bedragen in EUR 10002005200620072008200920102011
Verplichtingen713 8954 613 520572 196943 173667 2712 897 271682 271
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal1 190 1211 551 5491 634 3161 709 3161 706 5701 739 1841 629 184
5.1 Onderwijs218 573435 143521 035542 422542 422542 422542 422
  Juridisch verplicht  53%21%19%16%14%
  Overig verplicht  47%79%81%83%84%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%1%2%
5.2 Kennisontwikkeling103 425122 258130 126145 126160 126175 126175 126
  Juridisch verplicht  86%14%6%4%3%
  Overig verplicht  9%77%77%78%79%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  5%9%17%18%18%
5.3 Gender3 2663 7204 7223 720410410410
  Juridisch verplicht  66%98%0%0%0%
  Overig verplicht  0%0%0%0%0%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  34%2%100%100%100%
5.4 Hiv/aids200 621257 921272 244265 942253 958251 572251 572
  Juridisch verplicht  70%18%15%13%11%
  Overig verplicht  30%55%60%60%60%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%27%25%27%29%
5.5 Reproductieve gezondheid97 457101 90793 71597 86584 10584 10584 105
  Juridisch verplicht  96%37%59%40%35%
  Overig verplicht  0%0%0%5%3%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  4%63%41%55%62%
5.6 Participatie civil society566 779630 600612 474654 474665 549685 549575 549
  Juridisch verplicht  7%6%2%1%0%
  Overig verplicht  20%20%20%20%20%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  73%74%78%79%80%

Operationele doelstelling 1

Alle kinderen, zowel jongens als meisjes, hebben de mogelijkheid om volledig basisonderwijs te doorlopen, en alle jongeren en volwassenen hebben de mogelijkheid om te komen tot een hogere alfabetiseringsgraad en om beter lager beroepsonderwijs te volgen.

Onderwijs is een belangrijk instrument in de strijd tegen armoede en in het belang van duurzame ontwikkeling. Nederland heeft zich daarom gecommitteerd aan de MDG’s voor onderwijs. Speciale aandacht is er voor het uitbannen van sekseverschillen in het onderwijs, aandacht voor SRGR en hiv/aids en verbetering van de kwaliteit en relevantie van het onderwijs.

Voor het bereiken van MDG’s 2 en 3 is echter meer nodig dan investeren in formeel primair onderwijs. Het Nederlandse beleid beperkt zich dan ook niet tot verbetering van kwaliteit van en toegang tot het primair onderwijs, maar gaat uit van een breder begrip van basisonderwijs. Daartoe behoren ook alternatieve onderwijsvormen gericht op kwetsbare en moeilijk te bereiken groepen, voorschoolse vorming, alfabetisering, volwassenenonderwijs, lager beroepsonderwijs en beroepstrainingen. Dit sluit aan bij de internationaal afgesproken doelstellingen voor Education for All, waaraan Nederland zich op internationale conferenties eveneens heeft gecommitteerd. Het behalen van de internationale onderwijsdoelstellingen draagt ook bij aan de verwezenlijking van andere MDG’s, zoals het terugdringen van armoede, honger, moederen kindersterfte, hiv/aids en andere ziekten.

MDG 2, basisonderwijs voor alle kinderen, kent een aantal indicatoren:

Doelstelling 3: In 2015 moeten alle kinderen in alle landen, zowel jongens als meisjes, de mogelijkheid hebben volledig basisonderwijs te doorlopen
IndicatorenSituatie 1990TussenstandDoel 2015Categorie
% kinderennaar basisschool van totaal aantal kinderen79,5%83,2% (2002–2003)100%Ontwikkelingslanden
% kinderendat basisschool afmaakt80,7%81,2% (2002)100%Ontwikkelingslanden

De VN en de Wereldbank rapporteren over deze indicatoren.

Na te streven resultaten

• In 2007 besteedt Nederland 15% van zijn ODA-uitgaven aan basisonderwijs

• Verbeterd beroepsonderwijs en -trainingen, lager voortgezet onderwijs, volwassenenonderwijs, non-formeel onderwijs en voorschoolse vormen in minimaal tien onderwijspartnerlanden door verdere uitbreiding van de Nederlandse steun.

• Mede dankzij Nederlandse ondersteuning zal in 2007 in de partnerlanden de kwaliteit van het onderwijs verbeteren en/of het aantal kinderen dat toegang heeft tot basisonderwijs toenemen. Onder andere in Jemen groeit het aantal leerlingen van 5,65 naar 5,85 miljoen; in Ethiopie van 11,5 naar 13,5 miljoen; in Burkina Faso van 1,47 naar 1,59 miljoen; in Tanzania van 7,5 naar 7,7 miljoen. Bangladesh traint en recruteert 52000 onderwijzers, bouwt 7 500 nieuwe schoollokalen en verspreidt 65 miljoen schoolboeken; Bolivia start een campagne om in 30 maanden het analfabetisme uit te roeien.

• De rol van het lokale maatschappelijk middenveld als dialoogpartner met overheden op het gebied van basisonderwijs in de onderwijspartnerlanden wordt in 2007 verder versterkt. Ook daarna wordt hieraan gewerkt, opdat hun belangen en visie in het beleid vorm krijgen.

• Verbeterde integratie van hiv/aids, srgr en gender in nationale onderwijsplannen van tien partnerlanden dmv de beleidsdialoog.

• De steun aan rehabilitatie van het onderwijs in (post)conflictlanden wordt uitgebreid.

Instrumenten/Activiteiten

In de bilaterale samenwerking met vijftien onderwijspartnerlanden steunt Nederland de uitvoering van nationale onderwijssectorplannen. Andere landen worden gesteund via zogenoemde stille partnerschappen (silent partnerships) en via het Catalytic Fund van het Fast Track Initiative (FTI), een internationaal partnerschap voor intensivering van de inspanningen in onderwijs, waarin Nederland een voortrekkersrol speelt. Binnen het FTI wordt het Catalytic Fund omgevormd tot een lange termijn en meer voorspelbaar financieringsmechanisme. Op multilateraal niveau ondersteunt Nederland onderwijsactiviteiten van diverse VN-organisaties en de Wereldbank. Het belang dat Nederland hecht aan de rol van het maatschappelijk middenveld op onderwijsgebied komt tot uitdrukking in de samenwerking en beleidsafstemming met NGO’s in Nederland en in de partnerlanden. Daarnaast wordt samengewerkt met relevante internationale NGO’s, zoals Education International/Global Campaign for Education ter versterking van de rol van het lokale maatschappelijk middenveld en onderwijsbonden in de onderwijssector.

Operationele doelstelling 2

Versterking van het gebruik van kennis en onderzoek in beleid en praktijk van ontwikkelingssamenwerking en versterking van tertiair onderwijs- en onderzoekscapaciteit in partnerlanden. Vermindering van kwalitatieve en kwantitatieve tekorten aan geschoold middenkader.

Voor het bereiken van de MDG’s is het noodzakelijk dat ontwikkelingslanden beschikken over een goed functionerend midden- en hoger kader. Daarom gaat Nederland meer investeren in het vergroten van de capaciteit voor hoger onderwijs en onderzoek in deze landen. De nadruk in het beleid ligt op de bijdrage van kennis en onderzoek aan maatschappelijke en technologische innovatie, reden waarom de samenwerking tussen beleid, praktijk, onderwijs en wetenschap veel nadruk krijgt.

Om de rol van kennis en onderzoek in ontwikkelingssamenwerking te versterken, gaat het ministerie door met de inhaalslag die in 2005 is gestart op het gebied van kennisontwikkeling en -toepassing, teneinde de kwaliteit van ontwikkelingssamenwerking te verbeteren.

Na te streven resultaten

• Integratie van kennis en onderzoek in bilaterale, thematische en regionale programma’s van het ministerie op basis van kennis- en onderzoeksstrategieën.

• Versterking van strategische kennis- en onderzoeksorganisaties die bijdragen aan het lerend en innoverend vermogen van beleidsmakers, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

• Intensievere samenwerking tussen wetenschappers, beleidsmakers, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties met als doel de kwaliteit en relevantie van onderzoek en kennis te vergroten.

• Vermindering van het tekort aan geschoold middenkader in 57 landen

• Versterking van de capaciteit van het tertiair onderwijs in vijftien landen in 2010.

Instrumenten/activiteiten

Onderzoek vormt een integraal onderdeel van de thematische en bilaterale programma’s van het ministerie. Ambassades dragen bij aan lokale capaciteitsversterking op het gebied van kennis en onderzoek op basis van hun meerjarig strategisch plan. Thematische en regionale directies bevorderen onderzoek binnen hun eigen beleidsterrein op basis van kennis- en onderzoeksstrategieën. Het programma«Onderzoek en Innovatie» richt zich op intermediaire organisaties en netwerken met een thema-, sector- of landenoverstijgend karakter.

Versterking van de relatie tussen beleidsmakers en wetenschappers is een van de manieren om bij te dragen aan het bereiken van de MDG’s. Behalve via meerjarige overeenkomsten tussen ministerie en kennisinstituten in het kader van de IS-academie gebeurt dat via financiering van strategisch onderzoek, workshops, uitwisselingen en netwerken in Nederland en ontwikkelingslanden. Om de effectiviteit van de steun aan hoger onderwijs, beroepsonderwijs en onderzoek te vergroten, werkt het ministerie samen met deskundige Nederlandse onderwijs- en onderzoeksorganisaties, zoals de VSNU, de HBO-Raad, de NWO/WOTRO en de NUFFIC.

Het Nederlandse internationaal onderwijsprogramma vergroot de capaciteit van het tertiair onderwijs en vermindert de tekorten aan geschoold middenkader. De vraag uit ontwikkelingslanden is daarbij richtinggevend. Het Netherlands Programme for Institutional Strenghtening of Post-Secondary Education and Training Capacity (NPT) richt zich met name op het versterken van het hoger onderwijs in ontwikkelingslanden. Het Netherlands Fellowship Programme (NFP) verleent beurzen aan professioneel middenkader. Beide programma’s worden beheerd door de NUFFIC. Het NFP is in 57 landen operationeel, het NPT in vijftien landen. Daarnaast houdt het programma Samenwerking Internationale Instituten (SII) zich bezig met capaciteitsversterking en training binnen het hoger onderwijs in ontwikkelingslanden waarbij instituten worden ondersteund die een regionale betekenis hebben.

Operationele doelstelling 3

Gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen. Daartoe is de zeggenschap van vrouwen vergroot.

Ook in 2007 blijft het verminderen van ongelijkheid tussen vrouwen en mannen en emancipatie van vrouwen expliciete actie vergen binnen het buitenlandbeleid. Om gender systematisch te verankeren in het buitenlandbeleid zijn specifieke werkterreinen geïdentificeerd waar Nederland een verschil kan maken: bij de naleving van mensenrechtenafspraken, armoedebestrijding voor duurzame ontwikkeling en rondom conflictsituaties.

Het vergroten van zeggenschap van vrouwen draagt bij aan het oplossen van conflicten en aan een veilige, stabiele en leefbare wereld. Veiligheid is een voorwaarde voor vrouwen om kansen te kunnen benutten. Er is geen ontwikkeling zonder veiligheid en er is geen ontwikkeling zonder de ontwikkeling van vrouwen. Nederland staat voor de participatie van vrouwen aan de onderhandelingstafel, het betrekken van vrouwen en kinderen bij demobilisatieprocessen en aandacht voor man/vrouw verhoudingen bij de verlening van humanitaire hulp en tijdens wederopbouwprocessen. VN Veiligheidsraad resolutie 1325 vormt het formele kader voor de activiteiten op dit terrein.

Tijdens de evaluatie van de voortgang van de MDG’s in september 2005, bleek dat de realisatie van MDG 3 achterblijft, terwijl deze een voorwaarde is voor het bereiken van armoedebestrijding en duurzame economische ontwikkeling. Om de doelstellingen in 2015 te bereiken zijn krachtige extra impulsen nodig, zowel politiek als financieel. De strategieën die gehanteerd worden om gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bewerkstelligen blijven stroomlijnen en positieversterking van vrouwen. Onderzoek in 2005 heeft uitgewezen dat de laatste tien jaar vrouwenrechtenorganisaties steeds minder financiering krijgen. In het bijzonder geldt dit voor organisaties die zich met de bevordering van seksuele en reproductieve rechten bezighouden. Tegelijk weten we dat het stroomlijnen van gender in de praktijk moet worden afgedwongen. Dat kan alleen als organisaties die zich inzetten voor gelijke rechten voor vrouwen en gelijke toegang van vrouwen tot dienstverlening krachtig genoeg zijn om overheden ter verantwoording te roepen.

MDG 3, stimuleren van gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen en vergroten van de zeggenschap van vrouwen, kent een aantal indicatoren:

Doelstelling 4: Wegwerken van genderongelijkheid in het basis- en voortgezet onderwijs, bij voorkeur al te realiseren in 2005, en uiterlijk in 2015 op alle onderwijsniveaus.
IndicatorenSituatie 1990TussenstandDoel 2015Categorie
Verhouding van het aantal meisjes t.o.v. jongens in het basis- en middelbaar onderwijs87%92% (2001–2002)100% (in 2005)Ontwikkelingslanden
Verhouding van het aantal meisjes t.o.v. jongens in het hoger onderwijsNiet bekend89% (2001–2002)100%Ontwikkelingslanden
Verhouding van het aantal geletterde vrouwen t.o.v. mannen tussen 15 en 24 jaar88%91% (2002–2004)100%Ontwikkelingslanden

De VN en de Wereldbank rapporteren over deze indicatoren.

Na te streven resultaten

• Het actieplan van de Wereldbank om via de leningenportefeuille en door middel van quick impact initiatives de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen, wordt uitgevoerd.

• UNDP’s corporate gender strategy is conform plan uitgevoerd; adequate follow-up is gegarandeerd.

• De evaluatie van UNHCR heeft duidelijke aanbevelingen opgeleverd voor verdere implementatie van het UNHCR-plan om gender te stroomlijnen; UNHCR heeft zich eraan verbonden deze uit te voeren.

Genderaspecten zijn geïntegreerd in de beleidskaders van post-conflictlanden Sudan, Congo, Afghanistan en Burundi. In het kader van vredesoperaties is, in samenwerking met het Ministerie van Defensie, de aandacht voor vrouwen en meisjes in DDR-(Demobilisation, Disarmament and Reintegration) en SSR-beleid (Security Sector Reform) vergroot; er wordt gewerkt aan bestrijding van seksueel geweld en aan aidspreventie.

• In tien partnerlanden worden de sectorale en armoedestrategieën uitgevoerd op een zodanige wijze dat vrouwen en meisjes meer kansen krijgen voor ontwikkeling.

• Het door Nederland gefinancierde maatschappelijk middenveld wordt systematisch gemonitord voor wat betreft de inzet op het bijdragen aan gelijkheid van mannen en vrouwen en aan vrouwenemancipatie.

Instrumenten/activiteiten

Nederland heeft samen met enkele andere donoren een katalyserende rol gespeeld bij de totstandkoming van een «gender actieplan» van de Wereldbank. Samen met andere donoren zal Nederland in goed lopende sectoren/landen een extra inspanning plegen om MDG 3 te bereiken.

De principes van de Parijs Declaratie worden gebruikt om op geharmoniseerde wijze gelijkheid tussen mannen en vrouwen en vrouwenemancipatie te bevorderen. In Joint Assistance Strategies, de overeenkomsten tussen donoren om de nationale armoedestrategieën van de partnerlanden te ondersteunen, streeft Nederland expliciete afspraken na over de bevordering van gelijkheid van mannen en vrouwen. In DAC verband zijn ervaringen terzake in de nieuwe hulpcontext gedocumenteerd en vertaald in nieuwe richtlijnen voor donoren.

Via beleidsdialoog met het maatschappelijk middenveld en MFS partners wordt hun bijdrage aan het bevorderen van vrouwenemancipatie gevolgd. Via allianties met MFS partners en andere donoren wordt ernaar gestreefd de afname van de financiering voor vrouwenrechten een halt toegeroepen.

Operationele doelstelling 4

Een halt aan de verspreiding van hiv/aids, malaria en andere levensbedreigende ziekten.

Ook in 2007 blijven preventie en het opvangen van de gevolgen van de aids epidemie de uitdaging. Hiv/aids brengt niet alleen hoge medische kosten met zich mee maar leidt ook tot uitholling van het arbeidspotentieel en zet zo een rem op duurzame economische ontwikkeling. Aidspreventie werkt, maar programma’s zijn te kleinschalig en bereiken daardoor te weinig mensen. Integratie van interventies met seksuele en reproductieve gezondheid en -rechten en met positieversterking van vrouwen leidt tot betere en meer duurzame resultaten.

De aidsnotitie (TK 2003/2004, 29 648, nr. 1) blijft richtinggevend voor de uitvoering van het Nederlands hiv/aids buitenlandbeleid. Nederland zet in op drie thema’s: 1) versterking van draagvlak voor de wereldwijde strijd tegen aids, 2) verbetering van coördinatie van de Aids Response, zowel in ontwikkelingslanden als internationaal en 3) vergroting van de capaciteit in ontwikkelingslanden. Deze doelstellingen raken nagenoeg alle terreinen van het buitenlandbeleid. Het programma concentreert zich op Afrika waar de prevalentiecijfers het hoogst zijn.

Het kader voor het Nederlandse hiv/aids beleid wordt gevormd door de MDG’s (met name 3, 4, 5 en 6) in samenhang met de internationale afspraken over hiv/aids en seksuele en reproductieve gezondheid en -rechten, zoals het Programme for Action van de International Conference on Population and Development (ICPD, Caïro 1994), de vervolgconferentie in 1999 (ICPD + 5) en de Declaration of Commitment uit 2001 (UNGASS inzake hiv/aids) en de Comprehensive Review and High Level Meeting on hiv/aids (juni 2006). Dit kader bepaalt ook de nauwe samenhang tussen Operationale doelstellingen 5.4 en 5.5.

In de partnerlanden wordt ook de versterking van basisgezondheidsstelsels ondersteund. Effectief functionerende gezondheidsstelsels zijn mede bepalend voor de voortgang van aidsbestrijding en andere levensbedreigende ziektes.

MDG 6, een halt toeroepen aan hiv/aids, malaria en andere ziekten, kent een aantal indicatoren:

Doelstelling 7: Voor 2015 een halt toeroepen aan de verspreiding van hiv/aids, en beginnen met de terugdringing ervan
IndicatorenSituatie 1990TussenstandDoel 2015Categorie
% hiv infecties2,5%7,0% (2004)Minder dan 7,0%Sub Sahara Afrika
Aantal aids doden in miljoenen0,25 miljoen3,1 miljoen (2004)Minder dan 3,1Sub Sahara Afrika
% vrouwen (15–25 jaar) dat voorbehoedsmiddel (condoom) gebruiktNiet bekend25% (1999–2003)Meer dan 25%Sub Sahara Afrika
% mannen (15–25 jaar) dat voorbehoedsmiddel (condoom) gebruiktNiet bekend43%Meer dan 43%Sub Sahara Afrika
Doelstelling 8: Voor 2015 een halt toeroepen aan de verspreiding van malaria en andere levensbedreigende ziekten, en beginnen met de terugdringing ervan
IndicatorenSituatie 1990TussenstandDoel 2015Categorie
Aantal doden per 100 000 t.g.v. malariaNiet bekend166 (2003)Minder dan 166Ontwikkelingslanden
Aantal doden per 100 000 t.g.v. tuberculose145153 (2003)Minder dan 153Ontwikkelingslanden
% tuberculose gediagnostiseerd met de DOTS-methode29% (2000)46% (2003)Meer dan 46%Ontwikkelingslanden
% tuberculose genezen met de DOTS-methode81% (1999)82% (2002)Meer dan 82%Ontwikkelingslanden

De VN en de Wereldbank rapporteren over deze indicatoren.

Na te streven resultaten

• De aids-problematiek is geagendeerd op belangrijke internationale bijeenkomsten over onderwijs, handel, mensenrechten, goed bestuur, migratie, landbouw, conflictpreventie en humanitaire hulpverlening.

• Activiteiten van de private sector in aids-preventie en behandeling breiden zich uit, waarbij de input van Nederland zich vooral richt op garanderen van toegang van armen en consistentie van nationaal beleid. Tevens wordt het eerste programma op het gebied van publiek-private financiering van ziektekosten (Health Insurance Fund) uitgevoerd, waardoor circa 100 000 gezinnen toegang krijgen tot betrouwbare en goede gezondheidszorg.

• De samenwerking met de VS is op onderdelen van hiv/aids en SRGR verder geoperationaliseerd.

• Minstens zes Nederlandse ambassades spelen een actieve rol bij donorcoördinatie en harmonisatie van de nationale aids respons (overheid, NGO’s, private sector, donoren en VN-organisaties), de toepassing van het «Three Ones» principe en de uitvoering van de aanbevelingen van de Global Task Team.

• Mede dankzij Nederlandse ondersteuning verschaft het Global Fund to fight AIDS, Tuberculosis and Malaria (GFATM) toegang tot aids-remmers voor minimaal 875 000 mensen, toegang tot behandeling voor tuberculose voor minimaal 1,8 miljoen mensen en worden minimaal 30 miljoen bednetten voor malaria preventie gedistribueerd.

• In het regionale hiv/aids programma in Zuidelijk Afrika bundelen gelijkgezinde donoren hun krachten op het gebied van politieke dialoog, preventie (condoomverspreiding, bewustmaking), onderzoek en behandeling (thuiszorg).

Instrumenten/activiteiten

Overheden in partnerlanden worden gesteund in een multisectorale aanpak van de aids-problematiek. De sectoren gezondheid en onderwijs spelen een centrale rol bij aidsbestrijding, terwijl zij tegelijkertijd bij uitstek lijden onder gebrek aan gekwalificeerd personeel.

In het mensenrechtenbeleid, humanitaire hulpverlening en goed bestuur komen schending van de rechten van de mens en stigma en discriminatie als gevolg van hiv/aids aan de orde. Het belang van de integratie van hiv/aids interventies met seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en van positieverbetering van vrouwen komt terug in operationele doelstellingen 5.3 en 5.5.

Om tot een meer effectieve, coherente en consistente aanpak van de aidsproblematiek te komen wordt met multilaterale partners samengewerkt, onder andere UNAIDS, de WHO, UNICEF en de Wereldbank). Voor de ontwikkeling van nieuwe preventieve technologieën ondersteunt Nederland mondiale partnerschappen (deels publiek-privaat (PPP’s), zoals het International Aids Vaccin Initiative (IAVI) en het International Partnership on Microbiocides (IPM). De steun aan het GFATM, een belangrijke bron van additionele middelen voor ontwikkelingslanden, wordt voortgezet. De Nederlandse inzet met betrekking tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) is gericht op optimale toegang tot goede en goedkope medicijnen voor ontwikkelingslanden.

De aidsambassadeur geeft profiel aan het Nederlandse aidsbeleid als integraal onderdeel van het buitenlandbeleid. Tijdens de beleidsdialoog met VN-organisaties en internationale organisaties worden de Nederlandse prioriteiten naar voren gebracht. In partnerlanden wordt de dialoog geïntensiveerd met maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven en belangenorganisaties om complementariteit te vergroten en betere resultaten te boeken in de strijd tegen aids. Ook in de dialoog met de VS speelt de aidsambassadeur een rol.

Operationele doelstelling 5

Een wereldwijde betrokkenheid voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en het onverkort uitvoeren van de Caïro-agenda.

Verbetering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) is cruciaal voor de gezondheid en de ontplooiing van vrouwen en mannen, voor effectieve aids-bestrijding en voor de oplossing van de bevolkingsproblematiek. Daarmee draagt het bij aan duurzame armoedevermindering. Reproductieve en seksuele gezondheid is een basisrecht, ingebed in internationale verdragen en overeenkomsten.

Het kader voor deze doelstelling wordt gevormd door internationale afspraken (Caïro, 1994, Beijing, 1995 en diverse andere fora). Tijdens de Millennium Top in 2005 werd de agenda voor armoedebestrijding opnieuw vastgesteld, die net als de Caïro agenda in 2015 behaald moet zijn. Tijdens de Millennium review in 2005 is het cruciale belang van SRGR voor het behalen van alle MDG’s erkend, met name MDG’s 4, 5 en 6. De monitoring van de voortgang wordt versterkt en de druk op landen om serieus werk te maken van SRGR wordt vergroot. Dit is mede in het belang van effectieve aidsbestrijding. Verbetering van SRGR en effectieve aidsbestrijding zijn afhankelijk van goed functionerende gezondheidsstelsels. Mede om die reden ondersteunt Nederland de versterking van basisgezondheidszorg.

De uitvoering van de Caïro agenda staat in verband met een groot aantal terreinen van het buitenlandbeleid (zie beleidsartkelen 1 en 2), zoals vrede en veiligheid, mensenrechten en bestuurlijke ontwikkeling. Politieke agendering van de bescherming en bevordering van seksuele en reproductieve rechten is daarom van belang. Resultaten moeten zijn de verbetering van informatie en dienstverlening omtrent seksuele en reproductieve gezondheid, en de vergroting van de toegang daartoe zonder discriminatie. Nederland besteedt speciale aandacht aan kwetsbare groepen. Hiervoor zijn nodig investeringen in de gezondheidssector, in onderwijs en in verbetering van wet- en regelgeving. Strategisch en gezamenlijk optreden met partners, ook in Europees verband, tegen ondermijning van de Cairo-agenda blijft nodig om de verworvenheden van Caïro te behouden.

Na te streven resultaten

• Nederland heeft samen met enkele andere bilaterale donoren, multilaterale organisaties en mondiale gezondheidsinitiatieven een proces geïnitieerd om in minimaal vijf landen een gecoördineerde inspanning te leveren om de ontvangende landen te ondersteunen om de gezondheidssystemen te versterken en voortgang richting MDG’s te versnellen.

• In vijf landen is de capaciteit op het terrein van Reproductive health security versterkt.

• In acht landen zijn concrete stappen genomen om verbetering van de SRGR van jongeren te bereiken, waaronder seksuele voorlichting en dienstverlening, inclusief reproductive health commodities.

• Nederland heeft beleid ontwikkeld ter ondersteuning van adequate gegevensverzameling op landenniveau ten behoeve van betere monitoring.

• In vijf post-conflict landen zijn maatregelen genomen om sekse-gerelateerd geweld aan te pakken, zoals demobilisatie en ontwapening, hervorming van de veiligheidssector (Democratische republiek Congo) en maatregelen tegen zoutzuurgeweld (Bangladesh).

• Drie niet-partner landen in Noord-Afrika, het Midden-Oosten en de Golfregio hebben activiteiten ontwikkeld ter bevordering van SRGR van meisjes en vrouwen. (betreft geen post-conflict landen)

Instrumenten/activiteiten

Publieke diplomatie als centraal element van de Nederlandse strategie is cruciaal om beleidsmakers, politici en burgers op het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten te wijzen. NGO’s, internationale (VN-)organisaties en bedrijfsleven zijn onmisbare partners. Alleen gezamenlijk optrekken kan leiden tot betere resultaten.

De resultaten zullen worden bereikt via de verschillende kanalen. Het bilaterale kanaal richt zich op de gezondheidssector, de onderwijssector en op bevordering van seksuele en reproductieve rechten. De dialoog over integratie van SRGR en gezondheid in PRSPs en nationale budgetten is eveneens een belangrijk instrument. Bijna 60% van de uitvoering van de Cairo-agenda in de praktijk vindt plaats door NGO’s. Daarom worden ook het maatschappelijk middenveld en (I)NGO’s gesteund.

Multilaterale partners (waaronder UNFPA, WHO, UNICEF, UNAIDS en de Wereldbank) en internationale partnerschappen (waaronder de Reproductive Health Supplies Coalition en het WHO Human Reproduction Programme) worden gesteund om tot een meer effectieve en consistente aanpak van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten te komen. Daarbij onderstreept Nederland het belang van samenhang met de aanpak van hiv en het belang van adequate stroomlijning van de genderdimensie. Intern wordt het traject van kennisverbreding en opleiding verder opgebouwd en uitgevoerd.

Operationele doelstelling 6

Een grote participatie van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingsactiviteiten.

Sinds 2005 is het bewerkstelligen van meer complementariteit tussen de activiteiten van het bilaterale kanaal en die van het Nederlandse maatschappelijk middenveld een belangrijk aandachtspunt. Onderling afgestemde ontwikkelingsinspanningen zijn noodzakelijk mede in het kader van de realisatie van MDG’s. Dit geldt ook voor de samenwerking tussen Nederlandse NGO’s en de ambassades. Dit resulteerde onder meer in regulier werkafsprakenoverleg in 23 van de 36 partnerlanden. Samenwerking en complementariteit, ook met niet-traditionele partners, zijn doelen in de nieuwe subsidiekaders voor IMD, PSO, SNV en het nieuwe MFS. Bij de nieuwe subsidierelaties met SNV en PSO ligt het accent op capaciteitsversterking. Grotere complementariteit tussen SNV en het Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking in partnerlanden wordt nagestreefd en SNV zal zich meer toeleggen op het ondersteunen en helpen ontwikkelen van lokale aanbieders van capaciteitsversterking. Daardoor zullen de eigen directe advisererende rol en de daarvoor benodigde staf van SNV in omvang afnemen. Bij PSO zullen zuidelijke actoren een belangrijker rol krijgen. In het jongerenprogramma zal 50% van de plaatsen beschikbaar zijn voor gekwalificeerde jongeren uit het zuiden. PSO zal ook een grotendeels zuidelijke adviesraad krijgen die gevraagd en ongevraagd advies zal geven aan bestuur en directie.

Het nieuwe MFS, waarin het Medefinancieringsprogramma (MFP) en het Thematische Medefinancieringsprogramma (TMF) zullen opgaan, wordt per 1 januari 2007 van kracht en omvat de jaren 2007–2010. Het MFS zet in op het belang van complementariteit met de bilaterale samenwerking; de recent uitgevoerde TMF evaluatie geeft aan dat het particuliere kanaal een duidelijk toegevoegde waarde heeft binnen de Nederlandse Ontwikkelingssamenwerking. Mede op basis van de aanbevelingen van deze evaluatie zal de beleidsdialoog met de maatschappelijke organisaties worden geïntensiveerd en een sterker inhoudelijk karakter krijgen. Dit geldt zowel voor de te voeren brede beleidsdialogen, de te houden individuele en reguliere beleidsoverleggen als ten aanzien van specifieke thematische dialogen. Bij de beleidsdialogen zal een vast stramien worden gevolgd waar bepaalde onderwerpen zoals gendermainstreaming, planning-, monitoring- en evaluatiesystemen aan de orde komen en door middel waarvan verbetering van kwaliteit en effectiviteit wordt gestimuleerd.

Een krachtig maatschappelijk middenveld is van belang voor duurzame ontwikkeling in ontwikkelingslanden. Dit vraagt om een lange termijn visie op onderwerpen als maatschappijopbouw en capaciteits- en institutionele ontwikkeling en op de rol van het Nederlands maatschappelijk middenveld daarin.

De WRR zal worden verzocht een studie uit te voeren naar de rol van het maatschappelijk middenveld binnen ontwikkelingssamenwerking.

Na te streven resultaten

• In 2007 worden werkafspraken gemaakt in alle 36 partnerlanden ten behoeve van meer complementariteit, in elk geval daar waar men actief is in dezelfde sectoren.

• Aantoonbare bijdrage door NGO’s aan het bereiken van de MDG’s en vertaling hiervan in de door het ministerie jaarlijks uit te brengen MDG-rapportage.

• Introductie van het systeem Maatgesneden Monitoring voor alle MFS-organisaties en hierop te baseren resultaatmetingen.

• Visie ontwikkeld ten behoeve van maatschappijopbouw, capaciteits- en institutionele ontwikkeling voor zuidelijke lokale NGO’s.

• Aanbevelingen van de TMF evaluatie zijn geïmplementeerd.

• Beleidsdialogen zijn gestructureerd, zowel t.a.v. brede beleidsdialoog, de individuele beleidsoverleggen als de thematische dialogen.

Instrumenten/activiteiten

Intensieve beleidsdialogen met NGO’s op verschillende niveaus. Maatgesneden monitoring, te verrichten door directies en ambassades; een monitoringsprotocol zal tussen ministerie en individuele subsidieontvangende organisaties worden afgesloten. Bijeenkomsten ten behoeve van capaciteitsontwikkeling en lerend vermogen.

D. Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding 
  200420052006200720082009
 Beleidsdoorlichtingen      
5.1Meta-evaluatieo.b.v. onderwijssector reviews in de onderwijspartnerlanden    X 
5.2Onderzoeksbeleidvanaf 2005     X
5.3Man-vrouw gelijkheid in nieuwe hulpmodaliteiten    X 
5.4Effectiviteit van Nederlandse ondersteuning aan hiv/aids beleid op landenniveau   X  
5.5Bijdrage (inter)nationale NGO’s als dienstverlener reproductieve gezondheid op nationaal niveau   X  
 Effectenonderzoekex post en overig      
 Evaluatieonderzoek      
5.1Impactevaluatieonderwijs in geselecteerde landen   X  
5.2Programma Samenwerking Internationale Instellingen (SII)X     
5.2Tussentijdse evaluatieprogramma’s internationaal onderwijs (NFP en NPT)  X   
5.2Onderzoeksbeleid1991–2001  X   
5.4Evaluatiehiv/aids beleid in Sub-Sahara Afrika  X   
5.5Gezondheidssector Tanzania  X   
5.5UNFPA/IPPFX     
5.6Evaluaties TMF (8 deelstudies) XX   
5.6IOB-evaluaties MFP-breed  X   
5.6VakbondsMedefinancieringsProgramma (VMP)   X  
5.6SNV  X   
5.6MFS     X
5.6SALIN     X

BELEIDSARTIKEL 6: BESCHERMD EN VERBETERD MILIEU

A. Algemene beleidsdoelstelling

Tegen een achtergrond van verdere globalisering, economische liberalisatie en toenemende schaarste aan en aantasting van natuurlijke hulpbronnen en het behalen van de MDG’s, draagt Nederland bij aan armoedebestrijding en aan het bevorderen van duurzaam gebruik en bescherming van milieu en water. De twee zijn immers onlosmakelijk verbonden.

Door veranderde consumptie- en productiesystemen in de westerse wereld en in de nieuwe economische machten, wordt een aanslag gepleegd op de beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen, leefmilieu en ecosystemen. Met name ontwikkelingslanden ondervinden hiervan de nadelige gevolgen.

Aantasting van het milieu en uitputting van natuurlijke hulpbronnen veroorzaken ernstige schade aan de leefomgeving van de armsten in ontwikkelingslanden. Daarnaast hebben de productie/consumptiepatronen (vraag naar voedsel, zoet water, hout, vezels en energie) in de geïndustrialiseerde landen en de zich snel ontwikkelende landen als China en India grote gevolgen voor ontwikkelingslanden. Enerzijds zijn er negatieve gevolgen voor milieu en armoede, anderzijds zijn er ook kansen voor economische ontwikkeling door duurzame productie en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en ecosystemen. In dit verband zal aandacht worden gegeven aan vergroening van de economie en betalingen voor gebruik van milieudiensten. Voor het bereiken van deze doelstellingen wordt onder meer samenwerking gezocht met de private sector en maatschappelijke organisaties in publiek-private partnerschappen (PPP) voor duurzame ontwikkeling.

Nederland hecht grote waarde aan internationale afspraken en samenwerking opdat de mondiale aandacht voor milieubescherming niet verslapt. Zaken op het gebied van duurzame ontwikkeling, zoals energie, klimaat, een schone lucht, schoon water, productieve gronden en biodiversiteit kunnen alleen gezamenlijk worden aangepakt. Op dit moment hebben twee miljard mensen geen toegang tot energie. Het gebruik van energie heeft effecten op het milieu en de gezondheid van mensen. Energieinvesteringen dienen gericht te zijn op duurzaamheid, zowel in de westerse wereld, als in ontwikkelingslanden. Om klimaatverandering tegen te gaan dient de uitstoot van broeikasgassen gereduceerd te worden. Tegelijkertijd is adaptatie nodig omdat ontwikkelingslanden het zwaarst getroffen zullen worden. De Millennium Review Summit heeft het belang van energie en klimaat bevestigd. Nederland geeft prioriteit aan deze onderwerpen.

Volgens het in maart 2005 door de VN uitgegeven rapport Millennium Ecosystem Assessment vormt de aantasting van de ecosystemen een belangrijke hindernis voor het behalen van de MDG’s. Nederland blijft daarom bij haar streven om 0,1% van het BNP uit te geven aan internationaal milieu, natuur en water. De minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de coördinatie van het internationale milieubeleid.

Beleidsartikel 6 Beter beschermd en verbeterd milieu
Bedragen in EUR 10002005200620072008200920102011
Verplichtingen289 705615 703180 432174 296158 757158 757155 257
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal282 676359 858371 339421 044383 579383 579375 079
        
6.1 Milieuen water215 651246 194237 409290 031260 316260 316251 816
  Juridisch verplicht  68%45%24%22%20%
  Overig verplicht  32%55%71%71%71%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%5%7%9%
6.2 Water en stedelijke ontwikkeling67 025113 664133 930131 013123 263123 263123 263
  Juridisch verplicht  41%29%18%16%14%
  Overig verplicht  59%69%78%80%82%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%2%4%4%4%

C. Operationele doelstellingen en instrumenten

Operationele doelstelling 1

Bescherming en duurzaam gebruik van milieu in de mondiale context en de nationale context in ontwikkelingslanden.

De hardnekkigste milieuproblemen kunnen alleen via een internationale aanpak, in combinatie met nationale programma’s, op effectieve wijze worden bestreden. Voorbeelden zijn klimaatverandering, verlies aan biodiversiteit, toename van aantasting van de kwaliteit van lucht en water en illegale handel in hout en mineralen. Naast het afsluiten en implementeren van milieuverdragen vergt dit ook de integratie van milieu-overwegingen in de besluitvorming op andere internationale beleidsterreinen, zoals het energiebeleid en het handelsbeleid. Zo laat de regering zich bij het ontwikkelen van het beleid gericht op het bevorderen van energievoorzieningszekerheid mede leiden door de noodzaak om het gebruik van alternatieve energiebronnen krachtig te stimuleren en de uitstoot van broeikasgassen wereldwijd terug te dringen om de verwachte gevolgen van klimaatverandering te voorkomen en duurzame ontwikkeling te bevorderen.

De regering onderkent het belang van internationale verdragen op het gebied van milieu en ondersteunt de verdere ontwikkeling en uitvoering van internationale milieuverdragen. Daarbij geldt in het bijzonder dat de belangen van ontwikkelingslanden worden meegenomen en dat er een relatie met armoedebestrijding wordt gelegd.

In het kader van het Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud (RTR) zal de inspanning onverminderd blijven gericht op het behoud en verbeterd beheer van bossen. De komende jaren zal een aantal programma’s worden ondersteund die een belangrijke bijdrage leveren aan het realiseren van de RTR doelstellingen en die fondsen van andere donoren, instellingen en private partijen kunnen aantrekken. Veel aandacht zal uitgaan naar aspecten van bestuurlijke ontwikkeling. In 2007 zal een evaluatie worden afgerond van activiteiten die onder het RTR zijn gefinancierd.

In nationale en lokale context is de relatie tussen milieu en armoede meer direct. Juist voor armen is een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen van levensbelang voor hun inkomen, bestaanszekerheid en gezondheid. Voor dat duurzaam beheer zal, waar nodig, een ecoregionale benadering worden gevolgd, bijvoorbeeld voor regio’s met een bijzondere waarde voor de wereldwijde biodiversiteit. Ook in deze context is het van belang dat milieu wordt geïntegreerd in macro-economisch en sectoraal beleid (vergroening van het beleid, betaling voor ecosysteemdiensten, duurzame productieketens via publiek-private samenwerking).

Nederland heeft tijdens de conferentie Energy for Development (E4D) toegezegd concreet bij te zullen dragen aan duurzame energievoorziening voor de armen. In het kader van deze toezegging zullen met Nederlandse ondersteuning tien miljoen mensen duurzaam toegang krijgen tot energie. Tevens zal Nederland de G8 en de Wereldbank bewegen een bijdrage te leveren aan het Energy for All initiatief.

MDG 7, waarborgen van een duurzame leefomgeving, kent een aantal indicatoren:

Doelstelling 9: Integreren van de beginselen van duurzame ontwikkeling in nationaal beleid en nationale programma’s en het keren van het verlies van natuurlijke hulpbronnen
IndicatorenSituatie 1990TussenstandCategorie
Aandeel land dat bedekt is met bos (%)30,3%29,6%Wereldwijd
Aandeel gebied dat beschermd wordt voor het in stand houden van biodiversiteit(%)11,0%12,6% (2004)Ontwikkelingslanden
Energiegebruik per eenheid BNP269 kg (kg. olie per $ 1000 BNP)217 kg (2002)Ontwikkelingslanden
Kooldioxide-uitstoot (per hoofd)1,68 (metrische tonnen CO2)2,07 (2002)Ontwikkelingslanden
Aandeel bevolking met biomassa als brandstofGeen gegevens54 (1996/2003)Wereldwijd

Na te streven resultaten

• In twaalf partnerlanden is het nationale milieubeleid verbreed met ondersteuning van Nederland; in vijf landen is de samenwerking tevens gericht op het vergroenen van de nationale begroting.

• Op basis van de ingezette benadering in het kader van de transitie biodiversiteit worden productieketens (palmolie, soja, vismeel, biomassa) verduurzaamd met belanghebbenden uit bedrijfsleven, overheid en NGO’s.

• In het kader van het behalen van de RTR-doelstelling worden regionale programma’s ondersteund in het Congobekken, het Grote Meren gebied en Amazonegebied. Illegale houtkap is met Nederlandse steun aangepakt in minimaal vier landen.

• In Afrika zal een ecologisch netwerk worden gesteund dat het bestaan van arme bevolkingsgroepen die afhankelijk zijn van ecosystemen, helpt veiligstellen.

• In 2015 zullen met Nederlandse ondersteuning tien miljoen mensen toegang hebben tot duurzame en moderne energie, met name in Afrika.

• Uitwerken van toegang tot moderne energiediensten voor de armen in ontwikkelingslanden in het kader van het investeringsraamwerk van de Wereldbank voor schone energie en ontwikkeling.

• Investeringsfonds voor toegang tot energie bij FMO.

• In tenminste veertien landen is met Nederlandse steun capaciteit ontwikkeld voor CDM en aanpassingen aan klimaatrisico’s. In 2007 zullen in drie landen c.q. regio’s casussen worden uitgewerkt om de ontwikkelingsagenda, en de steun van donoren daaraan, beter af te stemmen op klimaatrisico’s.

• Gewerkt wordt aan een effectieve coalitie gericht op een systeem van verplichte emissiereducties, dat zowel economisch efficiënt als milieu-effectief is. Technologische samenwerking, met bijvoorbeeld ontwikkelingslanden, wordt bevorderd. Nederland streeft naar een kosteneffectieve implementatie van de Kyoto-verplichtingen, inclusief Europese maatregelen voor de reductie van de uitstoot van de broeikasgassen door de luchtvaartsector.

• Het beheer van de Arctische en Antarctische gebieden is verbeterd door middel van de Polaire Samenwerking. Het Internationale Polaire Jaar 2007–2008 heeft geleid tot versterkte onderzoeksinspanningen in en verhoogde publieke aandacht voor de poolgebieden.

Instrumenten/activiteiten

Nederland draagt bij aan de integriteit en uitvoering van het stelsel van multilaterale milieuverdragen via een effectieve inzet op de Bijeenkomsten van Partijen en, in de tussenliggende periodes, in werkgroepen en bijeenkomsten van subsidiaire verdragsorganen. Veelal wordt deze onderhandelingsinzet in EU-verband voorbereid. De Nederlandse bijdragen aan de Global Environmental Facility (GEF) ondersteunen de implementatie van een aantal milieuverdragen.

De bilaterale samenwerking richt zich, op de uitvoering van de internationale milieuverdragen op nationaal niveau.Tevens zullen partnerlanden die algemene begrotingssteun ontvangen, worden geassisteerd bij het integreren van milieu in nationaal beleid. Bij de beleidsdialoog met de betrokken overheden en andere relevante actoren gaat de aandacht met name uit naar institutionele ontwikkeling, capaciteitsversterking, en een pro-poor en gendergerichte aanpak.

Een regionale benadering wordt gevolgd in gebieden waar milieuproblemen grensoverschrijdend zijn, zoals in de Hoorn van Afrika, de Grote-Meren regio, het Congo-bekken en de Balkan. Een rechtvaardig en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen zal bijdragen aan regionale stabiliteit.

Publiek-private partnerschappen vormen een belangrijk instrument voor het realiseren van de milieudoelstellingen. Nederland zal de uitvoering van PPP’s die uit de oproep tot ideeën van 2004 zijn voortkomen actief blijven ondersteunen en zal de ontwikkeling van nieuwe PPP’s voor duurzame ontwikkeling – rekening houdend met eerder opgedane ervaringen – stimuleren vanuit zowel het departement als de ambassades.

Om optimaal gebruik te maken van de Nederlandse expertise op het gebied van milieu zal actief worden deelgenomen aan interdepartementale programma’s zoals het Internationaal Beleidsprogramma Biodiversiteit. In 2007 is een vervolg voorzien op basis van de tussentijdse evaluatie. Nederland zal in EU- en VN-verband actief inzetten op het nader invullen van de elementen van een op termijn te realiseren uitvoeringsovereenkomst ter bescherming en duurzaam gebruik van de biodiversiteit van de diepzeebodem onder het UNCLOS OS Verdrag.

Operationele doelstelling 2

Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzame toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen en een aanzienlijke verbetering van de levensomstandigheden van een significant aantal bewoners in sloppenwijken.

Met name de armen ontberen toegang tot (veilig) water. Dat betreft toegang tot betrouwbaar drinkwater en tot water voor de landbouw en productieve diensten. Toegang tot veilig drinkwater en adequate sanitaire voorzieningen zijn fundamenteel voor een gezonde leefomgeving. Het Nederlandse beleid is gericht op het vergroten van de beschikbaarheid en toegang van veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen voor 50 miljoen armen in 2015.

Tevens wonen vooral de armen in gebieden die vaak worden getroffen door droogte of overstromingen. Waar nodig zal een regionale benadering worden gevolgd om te komen tot een integrale aanpak van de waterproblematiek. Stroomgebieden vormen het uitgangspunt voor verbeterd waterbeheer en ook de basis voor regionale samenwerking en ontwikkeling. In de Hoorn van Afrika speelt grensoverschrijdend stroomgebiedbeheer een belangrijke rol bij conflictpreventie.

MDG 7, waarborgen van een duurzame leefomgeving, kent een doelstelling voor drinkwater en sanitaire voorzieningen:

Doelstelling 10: Het percentage mensen dat geen duurzame toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen moet in 2015 tot de helft zijn teruggebracht
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 2002Doel 2015Categorie
% van de bevolking met duurzame toegang tot veilig drinkwater71.0%79.0%85.5%Ontwikkelingslanden (zowel urbaan als ruraal)
% van de bevolking met duurzame toegang tot sanitaire voorzieningen34,0%49,0%67,0%Ontwikkelingslanden (zowel urbaan als ruraal)
Doelstelling 11: In 2020 moet het leven van 100 miljoen bewoners van sloppenwijken aanzienlijk verbeterd zijn
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 2001Categorie
Aandeel stadsbevolking dat in sloppenwijken woont (%)47,043,3Ontwikkelingslanden
Aantal sloppenwijkinwoners (mln)660,9860,1Ontwikkelingslanden

De VN en de Wereldbank rapporteren over deze indicatoren.

Na te streven resultaten

• In acht partnerlanden, waaronder Egypte en Vietnam, is de uitvoering van de plannen voor geïntegreerd waterbeheer geïntensiveerd.

• In zeven grensoverschrijdende stroomgebieden, waarvan vijf in Afrika, is een substantiële aanzet gegeven tot verbeterd waterbeheer. Het betreft de Ganges, Maputo-Incomati, Mekong, Nijl, Niger, Senegal en Zambezi (Mozambique en Zambia).

• Aan vijf miljoen mensen die thans verstoken zijn van veilig drinkwater en deugdelijke sanitaire voorzieningen zal duurzaam toegang worden verleend tot dergelijke voorzieningen; ultimo 2015 zullen dat er 50 miljoen zijn.

Instrumenten/Activiteiten

In partnerlanden waar Nederland de sector water ondersteunt, wordt deze steun voortgezet dan wel geïntensiveerd. In partnerlanden zonder sectoraal waterprogramma zal water zoveel mogelijk worden geïntegreerd in andere sectorale programma’s zoals volksgezondheid, productieve ontwikkeling en bestuurlijke ontwikkeling. Naast een resultaatgerichte benadering wordt gewerkt aan institutionele ontwikkeling, capaciteitsversterking en een pro-poor en gendergerichte aanpak.

Als gevolg van bevolkingsgroei en economische ontwikkeling wordt water als natuurlijke hulpbron steeds schaarser en wordt de kwaliteit aangetast. Dit leidt op nationaal en regionaal niveau tot spanningen en conflicten. In gebieden waar sprake is van grensoverschrijdende waterproblematiek, zoals in de Hoorn van Afrika en de Grote-Meren regio, zal door middel van rechtvaardig en verbeterd waterbeheer worden bijdragen aan regionale stabiliteit.

In vijftien partnerlanden wordt ernaar gestreefd via het bilaterale kanaal ondersteuning te geven aan de uitvoering van programma’s op het gebied van drinkwater en sanitaire voorzieningen. In enkele landen zal dit worden gerealiseerd door middel van samenwerking op het gebied van water met andere donoren in de vorm van stille partnerschappen (silent partnerships). Om de beschikbaarheid en duurzame toegang tot de genoemde voorzieningen voor de armsten blijvend te vergroten zal de Nederlandse ondersteuning zich met name richten op de duurzaamheid van de investeringen. Vergroten van gendergelijkheid vormt een belangrijk uitgangspunt. Hierbij zal een intensieve beleidsdialoog met de betrokken overheden, het maatschappelijk middenveld en andere donoren worden gevoerd en zal financiering beschikbaar worden gesteld.

Via het particuliere kanaal zal ondersteuning worden gegeven aan diverse Nederlandse en enkele internationale NGO’s. Multilateraal is er steun voor de drinkwater- en «sanitaire voorzieningenprogramma’s van onder andere de Wereldbank en UN-HABITAT. Voor het realiseren van de benodigde investeringen in de sector wordt gestreefd naar publiek-private samenwerking en betrokkenheid van drinkwaterbedrijven, banken en de lokale private sector. Hiervoor zal onder andere het ORET »waterluik« worden ingezet.

De uitvoering van publieke-private partnerschappen op het gebied van water die uit de oproep tot ideeën zijn gekomen zullen actief worden ondersteund. Tevens zal de ontwikkeling van nieuwe PPP’s worden gestimuleerd vanuit het departement en de ambassades. Om optimaal gebruik te maken van de Nederlandse expertise op het gebied van water en om het draagvlak hiervoor in Nederland te vergroten zal actief worden deelgenomen aan interdepartementale programma’s zoals Partners voor Water en zal worden samengewerkt met het Netherlands Water Partnership.

D. Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding 
  200420052006200720082009
 Beleidsdoorlichtingen      
       
 Effectenonderzoekex post en overigevaluatieonderzoek      
6.1Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud (RTR)   X  
6.1Clean Development Mechanism (CDM)  X   
6.1Beleidsprogramma Biodiversiteit Internationaal (BBI)  X   
6.1Transitie Biodiversiteit  X   
6.1Energieen ontwikkelingssamenwerking   X  
6.2Impactevaluatiedrinkwater en sanitaire voorzieningen in geselecteerde landen   X  

BELEIDSARTIKEL 7: WELZIJN EN VEILIGHEID VAN NEDERLANDERS IN HET BUITENLAND EN REGULERING VAN HET PERSONENVERKEER

A. Algemene beleidsdoelstelling

Het ministerie van Buitenlandse Zaken spant zich in om de belangen van Nederlanders in het buitenland waar nodig te behartigen en levert een concrete bijdrage aan het in goede banen leiden van het personenverkeer naar Nederland. De Europese integratie, het wegvallen van grenzen binnen Europa en de globalisering leiden ertoe dat de mobiliteit van mensen toeneemt. Vraagstukken op het gebied van economie, milieu, veiligheid en maatschappij houden niet op bij onze landgrenzen. Naarmate de mobiliteit van mensen groter wordt, neemt de vraag naar consulaire dienstverlening en regulering van het personenverkeer toe. Tot het laatste behoort het – mede in Europees verband – organiseren van de visumuitgifte en het asielbeleid.

Een kritische succesfactor voor de realisatie van deze doelstellingen is dat het ministerie van Buitenlandse Zaken steeds vaker is aangewezen op andere organisaties binnen de (rijks)overheid. Het functioneren in dergelijke ketens vraagt om goede afbakening van taken en bevoegdheden en een zorgvuldige afstemming van processen en systemen.

B. Budgettaire gevolgen van beleid (inclusief budgetflexibiliteit)

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer
Bedragen in EUR 10002005200620072008200920102011
Verplichtingen86 623100 532106 05399 63099 19598 84998 849
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal86 903100 532106 053105 63099 19598 84998 849
        
7.1 Consulaire dienstverlening9 88114 11112 47013 0156 8006 8006 800
  Juridisch verplicht  11%7%0%0%0%
  Overig verplicht  89%93%100%98%96%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%2%4%
7.2 Vreemdelingenbeleid77 02286 42193 58392 61592 39592 04992 049
  Juridisch verplicht  3%1%0%0%0%
  Overig verplicht  96%98%99%99%99%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  1%1%1%1%1%
        
Ontvangsten25 19321 37126 54326 54326 54326 54326 543
7.10 Consulaire dienstverlening25 19321 37126 54326 54326 54326 54326 543

C. Operationele doelstellingen en instrumenten

Operationele doelstelling 1

Professionele consulaire dienstverlening.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken zet zich in voor de veiligheid en het welzijn van Nederlanders in het buitenland. Het gaat daarbij onder andere om verlening van consulaire bijstand aan Nederlanders die in het buitenland in een noodsituatie terechtkomen en de hulp van BZ (departement en/of Nederlandse vertegenwoordigingen) inroepen. Daarbij moet worden gedacht aan bomaanslagen, rampen, beroving, ongelukken, ziekte, overlijden, vermissing, ontvoering, gijzeling en psychische problemen, maar ook aan de gevolgen van detentie. Daarnaast geeft BZ door middel van reisadviezen voorlichting aan het Nederlandse publiek over veiligheidsrisico’s en terroristische dreigingen in bepaalde landen of regio’s en komt het ministerie in actie als Nederlanders uit dergelijke risicogebieden moeten worden geëvacueerd. Overigens zal in verband met de gestaag toenemende vraag naar consulaire dienstverlening en in het kader van de maatschappelijke discussie hierover steeds nadrukkelijker de grens van de verantwoordelijkheid van de overheid moeten worden gedefinieerd en afgestemd met particuliere organisaties.

Voorts worden uiteenlopende andersoortige diensten verleend, waaronder verstrekking van reisdocumenten, rechtshulp, consulaire verklaringen, adviezen over vraagstukken op het gebied van personen- en familierecht en kindontvoering, nationaliteitsrecht en bijstand aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Ook zijn de vertegenwoordigingen betrokken bij de voorbereiding van deelname aan verkiezingen door stemgerechtigde Nederlanders in het buitenland. In overleg met BZK zal de implementatie van de Generatie elektronische Reisdocumenten worden voortgezet.

Effectindicator is de dienstverlening van BZ aan Nederlanders volgens de daarvoor opgestelde normen, bijvoorbeeld:

• Het ministerie verstrekt Nederlandse gedetineerden in een vastgesteld aantal landen maandelijks een schenking van EUR 30,–.

• BZ verstrekt aan iedere Nederlander in het buitenland binnen vier weken een reisdocument (binnen bepaalde voorwaarden).

De termijn voor een beslissing op een reisdocumentaanvraag is wettelijk vastgelegd in de Paspoortwet. Op basis van artikel 41 van deze wet dient uiterlijk binnen vier weken na de dag van de aanvraag te worden beslist. In bijzondere gevallen kan deze termijn met hoogstens vier weken worden verlengd (schriftelijk). Overschrijding van de termijnen wordt niet geregistreerd in de reisdocumentenadministratie. Naar inschatting van het departement is overschrijding van de wettelijke termijn slechts aan de orde in een gering aantal gevallen (minder dan één procent). Het gaat daarbij veelal om gevallen waarin twijfel bestaat over de identiteit en nationaliteit van de paspoortaanvrager.

Na te streven resultaten

• De herziene bezoeknorm en indexering van de maandelijkse gift in het kader van gedetineerdenbegeleiding is geïmplementeerd.

• BZ, inclusief het postennet, is georganiseerd en voorbereid om in geval van grootschalige rampen of terroristische aanslagen adequate en efficiënte consulaire hulp te bieden aan Nederlanders, mede door de inzet van het Snel Inzetbaar Consulair Ondersteuningsteam (SCOT), het Crisis Telefoonteam en op crises toegesneden programmatuur.

• De samenwerking met de KLPD is verder geprofessionaliseerd door implementatie van de samenwerkingsovereenkomst.

Instrumenten/Activiteiten

Om een efficiënte en adequate dienstverlening mogelijk te blijven maken zal worden gestreefd naar verdere beleidsontwikkeling op consulair gebied en zullen de consulaire diensten verder worden geautomatiseerd. Door uitbreiding van het geautomatiseerde gegevenssysteem beschikken de Nederlandse vertegenwoordigingen en het departement tegelijkertijd over dezelfde actuele informatie.

De actualisering en professionalisering van reisadviezen is een voortdurend proces waarbij intensief wordt samengewerkt met andere EU-landen. Ook op andere terreinen worden de in EU-verband gemaakte afspraken verder uitgewerkt zoals ten aanzien van de ontvoering van EU-onderdanen, hulp bij grootschalige rampen en terroristische aanslagen, evacuatieplannen en de vorming van consulaire noodteams. Daardoor kan in de toekomst sneller en efficiënter consulaire ondersteuning worden geboden aan Nederlandse en andere EU-burgers die in derde landen in de problemen zijn geraakt.

Operationele doelstelling 2

Als ketenpartner kwalitatief hoogwaardige bijdragen leveren aan de uitvoering van het Nederlandse vreemdelingenbeleid.

De minister van Buitenlandse Zaken levert als ketenpartner op het punt van de regulering van het personenverkeer een bijdrage aan de uitvoering van het Nederlandse vreemdelingenbeleid, waarvoor de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie verantwoordelijk is. Partners in de keten zijn Justitie, BZK, Defensie en de KMAR. De bijdrage van Buitenlandse Zaken omvat zaken als visumbeleid, legalisatie en verificatie van documenten, bestrijding van identiteitsfraude, bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel, terug- en overnameovereenkomsten. Ook levert BZ informatie ten behoeve van de beoordeling van asielverzoeken, de vaststelling van het landgebonden asielbeleid en de terugkeer van afgewezen en uitgeprocedeerde asielzoekers. Het postennet faciliteert de afname van inburgeringsexamens van nieuwkomers.

BZ heeft steeds meer een eigen rol in de externe dimensie van het migratievraagstuk, met name bij onderwerpen als ontwikkeling en migratie en bescherming in de regio. Internationale samenwerkingsverbanden als de Europese Unie, UNHCR, Raad van Europa, OVSE, IOM en IGC (Inter-Governmental Consultations on asylum, refugee and migration policies in Europe, North America and Australia) plaatsen migratie steeds nadrukkelijker in de context van buitenland- en ontwikkelingsbeleid.

De na te streven resultaten zijn effectindicator. Rapportage via het jaarverslag 2007.

Na te streven resultaten

• Het EU-visum-, asiel- en migratiebeleid is verder geharmoniseerd, met specifieke aandacht voor de externe dimensie en de uitvoering van dit beleid, en voor de samenwerking met derde landen.

• In verschillende nationale en internationale fora is vooruitgang geboekt bij de verdere ontwikkeling en uitwerking van beleid op het gebied van duurzame ontwikkeling en migratie, bescherming in de regio en terugkeer.

• Individuele en algemene ambtsberichten zijn, op aanvraag van de minister voor V&I, zorgvuldig tot stand gekomen en binnen de afgesproken termijnen zijn geleverd. In 2007 zullen 30 à 35 algemene ambtsberichten worden uitgebracht.

• De Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland zijn in staat alle verzoeken tot legalisatie van buitenlandse brondocumenten te behandelen.

• De samenwerking op het gebied van documentcontrole en fraudebestrijding met IND (bureau documenten) en KMAR (nationaal bureau documenten) is geïntensiveerd onder andere door kennisoverdracht en harmonisering van informatiesystemen.

• Nederland heeft ingezet op intensievere samenwerking met EU-partners teneinde de betrouwbaarheid van in Europa toegelaten buitenlandse brondocumenten te vergroten.

• Het nieuwe geautomatiseerde visuminformatiesysteem (NVIS) is geïmplementeerd. Een tweede versie van NVIS, waarin de functionaliteit met betrekking tot het afnemen van biometrische kenmerken van visumaanvragers is verwerkt, is gebouwd en getest.

Instrumenten/Activiteiten

Uitvoering van het Haags Programma is een belangrijke leidraad voor de uitvoering van het Europees asiel- en migratiebeleid. Vanuit zijn eigen expertise richt het ministerie van Buitenlandse Zaken zich hierbij als vakministerie specifiek op versterking van de samenwerking tussen de EU en derde landen van herkomst en doorreis. Ook richt het ministerie zich op de coördinatie van financiële en technische bijstand aan derde landen op het gebied van migratie en asiel.

Nederland zal zich inzetten voor het vervolg van de High Level Dialogue on Migration. Het ministerie is betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid gericht op de terugkeer van vreemdelingen zonder geldige verblijfstitel. Hiertoe onderhandelt het over het voortzetten en initiëren van terug- en overnameovereenkomsten in EU- en Benelux verband en het bevorderen van de opname van terug- en overnameclausules in bilaterale verdragen. Daarnaast zal het beleid zoals geformuleerd in de notitie Ontwikkeling en Migratie (2003–2004; 29 693, nr. 1) verder worden uitgevoerd.

Het nieuwe Visum Informatie Systeem (NVIS) zal worden aangesloten op de Basis Voorziening Vreemdelingen (BVV) van Justitie, waardoor betere gegevensuitwisseling met andere ketenpartners mogelijk wordt. De tweede versie van NVIS wordt ontwikkeld waarmee de afname van biometrische kenmerken van visumaanvragers en de aansluiting op het EU Visum Informatiesysteem wordt gerealiseerd.

Om een bijdrage te leveren aan de bestrijding van document- en identiteitsfraude legaliseert het ministerie van Buitenlandse Zaken Nederlandse documenten bestemd voor het buitenland en legaliseert (en verifieert in voorkomende gevallen) het ministerie buitenlandse documenten bestemd voor Nederland. Ten behoeve van fraudebestrijding in het documentenverkeer zal een risicoanalyse worden opgesteld. Aan de hand daarvan zullen, in afstemming met de Europese partners, maatregelen worden geformuleerd en geïmplementeerd.

D. Overzicht van onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding 
  200420052006200720082009
 Beleidsdoorlichtingen1      
       
 Effectenonderzoekex post en overigevaluatieonderzoek      
7.1Gedetineerdenbegeleiding2005 X    
7.1Gedetineerdenbegeleiding2007   X  
7.2Legalisatie- en verificatiebeleid   X  

1 Het nieuwe beleidskader consulaire dienstverlening zal naar verwachting in 2007 gereed komen. Dit beleid zal in 2010 drie jaar in uitvoering zijn en dan worden geëvalueerd in de vorm van een beleidsdoorlichting.

BELEIDSARTIKEL 8: VERSTERKT CULTUREEL PROFIEL EN POSITIEVE BEELDVORMING IN EN BUITEN NEDERLAND

A. Algemene beleidsdoelstelling

De regering streeft naar een versterkt internationaal cultureel profiel door middel van concentratie op een aantal programmatische categorieën, het inspelen op lange termijnontwikkelingen en de daaruit voortkomende verdieping van de culturele betrekkingen met specifieke landen en regio’s. Deze grotere samenhang en ambitie beoogt meer kennis van en waardering voor Nederland in het buitenland en het Nederlandse buitenlandbeleid in eigen land.

Cultuur geeft Nederland mogelijkheden om zich te profileren en te positioneren als een vooruitstrevend, creatief en vernieuwend open land. Onze positie in het buitenland wordt hierdoor versterkt. Internationale culturele samenwerking benadrukt de kwaliteit en diversiteit van de Nederlandse cultuur en de rol van Nederland als gastland voor internationale culturele uitwisseling. Deze culturele profilering beïnvloedt de dialoog en de bredere politieke, sociale en economische betrekkingen met andere landen. Naast deze positieve profilering van de Nederlandse cultuur dragen internationale contacten in belangrijke mate bij aan de verdere kwalitatieve ontwikkeling van de Nederlandse cultuur zelf.

De feitelijke culturele uitwisselingen zijn een zaak van het Nederlandse en buitenlandse culturele veld. Het Internationaal Cultuurbeleid (ICB), dat het ministerie van Buitenlandse Zaken gezamenlijk met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap opstelt en uitvoert, tracht optimale facilitering te bieden. Dit geschiedt door het beschikbaar stellen van gelden maar ook door het bevorderen van interdisciplinaire samenwerking tussen de culturele actoren in Nederland.

Om het Nederlandse beleid in het buitenland op de juiste wijze voor het voetlicht te brengen wordt tevens geïnvesteerd in publieksdiplomatie, waarvan de uitvoering met name in handen is van de ambassades. Door goede voorlichting en actief gebruik te maken van een breed palet aan communicatiemiddelen wordt geprobeerd begrip voor Nederlandse waarden, standpunten en beleid te creëren. Onze culturele profilering in het buitenland weerspiegelt de diversiteit en dynamiek van onze samenleving en gaat ook in op thema’s als duurzame ontwikkeling. Ook met goed gastheerschap voor in Nederland gevestigde internationale organisaties kan de regering de beeldvorming over Nederland in positieve zin beïnvloeden.

B. Budgettaire gevolgen

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland
Bedragen in EUR 10002005200620072008200920102011
Verplichtingen78 725269 48446 51046 51056 463174 74346 343
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal77 86586 83386 10086 04081 02381 02381 023
8.1 Nederlandse cultuur14 22716 07113 05013 05012 88312 88312 883
  Juridisch verplicht  66%36%50%50%50%
  Overig verplicht  17%17%15%15%15%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  17%47%35%35%35%
8.2 Cultureel erfgoed4 6315 4614 9714 4114 4114 4114 411
  Juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
  Overig verplicht  0%0%0%0%0%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
8.3 Draagvlak Nederlands buitenlands beleid59 00765 30168 07968 57963 72963 72963 729
  Juridisch verplicht  60%59%49%49%49%
  Overig verplicht  33%29%35%35%35%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  7%12%16%16%16%
8.4 Vestigingsklimaat internationale organisaties in Nederland0000000
        
Ontvangsten755755755755755755755
8.10 Doorberekening Defensie diversen755755755755755755755

C Operationele doelstellingen en instrumenten

Operationele doelstelling 1

Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur.

De versterking van het internationaal cultureel profiel van Nederland geschiedt door het bevorderen van zowel intensieve(re) culturele betrekkingen als door op te treden als gastland voor internationale culturele uitwisseling.

In 2006 heeft de regering – daartoe mede geïnspireerd door de Raad van Cultuur en door roepen uit het veld (onder andere terug te vinden in de bundel «All that Dutch») – besloten meer focus, en daarmee meer samenhang, aan te brengen in het ICB. Dit werd vastgelegd in de brief «Koers kiezen» die in mei aan de Tweede Kamer is gestuurd TK 28 989, nr. 34. Er wordt een onderscheid aangebracht in vraaggericht, «praktisch», ICB en het meer sturende, «strategisch», ICB. Het praktische beleid ondersteunt allerlei initiatieven in het culturele veld. Het strategische beleid staat voor samenhang en voor het flexibel met maatwerk inspelen op lange termijn ontwikkelingen. Vanaf 2007 zal meer sturend te werk kunnen worden gegaan ten behoeve van een drietal aandachtsgebieden:

• verbinding tussen nationaal en internationaal cultuurbeleid: aansluiting bij de prioriteiten in het nationale cultuurbeleid.

• buitenlandpolitieke prioriteiten: meer rekening houden met politieke prioriteiten van het buitenlandbeleid.

• sectorspecifieke investeringen: kiezen voor het ondersteunen van specifieke sectoren.

De wisselende buitenlandpolitieke context dwingt tot flexibel omgaan met landen en regio’s waaraan op een bepaald moment prioriteit dient te worden gegeven. Een vaste lijst van prioriteitslanden wordt niet meer gehanteerd. Er wordt extra ingezet op Arabische en Mediterrane landen en China maar ook op de volgende groep EU-toetreders. Het aantal van dertien prioriteitsposten, die over een versterkte personele bezetting en extra cultuurmiddelen beschikken, wordt gehandhaafd. Ook hier dient echter flexibiliteit te worden toegepast teneinde adequaat op actuele ontwikkelingen (zowel geopolitieke als artistieke) te kunnen inspelen.

Na te streven resultaten

• het vernieuwde ICB is uitgewerkt in een vierjarig werkplan.

• voor het beleidsterrein «cultuur en economie» is het internationale aspect uitgewerkt

• de relatie tussen ICB en publieksdiplomatie is concreter uitgewerkt

• de culturele samenwerking met China is versterkt.

• de culturele betrekkingen met de Arabische en Mediterrane wereld zijn geïntensiveerd onder meer door de oprichting van het Huis voor de Culturele Dialoog in Nederland.

• de culturele samenwerking met Vlaanderen is uitgebouwd, onder andere door de activiteiten van het Vlaams Nederlands Huis te intensiveren.

Instrumenten/activiteiten

In het werkplan zal nader worden aangegeven hoe de middelen voor het ICB, in het licht van het gewijzigde beleid, worden ingezet. Het percentage van de HGIS-cultuurmiddelen dat via de fondsen ten goede komt aan projectaanvragen vanuit het veld zal worden verhoogd van 40% naar 50%: het praktische beleid. Daar staat tegenover dat de ministeries van BZ en OCW gezamenlijk de resterende 50% zullen gebruiken om meer sturend te werk te gaan op de nieuw geformuleerde aandachtsgebieden: het strategische beleid.

Ten behoeve van de intensivering van de culturele betrekkingen met China wordt een beleidskader opgesteld en een stichting ingezet, mede gericht op het betrekken van het bedrijfsleven bij deze intensivering. Het Vlaams Nederlands Huis zal zich toeleggen op het uitdragen van de cultuur van de Lage Landen en een platform bieden voor debat over cultuur, politiek en samenleving in Nederland, Vlaanderen en Europa.

Het gebruik van het Programma Internationaal Cultuurbeleid (PICB) verandert in zoverre dat met het wegvallen van de categorie prioriteitslanden alle diplomatieke vertegenwoordigingen (met uitzondering van de prioriteitsposten) een beroep op dit programma kunnen doen. De prioriteitsposten blijven beschikken over een gedelegeerd cultuurbudget, het Programma Culturele Ambassade Projecten (PCAP) en een versterkte culturele functie.

De Stichting Internationale Culturele Activiteiten (SICA) zal een belangrijke rol blijven spelen als kennisinstituut en als advies- en uitvoeringsorgaan voor het ICB. Bij de implementatie van het praktische beleid spelen de cultuurfondsen een sleutelrol. Daarnaast is de uitwisseling van ambtenaren tussen BZ (op de posten) en OCW van onverminderd belang.

Operationele doelstelling 2

Het gezamenlijk met partnerlanden werken aan behoud van Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed en de implementatie van het multilaterale kader voor het behoud van erfgoed.

De regering streeft door bilaterale samenwerking met een aantal landen het duurzaam behoud en beheer van Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed (GCE) na. Het nieuwe ICB noemt het behoud van het gemeenschappelijk cultureel erfgoed nadrukkelijk als een van de thema’s waaraan de regering met prioriteit aandacht en middelen zal besteden. Het is in dit verband positief dat in het veld initiatief is genomen om een voorziening in te richten voor het verzamelen van kennis en expertise op het terrein van GCE.

Daarnaast ziet de regering in multilateraal kader toe op de implementatie en handhaving van internationale juridische instrumenten ten aanzien van het behoud van materieel en immaterieel erfgoed.

Na te streven resultaten

• De lijst van prioritaire GCE landen is herzien op basis van opgedane ervaringen in de samenwerking.

• Er is een evenwichtige GCE portefeuille.

• Het onafhankelijke kenniscentrum op het gebied van internationale erfgoed activiteiten is actief betrokken bij de verhoogde inzet op GCE.

• Nederland heeft in multilateraal kader – met name in UNESCO verband- een kwalitatief hoogwaardige inbreng met betrekking tot het behoud van erfgoed.

Instrumenten/activiteiten

BZ streeft naar het afsluiten van landenspecifieke beleidskaders met geselecteerde partnerlanden voor het GCE. Reeds afgesloten beleidskaders worden periodiek geëvalueerd. In het vierjarig werkplan voor het nieuwe ICB wordt een meer programmatische en samenhangende inzet van HGIS-cultuurmiddelen voorzien ten behoeve van het GCE.

De komende periode zal de nadruk liggen op het implementeren en handhaven van multilaterale verdragen op cultureel gebied voor het behoud van erfgoed, in UNESCO verband en elders. Ook worden onderhandelingen gevoerd ten aanzien van restitutie of recuperatie van culturele kostbaarheden.

Operationele doelstelling 3

Vergroten begrip en/of steun voor Nederlandse zienswijze, standpunten en beleid in het buitenland en het versterken van het draagvlak in eigen land voor het buitenlandbeleid.

Nederland kan traditioneel bogen op een goede naam in de wereld. Ons land steekt qua naamsbekend en reputatie gunstig af in vergelijking met vele andere landen. Toch vereist het onderhoud van het internationale draagvlak meer energie en middelen dan voorheen. Trokken bepaalde aspecten van ons beleid al wat langer de aandacht, de laatste jaren hebben actuele gebeurtenissen Nederland nog eens extra in de schijnwerpers geplaatst. Het is daarom van groot belang om de activiteiten op het terrein van de publieksdiplomatie met kracht voort te zetten.

Naast deze internationale dimensie blijft het ministerie van Buitenlandse Zaken zich ook richten op het vergroten van de aandacht van de Nederlandse burger voor het buitenlandbeleid. Dat geldt in het bijzonder voor ontwikkelingssamenwerking, internationale duurzame ontwikkeling en Europese samenwerking. Ook op consulair gebied wordt de burger geïnformeerd over de dienstverlening die hij van het ministerie en de ambassades in het buitenland kan verwachten.

De indicator voor het draagvlak dat ontwikkelingssamenwerking en internationale duurzame ontwikkeling heeft onder de Nederlandse bevolking is het percentage van de bevolking dat aangeeft dat het budget moet worden gehandhaafd of verhoogd. Dit percentage bedroeg 80% in 2002, 72% in 2004 en 78% in 2006. De doelstelling is dit draagvlak minimaal op hetzelfde niveau te handhaven.

Na te streven resultaten

• In het buitenland is het begrip voor Nederlandse waarden, standpunten en beleid bevorderd door middel van intensivering van publieksdiplomatie, informatieverstrekking en dialoog.

• De bekendheid en betrokkenheid van het Nederlandse publiek met het ontwikkelingsbeleid zijn minimaal gelijk gebleven en zo mogelijk toegenomen.

• De betrokkenheid van de burger bij Europese samenwerking is toegenomen en er bestaat beter inzicht in wat de burger vindt van de diverse Europese thema’s in relatie tot de toekomst van Europa.

• Er is meer kennis en begrip bij het publiek over de consulaire dienstverlening van BZ.

Instrumenten/activiteiten

De instrumenten voor publieksdiplomatie die de afgelopen jaren ten behoeve van de posten in het buitenland zijn ontwikkeld, zullen de komende tijd verder worden uitgebouwd. Om snel te kunnen reageren op voor de beeldvorming van Nederland relevante ontwikkelingen in het buitenland zal een toegankelijke en operationele informatie-infrastructuur worden opgezet. Daarnaast is het van belang dat meer aandacht wordt besteed aan het in kaart brengen en het systematisch onderhouden van contacten met opinieleiders in het buitenland. Het budget voor publieksdiplomatie blijft de komende jaren gehandhaafd. Door een gerichtere inzet van voorlichtings- en communicatiemiddelen zal de slagkracht van onze activiteiten op het terrein van publieksdiplomatie verder kunnen toenemen.

Om de bekendheid met en de betrokkenheid bij het ontwikkelingsbeleid te vergroten wordt de samenwerking met de NCDO versterkt. Samen met deze organisatie wordt een strategie ontwikkeld om delen van het Nederlandse publiek die niet of weinig betrokken zijn bij ontwikkelingssamenwerking te bereiken. Daarbij zal actief worden ingespeeld op het toenemende particuliere initiatief: steeds meer burgers starten hun eigen projecten gericht op armoedebestrijding in het belang van duurzame ontwikkeling. In de nieuwe subsidierelatie met de NCDO is het ondersteunen van dit soort burgerinitiatieven expliciet opgenomen. Bovendien krijgt de NCDO de taak om een brug te slaan tussen initiatieven van burgers en de OS-inspanningen van de overheid.

De Europese reflectieperiode, waartoe door de Europese regeringsleiders – na de negatieve uitslagen van de referenda in Frankrijk en Nederland – was besloten in juni 2005, is door de Europese Raad van juni 2006 met een jaar verlengd. De aard van de voorlichtings- en bewustwordingsprogramma’s is na het Nederlandse «nee» tegen het Grondwettelijk Verdrag meer gericht op het stimuleren van het debat over de toekomst van Europa en het verkrijgen van inzicht in hoe de burger de toekomst van Nederland in Europa ziet. Een accent blijft daarnaast liggen op het vergroten van de kennis en begripsvorming van scholieren en docenten over Europa. Daarnaast zal het Europafonds subsidies verstrekken aan maatschappelijke organisaties die activiteiten ondernemen om de betrokkenheid van de burger bij Europa te vergroten.

De lijn van actieve voorlichting en communicatie op het terrein van consulaire dienstverlening wordt doorgetrokken. Centraal daarbij staat de vraag wat Nederlanders wel en niet mogen verwachten van het ministerie van Buitenlandse Zaken wanneer zij in het buitenland in de problemen raken. De jaarlijkse Wijs op Reis-campagne blijkt nog immer in een grote behoefte te voorzien en zal worden voortgezet. Daarnaast geeft het ministerie voorlichting over de risico’s en gevolgen verbonden aan het smokkelen van drugs. De sitewww.drugssmokkel.nl geeft op dat punt uitgebreide informatie. Voor leerlingen van het middelbaar onderwijs wordt een lespakket over dit onderwerp samengesteld.

Operationele doelstelling 4

Een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland.

Nederland wil als gastland van de dertig alhier gevestigde internationale organisaties een rol spelen die net zo constructief is als de rol die Nederland in deze fora als lidstaat speelt. Organisaties moeten in staat worden gesteld zo optimaal mogelijk te functioneren in een gastvrij en ruimhartig vestigingsklimaat. Het in april 2005 goedgekeurde kabinetsstandpunt naar aanleiding van het IBO Werving en opvang internationale organisaties legde dit streven vast, en introduceerde verbeteringen op het gebied van privileges en immuniteiten en verblijfsrechten. Deze beleidsvoornemens werden grotendeels in 2006 geïmplementeerd. Wat betreft de privileges en immuniteiten heeft bijvoorbeeld een gelijkschakeling plaatsgevonden van de status van de stafleden van internationale organisaties met die van stafleden van vergelijkbare rang op ambassades, hetgeen met name heeft geresulteerd in een verbetering van de fiscale positie. Door middel van de Stuurgroep Nederland Gastland is de interdepartementale coördinatie en afstemming verder verbeterd. In 2007 zal het werk aan de in 2006 ingezette inhaalslag in de rol van Nederland als gastland worden voortgezet.

Effectindicator is een toegenomen internationale waardering voor Nederland als gastheer. Rapportage zal geschieden via een op termijn te houden tevredenheidsonderzoek internationale organisaties.

Na te streven resultaten

• Het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het IBO Werving en opvang internationale organisaties is volledig geïmplementeerd. De eerste rapportage is aan de Tweede Kamer verzonden.

• Een strategische visie «Nederland Gastland» is ontwikkeld. De in beleidsartikel 1.3 genoemde doelstelling ten aanzien van de juridische instellingen maakt hiervan integraal deel uit en er zal tevens ruime aandacht zijn voor internationale vergelijkingen.

• De servicegerichtheid richting en communicatie met de internationale organisaties in Nederland zijn verbeterd.

• De interdepartementale coördinatie is verder verbeterd, ondermeer door middel van de Stuurgroep Nederland Gastland, evenals de communicatie met lagere overheden en uitvoerende diensten over geprivilegieerden.

• Lopende onderhandelingen over zetelovereenkomsten zijn afgerond. Mogelijkheden voor verdere stroomlijning van praktische aspecten van bestaande vestigingsvoorwaarden zijn onderzocht en waar mogelijk ten uitvoer gebracht.

Instrumenten/activiteiten

De serviceverlening aan en de communicatie met de internationale organisaties zullen verder worden verbeterd door intensivering van de reguliere overleggen en modernisering van de communicatiemiddelen. Opzet van een website Nederland Gastland is hiervan een onderdeel. Hetzelfde geldt voor de opzet van een Helpdesk. Belangrijk is in dit kader ook dat de ontwikkeling van een nieuw registratiesysteem voor geprivilegieerden (PROBAS) in 2007 in zijn finale fase zal zijn, na afronding van het programma van eisen in 2006. De Stuurgroep Nederland Gastland is een belangrijk middel ter versterking van de interdepartementale communicatie en besluitvorming.

De mogelijkheid van verdere stroomlijning van de verschillende praktische aspecten van de vestigingsvoorwaarden van de verschillende organisaties zal verder worden onderzocht en uitgewerkt. Ook zal in 2007 de haalbaarheid van een kantoorfaciliteit voor niet-vertegenwoordigde landen worden onderzocht om deze zo in staat te stellen het werk van de in Nederland gevestigde internationale organisaties te volgen.

D. Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Operationele doelstellingTitel van de evaluatieJaar van afronding 
  200420052006200720082009
 Beleidsdoorlichtingen      
8.1Internationaal Cultuurbeleid     X
8.2Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed beleid    X 
8.3Beleidskader publieksdiplomatie    X 
8.4Nederland als gastheer voor internationale organisaties (zie ook beleidsart. 1    X 
 Effectenonderzoek ex post en overigevaluatieonderzoek      
8.1Cultureel EU-voorzitterschapsprogramma Thinking Forward  X   
8.3Europafonds  X X 
8.3NCDOdraagvlakonderzoek  X   

NIET-BELEIDSARTIKEL 9: GEHEIM

Op dit artikel worden geheime uitgaven verantwoord.

Niet-beleidsartikel 9 Geheim
Bedragen in EUR 10002005200620072008200920102011
Verplichtingen0pmpmpmpmpmpm
        
Uitgaven0pmpmpmpmpmpm

NIET-BELEIDSARTIKEL 10: NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord die samenhangen met de HGIS-indexering en onvoorziene uitgaven.

Niet-beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien
Bedragen in EUR 10002005200620072008200920102011
Verplichtingen15160 20192 245134 065131 628180 233174 306
        
Uitgaven:       
        
Uitgaven totaal15160 20192 245134 065131 628180 233174 306
10.1 Nominaal en onvoorzien15160 20192 245134 065131 628180 233174 306

NIET-BELEIDSARTIKEL 11: ALGEMEEN

Dit artikel behandelt de apparaatsuitgaven van zowel het departement in Den Haag als het postennet, exclusief de uitgaven voor vakattachés. Het omvat de verplichtingen en uitgaven aangaande het ambtelijk personeel, de overige personele uitgaven en het materieel.

Het ambtelijk personeel betreft de algemene leiding van het departement (inclusief de ministers en de staatssecretaris), de beleidsdirecties, de ondersteunende diensten, het uitgezonden personeel op de posten, inclusief themadeskundigen en het lokaal aangenomen personeel op de posten. Daarnaast worden in dit artikel de buitenlandvergoedingen aan uitgezonden personeel, overige vergoedingen en diverse overige personele uitgaven verantwoord. Tevens zijn de uitgaven voor het post-actieve personeel van het ministerie opgenomen. De materiële uitgaven hebben betrekking op de uitgaven voor de exploitatie van en investeringen in het departement in Den Haag en de vertegenwoordigingen in het buitenland. Hieronder vallen onder andere de verplichtingen en uitgaven voor huur van kanselarijen, residenties, personeelswoningen en het gebouw in Den Haag, beveiligingsmaatregelen, automatisering en communicatiemiddelen, klein onderhoud en bouwkundige projecten. Op de personele en materiële kosten zijn jaarlijks loon-, prijs-, en koersontwikkelingen van toepassing. Deze ontwikkelingen dekt Buitenlandse Zaken af binnen de daarvoor in de HGIS getroffen voorziening (zie artikel 10). Loonkostenstijgingen vloeien met name voort uit afgesloten CAO’s; de prijsstijgingen waarmee Buitenlandse Zaken te maken heeft passen binnen het kader van algehele (mondiale) inflatie. Daarnaast spelen koersfluctuaties tussen met name de euro en de Amerikaanse dollar een belangrijke rol.

Niet-beleidsartikel 11 Algemeen
Bedragen in EUR 10002005200620072008200920102011
Verplichtingen658 492674 833684 513670 808650 692655 977655 977
        
Uitgaven:       
        
Uitgaven totaal653 443679 160688 728665 023659 907660 977655 977
11.1 Apparaatsuitgaven653 443679 160688 728665 023659 907660 977655 977
        
Ontvangsten56 41350 83350 83350 83350 83350 83350 833
11.10 Diverse ontvangsten47 73450 83350 83350 83350 83350 83350 833
11.20 Koersverschillen8 679000000
Kengetallen personeel en materieel
 2005200620072008200920102011
Personeel       
Loonkosten departement       
Gemiddelde bezetting1 8681 9101 9051 8831 8441 8251 807
Gemiddelde prijs62 54566 30067 00067 60068 30069 00069 700
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1000)116 827126 642127 631127 296125 946125 946125 946
        
Loonkosten posten (excl. themadeskundigen)       
Gemiddelde bezetting1 1861 1951 2651 2501 2251 2161 204
Gemiddelde prijs71 52075 90076 70077 40078 20078 80079 600
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1000)84 80190 70297 04496 76395 81395 81395 813
        
Loonkosten themadeskundigen (posten)       
Gemiddelde bezetting48464848484747
Gemiddelde prijs78 79683 10083 90084 80085 60086 50087 400
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1000)3 8153 8004 0004 0504 1004 1004 100
        
Totaal loonkosten ambt. Personeel       
Gemiddelde bezetting3 1023 1513 2183 1813 1173 0893 058
Gemiddelde prijs66 22970 18571 06471 71072 45773 12773 869
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1000)205 444221 144228 675228 109225 859225 859225 859
        
Vergoedingen       
Gemiddelde bezetting1 2341 2411 3131 2981 2731 2631 251
Gemiddelde kosten59 01960 80957 51258 10059 23159 69260 299
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1000)72 83675 44975 50975 40975 40975 40975 409
        
Lokaal personeel       
Gemiddelde bezetting2 0892 0762 0652 0032 0032 0032 003
Gemiddelde prijs33 35034 60035 80037 00037 00037 00037 000
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1000)69 66971 83673 93574 10074 10074 10074 100
        
Materieel       
Gemiddelde bezetting (inclusief attachés)5 5315 5675 6235 5245 4605 4315 400
Gemiddelde kosten44 48344 38244 95041 62341 54141 95641 272
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1000)246 159247 079252 757229 911226 808227 878222 878
        
Totaal toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1000)594 111615 508630 876607 529602 176603 246598 246
        
Overige apparaatskosten (x EUR 1000)59 33463 65257 85257 49457 73157 73157 731
        
Totaal artikel 11 Apparaatsuitgaven (x EUR 1000)653 443679 160688 728665 023659 907660 977655 977

VERDIEPINGSHOOFDSTUK

1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 200670 95867 38567 02467 02467 024 
mutatie Nota van Wijziging 200600000 
mutatie amendement 200600000 
mutatie 1e suppletore begroting 200618 76610 4128 1695 1242 904 
nieuwe mutaties00000 
Stand ontwerpbegroting 200789 72477 79775 19372 14869 92865 390

Toelichting

Er zijn na de Voorjaarsnota geen nieuwe mutaties op dit artikel geweest.

2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006659 235595 667551 050531 050521 050 
mutatie Nota van Wijziging 200600000 
mutatie amendement 20069 1600000 
mutatie 1e suppletore begroting 200695 09735 4338 561– 2 5376 393 
nieuwe mutaties67 983131 647120 890119 88589 885 
Stand ontwerpbegroting 2007831 475762 747680 501648 398617 328617 328

Toelichting

De verhoging op dit artikel wordt veroorzaakt door meerdere mutaties. In lijn met de toezegging om EUR 50 mln beschikbaar te stellen voor wederopbouw in Afghanistan wordt in 2006 een extra bijdrage van EUR 15 mln gegeven aan het Afghanistan Reconstruction Trust Fund (ARTF) en EUR 5 mln aan het Law and Order Trustfund Afghanistan (LOTFA). Voorts worden er middelen beschikbaar gesteld via een loket bij het Afghaanse ministerie van Financiën, waarmee extra activiteiten in Uruzgan kunnen worden gefinancierd. Meerjarig wordt bijgedragen aan wederopbouw na de aardbeving in Yogjakarta (EUR 2 mln in 2006 en EUR 8 mln in 2007), aan wederopbouw in Sudan (EUR 100 mln voor de periode 2006–2009) en aan de verlenging van de vredesmissie in Sudan (AMIS). Verder vindt er vanaf 2007 een structurele begrotingsoverheveling plaats van EUR 60 mln door Defensie, ten behoeve van contributies voor VN-crisisbeheersingsoperaties.

Het budget voor noodhulp wordt structureel verhoogd met EUR 30 mln per jaar. In 2006 zal dit met name worden aangewend voor de humanitaire noden in Sudan, Libanon en de Democratische Republiek Congo. Meerjarig zal er een structurele bijdrage komen aan het Central Emergency Response Fund van de VN.

In enkele landen, waaronder Afghanistan en Pakistan, worden de programma’s voor Bestuur geïntensiveerd.

2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverleningen goed bestuur
Opbouw ontvangsten (EUR 1000)200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006224224224224224 
mutatie amendement 200600000 
mutatie 1e suppletore begroting 200600000 
nieuwe mutaties00000 
Stand ontwerpbegroting 2007224224224224224224
3 Versterkte Europese samenwerking
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 20067 023 3237 160 6247 290 8537 461 2657 604 859 
mutatie Nota van Wijziging 200600000 
mutatie amendement 200600000 
mutatie 1e suppletore begroting 2006– 407 80627 50764 94964 65764 657 
nieuwe mutaties34 38625 130499 139– 2 292 783– 828 711 
Stand ontwerpbegroting 20076 649 9037 213 2617 854 9415 233 1396 840 8056 804 875

Toelichting

De afdrachten aan de EU zijn meerjarig verhoogd op basis van nieuwste ACOR-cijfers. Vanaf 2009 wordt een verlaging doorgevoerd als aanpassing voor de kortingen die Nederland bedongen heeft op de Europese Raad van december 2005. Op basis van nieuwe ramingen van de Europese Commissie is de Nederlandse bijdrage aan het EOF voor 2006 verlaagd met EUR 7,3 mln.

3 Versterkte Europese samenwerking
Opbouw ontvangsten (EUR 1000)200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006494 793521 056531 478542 107552 949 
mutatie amendement 200600000 
mutatie 1e suppletore begroting 2006– 22 5600000 
nieuwe mutaties46 03490 34492 15093 99495 874 
Stand ontwerpbegroting 2007518 267611 400623 628636 101648 823661 799

Toelichting

De mutaties hangen samen met de perceptiekostenvergoedingen (inning landbouwrechten en invoerrechten) in verband met de EU-afdrachten. Voor een toelichting zie hieronder.

EU-afdrachten Nederland

Tabel I geeft de verwachte ontwikkeling weer van de Nederlandse afdrachten aan de EU tot en met 2011.

Tabel I: Nederlandse afdrachten aan de EU (in mln euro’s)Nieuwe stand (op basis van het voorontwerp EU-begroting 2007, nieuwe ACOR-cijfers en inwerkingtreding nieuw EM-besluit in 2009).
 200620072008200920102011
3.1 BNP-afdracht3 5283 6604 1722 1003 6653 568
3.2 BTW-afdracht884909972374365374
3.3 Landbouwheffingen202405413422430439
3.4 Invoerrechten1 8712 0402 0812 1232 1652 208
Totaal EU-afdrachten(bruto)6 4857 0147 6395 0186 6266 590
       
Ontvangsten      
3.21 Perceptiekostenvergoeding voor inning landbouwheffingen51101103105108110
3.22 Perceptiekostenvergoeding voor inning invoerrechten468510520531541552
Totaal perceptiekostenvergoeding518611624636649662
       
Netto EU-afdrachten5 9676 4037 0164 3825 9775 928

De ontwikkeling van de afdrachten tijdens de nieuwe Financiële Perspectieven (FP’s, 2007–2013) wordt bepaald door twee effecten: een kleine tegenvaller door reëel licht stijgende uitgaven van de EU en een relatief grote meevaller door de kortingen op de Eigen Middelen (EM) voor Nederland ten opzichte van de afdrachtenramingen die vorig jaar in de boeken stonden. Het totale effect op de huidige stand is een meevaller van ongeveer EUR 1 miljard per jaar (in lopende prijzen). Voor de opbouw van deze korting, zie tabel II onderaan deze paragraaf.

De aanname in de huidige meerjarenramingen is dat de uitgaven van de EU reëel constant blijven, bij een ongewijzigd Eigen Middelenbesluit. Dit is een uitwerking van het Hoofdlijnenakkoord (reëel constante afdrachten). Het plafond in betalingen dat uiteindelijk in de nieuwe FP’s is opgenomen (0,994% EU-BNI) is niet helemaal reëel constant ten opzichte van 2006 Dit verklaart de toename van het totaal van de afdrachten aan de Europese Unie door reëel licht stijgende uitgaven.

De drastische afname van het totaal van de afdrachten in 2009 is het gevolg van de verwachte inwerkingtreding van het nieuwe Eigen Middelenbesluit begin 2009 – na ratificatie in 27 lidstaten. Het nieuwe Eigen Middelenbesluit is een vertaling van de gemaakte afspraken tijdens de Europese Raad van december 2005. Het akkoord betekent een grote meevaller door de lump sum en BTW-kortingen van gemiddeld bijna EUR 1,1 miljard per jaar (in de onderhandelingen is gesproken over EUR 1,0 miljard in constante prijzen) voor Nederland ten opzichte van de afdrachtenramingen die vorig jaar in de boeken stonden. Deze ramingen gingen uit van een reëel constant uitgavenniveau en een ongewijzigd Eigen Middelenbesluit. Afgesproken is dat de kortingen met terugwerkende kracht zullen gelden, in tegenstelling tot het akkoord van Berlijn waarbij het nieuwe Eigen Middelenbesluit met de gunstige maatregelen voor Nederland pas in 2002 volledig in werking trad. Om die reden zal 2009, of bij snelle ratificatie 2008, – het eerste jaar waarin de kortingen van toepassing zijn – uitzonderlijk lage afdrachten kennen. Na 2009 zal het totaal van de afdrachten weer een licht stijgend verloop hebben, in overeenstemming met de lichte toename van het totaalbudget van de Europese Unie tot en met 2013.

Tabel II: EUR 1 miljard korting voor NederlandNetto-effect per jaar in miljoenen euro’s, inclusief – indien van toepassing – de Nederlandse bijdrage in de financiering, met als prijspeil 2004, gemiddeld over de periode 2007–2013
BTW-korting 
Nederland hoeft maar 0,1% van de afgetopte geharmoniseerde BTW-grondslag af te dragen, in plaats van de voor andere lidstaten geldende 0,3%.400 mln.
BNI-korting, inclusief financiering 
Nederland krijgt een bruto lump sum korting van EUR 605 mln. Netto is dit iets minder omdat Nederland meebetaalt aan de eigen korting en de BNI-korting van Duitsland en Zweden.575 mln.
Lagere VK-compensatie 
Een deel van de EU-uitgaven in de lidstaten die vanaf 2004 zijn toege- treden wordt uitgezonderd van de berekening van de VK-compensatie. Het Verenigd Koninkrijk krijgt zo in totaal over de periode (maximaal) EUR 10,5 miljard minder gecompenseerd dan met de oude systematiek. Nederland betaalt dus minder aan de VK-compensatie.25 mln.
Totaal1 000 mln.

Tabel III geeft een toelichting op de mutatie van de Nederlandse afdrachten aan de EU tussen Miljoenennota 2006 en Miljoenennota 2007.

Tabel III: Verticale toelichting Nederlandse EU-afdrachten (in mln euro’s)
 200620072008200920102011
(1) MJN 2006 Totaal EU-afdrachten(bruto)6 8526 9897 1407 3117 4546 273
mutaties:      
3.1 BNP-afdracht– 536– 41644– 2 124– 624– 246
3.2 BTW-afdracht768087– 545– 5881
3.3 Landbouwheffingen– 74123126128131133
3.4 Invoerrechten168238243248253428
(2) Totaal mutaties– 36625499– 2 293– 829316
       
(3=1+2) MJN 2007 Totaal EU-afdrachten(bruto)6 4857 0147 6395 0186 6266 590
       
(4) MJN 2006 Totaal perceptiekostenvergoedingen495521531542553521
       
Mutaties:      
3.21 Perceptiekostenvergoeding voor inning landbouwheffingen– 193131323334
3.22 Perceptiekostenvergoeding voor inning invoerrechten4260616263107
       
(5) Totaal mutaties2390929496141
       
(6=4+5) MJN 2007 Totaal perceptiekostenvergoedingen518611624636649662
       
(7=3–6) MJN 2007 Totaal EU-afdrachten(netto)5 9676 4037 0164 3825 9775 928

BTW-afdrachten

Het Nederlands aandeel in de geharmoniseerde BTW-grondslag van de EU valt hoger uit dan aanvankelijk geraamd. Als gevolg hiervan wordt de raming van de Nederlandse BTW-afdracht voor alle jaren omhoog bijgesteld. Daarnaast is vanaf 2009 het effect van inwerkingtreding van het nieuwe Eigen Middelenbesluit te zien. De afspraken leiden tot een forse verlaging van de Nederlandse BTW-afdrachten (zie toelichting hierboven).

BNI-afdrachten

Hoewel het Nederlandse aandeel in het EU-BNI (net als de BTW-grondslag) licht omhoog is bijgesteld, worden voor de jaren 2006 en 2007 toch lagere BNI-afdrachten voor Nederland geraamd. Dit komt door lagere totale EU-uitgaven dan in de ramingen van vorig jaar. De ontwerpbegroting 2006 ging immers nog uit van de uitgavenplafonds (financiële perspectieven) terwijl de ontwerpbegroting 2007 uitgaat van de definitieve EU-begroting 2006 en de concept EU-begroting 2007 die inmiddels bekend zijn en die beide flink lager liggen dan de uitgavenplafonds. Vanaf 2009 is duidelijk het effect van de inwerkingtreding van het Eigen Middelenbesluit te zien.

Invoerrechten

De invoerrechten vallen in 2007 veel hoger uit dan in eerdere jaren en veel hoger dan aanvankelijk geraamd. De aanname in de ramingen is dat deze invoerrechten reëel constant blijven, vandaar eveneens de toename (inclusief inflatiecorrectie) in de jaren daarna. Daar moet bij worden opgemerkt dat deze cijfers sterk kunnen fluctueren.

4 Meer welvaart en minder armoede
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006730 941692 0771 006 7991 148 9081 317 345 
mutatie Nota van Wijziging 200600000 
mutatie amendement 2006– 17 1600000 
mutatie 1e suppletore begroting 200641 53828 367– 37 30762 32611 788 
nieuwe mutaties135 626– 30 147– 73 891– 54 470– 77 232 
Stand ontwerpbegroting 2007890 945690 297895 6011 156 7641 251 9011 587 353

Toelichting

De mutaties op dit artikel worden veroorzaakt door een groot aantal verhogingen en verlagingen. Zo wordt er meerjarig bijgedragen aan de UN Advisors Group on Inclusive Financial Sectors (totaal EUR 2 mln) en aan het nieuwe Programma Ondersteuning Producentenorganisaties (totaal EUR 50 mln vanaf 2007). De bijdrage aan het CBI wordt meerjarig verhoogd met EUR 2 mln in 2006 en EUR 5 mln meerjarig. De landenlijst van PSOM wordt verruimd, waardoor vanaf 2008 additionele uitgaven mogelijk zijn. Het budget wordt hiertoe vanaf 2008 verhoogd (EUR 2 mln in 2008, EUR 5 mln in 2009 en EUR 15 mln in 2010). Verder wordt in een aantal landen de begrotingssteun verhoogd. Het betreft onder andere Benin, Moldavië, Tanzania en Ghana. Tenslotte wordt de omvang van de meerjarige mutaties eveneens beïnvloed door het gebruikelijke parkeerkarakter van dit artikel.

4 Meer welvaart en minder armoede
Opbouw ontvangsten (EUR 1000)200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 200614 59414 46817 73017 73017 730 
mutatie amendement 200600000 
mutatie 1e suppletore begroting 200618 14320 30819 83522 5653 093 
nieuwe mutaties00000 
Stand ontwerpbegroting 200732 73734 77637 56540 29520 82320 823
5 Toegenomen menselijke en sociale ontwikkeling
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 20061 414 3371 566 4391 584 6761 584 6761 584 676 
mutatie Nota van Wijziging 200600000 
mutatie amendement 20068 0000000 
mutatie 1e suppletore begroting 200621 33227 30719 40214 077– 14 213 
nieuwe mutaties107 88040 570105 471135 971168 721 
Stand ontwerpbegroting 20071 551 5491 634 3161 709 5491 706 5701 739 1841 629 184

Toelichting

De mutaties op dit artikel betreffen een saldo. In 2006 wordt een extra bijdrage van EUR 100 mln gegeven aan het Fast Track Initiative(onderwijs). Vanaf 2007 zal de bijdrage aan dit initiatief structureel worden verhoogd met EUR 50 mln, dit kan nog binnen bestaande ramingen worden gerealiseerd. Voor hoger onderwijs wordt ca. EUR 4,8 mln. extra uitgegeven in 2006 oplopend tot 48 mln in 2010, vooral via de bestaande programma’s: NPT (Netherlands Programme for the Institutional Strengthening of Post-Secondary Education and Training Capacity), het NFP (Netherlands Fellowships Programmes) en het SII (South South Cooperation Programme between International Institutes). Het programma Onderzoek en Innovatie is in 2006 van start gegaan en de beschikbare middelen worden verhoogd met EUR 1,2 mln in 2006 oplopend tot EUR 12 mln in 2010.

Het hiv/aids-programma met NGO’s in Ethiopië wordt verhoogd (EUR 1,6 mln). De bijdrage aan het WHO Partnerschap Programma wordt meerjarig verhoogd met EUR 2,2 mln. Er is een technische verlaging van totaal ca. EUR 12 mln voor het thema gezondheidszorg. De ramingen voor de participatie van het maatschappelijk middenveld zijn meerjarig verhoogd ten behoeve van het nieuwe Medefinancieringsstelsel (EUR 20 mln in 2007, EUR 70 mln in 2008, EUR 90 mln in 2009 en EUR 110 mln in 2010). Op ditzelfde subartikel is een meerjarige verhoging doorgevoerd als gevolg van de nieuwe subsidieperiode met SNV, inclusief de afwikkeling van de lopende subsidie (verhoging van EUR 12 mln in 2007 en 2008, daarna een verhoging van EUR 8 mln). Een verlaging van EUR 7 mln heeft plaatsgevonden als gevolg van een overheveling naar artikel 8. De overgehevelde middelen zijn bestemd voor de subsidie aan NCDO.

6 Beter beschermd en verbeterd milieu
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006340 326335 504375 345375 345375 345 
mutatie Nota van Wijziging 200600000 
mutatie amendement 200600000 
mutatie 1e suppletore begroting 200612 96211 53524 099– 8 366– 8 366 
nieuwe mutaties5 57024 30021 60016 60016 600 
Stand ontwerpbegroting 2007358 858371 339421 044383 579383 579375 079

Toelichting

De verhoging is een saldo van enkele verhogingen en verlagingen. De grootste verlaging betreft een technische correctie. In het kader van de doelstelling om in 2015 10 miljoen mensen duurzaam te voorzien van energie zal een Energiefonds op worden gezet onder het MOL fonds van FMO. Het Fonds zal nog in 2006 van start gaan met een eerste bijdrage van EUR 1 mln. Vanaf 2007 wordt een intensivering van 5 mln per jaar voorzien (bovenop de reeds gereserveerde 5 mln). De verhoging op dit artikel is verder een gevolg van een intensivering van de milieuprogramma’s in Benin (totaal EUR 19 mln in 2006–2008), Pakistan (totaal EUR 9,5 mln in 2006–2008) en een nieuw regionaal milieuprogramma Westelijke Balkan (totaal EUR 20 mln intensivering voor de periode 2006–2010).

7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006122 879123 149112 125112 125112 125 
mutatie Nota van Wijziging 200600000 
mutatie amendement 200600000 
mutatie 1e suppletore begroting 2006– 22 347– 17 096– 6 495– 12 930– 13 276 
nieuwe mutaties00000 
Stand ontwerpbegroting 2007100 532106 053105 63099 19598 84998 849

Toelichting

Er zijn na de Voorjaarsnota geen nieuwe mutaties geweest.

7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer
Opbouw ontvangsten (EUR 1000)200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 200627 00127 50128 50128 50128 501 
mutatie amendement 200600000 
mutatie 1e suppletore begroting 2006– 5 630– 958– 1 958– 1 958– 1 958 
nieuwe mutaties00000 
Stand ontwerpbegroting 200721 37126 54326 54326 54326 54326 543
8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 200673 66373 05973 05972 83272 832 
mutatie Nota van Wijziging 200600000 
mutatie amendement 200600000 
mutatie 1e suppletore begroting 200613 1704 5474 487– 303– 303 
nieuwe mutaties08 4948 4948 4948 494 
Stand ontwerpbegroting 200786 83386 10086 04081 02381 02381 023

Toelichting

De verhoging op dit artikel wordt veroorzaakt door een nieuw subsidiekader met de NCDO, dat in 2007 van start zal gaan. De verhoging betreft deels een overheveling van artikel 5, deels een intensivering.

8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland
Opbouw ontvangsten (EUR 1000)200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006755755755755755 
mutatie amendement 200600000 
mutatie 1e suppletore begroting 200600000 
nieuwe mutaties00000 
Stand ontwerpbegroting 2007755755755755755755
9 Geheim
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006pmpmpmpmpm 
mutatie Nota van Wijziging 2006      
mutatie amendement 2006      
mutatie 1e suppletore begroting 2006      
nieuwe mutaties      
Stand ontwerpbegroting 2007pmpmpmpmpmpm
10 Nominaal en onvoorzien
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 200681 586101 390103 369130 633172 487 
mutatie Nota van Wijziging 200600000 
mutatie amendement 200600000 
mutatie 1e suppletore begroting 2006– 25 608– 20 42330 710– 18 9911 092 
nieuwe mutaties4 22311 287– 1419 9866 654 
Stand ontwerpbegroting 200760 20192 254134 065131 628180 233174 306

Toelichting

De mutaties zijn een saldo van een positieve bijstelling van de inflatie-ramingen, een afboeking in verband met loonprijsbijstelling en een positieve bijstelling in verband met verlaging van de EU-toerekening.

11 Algemeen
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 2006656 334657 538639 958641 208641 208 
mutatie Nota van Wijziging 200600000 
mutatie amendement 200600000 
mutatie 1e suppletore begroting 200622 17633 01725 94620 03021 100 
nieuwe mutaties650– 1 827– 881– 1 331– 1 331 
Stand ontwerpbegroting 2007679 160688 728665 023659 907660 977655 977

Toelichting

Als gevolg van interdepartementale projecten zoals Transparante Overheid, Overheidscommunicatie en de digitalisering en het vergroten van het Nationaal Archief, wordt de BZ-begroting structureel verlaagd met de BZ-bijdrage.

11 Niet-Beleidsartikel: Algemeen
Opbouw ontvangsten (EUR 1000)200620072008200920102011
Stand ontwerpbegroting 200650 83350 83350 83350 83350 833 
mutatie amendement 200600000 
mutatie 1e suppletore begroting 200600000 
nieuwe mutaties00000 
Stand ontwerpbegroting 200750 83350 83350 83350 83350 83350 833

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

In deze paragraaf komen alleen de ontwikkelingen op het terrein van de integrale bedrijfsvoering aan de orde die van belang zijn in termen van risico’s en daarmee samenhangende beheersingsmaatregelen. De risico’s zijn geclusterd naar hoofdthema’s: kennismanagement, voorschottenbeheer, resultaatgericht management, management informatiesysteem, integriteit, veiligheid, consulaire diensten en overig.

Kennismanagement

Op grond van de opgedane ervaringen is een actieplan kennismanagement opgesteld. Beoogd wordt systematischer gebruik te maken van computergestuurd onderwijs, bedrijfsvoeringsconferenties en ondersteuning door collega’s als instrumenten voor kennisdeling en -ontwikkeling. Het traditionele cursusaanbod wordt, zoveel als mogelijk is, gereduceerd. Aandacht in het plan gaat ook uit naar het toetsen van opgedane kennis. In 2006 is het kennismanagement vooral gericht op de financiële functie en de activiteitencyclus. Met ingang van 2007 wordt het aantal onderwerpen uitgebreid.

Voorschottenbeheer

Met veel waardering voor de in 2005 genomen maatregelen voor de verbetering van het voorschottenbeheer stelt de Algemene Rekenkamer vast dat het percentage fouten en onzekerheden met betrekking tot de afgewikkelde voorschotten is gedaald van 1,8 naar 1,1%. Hiermee voldoen wij aan onze toezegging aan de Tweede Kamer. Evenals vorig jaar is een uitgebreide analyse gemaakt van de geconstateerde fouten en onzekerheden. Op basis van de analyse concluderen wij dat de getroffen maatregelen passend zijn, maar dat een deel van de effecten van deze maatregelen, zoals de opzet en aanbod van een cursus voorschotbeheer via Internet, vanaf 2006 en later pas zichtbaar zullen worden.

Resultaatgericht management

Ook in 2007 werken wij verder aan de resultaatgerichtheid van de organisatie, daarin mede gesteund door ontwikkelingen in Nederland (zoals de follow-up van de VBTB-evaluatie van 2004) en in andere landen (zoals in OESO/DAC verband).

Planning, monitoring en evaluatie

Planning, monitoring en evaluatie spelen, als onderling sterk samenhangende processen, een sleutelrol in het resultaatgerichte sturingsmodel van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Voor wat betreft de monitoring van resultaten zal in 2007 met het uitbrengen van het tweede rapport «Resultaten in ontwikkeling» een belangrijke stap gezet worden. Voorts wordt verder gewerkt aan het verbeteren en toepassen van diverse instrumenten voor monitoring, met name op het gebied van OS, zoals het track record, de sectorwaarderingen en de activiteitenwaarderingen.

Voor wat betreft evaluaties, zal 2007 met name in het teken staan van (verdere) toepassing in de specifieke context van het ministerie van Buitenlandse Zaken van de rijksbrede Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek en Beleidsinformatie 2006 (RPE2006). De BZ Evaluatieprogrammering 2004–2009 is conform de nieuwe richtlijnen vormgegeven en in deze begroting verwerkt. In deze programmering zijn de door IOB geprogrammeerde evaluaties integraal opgenomen. De introductie van het instrument beleidsdoorlichtingen is door het ministerie van Buitenlandse Zaken voortvarend ter hand genomen. In 2007 worden naar verwachting vier beleidsdoorlichtingen afgerond. Nog eens negen beleidsdoorlichtingen zullen in 2007 worden opgestart ter afronding in 2008.

De kwaliteit van met name de decentrale evaluaties zal ook in 2007 een belangrijk aandachtspunt zijn. Diverse maatregelen zijn getroffen, onder meer in de vorm van het beschikbaar stellen van handreikingen gekoppeld aan training om evaluatiekennis te vergroten.

Managementverklaring

Naar aanleiding van de besluitvorming inzake het interdepartementaal beleidsonderzoek Regeldruk en Controletoren, zal de secretaris generaal in maart 2007 voor de eerste maal schriftelijk verantwoording afleggen aan de politieke leiding over de beleidsuitvoering.

De rapportage is gebaseerd op het principe «pas toe of leg uit». Om aan de nieuwe verplichtingen te voldoen worden in 2006 de processen, waar nodig aangepast. De tijdige beschikbaarheid van rechtmatigheidsinformatie is hierbij een bijzonder aandachtspunt.

In het streven naar een meer resultaatgerichte overheid staat ook risicomanagement als sturingsfilosofie centraal. Implementatie hiervan is niet alleen een zaak van procesorganisatie, maar ook van organisatiecultuur en moet dan ook als groeiproces worden gezien.

Managementinformatiesysteem

Het ministerie beschikt over een wereldwijd toegepast geïntegreerd informatiesysteem waarmee de financiële en personele processen worden ondersteund. In 2006 en 2007 krijgt de ondersteuning van met name de personele processen een nieuwe impuls door de invoering van onder meer een toegangsportaal. Naar verwachting zal in 2007 de salarisadministratie worden uitgevoerd door het Facilitair Service Centre (FSC) van het ministerie van Financiën. Daarvoor zal het PPR-informatiesysteem moeten worden aangepast. De verlof- en verzuimadministratie zullen ook door het informatiesysteem worden ondersteund, in 2006 zal het systeem daarop worden voorbereid. Informatiebeveiliging – ook binnen de kaders van de Wet Bescherming Persoonsgegevens – is een belangrijk aandachtspunt.

Integriteit

Integriteit is een onderwerp dat voortdurende aandacht vereist. Evenals in 2005 werkt het ministerie van Buitenlandse Zaken ook in 2006 en 2007 aan versterking van het integriteitsbeleid. In dit kader is de departementale accountantsdienst in 2005 gestart met een integriteitsaudit. Het onderzoek is verdeeld in twee fasen. In de eerste fase is beoordeeld of de opzet en het bestaan van het integriteitsbeleid toereikend zijn. Fase twee richt zich op de wijze waarop posten en directies het integriteitsbeleid hebben geïntegreerd in de bedrijfsvoering en op de perceptie van de medewerkers ten aanzien van het integriteitsbeleid. Deze fase zal in 2006 worden afgerond. Op basis van de onderzoeksbevindingen worden in 2006 en 2007 mogelijk aanvullende maatregelen getroffen.

In 2005 is de Taakgroep Corruptie opgericht. De Taakgroep heeft tot doel het doorlichten van het reeds bestaande beleid en instrumentarium. Zij doet dit jaar een aantal aanbevelingen voor aanscherping van het bestaande instrumentarium. Mede hierdoor wordt bij beoordeling van OS-programma’s nadrukkelijker gekeken naar risico’s van corruptie. Daarnaast worden de richtlijnen van het OESO-verdrag inzake Bestrijding van Omkoping van Buitenlandse Ambtenaren bij Internationale Zakelijke Transacties verder uitgewerkt tot een handleiding voor posten. In de handleiding worden duidelijke handelingsopties gegeven voor het omgaan met vermoedens van corruptie. Tevens wordt de registratieprocedure voor malversaties verbeterd waardoor de Tweede Kamer beter geïnformeerd kan worden over bewezen malversaties en lopende onderzoeken.

Veiligheid

Veiligheid, veiligheidsbewustzijn en de beveiliging van organisatie, medewerkers en werkprocessen zijn noodzakelijke voorwaarden om de hoofddoelstellingen van het ministerie van Buitenlandse Zaken te kunnen realiseren. Om de veiligheid te waarborgen maakt het ministerie van Buitenlandse Zaken gebruik van maatregelen op het gebied van fysieke, organisatorische, ICT en personele beveiliging.

Screening (lokale) medewerkers

In 2004 is gestart met het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken naar lokale medewerkers in vertrouwensfuncties. Vorig jaar is een inhaalslag gemaakt. Daarnaast heeft een inventarisatie van vertrouwensfuncties plaatsgevonden. Inschatting naar de mate van vertrouwelijkheid is hierbij ten principale opnieuw bezien. Met de AIVD wordt thans overleg gevoerd over de uitkomsten van de inventarisatie. Afhankelijk van de uitkomsten van het overleg met de AIVD, zal in 2006 en 2007 verder worden gegaan met de screenings. Uiteraard zullen waar nodig passende tijdelijke maatregelen worden getroffen voor een verantwoorde bedrijfsvoering.

Consulaire diensten

Het ministerie van Buitenlandse Zaken is ten aanzien van de consulaire dienstverlening en op het terrein van asiel en migratie vooral een uitvoeringsorganisatie voor het beleid van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van het ministerie van Justitie. Beleidswijzigingen kunnen leiden tot risico’s in de bedrijfsvoering. In overleg met alle (keten-) partners worden maatregelen getroffen om risico’s te beheersen en de beheerslasten tot een minimum te beperken.

Het in ontwikkeling zijnde nieuwe geautomatiseerde visum informatiesysteem (NVIS) blijft een belangrijk aandachtspunt in de bedrijfsvoering. De totstandkoming van dit systeem is een complex project met wederzijdse afhankelijkheden tussen de ketenpartners en tussen Nederland en de Europese Unie. Gezien de complexiteit van het NVIS en de ontwikkeling rondom biometrie wordt de implementatie voorzien in de loop van 2007.

Het departement en de ambassades zijn sinds 26 augustus 2006 gereed voor de digitale gezichtsopname in het reisdocument. De invoering van vingerafdrukken en mogelijke vermelding van het Burgerservicenummer in het reisdocument en opname van biometische kenmerken in visa zullen mogelijk forse personele, organisatorische consequenties met zich meebrengen. In 2007 zal hier meer zicht op zijn.

Duurzame bedrijfsvoering

Teneinde op termijn een volledige duurzame bedrijfsvoering te realiseren zijn in 2006, zowel voor het departement als voor de ambassades, ambities geformuleerd op het terrein van onder andere communicatie, energie, bouwen, transport, papier en inkoop. Vanaf medio 2006 wordt gewerkt aan het realiseren van de ambities. De nadruk daarbij komt te liggen op realistische oplossingen en activiteiten die een concrete bijdrage kunnen leveren. Veel aandacht gaat uit naar bewustwording en attitudeverandering onder de medewerkers. Voorts zal een aantal praktische maatregelen worden getroffen om bijvoorbeeld het dubbelzijdig kopiëren te stimuleren of om waar mogelijk de hoeveelheid dienstreizen te beperken.

Het ministerie wil de 100% duurzame inkoopdoelstelling in 2010 realiseren. Daartoe is al een plan van aanpak opgesteld. Vanaf 2007 zal door het departement zijn aangegeven welk percentage van de inkopen voldoen aan de duurzaamheidscriteria. In 2006 beschikt het departement over een nieuw cateringcontract waarin is vastgelegd dat 25% van het assortiment bestaat uit biologische of op duurzame wijze geproduceerde producten, met de afspraak dit percentage jaarlijks te verhogen met het doel in 2010 over 100% duurzame catering te beschikken.

Overig

Nederland draagt in het kader van ontwikkelingssamenwerking via meerjarige algemene bijdragen bij aan multilaterale instellingen en fondsen. Deze bijdragen zijn direct na ondertekening meerjarig en onvoorwaardelijk verschuldigd. Er is geen directe koppeling tussen de programma-uitvoering en de storting van de jaarbijdrage. Daarom wordt de omvang van de jaarlijkse storting mede bepaald in het licht van de veranderende beschikbaarheid van middelen gedurende het jaar. Het parlement wordt over mogelijke aanpassingen geïnformeerd en begrotingsmutaties worden ter autorisatie voorgelegd. Zo wordt ieder jaar de 0,8% BNP-doelstelling effectief en doelmatig gerealiseerd.

AGENTSCHAPSPARAGRAAF

Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden (CBI)

Het CBI heeft als agentschap van het ministerie van Buitenlandse Zaken als opdracht het duurzaam versterken van de concurrentiekracht van bedrijven uit OS-landen op de EU-markt door verbetering van bedrijfsinterne factoren. Daarnaast vertegenwoordigt het agentschap de minister bij het International Trade Centre UNCTAD/WTO. De grootste opdrachtgever van het CBI is het DG Internationale Samenwerking (DGIS) van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het agentschap CBI draagt bij aan het realiseren van operationele doelstelling 4.3: Een beter ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden en versterking van hun concurrentievermogen, zowel nationaal als internationaal. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de kasstroom van het departement naar het agentschap.

Tabel 1. Ontvangen kasmiddelen van opdrachtgever DGIS (bedragen in EUR 1000)
 2005200620072008200920102011
SectoraleExportontwikkeling7 8008 7408 9709 44510 28511 14012 622
Business Support Organisation Development2 1004 5004 5004 5004 5004 5004 500
Marktinformatie1 7002 7503 4503 7503 7503 7503 850
Human Resource Development2 9002 6503 0703 3803 8004 3254 850
ITC1 5862 3682 7042 7642 7642 7642 764
Kasmiddelen16 97621 00822 75423 33825 09826 47828 586

1. Baten en Lasten

Tabel 2. Meerjaren baten en lasten (bedragen in EUR1000)
 2005200620072008200920102011
Baten       
Opbrengst moederdepartement9 34319 93422 82911 93518 16821 39131 858
Bijdrage moederdepartement ITC11 7742 3682 7642 7642 7642 7642 764
        
Opbrengst derden185275275275275275275
Rentebaten27101010101010
Totaal baten11 32922 58725 87814 98421 21724 44034 907
        
Lasten       
Apparaatskosten       
* personele kosten1 7503 2023 6561 9012 8883 3965 068
* materiële kosten7 48116 81219 1979 98315 16117 82926 607
Bijdrage ITC1 7172 3682 7642 7642 7642 7642 764
Rentelasten8142025303638
Afschrijvingskosten       
* materieel125156206276339380395
Dotaties voorzieningen0555555
Totaal lasten11 08122 55725 84814 95421 18724 41034 877
        
Saldo van baten en lasten248303030303030

1 het verschil tussen de bijdrage van het moederdepartement aan het CBI met betrekking tot ITC en de bijdrage van het CBI aan het ITC wordt veroorzaakt door de door het CBI doorberekende beheerskosten.

A. Baten

Opbrengsten moederdepartement

In onderstaande tabel worden de financiële waarden weergegeven van de verleende en verwachte opdrachten per product.

Tabel 3. Productie (bedragen in EUR1000)
 2005200620072008200920102011
SectoraleExportontwikkeling2 71013 77712 2362 7645 6777 98517 227
Business Support Organisation Development1 5081 2584 6532 2004 8404 8405 280
Marktinformatie1 8832 2502 8703 5903 8504 2404 500
Bedrijfsbemiddeling254000000
Human Resource Development2 6362 6503 0703 3813 8014 3264 851
Overig352000000
Totaal9 34319 93522 82911 93518 16821 39131 858

De productie van programma’s die na 1 januari 2006 zijn opgestart worden afgerekend tegen de met de opdrachtgever overeengekomen prijzen. Afrekening vindt plaats gedurende de looptijd van een programma op het moment dat af te rekenen eenheden opgeleverd kunnen worden. Sectorale export ontwikkelingsprogramma’s en business support organisation development programma’s lopen meerdere jaren, waarbij de eenheden gedurende de looptijd van die programma’s worden opgeleverd. De nog niet opgeleverde eenheden worden nog niet als omzet aangemerkt, maar toegevoegd aan het onderhanden werk. De omzet in komende jaren bestaat dus voor een gedeelte uit productie in eerdere jaren.

De programma’s die voor 1 januari 2006 zijn opgestart worden afgerekend tegen kostprijs (ex post). Om voor de lopende programma’s een efficiencyprikkel te introduceren en het risico te beperken dat kosten van nieuwe programma’s ten onrechte worden toegerekend aan oude programma’s, wordt een vast bedrag voor het totaal van de lopende programma’s afgesproken.

Opbrengst derden

Van organisaties uit Europa, waaronder Noorwegen, Zwitserland en Zweden, worden additionele opdrachten verwacht voor het product marktinformatie. Deze opdrachten bestaan uit het toegang verlenen tot opgebouwde databases en het toestemming geven voor gebruik van teksten.

Rentebaten

De rentebaten worden verkregen door het positieve saldo op het rekening courant bij de Rijkshoofdboekhouding. Het vermelde bedrag is een schatting op basis van ervaringscijfers.

B. Lasten

Personele kosten

In 2007 werken er bij het CBI 21 fte ambtenaren en 14 fte inhuur. De personeelsuitgaven bedragen in 2007 ongeveer EUR 2 450 000. De personele lasten bedragen in 2007 EUR 3 500 000.

Het verschil tussen de personele uitgaven en personele lasten in 2007 wordt veroorzaakt door producten met een productietijd van meer dan één jaar. Voor deze producten worden de uitgaven aan het onderhanden werk toegevoegd. Pas in het jaar dat de productie wordt opgeleverd worden deze uitgaven als last genomen. De personele lasten in 2007 bestaan dus voor een gedeelte uit personeelsuitgaven uit eerdere jaren.

Materiële kosten

Tabel 4. Categorieën materiële kosten (bedragen in EUR1000)
Externe expertise11 768
Publicaties1 258
Reis- en verblijfkosten deelnemers1 584
Organisatie seminars716
Organisatie/deelname beurzen759
Kosten t.b.v. opbrengst derden49
Huisvestingskosten363
Kantoorkosten163
Uitbesteding ondersteunende werkzaamheden108
Algemene kosten33
Bankkosten en koersverschillen11
Totaal16 812

CBI is gehuisvest in de Beurs-WTC in Rotterdam. In 2007 wordt de kantoor- en archiefruimte gehuurd van de Rijksgebouwendienst voor een huurbedrag van EUR 195 000.

Rentelasten

De rentelasten vloeien voort uit rente- en aflossingsdragend vermogen dat via de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën is verkregen. Het rentepercentage voor toekomstige leningen is op 5% gezet.

Afschrijvingskosten

De materiële vaste activa bestaat uit: inventaris, hard- en software en verbouwingen. De afschrijvingstermijnen zijn respectievelijk 5 jaar, 3 jaar, en 5 jaar. De afschrijvingskosten zijn als volgt te verdelen:

Tabel 5. Afschrijvingskosten (bedragen in EUR1000)
 20072008200920102011
Inventaris44 00077 000106 000130 000145 000
Hard- en software139 000192000233 000250 000250 000
Verbouwing23 0007 000000
Totaal206 000276 000339 000380 000395 000

Dotaties aan voorzieningen

CBI houdt een voorziening aan voor dubieuze debiteuren. Deze voorziening is bedoeld voor de opvang van het risico van wanbetaling door contractpartijen.

C. Saldo van baten en lasten

Het resultaat wordt aan het vermogen van het agentschap toegevoegd.

2. Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht agentschappen (EUR 1000)CBI 
2005200620072008200920102011
1. Rekening courant RIC 1 januari (incl. Deposito)– 27461412216969
        
2. Totaal operationele kasstroom806– 643150200300300300
  Waarvan       
2a. + baten11 32920 92023 96014 74323 36725 07926 005
2b. -/- lasten11 08120 92023 96014 74323 36725 07926 005
        
3. Totaal investeringskasstroom– 148– 150– 300– 300– 300300– 300
3a. -/- totaal investeringen148150300300300300300
3b. + totaal boekwaarde desinvesteringen       
        
4. Totaal financieringskasstroom90611481094800
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederdepartement       
4b. + eenmalige storting door moederdepartement       
4c. -/- aflossing op leningen6089152191252300300
4d. + beroep op leenfaciliteit150150300300300300300
        
5. Rekening courant RIC 31 december (incl. deposito)746141221696969

Toelichting kasstroomoverzicht

In deze operationele kasstroom zijn de te ontvangen kasmiddelen van opdrachtgever DGIS voor de geplande productie verwerkt. De negatieve operationele kasstroom 2006 is een compensatie voor de onderbesteding uit 2005.

BIJLAGE 1. MOTIES EN TOEZEGGINGEN

OmschrijvingHerkomstStand van zaken
Kamer informeren over de laatste stand van zaken in de gesprekken met Turkije over uitvoering van Ankara protocolHand. TK nr. 3Verzonden op 28 september 2005 (24 501-02, nr. 643)
Brief inzake informatie ARTF, PSOM, mogelijkheden voor ondersteuning vrouwelijke parlementsleden en toegang AIHRC tot coalitie/VS gevangenissen in Afghanistan27 925, nr. 190Verzonden op 27 oktober 2005 (27 925, nr. 188)
Overzicht effecten van gevoerde dialoog met Rwanda Verzonden op 31 oktober 2005 (25 098, nr. 38)
De vragen over de situatie in Ivoorkust en Zanzibar en de hongersnood in Zambia worden schriftelijk beantwoord21 501-02, nr. 660Verzonden op 21 november 2005 (29 237, nr. 26)
Bij de Europese partners de opschorting bepleiten van handelsmissies naar Iran en met MinEZ de opschorting van bilaterale handelsmissies naar Iran bespreken. Tevens zal de mogelijkheid worden opgebracht de rechten van Iran als VN-lid op te schorten21 501-02, nr. 660Behandeld en marge RAZEB van 7 november 2005
Brief aan EK en TK inzake follow-up Millennium Top, inclusief verslag 60e AVVN30 300 V, nr. BVerzonden op 27 februari 2006 (26 150, nr. 35)
Informatie over rechtszaak ChodorkovskiHand. TK nr. 15Verzonden, kamerstuk 30 300 VI, nr. 91
Na bezoek Poetin informatie over concrete afspraken over economische samenwerking en mensenrechtenHand. TK nr. 15Voldaan
Kamer informeren over de voortgang m.b.t. MDG 7 (drinkwater en sanitatie) en het gebruikte instrument om deze voortgang te meten.29 234, nr. 45In behandeling
30 303, nr. 8. Bevorderen dat belemmeringen voor een dubbelmandaat van Nederlandse gekozenen worden weggenomenHand. TK nr. 18Voortdurend
Overzicht nettoposities EU lidstaten en uitleg verschil bedrag EU afdrachten in de Staat van de Unie en de BZ begroting (gevraagd door het lid Van Dijk)21 501-07, nr. 506Verzonden op 28 november 2005 (21 501-02, nr. 654)
De Kamer ontvangt vóór het plenaire debat over de Staat van de Unie een overzicht van de financiële positie van Nederland in relatie tot de begroting van de EU21 501, nr. 660Voldaan
Kamer informeren over steun door de EU aan de civil society in Iran21 501, nr. 662Verzonden op 3 februari 2006 (21 501-02, nr. 667)
Informatie over de besteding van de 5 mln m.b.t. de motie Eurlings over migratie, zodra rapportage UNHCR beschikbaar is30 300 V, nr. 83Verzonden op 23 december 2005 (29 693, nr. 6)
Voortgangsrapportage Ontwikkeling en Migratie aan de Kamer aanbieden30 300 V, nr. 83Verzonden op 23 december 2005 (29 693, nr. 6)
Voortgang besprekingen m.b.t. ontwikkeling van de rechtsregels in het kader van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof30 300 V, nr. 83Verzonden op 20 december 2005 (28 498, nr. 13)
Informatie over welke aanbevelingen t.a.v. het Millennium Ecosystem Assessment overgenomen worden30 300 V, nr. 83Verzonden op 22 december 2005 (30 196, nr. 3)
Rapport Evaluatie Nederlands mensenrechtenbeleid zal begin 2006 aangeboden worden. Conclusies worden opgenomen in de begroting 200730 300 V, nr. 83Verzonden op 16 juni 2006 (30 300 V, nr. 132)
Aanbieden van de uitkomsten van onderzoek naar gedetineerdenbegeleiding inclusief het indexeringspunt in 200630 300 V, nr. 83Verzonden op 12 januari 2006 (30 010, nr. 5)
Separaat sturen van landenlijst met de verdeling per partnerland en per operationele doelstelling van de budgetten voor het desbetreffende jaar30 300 V, nr. 83Hand. TK, nr. 26, pag. 1823–1841
Onderstrepen van het belang van ondersteunen nationale parlementen in Afrika-strategie tijdens Razeb van 21–22 november 200521 501-02, nr. 663Afgehandeld en marge RAZEB d.d. 21–22 november 2005
Schriftelijke informatie over voorwaarden schuldkwijtschelding en toezicht op naleving hiervan vóór Begrotingsbehandeling OS30 300 V, nr. 98Verzonden op 6 december 2005 (30 300, nr. 85)
29 800 V, nr. 35 inzake economische contacten voor wederopbouw in Irak, Afghanistan en Bosnië29 800, nr. 53Verzonden op 22 maart 2005 (30 075, nr. 1)
30 300 V, nr. 57 inzake een notitie over het Nederlandse industriebeleid in AfrikaHand. TK nr. 26In behandeling
30 300 V, nr. 55 inzake naleving internationaal recht bij beoordeling deelname aan vredesmissiesHand. TK nr. 26Verzonden op 23 december 2005 (30 300 V, nr. 72)
30 300 V, nr. 54 inzake verankering kennis Europese staatkunde en -integratie in primair en secundair onderwijs (zie ook motie 00XXX-A vh lid Schuyer n.a.v. debat Staat vd Unie EK d.d. 6/12/05)Hand. TK nr. 26Voldaan
30 300 V, nr. 42 inzake ondersteuning democratiseringsproces en terrorismebestrijdingMediterrane regioHand. TK nr. 26Verzonden op 10 april 2006 (30 300 V, nr. 120)
30 300 V, nr. 53 inzake toetreding van Taiwan als waarnemer tot de WHOHand. TK nr. 26Verzonden op 19 december 2005 (30 300 V, nr. 93)
30 300 V, nr. 48 inzake uitbreiding Project Uitzending Managers met senior docenten in universitair onderwijsHand. TK nr. 26In behandeling
30 300 V, nr. 47 inzake verantwoord omgaan met natuurlijke hulpbronnen en ecosystemen in OS-landenHand. TK nr. 26Verzonden op 19 december 2005 (30 300 V, nr. 93)
30 300 V, nr. 44 inzake vermijding van contact met Hamas of aan Hamas gelieerde personenHand. TK nr. 26Verzonden op 19 december 2005 (30 300 V, nr. 93)
30 300 V, nr. 58 inzake onderzoek op welke manier Milieukamer van het Internationaal Gerechtshof geactiveerd kan worden en in Europees verband werken aan uitvoering v.d. uitspraken I.G. Hand. TK nr. 26In behandeling, onderwerp van interdepartementaal overleg
30 300 V, nr. 59 inzake de notitie over de mensenrechten in Tibet en ChinaHand. TK nr. 26Verzonden op 13 juni 2006 (29 234, nr. 48)
30 300 V, nr. 60 inzake ratificatietraject en toezichtsmechanisme voor VN-verdrag inzake martelingHand. TK nr. 26Verzonden op 20 januari 2006 (30 300 V, nr. 105)
30 300 V, nr. 66 inzake deelname Hamas aan de Palestijnse parlementsverkiezingenHand. TK nr. 26Verzonden op 19 december 2005 (30 300 V, nr. 93)
30 300 V, nr. 63 inzake hogere prioriteit in internationaal verband voor terugvorderen van onrechtmatig verkregen geldenHand. TK nr. 26Verzonden op 9 mei 2006 (30 300 V, nr. 126)
30 300 V, nr. 51 inzake vermindering van kosten voor geldovermakingenHand. TK nr. 26Verzonden door minister van Financiën op 12 juni 2006 (26 234, nr. 56)
30 300 V, nr. 45 inzake totstandkomen van de Wereld Milieu OrganisatieHand. TK nr. 26In behandeling
30 300 V, nr. 49 inzake versterking van rol UNHCR bij bescherming van ontheemdenHand. TK nr. 26Voortdurend
30 300 V, nr. 28 inzake amendement leden Samsom en Koenders inzake RwandaHand. TK nr. 26In behandeling
Notitie over democratisering en MR-beleid in Midden-Oosten en onderzoeken mogelijkheid verhoging strategische mensenrechtenfaciliteit FSAHand. TK nr. 26Verzonden op 10 april 2006 (30 300 V, nr. 120)
Toezien op waarborg rechten van Nederlanders van Surinaamse afkomst na beëindiging toescheidingsovereenkomstHand. TK nr. 26Voortdurend
Art. 100-brief over mogelijke uitbreiding inzet NL militairen bij ISAF-missie. Sluiten MOU met Afghaanse regering over naleving mensenrechten/niet-toepassen doodstraf. Meewegen naleving Geneefse conventies bij beoordeling deelname aan vredesmissiesHand. TK nr. 26Verzonden op 22 december 2005 en 1 februari 2006 (27 925, nr. 193 en 27 925, nr. 205
Notitie over de Nederlandse energiepolitiek, energiebeleid in EUen NAVO-kader en rol van BZ. Incl. vermindering afhankelijkheid van andere landen en vervuilende energie, alsmede mensenrechtenaspectenHand. TK nr. 26Verzonden op 24 mei 2006 (29 023, nr. 26)
Notitie over Nederlandse en EU-mensenrechtenbeleid t.a.v. Rusland. Bezoek mensenrechtenambassadeur aan RuslandHand. TK nr. 26In behandeling
Overzicht van toekomstige landenbezoeken van de mensenrechtenambassadeurHand. TK nr. 26Verzonden op 8 maart 2006 (30 300 V, nr. 112)
In notitie over samenwerking met Indonesië aandacht besteden aan steun aan Papua-bevolkingHand. TK nr. 26Verzonden op 13 juni 2006 (26 049, nr. 51)
Kamer informeren over Turkse houding t.o.v. Koerdische satellietzender ROJ TV en het weren van een journalistHand. TK nr. 26Verzonden op 13 januari 2006 (30 300 V, nr. 102)
Onder aandacht brengen van strekking van motie 54 bij Minister OCW (30 300 V nr. 54)Hand. TK nr. 26Afgehandeld
Kamer informeren over voortgang en budgettaire consequenties schuldkwijtschelding Nigeria in 2005 en 2006 (zie ook amendement 35/Samsom c.s.)Hand. TK nr. 26Verzonden op 6 december 2005 (30 300 V, nr. 85)
Tweejaarlijkse DGG-8 rapportage (2006 ev.) en tweejaarlijkse resultatenrapportage met aandacht voor bilaterale en multilaterale inspanningen (2007 ev.)Hand. TK nr. 26In behandeling
In notitie over MR-situatie in Chinaaandacht besteden aan terugzending Noord-Koreaanse vluchtelingen. MRA naar China (zie ook motie 59)Hand. TK nr. 26Verzonden op 13 juni 2006 (29 234, nr. 48)
Bereidheid om in een publiek-privaat partnerschap de capaciteit in Indonesië voor de bestrijding van vogelgriep te versterken, in samenwerking met LNV, VWS en Indonesische autoriteitenHand. TK nr. 26Verzonden op 13 juni 2006 (26 049, nr. 51)
Derde Kamer aanspreken op juistheid van informatie op hun websiteHand. TK nr. 26Afgehandeld, informatie staat op website NCDO
Contact opnemen met minister SZW over export van uitkeringen door Nederlanders in TaiwanHand. TK nr. 26Verzonden op 22 mei 2006 (29 382, nr. 17)
Kamer informeren over de hoogte van financiële ondersteuning aan bedrijven in OS-landen in het kader van armoedebestrijdingHand. TK nr. 26In behandeling
Brief aan de Kamer over de tenuitvoerlegging van de motie Van As inzake terugvordering (zie ook motie 30 300 V, nr 63)Hand. TK nr. 26Verzonden op 9 mei 2006 (30 300 V, nr. 126)
Met NVJ in gesprek over de vraag hoe belemmeringen journalisten in oorlogsgebieden weg te nemenHand. TK nr. 26Afgehandeld
Bij a.s. AO over rol religie bij OS-beleid ook aandacht voor rol religieuze gemeenschappen bij aidsbestrijding in Zuid-AfrikaHand. TK nr. 26Mondeling afgedaan en marge AO over Religie en Ontwikkelingssamenwerking (30 300 V, nr. 101)
Budgetsteun prominent inbrengen in de besprekingen over de verklaring van Parijs en Kamer informeren over de vraag of wij naar benchmarking toe willenHand. TK nr. 26Verzonden op 1 juni 2006 (30 548, nr. 2), zal in AO op 20 september nader worden besproken
Kamer informeren over evaluatieORET-programmaHand. TK nr. 26In behandeling; conceptrapport wordt eind augustus verwacht
Kamer informeren over onderzoeksopdracht aan UvA over verbeteren resultaatmeting. Meer aandacht voor impact OS (zie ook aangehouden motie 56/Szabo)Hand. TK nr. 26Verzonden op 19 juni 2006 (29 234, nr. 50)
Bereidheid 1 miljoen euro te besteden aan infrastructuur ter bevordering van handelsrelaties Israël en de Palestijnen (zie ook amendement nr. 30/Ormel)Hand. TK nr. 26Afgehandeld
Kamer informeren in geval van eventuele knelpunten bij de aidsbestrijding bij kinderenHand. TK nr. 26Verzonden op 27 juni 2006 (30 300 V, nr. 136)
Met GFATM effectiviteit organisatie bespreken en Kamer daarvan op de hoogte brengenHand. TK nr. 26Verzonden op 21 juni 2006 (30 300 V, nr. 133)
Met MinDEF bespreken hoe de inzet van noodhulp kan worden geoptimaliseerdHand. TK nr. 26Verzonden op 23 juni 2006 (30 300 X, nr. 123)
Kamer informeren over incident waarbij Duits vliegtuig vanuit Cyprus niet mocht doorvliegen naar TurkijeHand. TK nr. 26Hand. TK nr. 26, pag. 1823–1841
Bereidheid met IMF/WB gesprek aan te gaan over hoe wij de komende tijd omgaan met de personele inzet en reservering voor sociale sectoren en Kamer hierover te informerenHand. TK nr. 26Verzonden op 17 februari 2006 (26 234, nr. 51)
Nagaan of remittances worden besproken bij Platform Microfinanciering(zie ook aangenomen motie 51/Van Bommel)Hand. TK nr. 26Afgehandeld
22 112, nr. 405; verzoek om te bevorderen dat Europese wetgeving op reguliere basis geëvalueerd wordt en dat nieuwe wetgeving van een einddatum wordt voorzien22 112 nr. 409In behandeling
Opmerkingen over de 4e bestuurslaag (van adviescommissies) meenemen in de uitwerking van de voorstellen van de commissie van Voorst tot VoorstHand. EK nr. 9Voldaan in concept-reactie op advies Raad van State (29 993, nr. 27)
Zienswijze op een mededeling van de Europese Commissie over de toepassing van milieustrafrecht toelichten in een ECER-adviesHand. EK nr. 9Voldaan (30 037, nr. 9)
Ingewikkelde subsidie-procedures tbv maatschappelijke organisaties opbrengen bij de Europese CommissieHand. EK nr. 9In behandeling
Duidelijk aangeven wat krachtens de Europese richtlijn verplicht is en wat Nederland aan eigen aanvullende maatregelen steltHand. EK nr. 9Voortdurend
Nadere analyse vragen over subsidiariteit aan de RvS of aan de WRRHand. EK nr. 9In behandeling
Regering zal nog eens kijken naar de mogelijkheden tot herinvoering van het dubbelmandaat van nationale en Europeese parlementariërs en zoeken naar medestanders binnen de EUHand. EK nr. 9En marge RAZEB opgebracht
Navraag doen bij Duitse Minister van BZ of de Duitse regering op de hoogte was van mogelijke CIA-vluchten via Duitse luchthavenHand. TK nr. 30Afgehandeld
Nadere informatie vragen aan MinV&W over de vermeende CIA-vluchten op SchipholHand. TK nr. 30Afgehandeld
Welk percentage van hun bruto nationale inkomen geven de landen van de Nederlandse Kiesgroep bij de WB en IMF aan ODA?26 234 nr. 50Verzonden op 17 februari 2006 (26 234, nr. 51)
Voorbeelden hoe de schuldhoudbaarheids «stresstest» uitwerkt in 3 landen met resp. alleen leningen, mix leningen-giften en alleen giften26 234, nr. 50Verzonden op 17 februari 2006 (26 234, nr. 51)
Voor Kenia en Zambia aangeven welke uitwerking IMF-voorwaarden hebben op begrotingsruimte voor gezondheidszorg, sociaal beleid en onderwijs26 234, nr. 50Verzonden op 17 februari 2006 (26 234, nr. 51)
Nadere vragen stellen aan Am. minister van BZ, Rice, tijdens de a.s. NAVO-top over vermeende CIA-vluchten en -gevangenissen en de Kamer hierover informeren; bij Rice specifiek aandacht vragen voor rechtsbijstand gevangenen verdacht van terroristische actHand. TK nr. 30Afgedaan (30 467, nr. 1)
Een trainingsmodule over religie en ontwikkeling zal worden uitgewerkt t.b.v. de opleiding van BZ-ambtenaren30 300 V nr. 101Voorzien in 2007
Inventarisatie hoe Nederland de datacollectie op het gebied van SRGR door de partnerlanden zelf beter kan ondersteunen30 300 V nr. 101In behandeling
Inventarisatie hoe Nederland de EC/Brussel van dienst kan zijn om haar SRGR-beleid beter naar de praktijk te vertalen (menskracht)30 300 V nr. 101In behandeling
Adequate training voor ambassadeurs en ander BZ-personeel met betrekking tot het bespreekbaar maken van SRGR30 300 V nr. 101In behandeling
Voor eind 2006 zal het MFS-beoordelingskader aan de TK worden gezonden. Dit zal in elk geval plaatsvinden vóór publicatie in de Staatscourant30 300 V nr. 101Verzonden op 19 december 2005 (27 433, nr. 47)
Uitspreken zorg ontwikkelingen en oproepen tot snelle bijeenkomst van getuigen betreffende het grensconflict tussen Ethiopië en Eritrea21 501-04 nr. 94Afgehandeld
Kamer informeren over de voortgang van het waterprogramma in 2004. Deze beantwoording gaat samen met toezegging uit AO Waterprogramma 3 nov. 2005 m.b.t. MDG 729 234 nr. 37In behandeling
De Kamer wordt schriftelijk geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg met de VN over beveiliging en medische ondersteuning van de uit te zenden Nederlandse politiefunctionarissen30 075 nr. 5Verzonden op 7 april 2006 (29 237, nr. 38)
Brief met informatie over wederopbouw na de Tsunami ramp Verzonden op 12 december 2005 (29 956, nr. 13)
19 637, nr. 997 naar aanleiding van het rapport Havermans inzage in onderliggende rapporten waar M zijn oordeel op baseert inzake veiligheidssituatie in Congo en over oordeelsvorming van NGO’s speciaal voor terugkerende ex-asielzoekers19 637 nr. 997Verzonden op 18 januari 2006 (19 637, nr. 1002)
30 391 V, nr. 7 Verzoek om het bedrag dat via de zogenoemde kasschuif naar de Wereldbankzal worden overgemaakt met 1 mln. te verminderen om aan te wenden als overheidsbijdrage aan de actie «Red een kind in Congo»30 391V nr. 7Afgehandeld
30 300 V, nr 95. In het bijzonder in de partnerlanden aandringen op wet- en regelgeving die als wettelijke minimumleeftijd voor een huwelijk in ieder geval 18 jaar aanhoudt30 300 V, nr. 101Voortdurend
Begin 2006 de Kamer schriftelijk te informeren over de stand van zaken van de wederopbouw van Sudan en de betrokkenheid van lokale structuren (autoriteiten en NGO’s) hierbij30 075, nr. 5Verzonden op 7 april 2006 (29 237, nr. 37)
Schriftelijke informatie over de uitkomsten van een vervolgmissie naar Sudan, die waarschijnlijk in januari 2006 zal plaatsvinden30 075, nr. 5Verzonden op 7 april 2006 (29 237, nr. 38)
De waardenoriëntatie van een organisatie zal een plaats krijgen in het aanvraagstramien MFS27 433, nr. 48Afgehandeld
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking zal Kamer informeren over geplande evaluaties OS, met vermelding welke evaluaties in de toekomst zouden kunnen worden weggelaten27 433, nr. 48In behandeling
Voorstellen voor jonge organisaties mogen wel landenspecifiek zijn (er is een aparte reservering van 40 miljoen euro binnen subsidieplafond gemaakt voor jonge organisaties met excellente innovatieve voorstellen maar met een tekortschietend trackrecord)27 433, nr. 48Afgehandeld
Toezending verslag informatiebijeenkomst voor MFS-organisaties d.d. 26 januari met eventuele informatie over knelpunten voor organisaties27 433, nr. 48Verzonden op 23 maart 2006 (27 433, nr. 49)
Kamer per brief informeren over uitslag tender aanbesteding beoordelingssecretariaat MFS en kosten uitbestedingstraject27 433, nr. 48Afgedaan (27 433, nr. 55)
Verifiëren of er onder het internationale luchtrecht verplichtingen zijn om bij transitvluchten melding te maken van gedetineerden aan boord en de Kamer hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen21 501-02, nr. 668Verzonden op 21 februari 2006 (3046, nr. 1)
Schriftelijke informatie t.b.v. maatschappelijk middenveld in Iran (steun vrouwenbeweging, studenten, media etc.). Wordt opgenomen in verslag RAZEB van 30 januari 200621 501-02, nr. 668Verzonden op 31 januari 2006 (21 501-02, nr. 668)
Schriftelijke analyse over de oppositie in Iran cq het politieke krachtenveld.21 501-02, nr. 668Verzonden op 15 maart 2006 (21 501-02, nr. 675)
Geactualiseerd overzicht over bijdrage van Europese landen in Afghanistan (financieel, personeel, materieel en anderszins)21 501-02, nr. 668Verzonden op 1 februari 2006 (21 501-02, nr. 205)
Checken of memorandum donoren aan Keniaanse president aan Tweede Kamer kan worden aangeboden29 237, nr. 31Verzonden op 6 maart 2006 (29 237, nr. 29)
Checken of de door Keniaanse overheid toegezegde 10 000 ton voedsel daadwerkelijk is geleverd29 237, nr. 31Verzonden op 6 maart 2006 (29 237, nr. 29).
Brief aan Kamer over reactie Kenia op memorandum donoren n.a.v. corruptierapport, evt. Ned. vervolgstappen en meer vocaliseren Nl’se positie in Kenia29 237, nr. 31Verzonden op 6 maart 2006 (29 237, nr. 29)
De Kamer informeren of het opzetten van een centraal register voor fraude in documenten zinvol is29 831, nr. 3In behandeling
De Kamer ontvangt voor 1 april het Nederlandse standpunt inzake het vrij verkeer van werknemers21 501-02 nr. 673Verzonden door MinSZW maart 2006
Aan de Kamer zal kort na vaststelling in de Ministerraad van 10 maart het Nederlandse standpunt voor de Voorjaarsraad (ER d.d. 23–24 maart) worden gezonden21 501-02, nr. 673Verzonden op 17 maart 2006 (21 501-02, nr. 308)
De Kamer ontvangt rond 8 maart een brief over de dienstenrichtlijn21 501-02, nr. 673Verzonden op 29 maart 2006 (21 501-30, nr. 133)
De minister van Buitenlandse Zaken zal Solana tijdens de RAZEBvan 27/2/06 informeren dat de gezamenlijke EU/OIC/VN-verklaring d.d. 7/2 over de spotprentenkwestie niet strookt met NLse standpunt en verzoekt Solana in de toekomst lidstaten bij publieke verklaringen over controversiële onderwerpen te consulteren21 501-02, nr. 673Afgehandeld
MRA zal bezoek brengen aan Ethiopië (toezegging aan PvdA/Koenders)21 501-02, nr. 673Verzonden, MRA zal tijdens passende gelegenheid opnieuw Ethiopië bezoeken. Datum nog niet bekend (30 300 V, nr. 112)
Vragen over de hulp aan Birmese vluchtelingen in Thailand21 501-02, nr. 677Verzonden op 15 mei 2006 (21 501-02, nr. 686)
Toezenden van een (brede) notitie over het Barcelona-proces en de dialoog tussen de EU en de Mediterrane regio over democratie, mede om uitvoering te geven aan de motie Koenders/Ormel (30 300 V, nr. 42)21 501-02, nr. 677Afgedaan met brief en AO d.d. 6/6/06 (30 300 V, nr. 139)
Brief aan de TK ter informatie over de Nederlandse opstelling in de Nuclear Suppliers Group inzake de overeenkomst tussen de VS en India over nucleaire samenwerking21 501-02 nr. 673Verzonden op 19 april 2006 (21 501-02, nr. 681)
Begin mei 2006 brief aan de Kamer over Indonesië22 054 nr. 105Verzonden op 13 juni 2006 (26 049, nr. 51)
Brief aan de Kamer mbt Herzieningsconferentie kleine wapens en internationaal wapenhandelsverdrag en transfercontrols22 054 nr. 105Verzonden op 28 april 2006 (22 054, nr. 107)
MinJus vragen de Kamer schriftelijk te informeren over stand van zaken mbt vervolging illegale wapenhandelaar John B.22 054, nr. 105Afgehandeld
De mogelijkheid wordt onderzocht in hoeverre het te ontwerpen subsidiebeleidskader de politieke en interparlementaire samenwerking kan omvatten27 433, nr. 50Verzonden op 4 mei 2006 (27 433, nr. 53)
Over 4 weken zal er een subsidiebeleidskader gereed zijn waaronder het IMD een subsidievoorstel zal kunnen indienen27 433, nr. 50Verzonden op 4 mei 2006 (27 433, nr. 53)4
Met IMD zal de discussie worden aangegaan betreffende de mate waarin de deelnemende Nederlandse politieke partijen een eigen bijdrage kunnen leveren, financieel en/of wat betreft inzet van deskundigheid27 433, nr. 50Verzonden op 4 mei 2006 (27 433, nr. 53)
De Kamer zal geïnformeerd worden over een evt. publieke verklaring over corruptieschandalen29 237, nr. 36Voorzien in augustus 2006
De Task Force Corruptie zal ook na juli 2006 zijn werkzaamheden blijven voortzetten29 237, nr. 36Voortdurend
Het overwegen van een bijdrage van € 7 mln aan het regionale appeal dat begin april wordt gelanceerd29 237, nr. 36Verzonden op 21 april 2006 (22 831, nr. 52)
Schriftelijke beantwoording over de vraag over de steun aan Birmese vluchtelingen in Thailand21 501-02, nr. 677Verzonden op 15 mei 2006 (21 501-02, nr. 686)
Kamerbrief werkbezoek Jemen30 300 V, nr. 116Verzonden op 29 maart 2006 (30 300 V, nr. 116)
De Kamer wordt bij de volgende rapportage over de uitvoering vh beleid op het gebied van ontwikkeling en migratie (juni 2006) expliciet geïnformeerd over de positie van vrouwen en kinderen in vluchtelingenkampen29 693, nr. 8In behandeling, onderwerp van interdepartementaal overleg
Iraanse ambassadeur zal worden aangesproken op alle zorgpunten m.b.t. Iran. Regering zal in brief nadere informatie verstrekken over de opstelling van de sociale partners in de voorbereiding op de Voorjaarsraad21 501-02, nr. 678Verzonden, geannoteerde agenda DIE-448/06 d.d. 21 maart 2006. En met interventie T in AO ER van 22 maart en verslag ER van 28 maart 2006
De regering zal terugkomen op het CIE-voorstel om het bedrag voor Erasmus beurzen te verlagen21 501-02, nr. 678Verzonden, T is hierop teruggekomen in AO ER van 22 maart 2006
Voor het AO Uitbreiding/Grenzen aan de Unie van 11 april a.s. zal de regering een brief aan de Kamer zenden met onder meer een reactie op het rapport-Brok in het Europees Parlement21 501-02, nr. 678Verzonden op 7 april 2006 (29 803–23 987, nr. 20)
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking zal de Kamer, zo mogelijk vóór de zomer, informeren over de uitkomst van een bijeenkomst die de NL amb in Sarajevo i.s.m. een lokale expert zal houden met lokale ngo’s over het inventariseren vd behoefte aan psycho-sociale zorg voor nabestaanden Srebrenica29 478, nr. 6In behandeling, de Kamer zal na het zomerreces 2006 worden geïnformeerd
29 237 nr. 35/Onderzoeken wat de meest getroffen delen in Afrika zijn en hoe bijgedragen kan worden aan structurele aanpak ter voorkoming van deze terugkerende noden in AfrikaHand. TK nr. 65In behandeling
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking zal na het verschijnen van het appeal de Nederlandse bijdrage snel toezeggen en bezien of aanvullende bijdragen nodig zijnHand. TK nr. 65Verzonden op 29 maart 2006 (22 831, nr. 52)
In Europees en DAC-verband aandringen op burdensharing en er bij de overige donoren op aandringen ruimhartig bij te dragen aan het bestrijden van huidige crisis in vooral Oost-Afrika en de Hoorn, maar ook elders in de wereldHand. TK nr. 65In behandeling
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking zal met SHO (laten) opnemen of het mogelijk is geld uit het Tsunami-fonds over te hevelen naar AfrikaHand. TK nr. 65Verzonden op 29 maart 2006 (22 831, nr. 52)
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking zal in volgende rapportages aan de Kamer informatie geven over de NL bijdragen en die van andere donoren aan het appeal voor Kenia en de Hoorn van AfrikaHand. TK nr. 65Verzonden op 29 maart 2006 (22 831, nr. 52)
Kamer informeren over positiebepaling van de Nederlandse regering ten aanzien van de Verklaring over de Rechten van Inheemse Volkeren26 150 nr. 37Verzonden op 6 april 2006 (30 300 V, nr. 118)
Kamer nader informeren over positiebepaling van de Nederlandse regering ten aanzien van de onderhandelingen over de klacht- en toezichtmechanismen in het Internationale Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (ESC)26 150, nr. 37Verzonden op 22 juni 2006 (26 150, nr. 39)
Schriftelijke reactie M op visie van de regering over de verzetsgroep in Irak, in het licht van het rapport van de International Crisis Group van 15 februari jl.23 432, nr. 199Verzonden op 4 april 2006 (23 432, nr. 201)
29 237, nr. 34 – Onderzoek naar een structurele aanpak ter voorkoming van terugkerende noodsituaties in AfrikaHand. TK nr. 65In behandeling, onderwerp van interdepartementaal overleg
Reactie op het recente rapport van CONCORD over de hoogte van de OS-hulp van de EU-lidstaten21 501-02, nr. 685In behandeling
De minister van Buitenlandse Zaken zal de ambassade in Syrië opnieuw instrueren extra alert te zijn op de situatie van het betrokken gezin en de Kamer inlichten als daar aanleiding voor zou zijnHand. TK nr. 68Voldaan
Motie 19 637, nr. 1039: waarborgen dat 181 gepresenteerde personen bij terugkeer naar Syrië een beroep kunnen doen op steun van de Ambassade en/of IOMHand. TK nr. 68In behandeling
Motie 19 637, nr. 1035: nieuw AAB Syrië binnen twee maandenHand. TK nr. 68In behandeling
De minister van Buitenlandse Zaken zal de Kamer onmiddellijk inlichten als er zich wezenlijk veranderingen voordoen in de veiligheidssituatie in SyriëHand. TK nr. 68Afgehandeld
Kamer informeren over de toedeling van de budgetten uit het Europees OS-fonds en de transparantie van de bestedingen21 501-02, nr. 685In behandeling
Reactie betreffende recente gewelddadigheden in Z.O. Turkije en over behandeling Iraanse asielzoekers in Turkije21 501-02, nr. 685Verzonden op 20 april 2006 (21 501-02, nr. 682)
Kamer informeren over de wijze waarop waarnemers worden geworven voor de komende verkiezingen in Congo21 501-02, nr. 685Verzonden op 18 april 2006 (21 501-02, nr. 680)
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking zal aandringen op openbaar maken van het rapport van de Europese Commissie over OS-beleidscoherentie21 501-02, nr. 685Openbaar via website http://ec.europa.eu/index_en.htm onder nr.’s SEC(2006) 335 final, d.d. 07/03/2006
Kamerbrief over de laatste ontwikkelingen met betrekking tot corruptiebestrijding in Kenia29 237, nr. 36Verzonden op 10 april 2006 (29 237, nr. 39)
Brief over de in het Beleidskader opgenomen bepalingen t.a.v. de arbeidspositie van HIV-geïnfecteerde medewerkers van lokale partnerorganisatie van MFS27 433, nr. 48Verzonden op 6 juli 2006 (27 433, nr. 56)
Er zal een nieuw algemeen ambtsbericht Iran worden opgesteld dat in augustus/september 2006 gereed zal zijn19 637, nr. 1047Voorzien in september 2006
Na het verschijnen van het appeal de NL bijdrage snel toe te zeggen en te bezien of aanvullende bijdragen nodig zijnHand. TK nr. 65Verzonden op 29 maart 2006 (29 237, nr. 33)
Kamer informeren over ontwikkelingen Tsjaad29 237, nr. 45Verzonden op 7 juli 2006 (29 237, nr. 50)
In nota industriebeleid Afrikazullen nieuwe industrieën als ICT en call centres worden meegenomen26 234, nr. 54In behandeling, onderwerp van interdepartementaal overleg
Meer duidelijkheid over praktische implicaties discussie over begrotingsruimte, toegespitst op salarisbetalingen in de sociale sectoren26 234, nr. 54Zal tijdens Jaarvergadering WB/IMF in september 2006 aan de orde komen
Gesprek met collega over Israëlisch ODA-niveau26 234, nr. 54Voorzien eind augustus 2006
22 054, nr. 102, verzoekt actieve steun Nld voor het Internationaal WapenhandelsverdragHand. TK nr. 69Verzonden op 28 april 2006 (22 054, nr. 107)
Nederlandse kandidatuur VN-Mensenrechtenraad26 150, nr. 37Verzonden op 18 april 2006 (30 300 V, nr. 124)
Kamer informeren over totale NL bijdrage aan Sudan29 237, nr. 45Verzonden op 7 juli 2006 (29 237, nr. 50)
30 300 V, nr. 94/Onderzoeken op welke wijze Nederland kan bijdragen aan de deskundigheidsbevordering voor het SRGR-beleid binnen de Europese Cie. en in haar delegaties in ontwikkelingslanden30 300 V, nr. 101Verzonden, kenmerk DSI/ER-87/06 d.d.d 10 maart 2006
29 237 nr. 43 Motie Herben over het toepassen van het GEMAPHand. TK nr. 72Verzonden op 3 juli 2006 (29 237, nr. 49)
29 237 nr. 40 Afzien van bilaterale hulp aan de regering van KeniaHand. TK nr. 72Verzonden op 23 juni 2006 (29 237, nr. 47)
29 237 nr. 44 Opstellen van een zwarte lijst van corrupte ontwikkelingslandenHand. TK nr. 72Verzonden op 12 juli 2006 (29 237, nr. 51)
Informeren over welke actie het Keniaanse parlement heeft ondernomen tegen de inval bij de krant de Standard en het tv stationHand. TK nr. 72Verzonden op 21 april 2006 (22 831, nr. 52)
Criteria duurzame palmolie en impactstudie koppeling tussen duurzame energie en de Millennuim Development Goals30 196, nr. 7Verzonden op 17 juli 2006 (30 196, nr. 9)
Actualisering van de Latijns-Amerika notitie «Verre buren, goede vrienden»Hand. EK nr. 28Verzonden op 14 juni 2006 (30 300 V, E)
Opstellen van studie over positie van Nederlandse maatschappelijke organisaties in relatie tot wereldwijde ontwikkelingHand. EK nr. 28In behandeling
Onderzoeken of de Iraanse Mujahedin-e Kalq van de EU-lijst van terroristische organisaties kan worden verwijderd en de EK hierover informerenHand. EK nr. 28In behandeling
Contact opnemen met EC over hoe de EU de Afrikaanse Unie kan ondersteunen bij ontwikkeling van landbouwHand. EK nr. 28Verzonden op 24 juli 2006 (30 300 V, F)
Effecten van opheffen van protectie c.q. landbouwliberalisering op de landbouwprijzen verwerken in de toegezegde Kamerbrief over de structurele oorzaken van hongerHand. EK nr. 28In behandeling, onderwerp van interdepartementaal overleg
Voortgang op het gebied van capaciteitsopbouw in OS-landen verwerken in volgende resultatenrapportageHand. EK nr. 28In behandeling
EK informeren over initiatieven van EC op het gebied van complementariteit, indien aanleidingHand. EK nr. 28In behandeling
Toezenden Raad van State advies over regelgevende agentschappen, incl. BZ-standpuntHand. EK nr. 28Verzonden op 23 mei 2006 (29 993, nr. 27)
Informatie aan EK over voortgang van het «Energy for all» initiatiefHand. EK nr. 28In behandeling
Opstellen van notitie over Rusland, met o.a. reactie op vragen van de EK. Overwegen van adviesaanvraag aan AIV over RuslandHand. EK nr. 28In behandeling
De minister van Buitenlandse Zaken zal StasEZ herinneren aan toezegging AO Wapenexp.beleid d.d. 16/3 jl. vóór 15/6 verslag te doen van een onderzoek naar een regeling in een aantal andere EU-lidstaten van de extraterritoriale toepassing de uitvoerwet strategische goederen op in het buitenl verblijvende–22 054, nr. 110Voldaan
Voor de begrotingsbehandeling 2007 de Kamer informeren over het steunen van een PRSP-relevant Nationaal Actieprogramma voor kleine wapens in een Afrikaans land22 054, nr. 110In behandeling
Onderzoeken of er alsnog mogelijkheden zijn dat de minister van Buitenlandse Zaken deelneemt aan de VN-Herzieningsconferentie kleine wapens d.d. 26 t/m 7 juli22 054, nr. 110Afgehandeld
Bij Poolse regering via Nederlandse ambassade aandringen op het laten doorgaan van geplande homodemonstratieHand. TK nr. 83Telefonisch afgehandeld
Probleem van homohaat aankaarten binnen RvE en OVSEHand. TK nr. 83Afgehandeld, is reeds aandacht voor gevraagd
Aan de TK wordt een brief gestuurd over de Nederlandse inzet in de Mensenrechtenraad30 550 V, nr. 8Verzonden op 15 juni 2006 (30 300 V, nr. 128)
Aan TK wordt een tussentijdse rapportage gestuurd over de besteding van de Tsunamigelden aan wederopbouw als er iets noemenswaardigs te melden valt30 550 V, nr. 8Zodra er nieuws is zal dit gemeld worden
Aan TK wordt brief gestuurd over korting OS-hulp aan Uganda voor zomerreces30 550 V, nr. 8Verzonden op 13 juni 2006 (30 300 V, nr. 130)
Aan TK wordt AIV-advies en reactie over non-proliferatieverstuurd30 550 V, nr. 8In behandeling
Verslag reis staatssecretaris voor Europese Zaken aan de Ned. Antillen en ArubaAO Internationaal Cultuurbeleid d.d. 22 juni 2006Verzonden op 17 juli 2006 (28 989, nr. 38)
De staatssecretaris voor Europese Zaken zal de Kamer informeren over zijn bevindingen en de resultaten van het aanstaande werkbezoek aan de Nederlandse Antillen, Aruba en SurinameAO Internationaal Cultuurbeleid d.d. 22 juni 2006Verzonden op 17 juli 2006 (28 989, nr. 38)
De Kamer zal in het najaar geïnformeerd worden over een adequate bijdrage van NL voor de restauratie van het DudokhuisAO Internationaal Cultuurbeleid d.d. 22 juni 2006In behandeling, onderwerp van interdepartementaal overleg
De minister van Buitenlandse Zaken en StasOCW sturen de Kamer in december een uitgewerkt programma van de in de brief «Koers Kiezen» uiteengezette lijn voor het Internationaal CultuurbeleidAO Internationaal Cultuurbeleid d.d. 22 juni 2006In behandeling, onderwerp van interdepartementaal overleg
De Kamer nader informeren indien er nieuwe ontwikkelingen zijn inzake onderhandelingen tussen Zuid-Sudan, Uganda en de LRAAO Onderhandelingen met het Verzetsleger van de Heer (LRA) d.d. 22 juni 2006In behandeling
De kwestie Ayman Sour zal zeer binnenkort opnieuw aan de orde worden gesteld30 300 V, nr. 139Telefonisch afgehandeld
De Kamer zal een overzicht ontvangen van de situatie in Egypte30 300 V, nr. 139In behandeling
In de begrotingsstukken zal per land een overzicht worden gegeven van de verhouding tussen geld en middelen t.a.v. alle hervormingsprojecten die uitgevoerd worden30 300 V, nr. 139In behandeling
Informatie over uitvoering MDRPAO VN-vredesmissie Congo d.d. 27 juni 2006In behandeling
Informatie over schuldverlichting DRCAO VN-vredesmissie Congo d.d. 27 juni 2006In behandeling

BIJLAGE 2. LIJST VAN AFKORTINGEN

ACORAdvisory Committee on Own Resources
ACSLanden in Afrika, in het Caraïbisch gebied en in de Stille Oceaan
AIVDAlgemene Inlichtingen- en Veiligheids Dienst
ARTFAfghanistan Reconstruction Trust Fund
ATTInternationaal wapenhandelsverdrag??
AVVNAlgemene Vergadering der Verenigde Naties
BNIBruto Nationaal Inkomen
BNPBruto Nationaal Product
BVVBasis Voorziening Vreemdelingen
BZBuitenlandse Zaken, ministerie van
CAOCollectieve Arbeids Overeenkomst
CARDSCommunity Assistance Programme for Reconstruction, Development and Stabilisation
CBICentrum voor de Bevordering van Import uit ontwikkelingslanden
CDMClean Development Mechanism
CEPGLCommunauté économique des pays des Grands Lacs
CKTCentra voor Kennis- en Technologie-overdracht
CPDConference on Population Development
CSDCommission on Sustainable Development
CSEVerdrag inzake Conventionele Strijdkrachten in Europa
CTBTComprehensive Nuclear Test Ban Treaty
DACDevelopment Assistance Committee
DDRDemobilisation Disarmament reintegration
DGISDirectoraat Generaal Internationale Samenwerking
DFIDDepartment for International Development
E4DEnergy for Development
ECERExpertise Centrum Europees Recht
EOFEuropees Ontwikkelingsfonds
EPAEconomic Partnership Agreement
EUEuropese Unie
EVDEconomische Voorlichtingsdienst
EVDBEuropese Veiligheids- en Defensiebeleid
EZEconomische Zaken, ministerie van
FAOFood and Agricultural Organisation
FMOFinancieringsmaatschappij Ontwikkelingslanden
FSAFaciliteit Strategische Activiteiten mensenrechten en goed bestuur
FTIFast Track Initiative
GBVBGemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid
GEFGlobal Environment Facility
GFATMGlobal Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria
GHDGood Humanitarian Donorship
HGISHomogene Groep Internationale Samenwerking
HGIS-CHGISCultuur
HIVHuman Immunodeficiency Virus
IAEAInternational Atomic Energy Agency
IAVIInternational Aids Vaccin Initiative
IBOInterdepartementaal Beleidsonderzoek
ICBInternationaal Cultuurbeleid
ICERInterdepartementale Commissie Europees Recht
ICPDInternational Conference on Population and Development
ICTYInternational Criminal Tribunal for former Yugoslavia
IEAInternational Energy Agency
IFCInternational Finance Corporation
IFIInternationale Financiële Instellingen
IGCIntergouvernementele Conferentie
IMFInternational Monetary Fund
INDImmigratie en Naturalisatie Dienst
IOBInspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie
IOMInternationale Organisatie voor Migratie
IPMInternational Partnership on Microbiocides
IPPFInternational Planned Parenthood Federation
ISAFInternational Security Assistance Force
ITCInternational Trade Centre
LNVLandbouw en Visserij, ministerie van
MATRA(Programma) Maatschappelijke Transformatie
MDGMillennium Development Goal
MEDAEuro-Mediterraan Partnerschapprogramma
MFPMedefinancieringsprogramma
MFSMedefinancieringsstelsel
MILIEVMilieuen Economische Verzelfstandiging
MJSPMeerjarig Strategisch Plan
MKBMidden- en Kleinbedrijf
MOLMinst Ontwikkeld Land
NABSONetherlands Agricultural Business Support Office
NAVONoord-Atlantische Verdragsorganisatie
NBSONetherlands Business Support Office
NCDONationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwikkeling
NCTbNationaal Coördinator Terrorismebestrijding
NFPNetherlands Fellowships Programme
NGONiet-Gouvernementale Organisatie
NPMNederlands Platform voor Microfinanciering
NPTNetherlands Programme for institutional strenghtening of post-secondary education and Training Capacity
NUFFICNetherlands Universities Foundation for International Cooperation
NVISNieuw Visum Informatie Systeem
OCHAOffice for the Coordination of Humanitarian Affairs
ODAOfficial Development Assistance
OESOOrganisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
ORETOntwikkelingsrelevante Exporttransacties
OSOntwikkelingssamenwerking
OVSEOrganisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (ook: OCSE: Organization for Security and Cooperation in Europe)
PCAPProgramma Culturele Ambasade Projecten
PICBProgramma Internationaal Cultuurbeleid
PPPPublieke-Private Partnerschappen
PPRPiramide Pins RDS (management informatiesysteem)
PRSPPoverty Reduction Strategy Papers
PSCPolitiek en Veiligheidscomité
PSIProliferation Security Initiative
PSIAPoverty and Social Impact Analyses
PSOPartnerschap- en samenwerkingsovereenkomst
PSOProgramma Personele Samenwerking met Ontwikkelingslanden
PSOMProgramma Samenwerking Opkomende Markten
PUMProject Uitzending Managers
RAZEBRaad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen
RTRRegeringsstandpunt Tropische Regenwouden
SFIRStabilisation Force Iraq
SGVNSecretaris-Generaal Verenigde Naties
SICAStichting Internationale Culturele Activiteiten
SIISamenwerking Internationale Instituten
SNVStichting SNV Nederlandse Ontwikkelingsorganisatie
SPICADSupport Programme for Institutional and Capacity Development
SPSSanitary and Phytosanitary Standard
SRGRSeksuele en Reproductieve Gezondheid en -Rechten
SSRSecurity Sector Reform
TACISTechnical Assistance to the Commonwealth of Independent States
TBTTechnical Barriers to Trade
TMFThematische Medefinanciering
UNCTADUN Conference on Trade and Development
UNUnited Nations
UNAIDSVN-Aidsprogramma
UNDPUnited Nations Development Programme
UNESCOUnited Nations Educational, Scientific and Cultural Organisation
UNFPAUnited Nations Population Fund
UNGASSUnited Nations General Assemblee Special Session
UN-HABITATUnited Nations Human Settlements Programme
UNHCRUnited Nations High Commissioner for Refugees
UNICEFUnited Nations Children’s Fund
UNMISUnited Nations Mission in Sudan
VBTBVan Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording
VNVerenigde Naties
VNSUVereniging van Samenwerkende Universiteiten
VROMVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, ministerie van
VSVerenigde Staten
WHOWorld Health Organisation
WTCWorld Trade Centre
WTOWorld Trade Organisation

BIJLAGE 3. TREFWOORDENLIJST

Accountability 35

Acquis 49

ACS 53, 55, 125

Afghanistan 8, 9, 11, 13, 14, 26, 30, 31, 32, 35, 40, 70, 100, 117, 121, 125

Afrika 8, 14, 30, 31, 32, 34, 36, 38, 39, 47, 53, 55, 56, 59, 64, 65, 71, 72, 74, 79, 80, 81, 82, 117, 122, 123, 125

Agentschap 1, 6, 16, 38, 59, 60, 62, 113, 116, 123

Aidsambassadeur 73

Aids 15, 32, 52, 65, 70, 71, 72, 73, 119

Alfabetisering 65, 67

Alfabetiseringsgraad 66

Algemene Rekenkamer 109

Ambtsberichten 86

Apparaatsuitgaven 98, 99

Armoedebeleid 57, 61

Armoedebestrijding 10, 11, 15, 16, 24, 47, 52, 56, 57, 58, 64, 65, 69, 73, 77, 78, 93, 119

ARTF 14, 40, 100, 117, 125

Asielbeleid 84, 86

Asiel 12, 17, 43, 86, 87, 111

Asielzoekers 7, 16, 86, 120, 122

ATT 30, 125

Azië 12, 26, 45, 65

Balkan 12, 26, 30, 31, 36, 45, 80, 106

Basic education 3

Basisonderwijs 3, 6, 15, 65, 66, 67

Bedrijfsleven 11, 15, 36, 51, 56, 58, 60, 63, 68, 73, 74, 79, 91

Bedrijfsvoering 1, 6, 109, 110, 111, 112

Begrotingssteun 16, 60, 64, 80, 104

Beleidskaders 30, 31, 70, 92

Beleidsprioriteiten 3

Beroepsonderwijs 15, 58, 59, 60, 65, 66, 67, 69

Bilaterale betrekkingen 7, 12, 38, 44, 48

Bilaterale ontwikkelingssamenwerking 60

Biodiversiteit 10, 77, 78, 79, 80, 83

Biometrische kenmerken 16

Bosnië 8, 31, 35, 117

Broeikasgassen 77, 78, 80

Buitenlandbeleid 3, 4, 5, 6, 13, 18, 24, 27, 36, 39, 62, 69, 71, 73, 74, 89, 90, 92

Burgerservicenummer 111

BVV 87, 125

Caïro-agenda 65, 73

Caïro 65, 71, 73, 74

Capaciteitsopbouw 26, 36, 59, 61, 123

Capaciteitsversterking 35, 65, 68, 69, 75, 80, 82

Cards 57

CBI 1, 2, 6, 15, 59, 60, 104, 113, 115, 116, 125

CDM 80, 83, 125

China 12, 26, 37, 45, 46, 54, 64, 77, 91, 118

Clingendael 37

Coördinatie 12, 13, 33, 39, 41, 46, 47, 50, 51, 57, 60, 61, 71, 77, 87, 94, 134

Coherentie 8, 13, 44, 46, 47, 48, 50, 51, 61, 122

Concurrentievermogen 41, 43, 58, 64, 113

Conflictpreventie 27, 30, 31, 39, 52, 72, 81

Consulaire bijstand 84

Consulaire dienstverlening 84, 85, 93, 94

Conventies 49, 118

Conventionele Wapensverdrag 30

Corruptie 14, 24, 33, 34, 35, 36, 40, 111, 121, 123

Crisisbeheersing 25, 26, 30, 31, 100

Cultureel erfgoed 92

Cultureel profiel 1, 89, 90, 107

Cultuur 49, 60, 89, 90, 91, 92, 95, 110, 124, 125, 126

Cyprus 55, 119

DAC 31, 32, 33, 36, 52, 62, 71, 109, 122, 125

Democratisering 24, 33, 45, 117, 118

Discriminatie 26, 73, 74

Donorcoördinatie 72

Drinkwater 15, 16, 81, 82, 83, 117

Duurzaamheid 9, 10, 43, 77, 82, 112

Duurzame ontwikkeling 7, 8, 10, 16, 24, 38, 41, 51, 66, 69, 77, 78, 79, 80, 86, 93

E4D 16, 79, 125

ECER 44, 119, 125

Ecologische veiligheid 9, 39

Ecosystemen 7, 38, 39, 40, 77, 79, 118

Education for All 67

Enduring Freedom 40

Energiebronnen 9, 78

Energiehandvest 37

Energiehuishouding 36

Energie 8, 9, 16, 24, 29, 36, 37, 38, 39, 42, 43, 44, 45, 47, 54, 56, 58, 59, 60, 77, 78, 79, 83, 92, 106, 112, 118, 123

Energievoorzieningszekerheid 9, 24, 25, 26, 36, 37, 38, 40, 45, 46

Energy for Development 16, 125

EOF 15, 42, 47, 48, 101, 125

EU-afdrachten 4, 101, 102, 103

Eurojust 22

Europese Commissie 15, 101, 119, 122

Europese Hof 44

Europese integratie 11, 41, 84

Europese Raad 15, 41, 42, 43, 93, 101, 102

Europese Unie 4, 9, 11, 12, 13, 14, 26, 41, 42, 46, 49, 51, 53, 86, 102, 103, 111, 125

Europol 22

Evaluatieprogrammering 5, 109

Evaluatie 3, 5, 21, 23, 32, 33, 40, 43, 47, 50, 59, 64, 69, 70, 75, 76, 78, 80, 83, 88, 95, 109, 110, 117, 119, 120, 126

EVDB 9, 25, 26, 125

EVD 62, 63, 125

Exportsteun 55

FAO 64, 125

Financiële Perspectieven 102

Financiële perspectieven 104

FMO 15, 16, 58, 59, 60, 64, 106, 125

FTI 68, 125

Garanties 29

GBVB 44, 45, 125

GCE 92

Gedetineerdenbegeleiding 85, 88, 117

GEF 80, 125

Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed 92

Gender 48, 52, 55, 66, 67, 69, 70, 74, 75, 80, 82

Gezondheidszorg 15, 35, 65, 66, 72, 73, 105, 119

GFATM 72, 73, 119, 125

GHD 32, 33, 125

Global Environmental Facility 80

Goed bestuur 21, 24, 25, 33, 34, 37, 39, 40, 47, 52, 72, 125

Handelsliberalisatie 51

Handelspolitiek 53

Harmonisatie 29, 30, 32, 33, 46, 47, 51, 60, 62, 64, 72

HGIS-C 125

HGIS 6, 14, 91, 92, 97, 98, 125

Hiv/aids 3, 6, 15, 47, 65, 66, 67, 71, 72, 73, 76, 105

HIV 17, 66, 123, 125

Humanitaire hulp 31, 32, 33, 69

Humanitaire hulpverlening 1, 32, 73, 100, 101

ICB 89, 90, 91, 92, 125, 126

ICER 44, 125

ICPD 65, 71, 126

ICTY 26, 126

IEA 37, 54, 126

IFC 58, 59, 126

IGC 86, 126

IMF 56, 57, 119, 123, 126

Indonesië 14, 35, 39, 118, 121

Infrastructuur 16, 22, 27, 58, 59, 60, 93, 119

Institutionele ontwikkeling 49, 75, 76, 80

Integriteit 22, 80, 109, 110

Internationaal cultuurbeleid 90

Internationaal onderwijsprogramma 69

Internationaal onderwijs 65, 76

Internationaal Strafhof 19, 22, 117

Internationale financiële instellingen 30, 56

Internationale organisaties 23, 36, 55, 73, 89, 90, 94, 95

Interne markt 12, 41, 42

IOB 5, 6, 32, 76, 110, 126

IOM 86, 122, 126

IPPF 76, 126

Irak 8, 31, 32, 117, 122

ISAF 31, 40, 118, 126

ISB 134

Justitie 11, 27, 44, 86, 87, 111

Kandidaat-lidstaten 44, 45, 46, 48

Kinderen 56, 65, 66, 67, 69, 119, 121

Klimaatverandering 7, 9, 12, 39, 43, 77, 78

Lissabon-agenda 41

LNV 51, 55, 62, 118, 126

Maatschappelijk middenveld 21, 34, 36, 41, 48, 55, 66, 67, 68, 70, 71, 74, 75, 82, 105, 120

Maatschappelijk 4, 5, 7, 9, 10, 11, 13, 16, 17, 26, 33, 36, 41, 44, 46, 48, 49, 54, 57, 60, 66, 68, 73, 75, 77, 85, 94, 119, 123, 126

Managementverklaring 110

Markttoegang 37, 54, 55, 58, 63

Marokko 27, 34, 36, 45

Massavernietigingswapens 8, 9, 24, 28

Matra 33, 34, 35, 36, 40, 45, 46, 48, 126

MDG 5, 47, 51, 54, 56, 57, 60, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 73, 74, 75, 76, 77, 79, 81, 117, 120, 126

MEDA 44, 126

Medefinanciering 10, 15, 76, 105, 126, 127

Medefinancieringsprogramma 75, 126

Menselijke ontplooiing 1

Mensenrechtenbeleid 18, 20, 23, 73, 117, 118

Mensenrechten 1, 7, 8, 14, 17, 18, 19, 20, 21, 27, 33, 41, 44, 45, 49, 69, 72, 74, 100, 117, 118, 123, 124, 125

MFP 75, 76, 126

MFS 56, 71, 75, 76, 120, 123, 126

Microfinanciering 119, 126

Migratie 7, 9, 11, 12, 13, 43, 44, 45, 47, 66, 72, 86, 87, 111, 117, 121, 126

Milieudoelstellingen 80

Milieu 1, 3, 6, 7, 8, 10, 12, 13, 17, 19, 25, 35, 36, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 47, 51, 65, 77, 78, 79, 80, 84, 106, 118, 119, 126, 127

Milieuverdragen 78, 80

MILIEV 64, 126

Millennium Development Goals 5

Millennium Ecosystem Assessment 77, 117

MJSP 52, 126

Mondialisering 7, 51

Multilateraal 7, 8, 22, 37, 59, 68, 82, 92

Natuurlijke hulpbronnen 7, 38, 39, 77, 79, 80, 118

Natuurrampen 4, 14, 24, 32

NAVO 8, 9, 20, 25, 26, 27, 29, 30, 31, 38, 40, 118, 120, 126

NBSO 63, 64, 126

NCDO 16, 93, 95, 105, 107, 118, 126

Netherlands Business Support Offices 63

NFP 15, 69, 76, 105, 126

NGO 20, 21, 22, 32, 33, 35, 36, 40, 44, 46, 48, 60, 68, 72, 74, 75, 76, 79, 82, 105, 120, 126

NIMF 64

NIO 53

Non-proliferatie 8, 25, 28, 29, 44, 124

Noodhulp 14, 19, 100, 119

NPT 15, 69, 76, 105, 126

NVIS 16, 17, 87, 111, 126

OCHA 33, 126

ODA 3, 6, 16, 32, 46, 47, 56, 67, 119, 123, 126

OESO 30, 31, 32, 33, 36, 54, 55, 62, 109, 111, 126

Ondernemingsklimaat 15, 17, 33, 43, 51, 53, 58, 59, 60, 64, 113

Onderwijs 11, 15, 17, 35, 49, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 72, 74, 76, 89, 94, 105, 109, 117, 118, 119

Onderzoek 5, 11, 15, 17, 22, 23, 27, 32, 37, 40, 43, 50, 52, 55, 62, 63, 64, 65, 68, 69, 70, 72, 76, 80, 83, 88, 94, 95, 105, 109, 110, 111, 117, 118, 119, 122, 123, 124, 125

Onderzoeksbeleid 65, 76

Onderzoekscapaciteit 68

Ontbinding 54

Ontheemden 118

Ontmijning 33, 40

Ontwapening 25, 28, 29, 31, 74

Ontwikkelingssamenwerking 2, 3, 4, 5, 6, 10, 13, 19, 21, 27, 36, 40, 44, 46, 47, 51, 53, 56

Ontwikkelingssamenwerking. 60

Ontwikkelingssamenwerking 60, 61, 64, 68, 75, 83, 92, 93, 112, 119, 120, 122, 126

OPCW 28

ORET 15, 59, 60, 64, 82, 119, 126

OVSE 20, 25, 26, 30, 31, 49, 50, 86, 124, 126

Particuliere sector 51

Partnerlanden 4, 11, 15, 21, 25, 26, 33, 35, 36, 51, 52, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 65, 67, 68, 70, 71, 72, 73, 75, 76, 79, 80, 81, 82, 92, 120

Partnerschappen 7, 10, 59, 60, 68, 73, 74, 77, 80, 82, 126

Partnerschapprogramma 126

PCAP 91, 126

Personenverkeer 1, 4, 84, 86, 106

Postennet 63, 85, 86, 98

PPP 73, 77, 80, 82, 126

Pre-accessie 40, 46, 50

Primair onderwijs 67

Procurement 61

Programmahulp 61

Pro-poor 80, 82

PRSP 56, 57, 74, 123, 126

PSC 48, 126

PSIA 57, 127

PSI 29, 126

PSOM 15, 59, 60, 104, 117, 127

PSO 15, 45, 75, 127

Publieke-private partnerschappen 82

Publieksdiplomatie 13, 89, 92, 93, 95

PUM 59, 60, 127

Raad van Europa 20, 21, 26, 41, 42, 49, 50, 86

RAZEB 38, 48, 117, 119, 120, 121, 127

Rechtsorde 1, 6, 7, 8, 18, 19, 22, 51, 100

Rechtspraak 18, 31

Rechtstoegang 18

Referendum 11

Regionale benadering 38, 79, 80, 81

Reisdocumenten 16, 85

Reproductieve gezondheid 3, 20, 65, 71, 73, 74, 76

Rusland 26, 29, 36, 37, 38, 45, 46, 118, 123

Samenhang 6, 8, 42, 44, 57, 61, 64, 71, 75, 89, 90, 92, 97, 109

Samenwerking Internationale Instituten 69

Samenwerking 1, 6, 8, 9, 11, 14, 16, 22, 25, 26, 27, 28, 29, 31, 34, 36, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 45, 46, 48, 49, 50, 51, 52, 54, 55, 56, 58, 59, 60, 63, 68, 70, 72, 75, 76, 77, 79, 80, 81, 82, 85, 86, 87, 89, 91, 92, 93, 101, 113, 117, 118, 121, 125, 126, 127

Sanitatie 117

Schuldhoudbaarheid 56, 57, 119

Schuldverlichting 56, 124

Sectorale 56, 64, 70, 72, 82, 113, 114

SFIR 40, 127

SICA 91, 127

Silent partner 82

Silent partnerships 68

SNV 15, 75, 76, 105, 127

Sociale ontwikkeling 1, 66, 105

SRGR 20, 65, 67, 72, 73, 74, 120, 123, 127

Staat van de Unie 11, 41, 117

Stabiliteit 1, 4, 8, 10, 13, 24, 25, 30, 31, 32, 34, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 44, 45, 51, 65, 80, 82, 100, 101

Strafhof 9, 14, 20, 22

Sub-Sahara Afrika 47, 65, 76

Subsidie 14, 15, 16, 75, 76, 93, 94, 105, 107, 119, 120, 121

Subsidieregeling 4, 36

Sudan 9, 13, 14, 26, 31, 32, 33, 39, 70, 100, 120, 123, 124

Suriname 35, 60, 124

TACIS 44, 127

Terrorismebestrijding 19, 20, 26, 27, 41, 43, 45, 117, 126

Terrorisme 7, 8, 9, 11, 12, 24, 25, 26, 27, 42, 44, 45, 52

TMF 75, 76, 127

Track record 16, 109

Tsunami 40

Turkije 12, 36, 45, 48, 117, 119, 122

Uitbreiding 19, 26, 43, 44, 45, 46, 55, 67, 86, 118, 122

UNAIDS 73, 74, 127

UNDP 16, 36, 70, 127

UNESCO 92, 127

UNFPA 74, 76, 127

UNGASS 71, 127

UN-HABITAT 82, 127

UNICEF 16, 73, 74, 127

VBTB 3, 109, 127

Veiligheid 1, 4, 7, 8, 9, 10, 11, 24, 25, 26, 29, 30, 31, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 44, 45, 47, 49, 51, 60, 69, 74, 84, 85, 100, 101, 106, 109, 111, 120, 122, 125, 126

Veiligheidsbewustzijn 111

Veiligheidsraad 8, 19, 28, 69

Verenigde Staten 9, 28

Vertrouwensfuncties 111

Visumuitgifte 84

Visumverlening 63

VNG 36

Voedselveiligheid 58

Voorschottenbeheer 109

Voorzitterschap 43, 48, 50, 95

Vredesfonds 40

Vredesopbouw 7, 18, 19, 20, 52

Vredesoperaties 70

Vreemdelingenbeleid 84, 86

Vrouwen 20, 21, 31, 33, 65, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 120, 121

Wapenbeheersing 19, 25, 28, 29, 40

Wapenexportbeleid 29, 30

Waterbeheer 39, 81, 82

Wereldbank 34, 36, 39, 56, 57, 58, 59, 67, 68, 70, 72, 73, 74, 79, 81, 82, 120

Wereldeconomie 46, 51, 54

Wereldhandel 44, 51, 73

Wereldmarkt 37

WFP 64

WHO 73, 74, 105, 118, 127

WTO 9, 38, 47, 53, 54, 55, 73, 113, 127

Zetelovereenkomst 22, 95

Zuid-Afrika 35, 119

Rijksbegroting Hoofdstuk V Buitenlandse Zaken – Kamerstuk

Aangeboden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal door de Minister van Buitenlandse Zaken

UitgaveSdu Uitgevers
  
Begeleiding en zetwerkSdu UitgeversTraffic/Coördinatiecentrum Officiële Publicatiese-mail ccop@sdu.nl
  
DrukwerkDelta Hage grafische dienstverlening
  
OmslagKris Kras Design bv
  
ISBN9012104327
  
NUR823
  
Bestellingwww.minbuza.nl/dienstentelefoon (070) 348 70 89fax (070) 348 50 10CFD-VL@minbuza.nl
Licence