Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave blz.

A.Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel2
   
B.Begrotingstoelichting3
   
1.Leeswijzer3
   
2.Het beleid4
2.1De beleidsagenda6
2.1.1Financieringsbeleid staatsschuld en herijking risicomanagement6
2.1.2Kasbeheer6
2.2De beleidartikelen8
2.2.1Financiering staatsschuld8
2.2.2Kasbeheer12
2.3Het niet-beleidsartikel18
2.3.1.Nominaal en onvoorzien18
   
3.Verdiepingshoofdstuk19
3.1Financiering staatsschuld19
3.2Kasbeheer21
   
4.Bijlagen24
4.1Lijst met afkortingen24
4.2Begrippenlijst24

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat van Nationale Schuld)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van Nationale Schuld voor het jaar 2008 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2008. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2008.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2008 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

De minister van Financiën,

W. J. Bos

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Algemeen

De begroting Nationale Schuld (IXA) behandelt de schuld van de Nederlandse rijksoverheid en levert de daarbij relevante achtergrondinformatie. Bij de begroting IXA wordt onderscheid gemaakt tussen schuld die extern wordt gefinancierd, door bijvoorbeeld banken, beleggers en pensioenfondsen, en de schulden of tegoeden die verschillende aan de schatkist gelieerde instellingen hebben bij het ministerie van Financiën. De begroting IXA is daarom opgebouwd uit twee beleidsartikelen:

1. Financiering staatsschuld;

2. Kasbeheer.

De toelichting reflecteert dit onderscheid door voor ieder van beide onderdelen doelstellingen, middelen en instrumenten afzonderlijk te bespreken en de relevante cijfers toe te lichten. Door de indeling en aanhef wordt duidelijk welk onderdeel wordt besproken.

Opbouw ontwerpbegroting

De begroting is opgebouwd uit een aantal delen, waarbij de nadruk ligt bij de beleidsagenda en de beleidsartikelen. Hoofdstuk 2 bevat het beleid met de beleidsagenda (2.1) en de beleidsartikelen (2.2). In 2.1 worden de beleidsprioriteiten voor het jaar 2008 beschreven. De opbouw van de beleidsartikelen in 2.2 is als volgt:

Algemene beleidsdoelstelling met toelichting;

• Tabel budgettaire gevolgen van beleid inclusief een toelichting op hoofdlijnen. Omdat de verplichtingen op grond van de Comptabiliteitswet 2001 gelijkgesteld zijn aan de uitgaven, zijn de verplichtingen hierin niet opgenomen. Gezien de totale omvang van de uitgaven en ontvangsten op de begroting IXA is teneinde de presentatie overzichtelijk te houden gekozen voor afronding in miljoenen euro’s;

Operationele doelstellingen met toelichting;

• Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid.

Paragraaf 2.3 bevat het niet-beleidsartikel. Hoofdstuk 3 is het verdiepingshoofdstuk waarin de cijfermatige mutaties nader worden toegelicht. Tot slot geeft de bijlage in hoofdstuk 4 met de lijst met afkortingen en de begrippenlijst meer inzicht in het vrij technische karakter van het werkterrein van de Nationale Schuld.

2. HET BELEID

Het ministerie van Financiën is verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van het financieringsbeleid, waaronder ook het kasbeheer van het Rijk. In de hieronder opgenomen beleidsagenda wordt eerst ingegaan op de rentekosten en de staatsschuld in 2008 en op de belangrijkste mutaties sinds ontwerpbegroting 2007. Daarna wordt stilgestaan bij de beleidsagenda en de beleidsartikelen voor 2008.

De omvang van de staatsschuld ultimo 2008 bedraagt naar verwachting circa € 218 mld., ofwel 37,5% van het BBP. De raming voor de rentekosten in 2008 bedraagt € 9,9 mld. Dit komt overeen met ongeveer 2% BBP.

Tabel 1 geeft een overzicht van de gerealiseerde respectievelijk verwachte staatsschuld aan het einde van ieder jaar, alsmede de daarbij behorende meerjarige rentekosten. Daarnaast is tevens de interne schuldverhouding met aan de schatkist gelieerde instellingen opgenomen.

Tabel 1: Uitstaande staatsschuld en rentekosten (stand ontwerpbegroting 2008 x € 1 mld.)
 200620072008
EMU-schuld256260262
Staatsschuld conform EMU-definitie213,0217,4218,1
Rentekosten staatsschuld9,19,59,9
Interne schuldverhouding5,64,04,0
Rentekosten interne schuldverhoudingen10,00,10,1

1 Exclusief de interne boekhouding van het Rijk betreffende rentevergoedingen aan het FES en het AOW-spaarfonds.

In tabel 2 worden de belangrijkste mutaties in de rentekosten vanaf de ontwerpbegroting 2007 weergegeven. De operationele doelstellingen die ten grondslag liggen aan de beleidsmatige mutaties worden toegelicht in 2.2.

Tabel 2: Belangrijkste beleidsmatige mutaties sinds ontwerpbegroting 2007 (x € 1 mln.)
 200720082009201020112012artnr.
        
Stand ontwerpbegroting 2007111 13111 81112 26212 93213 534  
        
Mutaties:      1
Renteswaps– 16– 22– 14– 37– 40 1
Bijstelling kapitaalmarktberoep135254167– 31– 211 1
Bijstelling rekenrente211193– 61– 187– 288 1
Effect van schulduitgifte– 163– 271– 300– 249– 249 1
Bijstelling rente interne schuldverhoudingen451072– 150– 363 2
        
Stand ontwerpbegroting 2008111 34412 07312 05612 27712 38312 280 

1 Stand ontwerpbegroting betreft in deze tabel het saldo van de rente-uitgaven en -ontvangsten vermeerderd met het saldo van de overige apparaatuitgaven en -ontvangsten. Dit totale saldo wordt aangeduid als rentekosten. Uitsplitsing vindt plaats in de beleidsartikelen en in het verdiepingshoofdstuk.

De rentekosten over de staatsschuld liggen voor een groot deel vast. Dit komt omdat deze kosten grotendeels het gevolg zijn van de tekortontwikkeling in het verleden en de keuzes die toen gemaakt zijn in het financieringsbeleid. Mutaties in de kosten worden veroorzaakt door een aantal factoren. In de eerste plaats wijzigen de rentekosten als gevolg van nieuwe swaps afgesloten in de periode na verschijnen van de vorige begroting. In de tweede plaats wijzigen de rentekosten als gevolg van nieuwe ramingen voor het saldo. Als de nieuwe saldoraming tegenvalt ten opzichte van de vorige raming dan stijgen de rentekosten, als de saldoraming meevalt, dalen de rentekosten. In de derde plaats leiden bijstellingen in de rekenrente tot mutaties in de rentekosten. Tot slot ontstaan er mutaties als gevolg van dat deel van de schuld dat in een jaar wordt geherfinancierd. Als de rente waartegen schuld opnieuw wordt uitgegeven en de omvang van de uitgifte afwijken van de hiervoor in de raming gemaakte veronderstellingen, heeft dit budgettaire consequenties. Deze zijn in de tabel zichtbaar.

2.1 De beleidsagenda

2.1.1 Financieringsbeleid staatsschuld en herijking risicomanagement

De beleidsprioriteit voor 2008 is invoering van de benchmark voor de staatsschuld.

In 2007 is de herijking van het risicomanagement afgerond. De herijking heeft geresulteerd in de keuze voor invoering van een benchmarkportefeuille voor de staatsschuld. De prestaties van de werkelijke portefeuille (in termen van kosten en risico) zullen per 2008 worden afgezet tegen die van de benchmarkportefeuille. Hiermee is het beleidskader voor 2008 tot en met 2011 vastgesteld. Het jaar 2008 staat in het teken van de implementatie van de benchmark. Hiertoe behoort onder andere het monitoren en bijsturen van de feitelijke schuldportefeuille naar de benchmarkportefeuille. De doelstelling – het (her)financieren van schuld en tekort tegen zo laag mogelijke kosten bij een aanvaardbaar risico – blijft onveranderd. Ook het uitgiftebeleid blijft in beginsel ongewijzigd. De uitgifte van kapitaalmarktleningen blijft geconcentreerd op het 3- en 10-jarige segment. Bij voldoende financieringsbehoefte kan tevens in het 30-jarige segment worden geopereerd.

Met het resultaat van de herijking wordt de stuurvariabele waarmee in het huidige kader wordt gewerkt verlaten. Met ingang van 2008 wordt niet langer gestuurd op een basisrisicobedrag van 9% BBP (het bedrag waarover binnen een jaar renterisico wordt gelopen).

2.1.2 Kasbeheer

Per eind 2007 zullen naar verwachting 125 RWT’s deelnemen aan geïntegreerd middelenbeheer. Eind 2008 zullen naar schatting 155 RWT’s deelnemen aan geïntegreerd middelenbeheer. De toename in 2008 zal vooral veroorzaakt worden door de deelname van meer onderwijsinstellingen.

De beleidsprioriteit ligt in 2008 ten eerste bij het verder bestendigen van de praktijk van geïntegreerd middelenbeheer met RWT’s. Hierbij zal de nadruk dan liggen op het begeleiden en adviseren van de deelnemende instellingen. Ten tweede zal in 2008 worden gestreefd naar een verdere uitbouw van het aantal deelnemende onderwijsinstellingen en nieuwe verplicht deelnemende RWT’s.

Geïntegreerd middelenbeheer is een belangrijk instrument bij het zo efficiënt mogelijk omgaan met de gelden, die zijn toegewezen aan de rijksoverheid en aan de aan haar gelieerde instellingen. Kenmerk ervan is het bundelen van alle geldstromen. Geïntegreerd middelenbeheer wordt thans toegepast op ministeries, baten-lastendiensten, begrotingsfondsen, sociale fondsen en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s). De wettelijke grondslag voor de deelname van zoveel mogelijk RWT’s van redelijke omvang ligt in de 1e wijziging Comptabiliteitswet 2001.

Via geïntegreerd middelenbeheer houden RWT’s de door hen beheerde publieke middelen rentedragend aan in de schatkist. Hierdoor verlaten deze middelen de schatkist pas wanneer ze daadwerkelijk nodig zijn voor de publieke taak. Doel hiervan is risicoloos en doelmatig kasbeheer en een doelmatige financiering van publieke taken. De instellingen ontvangen een marktconforme rentevergoeding en hebben, onder voorwaarden, de mogelijkheid te lenen bij de schatkist.

Van belang bij het kasbeheer van de rijksoverheid is naast geïntegreerd middelenbeheer ook een betrouwbare en efficiënte afwikkeling van het betalingsverkeer van ministeries en baten-lastendiensten. Daartoe worden de betaaldiensten van de rijksoverheid centraal ingekocht, hetgeen ook kostenvoordelen met zich meebrengt. Eind 2007, begin 2008 zal gestart worden met de voorbereidingen van de aanbesteding van het betalingsverkeer van de rijksoverheid, met uitzondering van het betalingsverkeer van de Belastingdienst en het buitenlands betalingsverkeer van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

2.2 De beleidsartikelen

2.2.1 Financiering staatsschuld

2.2.1.1 Algemene beleidsdoelstelling

Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke rentekosten onder acceptabel risico voor de begroting.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het risicobeleid is gebaseerd op een zo efficiënt mogelijke financiering van de staatsschuld. Efficiënt wil zeggen tegen zo laag mogelijke kosten, gegeven een aanvaardbaar risico voor de begroting. In de periode 2003–2007 is gestuurd op een jaarlijks basisrisicobedrag van 9% BBP. Uit modelanalyse blijkt dat sturen op een gecentreerde portefeuille iets efficiënter is1. Voor het meten van prestaties wordt per 2008 gebruik gemaakt van een benchmark. De benchmark die voor de periode 2008–2011 door de minister is vastgesteld, is een 7-jaars gecentreerde portefeuille. De benchmark is eenduidig gedefinieerd en schrijft precies voor hoe en tegen welk rendement in theorie zou moeten worden gefinancierd. In de praktijk zal de financiering afwijken van wat de benchmark voorschrijft. Immers de invulling van de werkelijke financiering zal een combinatie zijn van gecontinueerd uitgiftebeleid en het gebruik van renteswaps. Gebruik van de benchmark als stuurvariabele is eenduidig en transparant en prikkelt tot slimme inzet van financieringsinstrumenten.

De prestatiemeting komt neer op het beoordelen van de mate waarin het Agentschap van het ministerie van Financiën erin slaagt de benchmark te benaderen. Het gaat dan om zowel de kosten als het risico van de benchmark. Over de prestatie van het Agentschap wordt ex-post gerapporteerd.

Gevolg van de introductie van het nieuwe risicokader is dat in 2007 het basisrisicobedrag van 9% BBP voor 2008 niet zal worden gerealiseerd.

Verantwoordelijkheid

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico voor de begroting.

Externe factoren

Fluctuaties in het renteniveau bepalen mede de rentelasten en het risico op mogelijke mee- of tegenvallers daarin. Met het risico- en financieringsbeleid wordt geprobeerd de kosten en het risico te beperken.

Daarnaast kunnen als gevolg van het algemene budgettaire beleid en de conjunctuur, via het begrotingssaldo, veranderingen optreden in de financieringsbehoefte van de Staat. In het financieringsbeleid wordt door een deel van de schuld te financieren op de geldmarkt getracht een buffer aan te brengen die onverwachte wijzigingen in de financieringsbehoefte kan opvangen. Prestaties zullen in het nieuwe risicokader minder dan voorheen door saldoschommelingen worden verstoord.

2.2.1.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 3: Budgettaire gevolgen van beleid art. 1 Financiering staatsschuld (x € 1 mln.)1
 2006200720082009201020112012
Totaal Uitgaven37 24536 59331 40642 25333 02122 73522 489
        
Totaal Programma-uitgaven37 23436 57231 38542 23233 00022 71422 468
        
Rentelasten vaste schuld8 4448 1658 3828 4488 5498 5588 175
Rentelasten vlottende schuld7621 4481 6291 5391 5391 5391 539
Uitgaven voortijdige beëindiging106      
        
Aflossing vaste schuld27 92226 95921 37432 24522 91212 61712 754
Mutatie vlottende schuld0000000
        
Totaal Apparaatuitgaven11212122212121
Apparaatuitgaven4444444
Overige kosten schulduitgifte7181818181818
        
Totaal Ontvangsten25 12631 46922 28830 36319 8818 3222 352
        
Totaal Programma-ontvangsten25 12631 46922 28730 36319 8818 3222 352
        
Rentebaten vaste schuld136100501061106053
Rentebaten vlottende schuld96664644444444
Ontvangsten voortijdige beëindiging5000000
        
Uitgifte vaste schuld23 22024 30322 19130 21419 7288 2192 255
Mutatie vlottende schuld1 6697 00000000
Openingsbalans       

1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Toelichting op budgettaire gevolgen van beleid

De totale uitgaven en totale ontvangsten zijn opgebouwd uit vier onderdelen. Ten eerste worden rentelasten en rentebaten verantwoord. Ten tweede zijn de aflossing en uitgifte vaste schuld in de tabel opgenomen. Als derde onderdeel is de mutatie vlottende schuld opgenomen. De vierde post betreft de apparaatuitgaven.

Rentelasten en rentebaten

Binnen de rentelasten wordt een onderscheid gemaakt tussen de rentelasten vaste schuld (schuld met een oorspronkelijke looptijd langer dan een jaar), de rentelasten vlottende schuld (korter dan een jaar) en uitgaven voortijdige beëindiging. De grootste post binnen de rentelasten wordt gevormd door de rentelasten over de vaste schuld. De raming hiervoor is opgebouwd uit de rentelasten van bestaande leningen en de rentelasten van nog uit te geven schuld. De wijze waarop deze raming tot stand komt, wordt verder toegelicht in het verdiepingshoofdstuk. De rentelasten over de vlottende schuld bestaan uit de rentelasten van kortlopende leningen (DTC’s) en rentelasten over op de geldmarkt tijdelijk opgenomen liquiditeiten.

De rentebaten vaste schuld bestaan uit baten samenhangend met renteswaps. De Staat maakt gebruik van deze swaps sinds 2001. De huidige swapportefeuille zorgt per saldo voor een verkorting van de looptijd van de portefeuille, waardoor sprake is van rentebaten. Nieuwe swapcontracten en wijzigingen in de raming voor de korte rente kunnen leiden tot een wijziging in deze baten. De rentebaten vlottende schuld bestaan voornamelijk uit een vergoeding over tijdelijk op de geldmarkt uitgezette liquiditeiten als gevolg van een positief schatkistsaldo.

Aflossingen en uitgifte vaste schuld

Ieder jaar wordt een deel van de vaste schuld afgelost omdat het einde van de looptijd van leningen wordt bereikt. Daarnaast kan in het lopende jaar op beperkte schaal sprake zijn van vervroegde aflossingen, omdat de Staat een permanente inkoopfaciliteit beschikbaar stelt waarmee beleggers bepaalde oude leningen vroegtijdig kunnen terugverkopen aan de Staat.

De raming van de uitgifte van vaste schuld is opgebouwd uit de raming voor de aflossingen en de raming voor het tekort op kasbasis. Er wordt dus verondersteld dat de afgeloste schuld weer opnieuw wordt uitgegeven en dat daarnaast extra uitgifte van vaste schuld plaatsvindt om een eventueel begrotingstekort te financieren. In werkelijkheid zal de uitgifte van vaste schuld afwijken van de som van het tekort en de aflossingen, omdat de uit te geven hoeveelheid vaste schuld wordt verkleind of vergroot door de hoeveelheid kortlopende schuld te laten toe- of afnemen. Dit leidt tot een mutatie in de vlottende schuld.

Apparaatuitgaven

De apparaatuitgaven staatsschuld bestaan uit de personele en materiële kosten van het Agentschap van het ministerie van Financiën dat het beheer van de staatsschuld uitvoert. Daarnaast worden hier kosten verantwoord die samenhangen met de uitgifte van schuld. Het grootste deel van deze kosten betreft provisies voor banken die DSL’s afnemen.

Grafiek 1: Budgetflexibiliteit art. 1 Financiering staatsschuld

kst-31200-IXA-2-1.gif

Toelichting

Voor de begroting IXA Nationale Schuld is de budgetflexibiliteit zeer gering, omdat de verplichtingen voornamelijk voortvloeien uit de in het verleden opgebouwde schuld. De verplichtingen die opgenomen zijn in de begroting IXA Nationale Schuld zijn daarom op grond van de Comptabiliteitswet 2001 gelijk gesteld aan de uitgaven.

De ontvangsten en uitgaven zijn voor 100% als juridisch verplicht aan te merken. De beleidsmatige ontvangsten en uitgaven met betrekking tot de operationele doelstelling bestaan uit renteontvangsten en rentebetalingen als gevolg van transacties op de geldmarkt en kapitaalmarkt.

2.2.1.3 Operationele doelstelling

Benaderen van de resultaten van de benchmark door zo efficiënt mogelijk te voorzien in de financieringsbehoefte van de Staat.

Motivering

Om van jaar tot jaar binnen het risicokader zo efficiënt mogelijk te voorzien in de financieringsbehoefte van de Staat en zo de benchmark zo goed mogelijk te benaderen.

Instrumenten

Voor het realiseren van de algemene doelstelling, schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico, kan de Staat een aantal instrumenten inzetten:

• uitgifte van leningen op de kapitaalmarkt: DSL’s;

• uitgifte van leningen op de geldmarkt: DTC’s;

• uitgifte van commercial paper (CP);

• geldmarktdeposito’s;

• renteswaps;

• inkoop van leningen op de kapitaalmarkt.

Elk jaar wordt vastgesteld wat de optimale inzet van instrumenten is. Op de kapitaalmarkt wordt uitgegeven in leningen met looptijden van 3 tot 30 jaar. Afhankelijk van de financieringsbehoefte worden jaarlijks één tot drie nieuwe leningen uitgegeven. Door de inzet van swaps kan het risico in de portefeuille als gevolg van uitgifte van kapitaalmarktleningen worden bijgestuurd in de richting van de benchmark.

Bij de schuldfinanciering spelen overwegingen ten aanzien van de markt – die indirect bijdragen aan reputatie en lagere kosten – een belangrijke rol.

• Vanuit liquiditeitsoverwegingen is het belangrijk om leningen in voldoende omvang uit te geven.

• Een strip- en destripfaciliteit en ook een repofaciliteit dragen bij aan verhandelbaarheid en liquiditeit van staatsleningen.

• Daarnaast is jaarlijkse uitgifte van een nieuwe eurolening in het 10-jaars segment wenselijk om een volledige rentecurve tot 10 jaar te handhaven.

• Een transparant en consistent uitgiftebeleid wordt door de markt op prijs gesteld.

• Voor de plaatsing van leningen op de markt en het onderhouden van de markt voor staatsleningen wordt nauw samengewerkt met banken (primary dealers en single market specialists).

• Door road-shows, presentatie, persberichten en publicaties (o.a. jaarbericht en kwartaalbericht) worden beleggers geïnformeerd (transparant en tijdig).

• Actuele informatie wordt geplaatst op de websitewww.dsta.nl.

Om schommelingen in de financieringsbehoefte te kunnen opvangen, moet de geldmarkt voldoende groot zijn. Dit betreft zowel regulering van het schatkistsaldo als opvangen van fluctuaties in kasstromen als gevolg van uitgifte en aflossing van kapitaalmarktleningen. Ook met inkoop van kapitaalmarktleningen kunnen onvoorziene fluctuaties in de financieringsbehoefte worden opgevangen.

Na afloop van elk jaar wordt de prestatie van het Agentschap gespiegeld aan de benchmark. De rendementen waartegen in theorie in enig jaar gefinancierd moet worden zijn gebaseerd op de marktrendementen in dat jaar. Kosten voor de benchmark zijn daarom niet ex-ante vast te stellen.

2.2.1.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Onderzoek OnderwerpAD of ODA. Start B. AfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingBeleidsdoorlichting algemene doelstellingADA/B 2007www.dsta.nl
Effectenonderzoek ex post    
Overig evaluatieonderzoekHerijking risicomanagementODA. 2006 B. 2007www.dsta.nl
 Evaluatie geldmarktbenchmarkODA. 2006 B. 2007www.dsta.nl
 Herijking risicomanagementODA/B 2011

De beleidsdoorlichting van de algemene doelstelling die voor 2007 staat gepland, bestaat uit een samenvoeging van de bevindingen uit de herijking risicomanagement en de evaluatie geldmarktbenchmark. Het risicokader wordt in principe elke vier jaar opnieuw geëvalueerd.

2.2.2 Kasbeheer

2.2.2.1 Algemene beleidsdoelstelling

Optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om publieke middelen doelmatig te beheren en daarbij financiële risico’s te voorkomen. Dit wordt nader toegelicht in de Eerste wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 (Kamerstukken II 2001/02, 28 035, nr. A).

Verantwoordelijkheid

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het beheer van publieke middelen en geldstromen.

Externe factoren

• Het onderkennen van de voordelen van geïntegreerd middelenbeheer door daarvoor in aanmerking komende instellingen;

• De kwaliteit van de met het particuliere bankwezen afgesloten contracten ter afhandeling van het betalingsverkeer van de rijksoverheid.

2.2.2.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 4: Budgettaire gevolgen van beleid art. 2 Kasbeheer (x € 1 mln.)1
 2006200720082009201020112012
Totaal Uitgaven4 4485 3853 7886 7246 3205 8794 243
        
Totaal Programma-uitgaven4 4465 3833 7866 7226 3195 8784 242
        
Rentelasten2 1342 3672 6582 7242 8482 8893 118
Verstrekte leningen1 3791 3371 1289177961 0251 025
Mutaties in rekening-courant en deposito’s9331 67903 0812 6751 96499
Uitgaven bij voortijdige beëindiging0000000
        
Totaal Apparaatuitgaven2222111
        
Totaal Ontvangsten1 8681 9041 7181 2811 4181 6421 598
        
Totaal Programmaontvangsten1 8681 9041 7181 2811 4181 6421 598
        
Rentebaten464488518524523517473
Ontvangen aflossingen5796166707588951 1251 125
Mutaties in rekening-courant en deposito’s8238005310000
Ontvangsten bij voortijdige beëindiging2000000

1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Toelichting op budgettaire gevolgen van beleid

Algemeen

Omdat het toerekenen van de uitgaven en ontvangsten aan de operationele doelstellingen geen extra cijfermatig inzicht geeft, wordt dit op dit artikel achterwege gelaten.

De totale uitgaven en ontvangsten zijn opgebouwd uit vijf onderdelen: (1) rentelasten en rentebaten, (2) mutaties in leningen en aflossingen, (3) mutaties in rekening-couranttegoeden en deposito’s, (4) uitgaven/ontvangsten bij voortijdige beëindigingen en (5) apparaatuitgaven. Onder de rentelasten vallen de rentebetalingen aan baten-lastendiensten, RWT’s en sociale fondsen over de bij het Rijk aangehouden rekening-couranttegoeden en deposito’s. Daarnaast maken ook de – louter de interne boekhouding van het Rijk betreffende – rentevergoedingen aan het FES en het AOW-spaarfonds deel uit van de rentelasten. De rentebaten bestaan vrijwel in hun geheel uit renteontvangsten over aan baten-lastendiensten en RWT’s verstrekte leningen. Mutaties in het uitstaande bedrag aan leningen en in de omvang van de rekening-couranttegoeden (incl. deposito’s) bepalen de mutaties in de schuldverhouding van het Rijk met baten-lastendiensten, RWT’s en sociale fondsen in het kader van geïntegreerd middelenbeheer.

De apparaatuitgaven betreffen uitgaven ten behoeve van de afdeling Centraal Kasbeleid die het kasbeheer van het Rijk uitvoert en de kosten van de bankinstellingen.

Rentelasten en rentebaten

In 2008 wordt over de rekening-courantsaldi (incl. deposito’s) van baten-lastendiensten (agentschappen), RWT’s en sociale fondsen naar verwachting circa € 2,7 miljard aan rente uitgekeerd. In de jaren na 2008 nemen deze rentelasten naar verwachting jaarlijks toe. Deze toename aan rente-uitkering vindt zijn oorzaak onder andere in de verwachte stijging van het saldo van het rekening-couranttegoed van het AOW-spaarfonds waarop dus meer rente vergoed moet worden. In 2008 wordt naar verwachting circa € 0,5 miljard aan rentebaten ontvangen. De grootste component van de rentebaten is de ontvangen rente van de baten-lastendiensten. Deze zal naar verwachting in 2008 circa € 367 miljoen bedragen.

Leningen en aflossingen

In 2008 wordt naar verwachting voor € 778 miljoen aan leningen verstrekt aan baten-lastendiensten en voor € 350 miljoen aan RWT’s. Hiertegenover staat een bedrag van in totaal € 670 miljoen aan aflossingen van baten-lastendiensten en RWT’s samen.

Mutaties in rekening-courant en deposito

De rekening-courantsaldi van de sociale fondsen nemen in 2008 toe. In de jaren 2009 t/m 2012 nemen naar verwachting de rekening-courantsaldi van de sociale fondsen weer af doordat er meer een beroep op wordt gedaan. De rekening-courantsaldi (incl. deposito’s) van de RWT’s blijven nagenoeg gelijk.

Grafiek 2: Budgetflexibiliteit art. 2 Kasbeheer

kst-31200-IXA-2-2.gif

Toelichting

De ontvangsten en uitgaven zijn voor 100% als juridisch verplicht aan te merken. De beleidsmatige ontvangsten en uitgaven met betrekking tot operationele doelstelling 1 bestaan uit rente-ontvangsten over aan baten-lastendiensten en RWT’s verstrekte leningen respectievelijk uit rentebetalingen over door baten-lastendiensten, RWT’s en sociale fondsen aangehouden rekening-couranttegoeden (inclusief deposito’s). De beleidsmatige ontvangsten en uitgaven met betrekking tot operationele doelstelling 2 bestaan uit kosten van bankinstellingen.

2.2.2.3 Operationele doelstellingen

2.2.2.3.1 Operationele doelstelling 1

Het kasbeheer van de rijksoverheid en de aan haar gelieerde instellingen doelmatig inrichten.

Motivering

Om publieke middelen risicoloos en met zo laag mogelijke rentelasten te beheren.

Instrumenten

• De verplichting tot het in de schatkist aanhouden van de middelen van Rijk, baten-lastendiensten, sociale fondsen en RWT’s;

• Het via centrale financiering kunnen voorzien in de leenbehoefte van aan geïntegreerd middelenbeheer deelnemende instellingen;

• Het begeleiden en adviseren van de deelnemende instellingen;

• Het benaderen van instellingen die op vrijwillige basis hun gelden mogen aanhouden in de schatkist met de daarbij behorende faciliteiten.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicatorBasisjaar 2006200720082009201020112012
Aantal deelnemende RWT’s110125155180200220240
        
Voordeel Rijk (x € 1 mln.) van gmb met RWT’s:       
– jaarlijks2412130404040
– cumulatief214226227257297337377
        
Voordeel RWT’s (x € 1 mln.) van gmb met Rijk:       
– jaarlijks67647180809090
– cumulatief243307378458538628718

Het voordeel voor de RWT’s zal toenemen, omdat het aantal RWT’s naar verwachting zal toenemen. De inschatting is dat het voordeel van het Rijk tijdelijk wat lager ligt dan in eerdere jaren. Het lagere voordeel voor het Rijk wordt veroorzaakt door de stijging van de rentetarieven en door het kleinere verschil tussen de korte en lange rente in vergelijking met de eerdere jaren. Dankzij het geïntegreerd middelenbeheer hoeft het Rijk minder te lenen. Hier staat tegenover dat het Rijk een rentevergoeding betaalt aan de RWT’s voor het aanhouden van de gelden in de schatkist. Omdat de financieringsbehoefte van het Rijk gedekt wordt met langlopende leningen en de tegoeden meer kortlopend zijn is er voordeel voor het Rijk. Bij stijgende rente is het voordeel minder. De kosten stijgen dan direct, terwijl de opbrengsten met vertraging zullen toenemen, omdat het minder lenen uit vorige jaren nog doorwerkt.

2.2.2.3.2 Operationele doelstelling 2

Het betalingsverkeer van het Rijk betrouwbaar en efficiënt afwikkelen.

Motivering

Om de kwaliteit van de dienstverlening bij het uitvoeren van het betalingsverkeer van het Rijk en de aanvaardbaarheid van de daaraan verbonden kosten te waarborgen.

Instrumenten

• Contracten met commerciële banken;

• Verlenging dan wel vernieuwing (via een Europese aanbesteding) van lopende contracten.

Meetbare gegevens

• Gemiddeld stukstarief van de binnenlandse betalingen van de rijksoverheid;

• Gemiddeld stukstarief van de binnenlandse betalingen van de rijksoverheid als percentage van het gemiddeld markttarief.

Prestatie-indicatorBasiswaarde (2006)200720082009201020112012
Gemiddeld stukstarief:       
– absoluut (in eurocenten)3,03,03,03,03,03,03,0
– als % van het markttarief*37363636363636

* De basiswaarde (2006) voor het percentage van het markttarief is herzien en wijkt af van de waarde uit het Jaarverslag 2006.

In 2009 zal een nieuwe aanbesteding voor een bank voor het betalingsverkeer hebben plaatsgevonden wat een drukkend effect op de tarieven heeft. Daarentegen wordt verwacht dat door de introductie van SEPA, betaalproducten juist duurder worden. Beide effecten compenseren elkaar waardoor het tarief in de komende jaren op hetzelfde niveau zal blijven.

2.2.2.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Onderzoek OnderwerpAD of ODA. Start B. AfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingDoorlichting geïntegreerd middelenbeheerADA. 2008 B. 2009 
Effectenonderzoek ex post    
Overig evaluatieonderzoekAanbesteding bankcontracten betalingsverkeer (perceel D)*OD 2A. 2007 B. 2009 
 Aanbesteding projecten DefensieOD 2A/B 2007 
 Aanbesteding buitenlands betalingsverkeer Defensie (perceel B)OD 2A. 2007 B. 2009 
 Aanbesteding buitenlands betalingsverkeer Buitenlandse Zaken (perceel C)OD 2A. 2006 B. 2007 
 KlanttevredenheidsonderzoekOD 1A. 2008 B. 2009 
 Evaluatie buitenlands betalingsverkeer Buitenlandse Zaken (perceel C)OD 2A. 2012 B. 2012 

* Bij deze bankcontracten betalingsverkeer is het betalingsverkeer van de Belastingdienst en het buitenlands betalingsverkeer van het ministerie van Buitenlandse Zaken en Defensie uitgesloten. Daar zijn aparte percelen voor.

De doorlichting geïntegreerd middelenbeheer vindt in 2008 plaats.

De aanbesteding bankcontracten (binnenlands) betalingsverkeer voor de Rijksoverheid (perceel D) zal eind 2008, begin 2009 afgerond moeten zijn. Het jaar 2007 is het laatste jaar dat de contracten verlengd mochten worden en in 2009 zullen de nieuwe contracten ingaan. De voorbereidingen voor deze aanbesteding zullen in het najaar van 2007 starten.

2.3 Het niet-beleidsartikel

2.3.1 Nominaal en onvoorzien

Tabel 5: Artikelonderdelen en budgettaire gevolgen (x € 1 000)
 2006200720082009201020112012
Uitgaven00000– 1– 2
Loonbijstelling00000– 1– 2
Prijsbijstelling0000000
        
Ontvangsten0000000

Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstelling naar de loon- en prijsgevoelige artikelen binnen IXA plaats.

3. VERDIEPINGSHOOFDSTUK

3.1 Financiering staatsschuld

In deze paragraaf wordt toegelicht hoe de raming voor rentelasten en rentebaten is opgebouwd. Ook wordt de totale mutatie sinds de ontwerpbegroting 2007 toegelicht.

Tabel 1 laat de opbouw van de rentelasten vaste schuld zien. De raming voor de rentelasten voor de vaste schuld is opgebouwd uit de rentelasten van de bestaande leningen en de verwachte rentelasten van de nog uit te geven leningen. In de komende jaren nemen de rentelasten van de bestaande schuld steeds verder af, omdat jaarlijks een deel van deze schuld wordt afgelost. De rentelasten van de nog uit te geven schuld samenhangend met het (resterend) kapitaalmarktberoep in 2007 en latere jaren neemt steeds verder toe. Het gepresenteerde kapitaalmarktberoep voor 2008 en latere jaren is gelijk aan de aflossingen op de bestaande portefeuille en het op dit moment geraamde tekort of overschot op kasbasis. De gehanteerde rekenrente wordt geraamd door het Centraal Planbureau.

Tabel 1: Opbouw van de rentelasten vaste schuld, 2007–2012 (x € 1 mln.)1
 KMBRekenrente200720082009201020112012
Stand rentelasten per 20 juli 2007  8 0367 4956 3825 3594 7394 121
         
Rentelasten resterend kapitaalmarktberoep 20079 1234,25%129388388388388388
Rentelasten kapitaalmarktberoep 200822 1914,50% 499999999999999
Rentelasten kapitaalmarktberoep 200930 2144,50%  6801 3601 3601 360
Rentelasten kapitaalmarktberoep 201019 7284,50%   444888888
Rentelasten kapitaalmarktberoep 20118 2194,50%    185370
Rentelasten kapitaalmarktberoep 20122 2554,50%     51
         
Rentelasten vaste schuld  8 1658 3828 4488 5498 5588 175

1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

De raming voor de rentelasten vlottende schuld bestaat uit rentelasten die voortvloeien uit de DTC-portefeuille en rentelasten op tijdelijk op de markt opgenomen liquiditeiten.

Tabel 2: Opbouw van de rentelasten vlottende schuld, 2007–2012 (x € 1 mln.)
 200720082009201020112012
Gemiddelde omvang DTC-portefeuille32 70032 70032 70032 70032 70032 700
Korte rekenrente4,00%4,50%4,25%4,25%4,25%4,25%
Rentelasten DTC’s1 3081 4721 3901 3901 3901 390
       
Gemiddelde omvang dagelijks schatkistsaldo3 5003 5003 5003 5003 5003 500
Korte rekenrente4,00%4,50%4,25%4,25%4,25%4,25%
Rentelasten overig kort papier140158149149149149

In tabel 3 en 4 worden de opbouw van de uitgaven en ontvangsten sinds ontwerpbegroting 2007 weergegeven. Deze uitgaven en ontvangsten hebben zowel betrekking op rentekosten en -baten als op aflossingen en de uitgifte van schuld.

Tabel 3: Opbouw uitgaven (x € 1 mln.)1
 200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 200736 41631 27938 10033 52424 223 
Mutatie 1e suppletore begroting 2007387292261310310 
Waarvan mutatie rentelasten389292260309310 
Waarvan mutatie aflossing vaste schuld– 20000 
Nieuwe mutaties– 210– 1653 892– 813– 1 799 
Waarvan mutatie rentelasten– 211– 165– 473– 813– 1 102 
Waarvan mutatie aflossing vaste schuld004 3650– 697 
Stand ontwerpbegroting 200836 59331 40642 25333 02122 73522 489

1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Tabel 3 bevat de optelling van alle uitgaven die samenhangen met de staatsschuld. Het gaat hierbij voornamelijk om de uitgaven voor rente en de uitgaven voor aflossingen.

Tabel 4: Opbouw ontvangsten (x € 1 mln.)1
 200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 200725 16622 38630 09625 15012 398 
Mutatie 1e suppletore begroting 20078 09012121914 
Waarvan mutatie rentebaten– 1812121914 
Waarvan mutatie uitgifte vaste schuld1 1080000 
Waarvan mutatie vlottende schuld7 0000000 
Nieuwe mutaties– 723– 1 0903– 6 000– 6 246 
Waarvan mutatie rentebaten29– 41– 16– 19– 18 
Waarvan mutatie uitgifte vaste schuld– 1 817– 70271– 5 269– 4 072 
Stand ontwerpbegroting 200831 46922 28830 36319 8818 3222 352

1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Tabel 4 bevat de optelling van alle ontvangsten die samenhangen met de staatsschuld. Dit betreft voornamelijk ontvangsten door de uitgifte van vaste schuld. De raming van de hoeveelheid uit te geven schuld wordt gemaakt op basis van de aflossingen, het feitelijk tekort of overschot en andere factoren die het te lenen bedrag verlagen of verhogen.

3.2 Kasbeheer

In deze paragraaf komt de opbouw van de ramingen met betrekking tot het kasbeheer aan bod. Ook wordt de totale mutatie sinds de ontwerpbegroting 2007 toegelicht.

Afgezien van de interne boekhouding van het Rijk betreffende rentevergoedingen aan het FES en aan het AOW-spaarfonds, bestaan de rentelasten grotendeels uit rentebetalingen aan Agentschappen, RWT’s en Sociale Fondsen in het kader van geïntegreerd middelenbeheer (tabel 5).

Tabel 5: Opbouw rentelasten (x € 1 mln.)1
 200720082009201020112012
Totale rentelasten2 3672 6582 7242 8482 8893 118
Rente Agentschappen333735353535
Rente RWT’s en derden219248250250250250
Rente Sociale Fondsen3093722201072319
Rente AOW-spaarfonds1 2241 4021 6041 8132 0212 255
Rente FES574590606635551551
Overige rentelasten888888

1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Het meerjarig verloop van de rentelasten in het kader van geïntegreerd middelenbeheer hangt onder meer samen met de verwachte mutaties in de rekening-couranttegoeden (tabel 6).

Tabel 6: Opbouw mutaties in rekening-courant en deposito’s (x € 1 mln.)1
 200720082009201020112012
Mutaties alle rc-tegoeden– 879531– 3 081– 2 675– 1 964– 99
Mutaties in rc baten-lastendiensten30000000
Mutaties in rc RWT’s50000000
Mutaties in rc Sociale Fondsen– 1 679531– 3 081– 2 675– 1 964– 99

1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

De rentebaten bestaan vrijwel in hun geheel uit rentebetalingen door Agentschappen en RWT’s in het kader van geïntegreerd middelenbeheer (tabel 7).

Tabel 7: Opbouw rentebaten (x € 1 mln.)1
 200720082009201020112012
Totale rentebaten488518524523517473
Rente Agentschappen347367372368360314
Rente RWT’s en derden130141143145148150
Rente Sociale Fondsen000000
Rente FMS-account987777
Overige rentebaten222222

1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Het meerjarige verloop van de rentebaten in het kader van geïntegreerd middelenbeheer hangt onder meer samen met de verwachte netto leningverstrekking (tabel 8).

Tabel 8: Opbouw leningen minus aflossingen (x € 1 mln.)1
 200720082009201020112012
Totaal leningen minus aflossingen721458159– 99– 100– 100
Netto leningen baten-lastendiensten429258159– 100– 100– 100
Netto leningen RWT’s2922000200

1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

In tabel 9 en 10 wordt de opbouw van de uitgaven en ontvangsten sinds de ontwerpbegroting 2007 weergegeven.

Tabel 9: Opbouw uitgaven (x € 1 mln.)1
 200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 20074 3665 2685 6434 3524 254 
Mutatie 1e suppletore begroting 20071 650– 1 547– 2 016– 484125 
Waarvan rentelasten33– 27– 1692125 
Waarvan verstrekte leningen00000 
Waarvan mutaties in rek. courant en deposito’s1 616– 1 520– 2 000– 5760 
Nieuwe mutaties– 631673 0972 4531 500 
Waarvan rentelasten3116140– 222– 464 
Waarvan verstrekte leningen0315000 
Waarvan mutaties in rek. courant en deposito’s– 662– 4093 0562 6751 964 
Stand ontwerpbegroting 20085 3853 7886 7246 3215 8794 243

1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

De nieuwe mutaties bij de geraamde uitgaven worden grotendeels veroorzaakt door wijzigingen van de rekening-courant saldi. Het belangrijkste onderdeel hiervan vormen de mutaties van de rekening-courant saldi van de sociale fondsen.

Tabel 10: Opbouw ontvangsten (x € 1 mln.)1
 200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 20071 0851 0231 2591 3983 621 
Mutatie 1e suppletore begroting 20072– 1– 52 5183 272 
Waarvan rentebaten2– 1– 5– 8– 8 
Waarvan ontvangen aflossingen00000 
Waarvan mutaties in rek. courant en deposito’s0002 5263 280 
Nieuwe mutaties81769728– 2 499– 5 251 
Waarvan rentebaten1727282832 
Waarvan ontvangen aflossingen0139000 
Waarvan mutaties in rek. courant en deposito’s8005310– 2 526– 5 283 
Stand ontwerpbegroting 20081 9041 7191 2821 4171 6421 598

1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

De nieuwe mutaties bij de geraamde ontvangsten worden eveneens grotendeels veroorzaakt door de mutaties van de rekening-courant saldi van de sociale fondsen.

Tabel 11: Opbouw uitgaven (x € 1000)1
 200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007000000
Mutatie 1e suppletore begroting 2007128114115114114114
Nieuwe mutaties      
Loonbijstelling– 116– 102– 102– 102– 102– 102
Prijsbijstelling– 12– 12– 13– 12– 12– 12
Stand ontwerpbegroting 2008000000

De nieuwe mutaties vloeien voort uit de toerekening van de loon- en prijsbijstelling aan de loon- en prijsgevoelige begrotingsartikelen.

4. BIJLAGEN

4.1 Lijst met afkortingen

AOWAlgemene Ouderdomswet
BBPBruto Binnenlands Product
CPCommercial Paper
DSLDutch State Loan
DTCDutch Treasury Certificate
EMUEconomic and Monetary Union
EoniaEuropean Overnight Index Average
FESFonds Economische Structuurversterking
GMBGeïntegreerd Middelen Beheer
RWTRechtspersoon met een Wettelijke Taak
SEPASingle Euro Payments Area

4.2 Begrippenlijst

Basisrisicobedrag

Het bedrag waarover in een bepaald begrotingsjaar de rente opnieuw moet worden vastgezet. Dit bedrag is de stuurvariabele uit het risicokader voor 2003–2007. Het basisrisicobedrag in een jaar is gelijk aan het te herfinancieren bedrag (de aflossingen op bestaande staatsleningen vermeerderd met de stand van de geldmarkt ultimo van het vorige jaar) plus het bedrag aan renteswaps waarvoor de rente opnieuw moet worden vastgesteld.

Baten-lastendienst

Een onderdeel van de rijksoverheid waarvoor afwijkende beheersregels gelden gericht op het bevorderen van bedrijfsmatig werken. Belangrijk aspect hierbij is dat het batenlastenstelsel wordt toegepast en de dienst toegang heeft tot een leen- en depositofaciliteit bij de minister van Financiën.

Commercial Paper (CP)

Schuldbewijzen met een korte looptijd die kunnen worden ingezet om tijdelijke kastekorten van het Rijk te financieren. CP is een geldmarktinstrument dat wordt uitgegeven en verhandeld op discontobasis. CP kent flexibele uitgiftemomenten en looptijden. Bovendien bestaat de mogelijkheid uit te geven in vreemde valuta. CP is een aanvulling op het DTC programma voor wat betreft de kortere looptijden.

Comptabiliteitswet 2001

In de Comptabiliteitswet 2001 is het beheer van de financiën van het Rijk vastgesteld. De diverse hoofdstukken in deze wet gaan in op onder andere de begroting, het begrotingsbeheer en de bedrijfsvoering van het Rijk, het toezicht van de ministers en de verantwoording van het Rijk.

Deposito

Het deposito is geld dat door een belegger voor een bepaalde rentevaste periode tegen een rentevergoeding is ondergebracht bij een bank of – in het geval van geïntegreerd middelenbeheer – bij de schatkist van de Rijksoverheid. De looptijd van een deposito kan variëren van een dag (zogeheten daggeld) tot meerdere jaren.

Dutch State Loans (DSL’s)

Engelse benaming voor Nederlandse staatsleningen.

Dutch Treasury Certificates (DTC’s)

Engelse benaming voor Nederlands schatkistpapier. Schuldbewijzen met een korte looptijd uitgegeven door het Rijk. DTC’s worden uitgegeven en verhandeld op discontobasis. DTC wordt uitgegeven in looptijden van 3 tot en met 12 maanden op vooraf vastgestelde data.

EMU-saldo

Het EMU-saldo heeft betrekking op het vorderingensaldo van de overheid op transactiebasis. Het vorderingensaldo geeft de mutatie in het saldo van de financiële activa en passiva van de collectieve sector weer. Omdat het EMU-saldo betrekking heeft op de totale collectieve sector is niet alleen het vorderingensaldo van het Rijk van belang, maar ook de vorderingensaldi van de sociale fondsen en de lokale overheid. Weergave op transactiebasis wil zeggen dat de economische handeling die leidt tot de uitgave of ontvangst (transactie) zoveel mogelijk als meetmoment wordt genomen.

EMU-schuld

Het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de gehele collectieve sector. Dit is de optelsom van de uitstaande leningen ten laste van het Rijk, de sociale fondsen en de lokale overheid, minus de onderlinge schuldverhoudingen tussen deze drie subsectoren.

FES

Het Fonds Economische Structuurversterking wordt gevoed met een deel van de aardgasbaten, alsmede met de rentevrijval (na dividendderving) samenhangend met de ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen, of uit opbrengsten van veilingen van etherfrequenties. De middelen uit het FES worden gereserveerd voor investeringsprojecten van nationaal belang die de economische structuur versterken. Het betreft een verdeelfonds: vanuit het fonds worden bijdragen toegekend aan andere begrotingen van het Rijk.

Gecentreerde portefeuille

Een portefeuille die gekenmerkt wordt door een gelijkmatig aflosprofiel dat in stand gehouden kan worden door voortdurend in één en dezelfde looptijd leningen uit te geven.

Geïntegreerd middelenbeheer

Het bundelen van publieke middelen gericht op een doelmatig kasbeheer. Publieke middelen zijn middelen die verkregen zijn bij of krachtens de wet ingestelde heffing(en).

Gevestigde schuld

Leningen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar. Wordt veelal aangeduid met de term vaste schuld.

Liquiditeit

In een markt met voldoende liquiditeit kunnen grote aan- en verkooporders verhandeld worden zonder dat dit een substantieel effect op de prijs (koers) heeft.

Nationale schuld

Vaste (gevestigde) en vlottende schuld van de Staat zoals die samenhangt met het artikel Financiering staatsschuld en het artikel Kasbeheer in deze begroting.

Primary Dealers

Sinds 1999 maakt de Staat gebruik van een stelsel van Primary Dealers voor de distributie en promotie van Nederlandse staatsleningen. Het stelsel bestaat in beginsel uit 13 banken. Bij het samenstellen van de groep Primary Dealers wordt veel aandacht besteed aan een goede balans tussen banken die zijn gericht op de lokale, de regionale, en de mondiale markten. Deze balans is gewenst met het oog op het bereiken van een brede spreiding aan eindbeleggers in Nederlandse staatsobligaties.

Het belangrijkste doel van de samenwerking met de Primary Dealers is om de markt voor Nederlandse staatsleningen liquide te houden. Met alle Primary Dealers is een éénjarig contract aangegaan. De Primary Dealers verplichten zich om DSL’s af te nemen, te verspreiden en te promoten. Tot de verplichtingen hoort ook een maandelijkse rapportage over de verrichte activiteiten. Tegenover deze verplichtingen staat het exclusieve recht om DSL’s bij het Agentschap af te nemen en gebruik te maken van de repo- en stripfaciliteit. De Primary Dealers ontvangen daarnaast een financiële vergoeding die afhankelijk is van de afgenomen hoeveelheid DSL’s bij emissies.

Rechtspersoon met een Wettelijke Taak (RWT)

Een zelfstandige organisatie die in een wet geregelde taak uitvoert met behulp van publiek geld, welk geld is verkregen bij of krachtens de wet ingestelde heffing.

Rekening-courant

Een rekening waarover in de regel giraal betalingsverkeer wordt afgewikkeld en waaruit (een deel van) de onderlinge financiële verhouding is op te maken tussen de houder van de rekening en de instelling alwaar de rekening wordt aangehouden.

Rekenrente

Boekhoudkundig veronderstelde rente in begroting en meerjarencijfers.

Renteswap

Een renteswap is een contract tussen twee partijen waarin wordt overeengekomen om gedurende de looptijd een vaste rente te ruilen tegen een variabele rente (meestal 6 of 3 maanden).

Repofaciliteit

Een instrument om de liquiditeit van staatsleningen en DTC’s te garanderen. Onder bepaalde condities kunnen Primary Dealers (en in het geval van DTC’s ook Single Market Specialists) in geval van schaarste staatsleningen of DTC’s lenen van de Staat tegen een vergoeding.

Schatkistsaldo

Saldo op de rekening van het Rijk bij De Nederlandsche Bank.

SEPA betaalproducten

SEPA (Single Euro Payments Area) is een marktgedreven initiatief en dient er voor te zorgen dat burgers en bedrijven in de Eurozone met dezelfde betaalmiddelen (giro-en bankoverschrijvingen, automatische incasso en kaartbetalingen) en onder dezelfde voorwaarden hun betalingen kunnen afhandelen binnen de gehele Eurozone. In dat kader hebben de Europese banken Europese standaarden opgesteld waaraan zij ook de bestaande nationale betaalproducten willen laten gaan voldoen. Dit betekent dat de bestaande nationale betaalproducten op (korte) termijn zullen worden vervangen door nieuwe pan-Europese betaalproducten of zullen gaan voldoen aan de Europese standaarden.

Single Market Specialists

Een aantal geselecteerde banken die naast de Primary Dealers deelnemen aan het DTC-marktstelsel, een in 2001 op initiatief van de Nederlandse Staat gestart marktstelsel. Onderdeel van het stelsel is de quotering van DTC’s op MTS Amsterdam. In het stelsel nemen zowel Primary Dealers als een aantal geselecteerde banken deel, die zich Single Market Specialists mogen noemen. Naast de verplichting tot het quoteren krijgen deze partijen exclusief toegang tot de elektronische veilingen van DTC’s. Ook kunnen de partijen beroep doen op een repofaciliteit voor DTC’s.

Staatsschuld

Het totaal van de uitstaande geldelijke leningen van de Staat (vaste en vlottende schuld) is de bruto staatsschuld. Leningen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar vormen de vaste (gevestigde) staatsschuld. Leningen met een oorspronkelijke looptijd van maximaal één jaar vormen de vlottende staatsschuld. Soms wordt een ruimere definitie gebruikt voor de vlottende staatsschuld, namelijk bestaande uit leningen met een oorspronkelijke looptijd van maximaal twee jaar. De staatsschuld is niet gelijk aan de EMU-schuld, die een breder begrip meet.

Strip- en destripfaciliteit

Een stripfaciliteit stelt beleggers in staat een bepaalde lening te ontbinden. Dat betekent dat de hoofdsom en elk van de coupons van de specifieke lening apart verhandeld kunnen worden. Een destripfaciliteit daarentegen biedt de mogelijkheid om een reeks van coupons aan een hoofdsom te binden en op deze manier een nieuwe lening te creëren.

Vaste schuld

Leningen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar. Wordt ook wel gevestigde schuld genoemd.

Vlottende schuld

Leningen met een oorspronkelijke looptijd van maximaal één jaar.

Licence