Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE Blz.

A.Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel2
   
B.Begrotingstoelichting3
   
1.Leeswijzer3
   
2.Het Beleid5
2.1 De Beleidsagenda 5
2.2 De Beleidsartikelen 16
 2.2.1. Belastingen 16
 2.2.2. Financiële markten 30
 2.2.3. Financieringsactiviteiten publiek-private sector 39
 2.2.4. Internationale financiële betrekkingen 45
 2.2.5. Exportkredietverzekering en investeringsgaranties 51
 2.2.7. Beheer materiële activa 56
 2.2.8. Begrotingsbeleid 62
2.3 De niet-Beleidsartikelen 70
 2.3.1 Algemeen70
 2.3.2. Nominaal en Onvoorzien 71
   
3.De Bedrijfsvoeringsparagraaf72
   
4.De Baten-Lastendiensten74
4.1Domeinen Roerende Zaken 74
4.2 Domeinen Onroerende Zaken 78
   
5.Verdiepingshoofdstuk82
   
6.Bijlagen91
6.1 Bijlage Moties en Toezeggingen 91
6.2 Bijlage inzake ZBO’s en RWT’s 121
6.3 Lijst met afkortingen 123
6.4 Begrippenlijst126

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het ministerie van Financiën voor het jaar 2008 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2008. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2008.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2008 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendiensten)

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendiensten Domeinen Roerende Zaken en Domeinen Onroerende Zaken voor het jaar 2008 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de diensten die een baten-lastenstelsel voeren.

De Minister van Financiën,

W. J. Bos

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Welke beleidsdoelstellingen worden nagestreefd op het gebied van de fiscaliteit, de financiële markten of op het gebied van de Staatsdeelnemingen? Hoe gaat de Staat om met roerende en onroerende zaken? Hoeveel bedragen de uitgaven van de Staat aan internationale financiële instellingen? In de begroting IXB (IXB) wordt antwoord gegeven op deze en vele andere vragen. IXB is opgebouwd uit zeven beleidsartikelen met uiteenlopende beleidsterreinen en twee niet-beleidsartikelen. Deze beleidsartikelen weerspiegelen bijna het gehele werkterrein van het ministerie van Financiën; het beheer van de staatsschuld en het kasbeleid zijn opgenomen in begrotingshoofdstuk IXA.

De beleidsartikelen zijn:

1. Belastingen

2. Financiële markten

3. Financieringsactiviteiten publiek-private sector

4. Internationale financiële betrekkingen

5. Exportkredietverzekering en investeringsgaranties

7. Beheer materiële activa

8. Begrotingsbeleid

De niet-beleidsartikelen zijn:

9. Algemeen

10. Nominaal en onvoorzien

Artikel 6 Staatsloterij is met ingang van 2005 als zelfstandig beleidsartikel komen te vervallen, omdat de beleidsverantwoordelijkheid ten aanzien van de Staatsloterij is overgegaan naar het ministerie van Justitie. Het aandeelhouderschap van de Staatsloterij is bij Financiën gebleven. De budgettaire aspecten daarvan (de afdracht) zijn geïntegreerd in artikel 3.

De begrotingstoelichting is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 bevat de beleidsagenda, waarin het werkterrein van het ministerie, de beleidsprioriteiten en de begroting op hoofdlijnen beschreven worden. Ook wordt in hoofdstuk 2 op de beleidsartikelen en de niet-beleidsartikelen ingegaan, waarvan de budgettaire mutaties toegelicht worden in het verdiepingshoofdstuk (hoofdstuk 5). Hoofdstuk 3 bevat de paragraaf betreffende de bedrijfsvoering. In hoofdstuk 4 is de paragraaf inzake de baten-lastendiensten Domeinen Roerende Zaken en Domeinen Onroerende Zaken opgenomen. Als bijlagen zijn de bijlage moties en toezeggingen en de bijlage ZBO’s en RWT’s opgenomen, waarna ten slotte een lijst met afkortingen en een begrippenlijst volgen.

Maatschappelijke effecten en meetbare gegevens in IXB

Financiën streeft ernaar zijn begrotingsdoelstellingen zoveel mogelijk in outcome-termen te formuleren. Het aantal doelstellingen van Financiën waarbij directe maatschappelijke effecten wordt beoogd, is echter beperkt. Een aanzienlijk deel van de begrotingsdoelstellingen op begrotingshoofdstuk IXB is gericht op de bedrijfsvoering van het Rijk. Voorbeelden daarvan zijn de doelstellingen ten aanzien van de Belastingdienst, de publiek-private financiering van overheidsinvesteringen (pps) en het beheer van de materiële activa van het Rijk. Het streven van Financiën hierbij is doelmatigheid. Het zijn daarbij de prestaties (output) die centraal staan. Om inzicht te geven in de mate van doelbereiking wordt gebruik gemaakt van meetbare gegevens ten aanzien van output. Er zijn bij veel van deze doelstellingen overigens wel maatschappelijke neveneffecten. Deze behoren echter niet primair tot de beleidsdoelstelling van Financiën, maar kunnen een grote maatschappelijke impact hebben. Deze indirecte impact komt tot uitdrukking in de kengetallen welke opgenomen zijn in de Miljoenennota (bijvoorbeeld de economische ontwikkeling van ons land, lastendruk etc.).

Tevens streeft Financiën ernaar om bij elke doelstelling zogenaamde prestatie-indicatoren op te nemen. Dit zijn meetbare gegevens, die inzicht geven in de mate van doelbereiking binnen de verantwoordelijkheid van Financiën. Voorbeelden zijn het aantal afgehandelde telefoongesprekken van de Belastingtelefoon of de doorlooptijden van aanvragen voor exportkredietverzekeringen.

Soms is het niet mogelijk om indicatoren op te nemen, bijvoorbeeld wanneer Financiën niet één op één de uitkomst van het beleid kan beïnvloeden. Voorbeelden hiervan zijn de Nederlandse rol binnen de EU of het IMF en de invloed van Financiën op het wel of niet verkopen van deelnemingen. Om toch middels kwantitatieve gegevens inzicht te geven in de ontwikkeling van dit beleid, zijn hier (voor zover mogelijk) zogenaamde kengetallen opgenomen.

Wanneer het niet mogelijk is om een prestatie-indicator of kengetal op te nemen, wordt dit bij de desbetreffende operationele doelstelling uitgelegd.

2. HET BELEID

2.1 DE BELEIDSAGENDA

2.1.1 Het werkterrein van het ministerie van Financiën op hoofdlijnen

Het ministerie van Financiën draagt de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en uitvoering van onder meer:

a) het algemeen financieel-economische en internationale financiële beleid

b) het begrotingsbeleid en doelmatig beheer van ’s-Rijks financiën

c) het financieringsbeleid

d) het fiscale beleid

e) het heffen, controleren en innen van de belastingen

f) het beheer van materiële eigendommen van het Rijk

Het begrotingsbeleid wordt toegelicht in de Miljoenennota en komt beknopt aan de orde in de IXB-begroting. Voor het algemeen financieel-economische beleid geldt eveneens dat een groot deel in de Miljoenennota is opgenomen. Daar worden ook de belastingontvangsten toegelicht.

Het financieringsbeleid komt aan de orde in de begroting IXA Nationale Schuld. De financiën van decentrale overheden, waarvoor de minister van Financiën medeverantwoordelijk is, worden ook behandeld in de Miljoenennota en in de begrotingen van het Gemeente- en Provinciefonds.

2.1.2 Beleidsprioriteiten

2.1.2.1 Houdbare overheidsfinanciën

Het kabinet streeft naar duurzame ontwikkeling, waarbij rekening gehouden wordt met de gevolgen van financieel, economisch, sociaal en ecologisch beleid voor komende generaties (zie hoofdstuk 2 van de Miljoenennota voor een uitgebreide beschouwing). Bij de keuze voor duurzaamheid is een houdbaar pad van de overheidsfinanciën cruciaal. Om dit te bereiken streeft het kabinet naar een structureel (geschoond voor de conjunctuur) begrotingsoverschot van 1,0% BBP in 2011. De maatregelen van het kabinet dragen ook na 2011 bij aan het opvangen van de kosten van vergrijzing.

Voor 2011 wordt een structureel saldo geraamd van 1,1% BBP. Daarmee ligt het kabinet op koers om de doelstelling te realiseren.

2.1.2.2 Vermindering regeldruk bedrijven door het ministerie van Financiën

In 2008 zal het programma voor vermindering van regeldruk voor bedrijven krachtig worden voortgezet. Voor het borgen van publieke belangen is veelal wet- en regelgeving nodig. Ook economische activiteiten kunnen vaak niet zonder regulering. Tegelijkertijd kan de naleving van te veel of te complexe regels onnodige regeldruk veroorzaken, wat de ruimte om te ondernemen verkleint en de welvaartsgroei beperkt. Het kabinet stelt zich ten doel om de regeldruk te verminderen door in wet- en regelgeving geslopen ondoelmatigheden te verwijderen. Het stimuleren van het ondernemerschap in Nederland door de vermindering van regeldruk levert op termijn meer welvaart, werkgelegenheid en consumptie per hoofd van de bevolking op.

De beleving van de ondernemer staat voor dit kabinet centraal bij het identificeren van problemen en het formuleren van oplossingen op het terrein van regeldruk. Dit betekent dat de overheid samen met de ondernemer gaat bekijken hoe de regeldruk merkbaar kan worden verminderd.

Ondernemers maken weinig of geen onderscheid tussen de diverse facetten van regeldruk, zoals bijvoorbeeld administratieve lasten of strijdige regelgeving. Daarom kiest het kabinet nu voor één integraal programma. Dit betekent in de eerste plaats integratie van bestaande regeldrukprojecten op het terrein van administratieve lasten, toezichtslasten, vergunningen en strijdige regelgeving. In de tweede plaats betekent het verdere verbreding van de aanpak door ook concrete doelen te stellen op het terrein van inhoudelijke nalevingskosten en verbetering van de kwaliteit van dienstverlening. Naast de integratie en verbreding kiest het kabinet ook voor verdere verdieping. Er wordt een nieuwe slag gemaakt met het terugdringen van de administratieve lasten en het programma voorziet ook in een nauwe samenwerking met overheden op supranationaal (Europese Unie) en decentraal niveau (gemeenten en provincies).

Het kabinet onderkent hiermee dat de uitvoering in de komende jaren op belangrijke punten anders kán en moet. Daarbij wordt voortgebouwd op de infrastructuur die in de afgelopen vier jaar is neergezet. Deze infrastructuur is recentelijk door de OESO en de Wereldbank doorgelicht en door hen «world leading» genoemd. Het kabinet is blij met een aantal waardevolle aanbevelingen voor de toekomst1.

Met de probleemgestuurde, integrale aanpak van regeldruk voor ondernemers komt in feite een einde aan de diverse verschillende projecten die hiervoor tot voor kort bestonden bij de ministeries van Economische Zaken en Financiën.

Hieruit wordt ook de organisatorische consequentie getrokken. Er wordt één gezamenlijke directie gevormd, die ten behoeve van de staatssecretarissen van Financiën en Economische Zaken het integrale programma regeldruk voor ondernemers zal uitvoeren.

Bovenstaande ambities van het kabinet zijn uitgebreid beschreven in het Plan van Aanpak Regeldruk bedrijven, dat recentelijk is aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2006/07, 29 515, nr. 202).

Wat betreft de invulling van vorenstaande ambities op de beleidsterreinen van Financiën moet voor 2008 op dit moment worden volstaan met een verwijzing naar bijlage 1 van genoemd Plan van Aanpak. In deze bijlage zijn de onderwerpen en projecten aangegeven die worden aangepakt met het oog op vermindering van regeldruk voor bedrijven. Het accent op fiscaal terrein ligt daarbij op de loonheffing. Naast de onderwerps- en projectgewijze aanpak van de regeldruk kan wat betreft de departementale voornemens voor 2008 worden gewezen op de activiteiten voor een nieuwe nulmeting. Voorts zullen met ingang van 2008 op fiscaal terrein al belangrijke onderdelen van het Coalitieakkoord worden gerealiseerd via het Belastingplan 2008 dat bestaat uit een drietal fiscale verzamelwetsvoorstellen. Deze wetsvoorstellen zullen per saldo een bescheiden gunstig effect hebben op de administratieve lasten en nalevingkosten van het bedrijfsleven. Op het terrein van financiële markten streeft Financiën ernaar om in de eerste helft van 2008 voorstellen te kunnen doen voor regeldrukvermindering op Europees niveau in het kader van het Actieprogramma van de Europese Commissie ter vermindering van de administratieve lastendruk in de EU.

2.1.2.3 Vergroening belastingstelsel

Een duurzame leefomgeving is een van de speerpunten van dit kabinet. De druk op het milieu moet namelijk omlaag. Het klimaat verandert en natuurlijke hulpbronnen raken uitgeput. Om verdere aantasting van het milieu te voorkomen, moet anders geproduceerd en geconsumeerd worden. Een van de manieren waarop dat kan, is daar waar de mate van milieuvervuiling onvoldoende in de marktprijzen tot uiting komt, positieve en/of negatieve financiële prikkels in te voeren. Op die manier wordt duurzame productie en consumptie gestimuleerd en wordt een verdere verschuiving van lastendruk op arbeid en winst naar milieu bereikt. In het Belastingplan 2008 wordt een aantal maatregelen aangekondigd die hieraan invulling geven. Het gaat dan om het introduceren van een vliegbelasting en een verpakkingenbelasting, het verder differentiëren van de BPM naar schoon en zuinig en tot slot het verhogen van heffingen op bepaalde vormen van energie. Door een vliegbelasting en een verpakkingenbelasting in te voeren, zullen milieukosten meer onderdeel uitmaken van de prijs van het product. Door de hoogte van de BPM te laten afhangen van kenmerken als schoon en zuinig, worden consumenten gestimuleerd milieuoverwegingen bij hun keuze mee te laten wegen. En door heffingen op energie te verhogen, ontstaat een prikkel om zuiniger met hulpstoffen om te gaan. Daarbij wordt rekening gehouden met de wet- en regelgeving in andere Europese landen. In aansluiting op de maatregelen uit het Belastingplan 2008, zullen in 2008 de mogelijkheden voor een tweede tranche vergroening worden verkend en onderzocht. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een verdere differentiatie van de autobelastingen en het wijzigen van de energiebelasting om deze effectiever te maken. De mogelijkheden worden duidelijk getoetst op hun milieueffecten, juridische aspecten, uitvoeringskosten, administratieve lasten en economische en inkomenseffecten. Ook wordt bekeken of andere instrumenten (zoals voorlichting, verbodsbepalingen of subsidies) niet effectiever zijn. Eventuele maatregelen zullen dan voor het grootste deel in 2009 kunnen worden ingevoerd.

2.1.2.4 Belastingdienst

Loonaangifte

In de eerste helft van 2007 is gebleken dat de gehele loonaangifteketen nog niet stabiel is. Zo is een deel van de loongegevens 2006 in de polisadministratie, onder meer nodig voor het definitief toekennen van de toeslagen, niet bruikbaar voor de Belastingdienst. Er wordt een integrale probleemanalyse aan de Tweede Kamer aangeboden. Deze analyse bevat tevens oplossingenrichtingen voor 2007 en volgende jaren. De situatie noopt wel tot enige terughoudendheid met betrekking tot nieuwe wetgeving op het terrein van loonheffingen, teneinde te voorkomen dat de complexiteit in de uitvoering nog verder wordt vergroot. Vereenvoudigingsvoorstellen daarentegen kunnen juist wel behulpzaam zijn bij het oplossen van de problemen.

Vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst

De komende jaren is een belangrijk deel van de inspanningen van de Belastingdienst erop gericht de ICT-infrastructuur te vereenvoudigen en toekomstbestendig te maken. Voor de kortere termijn betreft dit sanering van de complexe infrastructuur en het realiseren van basisvoorzieningen, nodig om de huidige processen te ondersteunen. Voor de lange termijn gaat het om het compleet nieuw inrichten van de massale processen. Tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat niet alleen kan worden volstaan met aanpassingen in de automatisering. Ook op andere terreinen, zoals dienstverlening, klachtbehandeling en telefonische bereikbaarheid, zijn maatregelen nodig om aan de vraag van burgers en bedrijven te kunnen voldoen. De vereenvoudigingsoperatie omvat dus maatregelen op al deze terreinen. Op 8 juni 2007 (Kamerstukken II 2006/07, 31 066, nr. 2) is hierover door de staatssecretaris van Financiën een plan van aanpak naar de Tweede Kamer gestuurd.

Maatregelen voor de burger

Maatregelen betreffen onder meer de verbetering van de website, uitbreiding van de telefonische bereikbaarheid – ook in de avonduren – en meer mogelijkheden om telefonische mutaties in heffingen en toeslagen door te voeren.

Maatregelen voor het bedrijfsleven

Ook voor de verbetering van de relatie met het bedrijfsleven worden maatregelen genomen. Ook hier gaat het om het versnellen van processen (zoals toekenning van omzetbelasting- en loonheffingennummers), vereenvoudigingen in het proces van loonheffing, meer digitale diensten via de website en betere telefonische bereikbaarheid voor ondernemers en hun belastingadviseurs.

Vereenvoudiging wetgeving

De huidige wetgeving, waarvan de uitvoering aan de Belastingdienst is opgedragen, is complex. De daarop betrekking hebbende (geautomatiseerde) processen binnen de Belastingdienst zijn daardoor navenant complex. Bij sommige onderdelen van de wetgeving blijken de grenzen van de uitvoering te zijn bereikt, soms zelfs overschreden. Geïnventariseerd wordt welke wijzigingen in de regelgeving vereist zijn om een soepele uitvoeringspraktijk te kunnen garanderen. Bij positieve besluitvorming zal vervolgens wijziging van wetgeving worden voorbereid.

Toeslagen

Het toeslagensysteem is het eerste systeem dat wordt gebouwd in het kader van de hierboven geschetste fundamentele wijziging van de procesinrichting. Samen met de betrokken beleidsdepartementen wordt daarbij bezien of er mogelijk vereenvoudigingen in de aan de toeslagen ten grondslag liggende wetgeving zijn aan te brengen.

Uitvoering kindertoeslag

Vanaf 1 januari 2008 wordt de Belastingdienst verantwoordelijk voor de uitvoering van de kindertoeslag. Deze toeslag komt in de plaats van de huidige fiscale kinderkorting. De uitvoering zal gebeuren door het onderdeel van de Belastingdienst dat ook de andere toeslagen uitvoert, de Belastingdienst/Toeslagen.

2.1.2.5 Corporate governance

In deze kabinetsperiode is het nodig om de wetgeving op het gebied van corporate governance te moderniseren en, waar nodig, aan te vullen. Onderwerpen die onder meer deel uit maken van corporate governance zijn: het (top)beloningendossier, de ontwikkelingen rondom het aandeelhoudersactivisme, en de anonimiteit van aandeelhouders.

De Nederlandse corporate governance code (de code Tabaksblat), regels en toezicht ten aanzien van overnames, accountants en financiele verslaggeving zijn eveneens belangrijke thema’s. De AFM speelt op dit terrein als toezichthouder een belangrijke rol. Corporate governance raakt ook aan een aantal aanverwante beleidsterreinen, zoals transparantieregelgeving voor beursvennootschappen (zoals melding van zeggenschap en openbaarmaking van voorwetenschap).

De opkomst van activistische aandeelhouders, waaronder hedge funds, heeft geleid tot nieuwe vragen op het gebied van corporate governance. Naast vraagstukken over beschermingsconstructies betreft het vragen die verband houden met de melding van zeggenschapsregelgeving en voorwetenschapregelgeving. Het kabinet heeft de SER in dit licht om advies gevraagd over de positie van werknemers. In deze kabinetsperiode zal er gewerkt worden aan wetgeving naar aanleiding van de aanbevelingen van de Monitoring Commissie (ook wel Commissie Frijns genoemd). Eén van die aanbevelingen gaat over het probleem van identificatie van aandeelhouders. Het toegenomen activisme van beleggers en de versterking van de rechten van aandeelhouders heeft de urgentie van dit probleem versterkt. Inmiddels staat vast dat de nog aan te nemen Europese richtlijn aandeelhoudersrechten dit probleem niet gaat oplossen.

Op het gebied van topbeloningen is in het Coalitieakkoord opgenomen dat ondernemingsraden een adviesrecht krijgen richting de aandeelhouders bij de vaststelling van het beloningsbeleid. Het kabinet bekijkt of andere maatregelen in de sfeer van topbeloningen wenselijk, en mogelijk zijn.

In 2008 zal tevens worden gewerkt aan een evaluatie van het instrument van de Code Tabaksblat. Dit zal mede geschieden aan de hand van de rapporten van de Monitoring Commissie. Tenslotte zal de Staat in deze kabinetsperiode zijn deelnemingen kritisch blijven volgen op de toepassing van de corporate governance code.

2.1.2.6 Herijking Staatsdeelnemingenbeleid

In voorgaande jaren vormde de Nota Staatsdeelnemingenbeleid uit 20011 de basis voor het op de staatsdeelnemingen toegepaste beleid. Dit heeft geleid tot het privatiseren van een groot aantal staatsdeelnemingen. Momenteel wordt gewerkt aan een herijking van dit staatsdeelnemingenbeleid uit 2001. In het nieuwe beleid zal privatiseren niet langer leidend zijn, maar veel meer een actief beheer van het overheidsaandeel met het oog op het verantwoord behartigen van publieke belangen. Daarbij gaat de aandacht in het bijzonder uit naar het borgen van de strategische koers en het borgen van het financieel belang van de Staat. Ook zal de Staat in de beloningsstructuur van bestuurders de variabele beloning meer koppelen aan het behalen van publieke doelstellingen. Bovendien zal de Staat toezien op een adequate toepassing van de corporate governance code.

Eind 2007 wordt een nieuwe Nota Staatsdeelnemingenbeleid naar de Tweede Kamer gestuurd, met daarin bovengenoemde aanpassingen in het staatsdeelnemingenbeleid.

2.1.2.7 Consumenteneducatie en -voorlichting

Economische en sociale ontwikkelingen in de maatschappij hebben tot gevolg dat er meer gevraagd wordt van het financieel inzicht van de consument. Er is een trend ingezet waarbij de verzorgingsstaat zich meer ontwikkelt tot een participatiemaatschappij. Van de consument wordt verwacht dat deze op meer terreinen de regie neemt over zijn financiële situatie. Belangrijke vraagstukken op bijvoorbeeld het terrein van pensioenen, zorg en sociale zekerheid ontwikkelen zich in de richting van een doe-het-zelf project voor de consument. De consument moet meer financiële keuzes maken, terwijl er meer en complexere financiële producten worden aangeboden. Daardoor neemt de kennisachterstand die de consument ten opzichte van de aanbieders van financiële producten heeft toe (informatieasymmetrie). Uit onderzoek blijkt verder dat consumenten weinig zelfvertrouwen hebben ten aanzien van financiële aangelegenheden. Interesse en motivatie om zich in de eigen huishoudfinanciën te verdiepen is over het algemeen genomen laag. Bij het nemen van financiële beslissingen spelen psychologische factoren en de sociale omgeving ook een zeer belangrijke rol.

Een andere ontwikkeling is de toename van schulden bij groepen consumenten en het feit dat deze schulden vaak een hoger bedrag betreffen dan in eerdere jaren, terwijl banktegoeden van diezelfde consumenten afnemen. Schulden en kennisachterstand op financieel terrein kunnen financiële en/of sociale problemen tot gevolg hebben. Die problematiek kan vervolgens worden afgewenteld op maatschappelijke organisaties en de overheid. Daardoor wordt gebrek aan financieel inzicht ook een maatschappelijk probleem. Verbetering van financieel inzicht van de consument kan er dientengevolge niet alleen toe leiden dat de individuele financiële situatie van een consument verbetert, maar ook dat een maatschappelijk belang wordt gediend. Gelet hierop worden in 2008 een aantal gerichte activiteiten en initiatieven genomen. Zo zal CentiQ onderzoek doen naar hoe verbetering van het financieel inzicht van de consument het beste kan worden gerealiseerd. De resultaten van het onderzoek zullen vervolgens leiden tot concrete beleidsvoornemens voor de komende jaren.

Daarnaast wordt een aantal andere maatregelen in gang gezet ter voorkoming van overkreditering:

• Het ministerie van Financiën laat een brede evaluatie uitvoeren naar de effectiviteit van de regels ter voorkoming van overkreditering. Afhankelijk van de uitkomsten van deze evaluatie zal nieuw beleid worden ontwikkeld om deze regels aan te scherpen;

• Er is een marktinitiatief gestart om de schuldenregistratie uit te breiden met bijvoorbeeld woningbouwcorporaties en nutsbedrijven. Indien het marktinitiatief niet slaagt, zal het ministerie van Financiën alsnog wetgeving inzetten. Vooralsnog is er echter geen aanleiding om aan te nemen dat dit nodig zal zijn;

• De maximale boete voor het niet naleven van de regels voor kredietreclame en kredietwaardigheidtoetsing wordt verhoogd naar minimaal€ 500 000. Naar verwachting wordt dit medio 2008 van kracht;

• De transparantie en consumentenbescherming bij beleggingsverzekeringen worden verbeterd. De regels met betrekking tot de informatieverstrekking over beleggingsverzekeringen (en waar nodig ook over andere levensverzekeringen) worden aangescherpt. Dit gebeurt mede op basis van de uitkomsten van het feitenonderzoek naar beleggingsverzekeringen;

• De Richtlijn Consumentenkrediet treedt 2008 in werking. De richtlijn gaat uit van volledige harmonisatie van de regels voor het aanbieden van kredietproducten (geen nationale ruimte voor afwijkingen). De kern van dit voorstel van de Europese Commissie bestaat uit vier onderdelen:

• harmonisatie van reclame, precontractuele en contractuele informatie;

• herroepingsrecht voor consumenten;

• vervroegde afbetaling (incl. compensatie voor kredietgevers);

• harmonisatie van de berekeningswijze van het jaarlijks kostenpercentage (het percentage waarin alle kosten van het krediet, incl. rente, afsluitprovisie voor bemiddelaars en belastingkosten, zijn meegenomen).

2.1.2.8 Nederland als vestigingsplaats voor financiële instellingen

Goed functionerende financiële markten vormen de basis van de zakelijke kant van de samenleving. Bedrijven en consumenten zijn direct en in grote mate afhankelijk van de financiële sector en de daarin voortgebrachte producten. De financiële sector neemt in Nederland bovendien in directe en indirecte zin zo’n 8,5% van het BBP voor zijn rekening. Daarbij was de financiële sector de sterkste groeier over de periode 2000 – 2005, met een groei van ruim 8%. De sector heeft ongeveer 250 000 voltijdbanen; in het algemeen hoger geschoolde arbeid.

Om zich te handhaven als financieel centrum, zal Nederland geduchte concurrentie van onder andere Frankfurt, Parijs, Milaan en Barcelona het hoofd moeten bieden. De ambitie is om Nederland algemeen aantrekkelijk te houden als vestigingsplaats (als competitief secundair financieel centrum) en vooral ook om een nichespeler van wereldklasse te worden door profijtelijke niches tijdig te identificeren en benutten.

Om de nu nog goede uitgangspositie van Nederland te behouden en benutten, is in 2007 een actieplan opgesteld door het ministerie van Financiën gezamenlijk met de ministeries van Justitie, Economische Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overleg met de markt en de financiële toezichthouders.

Dit actieplan is erop gericht de belangrijkste factoren voor een internationaal concurrerende financiële sector te beïnvloeden. In het actieplan wordt ingezet op: «better regulation», het onderzoeken van vruchtbare niche markten, innovatie, marketing, gecoördineerde dialoog en het fiscale klimaat. Daarnaast richt het actieplan zich op de beschikbaarheid van hoog geschoold personeel. Onderzoek en onderwijs zijn daarbij van belang. Naast het nemen van acties is de mindset verandering bij de overheid van belang. De overheid stelt zich meer dienstverlenend op ten aanzien van financiële instellingen en neemt sneller actie waar nodig. De acties worden in samenspraak met de sector en de betrokken ministeries voorbereid en uitgevoerd. In 2008 worden zoveel mogelijk actiepunten omgezet in regelgeving en beleid.

Overheid en markt moeten samen optreden om het concurrerende vermogen van de Nederlandse financiële sector te verbeteren. De overheid heeft zich met bovengenoemd actieplan gecommitteerd. De sector heeft de krachten gebundeld in het Holland Financial Centre en haar aandachtspunten vastgelegd in een rapport1 (juli 2007).

2.1.2.9 Herziening van het verantwoordingsproces

De verantwoording maakt een belangrijk onderdeel uit van de begrotingscyclus. In het verantwoordingsdebat in mei 2007 is door de Tweede Kamer en door de minister van Financiën geconstateerd dat de huidige wijze van verantwoording te weinig politiek is, de verantwoording te veel gedetailleerde gegevens bevat en dat de koppeling ontbreekt tussen de beleidsresultaten en beleidsvoornemens. Mede gelet op de in het Coalitieakkoord opgenomen reductie van rijksoverheidspersoneel en vermindering van de controle- en verantwoordingslasten is een verbetering van de wijze van verantwoording noodzakelijk. In het verantwoordingsdebat heeft de Tweede Kamer hiervoor ook suggesties gedaan. In de brief van 2 juli 2007 (Kamerstukken II 2006/07, 31 031, nr. 17) zijn, rekening houdend met de suggesties van de Kamer, vier denkrichtingen opgenomen voor verandering van het verantwoordingsproces. In september 2007 zal de Tweede Kamer verder worden geïnformeerd over de concrete uitwerking van deze mogelijkheden. Een open discussie met de Tweede Kamer over de uitwerking van de voorstellen moet vervolgens leiden tot een «verantwoording» die zowel politieker en meer op hoofdlijnen is als leidt tot een vermindering van de bureaucratie. De inzet is om, zo mogelijk, al voor de verantwoording over 2007 aanpassingen door te voeren.

Doelstellingen beleidsprogramma 2007–2011

Pijler 2 Een innovatieve, concurrerende en ondernemende economie 
16 Minder regels, minder instrumenten en minder loketten Beleidsartikel 8
  
Pijler 3 Een duurzame leefomgeving 
22Het stimuleren van duurzame consumptie en productieBeleidsartikel 1

2.1.3 De begroting op hoofdlijnen

In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen inzicht gegeven in de samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven en niet-belastingontvangsten op begrotingshoofdstuk IXB. De belangrijkste wijzigingen worden toegelicht.

Grafiek 1 Overzicht Uitgaven en niet-belastingontvangsten 2003–2012

kst-31200-IXB-2-1.gif

Bovenstaande grafiek laat het verloop zien van de totale uitgaven en totale niet-belastingontvangsten voor de jaren 2003 tot en met 2012. De totalen uit het jaar 2003 tot en met 2006 zijn gebaseerd op de realisatiecijfers (en komen dienovereenkomstig terug in de jaarverslagen over deze jaren). De jaren 2007 en verder zijn gebaseerd op de in voorliggende begroting opgenomen ramingen.

Zowel de uitgaven als de niet-belastingontvangsten van IXB laten een plat verloop zien voor de jaren 2008 en verder. De uitgaven voor deze jaren bedragen ca. € 4 mld. per jaar en de ontvangsten ongeveer € 3,6 mld. per jaar. Dit spoort enigszins met de trend van de realisaties uit 2004 en eerder.

De uitschieter in de uitgaven in 2005 wordt voornamelijk veroorzaakt door de aanschaf van het transportbedrijf Gasunie. De hogere ontvangsten in 2005 en 2006 hangen samen met de verkoop van Staatsdeelnemingen.

Tabel 1 Overzicht belangrijkste uitgavenmutaties begroting 2008 (x € 1 000)
Uitgaven art. 2007 20082009 2010 2011 2012
Stand ontwerpbegroting 2007 3 915 517 4 045 8454 026 696 4 057 908 4 045 323  
Mutatie 1e suppletore begroting 2007 1 t/m 10 193 892 – 45 483132 993 54 927 73 848  
        
Mutaties       
Heffings- en invorderingsrente 1– 270 000      
Vervanging G-rekeningenstelsel door een depotstelsel 1  1 250 5 000 5 0005 000  
Verwerving vermogenstitels 3 50 000     
Schade-uitkering EKV 5 – 25 000     
Anticiperende aankopen 7  7 5007 500 7 500 7 500  
        
TAAKSTELLINGEN:       
Efficiency Rijksdienst 1 t/m 9 – 3 075 – 6 150 – 29 989 – 59 977 
Subsidies 1 t/m 9 – 8– 16– 32– 32 
Rijkshuisvesting9 – 8 801– 8 801– 8 801– 8 801 
        
Overig 1 t/m 10 13 831 – 231 849– 210 815 – 217 909 – 219 760  
        
Stand ontwerpbegroting 2008 3 878 2403 765 3793 946 4073 868 6043 843 1003 825 351

Toelichting

Bovenstaande tabel laat de mutaties zien sinds de eerste suppletore begroting 2007. Deze mutaties worden toegelicht in het verdiepingshoofdstuk.

Taakstellingen

Onder het kopje taakstelling zijn de budgettaire maatregelen uit het Coalitieakkoord opgenomen. Het betreft de efficiencytaakstelling op het apparaat van het ministerie en de ZBO’s, de subsidietaakstelling en de taakstelling op de rijkshuisvesting.

Een taakstelling in deze orde van grootte vraagt veel van een organisatie en van de interdepartementale samenwerking. De voornemens van het ministerie van Financiën gaan ver. Zij ontzien de kerntaken van het ministerie van Financiën, maar kunnen dat alleen als politieke besluitvorming er mede toe bijdraagt dat niet noodzakelijke taken kunnen worden beëindigd, een teveel aan complexiteiten in beleid en wetgeving kan worden getrimd en bestuurlijke en ambtelijke «drukte» daadwerkelijk kan worden verminderd. Daarnaast zal de vereenvoudiging van de fiscale weten regelgeving een voorwaarde zijn om te komen tot een volledige invulling van de aan de Belastingdienst opgelegde taakstelling.

De efficiencytaakstelling is toegedeeld aan de verschillende apparaatsbudgetten op IXB. Bij de invulling van de efficiencytaakstelling worden de uitgangspunten uit het Coalitieakkoord in acht genomen: minder ambtelijke drukte, bundeling van expertise, minder controledruk, meer flexibiliteit, minder veranderingen in wetgeving en geen geruisloze intensiveringen. Het ministerie van Financiën onderneemt daarbij verschillende activiteiten die ook interdepartementaal ondersteunend kunnen zijn voor Vernieuwing van de Rijksdienst en voor vermindering van bestuurlijke en ambtelijke drukte. In het bijzonder geldt dit voor:

• de vermindering van regel- en administratieve lastendruk,

• de vermindering van controledruk,

• een bundeling van auditdiensten en

• de samenwerking in de bedrijfsvoering van departementen.

De efficiency- en subsidietaakstelling is reeds verdeeld over de verschillende artikelen van ontwerpbegroting IXB en in het verdiepingshoofdstuk opgenomen onder de mutatie «overig».

Tabel 2 Overzicht belangrijkste ontvangstenmutaties begroting 2008 (x € 1 000)
Ontvangsten art.2007 20082009 2010 2011 2012
Stand ontwerpbegroting 2007 3 694 969 3 389 8753 366 796 3 271 882 3 230 865  
Mutatie 1e suppletore begroting 2007 1 t/m 9 663 980 72 81773 613 73 683 73 758  
        
Mutaties       
Heffings- en invorderingsrente 1– 310 000– 315 000– 300 000– 300 000– 300 000 
Boetontvangsten1– 16 870– 16 870– 16 870– 16 870– 16 870 
Dividend Staatsdeelnemingen 3 96 598 – 40 000 – 40 000– 40 000 – 40 000  
Winstafdracht DNB 3– 63 000 152 000 206 000 154 000 156 000 
Holland Casino3  – 80 000– 80 000– 80 000 
Ontvangsten EIB 4 1 000 16 907 10 998 10 053 8 920 
Premies EKV 5 30 000     
Schaderestituties EKV 5 5 000     
        
TAAKSTELLING:       
Verkoop gronden Domeinen 7 20 000 20 000 50 000 50 000  
        
Overig1 t/m 9 13 714 2 142 1 677 1 677 1 677 
        
Stand ontwerpbegroting 2008 4 115 3913 281 8713 242 2143 124 4253 084 3502 970 841

Toelichting

Bovenstaande tabel laat veranderingen in de niet-belastingontvangsten zien sinds de eerste suppletore begroting 2007. Deze mutaties worden toegelicht in het verdiepingshoofdstuk.

Tevens is in deze tabel de verkooptaakstelling voor de Dienst Domeinen opgenomen.

2.2. BELEIDSARTIKELEN

2.2.1 Belastingen

2.2.1.1 Fiscaal beleid en wetgeving

2.2.1.1.1 Algemene beleidsdoelstelling

Het ontwerpen van beleid gericht op het genereren van inkomsten en het realiseren van niet-fiscale doelstellingen van het overheidsbeleid.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het beleid is erop gericht om inkomsten te genereren voor de financiering van overheidsbeleid, om het fiscale instrument selectief in te zetten voor de realisatie van niet-fiscale doelstellingen van het overheidsbeleid, om structuurversterkende maatregelen te nemen en om de Belastingdienst te ondersteunen met wetgeving voor de uitvoering van de belastingwetgeving.

Verantwoordelijkheid

De minister en de staatssecretaris zijn verantwoordelijk voor:

• Het te voeren fiscale beleid;

• Het opstellen van fiscale wet- en regelgeving;

• Het internationaal behartigen van de Nederlandse fiscale belangen.

Externe factoren

Het behalen van deze doelstelling hangt af van:

• De belastingmoraal;

• De politieke en economische ontwikkelingen.

Voor de afspraken met gemeenten over het decentrale belastinggebied wordt verwezen naar het bestuursakkoord Rijk-Gemeenten van 4 juni 2007.

2.2.1.1.2 Operationele doelstellingen

2.2.1.1.2.1 Operationele doelstelling 1

Het genereren van inkomsten.

Motivatie

Het financieren van overheidsuitgaven.

Instrumenten

Het ontwerpen van fiscale wet- en regelgeving, zoals het Belastingplan.

Meetbare gegevens

De realisatie van geplande belastingontvangsten. Deze zijn opgenomen in de tabel budgettaire gevolgen van beleid (zie paragraaf 2.2.1.3).

2.2.1.1.2.2 Operationele doelstelling 2

Het realiseren van niet-fiscale doelstellingen van kabinetsbeleid.

Motivatie

Het inzetten van het fiscale instrument is er mede op gericht om de niet-fiscale doelstellingen van kabinetsbeleid te realiseren. Dit beleid wordt ontwikkeld om inkomensbeleid te voeren, om het aanbod van bepaalde voorzieningen te stimuleren, om maatschappelijk ongewenst gedrag tegen te gaan en wenselijk gedrag te stimuleren, om structuurversterkende maatregelen te nemen of om het vestigingsklimaat aantrekkelijker te maken.

Instrumenten

• Het ontwerpen van fiscale wet- en regelgeving, zoals het uitbreiden van de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) en ontwikkeling en het verbreden van de levensloopregeling;

• Het afsluiten en uitvoeren van bilaterale belastingverdragen.

Meetbare gegevens

Het inzetten van het fiscale instrument is er op gericht om de niet-fiscale doelstellingen van het kabinetsbeleid te realiseren. Dit zijn in belangrijke mate doelstellingen van andere departementen. De mate waarin het doel bereikt wordt, wordt door de betreffende departementen verantwoord. Hierover worden binnen de begroting IXB derhalve geen meetbare gegevens opgenomen.

2.2.1.1.2.3 Operationele doelstelling 3

Het verzorgen van wetgeving ter ondersteuning van de uitvoering van niet-fiscale taken door de Belastingdienst en het vereenvoudigen van fiscale wet- en regelgeving teneinde taken van de Belastingdienst te vergemakkelijken.

Motivatie

De wet- en regelgeving wordt ontworpen om de uitvoering door de Belastingdienst mogelijk te maken, te ondersteunen en zo eenvoudig mogelijk te laten verlopen.

Instrumenten

• Het ontwerpen van niet-fiscale wet- en regelgeving, zoals in het kader van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir);

• Het ontwerpen van fiscale wet- en regelgeving, zoals in het kader van de vereenvoudigingsoperatie en de administratieve lastenverlichting.

Meetbare gegevens

De mate waarin het doel bereikt wordt, komt tot uiting bij de meetbare gegevens van de Belastingdienst (zie paragraaf 2.2.1.2).

2.2.1.1.2.4 Operationele doelstelling 4

Het evalueren van fiscale wet- en regelgeving.

Motivatie

Door de fiscale wet- en regelgeving te evalueren, wordt bezien of beoogde doelstellingen en uitgangspunten ook daadwerkelijk zijn gerealiseerd.

Instrumenten

Evaluatieonderzoeken

Meetbare gegevens

Het ministerie van Financiën verricht in nauwe samenwerking met de betrokken departementen in een vijfjaarlijkse cyclus, evaluaties van alle belastinguitgaven zoals opgenomen in bijlage 5 van de Miljoenennota (Kamerstukken II 2007/08, 31 200, nr. 1). In genoemde bijlage wordt elk jaar een overzicht gegeven van de afgeronde evaluaties in het afgelopen jaar, evenals van de geplande evaluaties in het komende jaar en komt verder de mate van doelbereiking tot uiting.

2.2.1.2 Belastingdienst

2.2.1.2.1 Algemene doelstelling

Burgers en bedrijven zijn bereid hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen (compliance).

Omschrijving van de samenhang in het beleid

De Belastingdienst bevordert compliance door goede dienstverlening te leveren, adequaat toezicht uit te oefenen en zonodig naleving strafrechtelijk af te dwingen. De Belastingdienst gaat in zijn handelen uit van vertrouwen in de belastingplichtige. Vandaar het accent op goede voorlichting en dienstverlening. Keerzijde is dat als dit vertrouwen wordt beschaamd, er ook consequent wordt opgetreden.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• De uitvoering van de heffing en inning van de Rijksbelastingen en de douanerechten;

• De controle op de invoer, doorvoer en uitvoer van goederen;

• De uitvoering van de premieheffing en -inning van de werknemers- en volksverzekeringen;

• Handhavingstaken op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit;

• De uitvoering van de vaststelling en de uitkering van toeslagen.

Externe factoren

Het behalen van deze doelstelling hangt af van:

• De economische ontwikkelingen;

• De belastingmoraal;

• De eenvoud van de (fiscale) wet- en regelgeving.

Meetbare gegevens

Op dit moment wordt de mate van compliance gemeten door middel van een aantal enquêtevragen dat jaarlijks wordt gesteld aan burgers en bedrijven in het kader van de Fiscale Monitor. De Belastingdienst gaat de komende tijd een verbeterde methodiek opzetten over de mate waarin compliance wordt bereikt.

2.2.1.2.2 Operationele doelstellingen

2.2.1.2.2.1 Operationele doelstelling 1

Belastingplichtigen, premieplichtigen en rechthebbenden van toeslagen dienstverlening aanbieden op de manier die hen past.

Motivatie

Met dienstverlening bevordert de Belastingdienst de zelfredzaamheid, zodat burgers en bedrijven aangiften en aanvragen goed begrijpen en makkelijk invullen. Hiertoe worden zij ondersteund in het nakomen van verplichtingen en het effectueren van rechten. Deze diensten worden aangeboden in een vorm die hen past waardoor zij een juiste aangifte of aanvraag tijdig kunnen indienen.

Instrumenten

• Telefonische dienstverlening gericht op goede telefonische bereikbaarheid en kwalitatief goede afhandeling;

• Verbeteren van de informatie op de website en de toegankelijkheid daarvan voor burgers en bedrijven;

• Beschikbaar stellen van formulieren in digitale vorm via de website en de mogelijkheid om deze in digitale vorm terug te sturen;

• De mogelijkheid via de Belastingtelefoon wijzigingen door te geven zoals verhuismutaties. Ook kunnen telefonisch betalingen op toeslagbeschikking worden stopgezet;

• Uitbreiden van digitale diensten voor de werkgever via persoonlijk domein.

Meetbare gegevens1

Prestatie-indicator in % Basiswaarde 2005 Waarde 2006 Streefwaarde 2007 Streefwaarde 2008
Bereikbaarheid Belastingtelefoon 80 86 8080–85
Kwaliteit fiscale vragen Belastingtelefoon 80–85
Kwaliteit status en procesvragen Belastingtelefoon 90–95
Tijdige reactie op complexe vragen 84 95 80–85
Ervaren duidelijkheid correspondentie 82 81 84 80–85
Ervaren snelheid afhandeling 63 62 70 65–70
Ervaren bereikbaarheid 43 60 70 65–70
Nakomen van afspraken 83 87 87 85–90

Toelichting

Bereikbaarheid Belastingtelefoon

De bereikbaarheidsnorm geeft het percentage weer van het aantal bellers dat daadwerkelijk verbinding heeft gekregen met de Belastingtelefoon. De definitie van bereikbaarheid is aangepast. Vanaf 1 januari 2007 worden nu ook de bellers die de Belastingtelefoon niet hebben kunnen bereiken meegenomen in de telling. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren bij piekbelasting wegens onvoldoende capaciteit.

Kwaliteit

Kwaliteit betekent het geven van een juist en eenduidig antwoord op vragen van burgers en bedrijven. De kwaliteit van de gevoerde gesprekken wordt deels gemeten door externe bureaus.

Tijdige reactie op complexe vragen

De Belastingdienst heeft als doelstelling dat burgers en bedrijven binnen twee werkdagen worden teruggebeld als een vraag niet direct telefonisch beantwoord kan worden.

De overige prestatie-indicatoren worden jaarlijks gemeten via de Fiscale Monitor. Voor een verdere toelichting op bovenstaande instrumenten en prestatie-indicatoren, wordt verwezen naar Bedrijfsplan Belastingdienst 2007–2011, het Beheersverslag Belastingdienst 2006 (Kamerstukken II 2006/07, 30 800 IXB, nr. 33) en het plan van aanpak vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst (Kamerstukken II, 2006/07, 31 066 IXB, nr. 2).

2.2.1.2.2.2 Operationele doelstelling 2

Door toezicht en opsporing bevordert de Belastingdienst dat belasting- en premieplichtigen en toeslaggerechtigden hun wettelijke verplichtingen nakomen.

Motivatie

Binnen het toezicht onderscheidt de Belastingdienst vier segmenten: Particulieren, Midden- en kleinbedrijf, Middelgrote ondernemingen en Zeer grote ondernemingen. Per segment wordt een handhavingsmix samengesteld. De toezichtsinstrumenten die Belastingdienst tot zijn beschikking heeft lopen van bedrijfsbezoeken tot en met boekenonderzoeken, bestuurlijke boetes en strafrechtelijke vervolging. De handhavingsmix wordt samengesteld vanuit de optiek van effectiviteit (bijdrage aan ervaren pakkans) en efficiëntie (kosten).

De Belastingdienst wil zijn zichtbaarheid vergroten. Boekenonderzoeken dragen hieraan bij. Een ander instrument dat bijdraagt aan zichtbaarheid betreft acties. Acties gericht op het opsporen van onbekende belastingplichtigen en/of onbekende inkomensstromen zijn voorbeelden hiervan.

Om het effect van het optreden te vergroten zal meer themagericht worden gewerkt. Bij de keuze van de thema’s, zoals het thema Vastgoed, speelt de maatschappelijke relevantie een belangrijke rol. Handhavingscommunicatie zal vaker worden ingezet om de uitstraling van het optreden te versterken. Waar mogelijk wordt samengewerkt met andere handhavingsorganisaties.

Toezicht bestaat niet alleen uit achteraf controleren of de burger of de ondernemer zijn wettelijke verplichtingen is nagekomen. De Belastingdienst gaat de komende jaren meer investeren in het maken van afspraken vooraf (horizontale toezicht). Dat wil zeggen dat meer eigen verantwoordelijkheid wordt gelegd bij burgers en bedrijven door vormen van certificering en handhavingsconvenanten.

Het toezicht bij Toeslagen is gericht op het correct, dat wil zeggen op basis van de wettelijke grondslagen, uitbetalen van het juiste bedrag. Het toezichtsbeleid komt tot stand in afstemming met de departementen die beleidsinhoudelijk verantwoordelijk zijn voor de inkomensafhankelijke regelingen.

Instrumenten

• Convenanten in het kader van horizontaal toezicht;

• De inzet van toezichtsinstrumenten gebaseerd op risicoanalyse en/of zichtbaarheid;

• Landelijke en regionale acties;

• Toezichtsplan voor Toeslagen.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator Basiswaarde 2005Waarde 2006 Streefwaarde 2007 Streefwaarde 2008
Aantal boekenonderzoeken 31 500 42 000  
Aantal boekenonderzoeken waarvan:    
MKB  50 000–58 00051 000–60 000
MGO  4 300–5 0003 000–4 000
ZGO  1 050–1 200800–1 050
Aantal bedrijfsbezoeken 19 000 20 000 27 500–32 50030 000–35 000
Aantal uren acties  160 000–180 000 210 000–240 000

Toelichting

• De Belastingdienst gaat in 2008 meer inzetten op horizontaal toezicht. Dit betekent dat de totale toezichtscapaciteit verdeeld moet worden over horizontaal èn verticaal toezicht. Het aantal boekenonderzoeken zal ten opzichte van 2007 dan ook licht afnemen. Gelet op de rakingsdichtheid bij de diverse segmenten, blijft de doelstelling voor het segment MKB onveranderd. De doelstelling voor de segmenten MGO en ZGO liggen iets lager dan in 2007;

• Bedrijfsbezoeken en dan vooral de bezoeken die bij startende ondernemers worden afgelegd, vormen een onderdeel van het toezicht. Bedrijfsbezoeken hebben zowel een dienstverlenend als preventief toezichtskarakter. De trend om het aantal startersbezoeken op te voeren, wordt ook in 2008 voortgezet;

• De Belastingdienst wil meer zichtbaarheid. Een instrument dat hieraan bijdraagt, zijn acties. Het aantal uren acties zal dan ook toenemen in 2008.

Prestatie-indicator Basiswaarde 2005Waarde 2006 Streefwaarde 2007 Streefwaarde 2008
Aantal behandelde aangiften 1 270 000 1 290 000  
Aantal behandelde aangiften Inkomstenheffing particulieren  800 000–850 000 800 000–850 000
Aantal behandelde aangiften Inkomstenheffing ondernemers waarvan:    
MKB  190 000–210 000180 000–200 000
MGO  6 700–7 2006 700–7 200
ZGO  2 400–2 6002 400–2 600
Aantal behandelde aangiften Vennootschapsbelasting waarvan:    
MKB  33 000–37 00030 000–37 000
MGO  5 800–6 2005 800–6 200
ZGO  4 200–4 4004 200–4 400
stand invordering (in %) 3,1 3,0 2,7 2,5–3,0

Toelichting

• Risicobeheersing is bepalend voor de aanpak van de handhaving. Jaarlijks wordt een set van selectieregels vastgesteld met behulp waarvan geautomatiseerd aangiften worden uitgeworpen, waarop daadwerkelijk toezicht plaatsvindt;

• Het aantal te behandelen Vpb-aangiften in het MKB-segment is voor 2008 naar beneden bijgesteld. Door uitstroom is er op dit moment niet voldoende capaciteit beschikbaar. Door middel van scholing zal de capaciteit in 2009 op het gewenste niveau worden gebracht;

• Het bedrag van de achterstand invordering wordt weergegeven als een percentage van de totale belastingontvangsten en contributies van de fondsen (premies volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen). De premies werknemersverzekeringen zijn nieuw sinds 2006. De niet tijdig betaalde vorderingen van deze werknemersverzekeringen vormen sinds 2007 een onderdeel van het reguliere invorderingsproces.

Prestatie-indicator Basiswaarde 2005Waarde 2006 Streefwaarde 2007 Streefwaarde 2008
Aantal fiscale controles invoerrechten en accijnzen  90 000–100 000 80 000–90 000
Percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling/transactie 79 8182–85 82–85

Toelichting

• Om vast te stellen of belastingplichtigen hun wettelijke (fiscale) verplichtingen nakomen, voert de Douane op twee verschillende momenten zijn controles uit, namelijk vóór het moment dat goederen worden aangeboden voor invoer (fysieke controle) en na de invoer aan de hand van de administratie van bedrijven (administratieve controle);

• Door de ontwikkeling naar meer horizontaal toezicht bij de Douane en de verdere verfijning van de risicoprofielen, is de verwachting dat het aantal controles op aangiften zal afnemen;

• De Belastingdienst streeft naar een zo hoog mogelijk percentage van processen-verbaal dat leidt tot veroordeling of een transactie, door het aanleveren van kwalitatief goede zaken.

Prestatie-indicator Basiswaarde 2005Waarde 2006 Streefwaarde 2007 Streefwaarde 2008
Door belastingplichtige ervaren pakkans (in %) 67 6767–70 65–70
Kwaliteitsscore belastingregio’s 100106 107 106–110

Toelichting

• De door de belastingplichtige ervaren pakkans is een indicatie voor de zichtbaarheid van het toezicht. De ervaren pakkans is het resultaat van de inspanningen van de Belastingdienst en de betekenis die het heeft voor de individuele belastingplichtige. Deze indicator is door de Belastingdienst slechts indirect te beïnvloeden;

• De kwaliteitsscore geeft een beeld van de kwaliteit van de fiscale rechtstoepassing bij de belastingregio’s en de douaneregio’s.

2.2.1.2.2.3 Operationele doelstelling 3

Het leveren van een bijdrage aan de bescherming van de samenleving tegen ongewenste goederen.

Motivatie

Door controle op de goederen die in Nederland de EU binnenkomen of verlaten, worden de risico’s op het gebied van veiligheid, gezondheid, economie en milieu (VGEM) beheersbaar. Dat houdt in: toezicht op de hele logistieke keten, bij grensoverschrijdend goederenverkeer.

Instrumenten

• Fysieke controles aan de buitengrens;

• Certificering van ondernemingen die aan hun verplichtingen voldoen;

• Verder ontwikkelen van de intelligence-functie gericht op de beheersing van VGEM-risico’s bij het grensoverschrijdende goederenvervoer;

• Continuering 100% passagierscontroles.

Er wordt een beweging ingezet naar horizontalisering van het toezicht. Certificering speelt hierin een belangrijke rol. De goederenstromen van betrouwbare, compliante ondernemers worden gefaciliteerd en kunnen veel sneller passeren. Het bedrijfsleven wordt intensief betrokken bij implementatie. Om vast te stellen of een ondernemer voldoet aan de eisen van certificering wordt ook gebruik gemaakt van informatie van andere diensten. Dit vereist een andere vorm van risicomanagement, intelligence. Op het moment dat er signalen worden ontvangen dat binnen gecertificeerde goederenstromen risico’s ontstaan, worden deze besproken met de betrokken onderneming(en). Het toezicht wordt preventief in partnership met het bedrijfsleven georganiseerd.

Meetbare gegevens

(In aantallen) Basiswaarde 20052006 2007 2008
Scancontroles Vracht  80 000–85 000 83 000–88 000
Fysieke controles Vracht   80 000–90 000 90 000–100 000
Fysieke controles Koeriers/post   105 000–115 000100 000–110 000
Fysieke controles Reizigers (luchtzijde)  790 000–830 000 800 000–840 000
Fysieke controles Ambulant   30 000–35 000 32 000–37 000
Uren toezicht buitengrens   520 000–540 000540 000–560 000

Toelichting

• De Douane zal de komende jaren het toezicht en de controles aan de buitengrens versterken, waarbij na certificering van ondernemingen het toezicht vooral gericht zal zijn op de niet-gecertificeerde goederenstroom;

• Met de inzet van scans wordt effectief toezicht op de goederenstroom bereikt. Het betreft hier de inzet van (vaste en mobiele) scans die aan de lucht- en zeezijde worden ingezet om toezicht te houden op de inkomende en uitgaande vracht;

• De goederenstroom (vracht, koeriers en postzendingen) wordt aan fysieke controles onderworpen op het moment van binnenbrengen/invoer en uitvoer/uitgaan. Deze controles worden mede met andere diensten uitgevoerd en vinden vooral plaats in de haven van Rotterdam en op de luchthaven Schiphol;

• Er wordt toezicht op basis van actuele risico’s uitgevoerd, dat erop toeziet dat er geen goederen illegaal worden binnengebracht dan wel uitgaan. Ook wordt er toezicht uitgevoerd op basis van politieke opdrachten en/of specifieke doelstellingen. Bij deze vorm staan de specifieke doelstellingen voorop en niet zozeer de opbrengsten. Het betreft hier bijvoorbeeld de vogelgriep- en 100%-controles;

• Langs de kustlijn, in de zeehavengebieden en op de luchthavens wordt gebieds- en objectgerelateerd toezicht gehouden. Deze vormen van controle en toezicht worden primair uitgevoerd in het kader van de zichtbaarheid; de opbrengst is hier geen doel op zich. Overigens is het aantal uren zichtbaarheid op zich staand en daarmee dus ook niet verdisconteerd in de tijd die is gemoeid met het uitvoeren van de fysieke controles.

2.2.1.2.2.4 Operationele doelstelling 4

Efficiënte en soepele uitvoering van de massale processen.

Motivatie

De Belastingdienst maakt bij zijn werkzaamheden veel gebruik van ICT-toepassingen, waarmee informatiestromen op een snelle wijze worden verwerkt. De processen waarbij dit gebeurt, worden massale processen genoemd. Door de jaren heen is de complexiteit van de geautomatiseerde ondersteuning van het werk van de Belastingdienst enorm toegenomen. Om de gewenste vereenvoudiging te bereiken en tegelijkertijd beter tegemoet te komen aan de vraag van burger en bedrijfsleven, is een meerjarig programma opgezet dat uiteindelijk leidt tot een complete herinrichting van de massale processen. Het Toeslagensysteem heeft hierbij de hoogste prioriteit (2009). Voor de korte termijn (2007/2008) wordt ingezet op een sanering van applicaties en het realiseren van enkele basisvoorzieningen, die nodig zijn om de huidige processen te ondersteunen.

Instrumenten

Vereenvoudigingsoperatie toekomstige organisatie.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator Basiswaarde 2005Waarde 2006 Streefwaarde 2007 Streefwaarde 2008
Uitvoeren van de eerste fase vereenvoudigingsoperatie toekomstige organisatie    Op 31-12-2008 is de eerste fase afgerond

Toelichting

De eerste fase vereenvoudigingsoperatie toekomstige organisatie betreft de realisatie van de volgende voorzieningen: digitale poort, portals, gegevenshuishouding en servicebus. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het plan van aanpak vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst (Kamerstukken II, 2006/07, 31 066 IXB, nr. 2 ).

2.2.1.3 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)
 2006 2007 2008 2009 20102011 2012
Verplichtingen3 456 4083 247 8963 266 5843 233 3283 190 8073 169 3423 169 102
        
Uitgaven3 438 1913 247 8363 266 5843 233 3283 190 8073 169 3423 169 102
Programma-uitgaven665 182 520 523 556 036 559 793 559 800559 806 559 814
Doelstelling 2 Door toezicht en opsporing bevordert de Belastingdienst dat belastingplichtigen en premieplichtigen hun wettelijke verplichtingen nakomen        
Heffing- en invorderingsrente 600 594 460 000500 000 500 000 500 000 500 000 500 000
Rentevergoeding depotstelsel  1 2505 0005 0005 0005 000
Overige programma-uitgaven64 58860 52354 78654 79354 80054 80654 814
        
Apparaatsuitgaven2 773 009 2 727 313 2 710 548 2 673 5352 631 007 2 609 536 2 609 288
        
Ontvangsten111 562 458117 300 241125 007 829137 435 685142 374 038146 266 522155 136 040
Programma-ontvangsten 111 518 761117 274 769 124 982 357 137 410 213 142 348 566146 241 050 155 110 568
Algemene beleidsdoelstelling       
Belastingontvangsten 110 378 381116 266 816 123 974 404 136 402 260 141 340 613145 233 097 154 102 615
Doelstelling 2 Door toezicht en opsporing bevordert de Belastingdienst dat belastingplichtigen en premieplichtigen hun wettelijke verplichtingen nakomen*       
Programma 282 032 287 953 287 953287 953 287 953 287 953 287 953
Heffing- en invorderingsrente 858 348 720 000 720 000 720 000720 000 720 000 720 000
        
Apparaatsontvangsten 43 69725 472 25 472 25 472 25 472 25 47225 472

Toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid

Uitgaven

Programma-uitgaven

De programma-uitgaven ad € 556 mln. bestaan voor het grootste deel uit betalingen aan heffing- en invorderingsrente, namelijk € 500 mln. Een tweede post is de rentevergoeding op depots vanuit het depotstelsel. In de tweede helft van 2008 treedt de wetswijziging Invorderingswet 1990 in werking. Deze wet betreft de omvorming van het G-rekeningstelsel naar het depotstelsel. De Belastingdienst zal over de bij haar in beheer zijnde depots, de consignatierente gaan vergoeden. Voor 2008 is € 1,25 mln. opgenomen. Vanaf 2009 is het volledige bedrag van € 5 mln. vermeld.

Verder bestaan de programma-uitgaven o.a. uit vergoedingen voor proceskosten ad € 2,5 mln. en uitgaven in het kader van de Wet Onroerende Zaken (WOZ) ad € 50,8 mln.

Apparaatsuitgaven

Een grove verdeling van de apparaatsuitgaven is € 1,6 mld. voor personele kosten en € 1,1 mld. voor materiële kosten. De materiële kosten betreffen o.a. huisvesting, communicatie en ICT.

Ook valt hieronder de bijdrage vanuit het moederdepartement aan Domeinen Roerende Zaken ad. € 200 000 (zie p. 74).

Ontvangsten

Belastingontvangsten

De belastingontvangsten in de tabel budgettaire gevolgen zijn netto-ontvangsten na aftrek van de ontvangsten die ten behoeve van het Gemeentefonds en het Provinciefonds (op grond van de financiële verhoudingswet) en het BTW-Compensatiefonds worden afgezonderd. In onderstaande tabel staat de aansluiting van de Miljoenennota 2008 met de begroting IXB. Een toelichting op de belastingontvangsten wordt gegeven in de Miljoenennota.

Overige programma-ontvangsten

Dit betreft voor € 154 mln. aan ontvangen schikkingen en boetes en voor € 134 mln. aan terug te ontvangen kosten van vervolging.

Tabel Aansluiting belastingontvangsten Miljoenennota 2008 met IXB (x € 1 000)
 2006 2007 2008 20092010 2011 2012
Totale belastingontvangsten Jaarverslag 2006/Miljoenennota126 842 618134 565 627143 461 802155 929 760160 929 465164 870 296173 992 922
Afdracht Gemeentefonds– 13 435 846– 15 095 566– 16 040 198– 16 072 435– 16 062 351– 16 051 399– 16 051 572
Afdracht Provinciefonds– 1 089 829– 1 124 347– 1 210 390– 1 010 076– 1 010 141– 1 010 104– 1 210 104
Afdracht BTW-Compensatiefonds– 1 938 562– 2 078 898– 2 236 810– 2 444 9892 516 360– 2 575 696– 2 624 047
        
Belastingontvangsten IXB110 378 381116 266 816123 974 404136 402 260141 340 613145 233 097154 102 615

Apparaatsontvangsten

Het gaat om ontvangsten ad € 25 mln. in verband met werkzaamheden die de Belastingdienst voor andere overheidsorganisaties uitvoert.

Grafiek budgetflexibiliteit

kst-31200-IXB-2-2.gif

Toelichting

In de programma-uitgaven zit geen budgetflexibiliteit aangezien het om uitgaven gaat die 100% juridisch verplicht zijn. Deze uitgaven vloeien voort uit bestaande wettelijke regelingen dan wel uit uitspraken van het Europese Hof van Justitie.

2.2.1.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Fiscaal beleid en wetgeving

 Onderzoek onderwerp AD of OD A. Start B Afgerond Vindplaats
BeleidsdoorlichtingEvaluatie van de vijfjaarscyclus van de evaluatie van de belastinguitgaven OD 4A/B 2008 Bijlage 5 van de Miljoenennota
     
Effectenonderzoek ex postJaarlijkse evaluatie belastinguitgaven OD1, OD2, OD3 Jaarlijks Bijlage 5 van de Miljoenennota
     
Overig evaluatieonderzoek    

Belastingdienst

 Onderzoek onderwerp AD of OD A. Start B Afgerond Vindplaats
BeleidsdoorlichtingBijdrage ter verhoging van de compliance AD A/B 2009  
     
Effectenonderzoek ex post    
     
Overig evaluatieonderzoekFiscale Monitor AD, OD 1, OD 2 Jaarlijks Resultaten worden/zijn verwerkt in Beheersverslag
 Joint audit Reorganisatie Belastingdienst AD A/B 2006Kamerstukken II 2006/07, 30 300 IXB, nr. 18
 FIX OD 2 JaarlijksResultaten worden/zijn verwerkt in Beheersverslag
 Overige audits processen, dienst- verlening aan derden en kleine middelen (niet FIX) OD 2 Jaarlijks Resultaten worden/zijn verwerkt in Beheersverslag
 Periodieke audits project Toeslagen OD 2Jaarlijks Resultaten worden/zijn verwerkt in Beheersverslag
 Periodieke audits project samenwerking UWV-Belasting- dienst (SUB) OD 2 Jaarlijks Resultaten worden/zijn verwerkt in Beheersverslag
 Audit vrijplaatsen en contra legem OD 2Jaarlijks Resultaten worden/zijn verwerkt in Beheersverslag
 Periodieke audits project herziening invordering OD 2Jaarlijks Resultaten worden/zijn verwerkt in Beheersverslag
 Periodieke audits implementatie project zorgverze- keringswet bij Belastingdienst OD 2 Jaarlijks Resultaten worden/zijn verwerkt in Beheersverslag
 Audit vooringevulde aangifte OD 2 2006 e.v. Resultaten worden/zijn verwerkt in Beheersverslag
 Audit Risicobeheer- singsorganisatie OD 2 A 2006B 2007 Resultaten worden/zijn verwerkt in Beheersverslag
 Audit doorselectie OD2 A/B 2007 Resultaten worden/zijn verwerkt in Beheersverslag
 Audit correctiepercentage veld- toetsen OD 2 A 2007B 2008Resultaten worden/zijn verwerkt in Beheersverslag
 Audits handhavingsplannen dienstverlening aan derden (VGEM) OD 3 A 2006B 2007 Resultaten worden/zijn verwerkt in Beheersverslag
 Audit complexiteitsreductie OD 4 2006 e.v.Resultaten worden/zijn verwerkt in Beheersverslag
 Certificeringsonderzoeken Aandacht voor Risicobeheer- sing, Gegevensbeveiliging en Integriteitsaspecten (ARGI) OD 4Jaarlijks Resultaten worden/zijn verwerkt in Beheersverslag
 Audit herinrichting logisch toegangsbeheer OD 4 A 2006B 2008 Resultaten worden/zijn verwerkt in Beheersverslag

2.2.2. Financiële markten

2.2.2.1 Algemene doelstelling

Een integer en stabiel financieel stelsel waarin de financiële markten goed functioneren, voldoende toegankelijk en transparant zijn en een gunstige internationale concurrentiepositie kennen.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om de keuze aan financiële producten tegen gunstige voorwaarden en concurrerende prijzen te stimuleren en het vertrouwen in het financiële stelsel te bevorderen zorgt de minister voor wet- en regelgeving voor het toezicht op de financiële sector en voor een ongestoorde muntvoorziening zodat consumenten met voldoende informatie en vertrouwen financiële producten kunnen afnemen en ondernemingen in een gunstig vestigingsklimaat terecht komen. Goed functionerende en internationaal concurrerende financiële markten en een integer financieel stelsel kenmerken zich doordat marktverstoringen worden voorkomen of opgelost, de financiële sector niet misbruikt wordt voor witwassen of de financiering van terrorisme en het goed functioneren van het betalingsverkeer.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• De wet- en regelgeving voor het toezicht op de financiële sector;

• Een ongestoorde voorziening van voldoende munten.

De minister is verantwoordelijk voor het functioneren van het financiële bestel. Concreet betekent dit dat de minister verantwoordelijk is voor de institutionele structuur van het toezicht, de wetgeving die hieraan ten grondslag ligt en voor de besluitvorming over eventuele besteding van publieke middelen bij crisisbestrijding. Het daadwerkelijke toezicht wordt uitgevoerd door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM).

Externe factoren

Het behalen van deze doelstelling is onderhevig aan politieke, economische en internationale ontwikkelingen.

2.2.2.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)
 2006 2007 2008 2009 20102011 2012
Verplichtingen85 19569 10163 44662 98759 19157 42157 421
Waarvan garantieverplichtingen 17 000      
        
Uitgaven77 66769 10163 44662 98759 19157 42157 421
Programma-uitgaven 69 645 62 700 57 585 57 10253 619 52 123 52 123
Juridisch verplicht 3 527 32 32 32 32  
Doelst. 1 Goed funct. fin. markten       
Bijdrage toezicht AFM 22 966 22000 22 026 21 821 21 41420 599 20 599
Bijdrage toezicht DNB 15 95017 000 17 007 16 837 16 495 15 814 15 814
Platform CentiQ  3 428 2 818 2 718   
Rechtspraak Financiële Markten 2 5001 000 1 000 1 000 1 000 1 000
Overige programma-uitgaven  540 510 510 510 510 510
Doelst. 2 Integer financieel stelsel       
Caribbean Financial Action Taskforce23 32 32 32 32 32 32
Doelst. 3 Ongestoorde muntcirculatie       
Muntcirculatie 7 996 14 20014 192 14 184 14 168 14 168 14 168
Retouren guldenmunten 8 840 5 000     
Afname munten in circulatie 13 868      
        
Apparaatsuitgaven 8 022 6 4015 861 5 885 5 572 5 298 5 298
        
Ontvangsten10 25411 91725 51825 51825 51825 51825 518
Totaal programma-ontvangsten 10 254 11 917 25 518 25 51825 518 25 518 25 518
Doelst. 1 Goed funct. fin. markten       
Overige programma-ontvangsten 4 914 6 733 322 322 322322 322
Doelst. 3 Ongestoorde muntcirculatie       
Ontvangsten muntwezen 5 3405 184 5 184 5 184 5 184 5 184 5 184
Toename munten in circulatie   20 012 20 01220 012 20 012 20 012

Toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid

Uitgaven

Bijdrage toezicht

De overheidsbijdrage aan het toezicht op financiële markten is ter ondersteuning van de activiteiten die een algemeen belang dienen. Aan de hand van een in (de eerste helft van) 2003 uitgevoerd onderzoek is vastgesteld dat het daarbij gaat om:

a. Een deel van de toezichtactiviteiten dat gericht is op het naleven van regels en het voorkomen van overtredingen op die regels (de zogenaamde preventieve handhaving);

b. Toezichtactiviteiten die gebaseerd zijn op een redelijk vermoeden van een strafbaar feit of het overtreden van een bestuursrechtelijk gestelde norm (de zogenaamde repressieve handhaving dat erop gericht is om een ongewenste activiteit in de markt te onderdrukken met de bedoeling om herhaling te voorkomen dan wel op zijn minst te bemoeilijken).

Daarnaast neemt de Staat nog andere kosten van het toezicht voor haar rekening. Dit zijn de kosten die niet kunnen worden doorberekend (toezicht op de heterogene groep van publicisten) en de kosten waarvan besloten is om deze niet aan marktpartijen door te berekenen (zoals een deel van de kosten van het toezicht op emissies). De kosten van het Financieel Expertisecentrum worden eveneens door de Staat vergoed.

Platform CentiQ

Uitgangspunt voor de begroting van platform CentiQ is dat het ministerie van Financiën samen met een aantal spilpartners het platform gezamenlijk financiert. Het ministerie van Financiën is de initiatiefnemer en zal daarom het eerste jaar relatief gezien meer bijdragen dan de andere deelnemers (o.a. ministeries, ZBO’s, branchevertegenwoordigers en een universiteit). Voor de daaropvolgende jaren neemt de bijdrage van het ministerie van Financiën af.

Muntcirculatie

Muntcirculatie bestaat uit uitgaven die betrekking hebben op de muntproductie, de subsidie aan het Geld- en Bankmuseum en de vergoeding van de kosten van het Nationaal Analysecentrum voor Munten (NACM). De muntproductie in de jaren 2008 en verder is afhankelijk van de ontwikkelingen in de muntvraag.

Ontvangsten

Ontvangsten muntwezen

De ontvangsten muntwezen hebben betrekking op de uitgifte van bijzondere euromunten, de afdracht van de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM) aan de Staat, van de totale nominale waarde van uitgegeven muntsets, de bijzondere euromunten en van royalty’s. Royalty’s zijn vergoedingen die de Staat ontvangt voor dukaten die KNM produceert en verkoopt. De ontvangsten muntwezen hebben tevens betrekking op verkocht metaalschroot: dit betreft metaal van vernietigde euromunten die als gevolg van beschadiging niet meer bruikbaar zijn voor de circulatie. In 2007 zullen er ontvangsten van verkocht metaalschroot zijn van in 2006 ingeleverde guldenmunten.

Toename munten in circulatie

Het in omloop brengen van reguliere euromunten leidt tot ontvangsten voor de Staat en tegelijkertijd tot een schuld aan het publiek. Vanwege de uitbreidings- en vervangingvraag naar munten is doorgaans sprake van een netto-ontvangst voor de Staat.

Grafiek budgetflexibiliteit

kst-31200-IXB-2-3.gif

Toelichting bij operationele doelstelling 1

De uitgaven voor deze doelstelling zijn geen van alle juridisch verplicht, echter wel bestuurlijk gebonden. De overheid heeft zich conform het rapport «Maat Houden» gecommitteerd om bij te dragen aan de kosten van het toezicht door middel van het bekostigen van alle repressieve handhavingskosten. De rijksoverheid bekostigt tevens de toezichtskosten die voortvloeien uit de wetten MOT, Wid en de Sanctiewet 1977 vanwege het algemene belang dat gediend is met de aanpak van overtreders. Ook de bijdrage aan het platform CentiQ is juridisch vastgelegd.

Toelichting bij operationele doelstelling 2

De uitgave betreft een bijdrage in de kosten van een regionale organisatie die in het Caribische gebied witwassen en het financieren van terroristen bestrijdt. Nederland betaalt mee uit hoofde van de overzeese gebiedsdelen van het Koninkrijk der Nederlanden. Nederland heeft toegezegd om in ieder geval tot 2012 bij te dragen aan de kosten voor het lidmaatschap.

Toelichting bij operationele doelstelling 3

Muntcirculatie bestaat uit uitgaven die betrekking hebben op de productie van munten en de subsidie aan het Geld- en Bankmuseum evenals een vergoeding van de kosten gemaakt door het Nationaal Analysecentrum voor Munten. Deze uitgaven zijn juridisch verplicht. De overige uitgaven zijn beleidsmatig gereserveerd en zijn nodig voor de aankoop van metaal voor reguliere circulatiemunten en bijzondere munten, alsmede de ontwerp-, distributie- en promotiekosten bij de uitgifte van een bijzondere munt.

2.2.2.3 Operationele doelstellingen

2.2.2.2.1 Operationele doelstelling 1

Goed functionerende, stabiele financiële markten die voldoende toegankelijk en transparant voor de gebruikers en internationaal concurrerend zijn.

Motivatie

Marktverstoringen voorkomen of, indien nodig, oplossen. Beoogde effecten van dit beleid zijn onder meer: stimuleren dat de door transparantie beschikbare informatie (beter) wordt benut en daarmee de huidige regelgeving effectiever is; het reduceren van de schuldenproblematiek; (reeds bestaande) initiatieven ter verbetering van de financiële geschooldheid bundelen, stimuleren en meer toegankelijk maken; groei van de markt voor financiële producten op verantwoorde wijze doordat de consument de eigen verantwoordelijkheid beter waarmaken, hetgeen het voor aanbieders van financiële producten aantrekkelijker maakt om zich in Nederland te vestigen.

Instrumenten

Wet en regelgeving:

• Een adequaat prudentieel toezichtregime in Nederland en in Europa. In 2008 zal daarom actief worden deelgenomen aan de Europese discussie en onderhandelingen over op risico gebaseerde kapitaaleisen voor verzekeraars (Solvency II);

• Lering trekken uit ontwikkelingen op de financiële markten. In 2008 wordt in internationaal verband en in overleg met marktpartijen, toezichthouders en centrale banken bezien of en hoe lering getrokken kan worden uit de recente turbulentie op de financiële markten.

• Goed functionerend internationaal betalingsverkeer. Na aanname van de Europese richtlijn voor betaaldiensten wordt in 2008 gewerkt aan de implementatie hiervan. Daarnaast wordt een bijdrage geleverd aan de discussie over één Europese ruimte voor betalingsverkeer;

• Ontwikkelen van crisismanagementprocedures. Er wordt een bijdrage geleverd aan de discussie over EU-brede regelingen voor crisismanagement en financiële stabiliteit. Ook wordt verder gewerkt aan het harmoniseren van de nationale procedures voor crisismanagement en financiële stabiliteit binnen de EU. Voor Nederland brengt dit met zich mee dat afspraken uit 2007 tussen de minister van Financiën en De Nederlandsche Bank (Kamerstukken II 2006/07, 28 122IXB, nr. 21) worden getest;

• Stimuleren van het Nederlandse vestigingsklimaat voor financiële instellingen. Niet alleen voor buitenlandse ondernemingen, maar ook een gezond klimaat voor alle in Nederland gevestigde instellingen. Zodoende wordt onder meer gewerkt aan de introductie van de pandbriefwetgeving, waarmee obligaties als onderpand aantrekkelijker worden als financieringsinstrument. Ook wordt gewerkt aan de introductie van de algemene pensioeninstelling. Dit laatste stelt pensioenfondsen in staat om de mogelijkheden voor het betreden van de Europese pensioenmarkt optimaal te benutten;

• Informeren van het publiek:

Uitbreiden van de schuldenregistratie. Doel daarvan is om de consument beter in staat te stellen om afgewogen financiële beslissingen te nemen door het vergroten van het financieel inzicht van de Nederlandse consument (Kamerstukken II 2004/05, 29 507 IXB, nr. 41);

Het platform CentiQ. Plaats hierin hebben onder meer marktpartijen, consumentenorganisaties, andere ministeries en wetenschappers. Er wordt samengewerkt met als doel de kennis, vaardigheden, houding en gedrag ten aanzien van financiële beslissingen te verbeteren. CentiQ laat in 2007 een breed onderzoek uitvoeren, dat duidelijk moet maken op welke gebieden en bij welke Nederlandse consumenten kennis en inzicht tekortschieten. Vervolgens verhoogt CentiQ deze kennis en dit inzicht door te faciliteren bij het verstrekken van objectieve en betrouwbare informatie in allerlei vormen door de aangesloten partijen. CentiQ is daarnaast voor partners een kennisplatform waar kennis en ervaring op het gebied van «bewust omgaan met geld» worden gebundeld (Kamerstukken II 2004/05, 29 507IXB, nr. 37).

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator Basiswaarde (2006) Streefwaarde 2008
Implementatie Europese richtlijnen1100% (31 december 2006) 100%
Toepassing code Corporate Governance2 door beursgenoteerde vennootschappen92%100%
   
Naleving code door beursgenoteerde vennootschappen396%100%
   
Toepassing code door4 institutionele beleggers30%50%

1 Gebaseerd op het halfjaarlijkse scorebord van de interne markt van de Europese Commissie. Het percentage geeft aan welk deel van de Europese richtlijnen uit het Actieplan Financiële Diensten (FSAP), die op dat moment van kracht zijn, zijn omgezet in nationale wetgeving. Bij bepaling van het percentage is, waar relevant, alleen rekening gehouden met dat deel van de richtlijn dat door Financiën moet worden geïmplementeerd.

2 Gebaseerd op de bevinding van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code. Onder toepassing van de code en codebepalingen wordt verstaan: het één op één naleven van een codebepaling of het geven van uitleg bij afwijking daarvan. Onder naleving wordt verstaan het in grote lijnen voldoen aan de code.

3http://www.commissiecorporategovernance.nl

4http://www.commissiecorporategovernance.nl

2.2.2.2.2 Operationele doelstelling 2

Een integer financieel stelsel dat integriteitinbreuken bij financiële instellingen voorkomt èn tegengaat dat cliënten financiële instellingen misbruiken om geld wit te wassen.

Motivatie

Een integer financieel stelsel is noodzakelijk voor het vertrouwen van burgers en ondernemingen in de financiële markten. Signalen van financiële instellingen, zoals meldingen van ongebruikelijke transacties, kunnen politie en justitie op het spoor brengen van criminele activiteiten en tevens kan worden voorkomen dat de criminele gelden opnieuw kunnen worden geïnvesteerd. Met criminele gelden kan ook in de officiële economie invloed in bedrijven worden gekocht of invloed worden verworven in het bestuur.

Instrumenten

Wet- en regelgeving:

• Invoering van risicogeoriënteerde benadering (risicogebaseerde integriteittoezicht) op het terrein van voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme;

• Versterken van de antiwitwasketen; met Justitie en BZK zal een beslissing genomen worden over de definitieve positionering van FIU-Nederland (Financial Intelligence Unit Nederland), de financiële inlichtingeneenheid; voorts blijft het noodzakelijk te stimuleren dat witwassignalen van FIU-Nederland in de opsporing opgepakt worden en dat over de resultaten teruggekoppeld wordt;

• Witwasbestrijding richten op grote witwasstromen en facilitators van witwassen; onder andere op basis van nieuwe kennis over witwasstromen naar aanleiding van onderzoeken die in 2007 zijn uitgevoerd, bevorderen dat structureel aandacht besteed wordt waar in Nederland in kwantitatief opzicht de grootste witwasrisico’s zitten en welke rol facilitators hierbij spelen;

• De Wet geldtransactiekantoren wordt herzien naar aanleiding van de evaluatie van deze wet en de implementatie van de betaaldienstenrichtlijn;

• Rol van de FATF (Financial Action Task Force on money laundering) ten aanzien van de verspreiding van massavernietigingswapens; de FATF beziet óf en op welke wijze financiële instellingen kunnen bijdragen aan het tegengaan van verspreiding van massavernietingswapens door de financiering ervan te bemoeilijken;

• Voorbereiding van Nederland op het voorzitterschap van de Financial Action Task Force in 2009 en de evaluatie van Nederland door de FATF.

Meetbare gegevens

Kengetal 2003 2004 20052006
Aantal ingeschreven WGT-instellingen132 30 28 25
     
Meldingen op basis van de subjectieve indicator als percentage van het totaal aantal gemelde transacties217% 23% 30% 20%
     
Aantal opgelegde boetes DNB en AFM320 1419 23
     
Aantal dwangsommen DNB en AFM4155 160 131 147

1 Register Wet inzake de geldtransactiekantoren. In beheer bij DNB.

2 Deze tabel laat het aandeel van het totaal aantal meldingen zien, die gedaan zijn door meldplichtige instellingen op basis van hun eigen risicoafweging. In het verleden stond deze eigen afweging niet centraal. Het grootste deel van de meldingen vond toen plaats op basis van (door de regelgever bepaalde) parameters.

3 Jaarverslag van DNB en de AFM.

4 Jaarverslag van DNB en de AFM.

2.2.2.2.3 Operationele doelstelling 3

Ongestoorde muntcirculatie door middel van muntvoorziening met als randvoorwaarde kosteneffectiviteit alsmede het uitbrengen van bijzondere herdenkingsmunten.

Motivatie

Om een goede werking van het betalingsverkeer te bevorderen wordt voldaan aan de muntvraag van het publiek.

Instrumenten

Exclusieve bevoegdheid van de Staat om, op grond van de Muntwet 2002, munten in omloop te brengen. De productie is uitbesteed aan de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM) en DNB is gemandateerd voor de distributie en het in circulatie brengen van de munten.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator Basiswaarde (2004)Streefwaarde 2008 2009 2010 2011 2012
Muntvoorziening ten opzichte van de marktvraag 100%100% 100% 100% 100% 100%
Uitgifte bijzondere munten 2 2 2 2 2 2

Als permanent aan de marktvraag wordt voldaan, is de voorziening ten opzichte van de vraag 100%. In de praktijk zullen ook voorraden en buitenlandse in- en uitstromingen invloed hebben op de daadwerkelijke productie van munten.

Productie euromunten 2004–2008 (aantallen x 1000)
 2004 2005 2006 2007*2008*
2 euro 245 332 341 288 288
1 euro 235 332 393 288 288
50 eurocent 269510 363 363 363
20 eurocent 20 430 510393 363 363
10 eurocent 262 510 393 363363
5 eurocent 306 80 605 60 318 50 41350 413
2 eurocent 115 622 595 378 413 413
1 eurocent 113 906 545 378 413 413
Totaal251 275 83 939 62 957 52 904 52 904

* raming.

Bron: www.dnb.nl

Voorraden euromunten Muntdepot 2004–2008 (jaarultimo; aantallen x 1000)
 2004 2005 2006 2007* 2008*
2 euro58 853 76 526 84 226 85 000 85 000
1 euro85 367 110 665 124 165 125 000 125 000
50 eurocent 96 447 117 635 108 635 109 000109 000
20 eurocent 73 984 75 350 54 75050 000 50 000
10 eurocent 135 179 109 56282 282 83 000 83 000
5 eurocent 105 07760 442 50 422 50 000 50 000
2 eurocent65 953 143 226 182 226 195 000 210 000
1 eurocent 53 230 115 171 142 771 150 000160 000
Totaal 674 090 808 577 829 477847 000 872000

* raming.

Bron: www.dnb.nl

2.2.2.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

 Onderzoek onderwerp AD of OD A. Start B. Afgerond Vindplaats
BeleidsdoorlichtingEvaluatie code corporate governance AD A 2007 B 2008  
 Beleidsdoorlichting OD-1 OD 1 A/B 2010  
 Beleidsdoorlichting OD-2 OD 2 A/B 2011  
     
Effectenonderzoek ex post    
     
Overig evaluatieonderzoekEvaluatie fusie DNB-PVK OD 1 A 2006 B 2007  
 Evaluatie Wet toezicht geldtransactiekantoren OD 2 A/B 2006Kamerstukken II, 2006/07, 30 598, nr. 1.
 Evaluatie meldplicht grootwaardehandelaren OD 2 A/B 2006Kamerstukken II, 2005/07, 30 576, nr. 1.
 Evaluatie muntendistributie OD 3 A 2006 B 2007  
 Evaluatie doorberekening toezichtkosten OD 1 A 2006 B 2007  
     
 Evaluatie overheidsbijdrage toezichtkosten OD 1 A 2006 B 2007 
 Evaluatie Wet financiële dienstverlening OD 1 A 2007 B 2008  
     
 Evaluatie toezicht verslaggeving OD 1A/B 2008  
 Evaluatie toezicht accountants OD 1 A/B 2008  
 Evaluatie risico-georiënteerd toezicht OD 1A/B 2008  
 FATF evaluatie OD 2 A 2010 B 2011 

2.2.3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

2.2.3.1 Algemene beleidsdoelstelling

Bedrijfseconomische doelmatigheid en optimaal financieel resultaat bij investeren in en verwerven, afstoten en beheren van de financiële en vaste activa van de Staat.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

De minister van Financiën ziet in algemene zin toe op een verantwoorde en doelmatige besteding van overheidsmiddelen. Hiervoor betrekt de minister van Financiën waar mogelijk en gewenst bedrijfseconomische principes, om zodoende tot een optimale inzet van middelen te komen bij de realisatie van publieke doelstellingen.

Door toepassing van de bedrijfseconomische principes verbetert de overheid haar (publieke) dienstverlening door de overheid efficiënter te laten werken. Om deze bedrijfseconomische principes daadwerkelijk rijksbreed toe te kunnen passen, is inzet en verspreiding van de expertise van financiële en vaste activa benodigd.

Hiervoor past de minister van Financiën een beleid toe dat voortbouwt op de (bedrijfseconomische) expertise, zoals die binnen de Rijksoverheid door het ministerie van Financiën – in de loop van jaren is opgedaan door het beheer van staatsdeelnemingen, de deelname aan complexe projecten en het ontwikkelen van publiek-private samenwerking (pps) in Nederland. Deze expertise kan worden gebruikt voor het oplossen van nieuwe en complexe problemen van de Rijksoverheid.

Door op deze wijze te streven naar bedrijfseconomische doelmatigheid bij de inzet (van expertise) van financiële en vaste activa kan een optimaal financieel resultaat voor de overheid worden bereikt. Zo worden overheidsmiddelen op verantwoorde en doelmatige wijze besteed voor het realiseren van publieke doelstellingen.

In het bijzonder worden staatsdeelnemingen op zodanige wijze aangegaan, beheerd en afgestoten om optimaal financieel resultaat te realiseren. Voorts is pps één van de instrumenten om bedrijfseconomische efficiëntie en doelmatigheid te bereiken bij overheidsinvesteringen en bij de gebiedsontwikkeling.

Vanuit de opgebouwde bedrijfseconomische expertise wordt bovendien inbreng geleverd aan het rijksbrede activabeleid en aan complexe projecten.

Verantwoordelijkheid

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor:

• Het stimuleren van een bedrijfseconomisch doelmatige inzet van activa;

• Het realiseren van optimaal financieel resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen;

• Een bredere toepassing van pps bij de totstandkoming van overheidsinvesteringen.

Succesfactoren

Staatsdeelnemingen

• Toepassing van de uitgangspunten van het deelnemingenbeleid1 op elke afzonderlijke deelneming (binnen het op de deelneming van toepassing zijnde beleidsmatige kader);

• De houding van medeaandeelhouders (in het bijzonder in het geval van minderheidsbelangen), van de bestuurders van de deelnemingen en van de betrokken vakdepartementen.

Publiek-private samenwerking

• Draagvlak creëren voor het toepassen van pps bij vakdepartementen;

• Ontwikkelen en vasthouden van pps-kennis en -ervaring bij vakdepartementen;

• Verdere ontwikkeling van de markt voor pps-projecten.

Activabeleid

• Structurele inbedding van bedrijfseconomische doelmatigheidsoverwegingen binnen de besluitvorming van de vakdepartementen;

• Politieke acceptatie van de principes van activabeleid.

Complexe projecten

• Bijdragen aan sturing op bedrijfseconomische doelmatigheid en risicobeheersing.

2.2.3.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)
 2006 2007 2008 2009 20102011 2012
Verplichtingen9 98456 8715 8225 6925 6455 1955 195
        
Uitgaven11 16270 00018 45117 82117 27416 32415 824
Programma-uitgaven95164 08812 62912 12911 62911 12910 629
Juridisch verplicht 60 88411 99811 52311 04810 57310 098
Doelstelling 2 Aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen       
Verwerving vermogenstitels 50 000     
Doelstelling 3 PPS en Activabeleid       
PPS893959     
Overige programma-uitgaven       
Regeling BF013 12912 62912 12911 62911 12910 629
Uitvoeringskosten tijdelijke regeling subsidie tankstations58      
Apparaatsuitgaven10 2115 9125 8225 6925 6455 1955 195
Personeel en materieel2 7003 4603 4733 4763 4292 9792 979
Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen7 5112 4522 3492 2162 2162 2162 216
        
Ontvangsten5 408 7172 558 4931 956 4051 942 3981 7 98 3901 759 3831 696 384
Programma-ontvangsten5 408 7172 558 4931 956 4051 942 3981 798 3901 759 3831 696 384
Doelstelling 1 Beheer van staatsdeelnemingen       
Opbrengst onttrekking vermogenstitels423 120250 000 100 000   
Dividend staatsdeelnemingen809 302653 453486 855456 855416 855381  855381 855
Rente en aflossing div. leningen100 28079 03675 02171 01467 00662 999 
Winstafdracht DNB739 712911 0001 200 0001 200 0001 200 0001 200 0001 200 000
Afdrachten Holland Casino92 78680 00080 000    
Afdrachten Staatsloterij99 42390 00085 00085 00085 00085 00085 000
Terugstorting agio12 40220 00020 00020 00020 00020 00020 000
Doelstelling 2 Aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen       
Opbrengst verkoop vermogenstitels3 127 395465 475     
Overige programma-ontvangsten       
BF/PPM3 9579 5299 5299 5299 5299 5299 529
Tijdelijke regeling subsidie tankstations340      

Toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

Voortvloeiend uit het realiseren van de doelstellingen met betrekking tot het verwerven, beheren en afstoten van staatsdeelnemingen worden uitvoeringskosten voorzien.

Regeling Bijzondere Financiering

De uitgaven van de Regeling BF vloeien voort uit de vergoeding aan de uitvoerder voor de gederfde rente, gederfde aflossing en de gemaakte kosten. In 2004 is de Regeling Bijzondere Financiering (Regeling BF) geëvalueerd. De belangrijkste conclusie was dat de kapitaalmarkt zich dermate had ontwikkeld dat de Regeling BF geen toegevoegde waarde meer vervulde en derhalve zal worden afgeschaft. Als gevolg van de afschaffing van de Regeling BF worden met ingang van 2006 geen nieuwe verplichtingen meer aangegaan. Wel zullen nog uitgaven en ontvangsten worden gerealiseerd uit hoofde van het afbeheer van nog bestaande verplichtingen.

2.2.3.2 Operationele doelstellingen

3.3.3.1 Operationele doelstelling 1

Marktconform beheer van staatsdeelnemingen binnen publieke kaders met toepassing van Nederlandse corporate governance codes.

Motivatie

Om de zakelijke belangen van de Staat in staatsdeelnemingen te behartigen binnen publieke kaders.

Instrumenten

• De bevoegdheden die de Staat heeft uit hoofde van het aandeelhouderschap op basis van statuten, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Code Tabaksblat;

• Bedrijfseconomische en corporate governance expertise.

Van bovengenoemde instrumenten wordt vooral gebruik gemaakt tijdens algemene vergaderingen van aandeelhouders en de periodieke gesprekken met Raden van Commissarissen. Daarnaast vormen deze instrumenten het aangrijpingspunt om adequate vormgeving van corporate governance (bijvoorbeeld het bezoldigingsbeleid van de deelnemingen) en van financieel beheer waaronder vermogensstructuur, dividendbeleid, en dergelijke te bewerkstelligen.

Meetbare gegevens

Hiervoor bestaan geen zinvolle indicatoren, omdat resultaten van de inspanningen moeilijk te meten zijn1.

Kengetal 2006 2007 20082009 2010 2011
% deelnemingen dat voldoet aan de Code Tabaksblat 85 100 100 100 100 100

3.3.3.2 Operationele doelstelling 2

Deelnemingen worden door de Staat aangegaan indien dit bedrijfseconomisch een doelmatige manier is om publieke doelen te realiseren en deelnemingen worden afgestoten zodra een staatsdeelneming niet langer noodzakelijk is voor de realisatie van publieke doelstellingen.

Motivatie

Het aangaan van deelnemingen door de Staat vindt alleen plaats als hiermee een expliciet vastgelegd publiek belang beter wordt gediend en uitvoering van activiteiten in een privaatrechtelijke context gewenst is. Indien een staatsdeelneming niet langer noodzakelijk is voor de realisatie van publieke doelstellingen zal de deelneming door de Staat (deels) worden afgestoten.

Instrumenten

• De bevoegdheden van de Staat op basis van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Comptabiliteitswet;

• Bedrijfseconomische en corporate governance expertise.

In algemene zin heeft de Staat bij het aangaan van deelnemingen nog geen instrumenten ter beschikking, aangezien de Staat dan nog geen aandeelhouder is en dus ook de bij de aandeelhoudersrol behorende bevoegdheden (nog) niet uit kan oefenen. Wel neemt de Staat de bevoegdheden van een aandeelhouderschap als uitgangspunt wanneer wordt onderhandeld over het aangaan van een nieuwe deelneming.

Meetbare gegevens

Hiervoor bestaan geen zinvolle indicatoren, omdat resultaten van de inspanningen moeilijk te meten zijn.

KengetallenGemiddelde laatste 4 jaarVerkopen 2006 Verkopen 2007*
Voorschrijdend gemiddelde van verkoopopbrengsten (4 jaar) 2 534 3 127 465

* Stand per 1 september 2007

3.3.3.3 Operationele doelstelling 3

Vakdepartementen realiseren publieke doelen met een bedrijfseconomisch meest doelmatige inzet van activa.

Motivatie

De overheid dient zorg te dragen voor bedrijfseconomisch doelmatige inzet van middelen om zo tot een betere dienstverlening voor de burger te komen. Bedrijfseconomische doelmatigheid laat zich vertalen in het streven naar, en het verkrijgen van, een betere prijs-kwaliteitsverhouding bij de inzet van activa. Oftewel: dezelfde kwaliteit voor een lagere prijs of een hogere kwaliteit voor dezelfde prijs. Aandachtsgebieden hiervoor zijn met name nieuwbouw en renovatie van gebouwen en infrastructuur, het rijksbrede activabeleid en grote, complexe projecten.

Bedrijfseconomische doelmatigheid wordt bereikt door te werken vanuit een resultaatgerichte, marktgerichte benadering van inzet van activa. Om bedrijfseconomische doelmatigheid en efficiëntie te bereiken is het noodzakelijk om eerst inzicht op te bouwen door het transparant maken van bedrijfseconomische kosten, opbrengsten en risico’s. De daaruit voortvloeiende kennis kan worden gebruikt bij het maken van overwogen, bedrijfseconomisch verantwoorde investeringsbeslissingen. Daarnaast biedt die kennis de mogelijkheid om prikkels te ontwikkelen om bedrijfseconomische doelmatigheid en efficiëntie te bevorderen gedurende de levenscyclus van activa. Vakdepartementen zijn verantwoordelijk voor het implementeren van de ontwikkelde en aangereikte uitgangspunten, beleidskaders en expertise in hun organisatie.

Binnen het streven naar doelmatigheid en efficiëntie is publiek-private samenwerking één van de instrumenten om ingezet te worden. Pps staat voor een andere manier van werken en investeren. Pps is nu in de meeste beleidssectoren geïntroduceerd als optie voor de realisatie van investeringen in infrastructuur, overheidsgebouwen en gebiedsontwikkeling. Er is een vervolgtraject ingezet, dat moet leiden tot een structurele inbedding van pps in de besluitvorming en de dagelijkse praktijk. De ingezette verbreding wordt tot stand gebracht door het uniformeren en het optimaliseren van het pps-instrumentarium en het streven naar lagere transactiekosten (zowel voor publieke als private partijen) en kortere transactietermijnen.

Instrumenten

• Bedrijfseconomische expertise die kan worden ingezet voor de meest doelmatige inzet van middelen bij het realiseren van beleidsdoelstellingen;

• Kennis en kunde van pps die wordt ingezet om de toepassing van pps bij overheidsinvesteringen te stimuleren;

• Beleid inzake bedrijfseconomische inzet van financiële en materiële activa (activabeleid);

• Het inbrengen en bewaken van bedrijfseconomische principes bij de vormgeving en de uitvoering van complexe projecten.

Indicatoren

Voor wat betreft de toepassing van de object-geörienteerde pps-contracten (de zogenoemde «Design-Build-Finance-Maintain-Operate»-contracten): het aantal goed toegepaste Public Private Comparators (PPC). Een PPC bevat een kostenvergelijking, waarbij een project in een DBFMO-variant wordt vergeleken met hetzelfde project in een traditionele variant. Een PPC biedt basis voor de besluitvorming over de DBFMO-variant van een project.

Overzicht uitgevoerde PPC’S
KengetallenBasiswaarde (2005) 2006 2007 (t/m juni)
V&W – Infra 3 6 5
VROM – Rijksgebouwen 10 2 2
Scholen 0 1 0
Defensie 1 0 0
Zorg1 1 1
Totaal 15 10 8

Deze tabel laat het aantal uitgevoerde PPC’s over 2005, 2006 en 2007 (t/m juni) zien. Hoewel geen exacte prognose kan worden gemaakt, is de verwachting dat de over de afgelopen jaren ingezette trend na een terugval in 2006 wordt vervolgd en zowel het aantal uitgevoerde PPC’s als het aantal pps-projecten weer geleidelijk zal stijgen.

Buiten de bovenstaande indicator zijn er geen realistische of concrete prestatie-indicatoren voor pps en concessies te geven. Het ministerie van Financiën zet expertise in en ondersteunt vakdepartementen bij de uitvoering van pps-projecten en andere complexe projecten. Het ministerie van Financiën is mede-verantwoordelijk voor de toepassing van de PPC-methodiek, zoals het ministerie deze heeft ontwikkeld en heeft vastgelegd in het handboek PPC (april 2002). De verantwoordelijkheid voor de beslissing om volgens pps (DBFM/O) aan te besteden, ligt bij de vakdepartementen en, bij gebouwgebonden pps, bij de cliënten van de Rijksgebouwendienst. Niet het ministerie van Financiën, maar de vakdepartementen dragen verantwoordelijkheid voor het welslagen van die projecten; en dus ook voor het behalen van doelstellingen van bedrijfseconomische efficiëntie en doelmatigheid. De voortgang en prestaties van het ministerie van Financiën op het gebied van pps worden jaarlijks beschreven in de voortgangsrapportage voor de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2004/05, 28 753IXB, nr. 4).

2.2.3.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

 Onderzoek onderwerp AD of OD A. StartB Afgerond Vindplaats
BeleidsdoorlichtingEvaluatie Deelnemingenbeleid OD 1, 2 en 3 A/B 2007  
 Evaluatie Activabeleid OD 4 A/B 2012  
     
Effectenonderzoek ex post    
     
Overig evaluatieonderzoekEvaluatie Kenniscentrum PPS OD 4 A/B 2006Kamerstukken II 2005/06, 28 753, nr. 5
 Evaluatie pilots ActivabeleidOD 4 A 2007 B 2008  

2.2.4 Internationale Financiële Betrekkingen

2.2.4.1 Algemene beleidsdoelstelling

Een financieel-economisch gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Nederland is als open economie gebaat bij een welvarend Europa en een evenwichtige wereldeconomie. Daarnaast hecht Nederland waarde aan een evenwichtige ontwikkeling van lage- en middeninkomenslanden. Om een bijdrage te leveren aan een welvarend Europa en een evenwichtige internationale economische ontwikkeling is Nederland lid van de E(M)U en aandeelhouder van verschillende internationale financiële instellingen (IFI’s).

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• De Nederlandse inbreng op financieel-economisch terrein binnen de E(M)U;

• De Nederlandse inbreng binnen de internationale financiële instellingen.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking is voor de multilaterale ontwikkelingsbanken medebeleidsverantwoordelijk. Ter vergroting van de doelmatigheid hebben de minister van Financiën en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in beginsel afgesproken om de nu nog gedeelde verantwoordelijkheid en taken met betrekking tot de Asian Development Bank (AsDB), de African Development Bank (AfDB) en de Inter American Development Bank (IDB) met ingang van 2008 te concentreren bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Nadat de benodigde afspraken zijn gemaakt over de uitvoering van dit besluit zullen de betreffende budgetten van de begroting van Financiën worden overgeheveld naar de begroting van BZ.

Externe factoren

Het beleid van de EU en de verschillende internationale financiële instellingen wordt bepaald door een groot aantal landen. Daarnaast is de invloed van deze organisaties op de internationale economische ontwikkelingen beperkt. Andere landen en onvoorziene gebeurtenissen hebben daardoor veel invloed op het al dan niet behalen van de Nederlandse doelstellingen.

2.2.4.2 Budgettaire gevolgen van beleid

De cijfers in deze paragraaf hebben betrekking op de situatie vóór overdracht van de regionale ontwikkelingsbanken (AfDB, AsDB en IDB) per 1 januari 2008 naar de begroting van Buitenlandse Zaken.

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)
 2006 2007 2008 2009 20102011 2012
Verplichtingen44 763116 125753 341115 766286 0922 096 912195 780
Betalingsverplichtingen 24 812 2 680639 896 2 321 14 899 631 579 82 335
Garantieverplichtingen 19 951 113 445 113 445113 445 271 193 1 465 333 113 445
        
Uitgaven51 709114 42449 258258 765227 781236 717223 173
Programma-uitgaven 49 085 111 744 46 900256 444 225 518 234 472 220 928
Juridisch verplicht   42 252 217 265 148 144 89 35433 112
Doelst. 2 Effectieve en efficiënte IFI’s       
Instrument: deelneming multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen 49 085 111 744 46 900256 444 225 518 234 472 220 928
        
Apparaatsuitgaven 2 624 2 680 2 358 2 3212 263 2 245 2 245
        
Ontvangsten84459 57817 60811 69910 7549 6219 036
Doelst. 2 Effectieve en efficiënte IFI’s       
Ontvangsten 84459 578 17 608 11 699 10 754 9 6219 036

Toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid

De verplichtingenraming vloeit voort uit de onderhandelingen over financiële bijdragen aan internationale financiële instellingen, zoals kapitaalverhogingen van banken en middelenaanvullingen van concessionele fondsen.

Er worden betalingsverplichtingen en garantieverplichtingen onderscheiden. Betalingsverplichtingen komen volgens een af te spreken kaspatroon tot betaling. Regel hierbij is dat voor nieuwe verplichtingen budgettair een stelpost wordt opgenomen die gelijk is aan de Nederlandse bijdrage aan de vorige kapitaalverhoging of middelenaanvulling.

De raming voor garantieverplichtingen heeft betrekking op het zogenaamde garantiekapitaal van de internationale financiële instellingen (het deel van de verplichting dat waarschijnlijk niet tot betaling komt, het «callable capital»), op garantie-overeenkomsten tussen de Staat en DNB (onder meer de Nederlandse deelneming in IMF) en deelneming in de door de BIS te verstrekken kredietfaciliteiten.

De geraamde programma-uitgaven hebben enerzijds betrekking op aangegane verplichtingen, als uitkomst van reeds afgeronde internationale onderhandelingen, en anderzijds op stelposten voor nieuwe verplichtingen van onderhandelingen die nog niet zijn afgerond of die nog zullen plaatsvinden.

Nederland draagt in het kader van de ontwikkelingssamenwerking via algemene bijdragen bij aan internationale financiële instellingen en fondsen. Deze bijdragen zijn direct na ondertekening meerjarig en onvoorwaardelijk verschuldigd. Er is geen directe koppeling tussen de programma-uitvoering en de storting van de jaarbijdrage. Daarom wordt de omvang van de jaarlijkse storting mede bepaald in het licht van de veranderende beschikbaarheid van middelen gedurende het jaar. Het parlement wordt over mogelijke aanpassingen geïnformeerd en begrotingsmutaties worden ter autorisatie voorgelegd. Zo wordt ieder jaar bijgedragen aan het effectief en doelmatig realiseren van de 0,8% BNP-doelstelling.

Voor een deel van de verplichtingen- en uitgavenramingen geldt dat door wisselkoersinvloeden de realisaties kunnen afwijken van de ramingen; dit deel van de realisaties is daarmee niet beleidsmatig te beïnvloeden.

Aangezien de kasuitgaven (volgend uit de betalingsverplichtingen) veelal over een reeks van jaren plaatsvinden, kent de uitgavenraming minder scherpe pieken dan de meerjarenreeks van betalingsverplichtingen.

De relatief lage raming voor de uitgaven 2008 is het gevolg van een verschuiving van in dat jaar geplande betalingen naar 2007 en 2009.

In onderstaande tabel is een specificatie van de verplichtingenraming voor 2008–2012 opgenomen.

Specificatie verplichtingen artikel 4 (x € 1 000)
 2008 2009 20102011 2012
Betalingsverplichtingen     
* Internationale financiële instellingen:      
  – IDA 421 910  421 910  
  – Wereldbank   54 454  
  – IFC   17 432  
  – Regionale ontwikkelingsbanken en -fondsen 215 628  12 636135 538 80 090
* Apparaatsuitgaven 2 3582 321 2 263 2 245 2 245
Totale betalingsverplichtingen639 8962 32114 899631 57982 335
Garantieverplichtingen     
* Internationale financiële instellingen:      
  – Wereldbank   1 351 888  
  – Regionale ontwikkelingsbanken   157 748   
* Garantie aan DNB -BIS (kredietfaciliteiten) 113 445 113 445113 445 113 445 113 445
Totale garantieverplichtingen113 445113 445271 1931 465 333113 445
Verplichtingen totaal753 341115 766286 0922 096 912195 780

Naast de verplichtingen betreffende internationale financiële instellingen heeft een klein deel van de betalingsverplichtingen ook betrekking op apparaatsuitgaven.

Uit de tabel blijkt dat de verplichtingen van jaar tot jaar qua aantal en omvang kunnen wisselen.

De ontvangstenraming betreft grotendeels de ontvangst van de Europese Investeringsbank (EIB) van het aan Nederland toekomende saldo op de zogenaamde speciale rekeningen bij de EIB. Op deze rekeningen worden bedragen geboekt die toekomen aan de EIB-lidstaten die oorspronkelijk een bijdrage hebben geleverd aan een door de EIB uitgeleende hoofdsom (Europese Ontwikkelingsfonds). Na aflossing door lenende landen op de betreffende leningen wordt het aan Nederland toekomende deel van die aflossingen geparkeerd op de speciale rekening. Halfjaarlijks wordt het Nederlandse tegoed door de EIB overgemaakt.

Grafiek budgetflexibiliteit

kst-31200-IXB-2-4.gif

Toelichting

Van de voor 2008 geplande betalingen is één betaling niet-juridisch verplicht. Deze betaling volgt uit de stelpost voor het Afrikaans Ontwikkelingsfonds (AfDF)-11. De onderhandelingen voor AfDF-11 worden naar verwachting eind 2007 of begin 2008 afgerond. De omvang van de eerste betaling, die nu geraamd wordt op € 4,6 mln. en die waarschijnlijk eind 2008 zal geschieden, wordt dan vastgesteld.

2.2.4.3 Operationele doelstellingen

2.2.4.3.1 Operationele doelstelling 1

Het bevorderen van een gezonde en stabiele monetaire en budgettaire ontwikkeling van de Europese Unie en haar lidstaten.

Motivatie

De Nederlandse economie wordt door zijn openheid en relatief beperkte grootte sterk beïnvloed door economische ontwikkelingen van de handelspartners waaronder de lidstaten van de Europese Unie. Verreweg het grootste deel van de Nederlandse export en import gaat naar of komt uit andere Europese landen. Een sterke Europese economie heeft daarmee een directe weerslag op de Nederlandse economie. Mede om die reden is Nederland gebaat bij een gezonde financieel economische ontwikkeling en een stabiele budgettaire en monetaire ontwikkeling in de Europese Unie en haar lidstaten.

Instrumenten

• Standpuntbepaling in onderhandelingen over het EU-budget 2009 en in de review van het EU-budget;

• Toetsing nieuwe beleidsvoorstellen op subsidiariteit en proportionaliteit, financiële consequenties en administratieve lasten;

• Behandelen aanvragen Exchange Rate Mechanism (ERM-II) en aanvragen toetreding tot het Eurogebied. Monitoren van nieuwe lidstaten binnen ERM-II;

• Het bevorderen van de begrotingsdiscipline en een stabiele macro-economische omgeving in de EMU door een evenwichtige multilateral surveillance;

• Monitoring onderhandelingen over acquis communautaire en economische ontwikkelingen in kandidaat-EU-lidstaten.

Meetbare gegevens

Omdat het behalen van de doelstelling zo sterk afhangt van zaken die niet direct door Nederland te beïnvloeden zijn, is het geven van prestatie-indicatoren niet zinvol. De onderstaande BBP-groeicijfers voor de EU-27 en het eurogebied zijn desalniettemin opgenomen, omdat zij een beeld geven van de economische situatie in Europa.

Kengetallen (in %) Waarde 2005Waarde 2006 Raming 2007 Raming 2008
Reële BBP Groei Eurogebied11,4 2,7 2,6 2,5
Reële BBP Groei EU-2721,9 3,0 2,92,7

1 De samengestelde cijferreeks voor het Eurogebied omvat de groeicijfers van alle huidige 13 lidstaten. Dit betekent dat de Sloveense groeicijfers zijn meegenomen bij de berekening van de samengestelde groeicijfers voor 2005 en 2006 hoewel Slovenië pas per 1 januari 2007 tot het Eurogebied is toegetreden.

2 Cijfers inclusief Bulgarije en Roemenië.

Bron: Economic Forecast Spring 2007, EC, mei 2007

2.2.4.3.2 Operationele doelstelling 2

Het bevorderen van effectieve en efficiënte internationale financiële instellingen (IFI’s) en het bijdragen aan een inhoudelijk debat over de wereldeconomie in internationale fora

Motivatie

Internationale financiële instellingen1 beïnvloeden internationale financieel-economische ontwikkelingen. Goed beleid van deze instellingen draagt bij aan een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling en de ontwikkeling van lage- en middeninkomenslanden. Internationaal debat over de wereldeconomie bevordert ook een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling en de ontwikkeling van lage- en middeninkomenslanden.

Instrumenten

• Deelname in IFI’s en de bijbehorende ontwikkelingsfondsen.

  Naar verwachting zal er in 2008 besloten worden over de middelenaanvulling van AsDF-10 (Aziatische Ontwikkelingsfonds). De middelenaanvullingen van AfDF-11(Afrikaanse Ontwikkelingsfonds) en IDA-15 (International Development Association) worden eind 2007 of anders begin 2008 afgerond. Verder houdt Nederland toezicht op financiële deugdelijkheid IFI’s en op de rol van IFI’s bij de bevordering van het financieel-economische evenwicht. Hierbij wordt veel aandacht geschonken aan de efficiency en effectiviteit van de IFI’s. Een adequate Nederlandse representatie is daarbij van groot belang, ook om vorm te kunnen geven aan de bestuurshervorming van IMF en Wereldbank.

• Maken van internationale economische analyses die vereist zijn om de internationale beleidsdiscussie en respons te kunnen beïnvloeden.

Meetbare gegevens

Omdat het behalen van de doelstelling zo sterk afhangt van zaken die niet direct door Nederland te beïnvloeden zijn, is het geven van prestatie-indicatoren niet zinvol. De onderstaande kengetallen geven desalniettemin een beeld van de internationale financieel-economische ontwikkeling. Nederland probeert deze door de inbreng in de eerdergenoemde IFI’s en het internationale debat over de wereldeconomie te stimuleren en zo evenwichtig mogelijk te maken.

Kengetallen (in %) Waarde 2005Waarde 2006 Raming 2007 Raming 2008
Reële groei van de wereldeconomie 4,9 5,4 4,9 4,9
Groei van het volume van de wereldhandel 7,4 9,2 7,0 7,4

Bron: IMF (World Economic Outlook april 2007)

2.2.4.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

 Onderzoek onderwerp AD of OD A. StartB. Afgerond Vindplaats
BeleidsdoorlichtingBeleidsdoorlichting van de inzet van Nederland bij het bevorderen van een gezonde en stabiele monetaire en bud- gettaire ontwikkeling van de Euro- pese Unie en haar lidstaten OD 1 A/B 2009  
 Beleidsdoorlichting van het internationale financiële en monetaire stelsel en de rol die Nederland daarin speelt OD 2 A/B 2009 
     
Effectenonderzoek ex post    
     
Overig evaluatieonderzoekEvaluatie van het functioneren van de EMU en de bijdrage van Nederland daaraan OD 1A/B 2006 Kamerstukken II 2005/06, 30 300IXB, nr.21

2.2.5. Exportkredietverzekering en investeringsgaranties

2.2.5.1 Algemene beleidsdoelstelling

Een complete markt voor verzekering van betalingsrisico’s die zijn verbonden aan export en aan investeringen in het buitenland.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Door een hiaat in de markt kunnen bepaalde betalingsrisico’s verbonden aan export en aan investeringen in het buitenland niet of niet tegen acceptabele voorwaarden worden verzekerd. De Staat kan door zijn omvang en «lange adem» wel een (groot) deel van deze risico’s afdekken. De Staat vult de markt aan door herverzekeringsfaciliteiten en investeringsgaranties aan te bieden. Zo wordt voorkomen dat het Nederlandse bedrijfsleven orders misloopt. Daarbij is het streven om gemeten over een langere periode kostendekkend te opereren. Om concurrentieverstoring tussen landen te voorkomen wordt in internationaal verband gestreefd naar een gelijk speelveld voor bedrijven.

Verantwoordelijkheid

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het doelmatig en doeltreffend functioneren van de herverzekeringsfaciliteiten. De minister van Economische Zaken is medebeleidsverantwoordelijk.

Externe factoren

Het behalen van de doelstelling hangt af van ontwikkelingen in de private verzekeringsmarkt, de afspraken gemaakt in verschillende internationale fora en de financiële resultaten. Daarnaast zijn ook de stroomlijning van de uitvoering en de naleving van de opgestelde richtlijnen met betrekking tot de exportkredietverzekering van belang.

2.2.5.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)
 2006 2007 2008 2009 20102011 2012
Verplichtingen3 141 35111 952 99811 953 00211 953 00811 953 01311 953 01711 953 017
waarvan betalingsverplichtingen 17 351 16 942 16 946 16 95216 957 16 961 16 961
        
waarvan garantieverplichtingen 3 124 000 11 936 05611 936 056 11 936 056 11 936 056 11 936 05611 936 056
EKV 3 123 000 11 332 27611 332 276 11 332 276 11 332 276 11 332 27611 332 276
TRhi 1 000 453 780 453 780453 780 453 780 453 780 453 780
MIGA 0150 000 150 000 150 000 150 000 150 000150 000
        
Uitgaven32 83077 677107 446122 452137 457137 461137 461
Programma-uitgaven 15 479 60 735 90 500 105 500120 500 120 500 120 500
Juridisch verplicht14 705 57 698 81 450 89 675 96 400 90 37590 375
Doelst. 1 Herverzekeringsfaciliteiten       
Schade-uitkering EKV 15 47960 000 90 000 105 000 120 000 120 000120 000
Schade-uitkering TRhi 0 735 500 500500 500 500
Schade-uitkering MIGA 0 0 00 0 0 0
        
Apparaatsuitgaven 17 35116 942 16 946 16 952 16 957 16 961 16 961
Personeel en materieel 911 1 086 1 090 1 0961 101 1 105 1 105
Uitvoeringskosten DNB-EXIM2 700 3 000 3 000 3 000 3 000 3 0003 000
Kostenvergoeding Atradius DSB 13 740 12 85612 856 12 856 12 856 12 856 12 856
        
Ontvangsten976 985196 25079 25069 25069 25069 25069 250
Programma-ontvangsten 976 985 196 250 79 25069 250 69 250 69 250 69 250
Doelst. 1 Herverzekeringsfaciliteiten       
Premies EKV 69 246 45 00040 000 40 000 40 000 40 000 40 000
Premies TRhi 1 182 1 250 1 250 1 250 1 250 1 2501 250
Schaderestituties EKV 906 557 150 00038 000 28 000 28 000 28 000 28 000

Toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid

Onderstaande grafiek laat de ontwikkeling zien van het totaal door de Staat (her)verzekerde bedrag. Dit bestaat uit het cumulatief uitstaande obligo voor Exportkredietverzekering (EKV) en de Tijdelijke Regeling herverzekering investeringen (TRhi). Hierbij is een uitsplitsing gemaakt naar definitieve en voorlopige verzekeringen, dat wil zeggen polissen respectievelijk dekkingstoezeggingen.

kst-31200-IXB-2-5.gif

De meerjarenramingen van de schade-uitkeringen EKV zijn gebaseerd op verwachtingen omtrent de verzekeringsportefeuille. Op basis van de actuele situatie en verwachte korte termijn ontwikkelingen zijn de schattingen voor 2008 en verder bijgesteld.

De ontvangsten bestaan uit premies en provenu’s. De premieontvangsten zijn geraamd op basis van de resultaten van de afgelopen jaren. De provenu’s komen voornamelijk voort uit in het kader van de Club van Parijs (CvP) gesloten schuldenregelingen. In de CvP zijn afspraken gemaakt over de vervroegde aflossing van een aantal landen, waardoor in 2006 en 2007 grote bedragen zijn ontvangen.

Grafiek budgetflexibiliteit

kst-31200-IXB-2-6.gif

Toelichting

Van de programmagelden uit de operationele doelstelling 1 is 95% juridisch verplicht. De geraamde uitgaven zijn niet direct juridisch verplicht, maar wel een direct gevolg van eerder gedane toezeggingen en op basis van eerder afgesloten overeenkomsten wel verplicht. De geraamde uitgaven hebben het karakter van een verzekering: het ontstaan en het moment van uitgave staan niet volledig vast, maar in geval van schade is de Staat op basis van eerdere overeenkomsten verplicht uit te keren.

2.2.5.3 Operationele doelstelling

Het aanbieden van herverzekeringsfaciliteiten en investeringsgaranties, waarbij het streven is om kostendekkend te opereren en om een gelijk speelveld voor bedrijven te creëren en te handhaven.

Motivatie

De Nederlandse Staat biedt ter aanvulling op de markt herverzekeringsfaciliteiten en investeringsgaranties aan. In 2008 steunt het beleid op de volgende pijlers:

Efficiency en klantgerichtheid

De wijze waarop de verzekeringsfaciliteiten van de Staat wordt vorm gegeven bevindt zich zowel qua inhoud als qua uitvoering in een continu proces van professionalisering. Dit proces moet uitmonden in een meer gestroomlijnde uitvoering en grote klanttevredenheid. Zo zijn de doorlooptijden verkort en het streven is om deze in de komende jaren nog verder terug te brengen. Het aanvraagproces heeft daarnaast aan transparantie gewonnen. Ondernemers weten daardoor sneller waar ze aan toe zijn.

Beheersing risico’s en kosten

De Nederlandse Staat dekt enkel aanvaardbare risico’s af. Zo moet er wel een gerede kans op terugbetaling zijn. De Staat streeft er naar om de risico’s en daardoor de kosten zoveel mogelijk te beheersen.

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

Bij de inzet van exportkredietverzekeringen worden procedures gevolgd ter voorkoming van corruptie. Tevens gelden er milieu en sociale criteria voor aanvragen. De procedures hiervoor zijn in 2007 conform internationale afspraken aangepast. Het kabinet is daarnaast bereid te onderzoeken hoe de EKV, met behoud van de oorspronkelijke doelstellingen, meer ontwikkelingsrelevant gemaakt kan worden.

Afspraken over schuldhoudbaarheid

Bij schuldhoudbaarheid gaat het er om dat een debiteurenland niet in een schuldencrisis terechtkomt door de Nederlandse herverzekeringsfaciliteiten. Nederland zet zich daarom actief in om te komen tot internationale afspraken over wat het precies inhoudt om een «responsible lender» te zijn.

Gelijk speelveld voor bedrijven

Door de toenemende internationalisering neemt het aantal spelers op de markt voor exportkredietverzekeringen steeds verder toe. Landen die voorheen debiteurenlanden waren, zoals Brazilië, India en China, worden steeds belangrijkere concurrenten. Om te borgen dat Nederlandse exporteurs internationaal onder gelijke voorwaarden kunnen concurreren is het van belang om middels internationaal overleg binnen de geëigende kaders een gelijk speelveld te creëren en te handhaven.

Instrumenten

• Verzekeringsfaciliteiten;

• Risk Management Framework;

• Actieve deelname aan internationale fora;

• Meetinstrumenten.

Verzekeringsfaciliteiten

De Verzekeringsfaciliteiten kunnen worden onderverdeeld in Exportkredietverzekering (EKV), de Tijdelijke Regeling herverzekering investeringen (TRhi) en het Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA). Het is van belang om op te merken dat de Staat aanvullend aan de markt opereert. De Staat streeft ernaar om de faciliteiten zo efficiënt en klantgericht mogelijk in te zetten.

Risk Management Framework

De Staat hanteert het risk management framework om de risico’s verbonden aan de faciliteit te monitoren en te beheersen. Indien nodig kan met behulp van obligoswaps en credit default swaps (Kamerstukken II, 2005/06, 30 300 IXB, nr. 45) het risico actief worden gestuurd. Momenteel wordt een portefeuillemodel ontwikkeld dat de risico’s op portefeuilleniveau in kaart brengt.

Actieve deelname aan internationale fora

Dit instrument wordt ingezet om vorm te geven aan het beleid ten aanzien van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, schuldhoudbaarheid en het gelijke speelveld voor bedrijven. Hierover worden in internationaal verband afspraken gemaakt om concurrentieverstoring tussen landen te minimaliseren.

Te gebruiken meetinstrumenten

Om een indicatie te krijgen waar Nederland internationaal staat en vanuit de wens om aan te sluiten bij de behoeften van de exporteurs is recent de benchmark, die is opgezet om de concurrentiepositie van de EKV inzichtelijk te maken, verder ontwikkeld en verfijnd. De set indicatoren die in de benchmark zijn opgenomen bestaat uit acceptatiebeleid, dekking, aangeboden assortiment, premies en gebruiksvriendelijkheid. De benchmark geeft ieder jaar een goede indicatie of de doelstellingen op het gebied van uitvoering en klantgerichtheid worden gehaald en kan daarom aanleiding geven tot beleids- en beheersmaatregelen en productvernieuwing. De Nederlandse Staat heeft de ambitie om in 2008 bij de top 5 te blijven behoren. Tevens worden in 2008 maatregelen genomen die op de langere termijn moeten resulteren in een plaats in de top 3. Nederland heeft daarnaast een model voor bedrijfseconomische resultaatbepaling (BERB) ontwikkeld dat moet toezien op kostendekkendheid. Hierbij is het streven om gemeten over een langere periode uit te komen op een kostendekkend niveau (= ≥ 0). Zoals gemeld in het Jaarsverslag 2006 is over de periode 1999–2006 een positief resultaat van circa € 50 mln. behaald.

Model bedrijfseconomische resultaatbepaling:

+ verdiende premie

– uitvoeringskosten

+/– wijziging voorziening verwachte schade

– oninbare bedragen verwachte schade

+/– wijziging voorziening vorderingen

– oninbare vorderingen

+/– financieringsrente

Meetbare gegevens

resultaat

Prestatie-indicator1
 Basiswaarde (2005) 2006 20072008 2009 2010 2011 2012
Doorlooptijden van verzekeringsaanvragen 55 55 52 48 48 4848 48

1 Doorlooptijden worden door Atradius DSB gemeten en op maandelijkse basis gerapporteerd aan de Staat.

2.2.5.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

 Onderzoek onderwerp AD of OD A. StartB. Afgerond Vindplaats
BeleidsdoorlichtingEKV faciliteit ADA/B 2008  
     
Effectenonderzoek ex post    
     
Overig evaluatieonderzoekEvaluatie van de EKV- en TRhi-faciliteit OD A/B 2006Kamerstukken II 2006/07, 30 800IXB, nr. 21

2.2.7 Beheer materiële activa

2.2.7.1 Algemene doelstelling

De verwerving, het beheer en de vervreemding van onroerende en roerende zaken door het Rijk is doelmatig.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om doelmatigheid te bereiken dient het Rijk:

• Een sterke speler te zijn op de vastgoedmarkt;

• De verwerving, het beheer en de vervreemding van onroerende zaken efficiënt te organiseren;

• Roerende zaken voor/van het Rijk op een efficiënte manier te verwerven, te bewaren, te vervreemden en te vernietigen;

• Zijn middelen zo efficiënt mogelijk te benutten.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• Het beschikbaar stellen van randvoorwaarden en faciliteiten;

• Het leveren van een bijdrage aan de samenwerking en afstemming met andere departementen;

• De zorg voor het privaatrechtelijk beheer en de verkoop van onroerende zaken en de bewaring, verkoop en eventueel vernietiging van overtollige en/of in beslag genomen roerende zaken.

Voor wat betreft de doelmatigheid van de aankopen van onroerende zaken en het publiekrechtelijk en feitelijk beheer daarvan, is er een gedeelde verantwoordelijkheid met andere ministers. Hetzelfde geldt voor de aankoop en het beheer van roerende zaken.

Externe factoren

Optimale samenwerking en afstemming tussen de verschillende departementen.

2.2.7.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)
 2006 2007 2008 2009 20102011 2012
Verplichtingen77 345127 490100 04999 61199 28898 62598 625
        
Uitgaven77 249127 490100 04999 61199 28898 62598 625
Programma-uitgaven 55 362 101 894 77 694 77 69477 694 77 692 77 692
Doelst. 1 Optimaal handelen in Vastgoed       
Anticiperende aankopen en gebiedsontwikkeling 0 25 000 25 00025 000 25 000 25 000 25 000
Doelst. 2 Beheer/verkoop Onroerende zaken       
Onderhoud en beheerskosten 10 70210 979 6 779 6 779 6 779 6 779 6 779
Zakelijke lasten 44 660 45 915 45 915 45 91545 915 45 913 45 913
Overige programma-uitgaven 20 000      
        
Apparaatsuitgaven21 887 25 596 22 355 21 917 21 594 20 93320 933
* waarvan Bijdrage agentschap Domeinen Onroerende Zaken  21 543*21 10520 78220 12120 121
        
Ontvangsten331 769237 880154 439143 602170 696170 696120 696
Programma-ontvangsten 329 535 237 012153 537 143 465 170 559 170 559 120 559
Doelst. 1 Optimaal handelen in Vastgoed       
Anticiperende aankopen en gebiedsontwikkeling 1 196      
Doelst. 2 Beheer/verkoop Onroerende zaken       
Verkoop onroerende zaken175 709 111 406 51 406 51 545 81 54581 545 31 545
Beheersontvangsten 96 376 78 06171 761 64 020 61 114 61 114 61 114
Overige programma-ontvangsten 46 443 38 170 28 870 26 40026 400 26 400 26 400
Doelst. 3 Bewaring/vervreemding roerende zaken       
Verkoop roerende zaken 9 8119 375 1 500 1 500 1 500 1 500 1 500
        
Apparaatsontvangsten 2 234 868 902 137 137137 137

* Hiervan is € 417 000 te kenmerken als een eenmalige storting (zie p. 80).

Toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid

Uitgaven

Apparaatsuitgaven

Als gevolg van de vorming van de baten-lastendienst Domeinen Onroerende Zaken, wordt met ingang van 2008 onder deze post de vergoeding van het departement aan die baten-lastendienst voor de verrichte dienstverlening opgenomen.

Ontvangsten

Programma-ontvangsten

Verkoop onroerende zaken

In het kader van het regeerakkoord Balkenende IV is voor de jaren 2008 tot en met 2011 achtereenvolgens € 20 mln., € 20 mln., € 50 mln. en € 50 mln. aan extra ontvangstentaakstellingen ingeboekt.

Beheersontvangsten

De beheersontvangsten vertonen een dalende tendens door lagere (erf)pachtopbrengsten. Dit wordt veroorzaakt door de verkooptaakstellingen voor de agrarische domeingronden welke in de jaren 2003 tot en met 2007 zijn uitgevoerd. De grondslag voor het genereren van de (erf)pachtopbrengsten is daardoor kleiner geworden.

Apparaatsontvangsten

Als gevolg van de vorming van de baten-lastendienst Domeinen Onroerende Zaken, zijn met ingang van 1 januari 2008 de betreffende ontvangsten niet meer opgenomen. Tegelijkertijd is voor 2008 een ontvangst ingeboekt voor de overname van vaste activa door de bovenvermelde baten-lastendienst.

Grafiek budgetflexibiliteit

kst-31200-IXB-2-7.gif

Toelichting

Operationele doelstelling 1

Het budget is bestemd voor het verstrekken van geldleningen aan departementen conform het Beleidskader voor anticiperend en ontwikkelingsgericht handelen in vastgoed (Kamerstukken II 2006/07, 27 581 IXB, nr. 29).

Operationele doelstelling 2

Van de totale programma-uitgaven € 51,8 mln. is € 45,1 mln. (87%) juridisch verplicht. De overige € 6,7 mln. (13%) betreft uitgaven die als complementair noodzakelijk/bestuurlijk verplicht zijn aan te duiden. Concreet gaat het daarbij om uitgaven die noodzakelijk zijn voor de instandhouding en het beheer van onroerende zaken van de Staat.

2.2.7.3 Operationele doelstellingen

2.2.7.3.1 Operationele doelstelling 1

De samenwerkende departementen zijn een sterke speler op de vastgoedmarkt en hebben het verwerven, beheren en vervreemden van vastgoed efficiënt georganiseerd.

Motivatie

Omdat een sterke speler die zijn vastgoedactiviteiten efficiënt heeft georganiseerd, goed in staat is kansen op de vastgoedmarkt optimaal te benutten en ruimtelijke beleidsdoelstellingen sneller, beter en/of tegen lagere kosten kan realiseren.

Instrumenten

• Ondersteuning van en deelname aan Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR1 ), Ambtelijk – en Ministerieel Opdrachtgevers Beraad (AOB en MOB2 ) en het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB);

• Uitvoering RVR werkprogramma 2007–2010. Dit werkprogramma zal in het najaar van 2007 aan de Tweede Kamer worden aangeboden;

• Beschikbaar stellen van een actueel kader voor een modern en (bedrijfseconomisch) doelmatig activabeleid;

• Beschikbaar stellen leenfaciliteit voor anticiperend en ontwikkelingsgericht handelen in vastgoed aan departementen. Hiervoor is meerjarig jaarlijks een bedrag van € 25 mln. beschikbaar.

Meetbare gegevens

Er wordt gebruikgemaakt van een meerjarige werkprogrammering. In de periode van 2007 tot en met 2010 zal jaarlijks een deel van deze programmering worden uitgevoerd. In 2010 dient het hele programma uitgevoerd te zijn.

2.2.7.3.2 Operationele doelstelling 2

Efficiënt verwerven, beheren en vervreemden van onroerende zaken van de Staat.

Motivatie

Het ministerie van Financiën vertegenwoordigt de Staat als privaatrechtelijke eigenaar. Dit vertaalt zich in aankopen, verkopen of andere privaatrechtelijke overeenkomsten met partijen binnen en buiten de rijksoverheid op marktconforme basis. Bij aankopen gaat het om anticiperend en ontwikkelingsgericht aankopen en het verwerven van ruilgronden ten behoeve van (de realisatie van ruimtelijke beleidsdoelstellingen van) andere departementen. Bovendien voert het ministerie het beheer over grote arealen grond en water in Nederland.

De manier van optreden wordt geleid vanuit de gedachte dat de Staat haar middelen zo effectief mogelijk moet benutten.

Instrumenten

De dienst Domeinen Onroerende Zaken start met ingang van 2008 als baten-lastendienst. Ter voorbereiding wordt in 2007 proefgedraaid. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de baten-lastenparagraaf in deze begroting.

Meetbare gegevens

Omdat operationele doestelling 2 geen effecten op outcomeniveau heeft, worden hier geen prestatie-indicatoren genoemd. Indicatoren met betrekking tot de doelmatigheid van de uitvoering komen aan de orde in de paragraaf betreffende de baten-lastendiensten.

2.2.7.3.3 Operationele doelstelling 3

Efficiënt bewaren, vernietigen en vervreemden van roerende zaken van de Staat

Motivatie

Het ministerie van Financiën vertegenwoordigt de Staat in eigendomsrechtelijke verhoudingen. Dit vertaalt zich in de zorg voor de bewaring, de verkoop en eventuele vernietiging van overtollige en/of in beslag genomen roerende zaken. De uitvoering door de baten-lastendienst Domeinen Roerende Zaken wordt op een integere en efficiënte manier gedaan.

Instrumenten

• De baten-lastendienst Domeinen Roerende Zaken: Om de integriteit en de efficiëntie van de bewaring, vervreemding en vernietiging van overtollige en/of in beslag genomen roerende zaken te waarborgen, wordt de uitvoering van de doelstelling belegd bij de baten-lastendienst Domeinen Roerende Zaken.

• Bijdrage aan het Landelijk Beslaghuis: Een effectieve, efficiënte, integrale verwerking van voorwerpen die in beslag genomen zijn, waarbij tevens de integriteit wordt geborgd. Dit gebeurt door het reduceren van het aantal inbeslagnames door de Politie, het sneller nemen van beslissingen betreffende het beslag door het Openbaar Ministerie, het minder (lang) bewaren door de Politie gekoppeld aan een snellere overdracht aan Domeinen Roerende Zaken en het veiligstellen van de economische waarde van een in beslag genomen voorwerp.

Meetbare gegevens

 Basiswaarde 2006 2007 20082009 2010 2011 2012
Tarief m3139 139 139 nnb nnb nnb nnb
Tarief uur 103 103 103 nnb nnb nnb nnb
Klanttevredenheid 6,5 7,0  7,5  7,6 

Toelichting

Domeinen Roerende Zaken en haar grootste opdrachtgever (Openbaar Ministerie) werken op dit moment nauw samen aan nieuwe definities van haar producten en diensten en aan de daaraan gekoppelde kostprijsstructuur. Dit is onder andere van belang vanwege de verandering die de implementatie van het Landelijk Beslaghuis met zich meebrengt. Onder invloed hiervan kan het zijn dat de tarieven in de toekomst bijgesteld moeten worden.

2.2.7.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

 Onderzoek onderwerp AD of OD A. Start B Afgerond Vindplaats
BeleidsdoorlichtingBeoordeling gehele rijksvastgoedstelsel/is het Rijk een sterke speler op de vast- goedmarkt en heeft het zijn vastgoedactiviteiten efficiënt georganiseerd? OD 1 A/B 2010 Kabinetsstandpunt n.a.v. IBO Organisatie beheerfuncties vastgoed rijk (Kamerstukken II, 2005/06, 30 253 IXB, nr. 3)
 Efficiënt beheren en vervreemden van onroerende zaken van de Staat OD 2 A/B 2011  
 Roerende Zaken van de Staat worden op een efficiënte manier bewaard, vervreemd en vernietigd. OD 3 A/B 2010  
Effectenonderzoek ex post    
     
Overig evaluatieonderzoekVeiling benzinestations OD 2 A/B 2007  
 Beleidskader agrarische domei- nen OD 2 A/B 2009  
 Evaluatie opslag vuurwerkOD 3 A/B 2007 KIWA-rapport
 Organisatieonder- zoek Landelijk Beslaghuis OD 3 A/B 2009 

2.2.8 Begrotingsbeleid

2.2.8.1 Algemene doelstelling

Het budgettaire beleid creëert de randvoorwaarden om maatschappelijke ambities, nu en in de toekomst, te verwezenlijken. De overheid is betrouwbaar en consistent in de aanwending van de middelen en zorgt voor een doelmatige, doeltreffende en rechtmatige besteding. Gegeven de gestelde beleidsprioriteiten wordt de regeldruk voor bedrijven merkbaar verminderd.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Burgers en bedrijven moeten kunnen rekenen op de overheid. Bepaalde overheidsdiensten en -voorzieningen moeten ook in de toekomst geleverd kunnen worden. Daarvoor moeten overheidsfinanciën houdbaar en dus toekomstbestendig zijn. De overheid moet met een beperkt budget haar omvangrijke takenpakket uitvoeren. Belastinggeld moet dus goed worden besteed, dit houdt in doelmatig, doeltreffend en rechtmatig. Het uitgeven en innen van overheidsgeld moet niet worden verstoord door schommelingen in de economische groei en tegelijkertijd die schommelingen niet onnodig versterken. Dit wordt bereikt door een trendmatig begrotingsbeleid.

Overheidsregels zijn nodig, maar de belemmering van bedrijfsactiviteiten door regels voor bedrijven moet merkbaar omlaag. Ondernemerschap wordt gestimuleerd door de vermindering van regeldruk, zoals de vermindering van administratieve lasten, toezichtslasten, inhoudelijke nalevingskosten en door de vereenvoudiging van aanvraagprocedures voor vergunningen en subsidies.

Verantwoordelijkheid

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor:

• Het opstellen van het algemeen financieel-economisch beleid en het begrotingsbeleid;

• De doelmatigheid en doeltreffendheid van uitgaven (samen met departementen);

• De rechtmatigheid van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten (systeemverantwoordelijk);

• Vermindering van regeldruk voor bedrijven (de minister van Economische Zaken is mede beleidsverantwoordelijk).

Externe factoren

Het succes is afhankelijk van de effectiviteit van de begrotingsregels en de politieke wil om de in het Coalitieakkoord gestelde prioriteiten te realiseren.

Voor het terugdringen van de regeldruk voor bedrijven is een constructieve samenwerking met het bedrijfsleven essentieel. Daarnaast zal een merkbare reductie ook vragen dat de overheden op het supranationale en decentrale niveau een dergelijke inspanning plegen.

2.2.8.2 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)
 2006 2007 2008 2009 20102011 2012
Verplichtingen29 67342 74937 24434 50431 37329 44526 647
        
Uitgaven29 68042 74937 24434 50431 37329 44526 647
Doelst. 4 Verminderen regeldruk voor bedrijven       
Programma uitgaven  7 8335 000 4 000 3 000 3 000 
        
Apparaatsuitgaven 29 680 34 916 32 24430 504 28 373 26 445 26 647
        
Ontvangsten6 3766 3715 3976 1936 2636 3286 403
Apparaatsontvangsten6 376 6 371 5 397 6 193 6 263 6 3286 403

Toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid

Programmamiddelen regeldruk bedrijven

Het integrale programma voor de vermindering van regeldruk voor bedrijven wordt gezamenlijk door Economische Zaken en Financiën uitgevoerd. Het beschikbare meerjarige programmabudget wordt vanaf nu (integraal) op dit begrotingsartikel verantwoord.

Het kabinet heeft uit de enveloppe voor pijler 2 een bedrag van jaarlijks € 3 mln. ter beschikking gesteld voor de jaren 2008 tot en met 2011.

Verder zullen er (nul)metingen plaatsvinden. Deze metingen bieden kwantitatieve en kwalitatieve informatie, waarmee problemen nader kunnen worden geïdentificeerd en merkbare oplossingen zullen worden geformuleerd. Daarnaast is een bedrag van cumulatief € 5 mln. (€ 2 mln. in 2007 en 2008, € 1 mln. in 2009) beschikbaar gesteld voor de zogenoemde voucherregeling voor gemeenten.

Het totale programmabudget zal in de komende jaren worden ingezet voor onder meer de volgende activiteiten:

• Voorlichting en communicatie over het programma aan ondernemers;

• Eén digitaal loket voor ondernemers;

• Samenwerkingsinitiatieven tussen overheid en bedrijfsleven (onder andere fundamentele verkenningen en branchewijzers voor verschillende bedrijfssectoren);

• Samenwerking met en facilitering van decentrale overheden om regeldruk bij gemeenten, provincies en waterschappen te verminderen;

• Meetmethodieken en metingen op diverse facetten van regeldruk (waaronder een actualisatie van de nulmetingen op het gebied van de administratieve lasten);

• Monitoring van de voortgang van het programma (waaronder een belevingsmonitor bij een vaste groep van ondernemers);

• Diverse onderzoeksactiviteiten (waaronder ook die van Actal).

Grafiek budgetflexibiliteit

kst-31200-IXB-2-8.gif

Toelichting

Van de programmagelden uit operationeel doel 4 is in 2008 40% juridisch verplicht. Het betreft een reeds in de Staatscourant gepubliceerde tijdelijke regeling stimulering aanpak vermindering gemeentelijke regeldruk (Staatscourant van 5 juni 2007, nummer 105).

2.2.8.3 Operationele doelstellingen

2.2.8.3.1 Operationele doelstelling 1

Het handhaven van de uitgaven- en inkomstenkaders en daarmee het streven naar de doelstellingen voor het structurele EMU-saldo.

Motivatie

Budgettaire discipline is belangrijk omdat deze ervoor zorgt dat de prioriteiten van een kabinet, zoals vastgelegd in begroting en Coalitieakkoord, worden gerealiseerd. De kaders dragen ook bij aan een gelijkmatige economische groei (conjuncturele stabilisatie) tijdens de kabinetsperiode. De groei van de uitgaven ligt vast, waardoor procyclisch beleid wordt vermeden. De inkomsten mogen meebewegen met de economische groei, waardoor de lasten dalen in laagconjunctuur en stijgen in hoogconjunctuur. De kaders zijn het middel om de gestelde doelstellingen voor het EMU-saldo (zie onder) na te streven.

Instrumenten

• Bijhouden van de uitgavenontwikkeling en ervoor zorgen dat het uitgavenkader niet wordt overschreden;

• Het bijhouden van de lastenontwikkeling onder andere door het opstellen van belasting-/premieramingen en het toetsen van het inkomstenkader;

• Aanvullende maatregelen nemen (bezuinigingen doorvoeren en/of lasten verzwaren) als het tekort de signaalwaarde van 2% overschrijdt;

• Het behalen van een structureel overschot in 2011 van 1,0% BBP en een feitelijk overschot van 1,1% BBP, waarbij gestreefd wordt het EMU-saldo te verbeteren ten opzichte van het voorgaande jaar.

Kengetallen

 2007 2008 2009 20102011
EMU – saldo (% BBP) – 0,4 0,5 0,60,7 1,0
Structureel EMU – saldo (% BBP) – 0,30,4 0,7 0,8 1,1

Bron: Miljoenennota 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 31 200, nr. 1)

2.2.8.3.2 Operationele doelstelling 2

Gestelde overheidsdoelen worden zo doelmatig mogelijk bereikt.

Motivatie

Het oplossen van maatschappelijke problemen en het vervullen van wensen van burgers kost bijna altijd geld. Hiervoor moet belasting worden geheven. Het parlement en de belastingbetaler moeten erop kunnen rekenen dat er zuinig wordt omgegaan met dit belastinggeld. Dit is mogelijk door een efficiënte en effectieve inrichting van het beleids – en uitvoeringsproces.

Instrumenten

Bevorderen doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid:

• Het beoordelen van beleidsvoorstellen op doelmatigheid en doeltreffendheid door toetsing van de Inspectie der Rijksfinanciën;

• Departementen aanzetten om ex-ante beleidsevaluaties (waaronder kosten-batenanalyses) te laten uitvoeren;

• Initiëren en uitvoeren van interdepartementale beleidsonderzoeken (IBO’s);

• Handhaven van de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek en beleidsinformatie 2006 (RPE).

Bevorderen doelmatigheid van de bedrijfsvoering:

• Uniformering en vereenvoudiging van subsidieregelingen, waaronder uniformering van begrippen, termijnen en verantwoordingseisen. De uniformering is allereerst gericht op de kleine beleidsarme subsidies;

• Aanpassing van comptabele wet- en regelgeving zodat deze de doelmatigheid beter ondersteunt en aansluit bij de flexibilisering van de overheidsorganisatie. Bij interdepartementale samenwerkingsvormen en bij interdepartementale uitbesteding de verantwoording zo efficiënt mogelijk regelen;

• Baten-lastendiensten:

– begeleiden van acht kandidaat-diensten;

– stimuleren van ontwikkeling en gebruik van doelmatigheidsindicatoren bij bestaande baten-lastendiensten zodat meer inzicht ontstaat in doelmatigheid. Stimulering van gebruik van doelmatige bekostiging- en besturingsmethodieken;

• Toetsen van voorstellen tot het (doen) oprichten van stichtingen.

Herziening verantwoordingsproces:

• Sluitstuk van het beleids- en uitvoeringsproces is efficiënte verantwoording hierover aan de Staten-Generaal;

• Recent is hierover discussie ontstaan met de Tweede Kamer. Bij de brief van 2 juli jongstleden (Kamerstukken II, 2006/07, 31 031 IXB, nr. 17) is aan de Kamer meegedeeld dat in september 2007 een concreet uitgewerkt voorstel voor een efficiënter verantwoordingsproces met minder verantwoordingslasten toegestuurd wordt.

Kengetallen

 2005 2006 20072008 2009 2010 2011 2012
Aantal beleidsdoorlichtingen (ca)* nvt 14 20 25    

* Op basis van de RPE 2006. Departementen hebben de verplichting tot periodieke beleidsdoorlichtingen van algemene of operationele doelstellingen, aansluitend bij de beleidscyclus. Bij het vaststellen van dit kengetal is rekening gehouden met eventuele overloop tussen jaren en het combineren van beleidsdoorlichtingen.

2.2.8.3.3 Operationele doelstelling 3

Overheidsmiddelen worden rechtmatig besteed.

Motivatie

Om de Staten-Generaal en de burger zekerheid te geven dat geld aan de afgesproken doelen en op de afgesproken wijze wordt uitgegeven, dus dat de uitgaven rechtmatig zijn. De waarborgen voor de rechtmatigheid worden daarbij zo efficiënt mogelijk vormgegeven, zodat geen onevenredig hoge kosten ontstaan.

Instrumenten

• Stimuleren van toepassing van single information (één keer hoogst noodzakelijke informatie verstrekken) en single audit (één keer accountantscontrole) bij specifieke uitkeringen van het Rijk aan provincies en gemeenten;

• Uitbreiding van de toepassing van single information en single audit bij subsidies op basis van de ervaringen opgedaan bij universiteiten;

• Vereenvoudiging van de rechtmatigheidsnormen. Vastleggen van deze normen in de Comptabiliteitswet met het oog op eenduidigheid en uniformiteit in de oordeelsvorming en rapportering door de departementen en de Algemene Rekenkamer over rechtmatigheid aan de Tweede Kamer;

• Implementatie van de uitkomsten van de in 2007 uitgevoerde verkenning naar de mogelijkheden om de werkzaamheden van de auditdiensten meer te centraliseren of te clusteren. De kwaliteit van de controle en de hoge rechtmatigheidsprestaties blijven daarbij in stand;

• In 2007 is begonnen met de uniformering van de verantwoording over Europese fondsen in gedeeld beheer door de afgifte van de Nationale Verklaring betreffende de verantwoording van de landbouwfondsen in 2007. Vanaf 2008 zal de Nationale Verklaring worden uitgebreid met de opname van de eigen middelen afdrachten en de incorporatie van de verantwoording over de structuurfondsmiddelen in Nederland;

• Stimuleren van de verdere kwaliteitsverbetering van de bedrijfsvoeringparagrafen in de departementale jaarverslagen als verantwoordingsinstrument en de toepassing van risicomanagement daarbij.

Indicatoren

 2006 2007 20082009 2010 2011 2012
Rechtmatigheidsfouten in het totaal van de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen <1%<1% <1% <1% <1% <1% <1%

Bron: Op basis van de departementale jaarverslagen en de samenvattende auditrapporten daarbij.

2.2.8.3.4 Operationele doelstelling 4

Het stimuleren van ondernemerschap door het merkbaar en substantieel verminderen van regeldruk voor bedrijven, waarbij de beleving van de ondernemer centraal staat en bedrijven actief worden betrokken bij het identificeren van problemen en het formuleren van oplossingen.

Motivatie

Voor het borgen van publieke belangen is wet- en regelgeving nodig. Tegelijkertijd kunnen te veel of te complexe regels (of de uitvoering ervan) de ruimte om te ondernemen verkleinen. Het kabinet gaat in 2008 verder met het aanpakken van regeldruk, met een verbeterde en verbrede aanpak. Ook de kwaliteit van de dienstverlening door de overheid aan ondernemers zal worden verbeterd. Door het terugdringen van de regeldruk ontstaat meer ruimte voor bestaand en nieuw ondernemerschap wat bijdraagt aan economische groei. Het ministerie van Financiën is samen met het ministerie van Economische Zaken verantwoordelijk voor de vermindering van regeldruk voor bedrijven. Zie dus ook de begroting van het ministerie van Economische Zaken.

Instrumenten

• Eén digitaal loket voor ondernemers met onder meer één meldpunt voor regeldruk waar ondernemers klachten en ideeën kunnen ventileren en informatie over aankomende wet- en regelgeving kunnen verkrijgen;

• Meetmethodieken voor het in kaart brengen van de hoogte van de regeldruk voor ondernemers;

• Een verbeterd Standaard Kosten Model (SKM) waarmee alle administratieve lasten op dezelfde wijze in kaart worden gebracht (nulmeting). Het bestaande model wordt uitgebreid met een kwalitatieve beoordeling door ondernemers;

• Meetmodel toezichtlasten, waarbij de administratieve lasten en ervaren lasten van toezicht in kaart worden gebracht;

• Meetmodel voor nalevingskosten;

• Meetlat voor lastenarme subsidies;

• Fundamentele verkenningen voor het in kaart brengen van problemen en oplossingen in bepaalde sectoren of terreinen;

• Kompassen en branchewijzers voor verschillende bedrijfssectoren;

• Uitvoering van micrometingen naar (beleefde) lasten bij een vast groep ondernemers (belevingsmonitor);

• Ontwikkeling van een normenkader voor dienstverlening;

• Ondersteuning van, kennisuitwisseling en gezamenlijke projecten met medeoverheden ten behoeve van de aanpak van decentrale regeldruk. Hiervoor is onder meer een gemeentefaciliteit (voucher-regeling) en een toolkit voor gemeenten ontwikkeld. Waar nodig, zullen aanvullende instrumenten ontwikkeld worden. Met de ministeries van Economische Zaken, Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Vereniging Nederlandse Gemeenten worden het gezamenlijk Uitvoeringsprogramma en de Interbestuurlijke Taskforce «Regeldruk Gemeenten» voortgezet;

• Internationale kennisuitwisseling (netwerk EU-landen, OESO, Wereldbank) en monitoring van het Actieprogramma van de Europese Commissie (25% reductie op administratieve lasten in 2012);

• Commissie Regeldruk Bedrijven voor inhoudelijke beoordeling van het programma (alsook het voeden daarvan), bestaande uit stakeholders binnen en buiten de Rijksoverheid;

• Eén programmadirectie die (ten behoeve van de staatssecretarissen van de ministeries van Financiën en Economische Zaken) het integrale programma regeldruk voor ondernemers zal uitvoeren;

• Het onafhankelijke adviescollege ACTAL (externe waakhond);

• Monitoring van de voortgang van het programma via de begrotingscyclus.

Indicatoren

De streefwaarden voor het programma regeldruk voor de jaren 2008 en daarna zullen in het voorjaar van 2008 worden geconcretiseerd op basis van de bevindingen vanuit diverse onderzoeken en (nul)metingen. In het plan van aanpak «Merkbaar minder regeldruk voor ondernemers!» (Kamerstukken II, 2006/07, 29 515 IXB, nr. 202) heeft het kabinet zich tot doel gesteld om aan het einde van de kabinetsperiode (in 2011) ten minste de volgende concrete resultaten te hebben behaald:

• een netto verlaging van 25% administratieve lasten;

• de lasten van rijkstoezicht met gemiddeld een kwart omlaag in een aantal domeinen;

• alle bestaande nationale subsidieregelingen worden lastenarm ingericht, waarbij gebruik wordt gemaakt van een «meetlat» als referentiekader.

2.2.8.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

 Onderzoek onderwerp AD of OD A. StartB Afgerond Vindplaats
BeleidsdoorlichtingDoorlichting begrotingssystematiek (Studiegroep Begrotingsruimte) AD A/B 2010 Kamerstukken II 2005/06, 30 000, nr. 65
 Bijdrage van DGRB aan bevordering doelmatigheid en doeltreffendheid overheidsuitgaven (Visitatiecommissie) AD A/B 2009 
     
Effectenonderzoek ex post    
     
Overig evaluatieonderzoekJaarlijkse beoordeling Nederlands Stabiliteitspro- gramma door EFC/Ecofin OD 1 & 2 jaarlijksVoor 2006: Kamerstukken II 2005/06, 26 234, nr. 58
 Jaarlijkse IMF-artikel IV consultatie OD 1 & 2 jaarlijks  
 IMF – Fiscal ROSC naar Werking en transparantie begrotingssystematiek OD 1 & 2A/B 2006 March 2006 IMF Country Report No. 06/124, Brief van de minister van Financiën,Kamerstukken II 2005/06, 26 234, nr. 53
 Kwaliteitsplan auditfunctie OD 3A/B 2007 Brief van de minister van Financiën 21-2-2002, niet-dossierstukken 2001–2002, doc. nr. fin 020094.
 Visitatie OESO/Wereldbank voor aanpak terugdringen administratieve lasten OD 4 A/B 2006 Review of the Dutch Administrative Burden Reduction Programme, World Bank Group, February 2007

2.3. NIET-BELEIDSARTIKELEN

2.3.1 Algemeen

Artikelonderdelen en budgettaire gevolgen (x € 1000)
 2006 20072008 2009 2010 2011 2012
Verplichtingen108 918119 567120 957112 539104 673100 38899 721
        
Uitgaven109 909119 567120 957112 539104 673100 38 899 721
Totaal apparaatsuitgaven109 601119 180120 852112 489104 628100  36899 721
Apparaatsuitgaven103 097113 580115 252106 88999 02894 7 6894 121
Uitvoeringskosten omslagstelsel Rijkswagenpark6 5045 6005 6005 6005 6005 6005 600
        
Tegoeden WO II308387105504520 
        
Ontvangsten17 29811 4779 82910 12910 12910 12910  129
Apparaatsontvangsten10 7995 8774 2294 5294 5294 5294 529
Omslagstelsel Rijkswagenpark6 4995 6005 6005 6005 6005 6005 600

Toelichting

PEW

De schommelingen in de apparaatsuitgaven worden deels veroorzaakt door de uitgaven voor het Project Eigentijds Werken (PEW). Het doel van PEW is de renovatie van het gebouw van het ministerie van Financiën aan het Korte Voorhout 7. De renovatie van het kerndepartement ligt op schema. Volgens planning vindt oplevering plaats in december 2008. In 2008 richten de projectactiviteiten zich voornamelijk op het voorbereiden van de terugkeer, zoals de terugverhuizingsoperatie, de inrichting van de ICT, het inrichten van een vernieuwde beheerorganisatie en de communicatie naar alle betrokkenen toe.

Tegoeden WOII

De uitgaven voor tegoeden WOII hebben betrekking op de uitvoeringskosten van de afwikkeling van de verdeling van de tegoeden ten behoeve van de joodse gemeenschap.

Brussels European and Global Economic Laboratory (Bruegel)

In 2008 wordt € 30 000 bijgedragen aan het Brussels European and Global Economic Laboratory (Bruegel). De bijdrage aan Bruegel heeft als doelstelling de samenwerking binnen Europa en de kwaliteit van het Europese beleid te bevorderen.

Stichting Instituut Financieel Economisch Beleid (IFEB)

In 2008 wordt € 48 000 bijgedragen aan de Stichting Instituut Financieel Economisch Beleid (IFEB). De bijdrage aan IFEB heeft met name als doelstelling jonge afgestudeerden voor te bereiden op financieeleconomische beleidsfuncties op nationaal niveau.

2.3.2 Nominaal en onvoorzien

Artikelonderdelen en budgettaire gevolgen (x € 1000)
 2006 20072008 2009 2010 2011 2012
Verplichtingen09 3961 9444 400760– 2 623– 2 623
        
Uitgaven09 3961 9444 400760– 2 623– 2 623
Onvoorzien02 2491 6664 122482– 2 901– 2 901
Loonbijstelling06 75300000
Prijsbijstelling0394278278278278278
        
Ontvangsten0000000

Toelichting

Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstelling naar de loon- en prijsgevoelige artikelen binnen IXB plaats. Een deel van de loonbijstelling (met name in 2007) moet nog worden toegedeeld. Dit artikel is bedoeld om eventuele onzekere ontwikkelingen op begroting IXB op te vangen.

3. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt gerapporteerd over uitzonderingen, bijvoorbeeld bijzondere risico’s of aandachtspunten die relevant zijn voor de Staten-Generaal.

Behoudens de hieronder genoemde aandachtspunten, worden op het vlak van de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering, de totstandkoming van beleidsinformatie en het gevoerde financieel- en materieelbeheer geen bijzondere risico’s of aandachtspunten voorzien.

Onderstaand wordt ingegaan op de overige aspecten van de bedrijfsvoering.

Belastingdienst

Vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst

Door de Staatsecretaris is, zoals aangegeven in de beleidsagenda, aan de Tweede Kamer een plan van aanpak aangeboden om een aantal problemen waarmee de Belastingdienst kampt tot een oplossing te brengen. De aanpak omvat het oplossen van de problemen bij Toeslagen en SUB/Walvis, maatregelen om de prestaties van de Belastingdienst in de ogen van burgers en bedrijven te verbeteren, vereenvoudiging van de toekomstige organisatie en vereenvoudiging van wet- en regelgeving. De in het plan van aanpak geschetste vereenvoudigingsoperatie moet er toe leiden dat de geautomatiseerde systemen toekomstbestendig zijn, nieuwe wet- en regelgeving sneller en met minder fouten wordt gerealiseerd, betere dienstverlening aan burgers en bedrijfsleven wordt geboden, uitvoeringsadviezen over maakbaarheid, haalbaarheid en uitvoerbaarheid van (complexe) wetswijzigingen binnen drie maanden worden gegeven en dat complexe nieuwe wet- en regelgeving binnen één jaar (na het definitief worden van de wet- en regelgeving) wordt gerealiseerd. Over de uitvoering van het plan zal halfjaarlijks aan de Tweede Kamer worden gerapporteerd.

Toezicht

De Belastingdienst wil de komende jaren het toezicht verder versterken. Deze versterking van het toezicht wordt mogelijk gemaakt door de voorziene uitbreiding met enkele honderden arbeidsplaatsen in 2007 en 2008 en door administratieve en dienstverlenende processen efficiënter in te richten.

Domeinen

Invoering van het Landelijk Beslagregister

De landelijke uitrol van het Landelijk Beslagregister (LBR) zal begin 2008 plaatsvinden. Het LBR is een geautomatiseerd gemeenschappelijk register van Politie, Justitie en Domeinen Roerende Zaken, waarin informatie over alle in beslaggenomen goederen wordt opgeslagen. De ketenpartners hebben hiermee een actueel overzicht en een direct inzicht in het proces waar de in beslaggenomen goederen zich bevinden. Daarmee wordt één van de doelstellingen van het Landelijk Beslaghuis gerealiseerd: een snellere en efficiënte verwerking van in beslaggenomen goederen.

Verkopen van goederen via het Internet

Domeinen Roerende Zaken (DRZ) ontwikkelt concrete plannen om goederen die verkocht mogen worden via internet aan te bieden. Er wordt een behoorlijk beslag gelegd op de bedrijfsvoering van DRZ door ontwikkelingen als het Landelijk Beslaghuis. Bij de fasering van de invoering van internetveilen zal dus ook rekening worden gehouden met de capaciteit van de bedrijfsvoering van DRZ.

Op dit moment vinden deze verkopen gedeeltelijk plaats via een administratief, handmatig proces (inschrijfformulieren, aanbiedingen in een catalogus). Met het verkopen via Internet wordt een situatie in het leven geroepen die te vergelijken is met een veilingsite.

De te verkopen goederen komen op Internet en kopers kunnen on-line hun bod uitbrengen. Een publieksvriendelijke en een manier van werken die past in het huidige maatschappelijke beeld. Voor Domeinen Roerende Zaken levert dit een snellere logistieke wijze van goederenverwerking op, die tot hogere verkoopprijzen kan leiden. In het verlengde hiervan zal via Internet vraag en aanbod van overcomplete goederen van de Rijksoverheid aan overheidsinstanties worden aangeboden.

Domeinen Onroerende Zaken

Het kabinet heeft naar aanleiding van het eindrapport van het IBO Organisatie Beheerfuncties Vastgoed Rijk (Kamerstukken II 2005/06, 30 253, nr. 3) aangegeven te hechten aan een verdere versterking van de samenwerking tussen de vastgoeddiensten en op dit moment geen noodzaak te zien om (een aantal) vastgoeddiensten te laten fuseren.

Domeinen Onroerende Zaken zal dan ook zich verder ontwikkelen als een zelfstandige organisatie. Er worden maatregelen genomen om de organisatie efficiënter te laten werken en te professionaliseren, zodat zij onder meer beter zal zijn toegerust om te participeren in gebiedsontwikkelingsprojecten.

Vanaf 1 januari 2008 zal Domeinen OZ de status van baten-lastendienst krijgen. De (financieel)-administratieve systemen zijn ingericht om aan de bedrijfsvoeringseisen te voldoen. In 2007 is gestart met het proefdraaien.

Vastgoed/Secretariaat Raad voor Vastgoed Rijksoverheid

Het werkprogramma 2007–2010 waaraan de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid werkt, zal worden getoetst aan het hierboven aangehaalde kabinetsstandpunt. Aan de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid is ook advies gevraagd op drie specifieke punten van het IBO Vastgoed waaraan het kabinet voor de zomer 2007 uitwerking wilde geven. Dit advies kan door de benodigde medewerking van vele betrokken organisaties niet voor einde 2007 worden gegeven. De uitwerking door het kabinet verschuift naar 2008.

4. PARAGRAAF INZAKE DE BATEN-LASTENDIENSTEN

4.1 Domeinen Roerende Zaken

Meerjarige apparaat begroting van baten en lasten (x € 1 000)
 2006 20072008 2009 2010 2011 2012
Baten       
Opbrengst moederdepartement  200 200 200 200 200
Opbrengst overige departementen 11 524 10 845 10 272 10 27210 272 10 272 10 272
Opbrengsten derden 4 5183 050 2 800 2 800 2 800 2 800 2 800
Rentebaten 10 20 20 20 20 20 20
Buitengewone baten       
Exploitatiebijdrage       
Totaal baten16 05213 91513 29213 29213 29213 29213 292
        
Lasten       
Apparaatskosten       
Personele kosten3 9313 9254 0994 1534 2394 1944 194
Materiele kosten8 2899 7008 9098 9098 9098 9098 909
Rentelasten 88 3021 17 13 10 7
Afschrijvingskosten       
Materieel227231230250230220220
Immaterieel       
Dotaties voorzieningen 1 188      
Buitengewone lasten 1      
Totaal lasten13 72413 88613 25913 32913 39113 33313 330
        
Saldo van baten en lasten2 3282933– 37– 99– 41– 38

Toelichting op de baten

Opbrengsten overige departementen – meerjarige ramingen –

• In de begrotingsjaren 2008 tot en met 2012 wordt uitgegaan van het huidige, met het Openbaar Ministerie (OM) afgesloten convenant en de hierin vermelde tarieven en de lopende afspraken inzake vervoer en vernietiging. De aan dit contract gerelateerde opbrengst is met € 0,8 mln. naar beneden bijgesteld tot € 8,3 mln. in verband met een daling van de afname van opslagcapaciteit met ongeveer 2000 m2. DRZ en het OM werken op dit moment nauw samen aan nieuwe definities van de producten en diensten en de daaraan gekoppelde kostprijsstructuur. Dit is onder andere van belang vanwege de verandering die de implementatie van het Landelijk Beslaghuis met zich meebrengt.

• In de opbrengsten is een bedrag van € 0,3 mln. opgenomen in verband met de implementatie van de beheersorganisatie Landelijk Beslagregister. De kosten van deze organisatie worden verdeeld volgens de verhouding 1/3 politie, 1/3 OM en 1/3 DRZ.

• Geprognosticeerde opbrengsten van de dienstverlening van opslag, taxatie, entrepot en verkoopfaciliteiten op basis van in 2006 vernieuwde contract met de Belastingdienst € 0,2 mln, Ministerie van Justitie (BOOM/CJIB) € 0,8 mln, Agentschap Telecom € 0,1 mln, RWS € 0,1 mln. en Defensie € 0,1 mln.

• Opbrengsten uit hoofde van het schonen van datadragers welke door departementen worden afgestoten (€ 0,6 mln.).

Opbrengsten derden

De opbrengsten bestaan onder meer uit opgelden (€ 2,5 mln.). Daarnaast zijn er nog opbrengsten uit abonnementen en opbrengsten voor kentekenbewijzen.

Toelichting op de lasten

Personele lasten

De categorie personeelskosten omvat de salariskosten (inclusief sociale lasten), uitzendkrachten en opleidingskosten van ambtelijk personeel. In de berekeningen zijn de onlangs overeengekomen salarisverhogingen meegenomen. De salarisverhogingen zijn gebaseerd op de personeelsformatie na aftrek van de opgelegde taakstelling normering. DRZ heeft een formatie van 87 fte (incl. taakstelling). De gemiddelde loonkosten per fte bedragen € 45 448.

Materiële lasten

• In 2008 wordt een daling van € 0,8 mln. verwacht in de materiële kosten. Deze komt tot stand door een daling in de huurkosten in verband met het sluiten van de regio-eenheid te Amsterdam per 1 januari 2008. In analogie hiermee staat een extra stijging van de gebruiksvergoeding, geschat op € 0,1 mln., voor de regio-eenheid te Bleiswijk in verband met aanpassing van het kantoorpand.

• De kosten met betrekking tot de implementatie van de beheersorganisatie LBR zijn opgenomen onder deze categorie (€ 0,5 mln). Het betreft hier salariskosten en kosten met betrekking tot applicatiebeheer.

• In verband met het hoger uitvallen van de investeringen met betrekking tot de aanpassing van de vuurwerk-verwerkingslocatie te Ulicoten (milieu- en brandveiligheidseisen) is een hogere gebruikersvergoeding opgenomen van € 0,5 mln.

Rentelasten

Voor de financiering van de materiële vaste activa bij de start van de baten-lastendienst, maakt DRZ gebruik van de leenfaciliteit bij het ministerie van Financiën. Vervangingsinvesteringen worden door DRZ gefinancierd uit de lopende rekening.

Kasstroomoverzicht (x € 1 000)
 2006 2007 2008 2009 20102011 2012
1. Rekening courant RHB 1/10 4 681 1 548 1 213 910 629 387
        
2. Totaal operationele kasstroom 4 974– 1 440 263 213 131 179 182
        
3a. –/– Totaal investeringen – 162 – 86– 466 – 384 – 323 – 332 – 106
3b +/+ Totaal boekwaarde desinvesteringen 1      
3. Totaal investeringskasstroom– 161 – 86 – 466 – 384 – 323 – 332– 106
        
4a. –/– Eenmalige uitkering aan moederdepartement  – 1 500     
4b. +/+ Eenmalige storting door moederdepartement        
4c. –/– Aflossingen op leningen – 132 – 107 – 132 – 132– 89 – 89 – 89
4d. +/+ Beroep op de leenfaciliteit        
4. Totaal– 132 – 1 607 – 132 – 132 – 89– 89 – 89
        
5. Rekening courant RHB 31/124 6811 5481 213910629387374

Toelichting

De negatieve kasstroom in 2007 bevat een bedrag van € 1,7 mln. dat in 2007 wordt betaald aan de RGD voor de ontwikkeling van het vuurwerkcomplex te Ulicoten. Dit bedrag is in 2006 verantwoord in de rekening-courant RHB 31/12.

Doelmatigheidsindicatoren
IndicatorenStreefwaarde 2006 2007 2008 2009 2010 20112012
Kapitaalsfactoren        
Bezettingsgraad Totaal 80%56% 57% 72% 72% 72% 72% 72%
Bezettingsgraad Binnen 80% 70% 66% 67% 67%67% 67% 67%
Bezettingsgraad Buiten 80% 54%47% 82% 82% 82% 82% 82%
         
Kostprijs per m3€ 139 € 118 € 124 € 98€ 98 € 98 € 98 € 98
Kostprijs per m3 binnen  € 154 € 143 € 122€ 122 € 122 € 122 € 122
Kostprijs per m3 buiten  € 63 € 88 € 62€ 62 € 62 € 62 € 62
         
Personeelsfactoren        
Verhouding direct/indirect DRZ 58% 57% 60%     
Verhouding direct/indirect verkooptaak 75% 64% 65% 75%    
Verhouding direct/indirect bewaartaak 75%72% 71% 75%     
         
Uurtarief DRZ totaal€ 103 € 98 € 100 € 97    
Uurtarief verkooptaak (incl huisvesting) € 140 € 143 € 142     
Uurtarief bewaartaak € 84 € 85 € 82    
         
Klanttevredenheid 7.0  7.0 7.5  7.6  

Toelichting

Domeinen Roerende Zaken kent binnen haar bedrijfsvoering een drietal productiefactoren, te weten:

Kapitaalsfactoren

De kostenstructuur bestaat voor 46% uit huisvestingskosten en is hierdoor een bepalende grootheid in de kostprijsontwikkeling. De doelmatige aanwending van deze component wordt gemeten op:

• Bezettingsgraad, totaal, binnen en buiten;

• Kostprijs per beschikbare te verhuren m3.

Personeelsfactoren

DRZ beschikt in 2008 over een formatie van 87 fte waarvan de waarde van de arbeidscontracten ongeveer overeenkomt met € 3,9 mln. Voor een doelmatige inzet van het aantal beschikbare uren wordt gestuurd op:

• De verhouding directe – en indirecte uren;

• Uurtarief totaal DRZ, bewaartaak en verkooptaak.

Informatietechnologie

De prominentere rol die DRZ inneemt in het Landelijk Beslaghuis-project brengt een professionalisering van de informatietechnologie binnen de baten-lastendienst met zich. DRZ beschikt over een ERP (SAP) automatiseringssysteem. DRZ richt zich op ontwikkeling van technologie om de doelmatigheid binnen haar organisatie te vergroten. Voor projecten als barcodering, Landelijk Beslagregister, business warehouse en mogelijk internetveilen worden in de volgende begroting indicatoren opgenomen. Het deel van de jaarlijkse kosten in verband met Landelijk Beslaghuis, die DRZ bijdraagt zullen worden gefinancierd uit doelmatigheidswinst.

4.2 Domeinen Onroerende Zaken

Domeinen Onroerende Zaken wordt per 1 januari 2008 een baten-lastendienst. Domeinen wil hiermee transparanter en productgerichter gaan werken om zo de doelmatigheid te bevorderen. Aangezien Domeinen een uitvoeringsorganisatie is met duidelijke producten en diensten past deze vorm van sturing en bedrijfsvoering prima. De hoofddoelstelling van Domeinen blijft gelijk: het optimaal in gebruikgeven van rijksvastgoed en het optimaal verkopen van overtollig rijksvastgoed.

Meerjarige apparaat begroting van baten en lasten (x € 1 000)
 2008 2009 2010 2011 2012
Baten     
Opbrengst moederdepartement 21 12621 105 20 782 20 121 20 121
Opbrengst overige departementen      
Opbrengsten derden 797797 797 797 797
Rentebaten     
Buitengewone baten     
Exploitatie bijdrage     
Totaal baten21 92321 90221 57920 91820 918
      
Lasten     
Apparaatskosten     
Personele kosten15 01114 84614 73314 28014 280
Materiele kosten6 5636 7076 4976 2896 289
Rentelasten 31 22 13 8 4
Afschrijvingskosten 226 226 226 226 226
Materieel218218218218218
Immaterieel88888
Dotaties voorzieningen 0 0 0 0 0
Buitengewone lasten0 0 0 0 0
Totaal lasten21 83121 80121 46920 80320 799
      
Saldo van baten en lasten92101110115119

Toelichting op de baten

Opbrengst moederdepartement (€ 21,1 mln.)

De opbrengsten in 2008 zijn als volgt te verdelen naar de diverse productgroepen:

Producten Omzetbedrag * € 1 000
Erfpacht 1 480
Huur 4 010
Pacht 3 383
Medegebruik 2 423
Behandelen zakelijke lasten 1 794
Onbeheerde nalatenschappen 554
Bodemmaterialen 125
Beheerstaken in eigen beheer 332
Verkopen 5 400
Aankopen 41
Advies 1 563
Taxatie 21
Totaal21 126

Opbrengsten derden (€ 797 000)

De opbrengsten zijn te verdelen naar 3 afnemerscategorieën:

• Opbrengsten Domeinen Roerende Zaken (DRZ) i.v.m. ICT-dienstverlening (€ 655 000);

• Opbrengsten uit diensten voor het verstrekken van schatkistleningen aan onderwijsinstellingen (met name verrichte taxaties van € 50 000);

• Opbrengst boetefacturen in verband met niet tijdige factuurbetalingen (€ 92 000).

Toelichting op de lasten

Algemeen

Cijfers zijn inclusief de gevolgen van de taakstelling uit het Coalitieakkoord en de mutaties ten gevolge van de beleidsbrief.

Personeel (€ 15 mln.)

De personele kosten zijn vanuit 3 componenten samengesteld. Het betreffen:

• Ambtelijk personeel (€ 14,2 mln.) betrekking hebbende op 249 fte’s. De gehanteerde gemiddelde prijs per fte bedraagt circa € 56 000;

• De zogeheten postactieven (€ 690 000);

• Uitzendkrachten (€ 100 000).

Materieel (€ 6,6 mln.)

De materiële kosten zijn in 2008 onder te verdelen in onderstaande categorieën.

Materiële kosten – categorieën Bedrag * € 1 000
Automatisering2 016
Huren RGD 1 472
Huisvesting 698
Opleiding en wervingskosten 608
Reis- en verblijfkosten507
Communicatie 304
Overig 958
Totaal6 563

De post automatisering bestaat voor een deel uit automatiseringskosten ten behoeve van dienstverlening aan Domeinen Roerende Zaken (€ 571 000). Door middel van een service level agreement (sla) is vastgelegd dat de betreffende kosten worden verrekend.

Rentelasten (€ 31 000)

De rentelasten vloeien voort uit rente- en aflossingsdragend vermogen. Het betreft de rente in verband met de zogeheten initiële lening betreffende de openingsbalans. Het gehanteerde rentepercentage bedraagt 4,04%, conform de regeling baten-lastendiensten 2007.

Afschrijvingskosten (€ 226 000)

Met betrekking tot de (meerjarige) afschrijvingskosten is uitgegaan van vervanging bij het verstrijken van de economische levensduur. Het meerjarig vastgesteld bedrag is in overeenstemming met de eerste aflossing van de aangevraagde initiële lening.

Saldo van baten en lasten (€ 92 000)

Het positief saldo van baten en lasten zal worden aangewend voor de vorming van eigen vermogen ter dekking van algemene bedrijfsrisico’s. Rekening houdend met het kader van maximaal 5% ten opzichte van de gemiddelde jaaromzet, kan Domeinen Onroerende Zaken tot circa € 1 mln. eigen vermogen vormen.

Kasstroomoverzicht (bedragen x € 1 000)
 2008 2009 2010 2011 2012
1. Rekening courant RHB 1/10 259 11086 72
      
2. Totaal operationele kasstroom 318327 336 341 345
      
3a. –/– Totaal investeringen – 250 – 250 – 250 – 250– 250
3b +/+ Totaal boekwaarde desinvesteringen     
3 Totaal investeringskasstroom– 250 – 250 – 250 – 250 – 250
      
4a. -/- Eenmalige uitkering aan moederdepartement     
4b. +/+ Eenmalige storting door moederdepartement 417     
4c. -/- Aflossingen op leningen – 226 – 226 – 110 – 105– 98
4d. +/+ Beroep op de leenfaciliteit     
4 Totaal financieringskasstroom 191– 226 – 110 – 105 – 98
      
5. Rekening courant RHB 31/12259 11086 72 69

Toelichting

1. Per 1 januari 2008 beschikt Domeinen Onroerende Zaken over een eigen apparaat bankrekening. Het beginsaldo per deze datum is 0.

2. De totale operationele kasstroom komt tot stand door het resultaat van baten en lasten te vermeerderen met de geplande afschrijvingen.

3. Bij de start van de baten-lastendienst Domeinen Onroerende Zaken is de boekwaarde van de in de organisatie aanwezig zijnde activa omgezet in een (initiële) lening ten aanzien van het ministerie van Financiën. De jaarlijkse investeringen ad € 250 000 hebben betrekking op vervangingsinvesteringen en zijn een schatting op basis van historische gegevens.

4. De post «eenmalige storting door moederdepartement» heeft betrekking op het saldo tussen vlottende activa+liquide middelen en kortlopende schulden. Grotendeels heeft de post betrekking op opgebouwde vakantiegelden in de periode juni 2007 – december 2007.

  De post «aflossingen op leningen» heeft betrekking op de initiële lening met betrekking tot de indicatieve openingsbalans.

Doelmatigheidsindicatoren
Indicatoren 2008 2009 20102011 2012
Ontwikkeling tarieven homogene producten*nnb nnb nnb nnb nnb
Aantal directe uren voor medewerker in primair proces 1 150 1 160 1 1701 180 1 200
Uitkomst klanttevredenheidsonderzoek 7 7,5  8
Percentage in het gelijkgestelde procedures (WOZ) 70% 70% 70% 70% 70%
Onwikkeling aantal klachten/procedures** nnb nnb nnb nnbnnb

* Aangezien Domeinen in 2007 aan het proefdraaien is zijn er nog geen stabiele gegevens over tarieven en uurtarieven aanwezig. Voor begin 2008 zijn deze wel aanwezig. Domeinen onderscheidt voor de taken die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet twee soorten producten: homogene en heterogene producten. De homogenen producten zijn met name ingebruikgevingen en het beoordelen en betalen van WOZ-aanslagen. Per soort homogeen product worden normuren gedefinieerd. Dat betekent dat gemiddeld genomen er een genormeerd aantal uren per overeenkomst/zaak beschikbaar is. Het tarief voor het homogene product is het uurtarief maal normuren. Voor heterogene producten (verkopen/aankopen/advies) is de kostprijs opgebouwd uit het geraamde benodigde aantal uren maal het uurtarief. Hiervoor is het op dit moment niet mogelijk om met standaardtarieven te gaan werken, de producten vragen teveel maatwerk om te kunnen normeren. Domeinen blijft in 2008 tenminste gelijke kwaliteit leveren van haar producten.

** Ontwikkeling aantal klachten/procedures; hier moet gedacht worden aan aantal ombudsmanzaken, gerechtelijke procedures, etc.

Balans (bedragen x € 1 000)
Indicatieve openingsbalans per 1 januari 2008  
   
Activa  
Immateriële vaste activa 6
   
Materiële vaste activa 759
– Grond en gebouwen 249 
– Installaties en inventarissen 481 
– Overige materiële vaste activa 29 
   
Vlottende activa 547
– Voorraden 0  
– Debiteuren 27 
– Nog te ontvangen en vooruitbetaalde posten 103 
– Te vorderen van moederdepartement 417 
   
Liquide middelen 1
Totaal activa 1 313
   
Passiva  
Eigen vermogen 0
– Exploitatiereserve 0  
– Verplichte reserves 0  
– Onverdeeld resultaat 0 
   
Langlopende schulden 765
– Leningen bij ministerie van Financiën (initiële lening) 765  
   
Kortlopende schulden 548
– Crediteuren 6  
– Nog te betalen en vooruit ontvangen posten 542 
Totaal passiva 1 313

5. VERDIEPINGSHOOFDSTUK

Beleidsartikel 1 Belastingen

Opbouw uitgaven (x € 1000)
 2007 2008 2009 2010 20112012
Stand ontwerpbegroting 20073 411 7993 446 3053 391 2453 371 3623 369 998 
Mutatie 1e suppletore begroting39 4356 8164 2733 2802 288 
Nieuwe mutaties:      
Loon- en prijsbijstelling59 71160 13559 59959 05758 997 
Heffings- en invorderingsrente– 270 000– 230 000– 215 000– 215 000215  000 
Vervanging G-rekeningenstelsel door een depotstelsel 1 2505 0005 0005 000 
Overige mutaties6 891– 17 922– 11 789– 32 892– 51 941 
Stand ontwerpbegroting 20083 247 8363 266 5843 233 3283 190 8073 169 3423 169 102
Opbouw ontvangsten (x € 1000)
 2007 2008 2009 2010 20112012
       
Stand ontwerpbegroting 2007114 431 068120 320 684124 942 257128 492 931132 397 011 
Mutatie 1e suppletore begroting2 670 340     
Heffings- en invorderingsrente– 310 000– 315 000– 300 000– 300 000300  000 
Belastingontvangsten525 7035 019 01512 810 29814 197 97714 186 381 
Boeteontvangsten– 16 870– 16 870– 16 870– 16 870– 16 870 
Stand ontwerpbegroting 2008117 300 241125 007 829137 435 685142 374 038146 266 522155 136 040

Toelichting nieuwe mutaties

Uitgaven heffings- en invorderingsrente

Naar verwachting zal vanaf 2007 (als gevolg van een omvangrijke afrekening met de sociale fondsen) een verschuiving optreden van rente-uitgaven van Rijk (IXB) naar de sociale fondsen. Het beïnvloedt de uitgavenraming 2008 voor circa € 230 mln.

Ontvangsten heffings- en invorderingsrente

Zie de toelichting bij de uitgaven heffings- en invorderingsrente. Het effect op de ontvangstenraming bedraagt in 2008 € 315 mln.

Ontvangsten boetes

Vanaf 2007 zal naar verwachting een verschuiving optreden in de verdeling van de boeteontvangsten van het Rijk naar de sociale fondsen. De jaarlijkse raming is hierdoor met € 16 mln. verlaagd.

Beleidsartikel 2 Financiële markten

Opbouw uitgaven (x € 1000)
 2007 2008 2009 2010 20112012
Stand ontwerpbegroting 2007 60 943 60 26660 265 60 014 60 014  
Mutatie 1e suppletore begroting 10 201 – 89 – 65 – 123 – 100 
Nieuwe mutaties      
Loon- en prijsbijstelling 157 551 548 536 513  
Overig mutaties – 2 200 2 718 2 239 – 1 236– 3 006  
Stand ontwerpbegroting 2008 69 10163 446 62 987 59 191 57 421 57 421
Opbouw ontvangsten (x € 1000)
 2007 2008 2009 2010 20112012
Stand ontwerpbegroting 2007 25 646 25 51825 518 25 518 25 518  
Mutatie 1e suppletore begroting – 20 012      
Nieuwe mutaties      
Overige mutaties 6 283     
Stand ontwerpbegroting 2008 11 91725 518 25 518 25 518 25 518 25 518

Beleidsartikel 3 Financieringsactiviteiten publiek private sector

Opbouw uitgaven (x € 1000)
 2007 2008 20092010 2011 2012
Stand ontwerpbegroting 200719 593 18 183 17 551 17 050 16 550 
Mutatie 1e suppletore begroting 293 159 171 184196  
Nieuwe mutaties      
Loon- en prijsbijstelling 114 109108 108 102  
Verwerving vermogenstitels 50 000     
Overige mutaties   – 9 – 68– 524  
Stand ontwerpbegroting 2008 70 000 18 45117 821 17 274 16 324 15 824
Opbouw ontvangsten (x € 1000)
 2007 2008 2009 2010 20112012
Stand ontwerpbegroting 20072002 1581 774 1431 786 1361 694 1281 653 111 
Mutatie 1e suppletore begroting522 73770 26270 26270 26270 272 
Nieuwe mutaties      
Dividend Staatsdeelnemingen96 598– 40 000– 40 000– 40 000– 40 000 
Winstafdracht DNB– 63 000152000206 000154 000156 000 
Holland Casino  – 80 000– 80 000– 80 000 
Stand ontwerpbegroting 20082 558 4931 956 4051 942 3981 798 3901 759 3831 696 3 84

Toelichting nieuwe mutaties

Verwerving vermogenstitels

Met het oog op de voor de financiering van de Tweede Maasvlakte benodigde vermogenspositie, wordt de Staat mede-aandeelhouder van het Havenbedrijf Rotterdam. Deze uitgave vormt de eerste tranche waarmee de Staat (cumulatief preferente) aandelen verwerft.

Dividend Staatsdeelnemingen

In 2007 is sprake van meevallende dividendontvangsten. Hier staat een meerjarige tegenvaller tegenover.

Winstafdracht DNB

Door waardevermindering op de obligatieportefeuille als gevolg van de gestegen rente wordt de winstraming van DNB verlaagd. Dit resulteert in een verlaging van de verwachte winstafdracht voor 2007. Een hogere rente vertaalt zich in hogere verwachte renteopbrengsten (en een hogere winstverwachting) op de langere termijn.

Holland Casino

In algemene zin worden de kansspelautomaten onder de heffing van de kansspelbelasting (40,85%) gebracht. Voor Holland Casino betekent dit dat zij over haar omzet meer belasting zal moeten betalen. Als gevolg hiervan wordt de winst lager dan geraamd, waardoor de verwachte winstafdrachten vanaf 2009 naar beneden worden bijgesteld.

Beleidsartikel 4 Internationale financiële betrekkingen

Opbouw uitgaven (x € 1000)
 2007 20082009 2010 2011 2012
Stand ontwerpbegroting 2007 75 550 170 410 198 705 247 564 237 152 
Mutatie 1e suppletore begroting 38 803 – 120 88860 373 – 19 399 – 20  
Nieuwe mutaties      
Loon- en prijsbijstelling71 – 264 – 313 – 384 – 415  
Stand ontwerpbegroting 2007 114 424 49 258 258 765227 781 236 717 223 173
Opbouw ontvangsten (x € 1000)
 2007 2008 2009 2010 20112012
Stand ontwerpbegroting 2006 752 701 701701 701  
Mutatie 1e suppletore begroting 57 826     
Nieuwe mutaties      
Ontvangsten EIB 1 000 16 907 10 99810 053 8 920 8 335
Stand ontwerpbegroting 200759 578 17 608 11 699 10 754 9 6219 036

Toelichting nieuwe mutaties

Ontvangsten EIB

Dit betreft de ontvangst van de Europese Investeringsbank (EIB) van het aan Nederland toekomende saldo op de zogenaamde speciale rekeningen bij de EIB. Op deze rekeningen worden bedragen geboekt die toekomen aan de EIB-lidstaten die oorspronkelijk een bijdrage hebben geleverd aan een door de EIB uitgeleende hoofdsom (Europese Ontwikkelingsfonds). Na aflossing door lenende landen op de betreffende leningen wordt het aan Nederland toekomende deel van die aflossingen geparkeerd op de speciale rekening. Halfjaarlijks wordt het Nederlandse tegoed door de EIB overgemaakt.

Beleidsartikel 5 Exportkredietverzekering en investeringsgaranties

Opbouw uitgaven (x € 1000)
 2007 20082009 2010 2011 2012
Stand ontwerpbegroting 2007 112 481 117 480 127 480 137 480 137 480 
Mutatie 1e suppletore begroting – 10 065 – 10 060– 5 055 – 50 – 46  
Nieuwe mutaties      
Loonbijstelling 24 24 25 2525  
Prijsbijstelling 2 2 2 2 2 
Schade-uitkering EKV – 25 000     
Overige mutaties 235     
Stand ontwerpbegroting 2008 77 677107 446 122 452 137 457 137 461137 461
Opbouw ontvangsten (x € 1000)
 2007 2008 2009 2010 20112012
Stand ontwerpbegroting 2007 79 250 79 25069 250 69 250 69 250  
Mutatie 1e suppletore begroting 82000      
Nieuwe mutaties      
Premies EKV 30 000     
Schaderestituties EKV 5 000     
Stand ontwerpbegroting 2008 196 25079 250 69 250 69 250 69 250 69 250

Toelichting nieuwe mutaties

Schade-uitkering EKV

De ramingen van de schade-uitkeringen EKV zijn gebaseerd op verwachtingen omtrent de verzekeringsportefeuille. Op basis van de actuele situatie zijn de verwachte schades voor 2007 neerwaarts bijgesteld.

Premies EKV

Het in verzekering nemen van enkele grote transacties leidt tot een opwaartse bijstelling van de premieraming.

Schaderestituties EKV

In 2007 zullen naar verwachting meer provenu’s worden ontvangen dan werd verwacht. Dit vanwege een aantal substantiële onverwachte terugbetalingen door enkele landen.

Beleidsartikel 7 Beheer materiële activa

Opbouw uitgaven (x € 1000)
 2007 2008 2009 2010 20112012
Stand ontwerpbegroting 2007 99 075 91 58291 726 91 721 91 718  
Mutatie 1e suppletore begroting 26 756 – 38 – 38 – 38 – 38 
Nieuwe mutaties       
Anticiperende aankopen  7 500 7 500 7 500 7 500  
loon- en prijsbijstelling 1 439 1 413 1 410 1 4051 388  
overige 220 – 408 – 987– 1 300 – 1 943  
Stand ontwerpbegroting 2008127 490 100 049 99 611 99 288 98 62598 625
Opbouw ontvangsten (x € 1000)
 2007 2008 2009 2010 20112012
Stand ontwerpbegroting 2007 214 205 132 605122 533 119 627 119 627  
Mutatie 1e suppletore begroting 20 000 1 800 1 800 1 800 1 800 
Nieuwe mutaties       
Verkoop gronden domeinen  20 000 20 000 50 000 50 000 
overige 3 675 34 – 731 – 731 – 731 
Stand ontwerpbegroting 2008 237 880 154 439143 602 170 696 170 696 120 696

Toelichting nieuwe mutaties

Anticiperende aankopen

Het betreft een meerjarige ramingsbijstelling tot het bedrag van € 25 mln., hetgeen ook in 2007 beschikbaar is. Hiervoor is gekozen om de ruimte voor gebiedsgerichte ontwikkeling meerjarig gelijk te houden (mede naar aanleiding van de oprichting van het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB).

Verkoop onroerende zaken

Het betreft een extra ontvangstentaakstelling uit het Coalitieakkoord. Domeinen zal extra gronden verkopen in de periode 2008–2011 om aan deze taakstelling invulling te geven.

Beleidsartikel 8 Begrotingsbeleid

Opbouw uitgaven (x € 1000)
 2007 2008 2009 2010 20112012
Stand ontwerpbegroting 2007 31 350 29 11227 027 25 667 25 667  
Mutatie 1e suppletore begroting 2007 10 435 4 813 3 860 2 199 2 208 
Nieuwe mutaties      
Loonbijstelling 673 663 614572 534  
Prijsbijstelling 120 95 88 7569  
Loon- en prijsbijstelling 793 758 703647 603  
Overig apparaat 171 2 561 2 9142 860 967  
Stand ontwerpbegroting 2007 42 74937 244 34 504 31 373 29 445 26 647
Opbouw ontvangsten (x € 1000)
 2007 2008 2009 2010 20112012
Stand ontwerpbegroting 2007 4 942 4 6424 642 6 642 6 642  
Mutatie 1e suppletore begroting 2006       
Nieuwe mutaties1 429 755 1 551 1 621 1 686  
Stand ontwerpbegroting 2007 6 371 5 397 6 193 6 2636 328 6 403

Niet-beleidsartikel 9 Algemeen

Opbouw uitgaven (x € 1000)
 2007 2008 2009 2010 20112012
Stand ontwerpbegroting 2007102 158110 611110 183104 557104 263 
Mutatie 1e suppletore begroting 200713 0408 4764 7664 8025 343 
Nieuwe mutaties      
Loon- en prijsbijstelling2 6382 2632 2412 2222 315 
Overig apparaat1 731– 393– 4 651– 6 908– 11 533 
Stand ontwerpbegroting 2007119 567120 957112 539104 673100 38899 721
Opbouw ontvangsten (x € 1000)
 2007 2008 2009 2010 20112012
Stand ontwerpbegroting 20077 7217 7217 7217 7217 721 
Mutatie 1e suppletore begroting 2006      
Nieuwe mutaties3 7562 1082 4082 4082 408 
Stand ontwerpbegroting 200711 4779 82910 12910 12910 12910 129

Niet-beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien

Opbouw verplichtingen en uitgaven (x € 1000)
 2007 2008 20092010 2011 2012
Stand ontwerpbegroting 20072 5681 8962 5142 4932 481 
Mutaties 1e suppletore begroting64 99465 32864 70864 07264 017 
Nieuwe mutaties      
Loon- en prijsbijstelling– 64 919– 65 317– 64 697– 64 061– 64 006 
Overige mutaties6 753371 875– 1 744– 5 115 
Stand ontwerpbegroting 20089 3961 9444 400760– 2 623– 2 623
Opbouw ontvangsten (x € 1000)
 2007 2008 2009 2010 20112012
Stand ontwerpbegroting 2007 0 0 0 00  
Stand ontwerpbegroting 2008 0 0 0 0 00

6. BIJLAGE MOTIES EN TOEZEGGINGEN

6.1 OVERZICHT VAN DE DOOR DE STATEN-GENERAAL AANVAARDE MOTIES EN DOOR BEWINDSLIEDEN GEDANE TOEZEGGINGEN

FISCAAL

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

Onderdeel A.1 Moties waarvan de uitvoering is afgerond
 VergaderjaarOmschrijving van de motie Vindplaats Stand van zaken/Planning
1.1999–2000Giskes c.s. verzoekt de regering om z.s.m. een notitie op te stellen over de mogelijkheden om ook andere producten dan lijfrenteverzekeringen, zoals geblokkeerde spaar- of beleggingsrekeningen, in aanmerking te laten komen voor de fiscale faciliteiten t.b.v. de pensioenopbouw.Kamerstukken II, 1999/00, 26 727, nr. 106Afgerond. Initiatiefwetsvoorstel van Depla en Blok is op 2 juli 2007 in het wetgevingsoverleg in de Tweede Kamer behandeld.
     
2.2003–2004Dezentjé Hamming c.s. verzoekt de regering om te onderzoeken op welke wijze ouderen kunnen worden gevrijwaard van het invullen van formulieren voor de Belastingdienst en dit onderzoek vóór 1 maart 2004 aan de Kamer aan te bieden.Kamerstukken II, 2003/04, 29 210, nr. 77Afgerond. Aan de Kamer is gerapporteerd in de Nota naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 30 804, nr. 8, blz. 43 e.v.
     
3.2005–2006Klink c.s. verzoekt om onderzoek te doen naar de effecten van het inkomensafhankelijk maken van de arbeidskorting, met name in termen van participatie.Kamerstukken I, 2005/06, 30 300XV, DAfgerond. Is meegenomen in het coalitieakkoord Balkenende IV.
     
4.2006–2007Blok c.s. verzoekt om een eerste stap te zetten om vanaf 1 januari 2007 ook 65-plussers aanspraak te laten maken op de zelfstandigenaftrek en dit voorstel te dekken uit het budget dat beschikbaar is voor de verhoging van de zelfstandigenaftrek in 2007.Kamerstukken II, 2006/07, 30 800, nr. 56Afgerond. Is meegenomen in het Belastingplan 2007, Kamerstukken II, 2006/07, 30 804, nr. 2
     
5.2006–2007Spies verzoekt een maatregel voor te bereiden die via fiscale prikkels rijders van een leaseauto stimuleert om in een schonere auto te gaan rijden en deze maatregel op te nemen in het Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit.Kamerstukken II, 2006/07, 30 489, nr. 31Afgerond. Is meegenomen in het Belastingplan 2008.
     
6.2006–2007Crone verzoekt ruime bekendheid te geven aan de mogelijkheid voor belastingplichtigen om de heffingsrente achterwege te laten met betrekking tot ongevraagd uitbetaalde heffingskorting en daar waar mogelijk de desbetreffende belastingplichtige persoonlijk hierover te benaderen.Kamerstukken II, 2006/07, 30 804, nr. 22Afgerond. De Belastingdienst is geïnstrueerd over het achterwege laten van heffingsrente en heeft belastingplichtigen daarover in voorkomende gevallen waar mogelijk geïnformeerd.
     
7.2006–2007De Nerée tot Babberich verzoekt bij de Voorjaarsnota met voorstellen te komen tot introductie van een optioneel apart belastingtarief over een bepaald maximum aan inkomsten uit loondienst voor 65-plussers met een verlicht arbeidsrechtelijk regime voor sectoren waar krapte op de arbeidsmarkt dreigt.Kamerstukken II, 2006/07, 30 804, nr. 25Achterhaald. Een eigen voorstel van dhr. De Nerée tot Babberich is in de vorm van een proeve van wetgeving doorgeleid naar de Raad van State.
     
8.2006–2007Dezentjé Hamming en Crone verzoeken een btw-vrijstelling te verlenen voor praktijkondersteunende diensten van doktersassistenten, waarmee op korte termijn een toename van werkgelegenheid en een afname van de werkdruk van huisartsen en lagere medische kosten zullen worden bewerkstelligd.Kamerstukken II, 2006/07, 30 804, nr. 27Afgerond. Is meegenomen in het Belastingplan 2008.
     
9.2006–2007Slob verzoekt te bewerkstelligen dat het bedoelde indirecte overheidsingrijpen (uitgelegd in het arrest van de Hoge Raad van 17 september 2004, nr. 39 779) ook aangemerkt wordt als overheidsingrijpen in de zin van artikel 3.64, vierde lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001.Kamerstukken II, 2006/07, 30 804, nr. 29Afgerond bij besluit van de minister van Financiën van 5 december 2006, nr. CPP2006/1173M, Stcrt 13 december 2006, nr. 243, blz. 12
     
10.2006–2007Aptroot c.s. verzoekt om vóór 1 mei 2007 met een voorstel te komen waarbij met ingang van 1 januari 2008 de zakelijke bestelauto buiten de regeling privé-gebruik valt, waarbij ter compensatie voor de rijksbegroting de motorrijtuigenbelasting voor grijs kenteken wordt verhoogd en tevens grootschalig misbruik van een nieuwe regeling wordt tegengegaan.Kamerstukken II, 2006/07, 29 515, nr. 168Afgerond bij brief van de staats- secretaris van Financiën van 26 april 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 29 515, nr. 188
     
11.2006–2007Spies en de Krom verzoeken bij de volgende begroting concrete voorstellen te doen voor het verder differentiëren van de bpm en mogelijk ook de motorrijtuigenbelasting, zodat schone en zuinige auto’s minder betalen dan auto’s met een grotere milieubelasting. Kamerstukken II, 2006/07, 30 800 XI, nr. 56Afgerond. In het Belastingplan 2008 wordt een verdere milieudifferentiatie van de BPM en de MRB voorgesteld. 
     
12.2006–2007Huizinga-Heringa c.s. verzoeken de bpm-differentiatie zo spoedig mogelijk en in overleg met de branche vorm te geven op basis van absolute zuinigheid.Kamerstukken II, 2006/07, 30 800 XI, nr. 61Afgerond. In het Belastingplan 2008 wordt voorgesteld een CO2-toeslag in te voeren in de BPM voor zeer onzuinige auto’s op basis van de absolute CO2-uitstoot. Hiermee wordt het absolute element in de differentiatie naar zuinigheid in de BPM aanzienlijk versterkt.
     
13.2006–2007Dezentjé-Hamming Bluemink verzoekt uitvoering te geven aan eerdere toezeggingen van bewindspersonen om met een voorstel te komen dat erin voorziet dat een beter systeem van premieheffing wordt geïntroduceerd, waardoor het te veel betalen van inkomensafhankelijke zorgpremie zal worden voorkomen.Kamerstukken II, 2006/07, 31 066, nr. 3Afgerond. Wordt meegenomen in de integrale probleemanalyse loonaangifteketen UWV/Belastingdienst.
     
14.2006–2007Dezentjé Hamming-bluemink verzoekt de vooringevulde aangifte niet eerder in te voeren dan wanneer de problemen bij de Belastingdienst en het UWV structureel zijn opgelost.Kamerstukken II, 2006/07, 31 066, nr. 39Afgerond. Wordt meegenomen in de integrale probleemanalyse loonaangifteketen UWV/Belastingdienst en het plan van aanpak Uitvraag loongegevens 2006.
     
15.2006–2007Omtzigt en Heerts verzoeken om in het plan van aanpak van het project SUB/ Walvis een aantal zaken op te nemen: – een éénduidige operationele aansturing van het project; – deadlines voor terugbetaling van te veel betaalde zorgverzekeringswetpremies; – éénduidig toezicht over het hele project; – een gedetailleerd en eerlijk plan met regels over de terugbetaling van te hoge voorschotten bij de toeslagen.Kamerstukken II, 2006/07, 31 066, nr. 41Afgerond. Wordt meegenomen in de integrale probleemanalyse loonaangifteketen UWV/Belastingdienst.
     
16.2006–2007Heerts en Omtzigt verzoeken op korte termijn de nodige maatregelen te treffen die leiden tot een goede voorlichting aan werkgevers, werknemers, gepensioneerden en zelfstandigen met betrekking tot de loonaangifte.Kamerstukken II, 2006/07, 31 066, nr. 42Afgerond. Wordt meegenomen in de integrale probleemanalyse loonaangifteketen UWV/Belastingdienst en het plan van aanpak Uitvraag loongegevens 2006.
     
17.2006–2007Nicolaï en Haverkamp verzoeken om tegelijk met het belastingplan 2008 de effecten van de vliegticketbelasting op het milieu, de nationale economie en de luchtvaart goed in kaart te brengen. Verzoeken eveneens bij indiening van het belastingplan onderzoek te hebben gedaan naar de effecten van een aantal varianten, waaronder het voorstel van Schiphol en KLM, en ook daarover de Kamer te informeren.Kamerstukken II, 2006/07, 29 665, nr. 55Afgerond. In het kader van het Belastingplan 2008 zijn de effecten in kaart gebracht.

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

Onderdeel A.2 Moties waarvan de uitvoering nog niet is afgerond
 VergaderjaarOmschrijving van de motie Vindplaats Stand van zaken/Planning
1.2006–2007Verhagen en Rutte verzoeken eenmansvennootschappen zonder personeel de mogelijkheid te bieden tot kwartaalaangifte én om met maatregelen te komen om de premieheffing voor werkgevers verder te vereenvoudigen.Kamerstukken II, 2006/07, 30 800, nr. 13In voorbereiding. Eerste reactie in brief van de minister van Financiën van 4 oktober 2006, Kamerstukken II, 2006/07, 30 800, nr. 45   Vervolgreactie in brief van de minister van SZW en de staatssecretaris van Financiën van 13 april 2007, waarin wordt aangekondigd dat vóór Prinsjesdag 2007 een notitie met het kabinetsstandpunt naar de Kamer zal worden gezonden. Kamerstukken II, 2006/07, 30 800, nr. 58
     
2.2006–2007Crone verzoekt de regering om de energiesector bij toepassing van het leveranciersmodel vooralsnog toe te staan dat de leverancier de verantwoordelijkheid neemt voor de btw-afwikke- ling voor zowel transport als leveringskosten en deze wijze van btw-afwikke- ling voor te leggen aan de EU om hiervoor goedkeuring te krijgen en de Kamer hierover te informeren.Kamerstukken II, 2006/07, 30 804, nr. 24In voorbereiding.

Door bewindslieden gedane toezeggingen

Onderdeel B.1 Toezeggingen waarvan de uitvoering is afgerond
 VergaderjaarOmschrijving van de toezegging Vindplaats Stand van zaken/Planning
1.2000–2001Toegezegd om in het kader van de discussie rondom het vierde deel van het Belastingplan 2000 dat het rangschikkingbesluit veranderd zal moeten worden. Dit zal nog aan de Kamer worden toegezonden.Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 11 december 2000 over diverse concept AMvB’s en Ministeriële regelingen i.v.m. de belastingherziening 2001. Handelingen II, 2000/01, 26 727, nr. 125, blz. 21Afgerond bij brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mede namens de minister van Financiën van 27 oktober 2006. Kamerstukken II, 2006/07, 29 576, nr. 28
     
2.2003–2004Toegezegd om de vragen van het Kamerlid Dezentjé-Hamming over de betalingen in het kader van APA/ATR via Nederlandse bankrekeningen en de strijdigheid hiervan met internationale regels, schriftelijk te beantwoorden.Staatssecretaris tijdens het AO op 11 september 2003 over onder andere de APA/ATR-praktijk. Kamerstukken II, 2003/04, 29 200 IXB, nr. 4, blz. 10 en 11Afgerond in het vraag/antwoord- besluit van 11 augustus 2004, IFZ2004/127M. In vraag 17 wordt ingegaan op de gestelde vraag. Daarin is aangegeven dat ook een bankrekening bij een in het buitenland gevestigde bank kan worden aangehouden. VN 2004/43.6
     
3.2004–2005Toegezegd te kijken naar (on)gelijke fiscale behandeling van drie typen universiteiten. Aan de heer Essers een brief toegezegd over de Vpb-plicht voor universiteiten en daaraan gelieerde BV’s, die zich al dan niet op de particuliere markt bevinden.Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan op 14 december 2004. Handelingen I, 2004/05, nr. 10, blz. 477 en 495Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 24 oktober 2006. Kamerstukken I, 2006/07, 30 306, nr. I
     
4.2005–2006Toegezegd om indien mogelijk afspraken te maken met werkgevers en inhoudingsplichtigen om de Wajongheffingskorting via de loonbelasting te laten lopen, bijvoorbeeld via het UWV. Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 14 november 2005. Kamerstukken II 2005/06, 30 306 en 30 307, nr. 67Afgerond. Is meegenomen in het wetsvoorstel OFM.
     
5.2005–2006Als BBSH voorligt, gekoppeld met de Europese staatssteunregels die in de huursector een andere werking kunnen hebben dan in de fiscaliteit, en als er aanleiding voor is, te bezien of in de vennootschapsbelasting een versoepeling kan worden aangebracht.Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 14 november 2005. Kamerstukken II, 2005/06, 30 306 en 30 307, nr. 67Achterhaald indien de invoering van de integrale belastingplicht zoals deze nu in het BP 2008 zit tot wet wordt verheven.
     
6.2005–2006Toegezegd om via ambtelijke kanalen aan te dringen op meer informatie m.b.t. stand van zaken over een Europees energielabel voor de Hummer.Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 14 november 2005. Kamerstukken II, 2005/06, 30 306 en 30 307, nr. 67Afgerond. In het Belastingplan 2008 wordt voorgesteld dit te ondervangen door auto’s die niet zijn te herleiden naar een ETG (o.a. Hummers) voortaan in de categorie voor de meest onzui- nige auto’s (G-label) in te delen. Daarbij krijgt de belastingplichtige de mogelijkheid aannemelijk te maken dat zijn auto in een ander energielabel thuishoort.
     
7.2005–2006Toegezegd om vóór 1 juli 2006 een notitie te sturen over de belastingheffing van overheidsbedrijven conform de inhoud van motie Essers (bieden van voldoende garanties voor eerlijke concurrentie bij de belastingheffing van overheidsbedrijven). De motie Essers is ingetrokken.Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 13 december 2005. Handelingen I, 2005/06, EK nr. 11, blz. 524Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën die in de week voor Prinsjesdag 2007 is aangeboden.
     
8.2005–2006Toegezegd om te inventariseren hoe in andere landen van de Europese Unie wordt omgegaan met successiewetgeving en dividendbelasting. Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 13 december 2005. Handelingen I, 2005/06, nr. 11, blz. 527Afgerond. Het gedeelte met betrekking tot de dividendbelasting is afgerond bij brief van de minister van Financiën van 12 december 2006. Kamerstukken I, 2006/07, 30 306, J. Het gedeelte met betrekking tot de successiewetgeving is afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 5 juli 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 27 789, nr. 13
     
9.2005–2006Toegezegd om eind 2006 een evaluatie met betrekking tot de handhavingsconvenanten te laten plaatsvinden. Kamer wordt over de uitkomst geïnformeerd.Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 13 december 2005. Handelingen I, 2005/06, nr. 11, blz. 523Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 12 april 2007, waarbij evaluatie is aangeboden. Kamerstukken I, 2006/07, nr. fin0700153
     
10.2005–2006Toegezegd om een beleidsbesluit uit te brengen met betrekking tot premievrij voortzetten van pensioenen bij arbeidsongeschiktheid dat in de lijn is met het beleidsbesluit dat is uitgebracht bij de introductie van het Witteveenkader.Staatssecretaris tijdens de 13e vergadering behandeling wets- voorstel wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 en van enige andere wetten (wet aanvullend overgangsrecht fiscale behandeling pensioen). Handelingen I, 2005/06, 20 december 2005, nr. 13, blz. 614Afgerond bij besluit van 11 oktober 2006, nr. CPP2006/1977M, Stcrt. 18 oktober 2006, nr. 203, blz. 17
     
11.2005–2006Toegezegd om te bezien wat ten aanzien van de inkomensafhankelijke zorgverzekeringspremie bij meerdere inkomensbronnen mogelijk is, waarbij het privacyaspect en de administratieve lasten zullen worden betrokken.Staatssecretaris tijdens het AO op 26 januari 2006 over de voortgangsrapportage Belastingdienst/Toeslagen. Kamerstukken II, 2005/06, 30 300 IXB, nr. 25Afgerond. Wordt meegenomen in de integrale probleemanalyse loonaangifteketen UWV/Belastingdienst.
     
12.2005–2006Toegezegd om, in overleg met de minister van SZW, een eventuele andere behandeling van AOW-ers juridisch te toetsen op het gelijkheidsbeginsel en de uitkomsten hiervan in kaart te brengen. Staatssecretaris tijdens het AO op 26 januari 2006 over de voortgangsrapportage Belas- tingdienst/Toeslagen. Kamerstukken II, 2005/06, 30 300 IXB, nr. 25Afgerond. Wordt meegenomen in de integrale probleemanalyse loonaangifteketen UWV/Belastingdienst.
     
13.2005–2006Toegezegd om, in overleg met de minister van SZW, te zullen werken aan een oplossing voor het dubbel betalen van de inkomensafhankelijke zorgpremie.Staatssecretaris tijdens het AO op 9 februari 2006 over de herziening van het Zorgstelsel. Kamerstukken II, 2005/06, 29 689, nr. 74Afgerond. Wordt meegenomen in de integrale probleemanalyse loonaangifteketen UWV/Belastingdienst.
     
14.2005–2006Toegezegd om een brief op te stellen over de uitvoeringsrisico’s van de betaalbaarheidsheffing huurwoningen.Staatssecretaris tijdens het debat op 13 juni 2006 over de betaalbaarheidsheffing huurwoningen. Handelingen II, 2005/06, nr. 89, blz. 5462Achterhaald. De voorstellen voor een betaalbaarheidsheffing zijn ingetrokken, zodat de toegezegde brief niet langer relevantie heeft.
     
15.2006–2007Toegezegd om over de gevolgen van afschrijving van gebouwen bij recreatieparken contact op te nemen met de recreatiebedrijven, vertegenwoordigd door de RECRON én om over de uitkomsten de Kamer te informeren.Minister tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Werken aan winst in het wetgevingsoverleg op 18 september 2006. Kamerstukken II, 2006/07, 30 572, nr. 13, blz. 51 en 54Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 19 september 2006. Kamerstukken II, 2006/07, 30 572, nr. 11
     
16.2006–2007Toegezegd om na te gaan of tuinbouwkassen ook in andere landen fiscaal voor de afschrijving als een gebouw worden aangemerkt en hierover de Kamer schriftelijk te informeren.Minister tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Werken aan winst op 26 september 2006. Handelingen II, 2006/07, nr. 4, blz. 180Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 28 september 2006. Kamerstukken II, 2006/07, 30 572, nr. 24
     
17.2006–2007Toegezegd om een brief te sturen met een reactie op amendement nr. 22 van het lid Rouvoet inzake de MKB-vrijstelling en stakingsaftrek.Minister tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Werken aan winst op 26 september 2006. Handelingen II, 2006/07, nr. 4, blz. 180Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 28 september 2006. Kamerstukken II, 2006/07, 30 572, nr. 24
     
18.2006–2007Toegezegd om een brief te sturen over de verschillen tussen het partnerbegrip in de Wet IB 2001 en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en aan te geven in hoeveel gevallen sprake is van een toeslagpartner die niet tevens fiscale partner is.Minister tijdens het AO op 17 oktober 2006 over de brief inzake harmonisatie partnerbegrip en operationalisering van het begrip gezamenlijke huishouding. Kamerstukken II, 2006/07, 30 337, nr. 18Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 15 februari 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 30 337, nr. 20
     
19.2006–2007Toegezegd om een brief te sturen over de milieudimensie van de auto in de BPM, inclusief het Europese aspect.Minister tijdens de behandeling van het Belastingplan 2007 in het wetgevingsoverleg op 23 oktober 2006. Handelingen II, 2006/07, 30 804, nr. 37, blz. 37Afgerond. In het belastingplan 2008 worden concrete voorstellen gedaan voor verdere milieu- differentiatie in de BPM. Daarnaast wordt in het werkprogramma ’Schoon en Zuinig’ aangekondigd dat een verkenning zal plaatsvinden van moge- lijke verdere differentiatie naar milieukenmerken in o.a. de autobelastingen in 2009 en volgende jaren.
     
20.2006–2007Toegezegd om bij btw-besprekingen in Brussel het onderscheid in btw-tarief op verschillende soorten informatiedragers aan de orde te stellen en te bezien of ook andere wensen voor aanpassing van het btw-tarief kunnen worden aangekaart.Minister tijdens de behandeling van het Belastingplan 2007 in het wetgevingsoverleg op 23 oktober 2006. Handelingen II, 2006/07, 30 804, nr. 37, blz. 41 en 42Afgerond. Besproken in de vergadering van de Ecofin Raad van 6 en 7 november 2006. Kamerstukken II, 2006/07, 21 501–07, nr. 542
     
21.2006–2007Toegezegd om een brief te sturen waarin de vraag met betrekking tot de energienota en het commissionairmodel wordt uitgelegd in het kader van btw bij liberalisering van de energiemarkt.Minister tijdens de behandeling van het Belastingplan 2007 in het wetgevingsoverleg op 23 oktober 2006. Handelingen II, 2006/07, 30 804, nr. 37, blz. 43Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 25 oktober 2006. Kamerstukken II, 2006/07, 30 804, nr. 31
     
22.2006–2007Toegezegd om een brief te sturen waarin wordt ingegaan op de vraag of Belgische grensarbeiders ten onrechte zijn geconfronteerd met een te hoge heffingsrente.Minister tijdens de behandeling van het Belastingplan 2007 in het wetgevingsoverleg op 23 oktober 2006. Handelingen II, 2006/07, 30 804, nr. 37, blz. 44Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 25 juni 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 26 834, nr. 16
     
23.2006–2007Toegezegd om een brief te sturen waarin de redenering en overwegingen worden uitgelegd voor het sluiten van de EIA en de MIA én waarin tevens een koppeling wordt gemaakt met de grotere klimaat- en milieudoelstellingen én de plak die de EIA nieuwe stijl 2007, gegeven de nieuwe olieprijzen, in het grotere geheel inneemt.Minister tijdens de behandeling van het Belastingplan 2007 in het wetgevingsoverleg op 23 oktober 2006. Handelingen II, 2006/07, 30 804, nr. 37, blz. 48Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 16 januari 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 30 800 IXB, nr. 16
     
24.2006–2007Toegezegd om een brief te sturen over de mogelijkheden voor vereenvoudiging van de regeling vrijwilligersvergoeding.Minister tijdens het AO op 26 oktober 2006 over onder andere de brief van de staatssecretaris van Financiën van 15 februari 2006 over de realisatie van de administratieve lastenverlichting van Walvis en SUB. Kamerstukken II, 2006/07, 29 515, nr. 174, blz. 10Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 27 april 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 29 515, nr. 191
     
25.2006–2007Toegezegd om een brief te sturen over de stand van zaken rond de ergernissentoptien met betrekking tot administratieve lastenverlichting. Minister tijdens het AO op 26 oktober 2006 over onder andere de brief van de staatssecretaris van Financiën van 15 februari 2006 over de realisatie van de administratieve lastenverlichting van Walvis en SUB. Kamerstukken II, 2006/07, 29 515, nr. 174, blz. 5Afgerond middels het plan van aanpak Regeldruk Bedrijven 2007–2011. Kamerstukken II, 2006/07, 29 515, nr. 202H
     
26.2006–2007Toegezegd om schriftelijk te reageren op punten van de heren Aptroot en Koopmans met betrekking tot een door een aantal wethouders ingebrachte lijst met irritante administratieve lasten die het gevolg zijn van verplichtingen van de centrale overheid.Minister tijdens het AO op 26 oktober 2006 over onder andere de brief van de staatssecretaris van Financiën van 15 februari 2006 over de realisatie van de administratieve lastenverlichting van Walvis en SUB. Kamerstukken II, 2006/07, 29 515, nr. 174, blz. 7Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 25 april 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 29 515, nr. 189
     
27.2006–2007Toegezegd om aan het CPB te vragen om de effecten van de maatregelen van de Wet werken aan winst te evalueren, waarbij de evaluatie breder zal zijn dan de octrooibox alleen.Minister tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Werken aan winst in de Eerste Kamer op 21 november 2006. Handelingen I, 2006/07, 30 572, EK 9, blz. 380Afgerond. Op 7 maart 2007 is het verzoek aan het CPB gedaan. Inmiddels is antwoord binnen, dat bredere evaluatie dan alleen octrooibox niet zinvol is.
     
28.2006–2007Toegezegd om ervoor te zullen zorgen dat geen overdrachtsbelasting verschuldigd is wanneer binnen tien jaar na een vrijgestelde aankoop van cultuurgrond, verkoop aan de overheid plaatsvindt als gevolg van een bestemmingswijziging tot natuurgrond.Minister tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Werken aan winst in de Eerste Kamer op 21 november 2006. Handelingen I, 2006/07, 30 572, EK 9, blz. 383 en 402Afgerond. Maatregel is opgenomen in fiscale onderhoudswet 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 30 943, nr. 2
     
29.2006–2007Toegezegd om, naar aanleiding van opmerkingen van de heer Essers over de elektronische aangifte vennootschapsbelasting, aandacht te schenken aan de administratieve verplichtingen voor directeuren grootaandeelhouders (DGA’s).Minister tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Werken aan winst in de Eerste Kamer op 21 november 2006. Handelingen I, 2006/07, 30 572, EK 9, blz. 401Afgerond. Is meegenomen in het Belastingplan 2008 naar aanlei- ding van een amendement van de leden De Nerée tot Babberich en Dezentjé Hamming.
     
30.2006–2007Toegezegd aan de heer Biermans dat vragen met betrekking tot het wetsvoorstel die nog in de loop der tijd zullen opkomen alsnog worden beantwoord. Minister tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Werken aan winst in de Eerste Kamer op 21 november 2006. Handelingen I, 2006/07, 30 572, EK 9, blz. 401Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën op 10 juli 2007. Kamerstukken I, 2006/07, 30 572, H
     
31.2006–2007Toegezegd om schriftelijk te reageren op het artikel van mr. drs. S.A.W.J. Strik in het Weekblad Fiscaal Recht met betrekking tot de renteaftrek in de vennootschapsbelasting.Minister tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Werken aan winst in de Eerste Kamer op 21 november 2006. Handelingen I, 2006/07, 30 572, EK 9, blz. 401Afgerond bij brief van de Minister van Financiën van 7 december 2006. Kamerstukken I, 2006/07, 30 572, F
     
32.2006–2007Toegezegd om direct na aanvaarding van het wetsvoorstel aan de slag te gaan met een notitie over belastingplichtige overheidsbedrijven.Minister tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Werken aan winst in de Eerste Kamer op 21 november 2006. Handelingen I, 2006/07, 30 572, EK 9, blz. 401Afgerond bij brief van de staats- secretaris van Financiën die in de week voor Prinsjesdag is aangeboden.
     
33.2006–2007Toegezegd om de vragen naar aanleiding van de Zorgverzekeringswet (de gevolgen van het Nicola-arrest) naar de minister van VWS te zullen doorgeleiden ter schriftelijke beantwoording.Minister tijdens het AO op 6 december 2006 over de sociale verzekeringspositie van grensarbeiders. Kamerstukken II, 2006/07, 26 834, nr. 12Afgerond bij brief van de minister van Financiën op 26 januari 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 26 834, nr. 13
     
34.2006–2007Toegezegd om een commissie in te stellen die zich bezighoudt met een update van knelpunten en die zo mogelijk oplossingsrichtingen zal aandragen met betrekking tot grensarbeid.Minister tijdens het AO op 6 december 2006 over de grensarbeiderproblematiek. Kamerstukken II, 2006/07, 26 834, nr. 12, blz. 5Afgerond. De commissie is ingesteld bij beschikking van 30 mei 2007, nr. CPP 2007/1037M, Start 109. De werkzaamheden van de commissie kunnen een aanvang nemen.
     
35.2006–2007Toegezegd om een brief te sturen over de systematiek van de heffingsrente.Minister tijdens het AO op 6 december 2006 over de grensarbeiderproblematiek. Kamerstukken II, 2006/07, 26 834, nr. 12, blz. 5Afgerond bij brief van de minister van Financiën op 26 januari 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 26 834, nr. 13
     
36.2006–2007Toegezegd om de vragen naar aanleiding van de Zorgverzekeringswet (onder andere over het Nicula-arrest) te zullen doorgeleiden naar de minister van VWS ter schriftelijke beantwoording.Minister tijdens het AO op 6 december 2006 over de grensarbeiderproblematiek. Kamerstukken II, 2006/07, 26 834, nr. 12, blz. 5Afgerond bij brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 mei 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 26 834, nr. 15
     
37.2006–2007Toegezegd om in de uitvoeringsregeling met betrekking tot de bedrijfsfitness een verruiming toe te passen zodat een bedrijf dat met één fitnessbedrijf een contract heeft gesloten in alle vestigingen terecht kan.Minister tijdens de behandeling van het Belastingplan 2007 in de Eerste Kamer op 12 december 2006. Handelingen I, 2006/07, 30 804, EK 13, blz. 530 en 540Afgerond bij ministeriële regeling van 19 februari 2007, nr. DB2007/39. Stcrt. van 23 februari 2007, nr. 39, blz. 12
     
38.2006–2007Toegezegd om de vraag van de heer Biermans over het verschil fiscale behandeling «ter beschikking stellen en verstrekken» schriftelijk te beantwoorden.Minister tijdens de behandeling van het Belastingplan 2007 in de Eerste Kamer op 12 december 2006. Handelingen I, 2006/07, 30 804, EK 13, blz. 532Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 4 april 2007. Kamerstukken I, 2006/07, 30 804, nr. E
     
39.2006–2007Toegezegd om nog eens te bezien of het 10% inkomensplafond bij vererving of bij een eenmalige schenking van ab-aandelen aan algemeen nut beogende instellingen, kan worden afgeschaft.Minister tijdens de behandeling van het Belastingplan 2007 in de Eerste Kamer op 12 december 2006. Handelingen I, 2006/07, 30 804, EK 13, blz. 534Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 4 april 2007. Kamerstukken I, 2006/07, 30 804, nr. E
     
40.2006–2007Toegezegd om te bezien of bedrijfsverplaatsing van een IB-onderneming altijd tot staking zou moeten leiden.Minister tijdens de behandeling van het Belastingplan 2007 in de Eerste Kamer op 12 december 2006. Handelingen I, 2006/07, 30 804, EK 13, blz. 534Afgerond. Is meegenomen in het Belastingplan 2008.
     
41.2006–2007Toegezegd om een brief te sturen over de motie Slob (Kamerstuk 30 804, nr. 29), het arrest van de Hoge Raad van 17 september 2004, nr. 39 779 én de vraag in hoeverre dit betekenis heeft voor artikel 3.64, vierde lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001.Minister tijdens de behandeling van het Belastingplan 2007 in de Eerste Kamer op 12 december 2006. Handelingen I, 2006/07, 30 804, EK 13, blz. 534Afgerond. Is meegenomen in het Belastingplan 2008.
     
42.2006–2007Toegezegd om te verifiëren of de overstap van de Rabobank naar de Postbank al dan niet heeft geleid tot langere doorlooptijden van betalingen aan de Belastingdienst.Minister tijdens het debat over de Najaarsnota op 19 december 2006. Handelingen II, 2006/07, nr. 28Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 19 februari 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 30 800 IXB, nr. 28
     
43.2006–2007Toegezegd om (ter vertrouwelijke kennisneming) aan de Kamer toe te zenden de door de Ecofinraad onderschreven conclusies van de «Code of conductgroep».Minister tijdens een AO op 25 januari 2007over het verslag van de Ecofinraad van 28 november 2006. Handelingen II, 2006/07, 21 501–07, nr. 551, blz. 10Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 21 februari 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 21 501–07 nr. 552
     
44.2006–2007Toegezegd om een brief te sturen met EU-bevindingen met betrekking tot kansen lager BTW-tarief voor hobbydieren.Minister tijdens een AO op 25 januari 2007over het verslag van de Ecofinraad van 28 november 2006. Handelingen II, 2006/07, 21 501-07, nr. 551, blz. 11Afgerond. Rapport BTW-verlaagde tarieven, de mededeling van de commissie en het kabinetsstandpunt ter zake zijn in de week voor Prinsjesdag naar de Kamer gestuurd.
     
45.2006–2007Toegezegd om een brief te sturen over de vraag of er dividendbelasting mag worden ingehouden van een vrijgestelde beleggingsinstelling of een instelling die niet onder de belastingverdragen valt.Minister tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in verband met de introductie van een regeling voor vrijge- stelde beleggingsinstellingen en een aanpassing van de eisen voor beleggingsinstellingen met uitdelingsverplichting op 13 februari 2007. Handelingen II, 2006/07, 30 533, TK 42, blz. 2474Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 14 februari 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 30 533, nr. 10
     
46.2006–2007Toegezegd om een brief te sturen met vermelding van het te verwachten tijdstip waarop het advies van de taskforce van het Innovatieplatform zal worden aangeboden aan de Kamer.Minister tijdens het AO op 22 maart 2007 met betrekking tot het verslag van de Ecofinraad van 26 en 27 februari 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 21 501–07 en 22 112nr. 557, blz. 9Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 10 april 2007. Kamerstukken II, 2006/07, fin0 700 144, niet-dossierstuk.
     
47.2006–2007Toegezegd om, zodra de resultaten van een studie door de Commissie naar de effecten van een verlaagd btw-tarief voor arbeidsintensieve diensten op lokale diensten beschikbaar zijn, met de Kamer in overleg te treden over deze resultaten.Staatssecretaris tijdens het AO op 22 maart 2007 naar aanleiding van het verslag van de Ecofinraad van 26 en 27 februari 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 21 501–07 en 22 112, nr. 557, blz. 10Afgerond. Rapport BTW-verlaag- de tarieven, de mededeling van de commissie en het kabinetsstandpunt ter zake zijn in de week voor Prinsjesdag naar de Kamer gestuurd.
     
48.2006–2007Toegezegd om te bezien of 1 april en 1 juli kunnen worden gehandhaafd en tegelijkertijd te bezien of aangiftes die later binnendruppelen dan 1 april zo snel mogelijk kunnen worden behandeld waarbij de datum van 1 juli niet automatisch ook zal verschuiven. De Belastingdienst zal er alles aan doen om ook die aangiftes snel af te handelen.Staatssecretaris tijdens het vragenuur op 27 maart 2007 over het verlengen van de uiterste inzenddatum aangiften inkomstenbelasting (1 april) in verband met haperende dienst- verlening van de Belastingdienst door stakingsacties en de gerezen onduidelijkheid over de aftrek aankoopkosten binnen de bijleenregeling eigen woning. Handelingen II, 2006/07, TK 53, blz. 3055Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 29 maart 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 30 800 IXB, nr. 31
     
49.2006–2007Toegezegd om in het Algemeen Overleg op 19 april 2007 nader in te gaan op een stappenplan (roadmap) om de problemen bij de Belastingdienst op te lossen.Staatssecretaris tijdens het vragenuur op 27 maart 2007 over het verlengen van de uiterste inzenddatum aangiften inkomstenbelasting (1 april) in verband met haperende dienst- verlening van de Belastingdienst door stakingsacties en de gerezen onduidelijkheid over de aftrek aankoopkosten binnen de bijleenregeling eigen woning. Handelingen II, 2006/07, TK 53, blz. 3055Afgerond. In het AO van 19 april 2007 is de staatssecretaris uitge- breid ingegaan op de aanpak die hem voor ogen staat. Vervolgens is dit neergelegd in het plan van aanpak «Vereenvoudigings-operatie Belastingdienst» dat op 8 juni aan de Kamer is gestuurd. Kamerstukken II, 2006/07, 31 066, nr. 2
     
50.2006–2007Toegezegd om vóór het zomerreces 2007 met een internationale vergelijking te komen van de successierechten.Staatssecretaris tijdens het vragenuur op 10 april 2007 over het bericht dat de Hoge Raad de inspecteur gelijk heeft gegeven in een geschil over de waardering van de eigen woning. Handelingen II, 2006/07, TK 59, blz. 3316Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 5 juli 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 27 789, nr. 13
     
51.2006–2007Toegezegd een brief te sturen over de relatie tussen de invoering van ICT-mogelijkheden en verschuivingen in het personeelsvolume bij de Belastingdienst.Staatssecretaris tijdens het AO op 19 april over de Belastingdienst. Kamerstukken II, 2006/07, 30 800 IXB, nr. 37, blz.15Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 4 juni 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 31 066, nr. 1
     
52.2006–2007Toegezegd om een plan van aanpak naar de Kamer te sturen waarin vereenvoudigingen worden opgenomen op ICT-mogelijkheden.Staatssecretaris tijdens het AO op 19 april over de Belastingdienst. Kamerstukken II, 2006/07, 30 800 IXB, nr. 37, blz.15Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 8 juni 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 31 066, nr. 2
     
53.2006–2007Toegezegd om een onderzoek te doen naar de hoogte van een aanvaardbaar foutenpercentage.Staatssecretaris tijdens het AO op 19 april over de Belastingdienst. Kamerstukken II, 2006/07, 30 800 IXB, nr. 37, blz.15Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 4 juni 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 31 066, nr. 1
     
54.2006–2007Toegezegd om een brief te sturen over de terugbetaling van de zorgtoeslag bij belastingplichtigen met meerdere pensioenen.Staatssecretaris tijdens het AO op 19 april over de Belastingdienst. Kamerstukken II, 2006/07, 30 800 IXB, nr. 37, blz.15Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 4 juni 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 31 066, nr. 1
     
55.2006–2007Toegezegd om een brief te sturen over DigiD en de koppeling met het BSN.Staatssecretaris tijdens het AO op 19 april over de Belastingdienst. Kamerstukken II, 2006/07, 30 800 IXB, nr. 37, blz.15Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 4 juni 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 31 066, nr. 1
     
56.2006–2007Toegezegd om de technische vragen van het kamerlid van Dijck over de vertragingen in de Walvisoperatie, schriftelijk te beantwoorden.Staatssecretaris tijdens het AO op 24 mei 2007 over de stand van zaken Walvis/SUB. Kamerstukken II, 2006/07, 26 448, nr. 335, blz. 5Afgerond bij brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën van 12 juni 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 31 066, nr. 7
     
57.2006–2007Toegezegd om zodra er informatie beschikbaar is over het aantal gedupeerden, in relatie tot de Walvisoperatie, deze informatie aan de Kamer ter beschikking te stellen.Staatssecretaris tijdens het AO op 24 mei 2007 over de stand van zaken Walvis/SUB. Kamerstukken II, 2006/07, 26 448, nr. 335, blz. 5Afgerond. Wordt meegenomen in de integrale probleemanalyse loonaangifteketen UWV/Belastingdienst.
     
58.2006–2007Toegezegd om vóór Prinsjesdag 2007 een integrale analyse van de problemen met een toelichting met betrekking tot Walvis, aan de Kamer te sturen.Staatssecretaris tijdens het AO op 24 mei 2007 over de stand van zaken Walvis/SUB. Kamerstukken II, 2006/07, 26 448, nr. 335, blz. 5Afgerond. Wordt meegenomen in de integrale probleemanalyse loonaangifteketen UWV/Belastingdienst.
     
59.2006–2007Toegezegd om de vraag welke gemeenten niet goed meewerken aan de convenanten over vrijplaatsen, schriftelijk te beantwoorden.Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 12 juni 2007 over de financiële verantwoording over het jaar 2006. Kamerstukken II, 2006/07, 31 031 IXA en 31 031 IXB, nr. 8, blz. 16Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 28 juni 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 31 031 IXA en IXB, nr. 9
     
60.2006–2007Toegezegd om de vraag over de continuering van de toeslagen in 2007 vanuit het jaar 2006 schriftelijk te beantwoorden.Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 12 juni 2007 over de financiële verantwoording over het jaar 2006. Kamerstukken II, 2006/07, 31 031 IXA en 31 031 IXB, nr. 8, blz. 17Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 28 juni 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 31 031 IXA en IXB, nr. 9
     
61.2006–2007Toegezegd om, mede namens de minister van SZW, een brief te sturen met informatie over de stand van zaken in de keten loonheffingen en de effecten daarvan op andere processen.Staatssecretaris tijdens het AO op 12 juni 2007 over de Belastingdienst. Handelingen II, 2006/07, TK, nr. 79, blz. 4221 e.v. Afgerond bij brief van de minister van SZW en de staatssecretaris van Financiën van 19 juni 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 31 066, nr. 7
     
62.2006–2007Toegezegd de Kamer te informeren als het besluit waarin de ambtshalve vermindering wordt ingevoerd, in werking treedt.Staatssecretaris tijdens het AO op 13 juni 2007 over de realisatie van verbetervoorstellen Wet onroerende zaken. Kamerstukken II, 2006/07, 30 800 IXB, nr. 40 blz. 3Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 22 augustus 2007. Kamerstukken II 2006/07, 30 800 IXB, nr. 41
     
63.2006–2007Toegezegd om de Kamer per brief te informeren over het gesprek dat met de werkgevers gevoerd gaat worden met betrekking tot de problemen bij loonheffingen.Staatssecretaris tijdens het debat op 20 juni 2007over de stand van zaken keten loonheffingen. Handelingen II, 2006/07, nr. 83, blz. 4565Afgerond. Wordt meegenomen in de integrale probleemanalyse loonaangifteketen UWV/Belastingdienst.
     
64.2006–2007Toegezegd om te kijken naar de mogelijkheid van een vergelijking van de kosten van verzekeraars en banken waarmee een grotere transparantie wordt beoogd.Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 2 juli 2007 over het initiatiefwetsvoorstel van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw of aflossing eigenwoningschuld. Kamerstukken II, 2006/07, 30 432, nr. 23, blz. 29Afgerond bij brief van de minister van Financiën van 5 juli 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 30 432, nr. 24
     
65.2006–2007Toegezegd om over een termijn van vijf jaar de wet te evalueren in de vorm van monitoren van wat er in de markt gebeurt.Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 2 juli 2007 over het initiatiefwetsvoorstel van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw of aflossing eigenwoningschuld. Kamerstukken II, 2006/07, 30 432, nr. 23, blz. 30Afgerond. Toegezegging is achterhaald door amendement. Kamerstukken II, 2006/07, 30 432, nr. 19
     
66.2006–2007Toegezegd om de proeve van wetgeving voor lagere belastingdruk voor 65-plussers met een verlicht arbeidsrechtelijk regime, van het lid De Nerée tot Babberich, door te geleiden naar de Raad van State.Minister tijdens het debat over de voorjaarsnota 2007 op 3 juli 3007. Handelingen II, 2006/07, nr. 88, blz. 4940Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 9 augustus 2007 aan de Raad van State.
     
67.2006–2007Toegezegd om in het Belastingplan 2009 de uiteindelijke vormgeving van de plannen omtrent de AOW aan de orde te stellen.Minister tijdens het debat over de voorjaarsnota 2007 op 3 juli 3007. Handelingen II, 2006/07, nr. 88, blz. 4941Afgerond. Is meegenomen in het Belastingplan 2008.
     
68.2006–2007Toegezegd om in het Belastingplan 2008 in te gaan op de motie Huizinga over de bpm-differentiatie.Minister tijdens het debat over de voorjaarsnota 2007 op 3 juli 3007. Handelingen II, 2006/07, nr. 88, blz. 4941Afgerond. In het belastingplan 2008 wordt de absolute differentiatie van de bpm naar CO2-uitstoot versterkt met de invoering van de CO2-toeslag.
     
69.2006–2007Toegezegd om in het Belastingplan 2008 in te gaan op de motie Slob over de faciliteit in de inkomstenbelasting voor geruisloze doorschuiving bij bedrijfsverplaatsing.Minister tijdens het debat over de voorjaarsnota 2007 op 3 juli 2007. Handelingen II, 2006/07, nr. 88, blz. 4941Afgerond. Is meegenomen in het Belastingplan 2008.
     
70.2006–2007Toegezegd om in de miljoenennota 2008 het volledige beeld te geven over hoe het de komende jaren gaat met de fiscale vergroening.Minister tijdens het debat over de voorjaarsnota 2007 op 3 juli 2007. Handelingen II, 2006/07, nr. 88, blz. 4948Afgerond. Is meegenomen in het Belastingplan 2008.

Door bewindslieden gedane toezeggingen

Onderdeel B.2 Toezeggingen waarvan de uitvoering nog niet is afgerond
 VergaderjaarOmschrijving van de toezegging Vindplaats Stand van zaken/Planning
1.1999–2000Toegezegd dat de aandacht op het punt van verschoningsrecht van notarissen zal worden versterkt.Staatssecretaris op 27 januari 2000 tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en Wetsvoorstel Invoeringswet Wet IB 2001 in de TK. Handelingen II, 1999/00, 26 727 en 26 728, nr. 42, blz. 3246In voorbereiding.
     
2.2003–2004Toegezegd dat het autopakket zal worden gemonitord. Daarvoor zal gebruik worden gemaakt van gegevens van de Belastingdienst over de loonbelasting en zullen de CAO’s in de gaten worden gehouden.Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan in de EK op 9 december 2003. Handelingen I, 2003/04, nr. 11, blz. 480 Staatssecretaris tijdens de VAO op 18 februari 2004 over de herziening van de fiscale regels op het terrein van verkeer en vervoer. Handelingen II, 2003/04, nr. 53In voorbereiding.
     
3.2003–2004Toegezegd om de gevolgen van het autopakket (BP 2004) en de (eventueel) daaruit voortvloeiende problemen voor de thuiszorg te zullen bekijken.Staatssecretaris tijdens het AO op 11 februari 2004 over de herziening van fiscale regels op het terrein van verkeer en vervoer. Kamerstukken II, 2003/04, 29 280, nr. 9In voorbereiding.
     
4.2005–2006Toegezegd dat de maatregelen m.b.t. biobrandstoffen, de keuze voor de carrot-and-the-stickbenadering, in 2007 worden geëvalueerd.Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 14 november 2005. Kamerstukken II, 2005/06, 30 306 en 30 307, nr. 67In voorbereiding.
     
5.2005–2006Toegezegd om na te gaan of de regels in het kader van stroomlijning van de faciliteiten voor bedrijfsopvolging niet te archaïsch zijn.Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 14 november 2005. Kamerstukken II, 2005/06, 30 306 en 30 307, nr. 67In voorbereiding.
     
6.2005–2006Toegezegd om in bredere zin te kijken naar het internationaal verrekenen van heffingskortingen en de juridische motivering daarachter, en naar wat daarin wel en niet mogelijk is. De bevindingen zullen in een brief worden uiteengezet.Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2006 op 15 november 2005. Handelingen II, 2005/06, nr. 21, blz. 1393In voorbereiding.
     
7.2005–2006Toegezegd om na te gaan of bedrijfsopvolging wordt bemoeilijkt bij invoering openbare vennootschap.Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 13 december 2005. Handelingen I, 2005/06, nr. 11, blz. 524In voorbereiding.
     
8.2005–2006Toegezegd om de vragen met betrekking tot het vrijwaringsbewijs schriftelijk te beantwoorden.Staatssecretaris tijdens het AO op 9 februari 2006 over de herziening van het Zorgstelsel. Kamerstukken II, 2005/06, 29 689, nr. 74In voorbereiding.
     
9.2005–2006Toegezegd om een overzicht te sturen van de in Europa gehanteerde dieseltarieven en accijnzen.Staatssecretaris tijdens het AO op 14 juni 2006 over onder andere de brief met een over- zicht van de stand van zaken ten aanzien van het fiche tenuitvoerlegging Lissabonprogramma. Kamerstukken II, 2005/06, 22 112, nr. 452, blz. 4In voorbereiding.
     
10.2006–2007Toegezegd om na te gaan of het mogelijk is, de komende jaren en bij de evaluatie in 2010 van de octrooibox, confidential know-how onder de octrooibox te laten vallen.Minister tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Werken aan winst in het wetgevingsoverleg op 18 september 2006. Kamerstukken II, 2006/07, 30 572, nr. 13, blz. 38In voorbereiding.
     
11.2006–2007Toegezegd om, in de periode dat de baggersector nog het cfa-regime kan gebruiken, te overleggen met deskundigen en de sector om te bezien of er ten aanzien van het ter beschikking stellen van bedrijfsmiddelen in de octrooibox op enigerlei wijze een mouw aan kan worden gepast die ook rechtens deugt.Minister tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Werken aan winst in het wetgevings-overleg op 18 september 2006. Kamerstukken II, 2006/07, 30 572, nr. 13, blz. 39In voorbereiding.
     
12.2006–2007Toegezegd om te bekijken hoe in Frankrijk het begrip octrooieerbaar wordt gedefinieerd en in de praktijk wordt toegepast, met als doel te bezien of dit ook voor Nederland zou kunnen werken.Minister tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Werken aan winst in het wetgevingsoverleg op 18 september 2006. Kamerstukken II, 2006/07, 30 572, nr. 13, blz. 39In voorbereiding.
     
13.2006–2007Toegezegd om een notitie te sturen waarin wordt ingegaan op de grondslag en het tarief van successierechten én waarin een berekening wordt gemaakt van het bedrag waarmee de successierechten kunnen worden verlaagd als ervoor wordt gekozen de totale inkomsten te bevriezen.Minister tijdens de behandeling van het Belastingplan 2007 in het wetgevingsoverleg op 23 oktober 2006. Handelingen II, 2006/07, 30 804, nr. 37, blz. 45 en 46In voorbereiding.
     
14.2006–2007Toegezegd om goed te keuren dat ook belanghebbenden in fondsen voor gemene rekening en open CV’s kunnen voldoen aan het vereiste in artikel 4, tweede lid, onderdeel 2, van de Wet op de dividendbelasting.Minister in de memorie van antwoord van 6 november 2006. Kamerstukken I, 2006/07, 30 372, nr. CIn voorbereiding.
     
15.2006–2007Toegezegd om, in het kader van het goededoelentestament, contact op te nemen met de brancheorganisatie voor goede doelen om te bezien of op eniger- lei wijze verheldering kan worden geboden ofwel dat er nog aanpassingen kunnen worden aangebracht die van nut zijn.Minister tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2007 op 25 oktober 2006. Kamerstukken II, 2006/07, 30 804, nr. 17, blz. 1242In voorbereiding.
     
16.2006–2007Toegezegd om naar aanleiding van vragen van de heer Essers tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Werken aan winst, waarom er niet voor gekozen is om altijd te werken met een bronvrijstelling, te bezien of de frequentie van het aantal teruggave verzoeken dividendbelasting kan worden verhoogd.Minister in een brief van 21 november 2006.Kamerstukken I, 2006/07, 30 572, nr. E Handelingen I, 2006/07, 30 572, EK 8, blz. 325In voorbereiding.
     
17.2006–2007Toegezegd om naar aanleiding van vragen van de heer Essers tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Werken aan winst, artikel VIIId van overeenkomstige toepassing te verkla- ren als participaties in een open CV onder het nieuwe regime de deelne- mingsstatus verliezen. De wet zal op dit punt worden gewijzigd.Minister in een brief van 21 november 2006. Kamerstukken I, 2006/07, 30 572, nr. E Handelingen I, 2006/07, 30 572, EK 9, blz. 397In voorbereiding.
     
18.2006–2007Toegezegd om te bezien of op korte termijn verdere verbeteringen met betrekking tot bedrijfsopvolging binnen de successiewetgeving kunnen worden gerealiseerd.Minister tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Werken aan winst in de Eerste Kamer op 21 november 2006. Handelingen I, 2006/07, 30 572, EK 9, blz. 383In voorbereiding.
     
19.2006–2007Toegezegd om de Kamer te informeren als uitsluitsel binnen is van de EU met betrekking tot de octrooibox, de rente- box, het intact houden van de VAMIL, de milieu-investeringsaftrek en tuinbouwkassen. Bij een negatieve uitkomst zal worden aangegeven wat te doen.Minister tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Werken aan winst in de Eerste Kamer op 21 november 2006. Handelingen I, 2006/07, 30 572, EK 9, blz.401Afgerond met betrekking tot de octrooibox. De Kamer is per brief geïnformeerd op 8 februari 2007. Kamerstukken II, 2006/07, 30 572, nr. 25.  In voorbereiding voor de overige onderdelen.
     
20.2006–2007Toegezegd dat artikel 13, elfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 met betrekking tot middellijke bezittingen, bij een volgende gelegenheid zal worden verduidelijkt.Toegezegd in de nota naar aanleiding van het verslag van 6 december 2006 met betrekking tot de wijzigingen van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2007)Kamerstukken I, 2006/07, 30 804 nr. D, blz. 14In voorbereiding.
     
21.2006–2007Toegezegd om een Paarse Krokodil II te lanceren en daarbij alle door de Kamer gedane suggesties voor vereenvoudiging in de sfeer van de Paarse Krokodil serieus te bezien, waaronder een verdere vereenvoudiging van het loonbegrip in het algemeen.Minister tijdens de behandeling van het Belastingplan 2007 in de Eerste Kamer op 12 december 2006. Handelingen I, 2006/07, 30 804, EK 13, blz. 533In voorbereiding.
     
22.2006–2007Toegezegd om in overleg met de staatssecretaris van SZW nogmaals te kijken naar de ABW-ers en de startersregeling nadat is gebleken dat er onvoldoende SZW-steunmaatregelen voor bijstandgerechtigden zijn.Minister tijdens de behandeling van het Belastingplan 2007 in de Eerste Kamer op 12 december 2006. Handelingen I, 2006/07, 30 804, EK 13, blz. 540In voorbereiding.
     
23.2006–2007Toegezegd dat in gevallen waarin de Belastingdienst op enigerlei misverstand te laat een sofinummer heeft verschaft terwijl dat niet te laat is aangevraagd, zal worden geaccepteerd dat met het unieke personeelsnummer loonbelasting kan worden ingehouden.Minister tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Versterking fiscale rechtshandhaving op 31 januari 2007. Handelingen II, 2006/07, 30 322, TK 37, blz. 2324In voorbereiding.
     
24.2006–2007Toegezegd om ervoor te zorgen dat het niet langer noodzakelijk is een ministers- ontheffing te verkrijgen voor burgers die een verklaring van de Belastingdienst willen ontvangen over hun inkomen, vermogen en belastingschuld.Minister tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Versterking fiscale rechtshandhaving op 31 januari 2007. Handelingen II, 2006/07, 30 322, TK 37, blz. 2324In voorbereiding.
     
25.2006–2007Toegezegd om een voortgangsrapportage naar de Kamer te sturen over de toepassing van de regeling met betrekking tot notoire wanbetalers.Minister tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Versterking fiscale rechtshandhaving op 31 januari 2007. Handelingen II, 2006/07, 30 322, TK 37, blz. 2327 + TK 42, blz. 2465In voorbereiding.
     
26.2006–2007Toegezegd om een evaluatie te houden van de verschillende regimes teneinde na te gaan of de toegestane beleggingsactiviteiten voldoende op de praktijk aansluiten. Tevens wordt hierin de stand van zaken in de ons omringende landen betrokken.Minister tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in verband met de introductie van een regeling voor vrij- gestelde beleggingsinstellingen en een aanpassing van de eisen voor beleggingsinstellingen met uitdelingsverplichting op 13 februari 2007. Handelingen II, 2006/07, 30 533, TK 42, blz. 2471In voorbereiding.
     
27.2006–2007Toegezegd om twee jaar na inwerkingtreding van het wetsvoorstel een geactualiseerde vergelijking samen te stellen van de regimes in de voornaamste andere landen waar fondsen gevestigd zijn.Minister tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in verband met de introductie van een regeling voor vrij- gestelde beleggingsinstellingen en een aanpassing van de eisen voor beleggingsinstellingen met uitdelingsverplichting op 13 februari 2007. Handelingen II, 2006/07, 30 533, TK 42, blz. 2471In voorbereiding.
     
28.2006–2007Toegezegd om als er een nieuw rapport van the European Public Real Estate Association verschijnt, ook een nieuw schema van regimes voor beleggingsinstellingen in andere EU-landen op te stellen zoals is opgenomen in de nota naar aanleiding van het verslag.Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel (30 689) Wijziging van de vennootschapsbelasting 1969 teneinde beleggings-instellingen de mogelijkheid te bieden om vastgoed te ontwikkelen ten behoeve van de eigen portefeuille op 10 april 2007. Handelingen II, 2006/07, TK 59, blz. 3325In voorbereiding.
     
29.2006–2007Toegezegd om te bezien of bij de eerstvolgende gelegenheid, bijvoorbeeld de Onderhoudswet 2008, de goedkeu- ringswetprocedure voor de huidige fiscale investeringsregelingen kan worden geschrapt.Staatssecretaris in de Nota naar aanleiding van het verslag van 13 april 2007 tot buitentoepas- singstelling voor een gedeelte van 2006 van de energie-inves- teringsaftrek en de milieu-investeringsaftrek. Kamerstukken II, 2006/07, 30 924, nr. 5, blz. 3In voorbereiding.
     
30.2006–2007Toegezegd om te zorgen voor informatie over het terugvorderen van te hoge toeslagen.Minister tijdens het Verantwoor- dingsdebat op 22 mei 2007. Handelingen II, 2006/07, TK nr. 70, blz. 3802In voorbereiding.
     
31.2006–2007Toegezegd om na te denken over een bijdrage in de kosten van derde partijen, bijvoorbeeld financiële instellingen, als deze van de WOZ-gegevens gebruikmaken en hiervan grote voordelen ondervinden. Staatssecretaris tijdens het AO op 13 juni 2007 over de realisatie van verbetervoorstellen Wet onroerende zaken. Kamerstukken II, 2006/07, 30 800IXB, nr. 40 blz. 3In voorbereiding.
     
32.2006–2007Toegezegd om tijdens een werkbezoek aan Rotterdam, te informeren of de WOZ-waarde iets kan betekenen bij malafide transacties in vastgoed.Staatssecretaris tijdens het AO op 13 juni 2007 over de realisatie van verbetervoorstellen Wet onroerende zaken. Kamerstukken II, 2006/07, 30 800 IXB, nr. 40 blz. 3In voorbereiding.
     
33.2006–2007Toegezegd om een communicatieplan op te stellen om alle betrokkenen te informeren over de stand van zaken omtrent de teruggave van de te veel ingehouden bijdrage Zorgverzeke- ringswet.Staatssecretaris tijdens het debat op 20 juni 2007over de stand van zaken keten loonheffingen. Handelingen II, 2006/07, nr. 83, blz. 4558In voorbereiding.
     
34.2006–2007Toegezegd om de Kamer te informeren over een eventuele stelselwijziging, mede in het kader van de toegezegde wijziging van de Wet op de kansspelbelasting naar aanleiding van de Kamervragen over de Zeeuwse milieuprijs.Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kansspelbelasting in verband met kansspelen via internet op 20 juni 2007. Handelingen II, 2006/07, TK nr. 83, blz. 4549In voorbereiding.
     
35.2006–2007Toegezegd om belastingheffing op basis van het buitenkansbeginsel te betrekken bij de eventuele stelselwijziging.Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kansspelbelasting in verband met kansspelen via internet op 20 juni 2007. Handelingen II, 2006/07, TK nr. 83, blz. 4550In voorbereiding.
     
36.2006–2007Toegezegd om drie jaar na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kansspelbelasting in verband met kansspelen via internet, bij de te houden evaluatie ook in te gaan op de handhaving en om het regime voor fysieke kansspelautomaten hierin te betrekken.Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kansspelbelasting in verband met kansspelen via internet op 20 juni 2007. Handelingen II, 2006/07, TK nr. 83, blz. 4553In voorbereiding.
     
37.2006–2007Toegezegd om als de reparatiebepaling uit het wetsvoorstel verdwijnt, de signalen uit de praktijk in de gaten te houden als zich toch situaties voordoen waarin mensen in de problemen komen als gevolg van een minder hoge inflatie dan waarvan bij het afsluiten van de polis is uitgegaan.Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 2 juli 2007 over het initiatiefwetsvoorstel van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw of aflossing eigenwoningschuld. Kamerstukken II, 2006/07, 30 432, nr. 23, blz. 21In voorbereiding.
     
38.2006–2007Toegezegd om voortaan de halfjaarrapportages van de Belastingdienst in mei en november in te dienen bij de Kamer.Minister tijdens het AO op 4 juli 2007 over onder andere Walvis/SUB. Kamerstukken II, 2006/07, 31 066, nr. 9, blz. 4In voorbereiding.
     
39.2006–2007Toegezegd om als de praktijk daarom vraagt te bezien of er een overgangsregeling moet komen waarbij extra gelet zal worden op de administratieve lasten.Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel wijziging van de Wet op de vennootschaps-belas- ting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling voor vrijgestelde beleggings-instellingen en een aanpassing van de eisen voor beleggingsinstellingen met uitdelingsverplichting op 10 juli 2007. Handelingen I, 2006/07, EK nr. 38, blz. 1243In voorbereiding.
     
40.2006–2007Toegezegd om als blijkt dat in Nederland, vergeleken met het buitenland, knelpunten voor wat betreft de VBI ontstaan, actie te ondernemen.Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel wijziging van de Wet op de vennootschaps-belasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling voor vrijgestelde beleggings-instellingen en een aanpassing van de eisen voor beleggingsinstellingen met uitdelingsverplichting op 10 juli 2007. Handelingen I, 2006/07, EK nr. 38, blz. 1243In voorbereiding.
     
41.2006–2007Toegezegd om als blijkt dat de komende tijd interpretaties door de Belastingdienst voor meerdere beleggingsinstellingen van belang kunnen zijn, dit door de Belastingdienst gecommuniceerd zal worden. Mocht sprake zijn van echt beleid, dan zal dat officieel gepubliceerd worden.Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel wijziging van de Wet op de vennootschaps-belasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling voor vrijgestelde beleggings-instellingen en een aanpassing van de eisen voor beleggingsinstellingen met uitdelingsverplichting op 10 juli 2007. Handelingen I, 2006/07, EK nr. 38, blz. 1244In voorbereiding.
     
42.2006–2007Toegezegd om de gevolgen van ontwikkelingen in de fiscale concurrentiestrijd in Europa en de gevolgen voor de Nederlandse concurrentiepositie in de gaten te blijven houden.Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel wijziging van de Wet op de vennootschaps-belasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling voor vrijgestelde beleggingsinstellingen en een aanpassing van de eisen voor beleggingsinstellingen met uitdelingsverplichting op 10 juli 2007. Handelingen I, 2006/07, EK nr. 38, blz. 1244In voorbereiding.

NIET-FISCAAL

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

Onderdeel A.1 Moties waarvan de uitvoering is afgerond
 VergaderjaarOmschrijving van de motie Vindplaats Stand van zaken/Planning
1.2004–2005Motie Van Egerschot/Douma over de hoogte van kosten die AFM in rekening brengt voor vergunningverlening.Kamerstukken II 2004/05, 29 658, nr. 70.Afgerond.
     
2.2004–2005Motie De Haan over toezicht op de beheersing van ontwikkeling van vergunningkosten.Kamerstukken II 2004/05, 29 658, nr. 71.Afgerond.
     
3.2005–2006Motie Heemskerk c.s. verzoekt de regering om het eigen risico van tien procent binnen de Collectieve Garantie Regeling over de eerste € 20 000 ongedaan te maken.Kamerstukken II 2005/06, 29 708, nr. 59.Afgerond.
     
4.2005–2006Motie Aptroot c.s. verzoekt om de verplichte deelname aan statistieken voor ondernemers in het MKB te laten vervallen en verzoekt de regering om dit uiterlijk per 1 juli 2006 te realiseren, rekening houdende met Europese verplichtingen en eventueel noodzakelijke aanpassingen van bestaande aangifteformulieren.Kamerstukken II, 2005/06, 29 515, nr. 125 (was motie nr. 111).Motie wordt niet uitgevoerd. Is aan de TK gemeld bij brief Kamerstukken II, 29 515, nr. 135.
     
5.2005–2006Motie Aptroot c.s. verzoekt om inzet voor het laten vervallen van de Europese regel die elk bedrijf verplicht een preventiemedewerker aan te stellen en verzoekt verder om de regel die de mogelijkheid biedt om bij ondernemingen tot 15 medewerkers de ondernemer als preventiemedewerker aan te wijzen te verruimen tot ondernemingen tot 25 medewerkers en de ondernemingen te informeren over het bestaan van deze mogelijkheid.Kamerstukken II, 2005/06, 29 515, nr. 127 (was motie nr. 113).Motie wordt uitgevoerd, doordat via SZW dit in Europees verband aan de orde zal worden gesteld.
     
6.2005–2006Motie Koopmans c.s. verzoekt de regering om, aanvullend op de resul- taatsverplichting van 25% minder administratieve lasten per jaar in 2007, zich in te spannen om in deze kabinetsperiode voor € 2 mld. extra voorstellen te ontwikkelen ter voorbereiding van verdere vermindering in de volgende kabinetsperiode en de Kamer hierover te berichten.Kamerstukken II, 2005/06, 29 515, nr. 128 (was motie nr. 114).Aanvullende reductiedoelstel- lingen zijn opgenomen in art. 2.2.8 van deze begroting.
     
7.2006–2007Smeets CS. Indieners vragen de regering vóór 1 april 2007 een integrale ex-postmeting uit te voeren, waarbij de vermindering van administratieve lasten en irritaties van het bedrijfsleven transparant worden gemaakt doordat er inzicht wordt gegeven in alle daadwerkelijk gerealiseerde dalingen en stijgingen, naar sector en bedrijfsgrootte.Kamerstukken II 2006/07, 29 515, nr. 169. Motie wordt anders uitgevoerd. Bij nieuwe nulmetingen worden sector en beleving meegenomen.

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

Onderdeel A.2 Moties waarvan de uitvoering nog niet is afgerond
 VergaderjaarOmschrijving van de motie Vindplaats Stand van zaken/Planning
1.2003–2004Motie Van As. Het kabinet wordt verzocht een einddatum vast te stellen voor alle subsidies en- regelingen waarna deze automatisch stoppen, hetzij verlengd worden na een evaluatie.Kamerstukken II 2003/04, 29 200, nr. 40.In het Instrumenten Overzicht Rijksoverheid (IOR) is de eind- datum voor een aantal subsidies opgenomen. In het AO van 26 april 2006 is toegezegd dat er bezien wordt of er een bench- mark te vinden is om te bepalen wanneer een subsidie(regeling) wel of niet direct van een eind- datum moet worden voorzien, waarna deze ofwel eindigt ofwel na evaluatie kan doorgaan.
     
2.2003–2004Motie Mastwijk c.s. De Kamer verzoekt de regering nog deze kabinetsperiode te komen met een plan van aanpak voor een proef met minimaal één departement voor de omschakeling van het kasstelsel naar het baten-lastenstelsel.Kamerstukken II 2003/04, 29 540, nr. 101.De TK is bij brief (Kamerstukken II 2005/06, 28 737, nr. 14) op de hoogte gesteld van een pilot die gestart is bij het ministerie van LNV.
     
3.2005–2006Motie-Van As. verzoekt de suggesties van de REA in zijn advies «Voorjaarsnota 2006: De verleiding van een opgaande conjunctuur» nader te onderzoeken.Kamerstukken II 2005/06, 30 560, nr. 5.Wordt meegenomen in de voorbereiding op de komende kabinetsformatie.

Door bewindslieden gedane toezeggingen

Onderdeel B.1 Toezeggingen waarvan de uitvoering is afgerond
 VergaderjaarOmschrijving van de toezegging Vindplaats Stand van zaken/Planning
1.1998–1999De minister is bereid de bevoegdheden van de AR ten aanzien van DNB verwoord in art. 59 lid 3 en 4 van de Comptabiliteitswet, opnieuw te bezien.Minister tijdens behandeling van de Bankwet op 14 april 1999. Handelingen II 1998/99, blz. 4139.Afgerond.
     
2.1999–2000Instellingsvoorwaarden van agentschappen zullen in een regeling worden opgenomen.Kamerstukken II 1999/00, 26 974, nr. 6.De vereenvoudigde instellingsvoorwaarden zijn in de regeling baten-lastendiensten 2007 opgenomen (Staatscourant 28-2-2007, nr. 42).
     
3.2001–2002Evaluatie van het referentiekader mededeling over de bedrijfsvoering en omvorming van het referentiekader tot een ministeriële regeling.AO op 15 april 2002.Wordt meegenomen bij de imple- mentatie van de aanbevelingen van het IBO Regeldruk en Controletoren. Bij de verantwoording over 2005 is op de invoering vooruitgelopen bij Financiën, VROM, SZW en VWS. Volledige invoering vindt plaats bij de verantwoording 2006. Inmiddels is de bedrijfs- voeringsparagraaf in de Rijks- begrotingsvoorschriften opge- nomen en hebben alle miniseries een bedrijfsvoeringsparagraaf opgeleverd bij het eigen depar- tementale jaarverslag over 2006.
     
4.2001–2002Overdracht van vermogensbestanddelen van RWT’s en ZBO’s aan het Rijk zal in een regeling worden opgenomen.Kamerstukken II 2001/02, 27 849, nr. 9, blz. 5.Is thans niet meer relevant, gezien de discussie met de Tweede Kamer over de toekomst van ZBO’s. Opgenomen in Kaderwet ZBO’s.
     
5.2003–2004In reactie op de g.a. Rouvoet zal worden nagegaan of de WRR in haar onder- zoeksprogramma een studie heeft opgenomen naar de effecten van de vergrijzing en de aanpak daarvan. Algemene Financiële Beschouwingen, 1 oktober 2003.Handelingen II 2003/04, 8–367.In 2006 is een rapport van de WRR verschenen met o.a. voor- stellen voor de manier waarop de verzorgingsstaat kan omgaan met uitdagingen van de vergrij- zing. Op verzoek van de Vaste Kamer- commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid is er op 18 maart 2005 al een notitie uitgebracht door de WRR over een «toekomstig stelsel van arbeidsmarkt en sociale zekerheid».
     
6.2003–2004Justitie wordt verzocht om een wets- wijziging die het mogelijk maakt voor meerdere partijen (met name TPG) om het vervoer van kleine pakketjes geld op zich te nemen (met name van belang voor bereikbaarheid detailhandel).AO Betalingsverkeer 15 april 2004. Kamerstukken II, 27 863, nr. 19.Vanuit het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) is aangegeven, dat de betrokken partijen geen noodzaak zien voor een wetswijziging. In MOB-verband wordt bezien hoe markt- gedreven initiatieven kunnen worden bevorderd. De bereikbaarheid van de detailhandel en de marktinitiatieven die daarbij behulpzaam kunnen zijn, worden behandeld in het rapport van het Maatschappelijk Overleg Beta- lingsverkeer (MOB), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Landelijke Vere- niging voor Kleine Kernen (LVKK) over de toegankelijkheid en de bereikbaarheid van basisbetaaldiensten. Dit rapport is bij brief van 6 juni 2007 (Kenmerk FM 2007-01173 M) aangeboden aan de Tweede Kamer.
     
7.2004–2005Analyse van het toezicht op Unit-linked verzekeringen.AO Vestigingsplaats beleggingsinstellingen, 14 juni 2005. Kamerstukken II 2004/05, 28 998, nr. 12.Afgerond. Standpunt is weergegeven in brief aan de Tweede Kamer d.d. 19 januari 2007 (Kamerstukken II 2006/07, 29 507, nr. 39).
     
8.2005–2006Nagaan of het toezicht op de natura-uitvaartverzekeringen kan worden afgeschaft.Vergadering 26 april 2006 Wft (29 708). Handelingen II 76–4746.Brief aan TK, 21 december 2006. Kamerstukken Art. 48, Amvb 5, Wft. Afgerond. Is bezien in het kader van project vereenvoudiging vergunningen. De Kamer is per brief hierover geïnformeerd, d.d. 21 december 2006 (FM06–2941).
     
9.2005–2006Verlaging vermogenseis effectenbeheerders naar € 125 000Vergadering 26 april 2006 Wft (29 708). Handelingen II 76–4746. Art. 48, amvb 5, Wft.Opgenomen in besluit prudentiële regels (Amvb 5) Wft. Inwerkingtreding: 1 januari 2007.
     
10.2005–2006De minister heeft toegezegd te zullen bezien of er aanleiding bestaat de vergoeding op grond van het depositogarantiestelsel (thans € 20 000) aan te passen.Verslag AO Van der Hoop, 16 februari 2006. Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 29. Bij brief van 21 maart 2006 (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 30) heeft de minister de TK bericht dat de vergoeding wordt verhoogd tot € 40 000, met invoering van een eigen risico. Dit is opgenomen in het Besluit bijzonder prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantiestelsels Wft. Inwerkingtreding: 1 januari 2007.
     
11.2005–2006In juni of juli 2006 wordt het rapport van de curatoren verwacht. Wanneer het oordeel van de curatoren afwijkt van het huidige oordeel van de toezichthouders en de minister, dan zal de minister met de TK overleggen over een nader onderzoek.Verslag AO Van der Hoop, 16 februari 2006. Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 29.Afgerond.
     
12.2005–2006De minister heeft toegezegd de ondui- delijkheid over de samenloop van de openbaarmakingsverplichting op grond van de regels inzake marktmisbruik en het belang van de geheimhouding van o.a. de aanvraag van de noodregeling weg te nemen.Verslag AO Van der Hoop, 16 februari 2006. Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 29.Afgerond.
     
13.2005–2006Toezegging dat er gewerkt zal worden aan de «financiële alfabetisering» van de burgers, opdat deze beter in staat zullen zijn financiële beslissingen te nemen (Blok).Kamerstukken II, 2005/06, 30 560 (Voorjaarsnota 2006). Handelingen II, 28–6-2006, blz. 96–5945 e.v.Afgerond. Platform is opgericht in november 2006. Zie brief van 14 november 2006. Kamerstukken II 2006/07, 29 507, nr. 37).
     
14.2005–2006De minister heeft aan de TK toegezegd een introductiescenario over een eventuele rijksbrede invoering van het baten-lastenstelsel.AO van 18 juni 2006 inzake de evaluatie van het baten-lasten- model. Kamerstukken II 2005/06, 28 737, nr. 15.19-2-2007 afgerond, Kamerstukken II 2006/07, 28 737, nr. 16.
     
15.2005–2006De minister stuurt voor het zomerreces een brief naar de TK met voornemens over de aanpassing van de Comptabiliteitswet 2001.AO van 26 april 2006 over VBTB evaluatie. Kamerstukken II 2005/06, 29 949, nr. 41.Op 14 juli 2006 brief gestuurd aan TK (Kamerstukken II, 29 949, nr. 55).
     
     
16.2005–2006Met in gang van het komende Financieel Jaarverslag van het Rijk (in 2007) wor- den in een bijlage de kerngegevens en de realisatie van de belastingopbreng- sten per belastingcategorie opgenomen.Verslag WGO 8 juni 2006, Kamerstukken 30 550 IXA en 30 550 IXB, nr. 6. Is opgenomen in Financieel Jaarverslag Rijk 2006.
     
17.2005–2006Het beloningsoverzicht in het jaarverslag beheer deelnemingen zal verder worden ingevuld en nagezonden, evenals een overzicht van nevenfuncties en belonin- gen bij dochterbedrijven. Tevens evaluatie aantal deelnemingen.AO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid, 26 januari 2006. Kamerstukken II, 2005/06, 28 165, nr. 37.Afgerond. Is meegenomen in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen, Kamerstukken II 2006/07, 28 165, nr. 55.
     
18.2005–2006In het financieel jaarverslag zal de minister aandacht besteden aan het garantiebeleid. De definitie wordt uitgeschreven, evenals het nee, tenzij -beginsel.AO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid, 26 januari 2006. Kamerstukken II, 2005/06, 28 165, nr. 37.Afgerond, Kamerstukken II 2005/06, 30 550, nr. 1.
     
19.2005–2006Er zal overleg plaats vinden met de minister van VWS om de Kamer schriftelijk te informeren over de juridische consequenties van de garantie voor terrorismeschaden binnen de ziektekostenverzekering.AO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid, 26 januari 2006. Kamerstukken II, 2005/06, 28 165, nr. 37. Afgerond.
     
20.2005–2006Er is een spanningsverplichting met betrekking tot Thales en de minister zal de Kamer op korte termijn een brief sturen na overleg met minister Brinkhorst.AO Deelnemingenbeleid Rijks- overheid, 26 januari 2006. Kamerstukken II, 2005/06, 28 165nr. 37. Afgerond; brief van 10 juli 2006, Kamerstukken II 2005/06, 28 165, nr. 44.
     
21.2005–2006Na overleg met de minister van EZ zal de kamer worden ingelicht over de handelwijze rond Thales. Binnen twee weken zal daarover een brief worden gestuurd. Het feit dat de staat 1% van de aandelen bezit, betekent niet dat het bedrijf zal worden bevoordeeld ten opzichte van andere kansrijke bedrijven.AO Deelnemingenbeleid Rijks- overheid, 26 januari 2006. Kamerstukken II, 2005/06, 28 165, nr. 37. Afgerond; brief van 10 juli 2006, Kamerstukken II 2005/06, 28 165nr. 44.
     
22.2005–2006De voortgangsrapportage PPS komt in maart 2006 naar de Kamer.AO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid, 26 januari 2006. Kamerstukken II, 2005/06, 28 165, nr. 37.Afgerond; brief van 6 juli 2006, Kamerstukken II 2005/06, 28 753, nr. 8.
     
23.2005–2006De Kamer ontvangt t.z.t. een brief over het overleg tussen de provincie Zeeland en de minister van Financiën inzake het dossier Westerscheldetunnel.AO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid, 30 maart 2006. Kamerstukken II 2005/06, 28 165, nr. 39.Afgerond; brief van 15 juni 2006, Kamerstukken II 2005/06, 28 165, nr. 41.
     
24.2005–2006De Kamer ontvangt een brief met de conclusies van de minister n.a.v. dit debat. Hierbij wordt tevens ingegaan op de vraag of de berekeningen voor de Westerscheldetunnel te eniger tijd vertrouwelijk zijn in te zien. Tevens zegt de minister een hoogstwaarschijnlijke vertrouwelijke inzage toe in de concept- overeenkomst voor de Westerscheldetunnel. AO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid, 30 maart 2006. Kamerstukken II 2005/06, 28 165, nr. 39. Afgerond; brief van 15 juni 2006, Kamerstukken II 2005/06, 28 165, nr. 41.
     
25.2005–2006In de te wijzigen Comptabiliteitswet zal ook een bepaling worden opgenomen over de informatie aan de kamer bij voorgenomen verkoop van deelnemingen. AO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid, 30 maart 2006. Kamerstukken II 2005/06, 28 165, nr. 39.Afgerond; Kamerstukken II 2005/06, 28 165, nr. 53.
     
26.2005–2006De voortgangsrapportage PPS zal in de eerste helft van juli naar de kamer worden gestuurd. AO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid, 27 juni 2006. Kamerstukken II 2005/06, 28 165, nr. 45. Afgerond; brief van 6 juli 2006, Kamerstukken II 28 753, nr. 8.
     
27.2005–2006Over de eventuele wijziging van de comptabiliteitswet, inclusief de rol van de Kamer bij aandelenvervreemding, zal de kamer begin juli een inhoudelijke brief ontvangenAO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid, 27 juni 2006. Kamerstukken II 2005/06, 28 165, nr. 45. Afgerond; Kamerstukken II 2005/06, 28 165, nr. 53.
     
28.2005–2006De aangevulde beloningsstaatjes van de raad van bestuur en de raad van com- missarissen bij deelnemingen zullen in het jaarverslag deelnemingen over 2005 worden opgenomen. Dit jaarverslag zal na Prinsjesdag verschijnen.AO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid, 27 juni 2006. Kamerstukken II 2005/06, 28 165, nr. 45.Afgerond, Kamerstukken II 2005/06, 28 165, nr. 53.
     
29.2005–2006De kamer zal schriftelijk nader worden geïnformeerd naar aanleiding van de gestelde vragen inzake Sdu. AO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid, 27 juni 2006.Kamerstukken II 2005/06, 28 165, nr. 45. Afgerond; Kamerstukken II 2005/06, 28 165, nr. 47.
     
30.2005–2006Toezegging dat bij de Najaarsnota 2006 zal worden bezien of er budgettaire ruimte is voor het wegwerken van restauratieachterstanden bij monumenten.Kamerstukken II, 2005/06, 30 560 (Voorjaarsnota 2006). Handelingen II, 28–6-2006, blz. 96–5945 e.v. Afgerond. Bij behandeling van de Najaarsnota 2006 is extra geld naar monumenten gegaan.
     
31.2006–2007Er zal een brief aan de Kamer worden gestuurd over het project Amsterdam Zuidas, met aandacht voor risico-analyseAO PPS, 1 februari 2007. Kamerstukken II 2006/07, 28 753, nr. 9. Afgerond; brief VROM van 20 juni 2007, Kamerstukken II 2006/07, 30 800 XI, nr. 111.
     
32.2006–2007Toezegging om terug te komen bij de Kamer indien dit is ter beantwoording van de vraag of de verantwoording in een kwantitatief doel is te vervatten (Rutte, VVD).Verantwoordingsdebat, 22 mei 2007. Handelingen II 2006/07, 70–3771. Afgerond bij kabinetsplan aanpak administratieve lasten d.d. 26 juli 2007 (Kamerstukken II 2006/07, 29 515, nr. 202).
     
33.2006–2007Toezegging om zo snel mogelijk aan de Kamer te laten weten op welke manier de maatregel om schoolboeken gratis te maken inkomensafhankelijk zal zijn en op welke inkomensniveaus de omslagpunten liggen (Rutte, VVD).Verantwoordingsdebat, 22 mei 2007. Handelingen II 2006/07, 70–3771. Afgerond. Hierover is in juni 2007 een brief verstuurd aan Tweede Kamer (Kamerstukken II 2006/07, 31 031, nr.5).
     
34.2006–2007Toezegging om druk uit te oefenen in Europa om andere landen zo ver te krijgen om aan het systeem van nationale verklaring mee te doen (Rutte, VVD).Verantwoordingsdebat, 22 mei 2007. Handelingen II 2006/07, 70–3771. Uitgevoerd. Lidstaten zijn geïn- formeerd over het systeem van de eerste nationale verklaring in NL en met een deel van de lidstaten zijn gerichte gesprekken gevoerd over invoeringsmogelijkheden. Deze gesprekken worden voortgezet.
     
35.2006–2007De kamer ontvangt een brief over modernisering van de Comptabiliteitswet.AO 26 januari 2006. Kamerstukken II 2005/06, 29 949 en 29 950, nr. 55.Afgerond; 17 oktober 2006 Kamerstukken II 2006/07, 28 165, nr. 53.
     
36.2006–2007Er komt een brief van de minister met een compleet overzicht van de stand van zaken van de deelnemingen en eventuele voornemens tot verkoop. AO Deelnemingenbeleid Rijks- overheid, 26 januari 2006. Kamerstukken II, 2005/06, 28 165, nr. 37.Afgerond. Kamerstukken II 28 165, nr. 35.
     
37.2006–2007De Kamer ontvangt een brief over de discontovoet/rekenrenteAO PPS, 1 februari 2007, kamerstuk 28 753, nr. 9Afgerond brief van 8 maart 2007, Kamerstukken II 29 352, nr. 3.

Door bewindslieden gedane toezeggingen

Onderdeel B.2 Toezeggingen waarvan de uitvoering nog niet is afgerond
 VergaderjaarOmschrijving van de toezegging Vindplaats Stand van zaken/Planning
1.1998–1999Toezicht op afwikkelsystemen.Minister tijdens overleg met de Vaste cie. voor Financiën over integriteit financiële sector, Kamerstukken ll 1998/99, 25 830, nr. 8, blz. 8.Kamer is bij brief van 17 februari 2004 geïnformeerd over de invul- ling van dit toezicht. E.e.a. is besproken in het AO van 21 april 2004. Eind 2007 zal het ontwerp wetsvoorstel Toezicht afwikkelsystemen aan de TK worden voorgelegd.
     
2.2004–2005De TK wordt geïnformeerd over verkoop van aandelen van de Westerschelde Tunnel NV, Tennet en UCN, voordat sprake is van een finaal verkooptraject.AO Deelnemingen 27 januari 2005. Kamerstukken II, 28 165, nr. 21.De TK heeft meerdere brieven gekregen over de voorgenomen verkoop van WST. De laatste is van de week van 12 juni 2006. De andere toezeggingen t.a.v. informeren van de TK over eventuele voorgenomen verkopen van Tennet en UCN blijven staan.
     
3.2004–2005Wanneer het ontwerp wetsvoorstel Deel Toezicht afwikkelingsystemen (voor- heen: Deel 4 Infrastructuur) klaar is, zal met de TK worden overlegd of het onderdeel kan worden van de Wft die al is geaccordeerd of dat het als een aparte wet moet worden ingediend. Streefdatum inwerkingtreding Deel Toezicht afwikkelingsystemen is 1 januari 2008.Vergadering 15 maart 2005 inzake Wft (29 708). Handelingen II 2004/05, 59–3835 e.v.Eind 2007 zal het ontwerp wetsvoorstel Toezicht afwikkelsystemen aan de TK worden voorgelegd.
     
4.2004–2005TK wordt in het najaar geïnformeerd over de uitkomsten van het Justitie onderzoek naar de aansprakelijkheid van toezichthouders en de mogelijke uitwerking voor de Wft. Vergadering 15 maart 2005 (29 708). Handelingen II 2004/05, 59–3835 e.v. Het onderzoek van het WODC van Justitie is afgerond. Justitie bereidt een kabinetsreactie voor.
     
5.2004–2005Onderzoek naar de mogelijkheid tot het schrappen van de verplichte beursnotering voor niet vergunningsplichtige beleggingsinstellingen (wijziging BMVK-regeling).AO Vestigingsplaats beleggingsinstellingen, 14 juni 2005. Kamerstukken, 2004/05, 28 998, nr. 12.In behandeling.
     
6.2004–2005De minister heeft toegezegd de kamer te zullen berichten over boetes bij voortij- dige beëindiging van hypotheken. VerslagAO 17 maart 2005, Kamerstukken II 2004/05, 29 629, nr. 3.In voorbereiding. De Tweede Kamer wordt dit najaar geïnformeerd.
     
7.2005–2006De minister heeft tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet melding ongebruikelijke transacties en de Wet identificatie bij dienstverlening aangegeven zich in te zetten voor toegang van financiële instellingen tot het BSN.Handelingen II 2005/06, nr. 23, pag. 1545–1554.Onderzoek is gaande naar de mogelijkheden voor deze toegang.
     
8.2005–2006De minister heeft toegezegd te bezien of de identificatieverplichtingen uit de AWR en de WID analoog kunnen worden gemaakt. Indien dit niet mogelijk is, zal worden uitgelegd waarom de beide regelingen verschillen.Vergadering op 17 november 2005 over WID en AWR (29 990). Handelingen II 2005/06, 23–1552.Het onderzoek loopt.
     
9.2005–2006Bezien of vermogensscheiding van opties (die bij banken worden aangehouden) mogelijk is. Vergadering 26 april 2006 Wft (29 708).Handelingen II 76–4746. Wordt meegenomen in wetsvoorstel tot wijziging van de WGE.Concept wetsvoorstel is op 23 juli 2007 voorgelegd voor consultatie. Reactietermijn gesloten op 31 augustus 2007.
     
10.2005–2006De minister heeft toegezegd een poging te doen de bescherming van derivatenposities van cliënten te regelen in het kader van de implementatie van de MIFID. Verslag AO Van der Hoop, 16 februari 2006.Kamerstukken II 2005/06, 30 300IXB, nr. 29. Loopt, maar los van implementatie van de Mifid. Concept wetsvoorstel is op 22 mei 2007 voorgelegd voor consultatie. Reactietermijn gesloten op 3 juli 2007.
     
11.2005–2006De minister zegt toe te zijner tijd terug te rapporteren wat het effect is van de circulaire van het Verbond van Verzekeraars over het verlengen van langlopende polissen.Vergadering 21 juni 2006 Wft (29 708). Handelingen II 93–5715In behandeling.
     
12.2005–2006De minister zegt toe de websitewww.geldwaardering.nlte zullen evalueren.Vergadering 21 juni 2006 Wft (29 708). Handelingen II 93–5716. De Tweede Kamer zal dit jaar worden geïnformeerd.
     
13.2005–2006Er zal in het najaar een nota over activabeleid naar de TK worden gestuurd.AO Vastgoed, 7 februari 2006, Kamerstukken II, 2005/06, 27 581 en 25 449, nr. 25.In behandeling.
     
14.2005–2006De minister vraagt de minister van VROM de Kamer te informeren over de positie van de gemeenten rondom Rotterdam als gevolg van de verkoop AVR.AO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid; Kamerstukken II, 2005/06, 28 165, nr. 39.In behandeling.
     
15.2006–2007Toezegging dat als het gaat om de specifieke zaken die betrekking hebben op departementale begrotingen en waar de minister van Financiën niet mondeling antwoord op heeft gegeven, er gezorgd zal worden dat de desbetreffende ministers ruim voor het algemeen overleg dat hun begroting raakt, schrifte- lijk antwoord geeft aan de Kamer, zodat dat gebruikt kan worden in dat alge- meen overleg (Hamer, PvdA).Verantwoordingsdebat, 22 mei 2007. Handelingen II 2006/07, 70–3771. Alle vragen uit het verantwoor- dingsdebat zijn toegedeeld aan de afzonderlijke departementen. Op 24 mei is aan alle departementen verzocht de vragen te beantwoorden en deze voor het AO van het departement naar de TK te sturen.
     
16.2006–2007Toezegging dat oude onvolkomenheden in principe binnen een tweejaarstermijn tot een oplossing worden gebracht. Als dat niet mogelijk blijkt, dan zal dit expliciet gemotiveerd worden; comply or explain (De Nerée tot Babberich, CDA).Verantwoordingsdebat, 22 mei 2007. Handelingen II 2006/07, 70–3771. Departementen lossen zo snel mogelijk (oude) onvolkomenheden op. Ieder departement zal de Tweede Kamer over expliciete motivatie via het departementale jaarverslag (bvp) informeren. Financiën zal de departementen informeren en bij het opstellen van de departementale jaarverslagen de invulling van de toezegging volgen.
     
17.2006–2007Toezegging om bij de behandeling van de voorjaarsnota terug te komen op de motie van CDA ingediend bij de AO van vorig jaar. 65-plussers die nieuwe baantjes willen hebben moeten 10% moeten afdragen mits zij minder dan € 10 000 verdienen. Ook is er een proeve van wetgeving aan de Handelingen toegevoegd (De Nerée tot Babberich, CDA).Verantwoordingsdebat, 22 mei 2007. Handelingen II 2006/07, 70–3771. Zoals ook is toegezegd bij de behandeling van BP 2007 in najaar 2006, zal op de motie De Nerée tot Babberich worden teruggekomen in de verkenning «Wegnemen belemmeringen doorwerken na 65e jaar».
     
18.2006–2007Toezegging om de Kamer te informeren over de uitkomsten van de workshops niet-financiële informatie. Verslag AO Evaluatie VBTB. Kamerstukken II 29 949, nr. 41. In september zal hierover de brief worden verstuurd.
     
19.2006–2007Toezegging dat de Kamer voor de behandeling van de slotwetten een brief van het kabinet ontvangt, waarin een eerste evaluatie wordt geven van de suggesties van de kant van de Kamer voor een verbetering van de verant- woordingscyclus en het verantwoor- dingsdebat, inclusief de nadere uitwerking van eigen ideeën daaromtrent (Hamer, PvdA). Verantwoordingsdebat, 22 mei 2007. Handelingen II 2006/07, 70–3771. Op 2 juli 2007 is hierover een brief aan de TK verstuurd (Kamerstukken II 31 031, nr.17). In september zal er nog een brief worden gestuurd waarin concrete voorstellen zullen zijn uitgewerkt.
     
20.2006–2007Er zal een analyse worden gemaakt van de knelpunten in de zorg met betrekking tot PPS in de zorgsector. AO PPS, 1 februari 2007, Kamerstukken II, 28 753, nr. 9Gereed oktober 2007.
     
21.2006–2007Er zal een brief aan de Kamer worden gestuurd over good practices en lessons learned bij PPS en bij de HSL.AO PPS, 1 februari 2007, Kamerstukken II 2006/07, 28 753, nr. 9, en AO HSL, 14 februari 2007. Gereed in september 2007.
     
22.2006–2007De Kamer zal een evaluatie ontvangen van het deelnemingenbeleid, waarbij ook zal worden ingegaan op de invulling van het begrip maatschappelijke onder- neming/publieke vennootschap.O Deelnemingen, 26 januari 2006, Kamerstukkken II, 2005/06, 28 165, nr. 56. Gereed eind 2007.
     
23.2006–2007De Kamer zal een brief ontvangen over de samenwerking met de Antilliaanse autoriteiten en het ministerie van BZK over de NPMNA en het draagvlak voor vervreemding hiervan. AO Deelnemingen, 26 januari 2006, Kamerstukken II, 2005/06, 28 165, nr. 56. In voorbereiding.
     
24.2006–2007De Kamer zal een evaluatie ontvangen van Holland Casino. AO Deelnemingen, 26 januari 2006, Kamerstukken II, 2005/06, 28 165, nr. 56. Gereed september 2007.
     
25.2006–2007Er zal worden toegezien op een spoedige uitvoering van de motie Hofstra c.s. over prijspalen en de Kamer zal daarover worden geïnformeerd.AO 15 maart 2007 over staatsdeelnemingen, Kamerstukken II 2006/07, 24 036, nr. 325.In voorbereiding.
     
26.2006–2007De Kamer ontvangt in 2007 een nota over het deelnemingenbeleid met een evaluatie plaatsvinden van de huidige staatsdeelnemingen, al dan niet in combinatie met het rapport van de commissie Wijffels.AO 15 maart 2007 over staats- deelnemingen, Kamerstukken II 2006/07, 24 036, nr. 325.In voorbereiding.
     
27.2006–2007Na de volgende benzineveiling zal in oktober een evaluatie plaatsvinden van de systematiek waarin wordt ingegaan op de optie asymmetrische veiling.AO 15 maart 2007 over staatsdeelnemingen, Kamerstukken II 2006/07, 24 036, nr. 325.In voorbereiding.
     
28.2006–2007De Tweede Kamer ontvangt een corporate governance planning. AO Commissie Frijns 5 juli 2007, Kamerstukken II 2006/07, 31 083, nr. 2.In voorbereiding.
     
29.2006–2007De minister streeft ernaar dit jaar een Wetsvoorstel identificatie aandeelhouders naar de Raad van State te zenden.AO Commissie Frijns 5 juli 2007, Kamerstukken II 2006/07, 31 083, nr. 2.In voorbereiding.
     
30.2006–2007De minister zegt toe te bezien of de voorgestelde maatregelen op basis van bestaand materiaal van de commissie Frijns nader kunnen worden onderbouwd en zal de Tweede Kamer hierover informeren.AO Commissie Frijns 5 juli 2007, Kamerstukken II 2006/07, 31 083, nr.2.In voorbereiding.
     
31.2006–2007De minister zegt toe bij de aanpassing van de Wet Melding Zeggenschap aandacht te besteden aan de samenloop tussen grens melding zeggenschap en deelnemingsvrijstelling en gevolgen voor kleine beleggers.AO Commissie Frijns 5 juli 2007, Kamerstukken II 2006/07, 31 083, nr. 2.In voorbereiding.
     
32.2006–2007De minister zal bezien in overleg met de minister van Justitie of artikel 2:8 BW verder moet worden gespecificeerd.AO Commissie Frijns 5 juli 2007, Kamerstukken II 2006/07, 31 083, nr. 2.In voorbereiding.
     
33.2006–2007De minister zal nagaan of bij openbare biedingen voldoende waarborgen aanwezig zijn voor een ordelijk proces en daarnaast bezien of bij biedingen betrokken adviseurs geregistreerd dienen te worden.AO Commissie Frijns 5 juli 2007, Kamerstukken II 2006/07, 31 083, nr. 2.In voorbereiding.
     
34.2006–2007Bij de kabinetsreactie op het SER-advies over globalisering of de eindevaluatie van de commissie Frijns zal aandacht worden besteed aan de tijdshorizon van de kapitaalmarkten en eventuele fiscale aspectenAO Commissie Frijns 5 juli 2007, Kamerstukken II 2006/07, 31 083, nr. 2.De kabinetsreacties worden naar verwachting de eerste helft 2008 aan de Kamer gezonden.
     
35.2006–2007De minister gaat na of informatie van DNB over pensioenfondsbeleggingen in hedgefunds kan worden verstrekt aan de Tweede KamerAO Commissie Frijns 5 juli 2007, Kamerstukken II 2006/07, 31 083, nr. 2.In voorbereiding.
     
36.2006–2007De Kamer wordt nader geïnformeerd over de fiscale behandeling van koerswinsten van private equity-managersAO Commissie Frijns 5 juli 2007, Kamerstukken II 2006/07, 31 083, nr. 2.In voorbereiding.

6.2 BIJLAGE MET ZBO’S EN RWT’S

ArtikelInstelling Status Rijksbijdrage 2008(x € 1 000)
Art. 1 WaarderingskamerZBO  
Art. 2 Autoriteit Financiële Markten (AFM)ZBO/RWT  
Art. 2 Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars RWT  
Art. 2 Stichting Waarborgfonds Motorverkeer RWT  
Art. 2 en 5 De Nederlandsche Bank (DNB) ZBO/RWT  
Art. 9 Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO) ZBO  
Art. 9Stichting Joods Humanitair Fonds (SJHF) RWT  

Waarderingskamer

De Waarderingskamer heeft als belangrijkste taak het houden van toezicht op de waardering van onroerende zaken door de gemeenten in het kader van de Wet WOZ. De Wet WOZ is gericht op een uniforme waardering van onroerende zaken ten behoeve van de belastingheffing door het Rijk, de gemeenten en de waterschappen. De apparaatskosten worden door de Waarderingskamer in rekening gebracht bij het Rijk (25%), de gemeenten (50%) en de waterschappen (25%).

Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars

Het Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars is verantwoordelijk voor het regelen van schaden door buitenlandse motorrijtuigen in Nederland en staat garant voor betaling van schade als onverzekerde Nederlandse motorvoertuigen in andere bij het groenekaartsysteem aangesloten landen schade veroorzaken. Daarnaast is het Nederlands Bureau op grond van artikel 27b van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam) aangewezen als informatiecentrum waarbij personen die schade hebben geleden die is veroorzaakt door een motorrijtuig uit een EU-lidstaat, informatie kunnen verkrijgen die hen in staat kan stellen een vordering tot schadevergoeding in te dienen. Het Nederlands Bureau oefent geen openbaar gezag uit en is daarom geen ZBO maar een RWT.

Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

Het Waarborgfonds Motorverkeer vergoedt overeenkomstig artikel 26 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam) schade aan benadeelden in gevallen, genoemd in artikel 25 Wam. Het betreft onder andere gevallen waarbij de veroorzaker onbekend is gebleven of deze niet verzekerd is. Daarnaast is het Waarborgfonds Motorverkeer ingevolge artikel 27k Wam aangewezen als Schadevergoedingsorgaan. In die kwaliteit treedt het in specifieke gevallen op bij schaden die in het buitenland zijn veroorzaakt door buitenlandse motorrijtuigen. Het Waarborgfonds Motorverkeer oefent geen openbaar gezag uit. Het Waarborgfonds Motorverkeer oefent geen openbaar gezag uit en is daarom geen ZBO maar een RWT.

De Nederlandsche Bank (DNB)

De rijksoverheid bekostigt een deel van de handhavingskosten van het door DNB uitgeoefende toezicht op de financiële markten. Dit sluit aan bij het MDW-rapport «Maat Houden» (Kamerstukken II 1995/96, 24 036, nrs. 22 en 64). De rijksoverheid draagt bij aan de zogeheten repressieve handhavingskosten. Van de preventieve handhavingskosten worden de kosten van de Wet melding ongebruikelijke transacties, de Wet identificatie bij dienstverlening en de Sanctiewet 1977 door het Rijk gefinancierd.

Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid

De Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO, voorheen Stichting Maror-gelden Overheid) is belast met de afwikkeling van onder het publiekrechtelijke regime afgegeven beschikkingen en is een ZBO. De minister houdt toezicht op SAMO, dit is vastgelegd in de statuten. Ter dekking van de uitvoeringskosten is in 2005 een éénmalige subsidie van € 1,67 mln. aan SAMO verstrekt, voor de resterende doorlooptijd van SAMO. De Algemene Rekenkamer houdt bevoegdheden bij de SAMO.

Stichting Joods Humanitair Fonds

De Stichting Joods Humanitair Fonds (SJHF) blijft bestaan en is sinds 2005 voor het grootste deel een privaatrechtelijke stichting. Een klein deel van de SJHF blijft publiekrechtelijk. De toegekende projectgelden komen onder beheer van het publiekrechtelijke deel. Ter dekking van de uitvoeringskosten van het publiekrechtelijke deel is in 2005 een éénmalige subsidie verstrekt. De minister houdt toezicht, hetgeen is vastgelegd in de statuten. De Algemene Rekenkamer houdt bevoegdheden bij het publiekrechtelijke deel.

6.3 AFKORTINGENLIJST

A 
AfDB Afrikaanse Ontwikkelingsbank
AfDF Afrikaanse Ontwikkelingsfonds
AFMAutoriteit Financiële Markten
AL Administratieve Lasten
AsDB Aziatische Ontwikkelingsbank
AsDF Aziatische Ontwikkelingsfonds
AWIR Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
  
B 
BBP Bruto binnenlands product
BF Bijzondere financiering
BIS Bank for International Settlements
BOOM/CJIB Bureau Ontneming Openbaar Ministerie/Centraal Justitieel Incasso Bureau
BPM Belasting Personenauto’s en Motorrijwielen
BTW Belasting toegevoegde waarde
  
D 
DLG Dienst Landelijk Gebied
DMN Domeinen
DNB De Nederlandsche Bank
DRZDomeinen Roerende Zaken
  
E 
EBRDEuropese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling
EIB Europese Investeringsbank
EKV Exportkredietverzekering
ELAElektronische aangifte
EMU Europese Monetaire Unie
ERMExchange Rate Mechanism
EU Europese Unie
EZMinisterie van Economische Zaken
  
F 
FATFFinancial Action Task Force on money laundering
FBFinanciële bijsluiter
FIX Fiscale kwaliteitsindex
FSAP Financial Sector Assessment Program
FSO Fonds voor Speciale Operaties
  
G 
GOBGemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf
  
H 
HAFIR Handboek Financiële Informatie en Administratie Rijksoverheid
  
I 
IB Inkomstenbelasting
IBO Interdepartementaal beleidsonderzoek
IBRDInternational bank for reconstruction and development (Wereldbank)
IDA Internationale ontwikkelingsassociatie
IDBInter-Amerikaanse ontwikkelingsbank
IFC International finance corporation
IFI Internationale financiële instelling
IIC Inter-Amerikaanse investeringsmaatschappij
IMFInternationaal monetair fonds
  
K 
KNMKoninklijke Nederlandse Munt
  
L 
LBLoonbelasting
LNV Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
  
M 
MDW Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit
MIF Multilateraal Investerings Fonds
MIGA Multilateral Investment Guarantee Agency
MJN Miljoenennota
MOB Maatschappelijk overleg betalingsverkeer
MOT Meldpunt ongebruikelijke transacties
MR Ministerraad
  
N 
NACM Nationaal analysecentrum voor munten
  
O 
OBOmzetbelasting
OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OM Openbaar Ministerie
OPLOverige publiekrechtelijke lichamen
OZB Onroerende zaakbelasting
  
P 
PPC Publiek Private Comparator
PPM Regeling Particuliere Participatiemaatschappijen
PPS Publiek-private samenwerking
PSC Public Sector Comparator
PVK Pensioen- en Verzekeringskamer
  
R 
RBV Rijksbegrotingvoorschriften
RGD Rijksgebouwendienst
RHI Regeling herverzekering investeringen
RPE Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid
RVR Raad voor Vastgoed Rijksoverheid
RWS Rijkswaterstaat
RWT Rechtspersoon met een wettelijke taak
  
S 
SDR Special Drawing Rights
SGP Stabiliteits- en groeipact
SUBSamenwerking UWV en Belastingdienst
  
T 
TK Tweede Kamer der Staten-Generaal
TRhi Tijdelijke Regeling herverzekering investeringen
  
U 
US United States
UWVUitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
  
V 
VBTB Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording
VGVastgoed
VGEM Veiligheid, Gezondheid, Economie en Milieu
Vpb Vennootschapsbelasting
VROM Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
  
W 
WB World Bank
Wft Wet op het financieel toezicht
Wid Wet identificatie bij dienstverlening
WOII Tweede Wereldoorlog
WTO Wereldhandelsorganisatie
  
Z 
ZBO Zelfstandig Bestuursorgaan

6.4 BEGRIPPENLIJST

Anticiperende aankopen

Het in een vroegtijdig stadium verwerven van vastgoed, zodat het Rijk deze relatief goedkoop in zijn bezit krijgt en zijn publieke doelen tijdig kan realiseren.

Compliance

Het onderhouden en versterken van de bereidheid van belastingplichtigen tot nakoming van de wettelijke verplichtingen.

Concessionele fondsen

Fondsen die zachte leningen verstrekken aan de armste landen: dit zijn leningen met een zeer lange looptijd, lange aflossingsvrije periode en een zeer lage rente.

Basel II

Een update op een ouder akkoord van het internationale bankwezen BASEL I uit 1988. Doel is het verbeteren van de internationale consistentie van de regulering van kapitaal en het promoten van een gedegen risico managment binnen grote en internationaal actieve banken

Corporate governance

Het besturen van een onderneming, het afleggen van verantwoording daarover en de verdeling van de verschillende daarvoor relevante bevoegdheden over de organen van de onderneming.

ERM-II

Wisselkoersmechanisme waaraan lidstaten die tot de eurozone willen toetreden moeten deelnemen. Het mechanisme kenmerkt zich door een vaste, maar aanpasbare spilkoers ten opzichte van de euro. Fluctuaties binnen een standaard bandbreedte van +/- 15% zijn toegestaan. Als de bandbreedte bereikt wordt, zijn de ECB en de betreffende Nationale Centrale Bank in principe verplicht te interveniëren. Voor toetreding tot de eurozone is deelname van minimaal twee jaar zonder devaluaties verplicht volgens het Verdrag van Maastricht.

Fiscale monitor

Enquêtes die jaarlijks onder de belastingplichtigen worden gehouden over de kwaliteit van de dienstverlening door de Belastingdienst.

Oninbaar lijden

Het administratief afboeken van een belastingvordering als deze niet inbaar blijkt te zijn.

Solvency II

De nieuwe internationale regels voor verzekeraars. Uitgangspunt is dat er voldoende besef bestaat van de risico’s in de verzekeringsbranche en dat er voldoende kapitaal beschikbaar is om deze risico’s af te dekken.

Licence