Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

  Blz.
   
A.ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSVOORSTEL2
   
B.DE BEGROTINGSTOELICHTING3
   
1.Leeswijzer3
   
2.Beleidsagenda5
   
3.Beleidsartikelen17
   
 Veiligheid 
3.1Artikel 2 Politie17
3.2Artikel 4 Partners in Veiligheid28
3.3Artikel 5 Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst34
3.4Artikel 14 Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid36
3.5Artikel 15 Crisisbeheersing39
3.6Artikel 16 Brandweer en GHOR45
   
 Bestuur en democratie 
3.7Artikel 1 Grondwet en democratie54
3.8Artikel 6 Functioneren Openbaar Bestuur60
3.9Artikel 9 Grotestedenbeleid69
   
 Publieke dienstverlening en openbare sector 
3.10Artikel 7 Innovatie en Informatiebeleid Openbare Sector70
3.11Artikel 10 Arbeidszaken Overheid79
3.12Artikel 11 Kwaliteitrijksdienst86
   
4.Niet-beleidsartikelen96
4.1Artikel 12 Algemeen96
4.2Artikel 13 Nominaal en Onvoorzien98
4.3Artikel 17 VUT-fonds99
   
5.Verdiepingshoofdstuk100
   
6.Begroting van baten-lastendiensten124
6.1Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten(BPR)124
6.2 Centrale Archief Selectiedienst (CAS)130
6.3Korps Landelijke Politiediensten (KLPD)134
6.4Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding(LFR)138
6.5P-Direkt142
   
7.Bedrijfsvoeringparagraaf148
   
8.Bijlagen150
8.1Moties en toezeggingen150
8.2ZBO’s en RWT’s163
8.3Afkortingen164
8.4Trefwoorden167

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties voor het jaar 2008 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2008. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2008.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2008 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zgn. Begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendiensten)

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendiensten Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), Basisadministratie Persoonsgegevens en reisdocumenten (BPR), Centrale Archief Selectiedienst (CAS), P-Direkt en Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR) voor het jaar 2008 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze Memorie van Toelichting en wel in de paragraaf inzake de diensten die een baten-lastenstelsel voeren.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. Leeswijzer

Algemeen

In deze leeswijzer wordt kort ingegaan op de beleidsagenda, begrotingsstructuur en de baten-lastendiensten. Daarnaast wordt stilgestaan bij enkele specifieke onderwerpen zoals de budgetflexibiliteit en output- en outcome-indicatoren.

Beleidsagenda

In de beleidsagenda zijn de belangrijkste doelstellingen en activiteiten voor het jaar 2008 opgenomen, alsmede enkele vergezichten naar het einde van de kabinetsperiode. Daarbinnen zijn tien topprioriteiten van de bewindspersonen van BZK aangegeven. Ook is in de beleidsagenda een financieel overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsmatige mutaties.

Begrotingsstructuur

Met de start van het nieuwe kabinet is het Grotestedenbeleid overgegaan van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar de begroting voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI). Artikel 9 Grotestedenbeleid komt hierdoor te vervallen.

Diensten die een baten-lastenstelsel voeren

Het ministerie kent in 2008 5 baten-lastendiensten: het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), de Centrale Archief Selectiedienst (CAS), de Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR), P-Direkt en de Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR). Beleidsmatig zijn de baten-lastendiensten terug te vinden bij de operationele doelstellingen van de verschillende beleidsartikelen (KLPD op artikel 2.3, CAS op artikel 7.3, BPR op artikel 7.4, P-Direkt op artikel 12.1 en LFR op artikel 16.4). De paragraaf over de baten-lastendiensten presenteert de voorgeschreven financiële overzichten ter toelichting op de begrotingsstaat van deze diensten.

Budgetflexibiliteit

In de begroting is de informatie over de budgetflexibiliteit opgenomen in de tabellen betreffende de budgettaire gevolgen van beleid. In deze tabellen is aangegeven welk deel van het totale budget op een beleidsdoelstelling en op een operationele doelstelling juridisch verplicht is.

Outcome- en outputindicatoren

Voor zover mogelijk zijn bij de beleidsartikelen meetbare gegevens opgenomen die informatie geven omtrent de mate waarin de algemene of operationele doelstelling wordt bereikt. In een aantal gevallen blijven deze meetbare gegevens gemotiveerd achterwege. Dit is het geval wanneer meerdere partijen betrokken zijn bij de verwezenlijking van de doelstelling. BZK is in deze gevallen slechts in beperkte mate betrokken en in sommige gevallen alleen financierder van een onafhankelijke organisatie (artikel 4, 14, 16, 1, 6). Ook wanneer er sprake is van uitvoering van specifieke wet- en regelgeving, zijn geen meetbare gegevens opgenomen (artikel 16, 6 en 10). Voor artikel 5 geldt een uitzondering in verband met geheimhouding van gegegevens.

Een uitgebreide motivatie is opgenomen bij het betreffende beleidsartikel. In sommige gevallen zijn meetbare gegevens zowel van toepassing op een algemene doelstelling als op een operationele doelstelling. In dat geval worden deze één keer vermeld en wordt op andere plekken verwezen.

Opbouw van de memorie van toelichting

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ BGROTINGSWETSVOORSTEL

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. Leeswijzer

2. Beleidsagenda

3. Beleidsartikelen

4. Niet-beleidsartikelen

5. Verdiepingshoofdstuk

6. Begroting van baten-lastendiensten

7. Bedrijfsvoeringparagraaf

8. Bijlagen

2. De Beleidsagenda

2.1 Inleiding

Samenwerken in vertrouwen, over de bestuurslagen heen: dat is ons uitgangspunt binnen de overheid. Alleen zo kunnen maatschappelijke uitdagingen met succes worden opgepakt. Dat is niet vanzelfsprekend. De overheid bestaat uit veel afzonderlijke onderdelen, organisaties en autonome bestuurslagen. Het is nodig dat al deze onderdelen samenwerken om tot een goed presterende overheid te komen.

Centraal staat het oplossen van de problemen waarmee mensen worden geconfronteerd. Voor veel van deze problemen richten zij zich in eerste instantie tot de decentrale overheid, zoals de gemeente. De decentrale overheid moet dan ook meer ruimte en vrijheid krijgen om invulling te kunnen geven aan hun taak: het oplossen van maatschappelijke problemen voor hun burgers.

Een sterke decentrale overheid: daar streven wij dan ook naar. Dit doen we door decentralisatie van taken en bevoegdheden, het verminderen van verantwoordingslasten en het versterken van de bestuurskracht. Een belangrijke stap hiertoe is het bestuursakkoord met de gemeenten.

Voorop staat hierbij het voorkomen en bestrijden van onveiligheid en criminaliteit. Ook hier verdienen de decentrale besturen en organisaties, zoals de regiokorpsen van politie, het vertrouwen van het Rijk. Samenwerking moet de normale praktijk zijn. Het accent ligt daarbij op preventie. Met de veiligheidspartners worden concrete afspraken gemaakt over de realisatie van veiligheidsdoelstellingen, zoals een vermindering van de criminaliteit, goed functionerende veiligheidsregio’s en een robuuste organisatie voor rampenbestrijding.

Samenwerking en vertrouwen alleen, is echter niet voldoende voor een goed presterende overheid. Hiervoor is ook een kritische blik naar de organisatie van de overheid zelf nodig. Dit kabinet wil de effectiviteit van de overheid als geheel bevorderen. De Rijksoverheid kan kleiner, beter en flexibeler. Nu en in de toekomst moet de overheid zijn toegerust met kwalitatief uitstekend en gemotiveerd personeel van diverse samenstelling. In de organisatie van de Rijksdienst zal dan ook veel veranderen. Een aparte nota Vernieuwing Rijksdienst zal deze aanpak toelichten.

Een veiliger samenleving en een dienstbare publieke sector: zo heet het beleidsprogramma 2007–2011. Wij hebben hieruit tien specifieke prioriteiten bepaald. Op deze tien gebieden achten wij een extra inspanning noodzakelijk voor een goed presterende overheid die in staat is de maatschappelijke problemen voor haar burgers op te lossen.

Hoofdpunten van beleid

Een veiliger samenleving

1) 25% minder criminaliteit en overlast in 2010 ten opzichte van 2002.

2) Aanpakken van agressie tegen werknemers met publieke taak.

3) Crisisbeheersings- en rampenbestrijdingsorganisaties voldoen eind 2009 aan de basisvereisten.

4) Veiligheidsregio’s functioneren naar behoren.

Een dienstbare publieke sector

5) Realisatie van een overheid die beter werk levert met minder mensen.

6) De Rijksoverheid heeft in 2011 een diverser samengesteld personeelsbestand.

7) Nieuwe inrichting van het verkiezingsproces.

8) Realisatie van meer beleidsvrijheid voor medeoverheden.

9) De 10 meest gevoelde knelpunten bij administratieve lasten zijn opgelost.

10) De bestuurlijke herinrichting van het Koninkrijk en verdieping van de samenwerking. Deze prioriteit is onderwerp van de beleidsagenda van Koninkrijksrelaties (IV).

2.2 Een veiliger samenleving

a. Sociale veiligheid en preventie

In pijler 5 van het beleidsprogramma legt het kabinet de nadruk op preventie van criminaliteit en geweld. Inzet van alle veiligheidspartners, zoals gemeenten en politie, is hierbij nodig. In het bestuursakkoord van het Rijk met de VNG staat hoe de gemeenten bijdragen aan de realisatie van de veiligheidsdoelstellingen. Daarnaast worden er landelijke prioriteiten voor de politie gesteld die aansluiten bij de veiligheidsdoelstellingen in de regio’s.

Prioriteit 1 Reductie van de criminaliteit met 25%

Terugdringen overlast en verloedering

Wij streven naar een kwart minder fysieke verloedering en ernstige sociale overlast in 2010 ten opzichte van 2002. Maatregelen om de doelstelling te bereiken komen in de kabinetsbrede aanpak «Maatregelen overlast en verloedering». In nauwe samenwerking met Justitie, WWI, VWS en Jeugd & Gezin ondersteunen wij hiermee gemeenten in hun aanpak van problemen met hangjongeren, drugsverslaafden, dak- en thuislozen, uitgaansoverlast, woonoverlast en verloedering door graffiti en vernieling. Een voorbeeld van een instrument om overlast van jongeren tegen te gaan, is de verwijsindex van het ministerie van Jeugd & Gezin. Deze bevordert de informatie-uitwisseling van risicomeldingen van hulpverleners binnen en tussen gemeenten.

Criminaliteit en onveiligheid in het bedrijfsleven

Overheid en bedrijfsleven hebben al afspraken gemaakt over de aanpak van criminaliteit van werknemers. Daarbij is er een sterke nadruk op preventie maar ook op het verschaffen van duidelijkheid over de situaties waarin politie en justitie aan zet zijn. Met het actieplan Veilig ondernemen 3 (AVO 3) is ingezet op veiligheid in de bouwsector en de horeca en op een nieuw convenant winkelcriminaliteit.

Aanpak tegen georganiseerde misdaad

Georganiseerde misdaad manifesteert zich in de lokale samenleving. Zwart geld wordt geïnvesteerd in vastgoed op centrale plekken in gemeenten, vergunningen worden misbruikt voor criminele praktijken en criminelen proberen druk uit te oefenen op het bestuur en op wijken om invloed in de bovenwereld te verkrijgen. Het lokale bestuur heeft een belangrijke rol om die georganiseerde misdaad nog meer de voet dwars te zetten.

Hiertoe zal nog in 2007 een actieplan aan de Tweede Kamer gestuurd worden. Dit omvat onder meer de oprichting van regionale expertise- en informatiecentra. Gemeenten krijgen van deze centra specifieke ondersteuning bij bijvoorbeeld BIBOB-trajecten of het tegengaan van het witwassen via vastgoed.

De wet BIBOB (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) geeft bestuursorganen een instrument om de integriteit te toetsen van partners met wie zij zaken doen. Wij streven naar een stijging van het aantal adviesaanvragen bij Bureau BIBOB van 250 naar 500 in de periode 2007–2011.

Ook versterken we de informatiepositie van het lokaal bestuur door diverse relevante informatiebronnen over activiteiten van georganiseerde misdaad voor het lokale bestuur te ontsluiten, middels een landelijk convenant.

Naast deze bestuurlijke aanpak wordt in 2008 ingezet op de bestrijding van financieel-economische criminaliteit en cybercrime. In totaal is in 2008 € 6,7 mln. oplopend tot € 33,9 mln (indicatief). in 2012 extra beschikbaar voor de aanpak van georganiseerde misdaad, fraude en cybercrime.

Aanpak overmatig alcoholgebruik door jongeren

Alcoholgebruik is samen met drugsgebruik dé aanjager van geweld met name in het uitgaansleven. Wij vinden dat de verkrijgbaarheid van alcohol vooral voor jongeren beperkt kan worden. Strenger toezicht is nodig op het verbod op verkoop aan minderjarigen. Samen met VWS starten we enkele pilot-projecten met een intensieve controle van de leeftijdsgrenzen door de gemeenten. Wij stellen gemeenten in staat om op basis van eigen afwegingen, de leeftijdsgrens rond de verkoop van alcohol te verhogen van 16 naar 18 jaar. We streven er naar om op termijn gemeentes ook in staat te stellen voor het bezit van alcohol de leeftijdsgrens te verhogen. Het ministerie van J&G houdt zicht meer in algemene zin bezig met gedragsbeïnvloeding van jongeren waar tegengaan van alcoholmisbruik onderdeel van kan zijn.

Landelijke prioriteiten politie

Met de korpsbeheerders stellen wij voor de periode 2008–2011 landelijke prioriteiten vast op het terrein van jeugdcriminaliteit, geweld, veilige wijken en de aanpak van criminaliteit.

• Jeugdcriminaliteit en jeugdgroepen: de politie intensiveert haar bijdrage aan de persoonsgerichte aanpak van criminele jeugd. Daarnaast intensiveert de politie het vroegtijdig signaleren van en adviseren over risicojeugd, waaronder jongeren onder de twaalf jaar. Afgesproken is dat de politie de jeugdgroepen in kaart brengt en de informatie inbrengt in het jeugdcasusoverleg en de veiligheidshuizen. Daarnaast gaat de politie sturen op de doorlooptijden van jeugdige verdachten.

• Geweld: de politie zal zowel de opsporing van geweldplegers verder versterken als een bijdrage leveren aan het voorkomen van geweldsmisdrijven. Voor het monitoren van de resultaten op dit terrein wordt een verdachtenratio specifiek voor geweldsdelicten ontwikkeld.

•  Veilige wijken: het Rijk stelt hiervoor 500 extra wijkagenten beschikbaar. In 2008 wordt hier € 6 mln in geïnvesteerd, oplopend tot € 27,6 mln in 2012. De verdeling van de extra wijkagenten over de regio’s gaat volgens het reguliere budgetverdeelsysteem in de vorm van een bijzondere bijdrage. De uitbreiding van wijkagenten zal het eerst plaatsvinden in de wijken met de grootste problemen. Het is aan het regionaal college, op voordracht van de regionale driehoek, om te bepalen welke wijken dat in de regio zijn. Het Rijk vraagt de gemeente aan te geven op welke wijze specifieke inzet in de 40 WWI-wijken is gepleegd. De politie zal daarnaast op verzoek van gemeenten informatie over wijkveiligheid leveren ten behoeve van het integraal veiligheidsbeleid van de gemeenten.

• Criminaliteitsaanpak: de politie versterkt de criminaliteitsaanpak zowel kwalitatief als kwantitatief. Er zijn afspraken gemaakt over het aanleveren van extra verdachten aan OM, het gebruik van criminaliteitsbeeldanalyses, het ontwikkelen van verdachtenratio’s, de extra inzet van de politie bij de aanpak van financieel-economische criminaliteit, georganiseerde criminaliteit en cybercrime. Daarnaast wordt de kwaliteit en kwantiteit van de politie ook op het gebied van forensische opsporing versterkt (500 assistenten erbij). Hiermee is in 2008 een bedrag van € 6,2 mln. gemoeid. Dit bedrag loopt op tot € 32,5 mln. in 2012.

Sturen op politieprestaties

Door te sturen op prestaties wordt de focus gericht op waar het politiewerk echt om draait: een politie die goed presteert en zichtbaar is voor burgers. De gemaakte afspraken zijn derhalve minder kwantitatief van aard dan in voorgaande jaren. Met de landelijke prioriteiten 2008–2011 borgen we dat de politie bijdraagt aan de centrale doelstelling van criminaliteitsreductie. Korpsen zijn echter flexibel om eigen keuzes te maken: naast meer personeel kan ook gekozen worden voor bijvoorbeeld hoger opgeleid personeel, inzet van slimme technologie of andere werkwijzen. Om korpsen deze flexibiliteit te geven, zal bij de sterktedoelstellingen 2010 gewerkt worden met bandbreedtes. Alleen als de korpssterkte onder of boven de bandbreedtes komt, zullen de korpsen hierover verantwoording moeten afleggen.

Terugdringen polarisatie en radicalisering

Polarisatie en radicalisering lijken in Nederland in omvang, snelheid en intensiteit toe te nemen. Polarisatie en radicalisering kunnen de sociale samenhang en de onderlinge solidariteit in de samenleving bedreigen. Individuen en groepen zoeken de confrontatie met elkaar, keren zich af van de samenleving en kiezen mogelijk voor geweld. Het is noodzakelijk de achtergronden en oorzaken van polarisatie en radicalisering te kennen.

Bij het terugdringen van polarisatie en radicalisering staat de lokale aanpak vanuit de gemeenten voorop. Gemeenten werken, samen met onder andere wijkagenten en jeugdwerkers, aan preventie, signalering én interventie. Een scan moet zicht bieden op de zwaarte en spreiding van de problematiek over het land. Op basis daarvan wordt de lokale aanpak bepaald.

Naast de lokale aanpak gaat er ook de nodige aandacht uit naar het tegengaan van radicalisering op internet en in radicale netwerken. En wordt de expertise op dit terrein versterkt door (inter-)nationale kennis over dit onderwerp bij bestaande instellingen te bundelen.

Voor het terugdringen van polarisatie en radicalisering is in 2008 € 10 mln. extra beschikbaar en voor de periode 2009 tot en met 2011 is jaarlijks € 6 mln. extra beschikbaar.

Prioriteit 2 Geweld tegen werknemers met publieke taak

Regelmatig hebben werknemers met een publieke taak door hun werk te maken met agressie en geweld. Dit is onacceptabel. Deze mensen moeten hun taken veilig kunnen uitvoeren en verdienen daarbij respect. Met het programma «Een veilige publieke taak» willen wij hiervoor zorgen. Het programma omvat zowel maatregelen om de groep die agressief en gewelddadig gedrag vertoont te verkleinen, als maatregelen die een effectief (overheids)optreden tegen de daders van agressie en geweld bevorderen. Het gaat daarbij om onder meer het stellen van duidelijke grenzen, het wegnemen van het voordeel dat uit agressie of geweld is ontstaan, het registreren van de dader van agressie of geweld en het geven van een duidelijke reactie of sanctie vanuit de overheid.

b. Effectieve veiligheidsorganisatie

De overheid moet klaar staan als de veiligheid van haar burgers in gevaar komt. Dat geldt voor de politie, voor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), voor de brandweer en voor de organisatie van crisisbeheersing en rampenbestrijding. Wij willen de komende jaren verdere verbeteringen bij deze organisaties bereiken.

Prioriteit 3 en 4 Versterking veiligheidsregio en crisisbeheersing en rampenbestrijding

De afgelopen jaren hebben gemeenten en regio’s forse stappen gezet op weg naar een betere rampenbestrijding en crisisbeheersing. Er is echter nog veel werk aan de winkel.

Met de veiligheidsregio’s wil het kabinet een professionele organisatie tot stand brengen voor een adequate regionale aanpak van rampen- en crisissituaties. Een goede informatievoorziening met een publiek geborgde meldkamer als spil maakt daar deel van uit. Net als een goede organisatie van de publieksvoorlichting met een centraal publieksinformatienummer bij rampen. Het uiteindelijke doel is dat crisisbeheersings- en rampenbestrijdingsorganisaties eind 2009 aan de wettelijk vast te leggen basisvereisten voldoen.

In de nieuwe Wet op de veiligheidsregio’s wordt de mogelijkheid geboden de brandweer te regionaliseren waardoor de slagkracht om risico’s adequaat te kunnen aanpakken toeneemt. Wij willen de regio’s stimuleren de brandweer te regionaliseren via een verhoging van de rijksbijdrage (BDUR). Via specifiek beleid en maatwerk prikkelen wij de regio’s tot hogere prestaties en creëren wij de mogelijkheid de regio’s ook op hun prestaties te boordelen. Daarnaast sluiten wij meerjarige convenanten af met die regio’s die door willen groeien naar volledige regionalisering van de brandweer, met invullingvan alle basisvereisten. De inspectie OOV zal periodiek toetsen in hoeverre de organisatie van de crisisbeheersing en rampenbestrijding op orde is en begin 2010 beoordelen of de doelstelling is bereikt.

Voor de versterking van de veiligheidsregio’s is in 2008 € 4,7 mln., oplopend tot € 42 mln. in 2012 (indicatief), extra uitgetrokken.

Samenwerkingsafspraken politie

Met de korpsbeheerders zijn afspraken gemaakt over de resultaten die eind 2008 behaald moeten zijn in de samenwerking tussen korpsen op het terrein van ICT, personeel, materieel en op bovenregionale samenwerking. Het kabinet zal op basis van deze resultaten eind 2008 een besluit nemen over het al dan niet voortzetten van de behandeling van het wetsvoorstel om te komen tot herziening van de politieorganisatie (Politiewet 200X).

Diversiteit bij de politie

Wij streven naar een meer open, mensgericht en sociaal veilig klimaat binnen de politie waarbij de kwaliteiten van verschillende mensen tot hun recht komen. Met de korpsbeheerders maken we concrete afspraken. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij het diversiteitbeleid van het Rijk en de emancipatienota die wordt opgesteld door de minister van OCW.

Versterking informatievoorzieningen AIVD

Om te kunnen anticiperen op technische en maatschappelijke ontwikkelingen wordt in 2008 de ICT-infrastructuur en de informatiehuishouding van de AIVD verder versterkt. Het onderzoek naar fenomenen als polarisatie, terrorisme en radicalisering blijft in 2008 een topprioriteit voor de AIVD. In dit verband staat een goede informatievoorziening van de AIVD aan samenwerkingspartners, belangendragers en belanghebbenden centraal, waarbij in het bijzonder de samenwerking met het lokale bestuur en het maatschappelijk middenveld verder wordt uitgebouwd. Daarnaast wordt in 2008 de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen inlichtingen- en veiligheidsdiensten, ook in Europees verband, geïntensiveerd.

Voor de versterking van de informatievoorzieningen van de AIVD is in 2008 € 6,2 mln., oplopend tot € 12 mln. in 2012 (indicatief), extra uitgetrokken.

c. Nationale veiligheid

Met het rijksbrede programma Nationale veiligheid werken we samen met de veiligheidspartners (o.a. de veiligheidsregio’s en het bedrijfsleven) in 2008 verder aan de invoering van de werkwijze nationale veiligheid, zodat deze eind 2008 over de volle reikwijdte van het onderwerp is geïmplementeerd. Onderdeel van het programma is om in 2008 tweemaal het «dreigingsbeeld Nederland» op te stellen met een overzicht van risico’s op de korte termijn (0–6 maanden).

Daarnaast stuurt het kabinet in 2008 een beleidsnotitie aan de Tweede Kamer over klimaatverandering, polarisatie en radicalisering en energievoorzieningszekerheid. Voor deze onderwerpen worden de risico’s en maatregelen in beeld gebracht. Ook wordt beoordeeld in hoeverre Nederland in staat is om deze risico’s te voorkomen. Ten slotte richt het programma zich in 2008 op de voorbereiding op mogelijke pandemieën, waarbij bijzondere aandacht wordt geschonken aan het waarborgen van de continuïteit van de vitale sectoren. De AIVD levert een bijdrage aan de uitvoering van het programma Nationale Veiligheid.

2.3 Een dienstbare publieke sector

De dienstbare overheid is een slagvaardige en verbindende organisatie die met minder mensen meer kwaliteit levert. Dit alles vraagt een vermindering van «bestuurlijke drukte», een goede aansluiting tussen Europees beleid en het binnenlands bestuur, een betere bestuurlijke werkwijze en een intensieve dialoog met de samenleving. Een dienstbare overheid stelt de burger centraal. Minder regels en bureaucratische lasten en een heldere handhaving zijn daarbij nodig, evenals een hoge kwaliteit van publieke voorzieningen.

a. Een slagvaardige, integere en divers samengestelde (rijks)overheid

Prioriteit 5 Vernieuwing Rijksdienst

Gedurende deze kabinetsperiode realiseren wij een slankere en tegelijkertijd efficiëntere (rijks)overheid; kleiner, beter en flexibeler zijn de sleutelwoorden. Hiervoor is een taakstelling van circa € 630 mln. opgelegd. Dit betekent een vermindering van de rijksdienst met circa 11 000 fte in 2011 plus maximaal 1 800 fte bij door derden gefinancierde diensten.

Tegelijkertijd investeren wij in een kwalitatief betere overheid. Het geheel is vormgegeven in het Programma Vernieuwing Rijksdienst dat is opgezet langs de lijnen van beter beleid, goede uitvoering, efficiënte bedrijfsvoering, minder last van de overheid en de overheid van de toekomst.

De plannen worden in de Nota Vernieuwing Rijksdienst aan de Tweede Kamer gepresenteerd. De Tweede Kamer krijgt met regelmaat rapportages toegezonden over de voortgang van deze vernieuwingsslag.

Prioriteit 6 Diversiteitbeleid

Aan het eind van de kabinetsperiode moet 30% van de nieuwe instroom in topfuncties en 50% van de nieuwe instroom in overige functielagen binnen de publieke sector uit vrouwen bestaan. Voor de Algemene Bestuursdienst (ABD) is het doel dat in 2011 25% van de Algemene Bestuursdienst uit vrouwen bestaat.

Ook het aandeel allochtonen in het personeelsbestand van de publieke sector moet omhoog. In 2011 streven wij naar een stijging van dit aandeel met 50% ten opzichte van 2007. In 2008 wordt aan werkgevers een diversiteitindex beschikbaar gesteld, waarmee zij in staat worden gesteld een op de organisatie toegespitst streefcijfer vast te stellen. Onze ambitie is dat in 2011 minimaal 50 medewerkers van allochtone afkomst in managementposities net onder ABD-niveau zijn ingestroomd. Verder heeft het kabinet de ambitie om 2000 structurele stageplaatsen bij het Rijk te realiseren. Er komt één traject voor het creëren van 1000 reguliere plaatsen op mbo/hbo/wo-niveau, en één traject voor kansarme doelgroepen zonder startkwalificaties. Voor beide trajecten geldt dat 50% moet worden bezet door allochtone vrouwen en mannen.

Bovendien leveren wij een bijdrage aan het voorziene arbeidsmarktknelpunt, – met name onder hoogopgeleid personeel bij de overheid. De ambitie is ABD-managers vanaf de leeftijd van 57 actief te benaderen om hun volgende carrièrestap te bepalen. Hiermee willen wij voorkomen dat er kennis en inzet voor de overheid verloren gaat.

Tenslotte heeft de overheid hier ook een voorbeeldfunctie. In dat verband wordt er kabinetsbreed gewerkt aan duurzame bedrijfsvoering. Bij de coördinatie van dit beleidsinitiatief nemen BZK en VROM het voortouw.

Versterken bindend vermogen van de Grondwet

Het kabinet streeft naar een samenleving waarin mensen zich duurzaam met elkaar verbonden voelen en inzicht kunnen hebben in de basisregels waar de overheid zich aan houdt en waar zij voor staat. Dit bevordert het vertrouwen in elkaar en in de dienstbare overheid. Een kernfunctie is hier weggelegd voor de constitutionele basis waar de Nederlandse staat op rust, de wederzijdse verplichtingen van overheid en burgers. Daarom zal het kabinet een staatscommissie instellen die onder andere zal nagaan of de Grondwet die kernfunctie beter tot uitdrukking zou kunnen brengen. De staatscommissie zal eind 2008 advies uitbrengen over de voor- en nadelen van een preambule in de Grondwet, de toegankelijkheid van de tekst voor burgers en de verhouding tussen grondrechten en internationale rechten.

Prioriteit 7 Inrichting verkiezingsproces

Het uitbrengen van stemmen bij democratische verkiezingen moet betrouwbaar blijven. De vragen die zijn gesteld bij de kwaliteit van de gebruikte stemcomputers, evenals de kwaliteitsbewaking door het ministerie, moeten van een concreet antwoord worden voorzien. De commissie Inrichting Verkiezingsproces (commissie Korthals Altes) is ingesteld om daarover te adviseren. De commissie zal voor 1 oktober 2007 haar advies uitbrengen. In november 2007 zal het kabinetsstandpunt over het advies van de commissie worden uitgebracht.

Vooruitlopend op dit advies zijn al de nodige activiteiten in gang gezet om voor de tussenliggende periode een aantal verbeteringen in het verkiezingsproces te bereiken. Dit mede naar aanleiding van het advies van de commissie Besluitvorming stemmachines (commissie Hermans/Van Twist). Zo wordt de Regeling voorwaarden en goedkeuring stemmachines aangepast en eind 2007 aan de Tweede Kamer voorgelegd.

b. Verbeteren van de bestuurlijke verhoudingen

Alle overheidslagen moeten samen iets voor burgers betekenen en niet onderling tegenover elkaar staan. Dat vraagt een duidelijke rol- en taakverdeling en goede samenwerking tussen Europa, het rijk en de medeoverheden. De overheid van en voor iedereen, is hierbij het motto.

Prioriteit 8 Het realiseren van meer beleidsvrijheid voor medeoverheden

Om te komen tot een slagvaardige overheid hebben we in het bestuursakkoord met de VNG afspraken gemaakt over bestuurlijke uitgangspunten en ook over belangrijke inhoudelijke onderwerpen. De bestuurlijke afspraken met de VNG hebben betrekking op het verbeteren van het presterend vermogen van de overheid als geheel. Daarbij geldt: decentraal wat kan, centraal wat moet.

De beleidsvrijheid gaat samen met een vermindering van het aantal specifieke uitkeringen met 50% en van het aantal rijksmonitoren met 25%. Ook het verminderen van de bestuurlijke drukte heeft onze prioriteit. Dit kan bijvoorbeeld door het aantal bestuurslagen op bepaalde beleidsterreinen terug te brengen naar maximaal twee. Zo wordt formeel en materieel de bestuurlijke drukte teruggebracht. Het maakt bestuurders ook bewuster dat minder overleg, minder deelnemers en minder papier écht kan.

Er is met de VNG/gemeenten een aantal afspraken gemaakt, ondermeer over het accres en het afschaffen van de gemeentelijke plafonds van de OZB-tarieven. Inhoudelijk hebben we met de VNG/gemeenten afspraken gemaakt op een 7-tal onderwerpen, zoals veiligheid, wonen, wijken en integratie en participatie.

Het overleg tussen het kabinet en het IPO/provincies heeft geresulteerd in afspraken over het inlopen van de vermogenspositie van de provincies. Over de rol en taken van de provincies, de bestuurlijke verhoudingen, de dienstbare overheid, de financiële verhoudingen en decentralisatie wordt nader overleg gevoerd.

Vergroten van de bestuurskracht van gemeenten en provincies

Gemeenten vormen de front-office van ons openbaar bestuur. Met de decentralisatieafspraken in het bestuursakkoord met VNG wordt hieraan een bijdrage geleverd. Tegelijkertijd vloeit uit het vergroten van het takenpakket van gemeenten de gezamenlijke opgave van gemeenten én het Rijk voort de bestuurskracht van gemeenten te versterken. In het bestuursakkoord tussen gemeenten en het Rijk is daarom afgesproken dat het Rijk trajecten gaat faciliteren die de bestuurskracht van gemeenten vergroten. De resultaten van de discussies binnen de VNG over het advies van de VNG-commissie Van Aartsen en de bevindingen van de Interbestuurlijke Taskforce, zullen de uiteindelijke inrichting van deze trajecten mede bepalen. Wij zetten ook in op het verbeteren en slagvaardiger maken van bestaande vormen van intergemeentelijke samenwerking.

Het vergroten van de bestuurskracht van provincies is momenteel nog één van de onderwerpen van het overleg tussen het kabinet en het IPO/provincies over het bestuursakkoord.

Wij steunen gemeenten en provincies in de grensregio’s bij de aanpak van grensoverschrijdende problemen zoals bij openbaar vervoerverbindingen, bedrijventerreinen, zorgvoorzieningen en waterbeheer. Met de betrokken vakministers, decentrale overheden en de betrokken overheden aan de andere kant van de grens worden afspraken gemaakt om dergelijke knelpunten op te lossen. Wij zullen aan Nederlandse zijde stimuleren dat de verantwoordelijke overheden de knelpunten aanpakken en dat er goede grensoverschrijdende bestuurlijke samenwerking plaatsvindt.

Ten slotte willen wij gemeenten en provincies ondersteunen bij het ontwikkelen van voldoende «Europese bestuurskracht», zodat zij uiterlijk 2011 in staat zijn de voor hen relevante geldende EU-regels goed te kunnen naleven. Samen met decentrale overheden maken we daartoe afspraken, die in een actieplan worden vastgelegd, om beter én eerder de impact van Europese beleidsvoorstellen op decentrale overheden te analyseren en stemmen de inspanningen van het Rijk en de decentrale overheden daarbij beter op elkaar af.

c. De publieke dienstverlening merkbaar verbeteren

Om een hoogwaardig niveau van publieke dienstverlening te realiseren werken we, samen met ministeries en medeoverheden, twee programma’s uit. Een programma gericht op de vermindering van administratieve lasten voor burgers en bedrijven en een programma gericht op de inzet van de elektronische overheid.

Prioriteit 9 Administratieve lastendruk

De 10 grootste knelpunten voor burgers worden aangepakt door de administratieve lasten te verminderen en de dienstverlening te verbeteren. Hierbij geven wij specifieke aandacht aan kwetsbare groepen als chronisch zieken en gehandicapten, uitkeringsgerechtigden en vrijwilligers. De lijst met knelpunten is opgenomen in het beleidsprogramma en omvat voorstellen voor verbetering zoals één keer je gegevens verstrekken, kortere wachttijden door afhandeling via internet en eenvoudige aanvraag en verantwoording van bijstand. De afspraken in het bestuursakkoord met gemeenten worden verder uitgewerkt met als doel een verbetering van de kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening (een minimale score van 7 voor de kwaliteit) en een vermindering van de administratieve lasten voor burgers met 25%. Dit resulteert in een lijst met concrete verbeteracties die gemeenten gaan doorvoeren. Het Rijk zorgt ervoor dat gemeenten in staat zijn regeldruk voor burgers te verminderen door de belemmeringen in rijksregelgeving aan te pakken. De Kafkabrigade wordt voortgezet. Deze brigade pakt concrete meldingen van burgers op en zorgt voor structurele oplossingen. Dit alles gebeurt in continue dialoog met de burger. Zij worden betrokken via burgerpanels en via de websitewww.lastvandeoverheid.nl.

Inzet van elektronische overheid

Om de 10 grootste knelpunten voor burgers weg te nemen is de versterkte inzet van de elektronische overheid (e-overheid) noodzakelijk. Deze ambities zijn onmogelijk te realiseren zonder een aantal essentiële e-overheid bouwstenen om geïntegreerde dienstverlening van de overheid te borgen. De belangrijkste zijn: basisregistraties, eenduidige nummers voor personen en bedrijven, middelen voor identificatie, authenticatie en machtiging en de gemeenschappelijke voorzieningen voor gegevensuitwisseling. Door het eenmalig overheidsbreed ontwikkelen en gemeenschappelijk gebruiken van deze bouwstenen worden schaalvoordelen behaald en zijn tevens samenhangén samenwerking gegarandeerd. Daarom staat ook in 2008 de samenwerking met alle ministeries, uitvoeringsorganisaties en medeoverheden centraal.

Wij zullen in 2008 doorgaan met het voeren van de regie over de elektronische overheid en invulling geven aan de afspraken daarover in de bestuursakkoorden.

Voor e-overheid en ICT is voor de periode 2008–2011 € 104 mln. gereserveerd op de Aanvullende Post (inclusief € 54 mln. uit pijler 2, inzetbaar voor e-overheidprojecten die aansluiten bij de doelstellingen van pijler 2.).

Beheer persoonsgegevens

Veel maatschappelijke processen en de publieke dienstverlening zijn afhankelijk van juiste en goede persoonsgegevens van de burgers van Nederland. Dit wordt vormgegeven in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). De burger mag verlangen dat de overheid eenmaal de gegevens vastlegt en daarna de burger niet meer lastig valt met verzoeken om (bekende) gegevens. Dat stelt hoge eisen aan de basisregistratie van personen. Ter voorkoming van misbruik en fraude is het nodig al die maatregelen te treffen, waardoor de burger uitsluitend met zijn juiste identiteit is geregistreerd en zich daarmee ook legitimeert. Dat stelt eisen aan de kwaliteit van de reisdocumenten het paspoort en de identiteitskaart (NIK). Om aan de eisen aan de GBA en de reisdocumenten tegemoet te komen staan in 2008 de volgende activiteiten op stapel:

• Modernisering van de GBA waaronder een wetsvoorstel Basisregistratie Personen;

• Verbetering van de feitelijke juistheid van gegevens (de kwaliteit);

• De ontwikkeling van een basisregistratie personen die andere volledige persoonsregistraties binnen het openbaar bestuur overbodig maakt;

• De invoering van vingerafdrukken in de reisdocumenten;

• De vorming van een Online Raadpleegbare Reisdocumentenadministratie;

• Het verder terugdringen van het misbruik van reisdocumenten en identiteitsbewijzen.

2.4 Overzichtstabel met belangrijkste uitgavenmutaties

De onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste beleidsmatige mutaties.

Tabel belangrijkste beleidsmatige mutaties
(bedragen in € 1 000)artikel200720082009201020112012
Intensiveringen Beleidsprogramma       
        
Pijler 2: Een innovatieve concurrerende en ondernemende economie 25 00030 0009 00021 00031 0006 000
wv op Aanvullende Post Financiën 25 00030 0009 00021 00031 0006 000
Innovatie, kennis en onderzoek  1 0001 0004 0006 0006 000
Maatschappelijk Innovatieprogramma VeiligheidAP 1 0001 0004 0006 0006 000
        
Elektronische overheid/ICT 25 00029 0008 00017 00025 000 
Elektronische overheid/ICTAP25 00029 0008 00017 00025 000 
        
Pijler 5: Veiligheid, stabiliteit en respect  66 500123 500178 500251 000251 000
wv op Aanvullende Post Financiën   18 50035 60062 50062 500
        
Geweld, agressie, diefstal en respect  8 30014 50022 30030 00032 500
Geweld tegen ambtenaren2.5 2 1002 0001 10000
Forensische opsporing2.4 6 20012 50021 20030 00032 500
        
Overlast  6 30012 10018 20024 20027 700
Burgernet2.4 300100100100100
Buurtagenten2.4 6 0001200018 10024 10027 600
        
Georganiseerde criminaliteit  6 70016 40025 70036 90033 900
wv op Aanvullende Post Financiën   5 70011 00019 20016 200
Cybercrime2.3 incl. AP 4 7007 4009 90013 80013 800
Financieel-economische criminaliteit2.3 incl. AP 2 0009 00015 80023 10020 100
        
Terrorismeen radicalisering  19 20021 70027 90036 00030 000
wv op Aanvullende Post Financiën   3 5006 70011 80011 800
Versterken informatiepositie AIVD5.1 incl. AP 6 2007 9009 50012 00012 000
Bewaken en beveiligen2.3 incl. AP 3 0007 80012 40018 00018 000
Radicaliseringen polarisatie4.2 10 0006 0006 0006 000 
        
Effectieve veiligheidsorganisatie  21 30038 00056 00081 90084 900
wv op Aanvullende Post Financiën   7 50014 50025 50028 500
HAVANK2.3 3 6005 30010 00012 50012 500
Technologie4.2 3 7005 6006 40010 00010 000
Kwantiteit politie (vergrijzing)2.2 incl. AP 14 00027 10039 60059 40062 400
        
Crisisbeheersingen rampenbestrijding  4 70020 80028 4004200042000
wv op Aanvullende Post Financiën   1 8003 4006 0006 000
Versterking veiligheidsregio’s16.2 incl. AP 4 70020 80028 40042 00042 000
        
Pijler 6: Overheid en dienstbare publieke sector 1 2002 4001 300800  
        
Staatscommissie Grondwet1.2400800    
Apparaatskosten Vernieuwing Rijksdienst12.18001 6001 300800  
        
Overige mutaties       
        
Taakstellingen Coalitieakkoord  – 35 502– 63 681– 103 768– 237 721– 237 721
Samenwerking bedrijfsvoering Politie2.2 – 25 000– 50 000– 75 000– 100 000– 100 000
Efficiencytaakstellingdiv. – 3 193– 6 387– 16 071– 32 143– 32 143
Subsidietaakstellingdiv. – 1 897– 4 622– 9 242– 10 838– 10 838
Taakstelling Rijksdienstdiv. – 255– 511– 1 286– 2 571– 2 571
Huisvestingstaakstelling13.3 – 2 154– 2 154– 2 154– 2 154– 2 154
Verlaging bestuurskosten13.3    – 90 000– 90 000

2.5 Doelstellingen Beleidsprogramma «Samen werken, Samen leven»

Doelstellingen Beleidsartikel(en)
Pijler 1. Een actieve internationale en Europese rol
1.2 Krachten bundelen voor vrede, veiligheid en ontwikkeling5 Samenhang en effectiviteit van het veiligheids- en ontwikkelingsbeleid vergroten4 Partners in veiligheid
   
1.6 Burgers en bedrijven in beweging10 Betere dienstverlening aan internationale organisaties en buitenlandse bedrijven die zich in Nederland vestigen7 Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector
   
Pijler 2. Een innovatieve, concurrerende en ondernemende economie
2.2 Kennis en innovatie voor maatschappelijke vraagstukken 4 Partners in veiligheid
   
2.3 Vernieuwend ondernemerschap16 Minder regels, minder instrumenten, minder loketten6 Functioneren Openbaar Bestuur7 Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector
   
Pijler 4. Sociale samenhang  
4.1 Opgroeien met betrokkenheid en kansen30 In 2011 worden jeugdigen en hun ouders snel en goed ondersteund2 Politie
 32 Bestrijding kindermishandeling door versterking van preventie, signalering en ingrijpen2 Politie
 33 Het kabinet wil een substantiële verhoging van de arbeidsparticipatie. Van 70% nu moet deze toegroeien naar 80% in 2016. In deze kabinetsperiode zal een belangrijke stap in die richting worden gezet10 Arbeidszaken overheid11 Kwaliteit Rijksdienst
 36 Het kabinet geeft een nieuwe impuls aan het emancipatiebeleid en aan het homo-emancipatiebeleid10 Arbeidszaken overheid11 Kwaliteit Rijksdienst
   
4.5 Naar 40 krachtwijkenActieplan Krachtwijken2 Politie
   
Pijler 5. Veiligheid, stabiliteit en respect  
5.1 Respect49 Door gerichte maatregelen bevorderen van een respectvolle omgang van mensen met elkaar en van fatsoen in het maatschappelijke verkeer2 Politie
   
5.2 Aanpak van agressie, geweld, diefstal en criminaliteit tegen ondernemingen50 Een reductie van de criminaliteit met 25% in 2010 ten opzichte van 2002 door:• 19% minder geweldsdelicten• 5% minder vermogensdelicten• verbetering ophelderingspercentage met 15%• daling criminaliteit tegen ondernemingen met 25%• daling recidive met 10%-punt.2 Politie4 Partners in veiligheid
 51 100 000 minder gestolen fietsen in 2010 ten opzichte van 20064 Partners in veiligheid
   
5.3 Aanpak overlast en verloedering52 Een kwart minder fysieke verloedering en ernstige sociale overlast in 2010 ten opzichte van 20022 Politie4 Partners in veiligheid
 53 500 extra wijkagenten2 Politie
 54 Uiterlijk in 2011 geen coffeeshops meer in de nabijheid van scholen4 Partners in veiligheid2 Politie
 55 Aanpak overmatig alcoholgebruik door jongeren4 Partners in veiligheid
   
5.4 Identiteitsvaststelling, technologie en informatie-uitwisseling56 Nieuw identificatiesysteem in 2010 in gebruik2 Politie
   
5.5 Bestrijding van vormen van ernstige criminaliteit57 Een steviger aanpak van georganiseerde misdaad, fraude en cybercrime2 Politie
   
5.6 Terrorismebestrijding en tegengaan radicalisering59 Het tegengaan van radicalisering4 Partners in veiligheid5 Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
 60 Versterken verdediging tegen catastrofaal terrorisme5 Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
   
5.7 Effectieve organisatie van de veiligheidsketen61 Samenwerkingsverbanden binnen de organisatie van de veiligheid worden versterkt met betrokkenheid van de burger2 Politie4 Partners in veiligheid5 Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst16 Brandweer en GHOR
 62 Veiligheidshuizen in grotere steden2 Politie
   
5.8 Crisisbeheersing en rampenbestrijding63 Veiligheidsregio’s zijn georganiseerd en de rampenbestrijding voldoet eind 2009 aan de basisvereisten15 Crisisbeheersing16 Brandweer en GHOR
   
6. Overheid en dienstbare publieke sector  
6.1 Een slagvaardige, integere en divers samengestelde (rijks)overheid64 Het realiseren van een overheid die beter werk levert met minder mensen6 Functioneren Openbaar Bestuur7 Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector11 Kwaliteit Rijksdienst
 65 De Rijksoverheid heeft in 2011 een divers samengesteld personeelsbestand met een aandeel vrouwen in de Algemene Bestuursdienst van ten- minste 25%11 Kwaliteit Rijksdienst
 67 Het versterken van burgerschapsvorming en van de grondwet1 Grondwet en democratie
   
6.2 Het verbeteren van de bestuurlijke verhoudingen68 Het realiseren van meer beleidsvrijheid voor medeoverheden6 Functioneren Openbaar Bestuur
   
6.3 De publieke dienstverlening merkbaar verbeteren69 Het oplossen van de 10 meest gevoelde knelpunten bij administratieve lasten7 Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector

3 De beleidsartikelen

Veiligheid

3.1 Politie (artikel 2)

Algemene beleidsdoelstelling

Een veiliger samenleving met behulp van een goed functionerende politieorganisatie

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Veiligheid is een basisvoorwaarde voor een samenleving waarin mensen zich vertrouwd, vrij en verbonden voelen. De criminaliteit neemt de laatste jaren af. Die trend moet worden voortgezet. De politie levert een belangrijke bijdrage aan de veiligheid. De politie opereert daarbij in een maatschappelijke omgeving die steeds meer wordt gekenschetst door een grote dynamiek, complexiteit en onvoorspelbaarheid. De politie wordt hierdoor geconfronteerd met een grote variatie aan veiligheidsproblemen, van zowel strafrechtelijke, openbare orde als hulpverlenende aard, soms ook in crisissituaties. Die variatie wordt ook veroorzaakt doordat de veiligheidsproblemen zich op zowel lokaal, regionaal, bovenregionaal, landelijk als internationaal niveau, of een combinatie daarvan, voordoen. De samenwerking tussen de politiekorpsen en tussen de politie en andere veiligheidspartners, waaronder burgers, en het prestatievermogen en de professionaliteit van de politie moeten verder worden verbeterd om die grote variatie aan veiligheidsproblemen adequaat te kunnen aanpakken, zodat nog beter kan worden bijgedragen aan een veiliger Nederland. Dit vraagt een goed functionerende politieorganisatie, waarvoor drie sporen worden gevolgd:

a) Gezamenlijke landelijke prioriteiten 2008–2011

In 2007 wordt een wijziging van de Politiewet 1993 van kracht waardoor de bevoegdheden op rijksniveau ten aanzien van de politie worden versterkt (Wet versterking Rijksbevoegdheid). Op basis hiervan stellen de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie periodiek de gezamenlijke landelijke prioriteiten voor de politie vast in zogeheten «hoofdlijnen van beleid». Deze landelijke prioriteiten worden uitgewerkt in doelstellingen voor ieder van de politiekorpsen. De landelijke prioriteiten voor 2008–2011 zijn jeugdcriminaliteit, geweld, veilige wijken en de aanpak van criminaliteit (zowel kwantitatief als kwalitatief). Met de landelijke prioriteiten voor 2008–2011 is aangesloten bij de prioriteiten uit het beleidsprogramma van het kabinet. De prioriteiten zijn in nauw overleg met de veiligheidspartners politie, gemeenten en Openbaar Ministerie (OM) tot stand gekomen. De gezamenlijke landelijke prioriteiten zijn meer kwalitatief van aard dan voorheen de prestatieafspraken met de politie en sluiten aan bij de wens in het coalitieakkoord om ketensamenwerking en preventie te stimuleren.

b) Samenwerking en gemeenschappelijk functioneren politiekorpsen

De samenwerking tussen en het gemeenschappelijk functioneren van politiekorpsen moet worden verbeterd. Dit is opgenomen in het coalitieakkoord.

De komende jaren zal worden gewerkt aan het ontwikkelen en realiseren van een gemeenschappelijk beleid voor materieel, personeel en beheer. De minister van BZK heeft samen met de minister van Justitie afspraken gemaakt met de korpsbeheerders en de Voorziening tot samenwerking Politie Nederland (VtS PN) over concrete resultaten eind 2008 op het terrein van ICT, personeel, materieel en bovenregionale samenwerking. Eind 2008 zullen de resultaten worden geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie kan een besluit worden genomen over de mogelijke verdere behandeling van het conceptwetsvoorstel Politiewet 200X, dat in november 2006 bij de Tweede Kamer is ingediend.

De komende jaren moet structureel € 100 mln. worden bespaard op de samenwerking tussen de politiekorpsen op het vlak van bedrijfsvoering.

c) Samenwerking met andere veiligheidspartners

De politie is niet de enige partij die over veiligheid gaat. Veiligheid is het resultaat van activiteiten van verschillende overheden en overheidsdiensten op internationaal, landelijk, provinciaal en lokaal niveau en van bedrijven, scholen, hulpverlening, maatschappelijke organisaties en burgers.

De politie is verantwoordelijk voor de strafrechtelijke rechtshandhaving (onder het gezag van het Openbaar Ministerie), handhaving van de openbare orde en de noodhulp. Bovendien vervult de politie een rol in de aanpak van grootschalige rampen en conflict- en crisissituaties. Tot slot heeft de politie een signalerende en adviserende taak. Doel is de ketensamenwerking te versterken waarmee concrete resultaten worden geboekt. In haar visie «Politie in ontwikkeling» heeft de politie programmasturing opgenomen als een adequaat middel om samenhang in het veiligheidsbeleid te organiseren tussen de politie en verschillende partners van de politie. Omdat criminaliteit niet bij geografische grenzen ophoudt, is een goede internationale samenwerking steeds belangrijker. De bekostiging van deze politietaken geschiedt vanuit operationele doelstelling 4.6.

Verantwoordelijkheid van de minister

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de beheersmatige kaders voor de politiekorpsen en de politieacademie (financieel, juridisch, organisatorisch, beleidsmatig) en samen met de minister van Justitie (voor de strafrechtelijke rechtshandhaving) voor:

• het doeltreffend functioneren van de politieorganisatie;

• het bepalen van de hoofdlijnen van beleid ten aanzien van het beheer van en de taakuitvoering door de politie (op basis van de Wet versterking rijksbevoegdheden, die nog in 2007 in werking treedt), door vooraf in de beleid- en beheerscyclus aan te geven welke concrete prestaties en inspanningen het kabinet van ieder politiekorps verlangt.

Daarnaast is de minister van BZK de beheerder van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD).

Externe factoren

Maatschappelijke complexiteit: de soort en de intensiteit van criminaliteit zijn aan veel veranderingen onderhevig. Bovendien zijn er lokale verschillen in aanpak noodzakelijk. Op lokaal niveau wordt in eerste instantie de veiligheid van de leefomgeving bepaald. De politie handhaaft en treedt waar mogelijk preventief op, maar kan gedrag van burgers en bedrijven maar voor een deel beïnvloeden.

Complexiteit uitvoeringsketen: de politie is slechts één van de organisaties die actief is om de veiligheid in Nederland te verbeteren. De politie is afhankelijk van veel partners in de veiligheidsketen. De minister van BZK bepaalt samen met de minister van Justitie de beleidskaders van de politie, maar de uitvoering zelf geschiedt door de politiekorpsen. Het is aan hen om een goede vertaling te maken van het beleid en dit op een adequate manier uit te voeren.

Meetbare gegevens

Bij de landelijke prioriteiten voor 2008–2011 zijn nieuwe indicatoren vastgesteld om te monitoren hoe de voortgang van deze prioriteiten in de praktijk is en hoe de behaalde resultaten zich verhouden tot de vastgestelde streefwaarden voor deze indicatoren.

Naast de nieuwe indicatoren worden twee indicatoren zoals die golden voor het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2003–2006 gecontinueerd. Dat zijn de doorlooptijd tussen het eerste verhoor door de politie van verdachten jonger dan 18 jaar en de ontvangst bij het parket OM (de zogenaamde Kalsbeeknorm) en het aantal verdachten dat door de politie aan het OM wordt aangeboden. Volgens de Kalsbeeknorm moet 80% van de processen-verbaal aan jeugd na het eerste verhoor van de verdachte binnen 30 dagen verzonden zijn naar het OM. Om te komen tot een meer intelligente wijze van sturing zal in de toekomst gestuurd worden op verdachtenratio’s per delictsoort in plaats van aantallen verdachten OM. In 2008 worden deze verdachtenratio’s ontwikkeld.

IndicatorenRealisatie 2006Streefwaarde 2007Streefwaarde 2008
Jeugdcriminaliteit(Kalsbeeknorm)74,9%80,0%80,0%
Verdachten OM246 687258 463250 909
Tevredenheid over optreden politie bij contact56,9%56%geen
Beschikbaarheid van de politie (schaalscore)5,04,8geen

Bron: Kerngegevens Nederlandse Politie 2006, het Landelijk kader Nederlandse Politie 2007 en de vastgestelde Landelijke Prioriteiten 2008–2011

Toelichting

• Bij de jeugdcriminaliteit en het aantal verdachten OM betreft het de realisatie van de regionale korpsen en het KLPD gezamenlijk; De streefwaarden hebben betrekking op de regionale politiekorpsen. Met het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) zijn afspraken gemaakt die beter passen bij de bijzondere taak van het KLPD. De daling van de streefwaarde van het aantal verdachten OM ná 2007 houdt mede verband met het feit dat zaken die de politie aanpakt steeds lastiger worden. Om die reden is ervoor gekozen te streven naar het handhaven van een constant niveau van ca. 251 duizend verdachten per jaar. De streefwaarden 2008 zijn ontleend aan de vastgestelde landelijke prioriteiten 2008–2011;

• Over tevredenheid en beschikbaarheid zijn bij de vaststelling van de landelijke prioriteiten 2008–2011 geen afspraken meer gemaakt.

• Teneinde een beter beeld te krijgen (in de ontwikkeling) van de kwalitatieve prestaties van de korpsen zullen de volgende indicatoren worden gemonitord:

– het gemiddeld aantal celdagen (celdag equivalenten) hetgeen een maat is voor de gemiddelde zwaarte van de misdrijven die door de verdachten zijn gepleegd;

– de algemene verdachtenratio per regio, die laat zien welk deel van de aangiften leidt tot een verdachte OM;

– de verdachtenratio geweld, die de pakkans van verdachten inzichtelijk maakt;

– het aantal OM-zaken dat binnen 7 dagen is ontvangen door Halt;

– de wijkscans die korpsen op verzoek van gemeenten opstellen.

– In het Jaarverslag Nederlandse Politie en de Veiligheidsmonitor (Rijk), die ieder jaar aan de Tweede Kamer worden aangeboden, wordt uitgebreid verslag gedaan van de resultaten die de politie heeft gerealiseerd.

Voor geweld, veilige wijken en vertrouwen in de politie, zoals ook opgenomen in de landelijke prioriteiten, worden eveneens nieuwe indicatoren ontwikkeld.

Budgettaire gevolgen om beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
2. Politie2006200720082009201020112012
Verplichtingen4 778 7394 795 8104 853 5194 878 8544 913 4524 903 7894 913 791
Waarvan garantieverplichtingen  611 000611 000611 000611 000611 000
        
Uitgaven4 292 5574 479 4304 537 1394 562 4744 597 0724 603 7124 613 791
2.1 apparaat11 29310 48110 57610 2749 6848 4878 487
        
Programma-uitgaven4 281 2644 468 9494 526 5634 552 2004 587 3884 595 2254 605 304
Waarvan juridisch verplicht  4 400 982    
        
2.2 politie op regionaal niveau3 389 1913 599 9493 614 3193 632 1213 634 6433 641 9223 664 715
Waarvan juridisch verplicht  3 614 319    
        
2.3 politie op bovenregionaal en landelijk niveau534 111549 756589 002596 373606 324613 376615 029
Waarvan juridisch verplicht  578 181    
* Bijdrage baten-lastendienst KLPD (454 621)(470 450)(479 246)(473 911)(470 800)(473 130)
        
2.4 prestatievermogen van de politie63 14364 77574 86986 969101 769116 569122 569
Waarvan juridisch verplicht  67 466    
        
2.5 adequaat niveau van politiepersoneel202 313237 969241 073236 737244 652223 358202 991
Waarvan juridisch verplicht  141 016    
        
2.6 geneeskundige verzorging politie92 50616 5007 3000000
Waarvan juridisch verplicht  0    
        
Ontvangsten26 9743 2153 2153 2153 2153 215500

Toelichting

De garantieverplichtingen betreffen de garantstelling door het vakdepartement voor de politieregio’s voor het geïntegreerd middelenbeheer bij het ministerie van Financiën. Dit legt geen beslag op het beschikbare kasbudget. Tot 1 juli 2007 is een bedrag aan garanties afgegeven van afgerond 611 mln.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 2.2

Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg door de regionale politiekorpsen

Motivering

De politie speelt een grote rol bij het bieden van veiligheid en bescherming aan de burger. Zij houdt toezicht op straat en handhaaft de orde, in het uiterste geval met inzet van geweldsmiddelen, geeft hulp aan burgers en spoort strafbare feiten op. Voor een goede uitvoering van hun diverse en omvangrijke takenpakket dienen de regionale politiekorpsen over voldoende middelen te kunnen beschikken. De minister van BZK stelt hiertoe per regiokorps een algemene bijdrage en een aantal bijzondere bijdragen beschikbaar. In het verlengde hiervan houdt de minister van BZK toezicht op het financiële beheer van de regionale politiekorpsen. Dit om te voorkomen dat om financiële redenen een adequaat niveau van politiezorg in een regio niet langer gegarandeerd is.

De onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende bijdragesoorten die de minister van BZK ter beschikking staan om de regionale politiekorpsen te kunnen voorzien van voldoende middelen. Puntsgewijs worden deze bijdragesoorten in het onderstaande toegelicht.

Algemene bijdrage (BVS):Bijzondere bijdragen:Aanvullende bijdragen:
Algemeen budgetBijdrage Artikel 3 BFRP (Politiewet)Bijdrage Artikel 4 BFRP (Politiewet)
Specifiek budget  
Compensaties  
Asiel  

Bijdragesoorten

• Algemeen budget: dit budget wordt verdeeld met behulp van het in 2007 ingevoerde budgetverdeelsysteem (BVS). Er wordt uitgegaan van vier hoofdwerksoorten (opsporing, handhaving, intake/serviceverlening en noodhulp) en daarbij behorende kostprijzen. Het beschikbare algemene budget per werksoort wordt op basis van objectieve omgevingskenmerken over de regionale politiekorpsen verdeeld.

• Specifiek budget: dit betreffen budgetten die de minister kan toekennen indien specifieke kenmerken in een regio of een specifieke taak binnen een regio extra werklast met zich meebrengen, welke onvoldoende tot uitdrukking komen in de werklastverhoudingen die binnen het BVS de verdeling van het algemene budget bepalen. Op dit moment is sprake van drie specifieke budgetten: voor de Hofstad (regionaal politiekorps Haaglanden), de Zeehavenpolitie (regionaal politiekorps Rotterdam-Rijnmond) en Schiphol (regionaal politiekorps Kennemerland).

• Compensatie: bij de overgang naar het herziene BVS in 2007 zijn herverdeeleffecten in het politiebudget opgetreden. De regionale politiekorpsen die op grond van het nieuwe budgetverdeelsysteem een lager budget zouden krijgen, ontvangen een compensatie ter grootte van het verschil met het budget dat zij in 2007 op basis van het oude budgetverdeelsysteem zouden hebben gekregen. Voor de afbouw van deze compensatie zijn regels gesteld.

• Asiel: de middelen voor de asielgerelateerde politietaken maken deel uit van de algemene bijdrage. Bekostiging vindt plaats op basis van ketenbrede prognoses van het ministerie van Justitie voor instroom, bestandsomvang en aantallen verwijderingen van asielzoekers.

• Bijdragen artikel 3: in bijzondere gevallen kan er aanleiding zijn om bijzondere bijdragen toe te kennen op basis van artikel 3 van het Besluit financiën regionale politiekorpsen (Bfrp). Gedacht kan worden aan een aanmerkelijke ongelijkmatige spreiding van kosten tussen politiekorpsen of aan budgetten waarvoor het stellen van specifieke bestedingsvoorwaarden noodzakelijk is.

• Bijdragen artikel 4: indien uit het begrotingstoezicht blijkt dat voor een regio de middelen aanmerkelijk tekortschieten om in de noodzakelijke behoeften te voorzien, dan kan de minister van BZK aan het politiekorps een aanvullende bijdrage geven op basis van artikel 4 van het Bfrp. Een dergelijke aanvullende bijdrage gaat ten koste van de uitkering aan de andere regionale politiekorpsen.

Instrumenten

• Repressief toezicht: de minister houdt toezicht op het financiële beheer van de regionale politiekorpsen. Uitgangspunt is dat de begroting en jaarrekening in principe niet aan preventief toezicht onderworpen zijn, tenzij regionale politiekorpsen in een positie dreigen te komen waardoor een beroep op de financiële middelen van de collectiviteit nodig is. Dus zolang een regionaal politiekorps een evenwichtig en verantwoord financieel beleid voert, behoeft de begroting geen goedkeuring van de minister en kan worden volstaan met repressief toezicht.

• Preventief toezicht: preventief toezicht moet worden ingesteld wanneer de begroting van een regionaal politiekorps niet in evenwicht is en het aannemelijk is dat het evenwicht in de drie daarop volgende jaren niet tot stand komt óf als de begroting op het oog sluitend is, maar na nadere bestudering blijkt dat er toch geen sprake van evenwicht is. Preventief toezicht kan worden ingesteld als er sprake is van een tekort in de jaarrekening of als er sprake is van een termijnoverschrijding bij de inlevering van begroting en jaarrekening. Dat kan leiden tot een aantal bezuinigingen bij het regionale politiekorps, maar ook tot de gedeeltelijke besteding van het eigen vermogen binnen de gestelde grenzen.

• Gerechtskosten: op 1 januari 2007 is het budget voor de interceptie- en taptolk/vertaalkosten (€ 25,5 mln. structureel) tijdelijk onder de verantwoordelijkheid van de minister van BZK geplaatst. Uit dit budget worden kosten voor het aftappen van telecommunicatie, de vertalingen ervan en het opvragen van (historische) telecommunicatieverkeergegevens voor de politie betaald. In 2008 wordt gestart met de praktische voorbereiding van de overheveling van het budget en de administratie naar de politie. In 2008 wordt eveneens de Wet Dataretentie van kracht waardoor meer informatie over het telecommunicatieverkeer beschikbaar zal komen. Als gevolg van de wet zullen de vraag naar en de kosten voor het opvragen van informatie over telecommunicatieverkeer toenemen. Tenzij in het totale budget voor de interceptie- en taptolk/vertaalkosten voldoende ruimte bestaat om deze kostenstijging op te vangen, zal conform de afspraak tussen de ministeries van Justitie en BZK de totale kostenstijging, als gevolg van de Wet dataretentie, door beide ministeries voor ieder 50% worden gedragen.

• Er komen 500 forensische assistenten bij de politie, die vooral bij inbraken in woningen en bedrijven sporenonderzoek doen. Daardoor zullen meer daders worden gevonden, bijvoorbeeld wanneer zij DNA achter hebben gelaten op de plaats van het delict.

• De politie zal in de periode tot 2010 500 extra wijkagenten inzetten in buurten en wijken met veel overlast. Met hun kennis van de wijk en zijn bewoners, kunnen zij veel narigheid voorkomen of in een vroeg stadium indammen.

Meetbare gegevens

Kengetallen (x € miljoen)20072008200920102011
Algemene bijdrage (excl. asiel)3 3493 4383 4473 4473 447
Bijzondere bijdragen19471717277

1 Exclusief de bijzondere bijdragen die onder operationele doelstellingen 2.3 (Politie op bovenregionaal en landelijk niveau) en 2.4 (prestatievermogen van de politie) zijn opgenomen.

Bron:decembercirculaire 2006.

Operationele doelstelling 2.3

Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg op het bovenregionaal en landelijk niveau

Motivering

Vanuit het oogpunt van doelmatigheid is de politiezorg op een aantal terreinen op landelijke of bovenregionale wijze georganiseerd. Het gaat onder meer om het KLPD, het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme (CIV) en het Financieel Expertisecentrum (FEC). Met de bekostiging hiervan stelt de minister van BZK deze onderdelen in staat om hun politietaken op een adequaat niveau uit te voeren. Voor specifieke informatie over het KLPD wordt verwezen naar de toelichting in het hoofdstuk baten-lastendiensten van deze begroting.

Instrumenten

• Intensiveren aanpak van cybercrime. Deze kabinetsperiode vindt een stevige impuls van de aanpak van cybercrime plaats. Dit betekent versterking van de aanpak op regionaal en bovenregionaal niveau en verdere professionalisering op landelijk niveau. De minister van BZK financiert de unit Cybercrime bij het KLPD. Deze unit is de opvolger van het National High Tech Crime Center. In 2008 moet deze unit volledig operationeel zijn en haar meerwaarde voor de Nederlandse politie bewijzen. Voor de bredere impuls stellen de betrokken partijen (politie, OM, Justitie en BZK) in 2007 samen een versterkingsprogramma Cybercrime op. Dit programma wordt vanaf 2008 uitgevoerd en zal leiden tot een stevige intensivering van de aanpak van cybercrime.

• Intensiveren aanpak financieel-economische criminaliteit. De ministers van BZK en van Justitie, het OM en de politie hebben in 2007 een versterkingsprogramma Finec (witwassen, ontnemen, fraude en corruptie) opgesteld. In 2008 zal de aanpak van financieel-economische criminaliteit merkbaar worden geïntensiveerd.

• Vernieuwen landelijk vingerafdrukkensysteem. In de eerste helft van 2008 zal het vingerafdrukkensysteem van de Nederlandse politie (Havank) zijn vernieuwd. De politie beschikt dan over een modern geautomatiseerd systeem. Doordat alle vingerafdrukken die op papier aanwezig waren gedigitaliseerd worden, kan er een efficiencyslag worden gemaakt. Tevens is een wetsvoorstel in voorbereiding dat de wettelijke mogelijkheden om vingerafdrukken af te nemen uitbreidt. Hierdoor zal het aantal vingerafdrukken in Havank toenemen en moet de identiteit van de verdachte eenvoudiger kunnen worden vastgesteld.

• Uitvoeren pilotproject Technologische identificatie hooligans. Met het pilotproject worden hooligans uit de anonimiteit gehaald. Zo mogelijk wordt dit geïmplementeerd in alle politiekorpsen.

• Met de korpsbeheerders zijn afspraken gemaakt over de resultaten die eind 2008 behaald moeten zijn op de samenwerking tussen korpsen op het terrein van ICT, personeel, materieel en bovenregionale samenwerking. Het kabinet zal op basis van deze resultaten eind 2008 een besluit nemen over het al dan niet voortzetten van de behandeling van het wetsvoorstel om te komen tot herziening van de politieorganisatie (Politiewet 200X).

• In deze samenwerkingsafspraken is opgenomen dat de korpsbeheerders juni 2008 een onderzoek opleveren naar de verschillende vormen van structurele bovenregionale samenwerking tussen de korpsen en de wijze waarop deze bestuurlijk en bedrijfsmatig zijn ingericht. De korpsbeheerders zijn gevraagd aanbevelingen te doen voor het waar nodig uniformeren van de bestuurlijke, bedrijfsmatige ophanging van de bovenregionale samenwerkingsverbanden en voor de indeling van de samenwerkingsgebieden. Eind 2008 zullen er afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop de structurele samenwerking tussen de korpsen verder kan worden verbeterd.

Meetbare gegevens

Deze operationele doelstelling betreft alleen de bekostiging van organisaties en projecten die een grote mate van beleidsvrijheid hebben om beleid vorm te geven en uit te voeren. Omdat de minister van BZK dit beleid niet zelf vormgeeft en uitvoert, zijn geen meetbare gegevens bij deze operationele doelstelling opgenomen. Bij de algemene doelstelling zijn meetbare gegevens opgenomen over het functioneren van de politie. Het beleid onder deze operationele doelstelling draagt hieraan bij.

Operationele doelstelling 2.4

Verhogen van het prestatievermogen van de politie

Motivering

Het verhogen van het prestatievermogen van de politie (doelmatigheid en doeltreffendheid) vraagt om permanente aandacht. De minister van BZK, samen met de minister van Justitie, ondersteunt dit met een aantal maatregelen en randvoorwaarden die bijdragen aan een hogere veiligheid in Nederland. Voor 2008 zijn landelijke prioriteiten vastgesteld op basis waarvan regionale afspraken met de politiekorpsen worden gemaakt.

Instrumenten

• Sturen op prestaties via de landelijke prioriteiten. Met de korpsbeheerders zijn voor de periode 2008–2011 landelijke prioriteiten vastgesteld op het terrein van jeugdcriminaliteit, geweld, veilige wijken en de aanpak van criminaliteit kwantitatief en kwalitatief. De afspraken met gemeenten zijn vastgelegd in het bestuursakkoord.

– Jeugdcriminaliteit en jeugdgroepen: de politie intensiveert haar bijdrage aan de persoonsgerichte aanpak van criminele jeugd. Daarnaast intensiveert de politie het vroegtijdig signaleren van en adviseren over risicojeugd, waaronder 12-minners.

– Geweld: de politie zal zowel de opsporing van geweldplegers verder versterken als een bijdrage leveren aan het voorkomen van geweldsmisdrijven.

– Veilige wijken: om de veiligheid in de wijk te vergroten zal de politie zorgdragen voor een versterkte inzet van gebiedsgebonden politiewerk. Hiervoor wordt de politie met 500 wijkagenten uitgebreid.

– Versterking criminaliteitsaanpak.

• Personele capaciteit van de politie: door te sturen op prestaties wordt de focus gericht op waar het politiewerk echt om draait: een politie die goed presteert en zichtbaar is voor burgers. Voor het bereiken van optimale resultaten dienen korpsen flexibiliteit te hebben om eigen keuzes te maken: naast meer personeel kan ook gekozen worden voor bijvoorbeeld hoger opgeleid personeel, inzet van slimme technologie of andere werkwijzen. De landelijke sterktedoelstelling bedraagt 52 525 fte’s in 20101. In overleg met de korpsbeheerders wordt bekeken wat de gevolgen zijn van de intensiveringen en de taakstelling uit het coalitieakkoord voor de sterktedoelstelling. Het streven is daarbij om met bandbreedten voor de sterkte te gaan werken. De Tweede Kamer zal hier over worden geïnformeerd. Naast méér medewerkers is het ook belangrijk dat de kwaliteit van het politiepersoneel verder verbeterd wordt. Het verbeteren van de kwaliteit van de opsporing is daar een voorbeeld van.

• De bewapening en uitrusting van de politie worden altijd bezien in relatie tot een proportioneel geweldgebruik. Hierbinnen past een verdergaande ontwikkeling op het gebied van de zogenaamde «less lethal» wapens. Daarnaast zullen bestaande wapens, waaronder het huidige dienstpistool, moeten worden vervangen.

• Stimuleren van de kwaliteitsontwikkeling van de Nederlandse politie, ondermeer door verdere ontwikkeling en toepassing van het Instituut Nederlandse Kwaliteit- (INK) model.

• Vergroten van de betrokkenheid en inzet van burgers door middel van Burgernet. In 2008 zal een tweede pilot Burgernet worden uitgevoerd in een vijftal politieregio’s. Op basis van een evaluatie hiervan zal begin 2009 worden besloten over de landelijke uitrol.

• Uitbreiden van bevoegdheden van het lokaal bestuur en de politie bij de aanpak van overlast in de openbare ruimte en de handhaving van de openbare orde en veiligheid. Het gaat hierbij om het introduceren van de mogelijkheid tot het geven van een gedragsaanwijzing voor de burgemeester (uitwerkingmotie-Van Schijndel), het intensiveren van de drugsaanpak (thuisteelt en het sluiten van illegale verkooppunten zonder dat sprake is van overlast), versterking van de aanpak van huiselijk geweld en een verkenning naar de samenhang in de openbare ordebevoegdheden van de burgemeester.

• Verbeteren van de kwaliteit van de informatievoorziening binnen de politie, ondermeer door implementatie van de Wet politiegegevens, die vermoedelijk op 1 januari 2008 in werking treedt.

• Versterking opsporing. In 2008 wordt geld dat voor het programma versterking opsporing en vervolging door het kabinet beschikbaar is gesteld, besteed aan onder andere de auditieve en audiovisuele registratie van verhoren, kwaliteitsverhoging van de forensisch-technische opsporing, het extra opleiden van het recherchepersoneel en de werving, selectie en opleiding van medewerkers van buiten de politie met een hbo of academische opleiding (zij-instroom).

Meetbare gegevens

Bij de algemene doelstelling zijn meetbare gegevens opgenomen over de effecten van het functioneren van de politie. Het beleid onder deze operationele doelstelling draagt hieraan bij.

Kengetallen
 31-12-200231-12-200531-12-200631-12-2010
Realisatie (t/m 2006) en sterktedoelstelling 2010 (in fte’s)    
1. Sterkte (exclusief functionele inzet)51 51650 81951 55252 525

Bron: Polbis.

Toelichting

De genoemde aantallen in 2005 en 2006 zijn gecorrigeerd voor (= opgehoogd met 319 fte’s) politiepersoneel dat in 2005 naar CIP/ISC is overgegaan, maar mee blijft tellen voor de realisatie van de sterktedoelstelling in 2010. Voor 2007 zijn alleen met de korpsen die in het kader van de motie Verhagen extra middelen hebben ontvangen individuele afspraken gemaakt over de ontwikkeling van hun sterkte. Er bestaat daarom geen afspraak met betrekking tot het landelijke sterktecijfer eind 2007. Zo ook niet voor de jaren 2008 en 2009.

Operationele doelstelling 2.5

Verhogen van de professionaliteit van de politie door het ontwikkelen van personeelsbeleid, arbeidsvoorwaardenbeleid en het faciliteren van politieonderwijs

Motivering

De minister van BZK realiseert samen met de politiekorpsen, de politievakorganisaties en de Politieacademie een verhoging van de professionaliteit van de politie. Dit wordt bereikt door te investeren in voldoende, gekwalificeerd, veilig werkend en gemotiveerd personeel.

Instrumenten

• Uitvoeren van de actiepunten naar aanleiding van de gezamenlijke werkgeversvisie, met als doel de kwaliteit van het politiepersoneel verder te verbeteren.

• De Politieacademie in staat stellen politiepersoneel op te leiden en bij te scholen, rekening houdend met de resultaten uit de «evaluatie politieonderwijs» en in lijn met de noties die voortkomen uit de «evaluatie bekostigingsstelsel Politieacademie».

• Uitvoering geven aan een nog te sluiten arbeidsvoorwaardenakkoord en het vertalen van deze afspraken in werkbare instrumenten voor de politiekorpsen.

• Het verder uitwerken van een aantal afspraken uit het akkoord 2005–2007, zoals de invoering van de fitheidtest voor de politie en het verder ontwikkelen van capaciteitsmanagement.

• De korpsen stimuleren om integriteitbeleid te voeren conform de basisnormen uit de modelaanpak «Integriteitbeleid, openbaar bestuur en politie», zodat de politiemedewerkers weerbaarder worden voor schendingen.

• Politiekorpsen stimuleren de diversiteit van het personeel te vergroten.

• Ontwikkelen van een talentenprogramma voor startende leidinggevenden met een diverse samenstelling van de cursistengroep.

• Op basis van de resultaten en de aanbevelingen van de Taskforce Personeelsvoorziening meer grip krijgen op de meerjarige instroom van aspiranten, zowel kwantitatief als kwalitatief, bij de Politieacademie.

• Het inbedden van een landelijke regeling voor de aanpak van agressie en geweld tegen de politie binnen de bedrijfsvoering van alle politiekorpsen.

Meetbare gegevens

Deze operationele doelstelling betreft grotendeels de kwaliteit van de politieorganisatie zelf, hetgeen bijdraagt aan het extern functioneren en uiteindelijk aan de veiligheid. Bij de algemene doelstelling zijn meetbare gegevens opgenomen over de effecten van het functioneren van de politie. Het beleid onder deze operationele doelstelling draagt hieraan bij.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

>OnderzoeksonderwerpNr. AD of ODA. StartB. AfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingVerhogen van het prestatievermogen van de politie2.4A: 2007B: 2007Brief aan Tweede Kamer
 Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg op het bovenregionaal en landelijk niveau en adequate politiezorg door de regionale politiekorpsen2.2 en 2.3A: 2012B: 2012 
 Politieonderwijs2.5A: 2010B: 2010 
     
EvaluatieonderzoekEvaluatie milieutaak A: 2008B: 2008 
 Evaluatie meldpunt cybercrime A: 2008B: 2008 
     
MonitorenMonitoren indicatoren prestatieafspraken A: 2008B: 2008 
 Personeels- en Mobiliteitsonderzoek (PoMo) A: 2008B: 2008 

3.2 Partners in Veiligheid (artikel 4)

Algemene beleidsdoelstelling

Goed samenwerkende partners in veiligheid

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Politie, brandweer, ambulancediensten, marechaussee, centrale overheid, gemeenten, maatschappelijke organisaties, bedrijven én burgers hebben ieder hun verantwoordelijkheden in het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Bedreigingen van onze veiligheid veranderen en raken steeds meer met elkaar verweven. Het antwoord op bedreigingen kan steeds minder door één organisatie worden geformuleerd en uitgevoerd. Om de veiligheid van burgers te kunnen waarborgen is het noodzakelijk dat deze partners in veiligheid goed met elkaar samenwerken, zowel in lokaal, regionaal, nationaal en internationaal verband, zodat er minder slachtoffers en schade optreden en de veiligheid van hulpverleners beter gewaarborgd kan worden. Om goed te kunnen samenwerken, moeten de partners in veiligheid kunnen beschikken over voldoende kennis en expertise, zodat goed gehandeld kan worden onder wisselende maatschappelijke omstandigheden. Een thema zoals polarisatie en radicalisering vraagt om brede maatschappelijke samenwerking.

Een integrale aanpak van het veiligheidsbeleid is daarom noodzakelijk. Juist op lokaal niveau wordt de veiligheid en het veiligheidsgevoel van de burger bepaald. Daarom is samenwerking cruciaal en vervullen de gemeenten hierbij een regie rol. Deze rol moet bij middelgrote en kleine gemeenten worden versterkt.

Daarnaast is de strategie nationale veiligheid vastgesteld. De strategie richt zich op de bescherming van de samenleving en bevolking op eigen grondgebied tegen interne en externe bedreigingen. Nationale veiligheid kan niet los worden gezien van de veiligheid van andere landen.

Een samenhangende informatiehuishouding zorgt ervoor dat de partners in veiligheid, zowel individueel als gezamenlijk, beter kunnen presteren.

Verantwoordelijkheid van de minister

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor samenhang in het veiligheidsbeleid. Daartoe:

• geeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties richting aan de uitvoering van het veiligheidsbeleid op lokaal, regionaal en landelijk niveau als ook in Koninkrijks- en internationaal verband;

• stimuleert en ondersteunt de minister van BZK de veiligheidspartners om samen te werken en kwalitatief goede diensten te leveren;

• agendeert de minister van BZK thema’s op het terrein van nationale veiligheid en regisseert bij de uitvoering van de strategie nationale veiligheid.

Externe factoren

De steun en inzet van (inter)nationaal betrokken veiligheidspartners is noodzakelijk om de veiligheid van de samenleving te kunnen bevorderen.

Actuele ontwikkelingen, zoals terrorisme, zijn van grote invloed op de veiligheid en het veiligheidsgevoel van burgers. De samenwerking kan onder druk komen te staan door een ramp of aanslag.

Meetbare gegevens

De goede samenwerking tussen de partners in veiligheid op zowel lokaal, regionaal, nationaal en internationaal gebied is moeilijk in meetbare gegevens uit te drukken.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1000)
4. Partners in veiligheid2006200720082009201020112012
Verplichtingen154 818114 75477 40868 082100 627103 40597 405
        
Uitgaven142 548146 997109 398100 072100 627103 40597 405
4.1 apparaat9 30611 00710 94110 61510 2139 3919 391
        
Programma-uitgaven133 242135 99098 45789 45790 41494 01488 014
Waarvan juridisch verplicht  3 664    
        
4.2 veiligheidsbeleid op nationaal niveau4 29037 47749 10747 36348 08051 68045 680
Waarvan juridisch verplicht  2 359    
        
4.3 ICT-infrastructuur124 36592 59943 75736 46136 46136 46136 461
Waarvan juridisch verplicht  1 204    
        
4.6 veiligheidsbeleid op internationaal niveau4 5875 9145 5935 6335 8735 8735 873
Waarvan juridisch verplicht  101    
        
Ontvangsten8 3774 64000000

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 4.2

De bestuurlijke veiligheidspartners ondersteunen met kennis, instrumenten en expertise

Motivering

De partners in veiligheid hebben verschillende verantwoordelijkheden in het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Een geïntegreerde aanpak van de veiligheidsproblematiek op alle bestuurlijke niveaus is van belang om daadwerkelijk de veiligheid in Nederland te verbeteren, waardoor de veiligheid en veiligheidsgevoelens in Nederland vergroot worden.

Goede samenwerking vereist dat veiligheidspartners goed zijn toegerust om adequaat te kunnen functioneren. Delen van kennis en expertise zorgt ervoor dat partijen beter presteren en van elkaars ervaringen kunnen leren. Juist op lokaal niveau wordt de veiligheid en het veiligheidsgevoel van de burger bepaald. De gemeenten vervullen hierbij een regierol en worden daarin ondersteund, zoals uit de onderstaande instrumenten en activiteiten blijkt. Een aantal van de hier genoemde activiteiten maakt onderdeel uit van het project «Veiligheid begint bij voorkomen».

Instrumenten

Lokaal veiligheidsbeleid: In de afgelopen jaren is onder de noemer «Project Veilige Gemeenten» samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten gewerkt aan het ondersteunen van gemeenten bij hun rol als regisseur van het lokale veiligheidsbeleid. De hierbij opgebouwde kennis zal benut worden bij het maken van afspraken op het gebied van veiligheid tussen Rijk en gemeenten. Tevens zal de professionalisering van het lokale veiligheidsbeleid verder gestalte krijgen, onder andere door de implementatie van de wettelijk vastgelegde regierol voor gemeenten.

Uitvoeren actieplan overlast en verloedering: plan welke gericht is op meer samenhang tussen nationaal en lokaal beleid op het gebied van overlast en verloedering. In nauwe samenwerking met Justitie, WWI, VWS en Jeugd & Gezin ondersteunen wij hiermee gemeenten in hun aanpak van problemen met hangjongeren, drugsverslaafden, dak- en thuislozen, uitgaansoverlast, woonoverlast en verloedering door graffiti en vernieling.

Uitvoeren actieplan polarisatie en radicalisering

Polarisatie- en radicaliseringprocessen lijken in omvang, snelheid en intensiteit toe te nemen. De actielijnen worden nader uitgewerkt in een operationeel plan waaraan alle zeven direct betrokken departementen hun bijdragen leveren. Ook is in 2008 de monitor polarisatie en radicalisering gereed en is de kennisfunctie voor dit maatschappelijk thema ingericht en werkend.

Bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit:Gemeenten spelen een steeds sterkere rol in het voorkomen en bestrijden van (georganiseerde) criminaliteit (drugshandel, illegale prostitutie, hennepkwekerijen, illegale autohandel en witwaspraktijken). Dit gebeurt in samenspraak met andere partijen zoals politie en Openbaar Ministerie en vaak ook de belastingdienst. BZK zet in op het ondersteunen van gemeenten hierbij: versterking bestuurlijke aanpak en noodzaak samenwerking verschillende betrokken partijen (bestuur, justitie en fiscus). Dit leidt tot de oprichting van regionale expertisecentra waar gemeenten terecht kunnen voor ondersteuning voor onder andere Wet bevordering integriteit beoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB)-trajecten.

Uitvoeren actieplan veilig ondernemen III: Activeren van bedrijfsleven door samenwerking tussen lokale overheid en bedrijfsleven te stimuleren en gerichte actie te ondernemen om preventieve maatregelen te stimuleren.

Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV): Evaluatie heeft in 2007 plaatsgevonden. Naar aanleiding van de uitkomsten van deze evaluatie zullen verdere acties worden ondernomen.

Veiligheidsmonitor: Als opvolger van de huidige Veiligheidsmonitor Rijk zal de integrale Veiligheidsmonitor (VM) verschijnen. Voor het eerst meten, naast departementen en politiekorpsen, ook vele gemeenten hun veiligheidscijfer volgens deze VM. Een eenduidig beeld van de sociale veiligheidssituatie én vergelijking tussen en binnen gemeenten en politiekorpsen wordt hierdoor mogelijk. De VM meet de effectbereiking van het Veiligheidsprogramma in de samenleving.

Monitor criminaliteit bedrijfsleven: De Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven meet het effect van het Veiligheidsprogramma in het bedrijfsleven. Dit betreft de sectoren: bouwnijverheid, detailhandel, horeca, transportsector en zakelijke dienstverlening.

Subjectieve Veiligheid: De resultaten van de expertmeeting over onveiligheidsgevoelens, welke zullen leiden tot concrete beleidsvoorstellen, komen tot uitvoering.

Technologie en Veiligheid: Het project technologie en Veiligheid start met pilots en projecten op het snijvlak van veiligheid en technologie, passend bij de vraag vanuit de operationele diensten. Opzetten van gemeenschappelijk onderzoek met departementen, kennisinstellingen en bedrijfsleven. Hiertoe behoren de introductie van een nieuw brandweerpak met sensoren voor de conditie van brandweerlieden, virtuele oefensimulatoren voor bestuurders en professionals en het experimenteren met de gevolgen van lichtplannen in wijken (wat is het gevolg van specifieke belichting in risicogebieden op de veiligheid).

Programma Nationale veiligheid: Er wordt verder gewerkt aan de implementatie van de werkwijze zoals die in de strategie beschreven staat. De uitvoering op de thema’s klimaatverandering, polarisatie radicalisering, energievoorzieningszekerheid en grootschalige evacuatie loopt door vanuit het werkprogramma 2007–2008. Daarnaast wordt het risico beoordeeld op uitbraak van pandemieën en de effecten daarvan, waarbij bijzondere aandacht wordt gegeven aan het waarborgen van de continuïteit van de vitale sectoren.

Meetbare gegevens

IndicatorenBasiswaarde 2002StreefwaardeRealisatie
Reductie van criminaliteit en overlast (project veiligheidbegint bij Voorkomen (VbbV)Nulmeting 2002Reductie 25%2010
Effectiviteitmeting van project Polarisatieen RadicaliseringNulmeting 2007pm2011

Toelichting

• Reductie van criminaliteit: eerste voortgangsrapportage over uitvoering Veiligheidsprogramma «Naar een veiliger samenleving (Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 684, nr. 9); nadere uitwerking zal in 2007 plaatsvinden van 10 indicatoren BZK in het kader van het project Veiligheid begint bij Voorkomen. In de ontwerpbegroting 2009 zullen deze indicatoren worden opgenomen.

• Effectiviteitmeting: In 2007 zal de kamer per brief geïnformeerd worden over een verdere operationalisering van het VbbV-programma, inclusief indicatoren aan de hand waarvan de voortgang zal worden gemeten.

Operationele doelstelling 4.3

Een samenhangende informatiehuishouding van de partners in veiligheid

Motivering

Het is cruciaal dat de juiste persoon op het juiste moment op de juiste plaats over de juiste informatie beschikt. De veiligheidspartners dienen bij de uitvoering van hun veiligheidstaken hun informatie te kunnen uitwisselen door middel van een samenhangend geheel van basis informatievoorzieningen. De afzonderlijke veiligheidspartners hebben hun eigen informatievoorziening zodanig op orde dat zij hun veiligheidstaken op een juiste wijze kunnen uitvoeren.

Instrumenten

Informatie Basisvoorziening Veiligheid (IBV): De IBV is een virtuele structuur voor een gemeenschappelijke informatiehuishouding van de veiligheidspartners. Hiermee kan verband worden gebracht tussen alle lopende trajecten en activiteiten. Beoogde resultaten zijn de doorontwikkeling van de architectuur voor IBV, zodat de veiligheidspartners weten hoe ze hun informatievoorziening moeten inrichten en onderling goed kunnen communiceren en gegevens uitwisselen. Verder wordt gewerkt aan het standaardiseren van GEO data informatie, een informatiebehoeftenboek, een uniforme bevraging van registers en een gemeenschappelijk beveiligingsbeleid.

Eenheid door samenhang en standaardisatie in de informatievoorziening voor het grootschalig gezamenlijk optreden van de veiligheidspartners bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing.

C2000 en Geïntegreerd Meldkamersysteem (GMS): in stand houden van het netwerk C2000 (uniform communicatiesysteem voor de hulpverleningsdiensten) en het daaraan gekoppelde GMS.

Stimuleren van uniforme ICT-infrastructuur en informatiehuishouding voor de politie: als ondersteuning van de processen voor taakuitvoering en beheer, opdat de korpsen onderling en met ketenpartners informatie kunnen uitwisselen en over dezelfde informatie kunnen beschikken.

Samenhangende informatievoorziening voor de brandweer gebaseerd op landelijk gestandaardiseerde processen.

Versterken van de samenhang en standaardisatie binnen de informatievoorziening van de GHOR: de keten van acute zorg en openbaar bestuur gaat nog meer als eenheid werken.

Monitoren van en zo nodig ingrijpen op de implementatie van het meldpunt fietsendiefstal.

Meetbare gegevens

IndicatorenBasiswaarde 2007Streefwaarde 2008
Misbruik 112 terugbrengen (mobiel)70%150%

1 Misbruikpercentage van 1 januari 2007–1 juni 2007.

Toelichting:

De basiswaarde betreft het misbruikpercentage dat gemeten is tussen 1 januari 2007–1 juni 2007. Om bij mobiele oproepen het misbruik te bestrijden is het nodig om de 112-centrale bij het KLPD te vervangen. De verwachting is dat eind 2007 de nieuwe centrale operationeel zal zijn. Dan wordt misbruik van 112 via de mobiele telefoon aangepakt.

Operationele doelstelling 4.6

Onderhouden en uitbreiden van internationale veiligheidsrelaties

Motivering

Veiligheid is niet aan landsgrenzen gebonden. Internationale samenwerking op het gebied van veiligheid vraagt om een tijdige en adequate betrokkenheid bij Europese en internationale gremia, het ontplooien van samenwerkingsinitiatieven en het uitvoeren van internationale afspraken en Europese besluiten. Het effectief opereren in een divers en dynamisch internationaal krachtenveld draagt bij aan de nationale veiligheidsinspanningen en de daarvoor geformuleerde doelstellingen.

Instrumenten

Bi- en multilaterale samenwerking: Via het onderhandelen, implementeren en evalueren van verdragen en beleidsmatige c.q. politieke afspraken, zgn. Memorandum of understanding (MoU’s); het (doen) uitvoeren van landenprogramma’s; het plaatsen van ambassaderaden en het faciliteren en organiseren van ter zake relevante activiteiten en bijeenkomsten.

Europese samenwerking: Opzetten, uitvoeren en implementeren van besluiten, programma’s en projecten in het kader van de samenwerking binnen de Europese Unie en met de NAVO, zoals het «Haags Programma» ten aanzien van de informatie-uitwisseling, Schengen Informatie Systeem II, politiële samenwerking, Europol, terrorismebestrijding, crisisbeheersing en drugs.

Samenwerking met Nederlandse Antillen/Aruba en met Suriname: Bijdrage aan de uitvoering en ondersteuning van het programma Rechtshandhaving Aruba evenals het ondersteunen van samenwerkingsprojecten in het kader van het Sectorplan Rechtsbescherming en Veiligheid Suriname.

Internationale vredesmissies: Het voorbereiden en effectueren van de inzet van politiefunctionarissen voor vredesmissies. Uitvoeren van nieuw beleidskader gericht op de intensivering van de politie-inzet (50 fte in 2008) op de beheersing van crises.

Europese ministerraad:Coördinatie/voorbereiding van de Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) en ondersteuning minister; coördinatie internationale bezoeken en ontvangsten.

Meetbare gegevens

De uitkomsten van internationale samenwerking zijn lastig meetbaar. Het is een dynamische wereld waarin de specifieke bijdrage van Nederland of zelfs BZK niet altijd exact zijn na te gaan.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

>OnderzoeksonderwerpNr. AD of ODA. StartB. AfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingDe bestuurlijke veiligheidspartners onder- steunen met kennis, instrumenten en expertise4.2A: 2009B: 2009 
     
Overig beleidsevaluatieEvaluatie uitvoering pilots «Afspraken Rijk – gemeenten»4.2A: 2007B: 2008 
 Beleidseffectenanalyse Sociale Veiligheid4.2A: 2006B: 2008 

3.3 Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (artikel 5)

Algemene beleidsdoelstelling

Een bijdrage leveren aan een veilige samenleving door op het gebied van de nationale veiligheid tijdig dreigingen en risico’s te onderkennen die niet direct zichtbaar zijn en de relevante belangendragers te voorzien van informatie en handelingsperspectief

Omschrijving van de samenhang in het beleid

De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) levert een bijdrage aan het regeringsbeleid met name op die terreinen waar aspecten van sociale samenhang in de samenleving, het spelen van een actieve en constructieve rol van Nederland in Europa en de wereld en de effecten van een innoverende economie het taakgebied van de AIVD overlappen.

Verantwoordelijkheid van de minister

De AIVD vervult zijn eigen rol in het netwerk van overheidsorganisaties die de veiligheid nationaal en internationaal beschermen. Hiertoe:

• doet de dienst onderzoek in binnen- en buitenland;

• deelt de dienst gericht kennis en informatie die samenwerkingspartners en belangendragers in staat stelt gepaste maatregelen te nemen;

• signaleert, adviseert en mobiliseert de dienst anderen en reduceert zelfstandig risico’s.

De minister van BZK is verantwoordelijk voor de randvoorwaarden voor en de vaststelling van de prioriteiten binnen het operationele beleid van de AIVD. Deze prioriteiten worden bepaald in overleg met de samenwerkingspartners en belangendragers en opgenomen in het Jaarplan AIVD.

Externe factoren

• Behoeften belangendragers. Het aantal belangendragers, met name binnen het lokale bestuur, en de behoefte aan informatie en handelingsperspectief van belangendragers nemen sterk toe. Alhoewel dit aansluit bij de versterkte externe oriëntatie van de dienst vergt dit veel van het exploitatievermogen van de dienst.

• Internationale samenwerking. Het vervagen van nationale grenzen en (inter)nationale politieke druk versterkt de trend van de geïntensiveerde internationale samenwerking tussen inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Het behoud en uitbouwen van de gerespecteerde positie van de dienst in internationaal verband is van essentieel belang voor de informatiepositie in zijn algemeenheid en voor de behartiging van de Nederlandse belangen in de internationale arena.

• Maatschappelijke en technologische ontwikkelingen. Maatschappelijke en technologische ontwikkelingen trekken een zware wissel op het innoverende vermogen van de dienst. Het nu aansluiten bij deze ontwikkelingen is noodzakelijk om ook op de (middel) lange termijn de taakuitoefening op orde te houden.

• Algemene dreigingsbeeld. Veranderingen in het algemene dreigingsbeeld vragen om bijstelling van prioriteiten en het hierop afstemmen van de beschikbare middelen. De uitvoering van de taken door de AIVD is met name afhankelijk van een optimale afstemming tussen deze prioriteiten en de beschikbare middelen.

Meetbare gegevens

Het werkterrein van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst laat zich niet uitdrukken in meetbare gegevens. Waar gegevens beschikbaar zijn, zijn deze veelal geheim. Achteraf legt de AIVD in het jaarverslag verantwoording af over zijn activiteiten.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
5. Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst2006200720082009201020112012
Verplichtingen128 746180 599159 116163 070162 437161 690161 690
        
Uitgaven133 580180 599159 116163 070162 437161 690161 690
5.1 apparaat127 966176 460154 928158 896158 217157 470157 470
5.2 geheime uitgaven5 6144 1394 1884 1744 2204 2204 220
        
Ontvangsten3963 19139191919191

Operationele doelstellingen

Operationele doelstellingen van de AIVD worden niet openbaar gemaakt omwille van de bescherming van de informatiepositie en van het actuele kennisniveau van de AIVD. De operationele doelstellingen van de AIVD kunnen besproken worden in de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van de Tweede Kamer, bijvoorbeeld naar aanleiding van de geheime versie van het jaarplan of de geheime versie van het jaarverslag van de AIVD. Ook uit de openbare versie van het jaarverslag, waarin de AIVD publiekelijk verantwoording aflegt over de in het voorgaande jaar verrichte activiteiten, kan worden opgemaakt naar welke specifieke onderwerpen de aandacht van de AIVD uitgaat.

Toelichting apparaatuitgaven

Uitbreiden van het apparaat in de periode 2005–2009 met circa 585 fte. Voor 2008 is wederom een uitbreiding gepland. De uitbreiding heeft betrekking op een kwalitatieve en kwantitatieve versterking van de AIVD zoals is besloten op basis van het rapport van de commissie bestuurlijke evaluatie AIVD. In 2009 kent de dienst een omvang van 1500 fte.

Overzicht onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

De AIVD onderzoekt haar activiteiten op periodieke basis. Rapportages worden vertrouwelijk aangeboden aan de Commissie van Toezicht en de president van de Algemene Rekenkamer. Politiek relevante bevindingen worden aangeboden aan de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.

3.4 Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid (artikel 14)

Algemene beleidsdoelstelling

Een bijdrage leveren aan een veilige samenleving en het vertrouwen van de burger in de overheid vergroten door onafhankelijk toezicht en onafhankelijk onderzoek en het doen van aanbevelingen die verantwoordelijken in staat stellen de veiligheid te verbeteren

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het toezicht op het OOV-domein wordt uitgevoerd door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV). Toezicht is een onderdeel van de beleidscyclus (beleid-uitvoering-toezicht). Het is een schakel tussen het beleid en regelgeving enerzijds en de uitvoering anderzijds. Op basis van de informatie die het toezicht levert over de uitvoering, kan bestaand beleid worden aangepast of nieuw beleid worden geïnitieerd. Daarnaast kan met de informatie die een toezichthouder beschikbaar stelt de uitvoering worden verbeterd.

De Onderzoeksraad voor veiligheid (Ovv) verricht op grond van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid voor het Koninkrijk der Nederlanden onafhankelijk, integraal en thematisch onderzoek en stelt op grond daarvan aanbevelingen op voor het structureel vergroten van de veiligheid. Uit onderzoeken moet lering worden getrokken ter voorkoming van herhalingen en ter vergroting van de veiligheid. De Ovv besluit op eigen gezag en in volledige onafhankelijkheid tot het doen van onderzoek naar de oorzaak van (ernstige) ongevallen en rampen of een dreiging daartoe. Een uitzondering hierop zijn de bij wet of internationaal voorgeschreven onderzoeken (waar onder luchtvaart en scheepvaart).

Verantwoordelijkheid van de minister

Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV):

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is, waar nodig in overeenstemming met de minister van Justitie, verantwoordelijk voor het rijkstoezicht ten aanzien van openbare orde en veiligheid (op grond van de artikelen 53 van de Politiewet 1993 en 19 en 19 a van de Brandweerwet 1985). De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vult haar verantwoordelijkheid voor het toezicht in, door onderzoek te laten verrichten naar en te rapporteren over de kwaliteit waarmee politie, brandweer, GHOR, rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisatie hun publieke taken invullen.

Onderzoeksraad voor veiligheid (Ovv):

De Onderzoeksraad voor veiligheid is een zelfstandig bestuursorgaan met rechtspersoonlijkheid en is gelet op de onafhankelijke positie op afstand geplaatst van de Minister van BZK. De werkzaamheden van de raad zijn gekoppeld aan het zich voordoen van een voorval of een reeks van voorvallen.

De minister van BZK draagt geen verantwoordelijkheid voor de individuele onderzoeken en aanbevelingen die de onderzoeken mogelijk vergezellen. De Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid bevat op dit punt ook geen bevoegdheden. De minister heeft wel een toezichthoudende rol als het gaat om de bij algemene maatregel van rijksbestuur of algemene maatregel van bestuur aangewezen voorvallen verplicht te onderzoeken. De minister van BZK vult haar ministeriële verantwoordelijkheid in, door het afleggen van verantwoording aan de Staten-Generaal. In de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid is een aantal bevoegdheden opgenomen die het mogelijk maken invulling te geven aan de ministeriële verantwoordelijkheid voor de raad. De wet bevat met het oog op het toezicht op de raad nagenoeg gelijke bepalingen als de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.

Externe factoren

Het behalen van de doelstelling voor de Inspectie OOV hangt af van:

– de juiste keuze van onderwerpen (op basis van een risicoanalyse)

– (brede) opvolging van de aanbevelingen van de Inspectie OOV door de eerstverantwoordelijke bestuurders en betrokken organisaties.

– de mate waarin de Inspectie OOV er in slaagt het politiek-bestuurlijke debat te voeden.

Het behalen van de doelstelling voor de Ovv hangt af van:

De aanbevelingen, als gevolg van een concreet voorval, moeten suggesties in zich hebben tot het aanbrengen van verbeteringen met het oog op het voorkomen van een dergelijk voorval in de toekomst of de beperking van de omvang van de gevolgen.

Meetbare gegevens

Meetgegevens ten aanzien van de resultaten van het toezicht door de Inspectie OOV zijn vooraf moeilijk te formuleren. Het daadwerkelijke effect van toezicht is niet gelegen in het aantal rapporten, maar in kwaliteitsverbetering van de taakuitvoering in de praktijk. Daarom investeert de Inspectie OOV in effectmeting van haar toezichtactiviteiten door middel van «follow-up»-onderzoek (naar opvolging van aanbevelingen) en evaluaties van toezichtmethoden. Over de uitkomsten van deze onderzoeken zal aan de Tweede Kamer worden gerapporteerd.

De Ovv besluit op eigen gezag en in volledige onafhankelijkheid welk voorval de raad in onderzoek neemt en op welke wijze de raad dat onderzoek doet. Daarom worden in de begroting van BZK geen meetbare gegevens opgenomen. De Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid bepaalt dat de Ovv periodiek een evaluatie uitvoert op doelmatigheid en doeltreffendheid. De minister van BZK stuurt de eerste evaluatie vóór februari 2008 (en daarna periodiek om de 5 jaar) aan de Staten-Generaal.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
14. Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid2006200720082009201020112012
Verplichtingen15 10514 97315 27314 62914 42914 03114 031
        
Uitgaven15 15914 97315 27314 62914 42914 03114 031
14.1 Inspectie Openbare Orde en Veiligheid4 3175 2335 1224 4784 2783 8803 880
14.2 Onderzoeksraad voor veiligheid10 8429 74010 15110 15110 15110 15110 151
        
Ontvangsten51000000

Toelichting: De uitgaven zijn volledig juridisch verplicht.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 14.1

Het vergroten van de kwaliteit waarmee politie, brandweer, rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisaties hun taken uitvoeren

Motivering

De Inspectie OOV levert een bijdrage aan de veiligheid van de samenleving. Zij oefent daartoe toezicht uit op de besturen en organisaties die verantwoordelijk zijn voor de openbare orde en veiligheid. De Inspectie OOV toetst of wet- en regelgeving en geformuleerd beleid in de praktijk daadwerkelijk tot het gewenste resultaat leidt. Op basis van professioneel en onafhankelijk uitgevoerde inspecties stelt de Inspectie OOV de verantwoordelijken in staat de veiligheid te verbeteren.

Instrumenten

De Inspectie OOV verricht:

• systematisch toezicht op het niveau van de regio ten aanzien van de voorbereiding op de rampenbestrijding;

• thematisch onderzoek op de verschillende domeinen van openbare orde en veiligheid;

• incidenteel onderzoek naar aanleiding van politieke of maatschappelijke actualiteiten of incidenten.

Daarnaast adviseert de Inspectie OOV, als sluitstuk van de beleidscyclus, over de mate waarin beleidsdoelen toetsbaar en publieke taken uitvoerbaar zijn.

De Inspectie OOV heeft te maken met een relatief groot, complex veld en is qua toerusting beperkt. Dat leidt ertoe dat keuzes gemaakt moeten worden. De ruimte waarbinnen de Inspectie OOV keuzes kan maken wordt begrensd door de verantwoordelijkheden van de ministers van BZK en van Justitie voor openbare orde en veiligheid. De Inspectie OOV hanteert een risicoanalyse als instrument om de keuzes te maken, binnen de kaders van de vigerende wet- en regelgeving en de te realiseren beleidsdoelen.

Meetbare gegevens

Zie toelichting bij de Algemene doelstelling.

Operationele doelstelling 14.2

Onderzoeksraad voor Veiligheid

Motivering

De Onderzoeksraad voor veiligheid fungeert als onafhankelijk onderzoeksorgaan, dat op eigen gezag kan besluiten tot het doen van onderzoek naar de oorzaak van (ernstige) ongevallen en rampen of een dreiging daartoe. Uit het onderzoek dient lering te worden getrokken en aanbevelingen te worden gedaan om de structurele veiligheid te vergroten. De aanbevelingen van de Ovv zijn gericht aan overheden en bedrijfsleven om een bijdrage te leveren aan het vergroten van de structurele veiligheid binnen het Koninkrijk.

Instrumenten

De Onderzoeksraad voor veiligheid verricht onderzoeken en doet aanbevelingen naar aanleiding van een voorval of (reeks van) incidenten.

Meetbare gegevens

Zie toelichting bij de Algemene doelstelling

3.5 Crisisbeheersing (artikel 15)

Algemene beleidsdoelstelling

Een samenleving die goed voorbereid is op crises

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Goed voorbereid zijn op mogelijke crises in Nederland is de doelstelling van het kabinet op het terrein van crisisbeheersing. Crisisbeheersing is een belangrijk en complex aandachtsgebied dat vraagt om een duidelijke verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de betrokken partijen. Centraal daarbij staan het probleemoplossend vermogen van de veiligheidspartners, heldere afspraken, adequate informatievoorziening en een eenduidige aansturing. Ook van de burgers en het bedrijfsleven wordt verwacht dat zij zich bewust zijn van risico’s en dat zij beschikken over het vermogen tot zelfredzaamheid. Tegelijk moeten zij er op kunnen vertrouwen dat de overheid goed voorbereid is en snel en adequaat opereert in situaties waarbij de nationale veiligheid in het geding is, doordat één of meerdere vitale belangen worden aangetast. De minister van BZK is door het kabinet aangewezen als coördinerend minister voor crisisbeheersing.

Verantwoordelijkheid van de minister

Als coördinerend minister voor crisisbeheersing is de minister van BZK verantwoordelijk voor:

• de kwaliteit en effectiviteit van het stelsel van crisisbeheersing;

• de bestuurlijke en operationele coördinatie, regie en aansturing van crisisbeheersing op nationaal niveau en de zorg voor de aansluiting van de nationale op de decentrale verantwoordelijkheden en bevoegdheden;

• de zorg dat decentrale partijen in staat zijn hun verantwoordelijkheden bij crisisbeheersing te kunnen waarmaken;

• de kwaliteit van de informatievoorziening vóór, ten tijde van en ná crises of de dreiging ervan.

Externe factoren

Het bereiken van een samenleving die goed voorbereid is op crises hangt af van:

• de feitelijke totstandkoming van de veiligheidsregio’s;

• goed functionerende (inter-)nationale veiligheidsstructuren en organisaties;

• structurele en actieve betrokkenheid van de bestuurlijke partners;

• het vermogen tot (tijdelijke) zelfredzaamheid van de bevolking;

• het treffen van adequate veiligheidsmaatregelen door het bedrijfsleven;

• de ontwikkeling van technologie die van invloed is op crisisbeheersing.

Meetbare gegevens

Om te komen tot een samenleving die goed is voorbereid op een crisis is van deze algemene doelstelling een doorwerking gemaakt naar operationele doelstellingen. Om deze doelstellingen te bereiken zullen instrumenten worden gehanteerd en activiteiten worden uitgevoerd zoals deze hierna zijn beschreven. Deze leiden tot resultaten, waarvan eenvoudiger is vast te stellen dat deze zijn bereikt dan het vaststellen of de algemene doelstelling is bereikt. Om deze reden zijn bij de algemene doelstelling geen en bij de operationele doelstelling wel prestatie-indicatoren opgenomen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
15. Crisisbeheersing2006200720082009201020112012
Verplichtingen52 74536 86835 01633 98432 86132 04533 379
        
Uitgaven42 19938 23236 38035 34834 22533 37933 379
15.1 apparaat8 0297 8927 9547 7337 3176 4716 471
        
Programma-uitgaven34 17030 34028 42627 61526 90826 90826 908
Waarvan juridisch verplicht  4 280    
        
15.2 programma uitgaven1 1414 6345 7594 4453 7383 7383 738
Waarvan juridisch verplicht  0    
        
15.3 functioneren crisisbeheersingsorganisatie13 73013 03312 39812 39812 39 812 39812 398
Waarvan juridisch verplicht  518    
        
15.4 aansturen crisisbeheersing19 2999 7058 9518 9548 9548 9548 954
Waarvan juridisch verplicht  3 237    
        
15.5 crisiscommunicatie02 9681 3181 8181 8181 8181 818
Waarvan juridisch verplicht  525    
        
Ontvangsten9982 2322000700000

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 15.2

Versterking van de bescherming van de vitale infrastructuur

Motivering

Voorkomen is beter dan genezen. Na een crisis wordt vaak de vraag gesteld of en hoe deze had kunnen worden voorkomen of worden beperkt in de gevolgen. Vooral ten aanzien van verstoring van voor de maatschappij essentiële diensten en producten is de tolerantie gering. Bij het voorkomen en beheersbaar maken van crises ligt de primaire verantwoordelijkheid voor de betreffende sector bij vakministeries, medeoverheden en met name bedrijfssectoren. De minister van BZK spreekt hen aan op deze verantwoordelijkheid vanuit haar coördinerende verantwoordelijkheid op het gebied van veiligheid (naast de eigen rol als vakminister).

Instrumenten

• Bescherming vitale infrastructuur (BVI). Er zijn 12 vitale sectoren (met daarbinnen vitale producten en diensten), waarvoor 8 ministeries verantwoordelijk zijn. BVI richt zich op het voorkomen en beheersbaar maken van uitval van vitale producten en diensten, om zo de kans op maatschappelijke ontwrichting te minimaliseren. De aandacht gaat hierbij vooral uit naar de domino-effecten die kunnen optreden tussen diensten en producten die van elkaar afhankelijk zijn. Waar dit nodig blijkt, worden afspraken gemaakt over extra beschermende maatregelen.

• Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur (NAVI) Het NAVI ondersteunt vitale sectoren bij het verkleinen van hun kwetsbaarheid door het verbeteren van hun security-beleid en stimuleert het uitwisselen van informatie op dit terrein.

Meetbare gegevens

IndicatorenBasiswaarde 2007Streefwaarde 2008 Streefwaarde 2009 Streefwaarde 2010Streefwaarde 2011 Streefwaarde 2012
1. Door partijen in de 12 vitale sectoren zijn afspraken gemaakt over de consequenties van hun afhankelijkheden van andere sectoren1 sector6 sectoren12 sectoren   

Bron: Tweede rapportage Vitaal.

Toelichting

In 2007 is het in kaart brengen van de afhankelijkheden gestart. In 2009 is dit proces door alle vitale sectoren doorlopen.

Operationele doelstelling 15.3

Een goed functionerende crisisbeheersingsorganisatie

Motivering

Om met voldoende slagkracht crises te kunnen beheersen, is het essentieel dat de crisisorganisatie kwalitatief goed functioneert en dat de betrokken partijen aan kwaliteitseisen voldoen. Als coördinerend minister voor crisisbeheersing heeft de minister van BZK de taak om organisatorische randvoorwaarden te scheppen, kwaliteitseisen te stellen en te monitoren of daaraan wordt voldaan en zorg te dragen voor de aansturing en regie op nationaal niveau. Daarvoor dient in ieder geval het basisniveau gerealiseerd te zijn. Door te toetsen in oefensituaties wordt duidelijk of aan de kwaliteitseisen wordt voldaan en waar verbeteringen doorgevoerd moeten worden. Op deze wijze worden de kaders vastgesteld voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing met als doel om deze over twee jaar in de praktijk op orde te hebben. Met de regio’s, die doorgroeien naar volledige regionalisering, zullen in verband hiermee convenanten worden afgesloten, waarin afspraken worden vastgelegd over de te behalen resultaten.

Instrumenten

Ten behoeve van een goed functionerende crisisbeheersingsorganisatie zullen in 2008 de volgende instrumenten worden ingezet en activiteiten worden uitgevoerd:

• het vaststellen van de basisvereisten crisismanagement voor het decentrale niveau en het bevorderen dat de regio’s hieraan voldoen;

• het formuleren van kwaliteitseisen op het gebied van planvorming, opleiden, trainen en oefenen;

• het bevorderen van de permanente cyclus van multidisciplinair opleiden, trainen en oefenen en het stimuleren van borging van deze cyclus in een overkoepelende organisatie;

• de uitwerking van het nieuwe systeem van planvorming voor het regionale niveau met als onderdeel de landelijke referentiekaders. Deze vormen de basis voor het opstellen van regionale beleids- en crisisplannen op het decentraal niveau;

• de ontwikkeling van een benchmark-instrument voor de regio’s;

• de uitwerking van de kabinetsafspraken om de rol van Defensie als structurele veiligheidspartner verder vorm te geven, zoals door structurele betrokkenheid bij planvorming en oefening;

• het bevorderen van de eenduidigheid in informatievoorziening en kwaliteitsborging ten behoeve van de regio’s door middel van uniforme processen in de meldkamers;

• het ontwikkelen van een systematiek voor het bepalen van een adequaat en wenselijk zorgniveau, dat regio’s tijdens rampen en crises kunnen leveren;

• de verbetering van chemisch biologisch radioactief en nucleair (CBRN-)steunpuntregio’s op de voorbereiding van het optreden tijdens CBRN-crises;

• de verbetering van de bestuurlijke en operationele besluitvormingsprocessen en informatievoorziening op het terrein van crisisbeheersing;

• het actualiseren van het overzicht van bestuurlijke bevoegdheden voor gebruik in ambtelijke en politieke crisisbeleidsteams;

• het samen met andere ministeries opstellen van nationale responsplannen;

• uitwerking en implementatie van basisvereisten crisisbeheersing waaraan ministeries moeten voldoen;

• de uitwerking van de organisatorische maatregelen in het kabinetsstandpunt Rampenbeheersing Overstromingen, waaronder het organiseren van een grootschalige oefening op het terrein van gevolgen van overstromingen;

• het uitvoeren van de regelingen in het kader van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (WTS).

Meetbare gegevens

Indicatoren20072008200920102011
1. Regionaal beleidsplan De veiligheidsregio heeft het beheersplan rampenbestrijding omgevormd naar een meerjarig beleidsplan veiligheid. (Meeteenheid: % regio’s)2080100100100
2. Regionaal crisisplan De regio beschikt over een actueel operationeel crisisplan ter vervanging van de gemeentelijke rampenplannen. (Meeteenheid: % regio’s)2080100100100
3. Basisvereisten crisismanagement De regio heeft de basisvereisten crisismanagement geïmplementeerd (Meeteenheid: % regio’s)4080100100100
Bronnen 1,2 en 3 jaarverslag regio’s, CBS verzamelt en levert informatie
4. Civiel-militaire samenwerking aantal militairen dat inzetbaar is bij civiele crisissituaties (Meeteenheid: aantal manschappen)3 0004 6004 6004 6004 600
Bron: Ministerie van Defensie.

Operationele doelstelling 15.4

Aansturen crisisbeheersing

Motivering

Coördinatie tijdens crises, waarbij vele diensten zijn betrokken is cruciaal. Dit betreft zowel de afstemming met bestuurlijke partners, als de operationele afstemming tussen primair de hulpdiensten (brandweer, ambulance, politie en defensie). Voor de crisisbesluitvorming verzorgt BZK voorafgaand aan risicovolle evenementen en tijdens crises snelle en vraaggestuurde, bestuurlijke informatievoorziening, deskundige procesondersteuning en afgestemde advisering, opdat bestuurders tijdige en juiste beslissingen kunnen nemen om negatieve maatschappelijke gevolgen zoveel mogelijk te beperken.

Instrumenten

• Nationale overeenstemming over een generieke crisisbesluitvormingsstructuur;

• Implementatie van werkafspraken over informatievoorziening met bestuurlijke partners en operationele partners (rijksoverheid, provincies, veiligheidsregio’s en gemeenten);

• Ontwikkeling van periodieke korte termijn inventarisaties van dreigingen die binnen twee maanden tot een crisis kunnen leiden;

• Aanbieden van een crisisinformatiestructuur, inclusief ICT- en logistieke faciliteiten ten behoeve van de crisisbesluitvorming;

• Door middel van het Nationaal Crisis Centrum (NCC) aanbieden van inhoudelijk en bestuurlijk afgestemde adviezen aan het ambtelijk, interdepartementaal (DG) en ministerieel beleidsteam;

• Database met een totaaloverzicht van de beschikbare capaciteit en middelen van alle hulpdiensten;

• Operationele afstemming door het Landelijk Operationeel Crisis Centrum (LOCC) over de inzet van de hulpdiensten, potentieel van Defensie en het beschikbaar stellen van rijksmiddelen en expertise (Inclusief defensie);

• Samenwerking op terreinen als informatie-uitwisseling, procedures en oefenen tussen de partners die tezamen de spil in de crisis responsorganisatie voor het Nationaal Gezag vormen: het NCC, het Expertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie (ERC) en het LOCC;

• Opleveren van (inter-)departementale diensten en producten door Shared Services Crisisbeheersing voor het stimuleren van samenwerking, kwaliteitsverbetering en efficiencywinst bij de departementen;

Meetbare gegevens

De aansturing van de crisisbeheersing draagt bij aan een goed functionerende crisisbeheersingsorganisatie. Dit wordt in meerdere indicatoren uitgedrukt in operationele doelstelling 15.3. Hier volstaat een verwijzing naar die meetbare gegevens.

Operationele doelstelling 15.5

Het bieden van open en realistische informatie voor, tijdens en na crises

Motivering

Zeker in crisissituaties verwachten burgers van de overheid dat zij tijdig en goed worden geïnformeerd. Dat vereist een overheid die voorbereid is, de beschikking heeft over de benodigde middelen en ook bereid is snel en adequaat de burgers te informeren. Een proactieve houding naar de burger en de media is daarbij van wezenlijk belang. Het ontwikkelen van gedegen crisiscommunicatieplannen, het systematisch oefenen zowel op bestuurlijk als voorlichtingsniveau zijn voorwaardenscheppend voor een effectievere crisiscommunicatie.

Bij een crisis heeft de overheid niet het alleenrecht op communicatie. Radio, televisie, internet, sms, telefoon en de sociale omgeving vormen een veelheid van kanalen en bronnen van informatie. Dit vraagt om een brede inzet van middelen. Het vraagt ook om vertrouwen in de overheid. Een gedegen risicocommunicatie vormt een opmaat voor vertrouwenwekkende crisiscommunicatie.

Instrumenten

Expertisecentrum: het verzamelen van kennis en expertise op het terrein van crisis- en risicocommunicatie voor het verhogen van de eigen deskundigheid. De kennis beschikbaar stellen (via internet) aan andere overheden en bedrijfsleven en ondersteunen van gemeenten en veiligheidsregio’s bij het opstellen en uitvoeren van plannen voor risico- en crisiscommunicatie.

«Denk Vooruit» campagne: deze campagne richt zich op de bewustwording van de bevolking over de risico’s in de samenleving, hun eigen rol en verantwoordelijkheid daarbij. De campagne biedt ook handelingsperspectieven voor de verschillende risicotypes. In 2007 is de campagne opnieuw vorm gegeven. De komende jaren wordt de campagne voortgezet.

Cell Broadcast: met het huidige sirenestelsel kan geen specifieke informatie met een alarmering worden verstrekt. Cell broadcast biedt de mogelijkheid om in een specifiek gebied specifieke gedragsinformatie aan de bevolking mee te geven. Dit verhoogt de kans op het juiste gedrag. In 2007 vindt finale besluitvorming over implementatie plaats. Na positieve besluitvorming zal met ingang van 2008 het systeem worden uitgerold.

Ondersteuning crisiscommunicatie: bieden van operationele ondersteuning (bij crises en rampen) in de vormgeving van crisiscommunicatie door medeoverheden.

Meetbare gegevens

IndicatorenBasiswaarde 2006 Streefwaarde 2007 Streefwaarde 2008 Streefwaarde 2009Streefwaarde 2010 Streefwaarde 2011
Percentage van de bevolking, dat bekend is met boodschap van de campagne «Denk Vooruit». 48%75%90%90%90%90%

Bron: bereik- en effectonderzoek RVD

Toelichting

De bevolking die hier gemeten wordt is het Nederlandse publiek van 13 jaar en ouder.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

>OnderzoeksonderwerpNr. AD of ODA. StartB. AfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingBeleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007AD 15A: 2008B: 2008Tweede kamer, 29 668, nr. 1

3.6 Brandweer en GHOR (artikel 16)

Algemene beleidsdoelstelling

Een goed georganiseerde hulpverlening die staat voor de veiligheid van de burger

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Iedere Nederlander heeft recht op een minimum niveau aan hulpverlening. De risico’s in ieders leefomgeving bepalen in hoge mate het werk van de politie, brandweer en andere hulpverleners. Het gemeentebestuur en het bestuur van de veiligheidsregio’s stellen de voorwaarden vast waaronder dat gebeurt.

De brandweer, politie en geneeskundige hulpverlening (GHOR) maken de leefomgeving veiliger. Hun inspanningen moeten mede het gevoel van veiligheid van de burger versterken. Het is daarom van belang dat deze organisaties in een vroegtijdig stadium betrokken worden bij beslissingen van gemeenten en regio’s die de veiligheid kunnen raken. Op die manier kan de hulpverlening goed worden voorbereid. Naast deze voorbereidingen moet bij een daadwerkelijke inzet, het werk goed en veilig gebeuren. Het werk houdt niet op na het blussen van een brand of redden van slachtoffers. Zowel burgers als hulpverleners hebben recht op een goede nazorg.

BZK helpt de gemeenten en regio’s daarbij. Zij ondersteunt door middel van geld, onderzoek, het ter beschikking stellen van materieel enz. Die ondersteuning richt zich niet alleen op de gemeenten en regio’s, maar ook op de hulpverleners. De besturen van de veiligheidsregio’s, regionaal college politie en bestuur van brandweer en GHOR worden daarop aangesproken.

Verantwoordelijkheid van de minister

De minister van BZK heeft de verantwoordelijkheid om alle burgers een zo gelijkwaardig mogelijk niveau van veiligheid te (helpen) bieden. De minister van BZK stelt daartoe kaders en faciliteert waar nodig. De minster van BZK ondersteunt, maar stuurt ook bijvoorbeeld door het stellen van normen. De minister van BZK zet ontwikkelingen in gang en geeft ook directe steun.

De minister van BZK is daarmee verantwoordelijk voor:

• het onder een bestuurlijke regionale aansturing (de veiligheidsregio) brengen van de zorg voor fysieke veiligheid en samenhang te waarborgen met de zorg voor sociale veiligheid;

• het borgen van een kwalitatief hoogwaardige brandweerzorg en GHOR;

• het via wet- en regelgeving zorgen voor beleidsuitvoering en standaardisering/normering in de hulpverlening;

• het borgen en ontwikkelen van kennis en expertise;

• een zoveel mogelijk op risico’s toegesneden financiering van de kosten;

• zonodig aanvullende voorzieningen voor bijzonder optreden;

• normering en standaardisering van de informatie- en communicatievoorziening;

• internationale samenwerking op het terrein van de hulpverlening.

Externe factoren

Het bereiken van een sterke hulpverlening voor een veilige samenleving is afhankelijk van:

Bestuurders van andere overheden:

• voor het welslagen van de totstandkoming van de veiligheidsregio’s;

• voor het welslagen van de regionalisering van de brandweer;

• voor het welslagen op termijn van de integratie van het regionaal veiligheidsbestuur en het bestuur van de politieregio;

• voor draagvlak voor het wetsvoorstel veiligheidsregio’s;

• voor de ontwikkeling en inbedding van meer op prestaties en kwaliteit gerichte bestuurlijke verhoudingen;

• de mate van samenwerking tussen de betrokken overheden.

De brandweer-, GHOR- en politieorganisaties:

• voor de bereidheid tot medewerking van deze zelfstandige organisaties en hun onderlinge samenwerking om te komen tot krachtige veiligheidsregio’s;

• voor de wijze waarop zij zelf inspelen op technologische ontwikkelingen op het gebied van veiligheid.

Burgers en bedrijven:

• voor de bereidheid mee te werken aan adviezen op het terrein van brandveiligheid en zelfredzaamheid.

Meetbare gegevens

Kengetallen200320042005
1.a. Meldingen brand53 90043 10043 200
1.b. Meldingen hulpverlening36 30040 20036 900
1.c. Meldingen loos alarm56 20058 60063 600
2. Opkomsttijd < 8 min35,2%33,9%31,4%
3.a. Doden bij brand857467
3.b. Gewonden bij brand1 1391 0851 013
3.c. Reddingen bij brand1 107920567
4.a. Vrijwillig operationeel personeel22 06122 03921 960
Waarvan vrouwen1 0241 1071 140
4.b. Beroeps operationeel personeel5 3525 2605 413
Waarvan vrouwen222251238
4.c. Niet operationeel personeeln.v.t.3 3253 301

Bron:CBS Brandweerstatistiek

Toelichting

• Algemeen: de cijfers voor 2006 komen in november 2007 ter beschikking.

• 4c: Niet operationeel personeel is personeel met een functie op het terrein van pro-actie en/of preventie en personeel in een ondersteunende functie.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
16. Brandweer en GHOR2006200720082009201020112012
Verplichtingen146 028154 871155 602168 720171 271180 977181 004
        
Uitgaven144 509154 898155 629168 747171 298181 004181 004
16.1 apparaat6 9803 3303 2203 0972 8692 3962 396
        
Programma-uitgaven137 529151 568152 409165 650168 429178 608150 001
Waarvan juridisch verplicht  120 256    
        
16.2 bestuurlijke organisatie101 423116 946117 756131 093134 031145 031145 031
Waarvan juridisch verplicht  95 027    
        
16.3 taken4 2785 8845 4915 4725 4714 9704 970
Waarvan juridisch verplicht  2 943    
        
16.4 kwaliteit31 82828 73829 16229 08528 92728 60728 607
Waarvan juridisch verplicht  22 286    
* Bijdrage baten-lastendienst LFR  (6 300)(6 396)(6 430)(6 441)(6 509)
        
Ontvangsten5 338250250250250250250

Toelichting

Aan gemeenten wordt conform het Bijdragebesluit kosten opsporing en ruiming conventionele explosieven Tweede Wereldoorlog 2006, het BKRE (Staatsblad 2006, nr. 711) een bijdrage verstrekt in de kosten ter grootte van ca € 27 mln. Aan de partners in de rampenbestrijding (brandweer- en GHOR-regio’s) wordt conform het Besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen, BDUR (Staatsblad 2001, nr. 113), een financiële bijdrage verstrekt in de kosten van de organisatie van de rampenbestrijding en hulpverlening ter grootte van ca € 63 mln.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 16.2

Een goede bestuurlijke organisatie voor een slagvaardige brandweer en GHOR

Motivering

Het kabinet heeft in het coalitieakkoord vastgelegd dat de realisatie van veiligheidsregio’s als verlengd lokaal bestuur wordt voortgezet. De bekostiging van de veiligheidsregio blijft gebaseerd op gemeenschappelijke financiering door gemeenten en Rijk (hybride financiering). In het bestuursakkoord tussen Rijk en gemeenten is afgesproken dat de rijksbijdrage aan de veiligheidsregio substantieel wordt verhoogd.

De brandweer is van oudsher de organisatie die de rampenbestrijding vorm en inhoud geeft en daarin een spilfunctie heeft. Brandweer en GHOR zullen regionaal worden georganiseerd in de veiligheidsregio’s. Dit zijn samenwerkingsverbanden van gemeenten voor de regionale aanpak van rampen- en crisissituaties. De streefdatum voor de invoering van de Wet Veiligheidsregio’s is 1 januari 2008. Een regionaal georganiseerde brandweer is mede een cruciale pijler die de veiligheidsregio draagt.

Instrumenten

• Om de regionalisering van de brandweer veilig te stellen zal in de Wet Veiligheidsregio’s worden opgenomen dat het bestuur van de veiligheidsregio verantwoordelijk is voor de beheersaspecten van de brandweerkorpsen in de regio. Het bestuur kan de verantwoordelijkheid voor het beheer van de lokale onderdelen naar de afzonderlijke gemeenten (evt. clusters van gemeenten) delegeren. De minister verplicht daarmee immers niet, maar laat ruimte aan de gemeenten om het naar eigen inzicht in te vullen (maatwerk voor de regio’s). Echter de eindverantwoordelijkheid voor een goed functionerende brandweer in de regio blijft berusten bij het veiligheidsbestuur cq. de regionale commandant.

• De minister van BZK wil het niveau van veiligheid in twee jaar omhoog brengen (gevoelsmatig van een 6- naar een 7+). Om dit te bereiken zal een wettelijk kader met kwaliteitsAMvB’s voor het inrichten van veiligheidsregio’s opgesteld worden.

• Om de veiligheidsregio’s verder vorm en inhoud te geven, is er het voornemen om in de komende jaren meerjarige convenanten met de regio’s te sluiten. Daarin worden met de regio’s afspraken gemaakt over de vorm en inhoud van de verschillende onderdelen die gefaseerd in de veiligheidsregio moeten worden teruggezien en in welk tempo zij op het gebied van brandweer, GHOR, crisisbeheersing en rampenbestrijding doorgroeien naar volledige regionalisatie.

• Er zal een blauwdruk van een veiligheidsregio moeten worden opgesteld, waarin per hoofdtaak de onderscheiden organisatiemodellen c.q. functies worden benoemd. De producten en prestatie-indicatoren, die ze moeten kunnen leveren, zullen in het ontwikkeltraject van indicatoren en kengetallen parallel aan en deels voortvloeiend uit de kwaliteitsAMvB worden geformuleerd.

• De rampenbestrijding en crisisbeheersing zijn in Nederland opgedragen aan organisaties die met de dagelijkse zorg belast zijn. Door het instellen van veiligheidsregio’s wordt bewerkstelligd dat deze organisaties verder naar elkaar toegroeien in hun multidisciplinaire en integrale taakuitvoering. Met name door platforms voor kennisuitwisseling en via stimulering wordt dit proces gefaciliteerd.

• In het wetsvoorstel van de Wet Veiligheidsregio’s wordt de wettelijke grondslag gelegd voor veranderende bestuurlijke verhoudingen met het Rijk en worden de rampenbestrijding en crisisbeheersing inhoudelijk vormgegeven. Deze ontwikkeling is de basis voor de inzet van prestatiesturing als ondersteuning en stimulans voor meer efficiënte en effectieve prestaties. BZK richt zich daarbij concreet op drie sporen:

– pilots voor veiligheidsregio’s waarbij een proef gedaan wordt met centrale financiering van de regio’s met onder meer bijbehorende sturingsafspraken;

– de toepassing van tweezijdige overeenkomsten (convenanten) – in plaats van meer eenzijdige gerichte stimulering – waarin veiligheidsregio’s en het Rijk concrete (meerjarige) ontwikkelingsafspraken maken;

– de meerjarige ontwikkeling van een standaard informatiemodel binnen de bestaande planning- en controlcyclus waaraan de veiligheidsregio, het bestuur van de regio en BZK informatie kunnen ontlenen voor respectievelijk organisatie-, bestuurlijke- en landelijke doeleinden en sturing.

• Voorbereiding van een aantal algemene maatregelen van bestuur die het brede terrein van de Wet Veiligheidsregio’s uitwerken. Daarin wordt het kabinetsstandpunt Interbestuurlijk Toezicht betrokken. Parallel hieraan ontwikkelen van een blauwdruk van een veiligheidsregio.

• In interdepartementaal verband, in overlegstructuren rondom de veiligheidsregio’s en in wet- en regelgeving de positie van het veiligheidsbestuur ten opzichte van de zorginstellingen verstevigen respectievelijk verankeren.

• Verkenning van de uitbouw van het bestuur van de veiligheidsregio richting andere beleidsterreinen op het gebied van veiligheid.

• Per 1 januari 2008 is congruentie zowel bestuurlijk als operationeel voor de gemeente Haarlemmermeer (incl. Schiphol) een feit. De implementatie van de activiteiten uit het versterkingsplan, dat in afstemming met de overige partijen door de regio Kennemerland is opgesteld, zal doorlopen in 2008.

• Het door de minister van BZK genomen besluit met betrekking tot congruentie van de gemeente Hattem zal in nauwe samenwerking met de betrokken veiligheidsregio’s worden uitgewerkt. Vervolgens zal gestart worden met de implementatie.

• Op grond van het Besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen (BDUR) worden financiële bijdragen verstrekt aan de brandweer- en GHOR-regio’s ter grootte van ca. € 63 mln. In 2008 komt een nieuw verdeelmodel waarbij meer rekening wordt gehouden met risico’s. Bij de uitwerking van het Beleidsprogramma worden in 2008 extra middelen (€ 4,7 mln.) beschikbaar gesteld voor de veiligheidsregio’s. Een deel daarvan zal worden toegevoegd aan de BDUR.

• De implementatie van het kabinetsstandpunt ACIR (Advies Commissie ICT Rampenbestrijding) wordt voortgezet. Het verder vormgeven van een landelijke vraagorganisatie voor respectievelijk de brandweer en GHOR heeft prioriteit. Nieuw ICT-beleid wordt beoordeeld op de mogelijkheden van landelijk beleid via normering en standaardisering. De Raad voor Multidisciplinaire Informatievoorziening Veiligheid (Raad MIV) heeft in het kader van verdere standaardisering en harmonisering van multidisciplinaire initiatieven een belangrijke rol.

• Implementatie van een kwaliteitszorgmodel voor zowel brandweer als de GHOR waarbij voor deze sectoren wordt aangesloten bij het INK model (Instituut Nederlandse Kwaliteit) resp. de HKZ certificering (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector).

• Op grond van het Bijdragebesluit kosten opsporing en ruiming conventionele explosieven Tweede Wereldoorlog worden aan gemeenten bijdragen in de kosten voor opsporing van explosieven verstrekt ter grootte van ca. € 27 mln. (hierop is reeds een korting toegepast van € 2,9 mln. i.v.m. het BTW-compensatiefonds en een subsidiekorting van € 1,5 mln.). Het Bijdragebesluit is per januari 2007 vernieuwd. Sinds medio 2006 is de Dienst Regelingen van het ministerie van LNV verantwoordelijk voor de uitvoering van het bijdragebesluit. Hiermee is de continuïteit van de uitvoering gewaarborgd.

Meetbare gegevens

Brandweer en GHOR zijn lokaal georganiseerde, gefinancierde (via het Gemeentefonds) en bestuurde taken. BZK financiert op regionaal niveau additioneel in beperkte mate. Van het eenzijdig formuleren van outputindicatoren door het Rijk kan daarom geen sprake zijn. Daarbij heeft het terrein van de fysieke veiligheid een hoog abstractieniveau en het is daarmee moeilijk SMART te formuleren.

Het wetsvoorstel Wet Veiligheidsregio’s zal nadere uitwerking hebben op veel terreinen, waaruit basisvereisten, kwaliteitseisen en -normen en outputindicatoren kunnen worden afgeleid. De procesgang van het wetsvoorstel en de uitwerking in algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen zijn een belangrijke bepalende factor voor de realisering van stappen voor prestatiemeting.

Operationele doelstelling 16.3

Operationeel slagvaardige brandweer en geneeskundige diensten voor een sterke hulpverlening

Motivering

Risicobronnen en de bijbehorende zorgvraag zijn van invloed op de inzet van de brandweer, de GHOR en geneeskundige organisaties. Voor de veiligheid van de burger is het van groot belang dat deze diensten optimaal en efficiënt hun taken kunnen uitvoeren. Waarbij ook hier geldt dat voorkomen beter is dan genezen. Daarom worden in steeds belangrijker mate de brandweer en GHOR vroegtijdig als adviseur betrokken bij veiligheidsvraagstukken als het gaat om aspecten van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening, infrastructuur, transport en milieu. Deze adviezen liggen voornamelijk op het terrein van proactie en preventie en hebben zowel betrekking op de kwaliteit en capaciteit van de hulpverlening, de wijze waarop risico’s beheersbaar gehouden kunnen worden en op de mate van zelfredzaamheid van burgers. De rol van de brandweer en GHOR hierbij is dat zij adviseur zijn van het bevoegde gezag op het gebied van de vergunningverlening.

Wijzigingen in wetgeving zullen zorgen voor veranderingen van de werkwijze en aanpak van vooral de brandweer en de GHOR binnen de veiligheidsregio’s. Proactie- en preventietaken worden voor veiligheidsregio’s vastgelegd in de Wet veiligheidsregio’s, met inachtneming van de bestaande bevoegde gezagsverdelingen. Wijzigingen in de Woningwet (Besluit brandveilig gebruik bouwwerken = Gebruiksbesluit) en de introductie van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zullen leiden tot veranderingen in de vergunningverlening en in de advisering hierover en wijze van toezicht, controle en handhaving.

Naast proactie- en preventietaken blijft de kern van de activiteiten van de brandweer, de GHOR en geneeskundige diensten de repressieve inzet en de preparatie daarop. Dit geldt zowel voor kleinschalige incidenten (dagelijkse spoedeisende hulpverlening) tot en met rampen en crises (grootschalige en multidisciplinaire inzet).

De nazorgfase (herstelfase) in de hulpverlening is eveneens belangrijk. Dat geldt voor psychosociale nazorg wat betreft geneeskundige hulpverlening, maar ook voor herstelwerkzaamheden, terugkeer naar de oude situatie en onderzoek en evaluatie van de inzet.

Instrumenten

• Door het stellen van kaders en door facilitering ondersteunen van het werk en de positionering van de (regionale) brandweer op de terreinen externe veiligheid en brandveiligheid en zorgen voor brede kennisontwikkeling en uitbreiding van de kwaliteit en capaciteit van de brandweer op deze terreinen.

• Anticiperen op de rol van de veiligheidsregio op de terreinen van pro-actie en preventie.

• Faciliteren wat soms betekent initiëren, stimuleren en (financieel) ondersteunen van activiteiten ter verbetering van de kwaliteit van de adviserende en controlerende taken van de (regionale) brandweer, GHOR en veiligheidsregio’s. In te zetten instrumenten zijn: subsidies en opdrachten geven aan en soms mede organiseren van expertmeetings, symposia en workshops voor bestuurders en uitvoerders.

Belangrijke wet- en regelgeving hierbij zijn: (ontwerp) Wet op de veiligheidsregio’s, het Besluit bedrijfsbrandweren, nota transport gevaarlijke stoffen, nota tunnelveiligheid, het (ontwerp) Besluit brandveilig gebruik bouwwerken en de (ontwerp) Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Andere belangrijke wet- en regelgevingen die hierbij aansluiten, en waarvoor het ministerie van VROM verantwoordelijk is, zijn het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, de programmafinanciering externe veiligheid, het vuurwerkbesluit en het Besluit risico’s zware ongevallen (VROM).

• Versterken van GHOR voor wat betreft sturing, regie en coördinatie op (voorbereiding van de organisaties belast met) de spoedeisende geneeskundige hulpverlening wat betreft de preparatie, daadwerkelijke inzet bij grootschalige incidenten en in de nazorgfase.

Door middel van subsidies, projectondersteuning, onderhandelingen en het maken van werkafspraken met de GHOR de volgende doelen bereiken;

– versterken van de informatievoorziening;

– stimuleren bovenregionale samenwerking;

– kennisbevordering;

– aansluiting Land-zee regeling;

– intensivering contacten koepels ketenpartners/imago GHOR;

– versterken van de operationele slagkracht;

• Zorgen voor de invoering van de eerder ontwikkelde en geactualiseerde:

– leidraad repressieve basis brandweerzorg;

– leidraad grootschalig optreden;

– het Besluit bedrijfsbrandweren.

• Nader uitwerken van de thema’s brandweerspecialisaties, brede dienstverlening en zelfredzaamheid binnen de hulpverlening. Zorgen voor de samenhang van deze diverse thema’s.

• Communicatie, met in het bijzonder aandacht voor het versterken van het veiligheidsbewustzijn. Aandacht voor:

– de activiteiten die de hulpverleningsdiensten verrichten om te zorgen voor een goede beeldvorming. Dit komt tot uitdrukking in:

* de brandpreventievoorlichting;

* activiteiten voor kinderen op het gebied van veiligheid;

* in financiële bijdragen aan activiteiten die leiden tot het versterken van het imago van de brandweer en de GHOR.

– het Europese samenwerkingproject Equal dat gericht is op uitvoering van beleid op de aspecten beeldvorming, imago en cultuur van de brandweerorganisatie. Voorstellen uit het project Equal worden eerst voorgelegd aan de brancheorganisaties en eventueel meegenomen in het beleid ten aanzien van de branche.

Meetbare gegevens

Zie bij operationele doelstelling 16.2

Operationele doelstelling 16.4

Het zekerstellen van de kwaliteit van het personeel en het materieel binnen de organisatie van de brandweer en de GHOR

Motivering

Inzet van de brandweer en GHOR bij ongevallen, branden, rampen en crises is een vitaal belang voor de Nederlandse samenleving. Landelijke, uniforme (minimum)eisen aan de kwaliteit van personeel en materieel zijn nodig om intergemeentelijke en interregionale bijstand mogelijk te maken en om een basis hulpverleningsniveau voor iedere inwoner te kunnen bieden. Het vaststellen van de (minimum) eisen geschiedt in overleg met de hulpverleningssector en werkgevers. Tevens is het van belang dat de kwaliteit wordt geborgd en dat de kennis op het gebied van de brandweer en de GHOR gemakkelijk toegankelijk is voor de hulpverleningssector. Ten slotte is het van belang dat de personeelsvoorziening ook in de toekomst geborgd is.

Instrumenten

• In 2007 zijn de leergangen en examens voor de bevelvoerders en manschappen aangepast. In 2008 starten de leergangen en worden instrumenten ontwikkeld voor het competent blijven (bijscholen en oefenen) van deze functies. Tevens worden leergangen en instrumenten ontwikkeld voor de overige functies. In 2008 wordt de ontwikkeling van leergangen voor de GHOR-functies afgerond en worden ook voor deze functies instrumenten ontwikkeld voor het competent blijven.

• Er zal strategisch onderzoek gedaan worden naar de veranderende demografische samenstelling van Nederland in de toekomst. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek zullen samen met hulpverleningssector, strategieën worden ontwikkeld om de personeelsvoorziening voor brandweer en GHOR ook in de toekomst te borgen. Hierbij zal ook een meer diverse samenstelling van het personeelsbestand worden betrokken en zal bij de brandweer specifieke aandacht worden geschonken aan het thema vrijwilligheid.

• In 2007 zijn belangrijke stappen gezet die bijdragen aan de transformatie van het opleidingsinstituut Nederlands instituut voor brandweer en rampenbestrijding (Nibra) naar het kennisinstituut Nederlands instituut fysieke veiligheid (Nifv). In 2008 zal onder de vlag van de Brandweeracademie, GHOR academie, Academie voor Crisisbeheersing en Academie voor leiderschap Veiligheidsregio’s de verbreding en de gezaghebbendheid van het instituut verder vorm krijgen. Als sluitstuk op het geheel, zal in 2008 de ontwikkeling en implementatie van beleidsregels tot een nieuwe wijze van aansturing leiden.

• Als gevolg van de wijziging van het Besluit brandweerpersoneel en de gewijzigde functie- en competentiegerichte opleidingen vindt mogelijk een taakuitbreiding dan wel een wijziging van de taken plaats van het zelfstandig bestuursorgaan Nederlands bureau voor brandweerexamens (Nbbe). Hiervoor wordt een positionpaper opgesteld waarin uiteen gezet wordt welke rol en positie de Nbbe heeft in de nieuwe context. Een wijziging van de Brandweerwet 1985 is hierbij niet uit te sluiten.

• Een onderzoek naar motivatie en beschikbaarheid van vrijwilligers, nu en in de toekomst, de problematiek van de arbeidstijdenwet en het geweld tegen de brandweer zullen in samenhang met elkaar de basis vormen voor activiteiten in het kader van modernisering van de arbeidsverhoudingen.

• In samenwerking met de (landelijke organisatie van) veiligheidregio’s wordt de verantwoordelijkheidsverdeling inzake het rampenbestrijdingsmaterieel tussen Rijk en regio herijkt en wordt er gestart met implementatie van de resultaten daarvan. Dit kan gevolgen hebben voor de huidige beheerder, het agentschap Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR).

• Aandacht zal gericht worden op technologische ontwikkelingen in relatie tot fysieke veiligheid door organisatiestructuren en netwerken, die tot een geïntegreerde aanpak van ontwikkelingen leiden, te initiëren, ondersteunen en faciliteren.

• Gestart wordt, in samenwerking met de veiligheidsregio’s, met de vervanging van afgeschreven rampenbestrijdingsmaterieel waarbij nieuwe ontwikkelingen op het gebied van materieel en bijstandteams worden meegenomen.

• De implementatie van de beleidswijzigingen voortkomend uit de visie grootschalig optreden Brandweer en GHOR zal worden afgerond.

Meetbare gegevens

Zie bij operationele doelstelling 16.2.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

>OnderzoeksonderwerpNr. AD of ODA. StartB. AfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingBrandweeren GHORADA: 2010B: 2010Brief aan Tweede Kamer

Bestuur en democratie

3.7 Grondwet en democratie (artikel 1)

Algemene beleidsdoelstelling

Een samenleving waarin de grondrechten van de burgers, zoals vrijwaring van discriminatie, de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting, de privacy en de godsdienstvrijheid zijn verzekerd en het vertrouwen in en de deelname aan een goed functionerende democratische rechtsstaat toenemen

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Democratie en rechtsstaat zijn onontbeerlijk voor een duurzame samenleving waarin mensen zich onderling verbonden voelen en vertrouwen hebben in elkaar en in een dienende overheid. BZK stelt daarbij de Grondwet als een samenbindend document centraal, naast het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en internationale- en Europese verdragen.

Een actueel constitutioneel bestel is onmisbaar voor de duurzame ontwikkeling van onze samenleving. Onze huidige pluriforme samenleving maakt de vraag actueel hoe de grondwet meer als samenbindend document kan functioneren. Het verdedigen en handhaven, evenals het beleven en uitdragen van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat zijn belangrijke thema’s die steeds in ontwikkeling zijn. De dreiging van terrorisme maakt dit alleen nog maar noodzakelijker, zowel op nationaal, Europees als internationaal niveau. Het actualiseren van het constitutioneel bestel is eveneens van belang met het oog op de steeds verdere digitalisering van de samenleving. De klassieke en sociale grondrechten en de manier waarop de democratie gestalte krijgt in de staatsinstellingen, de organisatie, de inrichting en het functioneren van bestuursorganen evenals de macht en invloed van de burger op de overheidsorganisatie staan hoog op de agenda. Vertrouwen tussen de burger en de overheid is essentieel. Het uitgangspunt is daarom herstel van vertrouwen waar dat ontbreekt, zodat burger en de overheid dichter bij elkaar worden gebracht.

Verantwoordelijkheid van de minister

De minister en staatssecretaris zijn elk op hun eigen terrein verantwoordelijk voor:

• het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden;

• de Grondwet en daarmee samenhangende beleid en wetgeving;

• de inrichting van het staatsbestel;

• grondwettelijke aspecten van internationale en Europese verdragen;

• deugdelijke BZK wetgeving.

Externe factoren

Het behalen van de beleidsdoelstelling hangt af van een aantal factoren. De minister en staatssecretaris kunnen het goed functioneren van de democratische rechtsstaat en het constitutioneel bestel bevorderen door op nationaal niveau de discussie over constitutionele ontwikkelingen te bevorderen en daar burgers actief bij te betrekken. Daarnaast is iedere burger zelf verantwoordelijk voor zijn bijdrage aan het functioneren van de democratische rechtsstaat. Betrokkenheid van burgers kan echter niet worden afgedwongen door de overheid, maar wel gestimuleerd.

Meetbare gegevens

Er zijn tal van gegevens en rapporten waarin informatie is terug te vinden over aspecten van het functioneren van onze democratische rechtsstaat, bijvoorbeeld de rapportenStaat van bestuur enStaat van democratie. Eén duidelijke meetbare indicator voor het functioneren van de democratische rechtsstaat bestaat echter niet. De vrijheid van meningsuiting wordt door burgers echter als belangrijkste uitgangspunt van onze democratie gezien en daarom zijn gegevens over de gevoelens van vrijheid die leven onder de bevolking, interessant voor het ministerie van BZK. De gevoelens van vrijheid die bestaan onder de bevolking, bieden namelijk enig inzicht in de beoordeling van onze democratie. Hoewel het gevoel van vrijheid als individueel begrip niet één op één te koppelen is aan het functioneren van de Nederlandse rechtsstaat, stelt het ministerie van BZK dat hoe meer mensen zich vrij voelen, hoe beter dat is.

Kengetallen

Meetbare gegevens/Kengetallen2007
1. Percentage van de bevolking dat altijd of meestal het gevoel heeft voor de eigen mening uit te kunnen komen. 2007 is basisjaar. Meeteenheid: steekproef/onderzoek door middel van vragenlijsten en panelonderzoek62%

Bron: Nationaal Vrijheidsonderzoek – opiniedeel, meting 2007.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
1. Grondwet en democratie2006200720082009201020112012
Verplichtingen27 12518 9026 7887 1238 1717 8695 363
        
Uitgaven26 02218 9026 7887 1238 1717 8695 363
1.1 apparaat26 0224 5774 2444 0573 9203 6183 618
        
Programma-uitgaven014 3252 5443 0664 2514 2511 745
Waarvan juridisch verplicht  1 914    
        
1.2 programma 13 0642 1172 6393 8243 8241 318
Waarvan juridisch verplicht  1 487    
* Bijdrage baten-lastendienst BPR   (1 304)(2 476)(2 476) 
        
1.3 kiesraad 1 261427427427427427
Waarvan juridisch verplicht  427    
        
Ontvangsten30000000

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1.2

Het zorgen voor een actueel constitutioneel bestel en daarmee samenhangende wetgeving en het verbeteren van de politieke participatie.

Motivering

Democratie en rechtsstaat zijn onontbeerlijk voor het functioneren van de staat en voor een vreedzame en duurzame samenleving waarin mensen zich onderling verbonden voelen en vertrouwen hebben in elkaar en in een dienende overheid. Het vergroten van het vertrouwen in en de betrokkenheid bij onze democratische instituties en procedures is van belang, daarom moeten democratie en rechtsstaat goed worden onderhouden. Dit onderhoud geldt voor zowel het functioneren van de democratische instituties en de kwaliteit van wetgeving als de constitutionele basis waar de Nederlandse staat op rust, namelijk de Grondwet. De inrichting van het verkiezingsproces is hierbinnen een specifiek thema. Burgers moeten zich erin blijven herkennen en zich verzekerd blijven weten in de bescherming van hun grondrechten. Het kabinet acht daarom het actualiseren en herijken van het constitutioneel bestel noodzakelijk. BZK onderneemt in dit verband diverse activiteiten, die hieronder in een aantal aandachtgebieden zijn geclusterd.

Instrumenten

Staatsinrichting en grondrechten

Inrichting verkiezingsproces

De commissie Inrichting Verkiezingsproces (commissie Korthals Altes) zal voor 1 oktober 2007 haar advies uitbrengen. Medio november 2007 zal het kabinetsstandpunt over het advies van de commissie worden uitgebracht. Vooruitlopend op dit advies zijn er reeds de nodige activiteiten in gang gezet om verbeteringen in het verkiezingsproces door te voeren. Dit mede naar aanleiding van het advies van de commissie Besluitvorming stemmachines (commissie Hermans/Van Twist). Zo wordt de Regeling voorwaarden en goedkeuring stemmachines aangepast en eind 2007 aan de Tweede Kamer voorgelegd.

Staatscommissie Grondwet

Het kabinet stelt een Staatscommissie Grondwet in. Deze Staatscommissie zal eind 2008 een advies geven over ondermeer de voor- en nadelen van een preambule, de toegankelijkheid voor burgers en de verhouding tussen de opgenomen grondrechten en de uit internationale verdragen voortvloeiende rechten, zoals het recht op eerlijke procesgang (fair trial) en het recht op leven. De beoordeling van de toegankelijkheid van de Grondwet voor burgers vraagt van de staatscommissie een werkwijze die daarop is toegesneden. Na het uitbrengen van het advies zal het kabinet een standpunt daarover innemen in een nota grondwetsherzieningenbeleid en – indien het advies daartoe aanleiding geeft – voorstellen voorbereiden tot wijziging van de Grondwet.

Digitale samenleving

In 2007 brengt BZK een voorstel tot wijziging van de artikelen 7 en 13 van de Grondwet (vrijheid van meningsuiting en het brief-, telefoon- en telegraafgeheim) ter consultatie naar buiten. Het kabinet beoogt in 2008 een voorstel tot wijziging van de genoemde artikelen in te dienen bij de Tweede Kamer. Achtergrond van deze wijzigingen is om deze artikelen ook in de huidige informatiesamenleving een adequate grondwettelijke bescherming te blijven laten bieden.

Handvest verantwoordelijk burgerschap

Burgerschapsvorming is sinds vorig jaar expliciet doelstelling van het funderend onderwijs. Ter ondersteuning en in aansluiting daarop wordt in 2008 een ontwikkeling gestart om burgerschap voor alle burgers uitwerking te geven in een Handvest verantwoordelijk burgerschap. Daarin zal uitwerking worden gegeven aan de belangrijkste democratische normen, waarden en beginselen en -nadrukkelijk ook – de bijbehorende verantwoordelijkheden voor individuele burgers en instellingen. Het uitdragen en handhaven van de elementen in het handvest zal kunnen bijdragen aan sociale samenhang, onderling respect en participatie in de publieke sector. Het handvest zal ook een rol kunnen spelen bij het overdragen van deze principes aan nieuwe generaties. Het kabinet zal het initiatief nemen om een proces op gang te brengen dat kan leiden tot een breed gedragen handvest, dat iedere democratische burger kan aanspreken, ongeacht godsdienst, levensbeschouwing of culturele achtergrond.

Nationaal mensenrechteninstituut/mensenrechteneducatie

In 2005 adviseerde een consortium van het College bescherming persoonsgegevens (Cbp), de Commissie gelijke behandeling (Cgb), de Nationale ombudsman en het Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten (SIM) tot oprichting van een Nationaal mensenrechteninstituut (NIRM) in Nederland. In vervolg daarop heeft BZK een onderzoek gefaciliteerd naar de concrete uitwerking, waarvan de minister van BZK het resultaat de Minister van BZK in 2007 in ontvangst heeft genomen. Het kabinetsstandpunt over de eventuele oprichting van een NIRM wordt thans voorbereid, nadat inmiddels ook de Tweede Kamer de regering heeft opgeroepen zo spoedig mogelijk alle beleidsmatige en juridische voorbereidingen te treffen voor de oprichting.

Wetgevingskwaliteit

Goede wetgeving is een noodzakelijke randvoorwaarde voor het goed functioneren van de democratische rechtsstaat en het constitutioneel bestel van het Koninkrijk. De kwaliteit van de wetgeving is daarom een onderwerp van voortdurende aandacht. De kwaliteit van de BZK wetgeving wordt hoog gehouden door de wetgevingsjuristen voortdurend te scholen, interne toetsen uit te voeren op de kwaliteit en door het regelgevingbestand regelmatig op te schonen.

Kenbaarheid regelgeving

Het ministerie is verantwoordelijk voor een goede toegang tot de geldende regelgeving. Via www.overheid.nl en www.wetten.nl is de tekst van alle geldende regelgeving geactualiseerd en geconsolideerd voor iedereen toegankelijk. De kwaliteit ervan wordt bewaakt door een redactieraad onder regie van BZK.

In het proces dat moet leiden tot een nieuwe staatkundige structuur binnen het Koninkrijk, is het van belang dat ook het wet- en regelgevingbestand van de Nederlandse Antillen op dezelfde wijze in beeld wordt gebracht. De werkzaamheden daaraan liggen goed op schema; naar verwachting kan de website, die in opzet vergelijkbaar is met www.wetten.nl begin 2008 worden gelanceerd.

Antilliaanse wet- en regelgeving

Bij de beoogde ontmanteling van de Nederlandse Antillen zullen drie eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba (de BES-eilanden) per 15 december 2008 een statuswijziging ondergaan en als openbaar lichaam worden geïncorporeerd in het Nederlandse staatsbestel. Uitgangspunt is daarbij dat materieel ook na de statuswijziging de «Antilliaanse» regelingen nog gedurende een aantal jaren zullen blijven gelden op de BES-eilanden – zij het formeel als Nederlandse regelingen. Op termijn zal de Nederlandse wetgeving van toepassing zijn op de BES, tenzij de bijzondere positie van de eilanden grond is voor uitzonderingen. Dit betekent dat de komende tijd alle Nederlandse wet- en regelgeving moet worden beoordeeld en vergeleken met de Nederlands-Antilliaanse wet- en regelgeving. Ieder departement zal dit voor «zijn» regelgeving moeten doen, waarbij BZK optreedt als makelaar van informatie. Op de korte termijn is BZK verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen en digitaal toegankelijk maken van het regelgevingbestand van (het land) de Nederlandse Antillen, Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het borgen van de kwaliteit en toegankelijkheid van deze database na de statuswijziging.

Kwaliteit van de rijksdienstverlening

Onderdeel van de kwaliteit van de rijksdienst is de versterking van zijn privaatrechtelijke en de publiekrechtelijke rol. Wat betreft de privaatrechtelijke rol werkt BZK in interdepartementaal verband aan het ontwikkelen van algemene voorwaarden op het gebied van diensten en leveringen tussen de rijksoverheid en private partijen. Hiervoor is een Interdepartementale Werkgroep Contracten (IWC) onder leiding van het ministerie van BZK in het leven geroepen. De IWC herziet in 2008 de eerder tot stand gebrachte Algemene Rijksvoorwaarden voor het verstrekken van opdrachten tot het verrichten van diensten (ARVODI), en zal daarnaast ondermeer een modelovereenkomst voor onderzoeksopdrachten uitbrengen. Met deze interdepartementale werkgroep wordt de onderhandelingspositie van het Rijk versterkt en de aanbestedingspraktijk ondersteund. Bij de publiekrechtelijke rol trekt BZK in 2008 het interdepartementale project voor de verbetering van de bezwaarschriftprocedures om ondermeer termijnoverschrijdingen te voorkomen. Het verbeteren van de afhandeling van bezwaarschriftprocedures en deze te benutten voor een verbetering van het beleid of de toepassing daarvan, vormt één van de instrumenten die het kabinet wil inzetten om het vertrouwen van de burger in de rijksoverheid terug te brengen.

Meetbare gegevens

Voor de thema’s Staatsinrichting en Grondrechten en Wetgevingskwaliteit en de onderliggende activiteiten zijn, in ieder geval voor 2008, geen specifieke indicatoren en kengetallen voorhanden. Bij de algemene doelstelling wordt toegelicht waarom dit het geval is. Over de opkomst bij verkiezingen zijn wel kwantitatieve gegevens beschikbaar. Deze zijn echter al opgenomen in de jaarverslagen over 2006 en 2007.

Operationele doelstelling 1.3

Een zodanige toerusting van de Kiesraad dat een goede organisatie en begeleiding van het verkiezingsproces en een kwalitatief hoogwaardige advisering over het kiesrecht en de verkiezingen zijn gewaarborgd

Motivering

De Kiesraad fungeert als centraal stembureau voor de verkiezingen van de Tweede en de Eerste Kamer en het Europese Parlement en biedt daarnaast gemeenten, provincies, politieke partijen en burgers ondersteuning bij de verkiezingen voor algemeen vertegenwoordigende organen. Deze ondersteuning geschiedt vooral in de vorm van het verstrekken van informatie. Daarnaast is de Kiesraad adviesorgaan op het terrein van verkiezingen en kiesrecht.

Instrumenten

In 2008 zullen geen reguliere verkiezingen worden gehouden. De Kiesraad zal zich in 2008 weer meer op zijn adviestaak kunnen richten en zal de nodige adviezen uitbrengen. De wijze waarop de Kiesraad zijn taken uitoefent, is gelet op zijn onafhankelijkheid ter beoordeling aan de Kiesraad zelf, vanzelfsprekend binnen de wettelijke kaders die daarvoor zijn gesteld.

Meetbare gegevens

De werking en doelstelling van het secretariaat van de Kiesraad laat zich niet in meetbare gegevens of kengetallen uitdrukken.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

>OnderzoeksonderwerpNr. AD of ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Overige beleidsevaluatieEvaluatie Algemene wet bestuursrecht (Awb) A: 2007B: 2008 

3.8 Functioneren Openbaar Bestuur (artikel 6)

Algemene beleidsdoelstelling

Een doeltreffend, doelmatig en democratisch openbaar bestuur met optimale interbestuurlijke verhoudingen

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Een slagvaardig openbaar bestuur en goede verhoudingen tussen de verschillende bestuurslagen zijn van groot belang voor de samenleving. BZK werkt in dat kader continu aan het verbeteren van de bestuurlijke en financiële randvoorwaarden, opdat deze bestuurslagen de aan hen toebedeelde taken optimaal kunnen uitvoeren. De aandacht richt zich daarbij op drie gebieden: de decentrale overheden, de verhouding tussen het Rijk en de decentrale overheden en de verhouding tussen de Europese Unie, het Rijk en de decentrale overheden. BZK beheert en vernieuwt de bestuurlijke en financiële kaders waarbinnen invulling gegeven wordt aan het openbaar bestuur en de interbestuurlijke verhoudingen; dit gebeurt in goed overleg met VNG en IPO. De taakverdeling tussen Rijk, gemeenten en provincies moet duidelijk zijn, opdat maatschappelijke problemen goed aangepakt kunnen worden.

Voor een democratische samenleving is ook een goed functionerend politiek systeem van groot belang. In dat kader draagt BZK zorg voor de subsidiëring van politieke partijen en faciliteert zij de rechtspositie van politieke ambtsdragers. BZK zorgt er ook voor dat de betreffende wet- en regelgeving aansluit bij ontwikkelingen in de maatschappij.

Verantwoordelijkheid van de minister

• De bewindspersonen van BZK zijn verantwoordelijk voor het bevorderen van een goed functioneren van het openbaar bestuur en de interbestuurlijke samenwerking.

• De staatssecretaris is daarbinnen verantwoordelijk voor het beleid en de wetgeving aangaande de inrichting en werking van provincies en gemeenten, en de financiële verhoudingen.

Externe factoren

Het behalen van deze doelstelling hangt af van: de steun en inzet van andere betrokken bewindspersonen, de VNG, het IPO, de Unie van Waterschappen, gemeenten, provincies en hun bestuurlijke vertegenwoordigers, waarbij de spelregels uit de Code Interbestuurlijke Verhoudingen en de bestuursakkoorden de leidraad vormen. De bestuursakkoorden (overleg met IPO hierover loopt nog) zijn een goed middel voor het nieuwe kabinet om een goede start met de medeoverheden te maken. De komende jaren komt het aan op de naleving van de afspraken uit de akkoorden.

Meetbare gegevens

Door het grote aantal (niet altijd rechtstreeks samenhangende) activiteiten en instrumenten in dit beleidsartikel en de vaak beperkte (directe) stuurbaarheid hierop door BZK (in verband met de samenwerking met andere partijen), is het lastig om meetbare gegevens op te nemen.

Wel is in 2006 de eerste editie van de tweejaarlijkse trendnota «Staat van het binnenlands bestuur» uitgebracht. In 2008 volgt een nieuwe editie. Deze trendnota bevat een grote hoeveelheid informatie op het gebied van het binnenlands bestuur, waaronder diverse kengetallen. De informatie in de trendnota is gedetailleerd en is niet altijd direct te relateren aan dit beleidsartikel. Vandaar dat hier wordt volstaan met het verwijzen naar de vindplaats van deze nota; www.staatvanhetbestuur.nl.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
6. Functioneren Openbaar Bestuur2006200720082009201020112012
Verplichtingen41 51043 70742 77440 32935 23271 27541 473
        
Uitgaven35 97342 75342 55040 10539 73940 48241 473
6.1 apparaat6 8129 6869 4909 0468 6847 9477 947
        
Programma-uitgaven29 16133 06733 06031 05931 05532 53533 526
Waarvan juridisch verplicht  29 957    
        
6.2 inrichting en werking openbaar bestuur6 3077 0497 8076 0166 5037 9868 977
Waarvan juridisch verplicht  5 125    
        
6.3 rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers7 64310 2319 7139 7319 7329 7309 730
Waarvan juridisch verplicht  9 292    
        
6.4 faciliteren politieke partijen15 21115 78715 54015 31214 82014 81914 819
Waarvan juridisch verplicht  15 540    
        
Ontvangsten1 6411 4551 4551 4551 4551 4551 455

Toelichting:

In de Tabel Budgettaire gevolgen van beleid is in regel 6.2 een bedrag opgenomen van € 2 374 850 aan subsidieverplichtingen voor het jaar 2008. Dit bedrag heeft betrekking op de verlening van de subsidie aan de Oorlogsgravenstichting (OGS). Deze begrotingsvermelding vormt de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht en artikel 2, derde lid, van de Regeling subsidiëring Oorlogsgravenstichting (Staatsblad 1997, nr. 128). De in 1946 opgerichte OGS draagt met behulp van de subsidie zorg voor het onderhoud van alle Nederlandse en geallieerde oorlogsgraven en erevelden in Nederland en van Nederlandse oorlogsgraven in (onder meer) Indonesië en Thailand. De OGS doet dit sinds 1989 tevens voor de Nederlandse slachtoffers van humanitaire vredesmissies.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 6.2

De bestuurskracht van decentrale overheden vergroten en de onderlinge verhoudingen tussen bestuurslagen verbeteren.

Motivering

Een slagvaardig openbaar bestuur veronderstelt een duidelijke kaderstelling door middel van wetgeving en andere beleidsinstrumenten. Het gaat hierbij in de kern om het tot uitdrukking brengen van heldere bestuurlijke verantwoordelijkheden en daarbij passende financiële verhoudingen. Voor de burger moet duidelijk zijn welke bestuurslaag waarvoor verantwoordelijk is. BZK draagt bij aan een slagvaardig openbaar bestuur door te zorgen voor een voor alle bestuurslagen werkbare kaderstelling en verantwoordelijkheidsverdeling. Ook zorgt BZK ervoor dat de algemene middelen voor gemeenten en provincies op een rechtvaardige manier via het Gemeente- en Provinciefonds worden verdeeld. Voor het goed functioneren van het openbaar bestuur is het ook van groot belang dat er goede onderlinge verhoudingen tussen de verschillende bestuurslagen zijn; die dragen namelijk bij aan een goede samenwerking tussen deze bestuurslagen. BZK wil deze onderlinge verhoudingen verbeteren, bijvoorbeeld via het gesloten bestuursakkoord met de VNG/gemeenten en het te sluiten bestuursakkoord met IPO/provincies en het aanpassen van regelgeving die samenwerking in de weg staat. Ten slotte moet ook rekening worden gehouden met het feit dat het Nederlands openbaar bestuur steeds meer beïnvloed wordt door de Europese Unie. Wie zich een oordeel wil vormen over de kwaliteit van het Nederlands openbaar bestuur, kan niet om Europa heen, zo stelt de Raad van State. Het Nederlands openbaar bestuur is met de EU verknoopt. Dat vereist informatie over en kennis van het functioneren van de EU en haar regels en beleid. BZK ondersteunt decentrale overheden bij de naleving van Europese regelgeving en zet zich in om ongewenste effecten van Europese regelgeving te voorkomen.

Instrumenten

Slagvaardig openbaar bestuur

Uitwerking bestuursakkoorden

A. In het bestuursakkoord met de gemeenten staan twee ambities centraal:

1. samenwerken aan maatschappelijke resultaten;

2. herstel van vertrouwen.

De samenwerking op inhoudelijke beleidsterreinen vindt zijn plek in begrotingen van Justitie (Veiligheid), Jeugd en Gezin, WWI (Wonen Wijken en Integratie), SZW (Participatie) en VWS (Zorg). De inhoudelijke ambities van BZK over veiligheid (zie artikel 2, 4, 5, 15 en 16) en een betere publieke dienstverlening (zie artikel 10 en 11) staan elders in dit begrotingshoofdstuk.

Afspraken over bestuurlijke thema’s als versterking van bestuurskracht, vermindering bestuurlijke drukte en toezicht worden in dit artikel verder uitgewerkt.

B. Het overleg met de provincies heeft geresulteerd in afspraken over het inlopen van de vermogenspositie. Over de rol en taken van de provincies, de bestuurlijke verhoudingen, de dienstbare overheid, de financiële verhoudingen en decentralisatie (laatste twee onderdelen zijn hieronder verder uitgewerkt) wordt nader overleg gevoerd. Wij zullen de Tweede Kamer later informeren over de uitkomsten van het overleg met de provincies over het bestuursakkoord.

Interbestuurlijke taskforce

Om de verschillende inhoudelijke opgaven uit het bestuursakkoord met de VNG uit te werken en de benodigde acties op een nader te bepalen aantal terreinen verder uit te werken, is in 2007 een interbestuurlijke taskforce ingericht. De taskforce heeft de opdracht om in samenhang te kijken naar de decentralisatieagenda, bestuurlijk drukte en bestuurskracht en zal bij haar werkzaamheden het advies van de commissie Van Aartsen betrekken. In 2008 komt deze taskforce met een advies en beslispunten aan de minister van BZK en de overige betrokken bewindspersonen en kan een begin worden gemaakt met de uitvoering. Ook bij de uitvoering zullen de vertegenwoordigers van de verschillende medeoverheden betrokken zijn. Afhankelijk met de uitkomsten van het bestuursakkoord met IPO zullen voor de provincies vergelijkbare acties worden opgepakt.

Bestuurskracht

Krachtige gemeenten zijn de basis voor een krachtige en slagvaardige overheid. Met de decentralisatie-impuls die door het kabinet in gang is gezet wordt de (financiële) beleidsruimte van gemeenten vergroot, waardoor gemeenten beter in staat worden gesteld in te spelen op lokale omstandigheden. Dit vraagt om bestuurskrachtige gemeenten. In het bestuursakkoord is overeengekomen dat BZK gemeenten zal faciliteren in het proces om de bestuurskracht te vergroten. Ook het vergemakkelijken van samenwerking heeft tot doel gemeenten bestuurskrachtiger te maken. De interbestuurlijke taskforce zal in dit kader onder andere onderzoeken of en zo ja, op welk wijze de Wet gemeenschappelijke regelingen moet worden herzien.

Op verzoek van gemeenten kunnen er in samenwerking tussen provincies en BZK begrotingsscans worden uitgevoerd, die gemeenten meer inzicht geven in hun financiële positie en in de mogelijkheden tot ombuigingen. Daarnaast worden er sinds 2007 herindelingscans uitgevoerd waarin op verzoek van bestaande gemeenten meer inzicht wordt geboden in financiële aspecten van nieuw te vormen gemeenten.

• Urgentieprogramma Randstad

BZK zal de minister van V&W, die coordinerend bewindspersoon is voor het UPR, ondersteunen bij de (verdere) vormgeving van de bestuurlijke inrichting van het UPR. Zo zal er binnen het UPR gewerkt gaan worden met verantwoordelijke bestuurlijke duo’s per UPR-project: een bestuurlijke trekker van rijkszijde en een bestuurlijk trekker uit de regio. Zij zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de voortgang van het project. Deze werkwijze van verantwoordelijke bestuurlijke duo’s is gericht op het verminderen van bestuurlijke drukte, slagvaardiger opereren, heldere besluitvorming en afrekenbaarheid.

Actieprogramma lokaal bestuur

Het werkplan actieprogramma lokaal bestuur, dat tot stand is gekomen in overleg met VNG, de Vereniging van Raadsleden, de vereniging van Griffiers, de Vereniging van Gemeentesecretarissen, de Wethoudersvereniging en het Genootschap van Burgemeesters, zal zich in 2008 richten op de regierol van gemeenten en de positionering van de gemeenten in de verhouding tussen burgers en bestuur, de stimulering van vitale coalities en publiek ondernemerschap, professionalisering en bestuurscultuur. Dit draagt tevens bij aan de bestuurskracht van gemeenten.

Trendnota

In het najaar van 2008 wordt de tweede versie van de tweejaarlijkse trendnota «Staat van het binnenlands bestuur» uitgebracht. De trendnota bevat gegevens over relevante zaken van het binnenlands bestuur. Door dergelijke gegevens systematisch en regelmatig te verwerven wordt belangrijk materiaal verkregen om beleid (en uitvoering daarvan) op te baseren. In 2008 zal de nota zich in elk geval toespitsen op dienstverlening, bestuurskracht en het ambtelijk apparaat.

Gemeentedagen

Sinds 2005 worden de gemeentedagen georganiseerd. Uit de evaluaties blijkt dat deze positief worden gewaardeerd door de gemeenten en daarmee zijn ze een onmisbaar communicatie-instrument geworden in de bestuurlijke en financiële verhouding. Tijdens de dagen worden gemeenten geïnformeerd over de ontwikkelingen op het terrein van de financiële verhouding, in het bijzonder de ontwikkeling van het gemeentefonds, en de actualiteiten op het terrein van het openbaar bestuur. Ook in 2008 zullen de gemeentedagen weer worden georganiseerd, waarbij de focus niet alleen ligt op het brengen van kennis en informatie, maar ook op het halen van signalen uit het veld.

Interbestuurlijke verhoudingen

Overleg tussen overheden

Ook in 2008 zal bestuurlijk overleg met VNG en IPO plaatsvinden, mede naar aanleiding van de bestuursakkoorden die zijn gesloten.

In tegenstelling tot wat was aangekondigd, zal in 2008 geen periodieke beschouwing van de Raad van State worden uitgebracht. Dit gebeurt in 2009. De reden hiervoor is dat de bestuursakkoorden in 2007 gesloten zijn. Het is te vroeg om in 2008 te beoordelen hoe deze akkoorden uitpakken voor de interbestuurlijke verhoudingen. Bijkomend voordeel is dat de trendnota Staat van het Binnenlands bestuur wel in 2008 wordt uitgebracht. Beide publicaties verschijnen tweejaarlijks; nu verschijnt het ene jaar de trendnota en het andere jaar de beschouwing van de Raad van State.

Urgentieprogramma Randstad (UPR)

BZK zal de minister van V&W, die coördinerend bewindspersoon is voor het UPR, ondersteunen bij de (verdere) vormgeving van de bestuurlijke inrichting van het UPR. Zo zal er binnen het UPR gewerkt gaan worden met verantwoordelijke bestuurlijke duo’s per UPR-project: een bestuurlijke trekker van rijkszijde en een bestuurlijke trekker uit de regio. Zij zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de voortgang van het project. Deze werkwijze van verantwoordelijke bestuurlijke duo’s is gericht op het verminderen van bestuurlijke drukte, slagvaardiger opereren, heldere besluitvorming en afrekenbaarheid.

Uitwerking decentralisatieagenda

In het bestuursakkoord met VNG zijn afspraken gemaakt over de decentralisatieagenda. Inzet is om ook met IPO tot afspraken te komen. Hiermee wordt invulling gegeven aan de afspraak uit het Coalitieakkoord om de decentralisatie met kracht te bevorderen. In de decentralisatieagenda wordt ook invulling gegeven aan de afspraak om de helft van het aantal doeluitkeringen (specifieke uitkeringen) over te hevelen naar de generieke middelen. 2008 zal in het teken staan van het uitvoeren van deze agenda. Dat betekent dat in 2008 verder wordt gewerkt aan het bundelen/afschaffen van specifieke uitkeringen en het waar nodig aanpassen van bestuurlijke arrangementen. BZK bewaakt de voortgang van de afspraken en beoordeelt de uitwerking die door de vakdepartementen aan de decentralisatieagenda wordt gegeven.

Vervolg Commissie Doorlichting Interbestuurlijk Toezicht

Het kabinet streeft naar een vermindering van het interbestuurlijk toezicht. Toezicht van het Rijk (en/of provincies) op gemeenten, waterschappen en/of provincies is slechts onder strikte voorwaarden gelegitimeerd binnen de interbestuurlijke verhoudingen. De motieven voor interbestuurlijk toezicht zijn vastgesteld in het kabinetsstandpunt over de uitkomsten van de bestuurlijke werkgroep Alders (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300, nr. 65) en bevestigd in het onlangs gesloten bestuursakkoord met de VNG/gemeenten. De bestuurlijke werkgroep Alders heeft ook aanbevelingen gedaan voor de organisatie en uitvoering van het interbestuurlijk toezicht. Op basis van dit normatieve kader licht de commissie Oosting een groot aantal specifieke interbestuurlijke toezichtarrangementen door. De conclusies en aanbevelingen van de commissie zijn onlangs verschenen. In de kabinetsreactie die nu wordt voorbereid wordt vastgelegd aan welke onderdelen van het rapport Oosting het kabinet zich committeert. Parallel daaraan bereidt het kabinet een uitvoeringsprogramma 2008 voor.

Specifieke uitkeringen/Single Information Single Audit

Per rijksbegroting 2009 en verantwoordingsjaar 2008 voor medeoverheden wordt naar verwachting het wetsvoorstel tot wijziging van de Financiële verhoudingswet ingevoerd. De wet biedt het Rijk belangrijke instrumenten om ondermeer de decentralisatie van beleid, waaronder het met 50%1 verminderen van het aantal specifieke uitkeringen en het verminderen van de bestuurlijke drukte te realiseren. De nieuwe instrumenten zijn een sterk vereenvoudigd verantwoordings- en controlesysteem voor specifieke uitkeringen (single information en single audit), de verzameluitkering per departement in plaats van losse financieel geringe specifieke uitkeringen en de decentralisatie-uitkering voor bepaald rijksbeleid (via de algemene fondsen) zonder verantwoordings- en controlevoorschriften in plaats van specifieke uitkeringen.

Daarmee geeft het kabinet invulling aan de afspraak in het bestuursakkoord met de VNG/gemeenten tot vermindering van de interbestuurlijke administratieve lasten met 25% door de invoering van single information, single audit (SiSa) en via een in 2008 te ontwikkelen stramien ter uniformering en beperking van de rijksbestedingsvoorwaarden en door het Rijk gevraagde beleidsinformatie.

Tevens zullen het Rijk, VNG en IPO samen invulling geven aan de uitwerking van SiSa voor verantwoordingsinformatie tussen provincies en gemeenten en gemeenschappelijke regelingen.

De financiële verhoudingen

BZK zorgt, samen met medefondsbeheerder FIN, ervoor dat de algemene middelen via het gemeente- en provinciefonds worden verdeeld, dat gemeenten en provincies daarover adequaat worden geïnformeerd en dat de verdeelsystematiek permanent wordt onderhouden. In het bestuursakkoord met de VNG zijn belangrijke afspraken gemaakt in het kader van de financiële verhouding. Daarbij gaat het onder andere om het continueren van de normeringsystematiek, het onderstrepen van artikel 2 van de Financiële verhoudingswet, het continueren van het bestuurlijk overleg Financiële verhouding met de VNG en het IPO en de afspraken met betrekking tot het eigen inkomstengebied van gemeenten. Al deze punten dragen bij tot een herstel van de verhouding met de gemeenten.

In een akkoord met het IPO zijn afspraken gemaakt over de inzet van € 200 mln. door de provincies voor het Investeringsbudget landelijk gebied (ILG) en projecten uit het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT). Een gemengde commissie bereidt voorstellen voor de jaren 2009–2011 voor.

Europa en binnenlands bestuur

Aanpak ongewenste effecten Europees beleid voor decentrale overheden.

BZK zal zich in de richting van «Brussel» nog meer opstellen als hoeder van de decentrale overheden door ongewenste effecten van Europees beleid in het voortraject trachten te voorkomen of naderhand aan te pakken. BZK voert daarom in 2008 een actieplan uit om – samen met andere betrokken partners – te bevorderen dat in Europees beleid meer rekening wordt gehouden met de posities en taken van de medeoverheden en dat zij bij de uitoefening van hun taken niet worden geconfronteerd met onvoorziene, ongewenste en onevenredig grote neveneffecten.

Ontwikkeling «Europese bestuurskracht» gemeenten en provincies

BZK ondersteunt gemeenten en provincies bij het ontwikkelen van voldoende «Europese bestuurskracht». Daarvoor voert BZK in 2008 de volgende acties uit:

– in 2008 wordt een diepgaand onderzoek verricht naar de succes- en faalfactoren bij de naleving van aanbestedingsregels bij decentrale overheden om dit vervolgens waar nodig oplossingsgericht te kunnen verbeteren. Naleving van deze regels is van belang vanwege de plicht tot naleving van EU-regels, transparantie in het verlenen van overheidsopdrachten en de forse besparingen die de overheid daarmee kan realiseren;

– Rijk en decentrale overheden werken in 2008 verder samen aan de invoering van de Europese dienstenrichtlijn voor gemeenten, provincies en waterschappen, die op 28 december 2009 gereed moet zijn. Het gaat daarbij om de screening van decentrale regels, het opzetten van één loket en de grensoverschrijdende administratieve samenwerking. BZK werkt hierbij nauw samen met het ministerie van EZ, dat trekker is van de interdepartementale projectgroep Dienstenrichtlijn. Het Kenniscentrum Europa decentraal zal op basis van de subsidie van BZK voorlichting over de dienstenrichtlijn verschaffen aan de decentrale overheden;

– in grensregio’s zijn er concrete knelpunten die worden veroorzaakt door regels en het beleid van het Rijk, zo blijkt uit verschillende rapporten en werkprogramma’s van met name de provincies aan de grens. BZK bevordert in nauwe samenwerking met de betrokken ministeries, provincies en gemeenten dat deze knelpunten worden opgelost en kansen worden benut. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van de bestuurlijke mogelijkheden die de Benelux- en Anholtovereenkomst bieden.

Meetbare gegevens

Indicatoren
 Basiswaarde 2007Streefwaarde 2012
1. Aantal specifieke uitkeringen13440

Bron: Overzicht specifieke uitkeringen 2007 Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 800 B, nr. 16.

Toelichting

Het aantal specifieke uitkeringen was in 2005 160. Voor de tussenliggende jaren zijn geen streefwaarden bepaald.

Operationele doelstelling 6.3

Goede randvoorwaarden scheppen voor (voormalige) politieke ambtsdragers

Motivering

Voor een slagvaardig openbaar bestuur zijn goede politieke ambtsdragers nodig. BZK wil optimale randvoorwaarden scheppen om de toegang tot het openbaar bestuur en de volksvertegenwoordiging te waarborgen alsmede de kwaliteit van de functievervulling te garanderen. In dat kader voert BZK ook een aantal rechtspositionele regelingen voor (voormalige) politieke ambtsdragers uit.

Instrumenten

Rechtspositie politieke ambtsdragers.

In het advies «Over dienen en verdienen» van de commissie ambtelijke en politieke topstructuur («commissie Dijkstal») wordt een nieuwe salarisnorm voor het ministerssalaris en dus voor de publieke sector voorgesteld. Naar aanleiding van het kabinetsstandpunt op dit advies zijn in 2006 door het kabinet vier wetsvoorstellen aan de Kamer gezonden, waaronder het wetsvoorstel waarmee wordt bewerkstelligd dat het ministerssalaris in hoogte niet overschreden wordt, en een pakket aan maatregelen ter normalisering en modernisering van de rechtspositie van politieke ambtsdragers. Parlementaire behandeling van deze wetsvoorstellen is in juni 2006 gestart. In het Coalitieakkoord is gesteld dat de inkomens in de publieke en semi-publieke sfeer worden genormeerd respectievelijk gemaximeerd. Voor deze normering zal worden uitgegaan van het inkomen zoals dit zou moeten zijn overeenkomstig het kabinetsstandpunt op de voorstellen van de commissie Dijkstal. De aanpassing van het inkomen van bewindspersonen zal in stappen gebeuren. Aanpassingen zullen niet door het kabinet worden voorgesteld, maar worden vastgesteld door een in te stellen commissie van wijzen.

Commissie Dijkstal II.

Voorts heeft de commissie Dijkstal een advies uitgebracht over de beloningsverhoudingen van de overige politieke ambtsdragers. Het kabinetstandpunt op dit advies is in 2006 met de Tweede Kamer besproken. Hierna is de regelgeving ter uitvoering van het advies ter hand genomen. Kamerbehandeling daarvan vindt plaats in 2007. In voorbereiding is een kabinetsstandpunt op het advies van de commissie over modernisering en fondsvorming van de politieke pensioenen (Appa). Daarnaast heeft het kabinet afspraken gemaakt met de gemeenten over de compensatie van de kosten die gepaard gaan met de uitvoering van Dijkstal II.

Personele zorg burgemeesters

De personele zorg zal in 2008 in het teken staan van de uitvoering van de aanbevelingen van het onderzoeksrapport van Korsten en Aardema «De vallende Burgemeester» en zich toespitsen op de professionalisering van burgemeesters, de ondersteuning van het selectietraject met behulp van de bestuurscompetenties en het opvangen van crisissituaties waardoor burgemeesters gedwongen kunnen zijn voortijdig het ambt te verlaten. De jaarlijkse bijdrage aan het Professionaliseringsfonds voor burgemeesters zal vanaf 2008 opnieuw met een periode van vier jaar worden gecontinueerd.

Meetbare gegevens

Dit beleidsartikel betreft voornamelijk de uitvoering van specifieke wet- en regelgeving, hierover zijn geen zinvolle meetbare gegevens op te nemen.

Operationele doelstelling 6.4

Het faciliteren van politieke partijen door uitvoering van de Wet subsidiëring politieke partijen

Motivering

Voor een goed en democratisch functionerend openbaar bestuur zijn politieke partijen essentieel. In dat kader zorgt het Rijk voor een adequaat niveau alsmede een inzichtelijk systeem voor financiering van politieke partijen, dat past bij de maatschappelijke ontwikkelingen. Op grond van de Wet subsidiering politieke partijen hebben partijen die in de Staten-Generaal zijn vertegenwoordigd recht op subsidie. Doel van de wet is het leveren van een bijdrage aan de instandhouding en zo mogelijk versterking van de intermediaire positie van landelijke politieke partijen in het democratisch bestel.

Instrumenten

• Subsidieverstrekking.

De Wet subsidiëring politieke partijen geeft de voorwaarden aan waaronder een politieke partij subsidie kan krijgen. Aan partijen die zetels hebben behaald in de Eerste en/of Tweede Kamer wordt jaarlijks subsidie verstrekt. De subsidietaakstelling uit het Coalitieakkoord zal ook betrekking hebben op de subsidiëring politieke partijen. Daartoe zal de Wet subsidiering politieke partijen moeten worden gewijzigd, waarbij zal worden bepaald hoe de taakstelling ingevuld wordt.

De huidige wet voorziet in hoofdzaak in subsidievoorschriften. De voorschriften over ontvangen giften en bijdragen zijn zeer beperkt en worden ontoereikend geacht. Het voornemen is daarom een nieuwe Wet financiering politieke partijen te realiseren. Deze zal naast regels over subsidie tevens voorschriften bevatten over bijdragen aan politieke partijen en hun neveninstellingen.

Meetbare gegevens

Dit beleidsartikel betreft de uitvoering van specifieke wet- en regelgeving, hierover zijn geen zinvolle meetbare gegevens op te nemen.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

>OnderzoeksonderwerpNr. AD of ODA. StartB. AfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingInrichting openbaar betuur6.2A: 2007B: 2007 
     
Overig evaluatieonderzoekOnderzoek naar de succes- en faalfactoren bij de naleving van Europese aanbestedingsregels bij decentrale overheden A: 2008B: 2008 

3.9 Grotestedenbeleid (artikel 9)

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
9. Grotestedenbeleid2006200720082009201020112012
Verplichtingen212 773000000
        
Uitgaven566 042000000
9.1 apparaat4 041000000
        
Programma-uitgaven562 001000000
Waarvan juridisch verplicht       
        
9.2 faciliteren grotestedenbeleid3 024000000
Waarvan juridisch verplicht       
        
9.3 stimuleren grotestedenbeleid558 977000000
Waarvan juridisch verplicht       
        
Ontvangsten436 833000000

Met de start van het nieuwe kabinet is het Grotestedenbeleid van BZK overgegaan naar WWI. Het grootste deel van artikel 9 is overgegaan naar WWI. De rest van artikel 9 is naar artikel 4 partners in veiligheid en artikel 6 functioneren openbaar bestuur gegaan. Artikel 9 komt hierdoor te vervallen.

Publieke dienstverlening en openbare sector

3.10 Innovatie en Informatiebeleid Openbare Sector (artikel 7)

Algemene beleidsdoelstelling

Het verhogen van het presterend vermogen van de overheid door het bevorderen van de inzet van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en de innovatie van werkprocessen

Omschrijving van de samenhang in het beleid

In het Coalitieakkoord en in het Beleidsprogramma stelt het Kabinet Balkenende IV dienstverlening aan burgers en bedrijven centraal. De dienstbare overheid is een organisatie waar burgers en bedrijven iets aan hebben en waarin ze zich herkennen. Burgers en bedrijven verwachten van de overheid dat zij samenhangend is, opereert vanuit één aanspreekpunt, en kwalitatief hoogwaardige diensten verleent. De overheid verbetert haar dienstverlening door gebruik te maken van de mogelijkheden die de moderne ICT biedt, kortweg de elektronische overheid of e-overheid. Het uitgangspunt is dat burger en bedrijfsleven hun gegevens nog maar één keer bij de overheid hoeven aan te leveren (eenmalige gegevensverstrekking) en dat de administratieve lasten voor burgers en bedrijven merkbaar verminderen.

De samenwerking met medeoverheden wordt in 2008 nadrukkelijk gezocht. De ontwikkeling van basisvoorzieningen is primair de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid. Zij betrekt de departementen, uitvoeringsinstanties, zelfstandige bestuursorganen, gemeenten, provincies en waterschappen bij de ontwikkeling van deze voorzieningen. De doelstelling van het voeren van een strakke regie is om medeoverheden eenvoudig te kunnen laten aansluiten op de infrastructuur van de e-overheid en het bevorderen van gebruik van de basisvoorzieningen zoals de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Deze inzet van overheidsmiddelen voorkomt versnippering, dubbel werk en dubbele kosten. Door niet langer in sectoren te denken, maar te werken aan concrete sectordoorsnijdende oplossingen, staat het belang van burger en bedrijf centraal.

Verantwoordelijkheid van de minister/staatssecretaris

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is coördinerend bewindspersoon voor het informatiebeleid in de openbare sector:

• de regie op de ontwikkeling, de toepassing en de samenhang van basisvoorzieningen van de elektronische overheid;

• het faciliteren van overheidsorganisaties bij de vermindering ven de administratieve lasten voor burgers;

• het stimuleren en ondersteunen van overheidsorganisaties bij de innovatie van werkprocessen en bij de toepassing van ICT voor complexe (sector doorsnijdende) vraagstukken;

• het beheer van het stelsel van de Gemeentelijke Basisadministratie en de reisdocumentenketen.

Externe factoren

Voor het slagen van de algemene beleidsdoelstelling moet nauw met de andere departementen, zelfstandige bestuursorganen, provincies, gemeenten en waterschappen worden samengewerkt. Het regisseren van deze samenwerking is een verantwoordelijkheid van BZK. Deze regie berust echter grotendeels op zachte sturingsinstrumenten zoals het bevorderen van samenwerking en gelijkschakelen van prioriteiten en slechts beperkt op harde instrumenten zoals regelgeving en financiering. BZK heeft geen hiërarchische positie ten opzichte van de organisaties waarmee moet worden samengewerkt. Daarmee is deze factor slechts gedeeltelijk te beïnvloeden door BZK.

Meetbare gegevens

De inzet van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en de innovatie van werkprocessen zorgen uiteindelijk voor een beter opererende overheid. Het presterend vermogen van de overheid in het algemeen is niet in meetbare gegevens uit te drukken. Het beleid wordt verder uitgewerkt en geconcretiseerd in de operationele doelstellingen. Daar zijn meerdere meetbare gegevens opgenomen die goed weergeven wat de resultaten van de inspanningen van BZK op dit terrein zijn.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
7. Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector2006200720082009201020112012
        
Verplichtingen244 274171 61789 05489 27087 91582 28081 958
        
Uitgaven130 025158 12189 22289 43887 91582 28081 958
7.1 apparaat4 4474 4303 2343 1542 9942 6762 676
        
Programma-uitgaven125 578153 69185 98886 28484 92179 60479 282
Waarvan juridisch verplicht  68 520    
        
7.2 verbeteren ICT-voorzieningen46 22145 07444 87343 22342 02737 68237 682
Waarvan juridisch verplicht  44 873    
* Bijdrage baten-lastendiensten BPR (2 777)(2 777)(2 777)(2 777)(2 777)(2 777)
        
7.3 instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen25 91754 59422 83623 28623 16022 91622 916
Waarvan juridisch verplicht  11 747    
* Bijdrage baten-lastendiensten CAS(4 680)(4 407)(4 868)(4 831)(4 759)(4 610)(4 610)
        
7.4 reisdocumenten en GBA-stelsel53 44054 02318 27919 77519 73419 00618 684
Waarvan juridisch verplicht  11 900    
* Bijdrage baten-lastendiensten BPR(15 229)(53 178)(12 300)(12 279)(12 237)(12 154)(12 154)
        
Ontvangsten58 173000000

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 7.2

Het verbeteren van de publieke dienstverlening, vergroten van de toegankelijkheid van overheidsinformatie en het verminderen van de administratieve lasten voor burgers door het realiseren van een adequate en betrouwbare ICT-infrastructuur voor de openbare sector en het innoveren van de werkprocessen binnen de overheid

motivering

Om een dienstbare overheid, minder administratieve lasten en hoogwaardige publieke dienstverlening te realiseren voert de overheid de programma’s «Vermindering regeldruk burgers» en «De elektronische overheid» uit. Door innovatie, ontwikkeling van nieuwe instrumenten en doorontwikkeling van de bestaande informatie infrastructuur wordt de overheid slagvaardiger en toegankelijker.

Dit kabinet ambieert het bereiken van merkbare verbeteringen. Primair wordt de aandacht gericht op de 10 knelpunten die door burgers en bedrijven het sterkst worden ervaren. Deze knelpunten zijn onder meer: een eenvoudige en snelle toegankelijkheid van diensten, een kwalitatief goede dienstverlening en meer vertrouwen in de burger. Doel is om in 2011 de knelpunten te hebben opgelost, minimaal een zeven te scoren voor overheidsbrede dienstverlening, en de administratieve lasten voor burgers door gemeenten met 25% verminderen.

In de «Bestuursakkoorden» en de «Verklaring tussen Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen» (18 april 2006) wordt op hoofdlijnen aangegeven hoe dit kabinet invulling wil geven aan deze ambities. Deze ambities worden vanuit de gemeenten ondersteund, zoals blijkt uit het Pamflet van de VNG «De e-overheid agenda voor gemeenten tot en met 2010». In het programma Elektronische gemeenten (EGEM) wordt gewerkt aan verbetering van de gemeentelijke dienstverlening. De Interbestuurlijke Taskforce vermindering regeldruk draagt bij aan de versnelde vermindering van regeldruk voor burgers en bedrijven op lokaal niveau.

Instrumenten

De overheid bevordert de ontwikkeling van de elektronische dienstverlening door:

Contact met de burger

• Het contactcenter overheid (CCO) zal bestaan uit een stelsel van telefonische loketten waar burgers en bedrijven terecht kunnen met al hun overheidsgerelateerde vragen. Eenvoudige vragen worden direct beantwoord, meer specialistische vragen worden doorverwezen naar het juiste loket bij de rijksoverheid, de gemeente of een uitvoeringsorganisatie. Ook moeten burgers en bedrijven hier de door de overheid aangeboden producten en diensten kunnen bestellen. De langetermijnvisie is een Multi-channelconcept. Het uitgangspunt is dat alle kanalen (internet, telefoon, balie) naar de overheid open moeten staan. In de eerste fase (2007–2008) van het programma CCO ligt de nadruk op het verbeteren van de dienstverlening via het telefonische kanaal. In 2008 zal CCO, afhankelijk van de beschikbaarheid van financiële middelen, de voorbereidingen hiervoor voortzetten. Zo zal de opgedane kennis en ervaring van de leeromgeving (9 gemeenten die hebben geëxperimenteerd met een CCO) worden ingezet bij de realisatie van het CCO bij andere gemeenten.

• Op de persoonlijke internetpagina (PIP) kan de burger eenvoudiger zaken doen met de overheid, en overheidsdiensten afnemen die passen bij de persoonlijke behoefte. In 2007 is de PIP voor een beperkte groep burgers beschikbaar. Met die opgedane ervaring wordt, afhankelijk van de beschikbaarheid van financiële middelen in 2008 de PIP voortgezet en een verdere uitbreiding gerealiseerd.

Gedeelde informatie

• Het stelsel van basisregistraties is een samenhangend geheel van basisregistraties. Elk van deze basisregistraties bestaat uit overheidsinformatie, die noodzakelijk is voor het uitvoeren van de overheidstaak. BZK is verantwoordelijk voor de ontsluiting van de gegevens in de registratie en coördinatie op het stelsel. In 2008 wordt het stelsel verder ontwikkeld en krijgt de ontsluiting vorm door een overheidsdienstenplatform: een voorziening waarmee gegevens uit de verschillende registraties op één plek kunnen worden opgehaald en meldingen van fouten verwerkt kunnen worden.

• Doel van Open Standaarden en Open Source Software is het om gegevensuitwisseling tussen ICT-systemen mogelijk te maken. In 2008 ligt de nadruk op uitvoering van de beleidsbrief (toegezegd in AO van 15 maart 2007, Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 643, nr. 90) die in het najaar van 2007 door EZ en BZK aan de Tweede Kamer wordt verstuurd.

• De bouwstenen van de e-overheid zijn vormgegeven voor en door publieke organisaties in de openbare sector. Door burgers en bedrijven wordt aangedrongen op toepassingsmogelijkheden voor een aantal van deze bouwstenen buiten de directe publiekrechtelijke taak van de overheid. In 2008 worden de condities en vormgeving van breder gebruik verder uitgewerkt.

• Architectuur bevordert de samenhang in de elektronische dienstverlening, door het ontwikkelen en bestuurlijk inbedden van richtlijnen hiervoor. In 2008 verschijnt een geactualiseerde versie van de NORA (Nederlandse Overheids Referentie Architectuur) en wordt het bestuurlijke draagvlak voor de NORA vergroot. Doel van de NORA is referentie te bieden voor architectuur e-overheid en om consistentie van de architectuur van e-dienstverlening te borgen.

Veilig en betrouwbaar

• DigiD groeit in 2008 uit tot een volwaardige infrastructuur voor elektronische identificatie en authenticatie. Een gemeenschappelijke machtigings- en vertegenwoordigingsvoorziening (GMV) zal (verder) worden ontwikkeld. Deze voorziening faciliteert burgers om zich op elektronische wijze te laten vertegenwoordigen.

• De elektronische Nederlandse Identiteitskaart (eNIK) is een uitbreiding van de bestaande identiteitskaart met elektronische functionaliteiten. Met de eNIK kan elektronische identificatie plaatsvinden, kunnen berichten worden versleuteld en kan een elektronische handtekening worden gezet. Nadat in 2007 de technische en organisatorische voorzieningen voor de eNIK zijn afgerond, zullen in 2008 verschillende gebruiksproeven plaatsvinden. Indien deze gebruiksproeven goed verlopen zal een wetsvoorstel worden ingediend om deze functionaliteit te kunnen gebruiken.

• In 2008 wordt het Meldpunt ID-fraude als pilot opgezet, met als taken het registreren en doorgeleiden van meldingen, het beantwoorden van individuele en algemene vragen en het doen van analyses over aard en omvang.

• De basisvoorziening Internetstemmen is een generiek multifunctioneel inzetbare internet-stembouwsteen.

• Informatiebeveiliging vergt constante aandacht. In 2008 wordt verder ingezet op bewustwording van management en wordt ondersteuning gegeven aan initiatieven op het gebied van standaardisatie van methoden en technieken voor de publieke sector.

Persoonsgegevens

• Het Register Niet-ingezetenen (RNI) staat voor een basisregistratie van personen die niet zijn ingezeten in Nederland, maar die wel een relatie onderhouden met de Nederlandse overheid. RNI gaat samen met de gemoderniseerde GBA, een registratie van personen vormen die in het bezit zullen zijn van een BSN. Nadat in 2007 de besluitvorming over het budget, de inrichting en opzet van het RNI is afgerond kan het wetgevingstraject starten. Bij groen licht zal in 2008 de nadruk komen te liggen op de ontwikkeling van het RNI-systeem.

• Persoonsinformatiebeleid moet een evenwicht tussen uiteenlopende belangen waarborgen. In 2008 zullen ontwikkelingen nader bestudeerd worden: het cumulatieve effect van gegevensuitwisselingen, de kansen die ICT biedt en hoe het inzage- en correctierecht van de burger beter ondersteund kan worden.

Het bevorderen van transparantie

• In 2008 wordt het wetsvoorstel hergebruik overheidsinformatie aangeboden aan de Tweede Kamer. Met deze aanvulling van de Wet Openbaarheid van Bestuur worden regels gesteld over het kostenregime bij verstrekking en hergebruik van overheidsinformatie.

• Geo-informatie is informatie over een locatie. Veel geo-informatie is in handen van overheidspartijen en is daarmee overheidsinformatie. Het is bovendien een verbindende schakel van een aantal basisregistraties. In samenwerking met andere overheden worden in 2008 eventuele (bestuurlijke) belemmeringen voor ontsluiting van geo-informatie in kaart gebracht en naar oplossingen gezocht.

• In 2008 staan de vergunningen, bekendmakingen en decentrale regelgeving bij minimaal een derde van alle gemeenten, provincies en waterschappen op internet.

Reductie administratieve lasten voor burgers: meer aandacht voor merkbare resultaten

• In de huidige kabinetsperiode worden de administratieve lasten verminderd van de top 10 knelpunten waar de burger het meeste last van heeft. In 2008 worden de eerste resultaten bereikt. Nieuwe formulieren worden begrijpelijk gemaakt, er is een handleiding beschikbaar voor de afhandeling van bezwaarschriften en gemeenten kunnen de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen geautomatiseerd uitvoeren.

• Via het meldpunt «Last van de overheid» en communicatie met de burgerbelangenorganisaties en burgerpanels zal een continue dialoog met de burger worden gevoerd. De problemen van burgers die binnenkomen via het Meldpunt «Last van de overheid», de Kafkabrigade en casusadoptie zullen ook in 2008 zoveel mogelijk worden opgelost.

• De bestuursakkoorden geven inhoudelijk invulling aan de 25% administratieve lastenverlichting bij gemeenten. De voortgang van de uitvoering van de bestuursakkoorden wordt jaarlijks gemonitord. In het kader van het Uitvoeringsprogramma zijn in samenwerking met de VNG de modelverordeningen in 2008 doorgelicht en vereenvoudigd. In datzelfde kader worden gemeenten juridisch en inhoudelijk ondersteund bij het terugdringen van de administratieve lasten. Het aantal soorten aan te vragen vergunningen bij gemeenten neemt in 2008 verder af.

Regie e-overheid/ontwikkelingen samen met andere overheden

• In de Regiegroep Dienstverlening en e-overheid zijn alle overheden op bestuurlijk niveau vertegenwoordigd. De Staatssecretaris van BZK is in 2008 voorzitter van deze regiegroep, waar de invoering van de e-overheid bij alle overheden wordt geagendeerd.

• De i-Teams ondersteunen de andere overheden bij de invoering van de elektronische overheid (e-overheid) op maat. Dit wordt bereikt door het opstellen van bestuurlijk geaccordeerde realisatieplannen. In 2008 zullen steeds meer realisatieplannen kunnen worden vastgesteld door bestuurders.

• Voor de toekenning van middelen uit de € 104 mln. op de Aanvullende Post, aan projectvoorstellen in het kader van de e-overheid, werkende Ministeries van EZ en BZK de toekenningscriteria en de goedkeuringsprocedures uit.

Meetbare gegevens

IndicatorenBasiswaarde 2007Streefwaarde 2008 Streefwaarde 2009 Streefwaarde 2010Streefwaarde 2011 Streefwaarde 2012
1. het aantal gemeenten dat ten minste één relevante categorie vergunningen integraal op internetontsluit100150    
Bron: overheid.nl monitor (www.advies.overheid.nl)
2. vermindering van de administratieve lasten gemeenten(netto)0%  25%  
Bron:voortgangsrappo rtage AL
3. score op kwaliteitdienstverlening    7 (uit 10) 
Bron: pm
4. Oplossen 10 knelpunten    10 uit 10 opgelost 
Bron:voortgangsrappo rtage AL
5. vermindering/afname gegevensuitvraag aan burgers    25% 
Bron:monitor dienstverlening op basis van eenmalige gegevensverstrekking

Toelichting

Het oplossen van 10 knelpunten gaat over de knelpunten die zijn weergegeven in het beleidsprogramma onder speerpunt 69.

Operationele doelstelling 7.3

Optimaliseren en instandhouden van bestaande overheidsbrede ICT-voorzieningen, alsmede het gebruik hiervan bevorderen

Motivering

De overheid moet zorgen dat de toegang tot haar informatie, het behoud van de aanwezige kennis en de veiligheid van de aangeboden voorzieningen altijd kan worden gewaarborgd.

Instrumenten

Een aantal overheidsbrede voorzieningen wordt structureel beheerd door de Gemeenschappelijke Beheerorganisatie voor de overheid (GBO.Overheid). Zij richt zich op het beheer en bevordering van het gebruik van deze voorzieningen en is hiermee van groot belang voor de continuïteit en de toegankelijkheid van overheidsinformatie, de kennisuitwisseling en het waarborgen van de veiligheid van de aangeboden voorzieningen die deel uitmaken van de e-overheid. Het streven is hierbij om de prestaties te optimaliseren en het gebruik te bevorderen.

De volgende voorzieningen zijn opgenomen in GBO.Overheid:

• GOVCERT.nl, het Computer Emergency Response Team van de Nederlandse overheid ondersteunt de overheid bij preventie en afhandeling van ICT-gerelateerde veiligheidsincidenten.

• PKI-overheid, de Public Key Infrastructure stelt de overheid in staat betrouwbaar elektronisch te kunnen communiceren binnen en met de Nederlandse overheid.

• OverheidsTransactiePoort (OTP) is een generieke gemeenschappelijke infrastructuur die de elektronische communicatie, op basis van eenmalig aan te leveren informatie, tussen bedrijfsleven en burgers enerzijds en overheden anderzijds ondersteunt en bevordert.

• DigiD is de centrale publieke voorziening voor overheidsinstellingen om de identiteit te verifiëren van de klanten die gebruik maken van haar elektronische diensten.

• Secretariaat Forum en College Standaardisatie bevordert het gebruik van zo veel mogelijk (open) standaarden voor de gegevensuitwisseling tussen overheden, burgers en bedrijven waardoor gegevens door meerdere partijen kunnen worden gebruikt.

De toegang tot overheidsinformatie – in de vorm van het beheer van de (elektronische) wettenbank, officiële publicaties1 en de (samenwerkende) productencatalogi – is belegd bij het programma overheid.nl van de stichting ICTU.

Meetbare gegevens

IndicatorenBasiswaarde 2007Streefwaarde 2008Streefwaarde 2009Streefwaarde 2010Streefwaarde 2011Streefwaarde 2012
1. GOVCERT.nl777777
Bron: kwaliteitsindex Govcert.nl door GBO.overheid
Overheid.nl777777
Bron: overheid.nl monitor door ICTU/overheid.nl      

Toelichting

Voor de programma’s GOVCERT.nl en overheid.nl is een kwaliteitsindex ontwikkeld waarbij – onder andere – gebruik en klanttevredenheid worden gemeten. Het streven is voor elk van deze voorzieningen een constant kwaliteitsniveau te realiseren van tenminste 7 op een schaal van 10. Dit streven wordt als voldoende ambitieus beschouwd omdat de wensen en eisen van gebruikers en het aantal en de vorm van de te leveren diensten jaarlijks toenemen. Het realiseren van een 7 op een schaal van 10 geeft aldus een kwaliteitsverbetering weer. GBO.Overheid neemt in 2008 aanvullende kwaliteitsindicatoren in gebruik.

Operationele doelstelling 7.4

Het instandhouden en optimaliseren van de reisdocumentketen en het stelsel van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) zoals neergelegd in de Paspoortwet en de wet GBA

Motivering

Het GBA-stelsel en de reisdocumentenketen zijn belangrijke maatschappelijke basisvoorzieningen. De GBA, waarin de persoonsgegevens van ingezetenen van Nederland worden vastgelegd, is nodig om het openbaar bestuur te kunnen laten functioneren. De gegevens worden beschikbaar gesteld aan gebruikers die deze nodig hebben voor het uitvoeren van hun wettelijke of maatschappelijke taak.

De reisdocumentenketen biedt burgers de mogelijkheid te reizen en zich te identificeren door middel van het voorzien in paspoorten en identiteitskaarten.

De verantwoordelijkheid voor het beheer en ontwikkeling van deze beleidsterreinen ligt binnen BZK bij het agentschap Basisadministratie,Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR). Daadwerkelijke uitvoering van de inschrijving in de GBA en het aanvragen en uitreiken van reisdocumenten ligt bij de gemeenten en paspoortuitgevende instanties. Prioriteit voor 2008 ligt bij de veiligheid van de GBA- en reisdocumentenketen, het terugdringen van het aantal gestolen en vermiste reisdocumenten en het invoeren van de gemoderniseerde GBA.

Instrumenten

GBA

• De modernisering van de GBA heeft als doel om beter aan te sluiten bij de wensen van gebruikers en de ontwikkeling van de GBA tot de basisregistratie voor authentieke persoonsgegevens1. De GBA-wet en het GBA-besluit worden als gevolg hiervan vernieuwd. De vernieuwde GBA-wet zal als Wet basisregistratie personen in 2008 bij de Tweede Kamer worden ingediend.

• De in 2007 partieel aangepaste auditsystematiek wordt, zoals aangekondigd, verder herzien en aangepast aan de modernisering van de GBA. De meting van de kwaliteit van de uitvoering door gemeenten van de wet GBA wordt daarmee verbeterd. Belangrijk is de aanpassing op de nieuwe Burgerzakensystemen, het decentrale deel van de GBA. In de tussentijd worden de gemeenten geaudit met de reeds op onderdelen per 1 juli 2007 vernieuwde auditsystematiek.

• In navolging van de afspraken die Nederland op 11 oktober 2006 heeft gemaakt met Bonaire, Sint Eustatius en Saba (de BES) over de nieuwe staatkundige positie van deze drie eilanden, wordt onderzocht of en op welke wijze de bevolkingsadministratie van de 3 eilanden verdere aansluiting krijgt bij het GBA-stelsel.

Reisdocumentenketen

• In 2008 wordt, als onderdeel van het reisdocumentenprogramma, de invoering van de vingerafdrukken in de Nederlandse reisdocumenten voorbereid. De vingerafdrukken moeten op grond van een verordening van de Europese Unie voor 28 juni 2009 worden ingevoerd. Tevens wordt de vernieuwing in gang gezet van de voorzieningen die de uitgevende instanties nodig hebben voor het aanvragen en uitgeven van de reisdocumenten. Vanaf 1 januari 2009 is de uitrol van deze voorzieningen gepland.

• Begin 2008 wordt het wetsvoorstel voor aanpassing van de Paspoortwet voor een Online Raadpleegbare Reisdocumentenadministratie (ORRA) en de opname van vingerafdrukken in de reisdocumentenadministratie bij de Tweede Kamer ingediend. Vooruitlopend op een eventuele invoering van de ORRA wordt in 2008 het bestaande Basisregister Reisdocumenten vernieuwd. Het Basisregister Reisdocumenten is verankerd in artikel 4a van de Paspoortwet. Parallel aan de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel voor de ORRA wordt een aanvang gemaakt met het ontwikkelen van de nieuwe reisdocumentenadministratie, zodat de ORRA operationeel kan zijn als de wetswijziging door het parlement is aanvaard.

• De verbeterde aanpak voor het terugdringen van het aantal vermiste en gestolen reisdocumenten is ontwikkeld om misbruik van reisdocumenten waar mogelijk te voorkomen, aan te pakken en de groei van het aantal vermiste en gestolen reisdocumenten2 terug te dringen. Het ingezette verscherpte beleid inzake de toepassing van het bestaande instrument van paspoortweigering bij vermoeden van misbruik met reisdocumenten (bij circulaire bekend gesteld aan uitgevende instanties) en de uitkomsten van een pilot naar de aanpak in de keten gemeenten, politie en justitie van personen die veelvuldig hun reisdocument vermissen, leiden er toe dat in 2008 een aanpassing van de Paspoortwet zal worden voorbereid. Deze aanpassing zal in ieder geval betrekking hebben op het uitbreiden van de wettelijke mogelijkheden tot weigering van paspoorten in geval van veelvuldige vermissing en misbruik van reisdocumenten.

Meetbare gegevens

IndicatorenBasiswaarde 2007 Streefwaarde 2008 Streefwaarde 2009 Streefwaarde 2010Streefwaarde 2011 Streefwaarde 2012
1. Percentage van de gemeenten dat in één keer slaagt voor GBA-audit (Basiswaarde is 33% in 2004; streefwaarde is 65%)65%65%65%65%65%65%
Bron: BZK/BPR.      

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

>OnderzoeksonderwerpNr. AD of ODA. StartB. AfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingInformatiebeleid Openbare Sector en administratieve lasten reductie voor burgersOD 7.2 en 7.3A: 2010B: 2010 
 Stelsel van reisdocumenten en GBA7.4A. 2010B: 2010 
Overig evaluatieonderzoekVoortgang reductie administratieve lasten (gemeenten)7.2A: 2008B: 2009 
 Monitor dienstverlening op basis van eenmalige gegevensverstrekking7.2A: 2008B: 2009 
 e-overheid voortgangsrapportage7.2A: 2008B: 2008 
 Overheid.nl monitor7.2A: 2008B: 2009www.overheid.nl
 Kwaliteitsmeting beheerprogramma’s7.3A: 2008B: 2009 
 Score kwaliteitdienstverlening7.2A: pmB: pm 
 Evaluatie prijsbevriezing NIK7.4A: 2007B: 2007 

3.11 Arbeidszaken overheid (artikel 10)

Algemene beleidsdoelstelling

Ervoor zorgen dat de inzet van arbeid in de openbare sector bijdraagt aan meer respect en meer legitimiteit en betere prestaties van overheidsorganisaties

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Betere prestaties van overheidsorganisaties moeten direct merkbaar zijn voor de burgers, bijvoorbeeld in de vorm van een snellere en vriendelijker behandeling aan het – elektronische – loket, voldoende politieagenten op straat, genoeg handen aan het bed en gediplomeerde en gemotiveerde leraren/onderwijzers voor de klas. Aandacht voor en beleid ten aanzien van arbeidsvoorwaardenvorming en arbeidsmarkt draagt bij aan het aantrekken van voldoende en goed geschoolde ambtenaren en aan een divers samengesteld ambtenarenapparaat. Divers samengestelde overheidsorganisaties, die in hun functioneren nadrukkelijk waarden hanteren als transparantie, integriteit, klantoriëntatie en kostenbewustzijn, dragen bij aan de legitimiteit van het overheidshandelen en aan meer respect voor overheidsorganisaties en haar werknemers. Meer aandacht voor de kwaliteit van de bedrijfsvoering van overheidsorganisaties (waaronder de vermindering van de interne bureaucratie) draagt bij aan zowel betere publieke prestaties als aan een efficiënter gebruik van belastinggelden.

Verantwoordelijkheid van de minister

De minister van BZK is verantwoordelijk voor:

• het vaststellen van de arbeidsvoorwaardelijke ruimte;

• het formuleren van speerpunten bij de arbeidsvoorwaardenvorming;

• het onderhouden van het betreffende systeem/overlegstelsel binnen de openbare sector;

• het bevorderen van integriteit en transparantie binnen de openbare sector;

• de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel tegen verantwoorde loonkosten;

• een zo divers mogelijk samengesteld ambtenarenapparaat.

Externe factoren

Behalen van deze algemene doelstelling hangt af van:

• loonontwikkeling in de markt;

• opleidingsniveau van werkzoekenden;

• financieringsmethodieken of andere prikkels tot beperking arbeidsvraag;

• imago ontwikkeling van de overheid als gevolg van politiek/media;

• bereidheid binnen de openbare sector om zich te verbeteren;

• personele afslanking in een enkele overheidssector.

Meetbare gegevens

Respect, legitimiteit en de prestaties van overheidsorganisaties zijn lastig te meten met meetbare gegevens. Op het niveau van de algemene doelstelling zijn geen meetbare gegevens beschikbaar. Op het niveau van de operationele doelstellingen worden meerdere meetbare gegevens geformuleerd, die goed weergeven wat de uitkomsten van de inspanningen van BZK zijn.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
10. Arbeidszaken Overheid2006200720082009201020112012
Verplichtingen66 295112 81499 30088 28753 21752 20152 201
        
Uitgaven65 928112 81499 30088 28753 21752 20152 201
10.1 apparaat11 92310 71610 44810 1869 6778 6618 661
        
Programma-uitgaven54 005102 09888 85278 10143 54043 54043 540
Waarvan juridisch verplicht0081 6180000
        
10.5 uitkeringsregelingen44 28794 00377 20366 53132 02632 02632 026
Waarvan juridisch verplicht  77 203    
        
10.6 randvoorwaarden sectoren/overheid9 718000000
Waarvan juridisch verplicht  0    
        
10.7 vergroten aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever 5 9096 5656 4866 4306 4306 430
Waarvan juridisch verplicht  4 357    
        
10.8 verbeteren kwaliteitdienstverlening 1 1975 0845 0845 0845 0845 084
Waarvan juridisch verplicht  58    
        
10.9 verbeteren kwaliteitbedrijfsvoering 98900000
Waarvan juridisch verplicht  0    
        
Ontvangsten2 0871 500820820820820820

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 10.7

Voldoende aanbod van goed gekwalificeerd overheidspersoneel en een divers samengesteld overheidsapparaat door het (binnen de gestelde financiële grenzen) bevorderen van de aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever, de arbeidsproductiviteit en de arbeidsparticipatie

Motivering

De toenemende arbeidsmarktkrapte, mede als gevolg van de vergrijzing, kan al op vrij korte termijn leiden tot productieproblemen en daarmee tot een overheid die haar taken niet meer optimaal kan vervullen. De openbare sector is van oudsher zeer arbeidsintensief. Door de toenemende vraag naar kwalitatief hoogwaardige diensten en de nog steeds te beperkte productiviteitswinst door ICT e.d. is een gericht arbeidsmarktbeleid noodzakelijk om de voorziene – kwantitatieve en kwalitatieve – problemen het hoofd te kunnen bieden. De overheid dient zich op deze krapper wordende arbeidsmarkt te onderscheiden als een aantrekkelijke werkgever. Arbeidsinhoud en arbeidsvoorwaarden (primaire en secundaire) zijn daarbij sleutelbegrippen. Om de kwaliteit en de aanvaardbaarheid van het overheidsbeleid te verhogen, is het van belang om ook de diversiteit in het personeelsbestand overheidsbreed te vergroten.

Er zullen maatregelen moeten worden getroffen om de volgende problemen het hoofd te bieden:

A) dreigende tekorten op de arbeidsmarkt;

B) tekortkomingen in kwalitatieve zin van het personeel binnen de openbare sector;

C) te beperkte diversiteit in de personeelssamenstelling.

Instrumenten

A) Bevorderen van de aanwezigheid van voldoende en gekwalificeerd personeel:

• specifieke knelpunten signaleren en oplossingen of instrumenten aandragen (arbeidsmarktbeleid);

• sectoren stimuleren om het arbeidsvoorwaardenpakket aantrekkelijk/uitdagend te maken ondermeer door het pakket meer af te stemmen op individuele preferenties en prestaties;

• sectoren stimuleren om arbeidsuitval tegen te gaan ondermeer door het vergroten van functieflexibiliteit, leeftijdsbewust personeelsbeleid en een verdere vergroting van de activerende werking van de sociale zekerheidsarrangementen;

• sectoren stimuleren om de arbeidsproductiviteit te vergroten ondermeer door «slimmer werken».

B) Bevorderen van diversiteit in het personeelsbestand:

• sectoren stimuleren om meer vrouwen in dienst te nemen, met name ook in topposities;

• sectoren stimuleren om meer allochtonen in dienst te nemen en doorstroming naar hogere posities te bevorderen;

• sectoren stimuleren om ook meer oudere medewerkers in dienst te nemen.

C) Bevorderen van kostenbeheersing/beperking:

• bevorderen van een verantwoorde loonontwikkeling;

• bevorderen van de betaalbaarheid van pensioenen;

• beperking van arbeidsuitval door ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid, vervroegde uittreding en een doelmatige toepassing van re-integratiemaatregelen;

• verminderen van ondoelmatigheid (bijvoorbeeld het terugdringen van overhead binnen de openbare sector).

Voor het onder A, B en C gestelde worden onder meer de volgende concrete acties uitgevoerd:

• verduidelijken van de bestuurlijke verhoudingen tussen de coördinerende minister en de verschillende sectoren door middel van bestuurlijke afspraken;

• sturen via de toedeling van de arbeidsvoorwaardenruimte;

• formuleren van speerpunten ten behoeve van het CAO overleg);

• overreding via bestuurlijk overleg;

• waarneming bij de CAO-overleggen in de sectoren;

• bevorderen van afstemming tussen sectoren (o.a. door de subsidiëring van het Verbond Sectorwerkgevers Overheid);

• in stand houden van een adequaat overlegstelsel (o.a. door de subsidiëring van de Stichting Verdeling Overheidsbijdragen en de Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel);

• ontwikkelingen in de openbare sector inzichtelijk maken op sectoraal niveau (onder meer via de Trendnota Arbeidszaken Overheid en een nog te ontwikkelen diversiteitindex).

Meetbare gegevens

Indicatoren200720082009201020112012
1. Percentage allochtonen in het personeelsbestand van de publieke sector Doel: stijging van 50% tussen 2007 en 20115,76,26,87,48,08,5
Bron:CBS 2006 (gegevens 2004)
2. Percentage topfuncties in de publieke sector ingevuld door vrouwen222426283030
Bron ABP (gegevens 2005)
3. Percentage vrouwen in de nieuwe instroom voor de overige functies   50  
Bron: Personeels en mobiliteitsonderzoek (2006)

Toelichting

• Indicator 2: de gegevens over 2006 zijn nog niet beschikbaar (de meest recente gegevens zijn als voorlopig uitgangspunt genomen, m.a.w. het betreffen voorlopige cijfers die aangepast gaan worden).

• Indicator 3: Het gemiddelde van de publieke sector is in 2006 56%, alleen specifieke sectorafspraken kunnen hier van toepassing zijn.

• Indicator 1, 2 en 3: Gegeven de huidige verschillen in bezetting in sectoren en het aanbod waarover een sector kan beschikken, kunnen per sector afwijkende afspraken worden gemaakt. Een voorbeeld, in sommige beroepsgroepen bestaat meer dan de helft van functies uit vrouwen, maar daarbij is ook vaak de populatie (het aanbod) overwegend vrouwelijk.

Kengetallen2006200720082009201020112012
1. Percentage uitstroom naar inactiviteit in groep 50+ werknemers 666654
Bron: UWV, VUT-fonds, Kerngegevens Overheid
Driejarig gemiddelde afwijking loonontwikkeling overheid ten opzichte van de markt in procenten; – 0.100000
Bron: CPB
3. Verhouding actieven/inactieven Indexcijfer ontwikkeling verhouding inactieven (arbeidsongeschikt, ziek werkeloos) 969084797470
Bron: Kerngegevens, UWV       

Toelichting

Betreft het gemiddelde over alle sectoren

Operationele doelstelling 10.8

Het bevorderen van klantoriëntatie, integriteit, transparantie/rekenschap en kostenbewustzijn van overheidsorganisaties en het bevorderen van een meer respectvolle behandeling van overheidsdienaren

Motivering

De legitimiteit van de overheid is de afgelopen jaren zo sterk onder druk komen te staan dat naast impulsen ter versterking van de democratische legitimering ook de organisaties binnen de openbare sector zelf actief moeten meewerken aan het herstel van dit vertrouwen door aandacht voor specifieke aspecten in de bedrijfsvoering. Daarnaast worden overheidsdienaren in het maatschappelijke verkeer te vaak te weinig respectvol behandeld. Er zullen maatregelen worden genomen om de volgende problemen het hoofd te kunnen bieden:

a) onvoldoende gerichtheid op de klant;

b) niet integer handelen;

c) geringe transparantie en rekenschap in de bedrijfsvoering;

d) omvangrijke bureaucratie en beperkt kostenbewustzijn;

e) gebrek aan respect voor overheidsdienaren en beperkte trots van diezelfde overheidsdienaren.

Instrumenten

A) Bevorderen van klantoriëntatie:

• bevorderen van het gebruik van kwaliteitshandvesten;

• bevorderen van het gebruik van klanttevredenheidsonderzoek (waaronder «mystery guests»).

B) Bevorderen van integriteit binnen de openbare sector:

• bevorderen van het gebruik van integriteitprotocollen;

• bevorderen van het gebruik van integriteitscans.

C) Bevorderen van transparantie/rekenschap:

• bevorderen codificatie van organisaties binnen de openbare sector;

• bevorderen van het gebruik van kwaliteitshandvesten (zie ook onder bevorderen van klantoriëntatie);

• bevorderen van het gebruik van integriteitprotocollen (zie ook onder bevorderen integriteit);

• bevorderen openbaarheid topinkomens;

• bevorderen van prestatievergelijking;

• bevorderen van tevredenheidonderzoek (medewerkers/klanten en stakeholders).

D) Verminderen van bureaucratie en vergroten kostenbewustzijn:

• bevorderen vermindering overbodig toezicht;

• bevorderen vermindering administratieve lasten van de professional;

• bevorderen van prestatievergelijking op thema’s als overhead e.d.

E) Bevorderen van respect en trots:

• bevorderen dat organisaties in de publieke dienst agressie en geweld tegen hun werknemers aanpakken;

• bevorderen dat er beroepscodes voor werknemers in de openbare sector komen.

Voor het onder A, B en C gestelde worden onder meer de volgende meer concrete acties uitgevoerd:

• beschikbaar stellen van diverse laagdrempelige analyse-instrumenten;

• beschikbaar stellen van voorbeelden (modellen/codes/protocollen, best practices e.d.);

• kennis- en informatieoverdracht (benchmarkgaming, diverse internetsites, leerplatforms).

Voor het onder D gestelde worden onder meer de volgende meer concrete acties uitgevoerd:

• vaststellen van feitelijke situatie (onderzoek);

• concrete voorstellen formuleren;

• promoten/beschikbaar stellen van de betreffende voorstellen.

Voor het onder E gestelde gaat het om de volgende concrete acties:

• tot stand brengen van beroepscodes voor werknemers in de openbare sector;

• uitvoering van het programma Veilige publieke dienst.

Meetbare gegevens

IndicatorenBasiswaarde 2006 Streefwaarde 2007 Streefwaarde 2008 Streefwaarde 2009Streefwaarde 2010 Streefwaarde 2011Streefwaarde 2012
1. het percentage organisaties in de openbare sector (cf WOPT) dat melding maakt over topinkomens50909294949595
Bron:jaarlijkse rapportage aan de Kamer
2. Toename in procentpunten van het aantal organisaties in de openbare sector dat benchmarkt5222466
Bron:handboek prestatievergelijking
3. Toename in procentpunten van het aantal organisaties in de openbare sector dat haar medewerkertevre- denheid meet25555555
4. Toename in procentpunten van het aantal organisaties in de openbare sector dat haar klanttevredenheid meet20233333
5. Toename in procentpunten van het aantal organisaties in de openbare sector dat kwaliteitshandvesten gebruikt1555101515
Bron:Website kwaliteitshandvesten
6. Toename in procentpunten van het aantal organisaties in het openbare sector dat integriteitschendingen registreert10102020201010
Bron: pm.

Operationele doelstelling 10.5

Uitvoeren van pensioenregelingen van Nederlandse ambtenaren uit de (voormalige) overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen en het uitvoeren van een tijdelijke maatregel i.v.m. het koopkrachtverlies als gevolg van het afbouwen of afkopen van de tegemoetkoming in de ziektekosten van gepensioneerden van 65 jaar en ouder

Motivering

De verantwoordelijkheid voor de pensioenen van Nederlandse ambtenaren uit de (voormalige) overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen liggen van oudsher bij het ministerie van BZK. Het gaat hierbij om de verantwoordelijkheid voor het onderhoud en het beheer van de regelingen en het adequaat uitbetalen van de uitkeringen. Het uitkeren van de pensioenen zelf is uitbesteed aan de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP). Met de inwerkingtreding van de zorgverzekeringswet (Zvw) is het onderscheid tussen ziekenfonds en particulier verzekerden komen te vervallen. Daarmee verviel voor het kabinet en de sociale partners de ratio om gepensioneerde ambtenaren tegemoet te komen in de ziektekosten. De Tweede Kamer en het kabinet zijn van mening dat de afbouw geleidelijker en evenwichtiger vorm gegeven moet worden. Met het Besluit tijdelijke compensatie koopkrachtverlies postactieve ambtenaren Zorgverzekeringswet wordt beoogd de inkomenseffecten geleidelijker en evenwichtiger te laten verlopen.

Instrumenten

• Inhoudelijke en beleidsmatige ondersteuning van de SAIP.

• Het beschikbaar stellen van voldoende middelen voor het kunnen uitvoeren van de betreffende werkzaamheden en voor het kunnen uitbetalen van de uitkeringen.

• Een tijdelijke compensatiemaatregel voor het geleidelijker en evenwichtiger laten verlopen van de inkomenseffecten als gevolg van de afbouw of afkoop van de tegemoetkoming in de ziektekosten voor 65 plussers.

Meetbare gegevens

Voor deze operationele doelstelling zijn geen meetbare gegevens beschikbaar. Het betreft hier alleen de uitvoering van een regeling op basis waarvan een bepaalde groep mensen aanspraak kan maken op een geldsom.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

>OnderzoeksonderwerpNr. AD of ODA. StartB. AfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingHet bevorderen van klantoriëntatie, integriteit en transparantie van publieke diensten t.b.v. het verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening door overheidsorganisaties10.7 en 10.8A: 2011B: 2011 
     
Overige evaluatiesSectorenmodel10.07A: 2008B: 2008 
 Wijziging van de ambtenarenwet (integriteit)10.8A: 2007B: 2007 
 Subsidie CAOP10.07A: 2008B: 2008 

3.12 Kwaliteit Rijksdienst (artikel 11)

Algemene beleidsdoelstelling

Het bevorderen van de kwaliteit van het personeel, het management en de organisatie van het Rijk en de informatievoorziening binnen het Rijk

Omschrijving van de samenhang in het beleid

«Niet stelsels en systemen, maar mensen en hun mogelijkheden dienen centraal te staan in het denken van de overheid. De overheid moet vertrouwen geven, ruimte laten, en mensen toerusten om volwaardig te participeren en verantwoordelijkheden te dragen. De menselijke maat is daarbij leidraad en kwaliteit staat centraal.» Deze gedachte uit het coalitieakkoord geeft ook richting aan de werving, selectie en ontwikkeling van personeel en management van het Rijk. Een ruime uitwisseling tussen departementen onderling en tussen het Rijk en andere overheden en maatschappelijke organisaties is daarbij cruciaal, met een goede balans tussen flexibiliteit en continuïteit. Prioriteit hebben het organiseren en benutten van diversiteit: van leeftijd, geslacht en culturele achtergrond.

Verantwoordelijkheid van de minister

De minister van BZK is verantwoordelijk voor:

• het rijksbrede personeelsbeleid en de bijbehorende kaderstelling;

• organisatie- en informatiebeleid;

• de primaire arbeidsvoorwaarden van de sector Rijk;

• de uitvoering van het werkgeverschap van de topmanagementgroep.

Externe factoren

• Behalen van deze doelstelling hangt af van het volgende:

• draagvlak bij het management en de medewerkers van de rijksoverheid;

• specifieke steun en instemming van de centrales van overheidspersoneel voor het personeelsbeleid;

• positie van het Rijk op de arbeidsmarkt, waar schaarste aan talent ontstaat;

• ontwikkelingen in de taken van de rijksoverheid;

• technologische ontwikkelingen.

Meetbare gegevens

De kwaliteit van het personeel, het management, de organisatie en informatievoorziening van het Rijk betreft in sterke mate het intern functioneren van het Rijk. Kwaliteit is een breed begrip dat nader uitgewerkt wordt in de operationele doelstellingen. Daar zijn diverse gegevens opgenomen die iets zeggen over concrete prestaties op dit terrein.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
11. kwaliteitRijksdienst2006200720082009201020112012
Verplichtingen124 45276 87648 80248 53748 03047 21847 218
Waarvan garantieverplichtingen 70060850843437974
        
Uitgaven122 20976 87648 80248 53748 03047 21847 218
11.1 apparaat13 50312 72010 17010 1039 6108 6368 636
        
Programma-uitgaven108 70664 15638 63238 43438 42038 58238 582
Waarvan juridisch verplicht  25 882    
        
11.2 professioneel topmanagement11 07516 30715 13014 77714 77714 77714 777
Waarvan juridisch verplicht  13 967    
        
11.5 garantieregelingen       
Waarvan juridisch verplicht       
        
11.6 goed functionerend personeel76 25123 58613 46014 31314 36614 52814 528
Waarvan juridisch verplicht  5 055    
        
11.7 goed functionerende organisatie2 5358 0313 0682 3702 3032 3032 303
Waarvan juridisch verplicht  0    
        
11.8 goed functionerende informatie voorziening en HRM-functie18 845000000
Waarvan juridisch verplicht 0     
        
11.9 kwaliteit informatievoorzieningRijk 7 5906 6356 6356 6356 6356 635
Waarvan juridisch verplicht  6 635    
        
11.10 bevorderen kwaliteitHRM-functie 8 642339339339339339
Waarvan juridisch verplicht  225    
        
Ontvangsten19 1518 350367367367367367

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 11.2

Het bevorderen van de kwaliteit van het management van het Rijk

Het Rijk beschikt nu en in de toekomst over kwalitatief hoogwaardig management, dat vorm en inhoud geeft aan de invulling van de taken en opdrachten van het Rijk voor het oplossen van de maatschappelijke vraagstukken.

Motivering

Voor vernieuwing van de overheid én voor het borgen van haar kwaliteit is de ontwikkeling van een compacte en bevlogen ambtelijke leiding van wezenlijk belang. Het zijn vooral leidinggevenden die in het spanningsveld tussen veilige gewoonten en vooruitstrevende inzichten ruimte moeten scheppen voor vernieuwing. Zij zetten de toon voor cultuur en werkwijzen van organisaties. Zij vertalen politieke opdrachten in concrete acties en zijn verantwoordelijk voor de inzet van mensen en middelen. Zij zijn gezichtsbepalende vertegenwoordigers van de overheid in maatschappelijke netwerken. En zij zijn met hun contacten en inhoudelijke kennis belangrijke adviseurs van de politiek.

Partners in de afzonderlijke organisatieonderdelen van het Rijk en Bureau Algemene Bestuursdienst (ABD) werken samen in het management development (MD) in dienst van het Rijk. Daartoe investeren zij in de optimale verbinding tussen ontwikkelingen om en in het Rijk en talenten en drijfveren van leidinggevenden.

In 2008 zal in de samenwerking tussen Bureau ABD en de MD-professionals op de departementen, aan een nieuw evenwicht worden gewerkt. Bureau ABD is primair verantwoordelijk voor de kwaliteit op de meest strategische posities bij het Rijk, vandaag en in de toekomst. Van daaruit investeert Bureau ABD in de samenwerking in het MD op alle posities: in het bijzonder ten behoeve van de ontwikkeling van talent van schaal 10 tot en met 19.

Professioneel MD investeert in het concernbrede zicht op talent en levert specifieke ontwikkeltrajecten voor managers. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar een evenredige deelname van vrouwen en van personen met een multiculturele identiteit.

Instrumenten

• In het licht van organisatieontwikkelingen en hervormingen van de rijksoverheid adviseren bij de werving, selectie en ontwikkeling van managers op strategische posities. Basis is de ABD-schouw 2008: de inventarisatie van de behoefte aan managers en de kwaliteit en het ontwikkelingspotentieel van aanwezige managers;

• Uitvoeren van het diversiteitbeleid: evenredige vertegenwoordiging van vrouwen en leidinggevenden met een multiculturele achtergrond, en het langer behouden van ervaren krachten met het oog op georganiseerde kennisoverdracht en coaching in een krimpende organisatie;

• Uitvoeren van de rol van werkgever voor de topmanagementgroep, daar waar het gaat om de aspecten benoeming, arbeidsvoorwaarden en ontslag;

• Verbinden van departementale MD-programma’s; verbeteren MD-kennisinfrastructuur en organiseren talentinfrastructuur voor schalen 10 t/m 15;

• Intensiveren van de samenwerking met o.a. de vier grote gemeenten en de ZBO’s van de handvestgroep;

• Coördineren en bevorderen van de plaatsing van Nederlanders op (top)posities in de Europese Instellingen;

• Bevorderen van politiek-ambtelijke samenspel, door bijeenkomsten en publicaties.

Meetbare gegevens

IndicatorenBasiswaarde 2002Streefwaarde 2008Streefwaarde 2009Streefwaarde 2010Streefwaarde2011
1. percentage vrouwen in de ABD.12%(>20%)(>20%)(>20%)25%
Bron: ABD-systeem, Bureau ABD.

Toelichting

Aantal vrouwen in de ABD als percentage van het totaal; met dit prestatiegegeven wordt nog meer aandacht gegeven aan het streven om het aantal vrouwen in de ABD te vergroten.

Kengetallen200620072008200920102011
1. ratio voor doorstroom, instroom van onderen en instroom van buiten6–3-16–3-16–3-16–3-16–3-16–3-1
Bron: ABD-systeem, Bureau ABD.

Toelichting

De verhouding van het aantal benoemingen vanuit de ABD, van onder de ABD en instroom in de ABD van buiten de rijksoverheid.

Operationele doelstelling 11.5

De uitvoering van de Garantieregelingen

Motivering

In 1974 is door de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken de mogelijkheid geschapen om een hypotheekgarantie te verlenen. Voor het burgerlijk rijkspersoneel is deze met ingang van 8 december 1990 ingetrokken, zodat deze regeling in principe geen uitvoeringskosten meer met zich meebrengt. Wel is er sprake van een theoretisch risico op de reeds toegekende garanties. Daarom wordt de voortgang van de aflossingen van de hypotheken en het uitstaan nog gevolgd. Aangenomen wordt dat indien niet aan een aflossingsverplichting wordt voldaan, de opbrengst van gedwongen verkoop voldoende is om de resterende schuld te voldoen. Daarom wordt € 0,800 mln. als totaal theoretisch risico beschouwd per 1-1-2008.

Instrumenten:

N.v.t.

Operationele doelstelling 11.6

Het bevorderen van de kwaliteit van het personeel van het Rijk

Motivering

Voor zijn dienstverlening aan burger en politiek dient het Rijk steeds te beschikken over hoogwaardig en flexibel inzetbaar personeel. Het programma Vernieuwing Rijksdienst heeft grote personele gevolgen. Er is een forse reductie voorzien. Daarbij is ook van belang dat het Rijk een beleid voert dat op onderdelen als integriteit, arbeidsongeschiktheid, diversiteit en stages als voorbeeld kan dienen voor andere werkgevers.

Instrumenten

Personele gevolgen programma Vernieuwing Rijksdienst:

• De afspraken in de 4-jarige CAO bieden een goede basis medewerkers, wier taken in deze kabinetsperiode verdwijnen, van werk naar werk te begeleiden;

• Het Rijksbreed Mobiliteitsnetwerk ondersteunt de mobiliteit van medewerkers;

• Het in 2007 gestarte plan «eenduidig werkgeverschap ten behoeve van flexibele en ontkokerde beleidstaven» wordt gecontinueerd;

• Met de bonden zullen afspraken worden gemaakt over het versoepelen van het reorganisatieproces, waarbij het huidige concept «vast en zeker» wordt vervangen door het concept «flexibel en veilig».

Diversiteit:

• Rijksbrede benchmarking van prestaties op het terrein van doorstroom van vrouwen en allochtonen met het oog op het uitwisselen van «best practises»;

• Zorgen voor goede registratie en monitoring;

• Het aanpassen van reguliere personeelsinstrumenten, zoals arbeidsmarktcampagne en traineeprogramma, op de specifieke doelgroepen;

• Ondersteunen van het kennisnetwerk Diversiteit, inclusief opzetten website;

• Investeren in de bewustwording van het management (niveau directeuren en afdelingshoofden) via communicatie en agendering.

Maatschappelijk Verantwoord Werkgeverschap:

• Afspraken maken over stage- en werkervaringsplaatsen voor kansarme doelgroepen: 1000 structurele stage- en werkervaringsplaatsen. Bij deze stageplaatsen is een evenredige verdeling man – vrouw, allochtoon – autochtoon verplicht.

Stages:

• Afspraken maken over reguliere stageplaatsen voor MBO-ers, HBO-ers en WO-ers. Deze stageplaatsen moeten worden gezien als onderdeel van het arbeidsmarktbeleid en het daarbij behorende instrumentarium. Een minimum van 1000 stageplaatsen moet worden gerealiseerd.

Integriteit en Arbeidsomstandigheden:

• Implementatie van de in interdepartementaal verband ontwikkelde visie in het kader van het met de Centrales van Overheidspersoneel gesloten «Arboplus-convenant». Zo zal er een rijksbrede arbocatalogus voor gemeenschappelijke arbeidsrisico’s, als ook een arbocatalogus per rijksonderdeel voor specifieke arbeidsrisico’s worden ontwikkeld.

Meetbare gegevens

IndicatorenBasiswaarde 2005Basiswaarde 2006Streefwaarde 2007Streefwaarde 2008Streefwaarde 2009Streefwaarde 2010
1a. Percentage allochtone medewerkers totaal9,3%9,5%9,7%10%  
1b. Percentage allochtonen schaal 9 en hoger 6%6%7%  
2. Ziekteverzuim (incl.> 1 jaar) – % medewerkers dat ziek is geweest5,8%5,5%5,2%5,0%  
3. % medewerkers dat een Functioneringsgesprek heeft gehad.67,4%68%70%72%  
4. Werkgeverstevredenheidonderzoek – % medewerkers dat tevreden is met hun baan 69,3%Geen meting69,3%  
5. Werkgeverstevredenheidonderzoek – % medewerkers dat tevreden is met hun werkgever 49%Geen meting49%  
6. % vrouwen in hogere functies (schaal 11–14)30,7%31,1%33%35%  
7. % vrouwen in management functies (schaal 15 en hoger)17,6%18,3%20%22%  
8. Stages: totaal aantal 1000   1 0001 0001 000
Wv. allochtone mannen 25%   250250250
Wv. allochtone vrouwen 25%   250250250
Wv autochtone mannen 25%   250250250
Wv. autochtone vrouwen 25%   250250250

Bron: Indicatoren 1,2,3,6,7 Sociaal Jaarverslag 2005, 0206, 2007 (2008) Indicatoren 4& 5: Personeels- en Mobiliteitsonderzoek

Toelichting

Op gebied van werkgeverstevredenheid streven we naar behoud van het bestaande niveau omdat dit al hoog is ten opzichte van andere sectoren. Voor de overige indicatoren vormt het coalitieakkoord de basis voor onze streefcijfers.

Operationele doelstelling 11.7

Het bevorderen van de kwaliteit van de organisatie van het Rijk

Motivering

In het coalitieakkoord staat dat het Rijk een andere wijze van regelgeving, toezicht en controle en een meer geïntegreerde en meer projectmatige wijze van beleidsvorming nastreeft. Dit is een noodzakelijke voorwaarde om minder bureaucratische drukte op rijksniveau te bewerkstelligen. Het doel is om de toezichtlast te verminderen – met minimaal behoud van effectiviteit – en de dienstverlening aan burgers en bedrijven te optimaliseren. De genoemde vraagstukken hebben alle te maken met een goede inrichting en werking van de rijksoverheid.

Instrumenten

Kaderstellende Visie op Toezicht (KVoT):

• Conform de normstelling in de in 2005 uitgebrachte KVoT helpt BZK de ministeries de zes principes van goed toezicht (selectief, slagvaardig, samenwerkend, onafhankelijk, transparant en professioneel) te implementeren;

• Indien de evaluatie van de KVoT eind 2007 hiertoe aanleiding geeft, zal BZK in 2008 vervolgacties in gang zetten voor verdere implementatie van de principes van goed toezicht;

• Een vervolg in 2008 ligt in ieder geval voor de hand bij het programma Eenduidig Toezicht, dat als doel heeft de toezichtlast bij bedrijven en instellingen te verminderen;

• BZK bewaakt de norm van goed toezicht, neergelegd in de KVoT.

Kaderwet Zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s):

• De aangescherpte Kaderwet heeft als eerste doel duidelijkheid te creëren over de reikwijdte voor de ministeriële verantwoordelijkheid voor de (verzelfstandigde) publieke taken;

• Een tweede doel van de Kaderwet is te voorzien in voorwaarden voor een optimale publieke dienstverlening van burgers en bedrijven;

• BZK begeleidt samen met Financiën de ministeries bij het onderbrengen van hun ZBO’s onder de Kaderwet ZBO’s en beheert het ZBO-register.

Kennis- en adviesstelsel:

• Het coalitieakkoord streeft naar een sober en doeltreffend adviesstelsel. BZK zal voorstellen ontwikkelen voor een stroomlijning van het kennis- en adviesstelsel;

• Verder toetst BZK voorstellen van ministeries voor het instellen van adviescolleges. Zolang stroomlijning van het adviesstelsel niet geïmplementeerd is, streeft BZK naar voorkoming uitbreiding aantal colleges.

Beleidskader Topstructuren:

• Een goede organisatorische en bestuurlijke inrichting van de topstructuur van de ministeries en van de primaire (beleids)processen is de randvoorwaarde voor een goede uitoefening van de taken waarvoor een minister verantwoordelijkheid draagt;

• De ministeries worden hierin ondersteund door een door BZK ontwikkeld actueel beleidskader voor de inrichting van een ministerie en een visie op de organisatie van de rijksdienst als geheel;

• Jaarlijks toetst BZK de departementale topstructuren aan deze kaders en rapporteert daarover via het Sociaal Jaarverslag van het Rijk aan de Tweede Kamer.

Efficiënte interdepartementale bedrijfsvoering:

• Doel is bedrijfsvoeringstaken, daar waar mogelijk, te bundelen en rijksbreed uit te voeren;

• BZK doet voorstellen om de (strategische) sturing, governance op het terrein van interdepartementale samenwerking door de politieke en ambtelijke top te versterken;

• Voorts worden er (innovatieve) producten en diensten ter verbetering van de (organisatie)inrichting van bedrijfsvoering aangereikt.

De overheid van de toekomst:

• Plannen ontwikkelen voor een betere overheid na afslanking, onder meer ten aan zien van andere organisatievormen en werkwijzen.

Meetbare gegevens

IndicatorenBasiswaarde 2006Streefwaarde 2007Streefwaarde 2008Streefwaarde 2010Streefwaarde 2011Streefwaarde 2012
1. Aantal toezichtdomeinen waarin de besluitvorming over de vorming van één loket voor alle rijksinspecties is afgerond0039  
2. Het aantal strategische adviescolleges1515131197
3. Het aantal eenmalige en ad-hoc colleges10max. 12max. 12max.12max. 1212
4. Aantal ministeries dat hun topstructuur met bijbehorende topformatie hebben vastgesteld in overeenstemming met BZK0%100%100%100%100%100%
Bron: Gegevens aan te leveren door betrokken organisaties en de ministeries.

Toelichting op cijfers

Indicator 3: BZK is niet zelf in staat bestaande adviescolleges af te schaffen c.q. te verminderen, maar kan wel in haar advisering en toetsing streven om het aantal niet te doen toenemen.

Operationele doelstelling 11.9

Het bevorderen van de kwaliteit van de informatievoorziening binnen het Rijk

Motivering

Om efficiënt, doelmatig en kwalitatief hoogwaardig te kunnen werken en de burger tegemoet te kunnen treden als «één overheid» is het voor het Rijk steeds belangrijker dat op het vlak van de informatievoorziening departement- en onderdeeloverstijgend wordt samengewerkt. Informatie (I) en Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) zijn hiervoor belangrijke stimulatoren. Het verbeteren van de informatievoorziening voor de rijksoverheid is ook onderdeel van het programma Vernieuwing Rijksdienst, dat is gericht op verkleining en verbetering van de Rijksdienst. Daarnaast is het van belang dat het Rijk dienstverlenend en op een transparante manier optreedt in de richting van burgers en bedrijven.

Instrumenten

Rijksweb:

• De in 2005 opgerichte programmaorganisatie Rijksweb treedt op als vraagbundelaar en makelaar van applicaties en infrastructuur. Rijksweb ontwikkelt en beheert deze ook;

• In 2008 zullen er nieuwe generieke ICT-diensten ter ondersteuning van interdepartementale informatie-uitwisseling worden aangeboden of bestaande diensten worden uitgebreid.

Netwerkinfrastructuur:

• Sinds 1 januari 2006 is er één netwerkinfrastructuur voor de departementen; de Haagse Ring. In 2008 zal BZK ertoe bijdragen dat er mogelijkheden van de Haagse Ring intensiever worden benut;

• Daarnaast wordt in 2007 het Koppelnet Publieke Sector (KPS) afgerond. Het KPS bevordert een zo efficiënt mogelijke benutting van de bestaande overheidsnetwerken in het gehele land door deze netwerken aan elkaar te koppelen en standaard aansluitvoorwaarden af te spreken.

ICT-Standaarden:

• Het doel van standaards is het realiseren van uitwisselbaarheid van informatie tussen ministeries en orde brengen in de informatiehuishouding van ministeries;

• In juni 2006 is het kabinetsstandpunt Informatie op Orde aan de Tweede Kamer (Tweede Kamer, 39 362, nr. 118) toegezonden waarin staat dat er op 1 april 2008 een «baseline» informatiehuishouding is;

• Een kennisprogramma helpt departementen bij het implementeren van deze «baseline».

Wegwerken archiefachterstanden:

• Alle departementen leveren in 2008 plannen op voor het wegwerken van hun papieren werkvoorraden uit de periode 1976–1996 (naar huidige schatting: 250 kilometer archief);

• In 2008 zal BZK in samenwerking met OCW bestaande regelgeving aanpassen ter versnelling van het proces van archiefselectie;

• Op 1 januari 2009 is de achterstand in de bewerking en overdracht van archieven van vóór 1975 (74 kilometer) weggewerkt.

Informatiebeveiliging:

• In 2008 maken de departementen een gemeenschappelijke set van afspraken op basis van het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst 2007;

• BZK stimuleert de departementen acties uit te voeren, gericht op een cultuurverandering op dit terrein.

Basisvoorzieningen elektronische overheid:

• Het doel van reeds ontwikkelde basisvoorzieningen elektronische overheid is het transparant inrichten van de informatiehuishouding op basis van een samenhangende architectuur voor de rijksoverheid die past binnen de reeds ontwikkelde Nederlandse Overheidsreferentiearchitectuur (NORA);

• Een implementatieplan voor de diverse instrumenten die in de rijksdienst zelf toepasbaar zijn, zoals Digitale identificatie (DigiD), het Burger Service Nummer (BSN) en elektronische formulieren;

• Implementatieprojecten door de ministeries.

Burgercorrespondentie:

• Doel is te bevorderen dat ministeries op een goede manier alle vormen van burgercorrespondentie afhandelen;

• In 2008 zal BZK in samenwerking met andere departementen een zoeksysteem voor de rijksoverheid bouwen, generiek inzetbaar voor alle rijksoverheidsorganisaties;

• BZK stimuleert de implementatie van dit systeem in 2008 bij tenminste twee rijksoverheidsorganisaties.

Rijksbrede sturing op ICT:

• BZK organiseert en faciliteert rijksbrede sturing op IT-aangelegenheden, onder andere door het organiseren van een netwerk voor kennisuitwisseling op het gebied van IT-projecten en het evalueren van IT-projecten.

Meetbare gegevens

IndicatorenBasiswaarde 2007 Streefwaarde 2008 Streefwaarde 2009 Streefwaarde 2010Streefwaarde 2011 Streefwaarde 2012
1. Set van basisafspraken m.b.t. de inrichting informatiehuishoudingnietwel    
2. Set van basisafspraken m.b.t. informatiebeveiligingnietwel    
Kengetallen20052006200720082009
1. papieren werkvoorraden in kilometers van vóór 1975747450250
Bron: projectorganisatie WAA
2. Aantal samenwerkruimtes Rijksweb40190290350400
Bron: ICTU/Rijksweb
3. Implementatie zoeksysteem (tracking & tracingsysteem) burgerbrieven in rijksorganisaties  024
Bron: gegevens aan te leveren door rijksorganisaties.

Operationele doelstelling 11.10

Het bevorderen van de kwaliteit van de Human Resources Management (HRM)-functie van het Rijk

Motivering

In 2007 is gestart met de uitwerking van de zogenaamde nieuwe aanpak voor het realiseren van P-Direkt. Doel is om rijksbreed een efficiëntere personeels- en salarisadministratie te realiseren. De producten hiervoor zijn in 2007 opgeleverd, waarna de ministeries deze in 2007–2009 kunnen implementeren. Met deze implementatieslag komt ook de weg vrij voor het verbeteren van de doeltreffendheid van de Personeels- en Organisatie (P&O)-functie. Middels de voortgangsrapportage P-Direkt wordt de Tweede Kamer in het najaar van 2007 geïnformeerd over de actuele stand.

Instrumenten

In 2008 zal de besluitvorming over fase 2 van P-Direkt worden afgerond: het vormen van één HR-administratie en één HR-contactcentrum Rijk.

De uitrol van de P-Direkt producten over de ministeries wordt gecontinueerd, het betreft:

• SAP Portaal/Zelfbediening: het maken van één P-Direkt startpagina en het daaraan koppelen van de ministeries;

• SAP Payroll: het koppelen van de ministeries op het centrale salarissysteem;

– Procesvereenvoudiging en zelfbediening: in vervolg op het traject «uniformering Personeels- en Salarisprocessen» worden er nieuwe processen aangewezen die vervolgens rijksbreed worden geüniformeerd;

• Doorgroei van (deelneming aan) het OntwikkelCentrum (OC) en de ExpertiseCentra (EC’s): het uiteindelijke doel is dat de taakvelden rond 2011 geïntegreerde dienstverlening aanbieden aan de ministeries. In 2008 wordt onderzocht of en op welke wijze het OC en de EC’s zijn onder te brengen bij P-Direkt;

• Professionalisering van de personeelsfunctie: op basis van een gedeeld beeld over de invulling van de P&O-taken en -functies op de ministeries wordt bezien welke (gemeenschappelijke) investeringen in kwaliteit nodig zijn.

Meetbare gegeven

Indicatoren20052006200720082009
1. SAP Portaal/Zelfbediening Basiswaarde 2005: 0 (aantal aangesloten ministeries)004410
2. CRMA (centrale record management applicatie) Basiswaarde 2005: 0 (aantal aangesloten ministeries)00111212
3. Aansluiting SAP Payroll (FSCJ Basiswaarde 2005: 4 (aantal aangesloten ministeries)4441012
Bron: Gegevens aan te leveren door ministeries

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

>OnderzoeksonderwerpNr. AD of ODA. StartB. AfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingHet bevorderen van de kwaliteit van het management van het Rijk11.2A: 2008B: 2008 
 Onderzoek naar redenen voor verloop onder allochtonen11.6A: 2007B: 2007 
 Het bevorderen van de kwaliteit van de organisatie van het Rijk.11.7A: 2012B: 2012 
 Het bevorderen van de kwaliteit van de informatievoorziening binnen het Rijk. 11.9A: 2009B: 2009 
 Het bevorderen van de kwaliteit van de HRM-functie van het Rijk. 11.10A: 2011B: 2011 
Effectenonderzoek ex postBurgerbrieven: externe evaluatie door Nationale Ombudsman11.9A: 2008B: 2008 
     
Overig evaluatieonderzoekJaarlijkse Arbeidsmarktmonitor11.6A: 2008B: 2008 
 Tweede rapportage kaderstellende visie op Toezicht11.7A: 2007B: 2008 
 Periodieke Evaluatie Kaderwet Adviescolleges11.7A: 2008B: 2009 
 Evaluatie Rijksweb11.9A: 2008B: 2008 
 Informatiebeveiliging: jaarlijks onderwerp in jaarverslag algemene rekenkamer11.9A: 2008B: 2008 
 Voortgangsrapportage Informatie op orde11.9A: 2008B: 2008 

4 De niet-beleidsartikelen

4.1 Algemeen (artikel 12)

Algemene beleidsdoelstelling 12

Op dit artikel worden de apparaatuitgaven begroot van de beheersmatige ondersteuning van het BZK-beleid door de ambtelijke staf. Tevens wordt op dit artikel de bijdrage van BZK aan de functionele kosten Koninklijk Huis begroot.

Omdat het hier een zogenaamd niet-beleidsartikel betreft, gaat deze toelichting niet in op de samenhang van het beleid, verantwoordelijkheid van de minister, externe factoren en meetbare gegevens.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
12. Algemeen2006200720082009201020112012
verplichtingen93 71095 83691 90389 61090 38697 462100 842
        
Uitgaven92 85095 83691 90389 61090 38697 462100 842
12.1 apparaat82 19885 60381 95679 66380 43987 51490 894
* Bijdrage baten-lastendienst P-Direkt(579)(2 248)(2 364)(2 674)(3 189)(3 438)(3 438)
12.2 bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis10 65210 2339 9479 9479 9479 9489 948
        
Ontvangsten4 5456 319983983983983683

De uitgaven zijn volledig juridisch verplicht.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 12.1

De staf wil op professionele wijze diensten verlenen aan de BZK-organisatie. Deze dienstverlening kenmerkt zich door een integrale, vraaggerichte aanpak waarbij resultaatgericht en kostenbewust opereren centraal staan.

Enkele van de stafdiensten richten zich tevens op de beleidsaspecten en nemen zodoende een bijzondere positie in. De Auditdienst (AD) en de directie Financieel-Economische Zaken (FEZ) zijn hiervan voorbeelden, mede door hun wettelijk vastgelegde positie.

De staf heeft een aantal speerpunten voor 2008, die een bijdrage leveren aan bovenstaande doelstelling:

1. vernieuwing staforganisatie BZK; in het kader van de rijksbrede p-taakstelling zullen de Gemeenschappelijke Diensten en de Concernstaven van BZK worden samengevoegd. De nieuwe, geïntegreerde, stafdienst zal efficiënter werken door reductie van managementlagen en overhead en door het versoberen dan wel beëindigen van taken.

2. informatiebeveiling; binnen het Programmaplan Integrale Beveiliging is informatiebeveiliging een van de speerpunten. In dit kader voeren de directies een afhankelijkheidstoets uit in combinatie met het opstellen van een informatiebeveiligingsplan (IBP) voor de eigen informatiesystemen.

Operationele doelstelling 12.2

Op grond van de Wet van 10 december 1970, Stb. 573, houdende herziening van het financieel statuut voor het Koninklijk Huis, komt een aantal uitgaven van het Koninklijk Huis ten laste van de begroting van BZK. Het betreft een bijdrage in de functionele kosten Koninklijk Huis.

4.2 Nominaal en onvoorzien (artikel 13)

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
13. Nominaal en onvoorzien2006200720082009201020112012
Verplichtingen2 000 00011 682– 2 060– 3 710– 6 187– 99 883– 100 712
        
Uitgaven011 682– 2 060– 3 710– 6 187– 99 883– 100 712
13.1 loonbijstelling096600000
13.2 prijsbijstelling0000000
13.3 onvoorzien010 716– 2 060– 3 710– 6 187– 99 883– 100 712

4.3 VUT-Fonds (artikel 17)

In de zomer van 2005 hebben de sociale partners bij de overheid een akkoord gesloten over VUT/prepensioen/levensloop (VPL). De Staat der Nederlanden verstrekt een rentedragende lening van € 2 miljard aan het VUT -fonds voor overheidspersoneel om het kastekort, voortvloeiende uit het akkoord, in de jaren 2007–2009 op te lossen. In de jaren 2014–2016 zal het VUT-Fonds deze lening aflossen. Over de lening wordt door het VUT-fonds vanaf 2008 rente betaald. Op 18 april 2006 is de Tweede Kamer1 geïnformeerd over de uitvoering van het VPL-akkoord en over de budgettaire gevolgen daarvan voor de begroting van BZK.

In 2007 is de eerste tranche van € 800 mln. aan het VUT-fonds uitgekeerd en in 2008 zal de tweede tranche van € 300 mln. ter beschikking worden gesteld.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
17. VUT-fonds2006200720082009201020112012
Verplichtingen0000000
        
Uitgaven0800 000300 000900 000000
17.1 VUT-fonds0800 000300 000900 000000
        
Ontvangsten0022 37238 24072 02271 43471 434

5. Verdiepingshoofdstuk

Veiligheid

5.1 Politie (artikel 2)

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
2. Politie200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 20074 272 9414 331 4464 368 9374 400 5004 420 5734 452 255
2.1 apparaat10 63111 06711 07111 07111 07111 071
2.2 politie op regionaal niveau3 468 1353 513 6293 544 5633 567 3003 583 0203 603 090
2.3 politie op bovenregionaal en landelijk niveau529 561530 525529 341530 377531 967533 479
2.4 prestatievermogen van de politie71 79871 79871 79871 79871 79871 798
2.5 adequaat niveau van politiepersoneel192 816204 427212 164219 954222 717232 817
2.6 geneeskundige verzorging politie000000
       
Mutatie 1e suppletore 200796 28181 05367 12966 88551 47823 083
2.1 apparaat– 189– 189– 189– 189– 189– 189
2.2 politie op regionaal niveau62 98261 88260 68259 58255 08257 282
2.3 politie op bovenregionaal en landelijk niveau7 3195 6145 5145 4145 1145 214
2.4 prestatievermogen van de politie– 8 939– 11 345– 11 34511 345– 11 345– 11 345
2.5 adequaat niveau van politiepersoneel18 60817 79112 46713 4232 816– 27 879
2.6 geneeskundige verzorging politie16 5007 300    
       
Nieuwe mutaties110 208124 640126 408129 687131 661138 453
2.1 apparaat39– 302– 608– 1 198– 2 395– 2 395
a. Efficiency taakstelling (naar art. 13.3) – 302– 608– 1 198– 2 395– 2 395
b. Apparaatskosten (van art. 4.1)39     
2.2 politieop regionaal niveau68 83238 80826 8767 7613 8204 343
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)90 44391 62992 43693 02993 43993 962
b. Samenwerking bedrijfsvoering politie – 25 000– 50 00075 000– 100 000– 100 000
c. Kwantiteit politie 14 00019 60025 10033 90033 900
d. HTC (naar art 2.3) – 31– 31   
e. UTBT/NIK (naar art. 2.3) – 16– 16– 16– 16– 16
f. Nationale recherche (naar art. 2.3) – 10– 10– 73– 74– 74
g. Programma versterking opsporing en vervolging (PVOV) KLPD (naar art. 2.3) – 1 006– 1 060– 1 074– 1 273– 1 273
h. Loon en prijsbijstelling arbeidsvoorwaarden (naar art. 2.5)– 21 611– 20 766– 14 051– 14 213– 2 164– 2 164
i. Aanhoudings- en ondersteuningseenheden (naar art. 2.3)– 19 992– 19 992– 19 992– 19 992– 19 992 
2.3 politie op bovenregionaal en landelijk niveau12 87652 86361 51870 53376 29576 336
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)12 87612 88012 84912 87612 91812 959
b. Cybercrime 4 7004 7004 7004 7004 700
c. Financieel-economische criminaliteit 2 0006 00010 00013 00013 000
d. HAVANK 3 6005 30010 00012 50012 500
e. Bewaken en beveiligen 3 0006 0009 00012 00012 000
f. Efficiency taakstelling 00– 2 698– 5 396– 5 396
g. HTC (van art. 2.2) 3131   
h. UTBT/NIK (van art. 2.2) 1616161616
i. Nationale recherche (van art. 2.2) 1010737474
j. PVOV KLPD (van art. 2.2) 1 0061 0601 0741 2731 273
k. Loon en prijsbijstelling KLPD (van art. 2.5) 5 2065 2035 2065 2115 211
l. Vervroegd pensioen en levensloop (van art. 2.5) 3 8273 7623 6993 4123 412
m. Aanhoudings- en ondersteuningseenheden (van art. 2.2) 19 99219 99219 99219 99219 992
n. C2000KLPD (naar art. 4.3) – 3 405– 3 405– 3 405– 3 4053 405
2.4 prestatievermogen van de politie1 91614 41626 51641 31656 11662 116
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)1 9161 9161 9161 9161 9161 916
b. Forensische opsporing 6 20012 50021 20030 00032 500
c. Burgernet 300100100100100
d. Buurtagenten 6 0001200018 10024 10027 600
2.5 adequaat niveau van politiepersoneel26 54518 85512 10611 275– 2 175– 1 947
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)4 9345 1795 3355 4975 5435 771
b. Geweld tegen ambtenaren 2 10020001 100  
c. Efficiency taakstelling – 157– 315– 630– 1 259– 1 259
d. Loon en prijsbijstelling arbeidsvoorwaarden (van art. 2.2)21 61120 76614 05114 2132 1642 164
e. Loon en prijsbijstelling KLPD (naar art. 2.3) – 5 206– 5 203– 5 206– 5 211– 5 211
f. Vervroegd pensioen en levensloop (naar art. 2.3) – 3 827– 3 762– 3 699– 3 412– 3 412
2.6 geneeskundige verzorging politie      
       
Stand ontwerpbegroting 20084 479 4304 537 1394 562 4744 597 0724 603 7124 613 791
2.1 apparaat10 48110 57610 2749 6848 4878 487
2.2 politie op regionaal niveau3 599 9493 614 3193 632 1213 634 6433 641 9223 664 715
2.3 politie op bovenregionaal en landelijk niveau549 756589 002596 373606 324613 376615 029
2.4 prestatievermogen van de politie64 77574 86986 969101 769116 569122 569
2.5 adequaat niveau van politiepersoneel237 969241 073236 737244 652223 358202 991
2.6 geneeskundige verzorging politie16 5007 3000000

2.2.b. Samenwerking bedrijfsvoering politie

In het coalitieakkoord is vastgelegd dat er in de bedrijfsvoering politie een positief efficiencyresultaat dient te worden gerealiseerd, door ondermeer een verbeterde samenwerking tussen de politiekorpsen.

2.2.c. Kwantiteit politie

Deze mutatie vloeit voort uit het coalitieakkoord en wordt gefinancierd uit de middelen van de pijler veiligheid, stabiliteit en respect (pijler 5). In de komende jaren wordt een grote uitstroom verwacht bij de politie als gevolg van de vergrijzing. Om een sterktedaling te voorkomen worden additionele investeringen gedaan op het gebied van opleidingen, begeleiding, salaris en uitrusting van aspiranten.

2.2.g./2.3.j. Project Versterking Opsporing en Vervolging (PVOV) KLPD

Dit betreft een correctie van het budget ten behoeve van PVOV dat aan het KLPD moet worden toegerekend.

2.2.i./2.3.m. Aanhoudings en ondersteuningseenheden

De centrumkorpsen IJsselland, Utrecht, Amsterdam-Amstelland, Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond en Brabant-Zuid-Oost krijgen vanaf 2007 een bijzondere bijdrage voor de reeds bestaande Arrestatie en Opsporings Eenheid (AOE-team). Ten behoeve van de bekostiging hiervan zal bij alle korpsen een inhouding plaatsvinden op de algemene bijdragen.

2.3.b. Cybercrime

Deze mutatie vloeit voort uit het coalitieakkoord en wordt gefinancierd uit de middelen van de pijler veiligheid, stabiliteit en respect (pijler 5). Door politie, OM en de departementen Justitie en BZK wordt een gezamenlijk meerjarenprogramma opgesteld dat vanaf 2008 geïmplementeerd dient te worden.

2.3.c. Financieel economische criminaliteit

Deze mutatie vloeit voort uit het coalitieakkoord en wordt gefinancierd uit de middelen van de pijler veiligheid, stabiliteit en respect (pijler 5). Door politie, OM en de departementen Justitie en BZK is een gezamenlijk meerjarenprogramma opgesteld ter bestrijding van financieel-economische criminaliteit. Dit programma brengt vanuit de verschillende domeinen (witwassen, ontneming, corruptie en fraude) taken met zich mee, die deels op het terrein van de politie liggen.

2.3.d. HAVANK

Deze mutatie vloeit voort uit het coalitieakkoord en wordt gefinancierd uit de middelen van de pijler veiligheid, stabiliteit en respect (pijler 5). Door te investeren in de ontwikkeling en implementatie van nieuwe systemen voor de nationale vingerafdrukcollectie kan de opsporing worden versterkt. Plegers en slachtoffers van criminaliteit kunnen hierdoor sneller en beter worden geïdentificeerd.

2.3.e. Bewaken en beveiligen

Deze mutatie vloeit voort uit het coalitieakkoord en wordt gefinancierd uit de middelen van de pijler veiligheid, stabiliteit en respect (pijler 5). Door de intensivering van de politiecapaciteit voor bewaken en beveiligen kan beter aan de toenemende eisen hiervoor worden voldaan. Het gaat hierbij ook om lokale aangelegenheden zoals de bewaking van risicovolle objecten, de beveiliging van lokale bestuurders en (rijdend) toezicht op diplomatieke objecten en internationale organisaties.

2.3.l./2.5.f. Vervroegd pensioen en levensloop

Het betreft de toegezegde compensatie inzake vervroegd pensioen en levensloop. Voor het KLPD betekent dit dat van het totale bedrag 6,26% beschikbaar is.

2.3.n. C2000 KLPD

Het betreft de voorlopige bijdrage van het KLPD in de centrale exploitatiekosten voor C2000 voor 2008. Nadere besluitvorming hierover vindt plaats in overleg met het gebruikersveld.

2.4.b. Forensische opsporing

Deze mutatie vloeit voort uit het coalitieakkoord en wordt gefinancierd uit de middelen van de pijler veiligheid, stabiliteit en respect (pijler 5). Voor de versterking van de opsporing van met name diefstal en geweld worden 500 forensische assistenten aangetrokken. Met de inzet van deze forensische assistenten bij de politie wordt het mogelijk vrijwel alle zogeheten standaardplaatsen delict te bezoeken.

2.4.d. Buurtagenten

Deze mutatie vloeit voort uit het coalitieakkoord en wordt gefinancierd uit de middelen van de pijler veiligheid, stabiliteit en respect (pijler 5). Voor de bestrijding van overlast, verloedering en de aanpak van risicojongeren worden 500 extra buurtagenten aangetrokken. Ook kan de verhoogde aanwezigheid van wijkagenten radicalisering voorkomen.

2.5.b. Geweld tegen ambtenaren

Deze mutatie vloeit voort uit het coalitieakkoord en wordt gefinancierd uit de middelen van de pijler veiligheid, stabiliteit en respect (pijler 5). De kosten betreffen de implementatie van het actieprogramma Aanpak Agressie en Geweld tegen Werknemers met een Publieke Functie.

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
2. Politie200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 20073 2153 2153 2153 2153 215500
       
Mutatie 1e suppletore 2007      
       
Nieuwe mutaties      
Stand ontwerpbegroting 20083 2153 2153 2153 2153 215500

5.2 Partners in Veiligheid (Artikel 4)

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
4. Partners in veiligheid200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007111 51455 39755 28755 08855 08755 087
4.1 apparaat9 2539 4819 3709 1729 1719 171
4.2 veiligheidsbeleid op nationaal niveau5 2733 8193 8163 8153 8153 815
4.3 ICT-infrastructuur90 26835 37635 38035 38035 38035 380
4.6 veiligheidsbeleid op internationaal niveau6 7206 7216 7216 7216 7216 721
       
Mutatie 1e suppletore 2007– 2 819– 2 804– 2 804– 2 606– 2 6062 606
4.1 apparaat1 048747747945945945
4.2 veiligheidsbeleid op nationaal niveau507     
4.3 ICT-infrastructuur– 3 623– 2 800– 2 800– 2 800– 2 800– 2 800
4.6 veiligheidsbeleid op internationaal niveau– 751– 751– 751– 751– 751– 751
       
Nieuwe mutaties38 30256 80547 58948 14550 92444 924
4.1 apparaat70671349896– 725– 725
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)890921918918918918
b. Efficiency taakstelling (naar art.13.3) – 208– 420– 822– 1 643– 1 643
c. Apparaatskosten (naar art. 2.1 en 16.1)– 184     
4.2 veiligheidsbeleid op nationaal niveau31 69745 28843 54744 26547 86541 865
a. Prijsbijstelling (van art. 13)543939393939
b. Subsidietaakstelling – 41– 82– 164– 164– 164
c. Radicaliseringen polarisatie 10 0006 0006 0006 000 
d. Technologie 3 7005 6006 40010 00010 000
e. Prep camps (naar SZW)– 600– 400    
f. Van Montfransgelden32 24331 99031 99031 99031 99031 990
4.3 ICT-infrastructuur5 95411 1813 8813 8813 8813 881
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 12)1 383476476476476476
b. Beleidseffectenanalyse fysieke veiligheid (naar art. 16.2)– 20     
c. C2000 (van art. 2.3, Financiën, Gemeentefonds en Defensie)4 59110 7053 4053 4053 4053 405
4.6 veiligheidsbeleid op internationaal niveau– 55– 377– 337– 97– 97– 97
a. Prijsbijstelling (van art. 13)707070707070
b. Financiering kustwacht Nederland nieuwe stijl– 125– 447– 407– 167– 167– 167
       
Stand ontwerpbegroting 2008146 997109 398100 072100 627103 40597 405
4.1 apparaat11 00710 94110 61510 2139 3919 391
4.2 veiligheidsbeleid op nationaal niveau37 47749 10747 36348 08051 68045 680
4.3 ICT-infrastructuur92 59943 75736 46136 46136 46136 461
4.6 veiligheidsbeleid op internationaal niveau5 9145 5935 6335 8735 8735 873

4.2.c. Radicalisering en polarisatie

Deze mutatie vloeit voort uit het coalitieakkoord en wordt gefinancierd uit de middelen van de pijler veiligheid, stabiliteit en respect (pijler 5). Doelstelling van het beleid op dit gebied is het vroegtijdig signaleren en indammen van polarisatie en radicalisering. Hierbij staat de lokale aanpak vanuit de gemeenten voorop.

4.2.d. Technologie

Deze mutatie vloeit voort uit het coalitieakkoord en wordt gefinancierd uit de middelen van de pijler veiligheid, stabiliteit en respect (pijler 5). Het project Technologie en Veiligheid start met pilots en projecten op het snijvlak van veiligheid en technologie. Vanuit dit project wordt gemeenschappelijk onderzoek met diverse departementen, kennisinstellingen en het bedrijfsleven opgezet, dat moet leiden tot toepassingen voor operationele diensten.

4.3.c. C2000

Op basis van afspraken tussen de VNG en het ministerie BZK draagt de VNG € 7,3 mln. in 2008 bij voor het gebruik van C2000 door de brandweerkorpsen. Van de politiekorpsen wordt een bijdrage ontvangen voor het gebruik van C2000. Van de totale bijdrage Politie zal het aandeel voor het KLPD ad. 3,4 mln. alvast per heden worden geboekt.

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
4. Partners in veiligheid200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 20074 400     
       
Mutatie 1e suppletore 2007240     
       
Nieuwe mutaties      
Stand ontwerpbegroting 20084 64000000

5.3 Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (artikel 5)

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
5. Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007176 541149 547153 331153 372153 372153 372
5.1 apparaat172 466145 424149 222149 218149 218149 218
5.2 geheime uitgaven4 0754 1234 1094 1544 1544 154
       
Mutatie 1e suppletore 200720000000
5.1 apparaat200     
5.2 geheime uitgaven      
       
Nieuwe mutaties3 8589 5699 7399 0658 3188 318
5.1 apparaat3 7949 5049 6748 9998 2528 252
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)3 7943 3043 4743 4893 4323 432
b. AIVD: Versterken informatiepositie 6 2006 2006 2006 2006 200
c. Efficiency taakstelling (naar art.13.3) 00– 690– 1 3801 380
5.2 geheime uitgaven646565666666
a. Prijsbijstelling (van art. 13)646565666666
       
Stand ontwerpbegroting 2008180 599159 116163 070162 437161 690161 690
5.1 apparaat176 460154 928158 896158 217157 470157 470
5.2 geheime uitgaven4 1394 1884 1744 2204 2204 220

5.1.b. AIVD versterken informatiepositie

Deze mutatie vloeit voort uit het coalitieakkoord en wordt gefinancierd uit de middelen van de pijler veiligheid, stabiliteit en respect (pijler 5). De investeringen in de informatiehuishouding van de AIVD, zoals gestart naar aanleiding van de commissie Havermans, moeten worden geïntensiveerd om de informatiepositie en daarmee de operationaliteit van de AIVD op peil te houden.

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
5. Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 20072 99139191919191
       
Mutatie 1e suppletore 2007200     
       
Nieuwe mutaties      
Stand ontwerpbegroting 20083 19139191919191

5.4 Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid (artikel 14)

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
14. Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 200714 06114 44014 44914 41914 35914 359
14.1 inspectie Openbare Orde en Veiligheid4 5394 5114 5204 4904 4304 430
14.2 Onderzoeksraad voor de Veiligheid9 5229 9299 9299 9299 9299 929
       
Mutatie 1e suppletore 20075695690000
14.1 inspectie Openbare Orde en Veiligheid569569    
14.2 Onderzoeksraad voor de Veiligheid      
       
Nieuwe mutaties34326418010– 328– 328
14.1 inspectie Openbare Orde en Veiligheid12542– 42– 212– 550– 550
a. Loon en prijsbijstelling (van art.13)125126126125123123
b. Efficiency taakstelling (naar art. 13.3) – 84– 168– 337– 673– 673
14.2 Onderzoeksraad voor de Veiligheid218222222222222222
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)218222222222222222
       
Stand ontwerpbegroting 200814 97315 27314 62914 42914 03114 031
14.1 inspectie Openbare Orde en Veiligheid5 2335 1224 4784 2783 8803 880
14.2 Onderzoeksraad voor de Veiligheid9 74010 15110 15110 15110 15110 151

5.5 Crisisbeheersing (artikel 15)

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
15. Crisisbeheersing200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 200735 89736 80935 50934 80734 80734 807
15.1 apparaat7 9278 2038 2008 1988 1988 198
15.2 programma uitgaven5 0005 7004 4003 7003 7003 700
15.3 functioneren crisisbeheersingsorganisatie12 27012 27012 27012 27012 27012 270
15.4 aansturen crisisbeheersing8 9008 8368 8398 8398 8398 839
15.5 crisiscommunicatie1 8001 8001 8001 8001 8001 800
       
Mutatie 1e suppletore 20072 061– 535– 35– 35– 35– 35
15.1 apparaat– 35– 35– 35– 35– 35– 35
15.2 programma uitgaven– 218     
15.3 functioneren crisisbeheersingsorganisatie2 234     
15.4 aansturen crisisbeheersing– 70     
15.5 crisiscommunicatie150– 500    
       
Nieuwe mutaties274106– 126– 547– 1 393– 1 393
15.1 apparaat0– 214– 432– 846– 1 692– 1 692
a. Efficiency taakstelling (naar art. 13.3) – 214– 432– 846– 1 692– 1 692
15.2 programma uitgaven– 1485945383838
a. Prijsbijstelling (van art. 13)525945383838
b. Crisisinformatievoorziening(naar art. 15.4)– 200     
       
15.3 functioneren crisisbeheersingsorganisatie– 1 471128128128128128
a. Prijsbijstelling (van art. 13)128128128128128128
b. Beleidseffectenanalyse fysieke veiligheid (naar art. 16.2)– 35     
c. Crisisinformatievoorziening(naar art. 15.4)– 1 564     
15.4 aansturen crisisbeheersing875115115115115115
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)111115115115115115
b. Crisisinformatievoorziening(van art. 15.2, 15.3 en 15.5)2 264     
c. Bijstelling eerder geboekte bijdrage (naar art. 15.5)– 1 500     
15.5 crisiscommunicatie1 0181818181818
a. Prijsbijstelling (van art. 13)181818181818
b. Crisisinformatievoorziening(naar art. 15.4)– 500     
c. Bijstelling eerder geboekte bijdrage (van art. 15.4)1 500     
       
Stand ontwerpbegroting 200838 23236 38035 34834 22533 37933 379
15.1 apparaat7 8927 9547 7337 3176 4716 471
15.2 programma uitgaven4 6345 7594 4453 7383 7383 738
15.3 functioneren crisisbeheersingsorganisatie13 03312 39812 39812 39812 39812 398
15.4 aansturen crisisbeheersing9 7058 9518 9548 9548 9548 954
15.5 crisiscommunicatie2 9681 3181 8181 8181 8181 818

15.2.b.15.3.c./15.4.b/15.5.b. Crisisinformatievoorziening

Voor de uitvoering van het beleidsplan Crisisbeheersing zijn door het kabinet extra gelden beschikbaar gesteld. Als onderdeel van dit beleidsplan wordt het project Crisisinformatie uitgevoerd. Bij de toekenning van de gelden was nog onvoldoende inzicht in de noodzakelijke toedeling naar de verschillende artikelonderdelen. Voor de uitvoering van het project Crisisinformatie worden bedragen binnen het artikel gerealloceerd naar artikelonderdeel 15.4.

15.4.c/15.5.c. Bijstelling eerder geboekte bijdrage

Deze mutatie betreft een bijstelling van een bij VJN geboekte bijdrage in de centrale exploitatiekosten C2000.

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
15. Crisisbeheersing200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 200720002000700   
       
Mutatie 1e suppletore 2007232     
       
Nieuwe mutaties      
Stand ontwerpbegroting 20082 2322000700000

5.6 Brandweer en GHOR (artikel 16)

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
16. Brandweeren GHOR200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007148 379153 554153 549153 548153 545153 545
16.1 apparaat5 5665 7225 7225 7225 7215 721
16.2 bestuurlijke organisatie111 521116 528116 539116 538116 538116 538
16.3 taken4 1224 1294 1104 1094 1084 108
16.4 kwaliteit27 17027 17527 17827 17927 17827 178
       
Mutatie 1e suppletore 20072 845– 790– 221– 221– 721– 721
16.1 apparaat– 3 226– 2 950– 2 381– 2 381– 2 381– 2 381
16.2 bestuurlijke organisatie3 930– 70– 70– 70– 70– 70
16.3 taken500500500500  
16.4 kwaliteit1 6411 7301 7301 7301 7301 730
       
Nieuwe mutaties3 6742 86515 41917 97128 18028 180
16.1 apparaat990448– 244– 472– 944– 944
a. Brandweer/GHOR naar IOOV (van art. 16.2)569569    
b. Academie voor leiderschap veiligheidsregio’s (van art. 16.4)260     
c. Detachering NVBR (van art. 16.2)16     
d. Efficiency taakstelling (naar art. 13.3) – 121– 244– 472– 944– 944
e. Apparaatskosten (van art. 4.1)145     
16.2 bestuurlijke organisatie1 4951 29814 62417 56328 56328 563
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13.3)2 2752 3452 3462 3452 3452 345
b. Brandweer/GHOR naar IOOV (naar art. 16.1)– 569– 569    
c. Actieprogramma brandveiligheid (naar art. 16.3)– 200     
d. Beleidseffectenanalyse fysieke veiligheid (van art. 4.3 en 15.3)55     
e. Detachering NVBR (naar art. 16.1)– 16     
f. Netteren specifieke uitkeringen (naar GF) – 3 660– 3 660– 3 660– 3 660– 3 660
g. Subsidietaakstelling – 1 518– 3 062– 6 122– 6 122– 6 122
h. Versterken veiligheidsregio’s 4 70019 00025 00036 00036 000
i. Bijdrage t.b.v. brandweer.nl (naar art. 16.3)– 50     
16.3 taken1 262862862862862862
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13.3)626262626262
b. Actieprogramma brandveiligheid (van art. 16.2 en 16.4)250     
c. Rode kruis (van VWS)800800800800800800
d. Bijdrage t.b.v. brandweer.nl (van art. 16.2)50     
e. Subsidie grootschalig brandweeroptreden (van art. 16.4)100     
16.4 kwaliteit– 7325717718– 301– 301
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)337337337337337337
b. Academie voor leiderschap veiligheidsregio’s (naar art. 16.1)– 260     
c. Actieprogramma brandveiligheid (naar art. 16.3)– 50     
d. Efficiency taakstelling (naar art. 13.3) – 80– 160– 319– 638– 638
e. Subsidie grootschalig brandweeroptreden (naar art. 16.3)– 100     
       
Stand ontwerpbegroting 2008154 898155 629168 747171 298181 004181 004
16.1 apparaat3 3303 2203 0972 8692 3962 396
16.2 bestuurlijke organisatie116 946117 756131 093134 031145 031145 031
16.3 taken5 8845 4915 4725 4714 9704 970
16.4 kwaliteit28 73829 16229 08528 92728 60728 607

16.2.f. Netteren specifieke uitkeringen

De specifieke uitkeringen die al bestonden voor 2003 werden verstrekt inclusief een vergoeding voor de BTW. In tegenstelling tot de bijdragen vanaf 2003 kwamen deze bijdragen niet in aanmerking voor compensatie via het BTW Compensatie Fonds. Uit administratieve overwegingen is besloten om alle specifieke uitkeringen gelijk te trekken door alle specifieke bijdragen exclusief BTW te verstrekken.

16.2.h. Versterken veiligheidsregio’s

Deze mutatie vloeit voort uit het coalitieakkoord en wordt gefinancierd uit de middelen van de pijler veiligheid, stabiliteit en respect (pijler 5). Voor verdere versterking van de veiligheidsregio ’s worden additionele middelen ingezet met als doel de crisis- en rampenbestrijding te verbeteren. Ook worden deze gelden ingezet voor het treffen van noodzakelijke voorzieningen indien gemeenten of provincies niet over de beschikbare middelen daarvoor beschikken.

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
16. Brandweer en GHOR200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007250250250250250250
       
Mutatie 1e suppletore 2007      
       
Nieuwe mutaties      
Stand ontwerpbegroting 2008250250250250250250

Bestuur en democratie

5.7 Grondwet en democratie (artikel 1)

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
1. Grondwet en democratie200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 200711 8645 0746 7957 9667 6395 158
1.1 Apparaat3 7363 3803 7923 7903 4633 463
1.2 Programma6 8931 2792 5883 7613 7611 280
1.3 Kiesraad1 235415415415415415
       
Mutatie 1e suppletore 20076 8009350000
1.1 Apparaat735135    
1.2 Programma6 065800    
1.3 Kiesraad      
       
Nieuwe mutaties238779328205230205
1.1 Apparaat106729265130155155
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)106971011019898
b. Efficiency taakstelling – 68– 136– 271– 543– 543
c. P&M problematiek (van art. 12.1) 700300300600600
1.2 Programma1063851636338
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)1063851636338
1.3 Kiesraad261212121212
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)261212121212
       
Stand ontwerpbegroting 200818 9026 7887 1238 1717 8695 363
1.1 Apparaat4 5774 2444 0573 9203 6183 618
1.2 Programma13 0642 1172 6393 8243 8241 318
1.3 Kiesraad1 261427427427427427

5.8 Functioneren Openbaar Bestuur (artikel 6)

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
6. Functioneren openbaar bestuur200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 200738 89738 57736 93436 94837 94338 943
6.1 apparaat7 2197 2167 0277 0297 0277 027
6.2 inrichting en werking openbaar bestuur6 1456 2854 7944 8045 8046 804
6.3 rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers10 0189 5649 5829 5839 5819 581
6.4 faciliteren politieke partijen15 51515 51215 53115 53215 53115 531
       
Mutatie 1e suppletore 200727– 473– 473– 473– 473– 473
6.1 apparaat– 473– 473– 473– 473– 473– 473
6.2 inrichting en werking openbaar bestuur500     
6.3 rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers      
6.4 faciliteren politieke partijen      
       
Nieuwe mutaties3 8294 4463 6443 2643 0123 003
6.1 apparaat2 9402 7472 4922 1281 3931 393
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)294294289289289289
b. Binnenlands bestuur en Europa (BBE) (van art. 9.1)2 5582 5572 5622 5622 5622 562
c. Efficiency taakstelling (naar art. 13.3) – 186– 365– 723– 1 458– 1 458
d. Vertegenwoordiging EU Brussel (van art. 12.1)88826   
6.2 inrichting en werking openbaar bestuur4041 5221 2221 6992 1822 173
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)1071099393104114
b. Binnenlands bestuur en Europa (BBE) (van art. 9)7471 6131 1291 6062 0782 059
e. Prep camps (naar SZW)– 400– 200    
f. Gemeentelijke dienstverlening– 50     
6.3 rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers213149149149149149
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)153149149149149149
b. ICT-project BUSY (van art. 12.1)60     
6.4 faciliteren politieke partijen27228– 219– 712– 712– 712
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)272272273273273273
b. Subsidietaakstelling – 244– 492– 985– 985– 985
       
Stand ontwerpbegroting 200842 75342 55040 10539 73940 48241 473
6.1 apparaat9 6869 4909 0468 6847 9477 947
6.2 inrichting en werking openbaar bestuur7 0497 8076 0166 5037 9868 977
6.3 rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers10 2319 7139 7319 7329 7309 730
6.4 faciliteren politieke partijen15 78715 54015 31214 82014 81914 819

6.1.b. Binnenlands bestuur en Europa (BBE)

In verband met de overgang van GSB naar WWI wordt artikel 9 opgeheven. De gelden met betrekking op binnenlands bestuur en Europa (BBE) verschuiven naar artikel 6.

6.2.b. Binnenlands bestuur en Europa (BBE)

In verband met de overgang van GSB naar WWI wordt artikel 9 opgeheven. De gelden met betrekking op binnenlands bestuur en Europa (BBE) verschuiven naar artikel 6.

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
6. Functioneren openbaar bestuur200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007155155155155155155
       
Mutatie 1e suppletore 20071 3001 3001 3001 3001 3001 300
       
Nieuwe mutaties      
Stand ontwerpbegroting 20081 4551 4551 4551 4551 4551 455

5.9 Grotestedenbeleid (artikel 9)

Opbouw uitgaven (x € 1000)
9. Grotestedenbeleid200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007424 547336 729328 747103 08475 60471 024
9.1 apparaat3 1993 1983 2033 2033 2033 203
9.2 faciliteren grotestedenbeleid4 8764 9764 9785 5945 3941 994
9.3 stimuleren grotestedenbeleid416 472328 555320 56694 28767 00765 827
       
Mutatie 1e suppletore 2007342 871335 020335 020– 527– 527673
9.1 apparaat473473473473473473
9.2 faciliteren grotestedenbeleid      
9.3 stimuleren grotestedenbeleid342 398334 547334 547– 1 000– 1 000200
       
Nieuwe mutaties– 767 418– 671 749– 663 767– 102 557– 75 077– 71 697
9.1 apparaat– 3 672– 3 671– 3 676– 3 676– 3 676– 3 676
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)909090909090
b. Overgang GSB (naar VROM)– 1 204– 1 204– 1 204– 1 204– 1 204– 1 204
d. BBE (naar art. 6.1)– 2 558– 2 557– 2 562– 2 562– 2 562– 2 562
9.2 faciliteren grotestedenbeleid– 4 876– 4 976– 4 978– 5 594– 5 394– 1 994
a. Prijsbijstelling (van art. 13)505151585620
b. Overgang GSB– 2 600– 2 700– 2 700– 3 600– 3 400 
c. BBE (naar art. 6.2)– 262– 263– 263– 263– 263– 259
d. Overgang GSB (naar VROM)– 2 064– 2 064– 2 066– 1 789– 1 787– 1 755
9.3 stimuleren grotestedenbeleid– 758 870– 663 102– 655 113– 93 28766 007– 66 027
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)2 7242 2022 0662 0791 4011 371
b. Overgang GSB– 639 873– 565 070– 562 550   
c. Afwikkeling overgang GSB (naar VROM)– 89 478– 67 514– 61 909– 62 646– 34 688– 34 678
d. Netteren specifieke uitkeringen – 730– 730– 730– 730– 730
e. Van Montfransgelden (naar art. 4.2)– 32 243– 31 990– 31 990– 31 990– 31 990– 31 990
       
Stand ontwerpbegroting 2008000000
9.1 apparaat000000
9.2 faciliteren grotestedenbeleid000000
9.3 stimuleren grotestedenbeleid000000
Opbouw ontvangsten (x € 1000)
9. Grotestedenbeleid200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007299 139232 287229 7673 6003 400 
       
Mutatie 1e suppletore 2007343 618335 767335 767   
       
Nieuwe mutaties– 642 757– 568 054– 565 534– 3 600– 3 4000
a. Overgang GSB– 642 757– 568 054– 565 534– 3 600– 3 400 
Stand ontwerpbegroting 2008000000

5.10 Innovatie en Informatiebeleid Openbare Sector (artikel 7)

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
7. Innovatie en informatiebeleid openbare sector200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007106 80582 76581 06079 87175 56775 567
7.1 apparaat4 2743 2243 2243 2233 2233 223
7.2 verbeteren ICT-voorzieningen46 39344 41142 18441 00036 70036 700
7.3 instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen23 10422 61223 11723 11223 10923 109
7.4 reisdocumenten en GBAstelsel33 03412 51812 53512 53612 53512 535
       
Mutatie 1e suppletore 200749 83900000
7.1 apparaat39     
7.2 verbeteren ICT-voorzieningen– 2 069     
7.3 instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen31 200     
7.4 reisdocumenten en GBAstelsel20 669     
       
Nieuwe mutaties1 4776 4578 3788 0446 7136 391
7.1 apparaat11710– 70– 229– 547– 547
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)1179090909090
b. Efficiency taakstelling(naar art. 13.3) – 80– 160– 319– 637– 637
7.2 verbeteren ICT-voorzieningen7504621 0391 027982982
a. Prijsbijstelling (van art. 13)483462439427382382
b. OSOSS (van diverse departementen)250     
c. Elektronische publicatie staatscourant (van gf en pf) 600600600600 
d. Bijdrage interbestuurlijke taskforce gemeenten (van financiën)167     
e. Bijdrage financiële faciliteit doorlichting gemeentelijke regelgeving (aan financiën)– 200     
f. Gemeentelijke dienstverlening50     
7.3 instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen29022416948– 193– 193
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)290285290290290290
b. Efficiency taakstelling – 61– 121– 242– 483– 483
7.4 reisdocumenten en GBAstelsel3205 7617 2407 1986 4716 149
a. Prijsbijstelling (van art. 13)320130130130130130
b. GBA(van diverse departementen) 5 6527 1527 1526 5086 186
c. Efficiency taakstelling – 21– 42– 84– 167– 167
       
Stand ontwerpbegroting 2008158 12189 22289 43887 91582 28081 958
7.1 apparaat4 4303 2343 1542 9942 6762 676
7.2 verbeteren ICT-voorzieningen45 07444 87343 22342 02737 68237 682
7.3 instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen54 59422 83623 28623 16022 91622 916
7.4 reisdocumenten en GBAstelsel54 02318 27919 77519 73419 00618 684

7.4.b. GBA

Betreft de invoering van budgetfinanciering voor overheidsgebruik van de GBA.

5.11 Arbeidszaken overheid (artikel 10)

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
10. Arbeidszaken overheid200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007112 186100 01289 40755 07255 07155 071
10.1 apparaat9 32310 43310 43110 43010 42910 429
10.5 uitkeringsregelingen94 38377 98567 36932 90932 90932 909
10.6 randvoorwaarden sectoren/overheid000000
10.7 vergroten aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever6 1676 5626 5756 7016 7016 701
10.8 verbeteren kwaliteitdienstverlening7331 8571 8571 8571 8571 857
10.9 verbeteren kwaliteitbedrijfsvoering1 5803 1753 1753 1753 1753 175
       
Mutatie 1e suppletore 2007– 570– 1 600– 1 600– 1 600– 1 600– 1 600
10.1 apparaat1 130     
10.5 uitkeringsregelingen– 1 200– 1 600– 1 600– 1 600– 1 600– 1 600
10.6 randvoorwaarden sectoren/overheid      
10.7 vergroten aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever– 500     
10.8 verbeteren kwaliteit dienstverlening      
10.9 verbeteren kwaliteitbedrijfsvoering      
       
Nieuwe mutaties1 198888480– 255– 1 270– 1 270
10.1 apparaat26315– 245– 753– 1 768– 1 768
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)263271265265265265
b. Efficiency taakstelling (naar art.13.3) – 256– 510– 1 018– 2 033– 2 033
10.5 uitkeringsregelingen820818762717717717
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)820818762717717717
10.6 randvoorwaarden sectoren/overheid      
10.7 vergroten aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever2423– 89– 271– 271– 271
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)929493929292
b. Correctie (van art. 10.9)150     
c. Subsidietaakstelling – 91– 182– 363– 363– 363
10.8 verbeteren kwaliteitdienstverlening4643 2273 2273 2273 2273 227
a. Loon en prijsbijstelling75252525252
b. Correctie (van art. 10.9)4573 1753 1753 1753 1753 175
10.9 verbeteren kwaliteitbedrijfsvoering– 591– 3 175– 3 175– 3 175– 3 175– 3 175
a. Prijsbijstelling (van art. 13)1600000
b. Correctie (naar art. 10.7 en 10.8)– 607– 3 175– 3 175– 3 175– 3 175– 3 175
       
Stand ontwerpbegroting 2008112 81499 30088 28753 21752 20152 201
10.1 apparaat10 71610 44810 1869 6778 6618 661
10.5 uitkeringsregelingen94 00377 20366 53132 02632 02632 026
10.6 randvoorwaarden sectoren/overheid000000
10.7 vergroten aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever5 9096 5656 4866 4306 4306 430
10.8 verbeteren kwaliteitdienstverlening1 1975 0845 0845 0845 0845 084
10.9 verbeteren kwaliteitbedrijfsvoering98900000

10.7.b/10.8.b./10.9.b Correctie

Bij de nieuwe artikelindeling van artikel 10 zijn de budgetten niet correct gekoppeld aan de nieuwe operationele doelstellingen. Voor 2007 wordt dit gecorrigeerd via de technische mutaties en vanaf 2008 worden de artikelonderdelen 10.9 en 10.8 samengevoegd onder het oude artikelonderdeel 10.8

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
10. Arbeidszaken overheid200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007619619619619619619
       
Mutatie 1e suppletore 2007680     
       
Nieuwe mutaties201201201201201201
a. Pensioenregeling Nederlandse ambtenaren uit de overzeese gebieden201201201201201201
Stand ontwerpbegroting 20081 500820820820820820

5.12 Kwaliteit Rijksdienst (artikel 11)

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
11. KwaliteitRijksdienst200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 200757 18745 28645 30745 36145 52045 520
11.1 apparaat12 87110 14610 32010 31610 31510 315
11.2 professioneel topmanagement14 09213 92013 57713 57713 57713 577
11.6 goed functionerend personeel15 04013 14213 98914 04714 20714 207
11.7 goed functionerende organisatie1 217992335335335335
11.8 goed functionerende organisatie voorziening en HRM-functie000000
11.9 kwaliteitinformatievoorzieningRijk6 5676 5676 5676 5676 5676 567
11.10 bevorderen kwaliteitHRM-functie7 400519519519519519
       
Mutatie 1e suppletore 200733 8601 0001 0001 0001 0001 000
11.1 apparaat– 489     
11.2 professioneel topmanagement1 0001 0001 0001 0001 0001 000
11.6 goed functionerend personeel29 979     
11.7 goed functionerende organisatie1 321     
11.8 goed functionerende organisatie voorziening en HRM-functie      
11.9 kwaliteitinformatievoorzieningRijk759     
11.10 bevorderen kwaliteitHRM-functie1 290     
       
Nieuwe mutaties– 14 1712 5162 2301 669698698
11.1 apparaat33824– 217– 706– 1 679– 1 679
a. Loon en prijsbijstelling (van art. 13)338269271269269269
b. Efficiency taakstelling (naar art. 13.3) – 245– 488– 975– 1 948– 1 948
11.2 professioneel topmanagement1 215210200200200200
a. Loon en prijsbijstelling (van art.13)350345335335335335
b. ABD – 1 000– 1 000– 1 000– 1 000– 1 000
c. Werkgeverschap TMG-leden (van SZW)865865865865865865
11.6 goed functionerend personeel– 21 433318324319321321
a. Prijsbijstelling (van art. 13)156136145146148148
b. Correctie (van art. 11.10)185185185185185185
c. Ziektekostenvoorziening Rijkspersoneel (naar H81)– 25 945     
d. ARBO maatregelen (naar art. 11.7)– 829     
e. Facturering HRM-activiteiten5 000     
f. Subsidietaakstelling – 3– 6– 12– 12– 12
11.7 goed functionerende organisatie5 4932 0762 0351 9681 9681 968
a. Prijsbijstelling (van art.13)12103333
b. Kosten ontwikkelcentrum (van VROM)18     
c. Overgang PWAA naar Werkmaatschappij (van OCW)4 0832 0662 0321 9651 9651 965
d. ARBO maatregelen (van art.11.6)829     
e. EC ARBO92     
f. PWAA541     
g. OCEC (naar financiën)– 82     
11.8 goed functionerende organisatie voorziening en HRM-functie      
11.9 kwaliteitinformatievoorzieningRijk2646868686868
a. Prijsbijstelling (van art.13)686868686868
b. Bijdrage Rijksweb (van diverse departementen)119     
c. Informatie op orde (van AZ en VROM)77     
11.10 bevorderen kwaliteitHRM-functie– 48– 180– 180– 180– 180– 180
a. Prijsbijstelling (van art.13)7755555
b. Correctie (naar art. 11.6)– 185– 185– 185– 185– 185– 185
c. OSCAR60     
       
Stand ontwerpbegroting 200876 87648 80248 53748 03047 21847 218
11.1 apparaat12 72010 17010 1039 6108 6368 636
11.2 professioneel topmanagement16 30715 13014 77714 77714 77714 777
11.6 goed functionerend personeel23 58613 46014 31314 36614 52814 528
11.7 goed functionerende organisatie8 0313 0682 3702 3032 3032 303
11.8 goed functionerende organisatie voorziening en HRM-functie000000
11.9 kwaliteitinformatievoorzieningRijk7 5906 6356 6356 6356 6356 635
11.10 bevorderen kwaliteitHRM-functie8 642339339339339339

11.2.b ABD

Op basis van de raming van ABD-interim wordt het bedrag verhoogd voor de verwachte ontvangsten en daarmee samenhangende uitgaven in 2007. Abusievelijk is bij voorjaarsnota een meerjarige reeks gedesaldeerd. Deze meerjarige reeks wordt gecorrigeerd tot alleen 2007.

11.6.c. Ziektekostenvoorziening Rijkspersoneel

In de CAO 2007–2011 is voor het jaar 2007 voor € 26 mln. dekking gevonden op de begroting van BZK. Dit bedrag wordt via de aanvullende post arbeidsvoorwaarden overgeboekt naar de begrotingen van de ministeries. Het budget is beschikbaar gekomen in 2006 binnen de arbeidsvoorwaarden, namelijk de Ziektekostenvoorziening Rijkspersoneel (ZVR). In 2006 is de ZVR-regeling afgeschaft. Voor de eenmalige slotuitkering waren middelen vanuit de jaren 2007 tot en met 2010 naar 2006 gehaald. In 2006 is dit budget echter niet volledig uitgeput. De resterende middelen zijn via de eindejaarsmarge overgeheveld naar 2007 en ingezet voor de financiering van de nieuwe CAO.

11.6.e Facturering HRM-activiteiten

Een deel van de activiteiten van het expertise centrum arbeidsmarktcommunicatie (EC AMC) vindt plaats op factuurbasis met doorberekening naar alle ministeries.

11.7.c. Overgang PWAA naar Werkmaatschappij

Project wegwerken archief achterstanden wordt overgeheveld naar de Werkmaatschappij.

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
11. KwaliteitRijksdienst200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007367367367367367367
       
Mutatie 1e suppletore 20072 2901 0001 0001 0001 0001 000
       
Nieuwe mutaties5 693– 1 000– 1 000– 1 000– 1 000– 1 000
a. OSCAR60     
b. ABD interim – 1 000– 1 000– 1 000– 1 000– 1 000
c. Facturering HRM-activiteiten5 000     
d. EC ARBO92     
e. PWAA541     
Stand ontwerpbegroting 20088 350367367367367367

Niet-beleidsartikelen

5.13 algemeen (artikel 12)

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
12. Algemeen200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 200790 427114 93190 52990 53090 58290 582
12.1 apparaat80 448105 05380 65180 65280 70380 703
12.2 bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis9 9799 8789 8789 8789 8799 879
       
Mutatie 1e suppletore 20072 937– 24 887– 1 7021 55013 65017 030
12.1 apparaat2 937– 24 887– 1 7021 55013 65017 030
12.2 bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis      
       
Nieuwe mutaties2 4721 859783– 1 694– 6 770– 6 770
12.1 apparaat2 2181 790714– 1 763– 6 839– 6 839
a. Loon en prijsbijstelling (van art.13)1 78620041 7461 7471 7461 746
b. Efficiency taakstelling (naar art. 13.3) – 996– 1 990– 3 974– 7 949– 7 949
c. Rentecompensatie P-Direkt (van art.13.3)121212121212
d. vertegenwoordiging EU Brussel (naar art. 6.1)– 88– 82– 6   
e. P&M problematiek (naar art. 1.1) – 700– 300– 300– 600– 600
f. ICT-project BUSY (naar art. 6.3)– 60     
g. Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam (van art.12.2)184184184184184 
h. Vernieuwing Rijksdienst (van AZ)8001 6001 300800  
i. RGD-deel PIA-taakstelling– 232– 232– 232– 232– 232– 232
12.2 bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis2546969696969
a. Loon en prijsbijstelling (van art.13)254253253253253253
b. Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam (naar art.12.1)– 184– 184– 184– 184– 184 
       
Stand ontwerpbegroting 200895 83691 90389 61090 38697 462100 842
12.1 apparaat85 60381 95679 66380 43987 51490 894
12.2 bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis10 2339 9479 9479 9479 9489 948

12.1.h. Vernieuwing Rijksdienst

Betreft de apparaatuitgaven van het programmabureau vernieuwing Rijksdienst in deze kabinetsperiode.

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
12. Algemeen200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007983983983983983683
       
Mutatie 1e suppletore 20075 336     
       
Nieuwe mutaties      
Stand ontwerpbegroting 20086 319983983983983683

5.14 Nominaal en onvoorzien (artikel 13)

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
13. Nominaal en onvoorzien200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 200710 408319– 260– 1 139– 1 9300
13.1 loonbijstelling      
13.2 prijsbijstelling      
13.3 onvoorzien10 408319– 260– 1 139– 1 9300
       
Mutatie 1e suppletore 2007129 435128 527129 112129 850129 549130 260
13.1 loonbijstelling109 176108 946109 605110 250109 995110 682
13.2 prijsbijstelling20 25919 58119 50719 60019 55419 578
13.3 onvoorzien      
       
Nieuwe mutaties– 128 161– 130 906– 132 562– 134 898– 227 502– 230 972
13.1 loonbijstelling– 108 210– 108 946– 109 605– 110 250– 109  995– 110 682
a. Loonbijstelling (naar diverse artikelen)– 109 176– 108 946– 109 605– 110 250– 109 995– 110 682
b. CAO RIJK (BZK deel) (van H81)966     
13.2 prijsbijstelling– 20 259– 19 581– 19 507– 19 600– 19 554– 19 578
a. Prijsbijstelling (naar diverse artikelen)– 20 259– 19 581– 19 507– 19 600– 19 554– 19 578
13.3 onvoorzien308– 2 379– 3 450– 5 048– 97 953– 100 712
a. Loon en prijsbijstelling3083013– 12– 36– 36
b. Rentecompensatie P-Direkt121212121212
c. Efficiencytaakstelling – 3 193– 6 387– 16 071– 32 143– 32 143
d. Efficiencytaakstelling (van diverse artikelen) 3 1936 38716 07132 14332 143
e. Huisvestingstaakstelling – 2 154– 2 154– 2 154– 2 154– 2 154
f. Afroming i.v.m. ww-maatregel     – 829
g. Rentecompensatie P-Direkt (naar art. 12.1)– 12– 12– 12– 12– 12– 12
h. Subsidietaakstelling  – 798– 1 596– 3 192– 3 192
i. Taakstelling Rijksdienst – 255– 511– 1 286– 2 571– 2 571
j. Verlaging bestuurskosten    – 90 000– 90 000
       
Stand ontwerpbegroting 200811 682– 2 060– 3 710– 6 187– 99 883– 100 712
13.1 loonbijstelling96600000
13.2 prijsbijstelling000000
13.3 onvoorzien10 716– 2 060– 3 710– 6 187– 99 883– 100 712

13.1.a./13.2.a. Loonbijstelling en prijsbijstelling

Ter compensatie van loon- en prijsstijgingen zijn extra middelen aan de begroting toegevoegd. Deze worden verdeeld over de verschillende (niet-)beleidsartikelen

13.3.c/d Efficiencytaakstelling

Het betreft het deel van de taakstelling op de rijksdienst dat neerslaat bij BZK.

13.3j. Verlaging bestuurskosten

Met ingang van 2011 worden de bestuurskosten verlaagd. Hierbij wordt ook kritisch gekeken naar het aantal bestuurders op lokaal niveau.

5.15 VUT-fonds (artikel 17)

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
17. VUT-fonds200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007800 000300 000900 000000
17.1 VUT-fonds800 000300 000900 000   
       
Mutatie 1e suppletore 2007000000
17.1 VUT-fonds      
       
Nieuwe mutaties000000
17.1 VUT-fonds      
Stand ontwerpbegroting 2008800 000300 000900 000000
17.1 VUT-fonds800 000300 000900 000000
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
17. VUT-fonds200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007 22 37238 24072 02271 43471 434
       
Mutatie 1e suppletore 2007      
       
Nieuwe mutaties      
Stand ontwerpbegroting 2008022 37238 24072 02271 43471 434

Aangezien de lening in 2007 op een latere datum ter beschikking is gesteld dan aanvankelijk was geraamd, is het (rente) ontvangsten patroon over 2008 aangepast.

6. De baten-lastendiensten

6.1 Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR)

Inleiding

De Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR) is de spil in de identiteitsinfrastructuur voor het vastleggen, beheren, verstrekken en gebruiken van persoonsgegevens voor burgers en organisaties met een publieke taak. BPR is een professionele beheerorganisatie. De belangrijkste producten zijn het beheer van het GBA-stelsel (Gemeentelijke Basisadministratie), het beheer van de reisdocumentenketen en de beheervoorziening voor het Burger Service Nummer (BSN).

Voor deze producten voert BPR onder andere de volgende taken uit:

• het inrichten en uitvoeren van het beheer voor het GBA-netwerk, de beheervoorziening BSN en de reisdocumentenketen;

• het bijhouden van een basisregister en signaleringsregister voor reisdocumenten;

• de ontwikkeling en uitvoering van kwaliteitsbeleid voor GBA en reisdocumenten;

• de voorbereiding van het beleid en de wet- en regelgeving voor GBA en reisdocumenten;

• het autoriseren van afnemers voor het gebruik van gegevens uit de GBA;

• het geven van voorlichting en ondersteuning aan burgers en overheden over GBA, BSN en reisdocumenten.

Daarnaast worden bij BPR drie vernieuwingsprojecten uitgevoerd:

• de modernisering van de GBA naar aanleiding van het rapport van de Commissie Snellen;

• de invoering van de generatie elektronische reisdocumenten en vervanging van de infrastructuur voor de aanvraag en uitgifte van reisdocumenten;

• de zorg voor het gebruik van de stemmachines, sinds 2007.

De kosten voor het beheren van de GBA worden doorberekend aan de gebruikers (gemeenten en afnemers) in de vorm van een kostendekkend tarief. Vanaf 2008 worden de kosten van het gebruik binnen het merendeel van de overheid betaald uit de begroting van BZK en niet meer direct door de gebruikers zelf. BSN wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van BZK. De kosten komen voor rekening van de begroting van BZK. De kosten voor het beheren van de reisdocumentenketen en de kosten van de productie en distributie van de reisdocumenten worden gedekt uit het tarief dat BPR in rekening brengt bij de uitgevende instanties. De taken van BPR voor beleidsontwikkeling en wet- en regelgeving worden uit de begroting van BZK bekostigd.

De kosten van de projecten worden deels door de opdrachtgever betaald uit de begroting van BZK en deels gefinancierd uit een lening bij het ministerie van Financiën. De rente en aflossing van die lening worden doorberekend in de prijs van de reisdocumenten en het tarief van de GBA.

Vermogensontwikkeling

Weerstandsvermogen 2008 e.v. (x € 1000)Baten-lastendienst BPR
 2006200720082009201020112012
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)85%66%60%56%59%57%59%
Aandeel materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)82%92%90%85%72%0%0%
Verloop voorzieningenn.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.

Toelichting

Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeeld resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100

Percentage materiele vaste activa gefinancierd met leningen: [leningen bij Financiën/boekwaarde MVA] * 100.

Het eigen vermogen van BPR blijft in absolute termen in de komende jaren gelijk doordat er wordt uitgegaan van een sluitende exploitatie. Ten opzichte van de gemaximeerde omvang daalt het eigen vermogen als percentage van de omzet wel, omdat de gemiddelde jaaromzet toeneemt. De activiteiten voor BSN en de invoering van biometrie op de reisdocumenten leiden tot een hogere jaaromzet en lasten. De aanschaf van apparatuur voor de aanvraag van reisdocumenten is met een lening gefinancierd. Deze lening wordt in de periode tot en met 2011 afgelost. Ultimo 2011 bedraagt daarom het percentage materiële activa gefinancierd met leningen 0%. BPR heeft geen voorzieningen op de balans opgenomen.

Investeringen

Kasstroomoverzicht 2008Baten-lastendienst BPR (x € 1000)
 2006200720082009201020112012
1. Rekening courant RHB 1 januari (incl. deposito)19 81826 33526 33526 44628 05727 79325 563
        
2. Totaal operationele kasstroom5 35910 1635 15010 65010 6507 9005 900
        
3a. -/- totaal investeringen– 7 010– 9 900– 20 400– 7 900– 400– 400– 400
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen980     
3. Totaal investeringskasstroom– 6 912– 9 900– 20 400– 7 900– 400– 400– 400
        
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederministerie– 1 058000000
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie0000000
4c. -/- aflossingen op leningen– 562– 9 763– 4 639– 8 639– 10 514– 9 730– 6 110
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit9 6909 50020 0007 500   
4. Totaal financieringskasstroom8 070– 26315 361– 1 139– 10 514– 9 730– 6 110
        
5. Rekening courant RHB 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4) (maximale roodstand € 0,5 mln)26 33526 33526 44628 05727 79325 56324 954

In 2008 wordt € 20 mln. en in 2009 € 7,5 mln. geïnvesteerd in het ontwerp en de bouw van de Online Raadpleegbare Reisdocumentenadministratie (ORRA, voorheen CRA). Voor deze investering wordt een lening opgenomen bij het ministerie van Financiën. De aflossing van de lening vindt in vijf jaar plaats vanaf 2009. Daarnaast zijn er in 2007 en voorgaande jaren leningen opgenomen voor vervangingsinvesteringen in de infrastructuur voor de aanvraag en uitgifte van reisdocumenten (RAAS) en de investeringen in de modernisering van de GBA. De leningen worden vanaf 2007 afgelost. Voor de eigen organisatie wordt jaarlijks € 0,4 mln. geïnvesteerd in kantoorautomatisering. Dit leidt tot het volgende kasstroomoverzicht voor de periode 2008 tot en met 2012. De RAAS en kantoorautomatisering vallen onder de materiële activa; de investeringen in ORRA en de modernisering van de GBA zijn immateriële activa.

Exploitatie

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2008 (x € 1000)Baten-lastendienst BPR
 2006200720082009201020112012
Baten       
Opbrengst moederministerie15 22953 17812 30012 27912 23712 15412 154
Opbrengst overige ministeries4 4642 7772 7774 0815 2535 2532 777
Opbrengst derden63 70570 36080 30291 50291 50287 55983 386
Rentebaten510200400400400400400
Buitengewone baten0000000
Exploitatiebijdrage0000000
Totaal baten83 908126 51595 779108 262109 392105 36698 717
        
Lasten       
Apparaatskosten79 925115 05590 17996 61297 74296 71692 267
* personele kosten7 5377 0987 4797 4587 4167 3337 333
* materiële kosten72 388107 95782 70089 15490 32689 38384 934
Rentelasten971 2974501 0001 000750550
Afschrijvingskosten99110 1635 15010 65010 6507 9005 900
* materieel kantoorautomatisering429400400400400400400
* immaterieel mGBA en ORRA2359 7632 7508 2508 2505 5005 500
* materiaal RAAS32702 0002 0002 0002 0000
Dotaties voorzieningen0000000
Buitengewone lasten0000000
Totaal lasten81 013126 51595 779108 262109 392105 36698 717
        
Saldo van baten en lasten2 895000000

Uitgangspunt voor de begroting van baten en lasten van BPR is een kostendekkende exploitatie. Deze kosten worden vergoed door een bijdrage van het moederdepartement. In 2008 komt de prijsbevriezing van de Nederlandse Identiteitskaart (NIK) te vervallen. Dat betekent dat de prijs van de NIK wordt verhoogd tot het kostendekkende niveau. Hierdoor neemt de opbrengst van derden toe en neemt de vergoeding van het moederdepartement af. De kosten van het verstrekken van een gratis identiteitskaart aan 14-jarigen worden vergoed uit de begroting van BZK. Vanaf 2008 worden de kosten van het gebruik van de GBA binnen het merendeel van de overheid betaald uit de begroting van BZK. Het gaat om circa 60% van het gebruik. De overige gebruikers blijven via het tarief betalen voor het gebruik van de GBA. De taakstelling op ambtelijk personeel uit het Coalitieakkoord is verwerkt als een verlaging van het personele budget aan de lastenkant en een lagere bijdrage van het moederdepartement aan de batenkant. De lasten bestaan uit personele en materiële lasten. De personele lasten zijn gebaseerd op gemiddelde kostprijs per fte. Ook de kosten voor opleiding en werving en de inhuur van tijdelijk personeel bij vervanging voor ziekte en dergelijke worden hier verantwoord. De personeelslasten worden volgens een vaste verdeelsleutel toegedeeld aan de producten en projecten van BPR. Het materiële budget omvat o.a. de huisvestingskosten, de kosten van kantoorautomatisering en kantoorbenodigdheden. De raming van de kosten van het materiële budget is gebaseerd op de ervaring in voorgaande jaren. Ook de materiële kosten worden met een vaste verdeelsleutel doorberekend in de producten en projecten. De materiële lasten omvatten ook de operationele kosten die direct nodig zijn ten behoeve van een product van BPR, bijvoorbeeld de netwerkkosten ten behoeve van de GBA en de productiekosten van de reisdocumenten. Deze directe kosten worden toegerekend aan het betreffende product.

Aan de lastenkant zijn ook zichtbaar de rente en de afschrijving van de investeringen die zijn gedaan voor het reisdocumentenprogramma en de modernisering van de GBA.

Met ingang van 2006 heeft BPR de beheervoorziening BSN in beheer genomen. Dit leidt tot hogere personele en materiële kosten die worden vergoed door de opdrachtgever, het ministerie van BZK. Verder wordt vanaf medio 2006 de centrale gegevensverstrekking van de GBA uitgerold bij BPR als onderdeel van de modernisering van de GBA. De extra beheerlasten worden met ingang van 2007 doorberekend aan de gebruiker.

Doelmatigheid

De doelmatigheid bij BPR komt tot uitdrukking in de tarieven voor de reisdocumenten en de GBA. In de onderstaande grafieken is de ontwikkeling van de rijksleges voor het paspoort en het GBA-tarief over de afgelopen begrotingsjaren weergegeven. De grafiek geeft tevens de verwachte prijs in 2008 weer.

Grafiek 1: Ontwikkeling rijksleges paspoort

kst-31200-VII-2-1.gif

* Tarief vanaf 26 augustus 2006, na invoering van de gelaatscan op het paspoort.

De kostprijs van de reisdocumenten (excl. gemeentelijke leges en excl. de invoering van biometrie) is vanaf 2004 jaarlijks gedaald. De invoering van biometrie op de reisdocumenten heeft vanaf 26 augustus 2006 geleid tot een netto prijsverhoging van € 8,05 voor het paspoort. Een verdere efficiencyverbetering heeft er toe geleid dat in 2007 het tarief van de reisdocumenten voor de burger niet is verhoogd, ondanks een verhoging van de gemeenteleges. Voor 2008 wordt een beperkte verhoging van de paspoortprijs voorzien, in lijn met de inflatie.

Grafiek 2: Ontwikkeling tarief GBA

kst-31200-VII-2-2.gif

Het basistarief voor de GBA is vanaf 2005 jaarlijks met 1 cent verlaagd. De sterke stijging van de omvang van het berichtenverkeer van de GBA van 70 mln. berichten in 2001 naar ca. 120 mln. in 2006 is gepaard gegaan met slechts een geringe stijging van de kosten van de GBA op zowel personeel als operationeel gebied. De grotere omvang van het berichtenverkeer van de GBA is geleverd tegen vrijwel gelijkblijvende kosten. Vanaf 2007 wordt als gevolg van de modernisering GBA de kwaliteit van de dienstverlening verbeterd. Alle persoonsgegevens worden 24 uur per dag online beschikbaar voor de gebruiker. Dit leidt tot een verhoging van het tarief doordat de investeringen in de modernisering moeten worden terugverdiend en de beheertaken worden uitgebreid. Door een verwachte toename van het volume van het berichtenverkeer is BPR in staat om de kostenstijging per bericht beperkt te houden.

6.2 Centrale Archief Selectiedienst (CAS)

Inleiding

De Centrale Archief Selectiedienst (CAS) waardeert, verrijkt en beheert overheidsinformatie en draagt eraan bij dat de overheid voldoet aan archiefwettelijke verplichtingen. De CAS is hiermee de belangrijkste archiefbewerker voor de rijksoverheid en heeft als taak om in opdracht van de zorgdragers, zijnde alle ministeries en Hoge Colleges van Staat, «werkzaamheden te verrichten in verband met archiefbewerking» (KB CAS 12 december 1996).

Vermogensontwikkeling

Weerstandsvermogen 2008 e.v.Baten-lastendienst CAS
 2006200720082009201020112012
Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang (%)142100100100100100100
Materiele vaste activa gefinancierd met leningen (%)161072000
Verloop voorzieningen (x € 1 000)n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.

Het te hoge eigen vermogen 2006 van ca € 0,148 mln. zal worden teruggestort naar het moederdepartement.

Investeringen

Kasstroomoverzicht 2008Baten-lastendienst CAS (x € 1000)
 2006200720082009201020112012
1 Rekening courant RHB 1 januari (incl. deposito)1 4031 00944828960– 237– 196
        
2 Totaal operationele kasstroom41742159623141277
        
  -/- total investeringen– 610– 494– 268– 268– 32800
  +/+ total boekwaarde desinvesteringen     00
3 Totaal investeringskasstroom– 610– 494– 268– 268– 32800
        
  -/- eenmalige uitkering aan moederdepartement– 142000000
  +/+ eenmalige storting door moederdepartement     00
  -/- aflossingen op leningen– 59– 109– 50– 23000
  +/+ beroep op leenfaciliteit       
4 Totaal financieringskasstroom– 201– 109– 50– 23000
        
5 Rekening courant RHB 31 december (invl. Deposito) (=1+2+3+4)1 00944828960– 237– 19681

De investeringen van de CAS zijn gericht op de continuïteit van de bedrijfsvoering. Zij richten zich vooral op inventaris- en automatiseringbehoefte.

Exploitatie

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2008 (x € 1000)Baten-lastendienst CAS
 2006200720082009201020112012
Baten       
Opbrengst moederministerie4 6804 4074 8684 8314 7594 6104 610
Opbrengst overige ministeries2 4373 0594 8674 3032 8443 0032 989
Opbrengst derden       
Rentebaten13      
Buitengewone baten229      
Exploitatiebijdrage248248     
Totaal baten7 6077 7149 7359 1347 6037 6137 599
        
Lasten       
personele kosten4 8855 0747 1316 6315 1315 1315 131
materiële kosten2 0282 1242 1912 1912 1912 1912 191
Rentelasten964    
Afschrijvingskosten511510409312281291277
* materieel511510409312281291277
* immaterieel       
Dotaties voorzieningen       
Buitengewone lasten       
Totaal lasten7 4337 7149 7359 1347 6037 6137 599
        
Saldo van baten en lasten174000000

De CAS werkt met een kostendekkende exploitatie. Financiering van de exploitatie vindt voor ca. 70% plaats door het moederministerie. De zorgdragers hebben trekkingsrecht op het door het moederministerie beschikbaar gestelde budget. Hieraan wordt invulling gegeven middels het stelsel van Raamconvenanten. Naast de reeds lopende, meerjarige projecten wordt de beschikbare capaciteit, in overleg met het moederministerie en de zorgdragers, nader ingevuld. De definitieve invulling voor 2008 wordt rond oktober 2007 verwacht. Het resterende deel van de exploitatie genereert de CAS door activiteiten, die niet onder het convenantenstelsel vallen. Deze activiteiten richten zich hoofdzakelijk op opslag- en beheer van archiefbescheiden van alle departementen en het verrichten van archiefbewerkingactiviteiten, die buiten het convenantenstelsel om worden aangenomen. Voor 2008 zullen laatstgenoemde activiteiten in het teken van het wegwerken van de achterstanden in archiefbewerking t/m 1975 staan.

Productiecapaciteit en tarifering

De capaciteit bij de CAS is door BZK vastgesteld op 110 fte. Hiervan wordt 88,03 fte direct productief ingezet. De gemiddelde productiviteit wordt begroot op 1 400 uur per direct productieve formatieplaats. In het kader van het Project Wegwerken Archief Achterstanden (PWAA) wordt voor de periode van 1 oktober 2007 tot en met 30 september 2009 23 fte productief personeel extra ingehuurd. Hiermee zal de CAS kunnen voldoen aan zijn opgenomen taak PWAA (realisatie per 1-1-2009) en tevens aan de reeds aangegane verplichtingen buiten het kader van PWAA. Tegelijk zal door de levering van dit meerwerk de bestaande verplichting uit hoofde van de Raamconvenanten per 1–1-2009 gereduceerd zijn tot nihil.

Productiecapaciteit en tarifering voor het jaar 2008Baten-lastendienst CAS
7,00formatieplaatsen a 1 500/1 400 uur per jaar10 400
75,97formatieplaatsen a 1 400 uur per jaar105 817
5,06formatieplaatsen a 1 400/1 000 uur per jaar5 856
   
 totaal 88,03 fte productiepersoneel122 073
 inhuurkrachten42 951
   
 totale productiecapaciteit165 024
   
 tariefgroep specialisten€ 85,00
 tariefgroep archiefbewerking€ 52,00
 tariefgroep uitlening€ 45,50

NB. van de groep formatieplaatsen a 1 400 uur maken 2 medewerkers gebruik van de Regeling Arbeidsparticipatie Senioren(PAS-regeling), vandaar minder dan 75,97 x 1 400 uur bij deze groep.

De CAS hanteert vanaf 2007 drie verschillende tarieven voor haar te verrichten bedrijfsactiviteiten, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden.

Budget in relatie tot productiecapaciteit voor het jaar 2008

Het convenantenstelsel impliceert een relatie tussen het budget van de CAS en de beschikbare productiecapaciteit ten behoeve van het moederministerie. Voor het jaar 2008 is een budget beschikbaar van ruim € 4,8 mln. Afgezet tegen de verschillende tariefgroepen, op basis van de verwachte complexiteit van de aan te leveren archieven, vertaalt dit zich in een beschikbaar productievolume van in totaal ruim 90 000 uur. Verder zal ca. 37 000 uur worden ingezet voor de afbouw van de convenantsverplichting naar het moederdepartement.

Budget bij BZK in relatie tot productiecapaciteit voor het jaar 2007Baten-lastendienst CAS
Opbrengst moederministerie € 4 868 000
Verantwoord als exploitatiebijdrage € 0
Totaal te besteden € 4 868 000
Besteding:  
Tariefgroep specialisten€ 85,004 552 uur
Tariefgroep archiefbewerking€ 52,0086 175 uur
Totaal 90 727 uur

Doelmatigheid

In het streven naar aantoonbare doelmatigheid en doelmatigheidsverbetering investeert de CAS in optimalisering van de workflow van het primaire proces door enerzijds invoering van een vernieuwd eenduidig en gestandaardiseerd productieproces, aangestuurd door een bedrijfsbureau en anderzijds door automatisering van de ondersteunende bedrijfsprocedures en de P&C-cyclus. Dit proces zal in 2007 zijn afgerond en vanaf 2008 zijn nut bewijzen. Zo zullen vanaf 2008 alle projectdossiers volledig gedigitaliseerd worden beheerd en gebruikt.

In 2008 zal, aansluitend op de verbeteringen in het primaire proces, de dienstverlening van de ondersteunende afdelingen worden geoptimaliseerd en doorgevoerd. De verbetering zal worden aangetoond door middel van prestatiemetingen, foutenreductie en een verbeterde communicatie met opdrachtgevers en Nationaal Archief.

6.3 Korps Landelijke politiediensten

Inleiding

Het Korps landelijke politiediensten (KLPD) heeft sinds 1998 de status van agentschap en is tevens onderdeel van de Nederlandse politie. Binnen het korps zijn op hoofdlijnen drie soorten taken te onderkennen. De zelfstandige taak omvat taken die om redenen van efficiency en (inter)nationale belangen aan het KLPD zijn opgedragen. Te denken valt hierbij aan het uitvoeren van rechercheonderzoeken, het verlenen van internationale rechtshulp en de bestrijding van jeugdcriminaliteit. De regioaanvullende taak heeft betrekking op specifieke deskundigheid of taken die vanwege efficiënte allocatie van middelen aan het korps zijn opgedragen. Te denken valt hierbij aan de taken van de politiële luchtondersteuning, de inzet van politiehonden en -paarden. Tot slot is er de coördinerende taak waarbij het korps de samenwerking binnen de Nederlandse politie en andere handhavingdiensten faciliteert, zoals de inzet van het Rampen Identificatie Team.

In het kader van de meerjarenbegroting zijn de volgende ontwikkelingen van belang.

Sterkte-afspraak. Het KLPD moet volgens een overeengekomen groeitraject een sterkte realiseren van 4881 fte ultimo 2010.

Luchtvloot. In 2005 is het contract met de contractant van de helikopters ontbonden. De verwachting is dat de juridische afwikkeling ultimo 2007 is afgerond. Een nieuwe Europese aanbesteding is in een gevorderd stadium. In de onderhavige begroting is ervan uitgegaan dat de helikopters vanaf het jaar 2008 worden geleverd.

Logistiek. Het gezamenlijk streven van BZK en het politieveld is erop gericht de dienst Logistiek, die de verstrekkingen van kleding, wapens en munitie verzorgt, per 1 januari 2008 in te brengen in de VtS Politie Nederland. Zolang deze overdracht niet formeel is geregeld is de dienst Logistiek budgettair neutraal opgenomen in de begroting van het KLPD.

Taakstellingen Regeerakkoord

Aan het KLPD is meerjarig een tweetal taakstellingen opgelegd. Deze taakstellingen betreffen

– een taakstelling huisvesting vanaf 2008 van € 1,2 mln. per jaar;

– een taakstelling efficiency in 2010 € 2,7 mln. en vanaf 2011 € 5,4 mln. per jaar als onderdeel van de aan de Nederlandse politie opgelegde efficiencytaakstelling. Over de invulling van de taakstelling wordt nog nader overleg gevoerd.

Intertemporele kasschuif

Vastgesteld is dat een deel van het financieringsritme en de uitvoering van aan het KLPD opgedragen taken niet met elkaar overeenkomen. Om het financieringsritme meer in lijn te brengen met de verwachte uitvoering en besteding is een inter-temporele kasschuif toegepast.

Vermogensontwikkelingen

Weerstandsvermogen 2008 e.v.Baten-lastendienst KLPD
 2006200720082009201020112012
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)43%43%43%43%43%43%43%
Materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)39%46%54%60%56%55%56%
Verloop voorzieningen (x € 1 000)– 1 874– 7 539– 1 000– 1 000– 92900

Het eigen vermogen bedraagt circa € 10 mln. Bij een baten- en lastenstroom van ruim € 500 mln. vormt dit eigen vermogen een weerstandsvermogen voor onvoorziene tegenvallers.

Voor de kapitaalintensieve investeringen, zoals vaartuigen en helikopters, wordt een beroep gedaan op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën. De overige materiële vaste activa worden gefinancierd uit de jaarlijkse afschrijvingen.

De voorzieningen dalen in verband met het aanwenden van de gevormde voorzieningen voor de migratie van ICT naar VtS Politie Nederland en de voorziening voor reorganisatiekosten Nationale Recherche.

Investeringen

Kasstroomoverzicht 2008Baten-lastendienst KLPD (x € 1000)
 2006200720082009201020112012
1 Rekening courant RHB 1 januari (incl. deposito)86 70291 17140 85819 69713 6928 7068 50 3
        
2 Totaal operationele kasstroom46 521– 8 62322 43438 44044 41545 75448 427
        
  -/- totaal investeringen– 35 565– 58 640– 74 871– 67 095– 41 886– 44 459– 47 400
  +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen2 8972 0002 0002 0002 0002 0002 000
3 Totaal investeringskasstroom– 32 668– 56 640– 72 871– 65 095– 39 886– 42 459– 45 400
        
  -/- eenmalige uitkering aan moederministerie0000000
  +/+ eenmalige storting door moederministerie0000000
  -/- aflossingen op leningen– 9 384– 8 690– 10 595– 11 445– 16 401– 12 957– 13 540
  +/+ beroep op leenfaciliteit023 64039 87132 0956 8869 45912 400
4 Totaal financieringskasstroom– 9 38414 95029 27620 650– 9 515– 3 498– 1 140
        
5 Rekening courant RHB 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4) (maximale roodstand € 0,5 mln.)91 17140 85819 69713 6928 7068 50310 390

De daling van de operationele kasstroom ten opzichte van 2006 is ondermeer het gevolg van een intertemporele kasschuif en een bijdrage aan VtS Politie Nederland alsook de jaarlijkse afschrijvingen en een afname van de nog te besteden bijdragen. De liquiditeit daalt door het afnemen van de voorzieningen en schulden aan personeel in verband met het aflopen van de Tijdelijke Ouderenregeling (€ 15 mln.) alsook door het afnemen van het saldo niet bestede bijdragen.

De investeringen in materiële vaste activa en als gevolg daarvan ook het beroep op de leenfaciliteit zullen vanaf 2008 stijgen in verband met de vervanging van de vaartuigen en de heli’s.

Exploitatie

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2008 (x € 1000)Baten-lastendienst KLPD
 2006200720082009201020112012
Baten       
Opbrengst moederministerie463 022470 120486 450495 246489 912486 800489 130
Opbrengst overige ministeries22 09948 26526 93222 44324 91724 47424 474
Opbrengst derden12 98618 46620 10220 10220 10220 10220 102
Rentebaten1 3875001 000750500250250
Buitengewone baten2 343000000
Totaal baten501 837537 351534 484538 541535 431531 626533 956
        
Lasten       
Personele kosten334 757337 687339 116331 004330 415329 291329 291
Materiële kosten126 613159 520154 201155 571153 360150 362150 362
Rentelasten1 8722 0643 2946 5336 3465 9895 646
Afschrijvingskosten       
* materieel27 87437 50537 87345 43345 31045 98448 657
* immaterieel       
Dotaties voorzieningen7 661      
Buitengewone lasten1 471      
Totaal lasten500 248536 776534 484538 541535 431531 626533 956
        
Saldo van baten en lasten1 58957500000

De opbrengst moederministerie in 2008 bestaat enerzijds uit de algemene bijdrage en bijzondere bijdragen uit Hoofdstuk VII van de Rijksbegroting (m.n. artikel 2) van ca € 470 mln. voor politie en anderzijds uit voor € 16 mln. bijdragen uit Hoofdstuk IV Koninkrijksrelaties.

Daarnaast verricht het KLPD nog taken voor andere ministeries, zoals BVOM, SWAB en «Weight in motion» (WIM.NL). De opbrengst derden bestaat uit de door het KLPD doorbelaste kosten voor uitgevoerde werkzaamheden en de verkoop van kleding en wapens door de dienst Logistiek.

In de loop van 2008 zullen de activiteiten van het KLPD in het kader van het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen en het traject WIM.NL worden beëindigd en zullen zowel de baten als de personele lasten dientengevolge dalen.

In 2006 is een stijging van personeelskosten opgetreden voor extra inhuur van ICT-personeel in verband met het verbeteren van de ICT-infrastructuur en de outsourcing van de ICT naar VtS Politie Nederland. In 2007 worden deze kosten geherrubriceerd naar materiële kosten als een bijdrage aan de VtS-PN. In 2008 vindt een stijging van personele kosten plaats als gevolg van de doorberekening in kosten op grond van de overeengekomen afspraken met de politievakbonden.

De rentelasten zullen stijgen onder invloed van het grotere beroep op de leenfaciliteit. De afschrijvingskosten zullen vanaf 2009 toenemen door de investeringen in helikopters, vaartuigen en het vingerafdruksysteem Havank.

Doelmatigheid

De 25 regionale politiekorpsen en het KLPD zijn met de minister van BZK en de minister van Justitie prestatieafspraken overeengekomen. De prestatieafspraken zijn een instrument om het presterend vermogen van de Nederlandse politie te vergroten. Bij het behalen van de prestatieafspraken wordt achteraf, na toetsing van de gerealiseerde afspraken, een prestatiebekostiging toegekend. Ook in 2008 zal een convenant worden gesloten.

De prestatie afspraken 2007 zijn:

1. het korps draagt zorg voor de uitvoering van 5 projecten die bijdragen aan de verhoging van de veiligheid op de spoorlijnen die extra aandacht behoeven;

2. bij de geweldsgerelateerde assistentieaanvragen voor buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s), geldt voor het korps een afhandelinggarantie van ten minste 90%;

3. het korps stelt in samenwerking met de minister van BZK een klanttevredenheidonderzoek op dat vanaf 2008 mogelijk gebruikt kan worden als indicator;

4. het korps is, zoals vastgelegd in de afspraken voortkomend uit het eindrapport KLPD-regio’s en de aanvullende afspraken met de regio’s, tussen 06.00 uur en 22.00 uur aanwezig op de trajecten voor afhandeling ongevallen en handhaving;

5. voor de opsporing van Financieel Economische Criminaliteit geldt dat in 2007 de projectorganisatie MOT-BLOM betrokken is bij minimaal 6 projecten;

6. het korps treft in 2007 voorbereidingen om informatie te verzamelen in 2008 over de regionale Criminaliteitsbeeldanalyse (CBA’s) zware- en georganiseerde misdaad en waar mogelijk de informatie te stapelen en de daaruit voortkomende bevindingen terug te koppelen aan de regio’s.

6.4 Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR)

Inleiding

Per 1 januari 2007 is het agentschap Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding opgericht. De LFR is beleidsmatig ondergebracht bij het directoraat generaal Veiligheid (DGV).

De missie van de LFR is een landelijke faciliteit te zijn voor de partners in de veiligheid met als centrale rol de multidisciplinaire ondersteuning, waaronder bijstand en operationele logistiek.

LFR verleent diensten op het gebied van verwerven en beheren van materieel en bijstandteams ten behoeve van de brandweer, politie, geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen (GHOR) en andere hulpverleningsorganisaties. De missie is ruim geformuleerd om het agentschap in de gelegenheid te stellen haar takenpakket mogelijk in de toekomst naar een bredere klantenkring tot nut te brengen.

De LFR heeft de volgende algemene doelstellingen:

• het vertalen van het directiebeleid op het gebied van rampenbeheersing (in het bijzonder de discipline brandweer) naar benodigd materieel, communicatie- en informatiesystemen (CIS), geneeskundige uitrustingen, logistiek, voorzieningen voor de waarschuwing van de bevolking en eisen ten aanzien van arbeidsveiligheid, voor zover dit aan het agentschap is opgedragen;

• het verwerven, beheren, registreren en distribueren van materieel en materialen ten behoeve van het grootschalige optreden bij de rampenbestrijding of ten behoeve van de fysieke veiligheid;

• het ontwikkelen, ondersteunen en faciliteren van bovenregionale activiteiten ter bevordering van de kwaliteit van bijstandteams;

• het vormgeven aan shared-services voor operationele diensten.

De LFR voert hiervoor taken uit op het gebied van uitvoering en beheer en formuleert operationele richtlijnen en standaarden op dit terrein.

Vermogensontwikkeling

De ontwikkeling van het eigen vermogen over 2008 tot en met 2012 is in onderstaand overzicht opgenomen. Hierbij gaat de LFR uit van een start per 1 januari 2008 met een eigen vermogen van € 0 conform de openingsbalans per 1 januari 2007.

Weerstandsvermogen 2008 e.v.Baten-lastendienst LFR
 20082009201020112012
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)04%8%20%36%
Materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)0%0%0%0%0%
Verloop voorzieningen (x € 1 000)00000

Investeringen

Kasstroom overzicht 2008Baten-lastendienst LFR (x € 1000)
 2006200720082009201020112012
1 Rekening courant RHB 1 januari (incl. deposito)  – 164– 195– 227– 9205
        
2 Totaal operationele kasstroom  249252258254254
        
  -/- totaal investeringen  280283404040
  +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen  00000
3 Totaal investeringskasstroom  – 280– 283– 40– 40– 40
        
  -/- eenmalige uitkering aan moederministerie  00000
  +/+ eenmalige storting door moederministerie  00000
  -/- aflossingen op leningen  00000
  +/+ beroep op leenfaciliteit  00000
4 Totaal financieringskasstroom  00000
        
5 Rekening courant RHB 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4)  – 195– 227– 9205419

Exploitatie

De begroting van baten en lasten over de periode 2008 tot en met 2012 is in onderstaand overzicht weergegeven.

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2008 (x € 1000)Baten-lastendienst LFR
 2006200720082009201020112012
Baten       
Opbrengst moederministerie  6 3006 3966 4306 4416 509
Opbrengst overige ministeries       
Opbrengst derden  890890826826826
Rentebaten     39
Buitengewone baten       
Totaal baten  7 1907 2867 2567 2717 344
        
Lasten       
Personele kosten  4 6224 6714 6104 5864 611
Materiële kosten  2 3112 3552 3832 4312 480
Rentelasten  810500
Afschrijvingskosten  18623121213583
* materieel  18623121213583
* immaterieel       
Dotaties voorzieningen       
Buitengewone lasten       
Totaal lasten  7 1287 2667 2107 1527 173
        
Saldo van baten en lasten  622046118171

Bij de opstelling van de begroting is uitgegaan van een aantal aannames en inschattingen ten aanzien van de verwachte ontwikkelingen voor het komende jaar in de producten en dienstenportfolio:

• belangrijkste aanname is dat de omvang van de opdrachtenportefeuille van de diverse opdrachtgevende directies binnen DGV niet substantieel zal wijzigen, dan wel dat er een verschuiving ontstaat (vanaf 2008) van opdrachten van het departement naar opdrachten vanuit het veld, als gevolg van de regiovorming en de verwachte decentralisatie van beheersverantwoordelijkheden en -bevoegdheden;

• in de begroting 2007 wordt uitgegaan dat de verwervingen (aanschaf materieel) onderdeel uit maken van de omzet van de LFR. In de begroting 2008 is dit niet langer van toepassing. Het financieel economisch en juridisch risico is niet voor rekening van de LFR maar voor de opdrachtgevers. De in deze begroting opgenomen omzetten zijn geheel toe te schrijven aan de gefactureerde directe uren van medewerkers en verhuurde opslagruimte in het magazijn.

Baten

De baten zijn onder te verdelen naar de producten (langlopend), projecten en naar overige baten. Vanwege het grote aandeel beheerwerkzaamheden van LFR is het aandeel producten het grootst. Hierbij valt te denken aan bijstandteams en het beheer van de middelen voor de Brandweercompagnie, politie, Geneeskundige Combinatie (witte kolom), Nationaal Noodnet; het Nationaal Crisis Centrum, het Waarschuwingsstelsel (WAS) en het beheer van het Internet Materieel Systeem (IMS).

Lasten

– Personele kosten

De personele lasten die in de begroting zijn opgenomen omvatten de interne personele kosten en de kosten van externe inhuur. Ten aanzien van de kosten externe inhuur is een inschatting gemaakt van het aantal benodigde uren. Deze uren zijn omgerekend met een gemiddeld all-in uurtarief.

Daarnaast vormt het terugdringen van verloop een belangrijk aandachtspunt om het beroep op externe inhuur te kunnen minimaliseren.

– Rentelasten

De rentelasten worden begroot voor het beroep op de rekening courant. Het percentage wordt door het Ministerie van Financiën vastgesteld.

– Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten omvatten voornamelijk de kosten van afschrijving op het wagenpark en de gebouwgebonden verbeteringen.

Doelmatigheid

Door de vertaling van kosten in tarieven van bestede uren en meters bestaat inzicht in de exploitatie van de LFR. Dit gegeven gaat gebruikt worden als uitgangspunt voor de toekomstige kostenontwikkeling. Klantenraden zullen bij deze ontwikkeling betrokken worden.

Kengetallen 2008Baten-lastendienst LFR
 2006200720082009201020112012
Directe uren – intern  42 96243 29343 62343 95444 284
Directe uren per directe medewerker intern  1 193,41 202,61 211,81 220,91 230,1
Directe uren per medewerker intern  914,1921,1928,2935,2942,2
Productiviteitsperc. directe medewerker intern  65,0%65,5%66,0%66,5%67,0%
Productiviteitsperc. medewerker intern  49,8%50,2%50,6%50,9%51,3%

6.5 P-Direkt

Inleiding

P-Direkt is op 1 januari 2006 van start gegaan als tijdelijke baten-lastendienst van het ministerie van BZK, onder het eigenaarschap van de directeur-generaal Management Openbare Sector (DGMOS). De tijdelijke baten-lastendienst ontleent zijn kerntaken aan het Kabinetsbesluit tot oprichting van een Shared Service Center HRM voor Personeelsregistratie en Salarisadministratie van 4 juli 2003. P-direkt streeft ernaar in het voorjaar van 2008 groen licht te krijgen voor de definitieve status van baten-lastendienst per 1 januari 2009.

De doelstelling van P-Direkt is gemeenschappelijke ICT basisvoorzieningen op het gebied van HRM te onderhouden en door te ontwikkelen op een zodanige wijze dat de basisvoorzieningen efficiënt en effectief gebruikt kunnen worden door organisaties in het publieke domein bij hun dienstverlening aan hun medewerkers.

De gemeenschappelijke toepassingen en basisvoorzieningen die als diensten worden aangeboden zijn als volgt te clusteren:

• personele zelfbedieningsvoorzieningen voor medewerkers in de Rijksdienst;

• functioneel beheer van de personeelsregistratieve en administratieve voorzieningen, waaronder P informatiesystemen en RMA voor P-dossiers;

• functioneel beheer van salarissystemen en daaraan gerelateerde financiële applicaties;

• proces- en gegevensstandaarden Personeels- en organisatiefunctie;

• functioneel beheer van toegankelijkheid wet- en regelgeving voor P-processen.

De realisatie van het dienstverleningsconcept van P-Direkt wordt gekenmerkt door een gefaseerde opbouw en ingebruikname van de dienstverlening (aanbod en vraag), een gefaseerde opbouw van de P-Direkt organisatie en een gefaseerde aansluiting van de departementen. In de eerste fase die de periode beslaat van 2006 tot en met 2009 worden de HRM-processen vereenvoudigd en geüniformeerd en wordt een zelfbedieningsportaal ingevoerd. De P-dossiers worden centraal opgeslagen en alle departementen stappen over naar SAP voor hun HR-administratie. Tevens vindt voor de salarisverwerking aansluiting plaats op het Facilitair Salaris Centrum (FSC) van het ministerie van Financiën. P-Direkt is operationeel opdrachtgever voor deze ontwikkelingen. Voor 2008 betekent dit een organisatorische integratie van de projectdirectie FSC en de functioneel beheerafdelingen van PeRCC (personeelsinformatie systeem) vanuit de verschillende departementen naar P-Direkt.

Fase twee die naar verwachting in 2010 en 2011 zal plaatsvinden voorziet in één HR-administratie en één HR-contactcenter voor de hele rijksoverheid. Over deze fase vindt in 2008 nadere besluitvorming plaats.

Vermogensontwikkeling

Weerstandsvermogen 208 e.v.Baten-lastendienst P-Direkt
 2006200720082009201020112012
Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang (%)– 980255075100100
Materiele vaste activa gefinancierd met leningen (%)99999999999999
Verloop voorzieningen (x € 1 000)0000000

Om eventuele risico’s uit de normale bedrijfsuitoefening op te kunnen vangen wordt weerstandsvermogen opgebouwd. Vanaf 2008, wanneer de nieuwe dienstverlening grotendeels is ontwikkeld en vanaf wanneer departementen gefaseerd gaan afnemen, wordt een opslag op de tarieven gedaan om de exploitatiebuffer op te bouwen tot de toegestane maximale omvang, te bereiken in 2011.

Investeringen

Kasstroomoverzicht 2008 (x € 1000)Baten-lastendienst P-Direkt
 2006200720082009201020112012
1 Rekening courant RHB 1 januari (incl. deposito)04 481402185275392519
        
2 Totaal operationele kasstroom– 10 005– 2 7293 8504 2774 2014 1244 078
        
  -/- totaal investeringen– 138– 22 040– 1 442– 562– 459– 372– 377
  +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen       
3 Totaal investeringskasstroom– 138– 22 040– 1 442– 562– 459– 372– 377
        
  -/- eenmalige uitkering aan moederministerie1 302221     
  +/+ eenmalige storting door moederministerie       
  -/- aflossingen op leningen – 1 461– 3 625– 3 625– 3 625– 3 625– 3 625
  +/+ beroep op leenfaciliteit13 32221 9301 000    
4 Totaal financieringskasstroom14 62420 690– 2 625– 3 625– 3 625– 3 625– 3 625
        
5 Rekening courant RHB 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4)4 481402185275392519595

P-Direkt investeert in het kader van de ontwikkeling van het dienstverleningsconcept in een aantal ICT-componenten die de basis vormen van de integrale dienstverlening. De investeringen worden gefinancierd door gebruik te maken van de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën. P-Direkt is voornemens om in 2008 investeringen te doen in de dienstverleningscomponenten Portaal/Zelfbediening en SAP HR Implementatie. De leenaanvraag hiervan zal bij voorjaarsnota 2008 bij het ministerie van Financiën worden ingediend.

De investering in materiële activa ten behoeve van het apparaat worden gefinancierd uit de operationele kasstroom.

Exploitatie

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2008 (x € 1000)Baten-lastendienst P-Direkt
 2006200720082009201020112012
Baten       
Opbrengst moederministerie5792 2482 3642 6743 1893 4383 438
Opbrengst overige ministeries3 93515 72919 43021 97626 21128 26228 262
Opbrengst derden       
Rentebaten       
Buitengewone baten16 102     
Exploitatiebijdrage       
Totaal baten4 51524 07921 79424 65029 40031 70031 700
        
Lasten       
Apparaatskosten5 60015 64016 39619 45624 21226 58626 783
* Personele kosten1 0493 1966 4397 76911 24613 16713 329
* Materiële kosten4775951 0111 2942 1142 5672 602
* Inkoop ICT4 07411 8498 94610 39310 85210 85210 852
Rentelasten4387141 4401 2901 140990840
Afschrijvingskosten 1 5963 7723 8123 9313 9974 002
* materieel 1 5963 7723 8123 9313 9974 002
* immaterieel       
Dotaties voorzieningen       
Buitengewone lasten 6 102     
Totaal lasten6 03824 05221 60824 55829 28331 57331 625
        
Saldo van baten en lasten– 1 523271869211712775

In aanloop naar de nieuwe dienstverlening is P-Direkt in 2006 met verschillende dienstverleningen gestart. In 2006 is dienstverlening van werkende HRM-oplossingen in de tijdelijke baten-lastendienst ondergebracht te weten:

• het operationeel opdrachtgeverschap van het salarisverwerkingsysteem IPA aan een cluster van departementen;

• het contractmanagement voor het decentrale systeem voor digitale personeelsdossiers (DRMA);

• het contractmanagement voor een geautomatiseerd zelfbedieningsportaal (Emplaza).

In 2007 is eveneens het functioneel beheer van het personeelsinformatiesysteem PeRCC van de PeRCC-departementen naar P-Direkt overgekomen. Daarnaast worden de digitale personeelsdossiers centraal opgeslagen. Per 1 januari 2008 wordt naar verwachting aan P-Direkt de projectdirectie FSC met het functioneel beheer van het salarisverwerkingsysteem SAP Payroll toegevoegd. Tevens vindt bij Emplaza een uitbreiding plaats door aan de contractmanagementtaak die P-Direkt nu vervult het functioneel beheer van de Emplaza-departementen toe te voegen.

Voor de ontwikkeling van de nieuwe dienstverlening, uit de eerste fase, naar een door de departementen af te nemen dienstenpakket is naar schatting een periode van 1,5 jaar benodigd. Voor sommige producten is de doorlooptijd van de realisatie korter. Voor deze producten geldt dat de ministeries daarvan dan ook eerder gebruik kunnen maken. De realisatie van de tweede fase vindt plaats in 2010 en 2011. Simultaan hieraan zal ook de organisatie van P-Direkt in de komende jaren in omvang worden opgebouwd waardoor de apparaatlasten evenredig met de dienstverlening oplopen.

Baten en lasten van de dienstverlening

De baten uit de dienstverlening bestaan uit de baten van het beheer van de digitale personeelsdossiers, het zelfbedieningsportaal, het beheer van de rijksbreed geharmoniseerde en vereenvoudigde HR-processen, de salarisverwerking en -betaling en het functioneel beheer van de personele informatiesystemen. Naar mate het volume van de dienstverlening de komende jaren toeneemt, stijgen tevens de lasten voor het onderhoud en beheer voor de ICT-infrastructuur van de dienstverlening.

Apparaatslasten

De personele en materiële lasten nemen de komende jaren in omvang toe door de uitbreiding van de dienstverlening van de P-Direktorganisatie.

Afschrijvingslasten

Dit betreffen de afschrijvingslasten uit hoofde van de investering in licenties en de ICT-dienstverleningscomponenten en de bedrijfsvoeringactiva. In 2009 worden de laatste ICT-dienstverleningscomponenten geactiveerd.

Rentelasten

De rentelasten hebben betrekking op de financieringslasten voor de bij het ministerie van Financiën aangegane leningen.

Doelmatigheid

P-Direkt is opgericht om de doelmatigheid in de HR-kolom van de rijksoverheid te verbeteren waarbij een bijdrage wordt geleverd aan het slagvaardiger maken van de rijksdienst. Naast deze «macro-»doelmatigheid streeft P-Direkt naar doelmatigheid van de eigen bedrijfsvoering.

Door de concentratie van HR-werkzaamheden binnen P-Direkt zal P-Direkt de komende vijf jaar uitgroeien tot een organisatie van 200 fte. Door bundeling van taken van de bestaande dienstverlening uit de verschillende departementen binnen P-Direkt wordt een efficiencyslag gemaakt. P-Direkt stelt zich tot doel in deze groeiperiode het huidige overheadpercentage van 25% te verbeteren naar 17,5%, waardoor de uurtarieven jaarlijks met reëel 1,5% kunnen worden verlaagd (totaal een verlaging met ca 7%).

Nieuwe dienstverlening

Om de nieuwe dienstverlening per 2008 qua bedrijfsvoering doelmatig in te richten wordt momenteel het beheer op een gestandaardiseerde wijze opgezet en de planning en control vormgegeven. In het kader van de planning en control worden prestatieafspraken gemaakt en worden zogenaamde Key Performance Indicators (KPI’S) opgesteld. Deze zijn «hard» in de betekenis van het afleggen van verantwoording over het eventueel niet halen ervan; de KPI’s fungeren als indicator over het functioneren opdat tijdig kan worden bijgestuurd. In 2007 worden door P-Direkt deze KPI’s vastgesteld, waarna deze de basis vormen voor afspraken met de klanten. Ten aanzien van de volgende onderwerpen worden prestatieafspraken dan wel KPI’s vastgesteld en vervolgens in de planning en controlproducten opgenomen:

Klantgerichtheid

De dienstverlening van P-Direkt is er op gericht de medewerkers van de departementen te ondersteunen bij het uitvoeren van de personeelsprocessen. Vanuit deze externe focus worden afspraken gemaakt met de departementen over de kwaliteit van de diensten. Om deze afspraken te kunnen waarmaken zijn in de bedrijfsvoering van P-Direkt de volgende doelen prominent aanwezig:

1. Realiseren van continuïteit:

• het leveren van werkende functionaliteiten en bereikbare ondersteuning;

• het up-to-date houden van informatievoorziening en applicatiesystemen.

2. Realiseren van tijdigheid:

• borging van de levering conform afgesproken doorlooptijden van transacties (performance) en doorlooptijden van uit te voeren activiteiten;

• borging van tijdige oplevering van tijdkritische activiteiten.

3. Realiseren van gebruikerstevredenheid:

• levering volgens professionele servicenormen;

• snelle ondersteuning bij fouten waarbij de overlast voor de klant zoveel mogelijk beperkt wordt.

Kwaliteit en kostenefficiency

Naast de klantgerichte sturing is sturing op kwaliteit en kostenefficiency het middel om doelmatiger werken te bevorderen. Door afspraken te maken over de hoeveelheid en de kwaliteit van de te leveren diensten worden doelmatigheidsprikkels geïntroduceerd. Hiernaast stuurt P-Direkt binnen haar eigen bedrijfsvoering op:

1. procesefficiency:

• het voorkomen van vragen door beschikbaar stellen van handleidingen en informatie;

• het voorkomen van foutherstel door tijdige kwaliteitscontroles, vooraf en achteraf;

• fouten zo snel mogelijk en met zo min mogelijk inspanning herstellen.

2. beheersbaarheid:

• constante afweging van realisatie en beheerkosten van de ICT-middelen versus de kosten van procedurele afhandeling.

3. bevorderen van doelmatigheid:

• adviseren van de contracthouder, teneinde de gewenste zelfserviceratio te bereiken;

• waar mogelijk bevorderen van de keuze voor generieke oplossingen in plaats van specifieke oplossingen;

• efficiënte spreiding van het gebruik van diensten;

• ex-ante uitvoeringstoetsen.

Naast de planning en control zijn er nog andere instrumenten die P-Direkt benut om haar doelmatigheid te vergroten. De belangrijkste zijn:

• benchmarking

• audits

• gebruikerstevredenheidsonderzoek

• periodiek evaluatieonderzoek

Periodiek evaluatieonderzoek

Met betrekking tot de bijdrage van P-Direkt aan de doelmatigheid op rijksniveau wordt binnen vier jaar na de start een onafhankelijk evaluatieonderzoek uitgevoerd. De eigenaar is opdrachtgever voor het evaluatieonderzoek waarbij hij de contracthoudersraad zal raadplegen over de exacte onderzoeksvraag. Onderdeel van deze evaluatie is het uitvoeren van een kosten-batenanalyse. Zijn de besparingen die vooraf voor reëel werden gehouden ook daadwerkelijk gerealiseerd. De uitkomsten van de evaluatie moeten er toe leiden dat op zowel het niveau van P-Direkt als het niveau van de individuele contracthouder voorstellen voor doelmatigheid en kwaliteit worden vastgesteld.

Bestaande dienstverlening

Met betrekking tot de bestaande dienstverlening geldt dat P-Direkt deze heeft overgenomen met alle lusten en lasten, dus ook met bestaande contracten. Dat beperkt de sturing op doelmatigheid. Eenheid in beheer wordt hier ook bemoeilijkt. Enerzijds omdat dit afspraken met onderaannemers vereist en die zijn contractueel al – zoals gesteld – vastgelegd. Anderzijds omdat investeren in standaardisatie gezien de beperkte doorlooptijd van de dienstverlening slechts beperkt rendeert. Binnen dit kader geeft P-Direkt uitvoering aan de doelmatigheidseis door bij een kwalitatief goede dienstverlening:

• te sturen op een optimaal contractmanagement binnen de dienstverlening met leveranciers en afnemers;

• binnen een in opbouw zijnde organisatie een efficiënte inzet van personeel te realiseren om hiermee de overhead op een laag niveau te houden. Onder andere door functies die nog geen volledige capaciteit vergen te bundelen en door de inzet van externen in de bedrijfsvoeringfuncties te beperken;

• te sturen op het niveau van kostprijzen om inzichtelijkheid te bieden in het kostenverloop en de resultaten van de dienstverlening.

7. DE BEDRIJFSVOERINGPARAGRAAF

In de bedrijfsvoeringparagraaf worden relevante kwaliteitsverbeteringen en aandachtspunten in de bedrijfsvoering van BZK gemeld. De bedrijfsvoeringparagraaf heeft conform de Comptabiliteitswet het karakter van een uitzonderingenrapportage. Achtereenvolgens komen in deze paragraaf aan de orde:

– het management control systeem;

– toezicht.

7.1 Management control systeem

Management control – het sturen en beheersen van de hele organisatie van BZK – is steeds meer van de manager zelf. In het Audit Committee van BZK worden de opzet en de werking van het management control systeem (MCS) periodiek besproken. Het gaat daarbij om het op hoofdlijnen borgen van de kwaliteit van de departementale bedrijfsvoeringprocessen. In het Rapport bij het Jaarverslag BZK 2006 constateerde de Algemene Rekenkamer een verbetering van de werking van het management control systeem van BZK, waardoor de onvolkomenheid uit 2005 werd weggenomen. Een goed werkend MCS draagt bij aan een efficiënte en effectieve uitvoering van de beleidsprioriteiten uit de begroting. In 2008 voert BZK een aantal activiteiten uit om (de instrumenten van) het MCS verder te verbeteren.

De werkafspraken sluiten aan bij de beleidsprioriteiten in de begroting en vormen de spil van het management control systeem. De werkafspraken zijn onderwerp van een periodieke dialoog over wat de managers van elkaar mogen verwachten en hoe het staat met de realisatie van de beleidsprioriteiten. Werkafspraken zijn daarmee essentieel voor een resultaatgericht optreden van het departement. Het beschikken over juiste risico- en sturingsinformatie is van groot belang voor de interne sturing en beheersing en de (externe) verantwoording. De weg die in 2006 en 2007 is ingeslagen naar meer risicogeoriënteerde werkafspraken wordt in 2008 met kracht voortgezet. Over het jaar 2006 is er voor het eerst een intern management statement opgesteld waarin de secretaris-generaal aan de minister verklaarde «in control» te zijn op de bedrijfsvoering. In 2007 en 2008 wordt de onderbouwing van het management statement verder verstevigd, doordat risico’s al bij het opstellen van de werkafspraken zijn geïdentificeerd, en dus beter door het jaar heen kunnen worden gevolgd. De interne verantwoording in het management statement vertaalt zich extern in de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag.

De beheerrapportage is een interne rapportage waarmee elke manager ieder kwartaal de feitelijke stand van zaken op de beheergebieden (PIOFACH) in beeld krijgt. In 2008 zal de beheerrapportage verder verbeterd worden, als uitvloeisel van een interne evaluatie die in 2007 wordt afgerond. Daarmee blijft de beheerrapportage een belangrijke informatiebron bij het verantwoorden over de bedrijfsvoering en het toetsen van de beheersmatige kanten van de voortgang van de werkafspraken. De beheerrapportages zullen inhoudelijk nog meer worden toegespitst op die informatie die een manager en een controller nodig hebben om tijdig bij te sturen.

Begin 2007 is binnen BZK een actieprogramma Integrale Beveiliging vastgesteld dat doorloopt tot in 2008. Het gaat daarbij niet alleen om fysieke beveiliging, maar ook om informatiebeveiliging en integriteit. De Algemene Rekenkamer wijst op het belang van het op orde hebben van informatiebeveiliging (naleving van regelgeving hierover) in haar Rapport bij het Jaarverslag BZK 2006. Het streven is dat de informatiebeveiliging binnen BZK eind 2008 voldoet aan de eisen uit het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR) en het VIR-Bijzondere Informatie (VIR-BI). De acties in het programma richten zich ook op bewustmaking van medewerkers als het gaat om de risico’s rond fysieke beveiliging en informatiebeveiliging en de maatregelen die zij zelf kunnen nemen om deze te beperken.

7.2 Toezicht

In 2006 is binnen de directie Financieel-Economische Zaken een afdeling opgericht die zich bezighoudt met het toezicht op zelfstandige organisaties en de aansturing van baten-lastendiensten die onder BZK vallen. Deze afdeling zal zich in 2008 samen met het interne Toezichtcomité richten op het verder professionaliseren van het toezicht binnen BZK. Leidraad vormen de principes van de rijksbrede Kaderstellende Visie op Toezicht. Het belangrijkste uitgangspunt hierbij is het gebruik van risicoanalyses. Deze analyses worden gebruikt om voor de toekomst te bepalen hoe toezicht selectief ingezet kan worden. Daarbij wordt ook nadrukkelijk aandacht besteed aan het toetsen van de werking van het toezicht in de praktijk. Daarnaast levert de afdeling expertise bij de begeleiding van de baten-lastendiensttrajecten bij BZK en waar nodig aan de verbetering van bestaande aansturingrelaties.

8. BIJLAGEN

8.1 Moties en Toezeggingen

Veiligheid

In behandeling zijnde moties
Omschrijving motieVindplaatsStand van Zaken
Motie Van Schijndel over het creëren van een bevoegdheid voor de burgemeester om een bijzondere gedragsaanwijzing te geven.15-02-06 Overlast en criminaliteit in steden (28 684, nr. 76)De moties Van Schijndel en Weekers zijn in onderlinge samenhang verwerkt in het wetsvoorstel«Aanwijzingen ernstige overlast». Het wetsvoorstel ligt momenteel ter consultatie bij o.a. VNG, KBB, het College van PG’s. De adviezen worden binnenkort verwacht, waarna het wetgevingstraject verder zal worden vervolgd zodat het wetsvoorstel in het najaar van 2007 aan de Kamer kan worden aangeboden.
   
Motie Schinkelshoek over verkorting van de wacht- en doorlooptijden van veiligheidsonderzoeken.31-05-06 Wet op de Veiligheidsonderzoeken(30 805, nr 8)De brief is in voorbereiding en zal na het zomerreces naar de Tweede Kamer worden gezonden.
   
Motie Van Haersma Buma/Van der Staaij over uitbreiding van de handhaving van snelheidslimieten in woongebieden.14-06-06 Wet bestuurlijke boete overlast in openbare ruimte (30 101) en boete fout parkeren en andere lichte overtredingen (30 098)Zie bijlage bij AO brief dd 15 september, pag. 13/14 (29 398, nr. 43). Het eerste deel van de motie (handhaving van snelheidslimieten) ligt op het terrein van Justitie. Het laatste deel van de motie (met gemeenten heldere afspra- ken maken over de fysieke eisen waar- aan de infrastructuur op striktere handhaving moet voldoen) ligt op het terrein van VenW. De Tweede Kamer heeft op 20 maart 2007 met het wetsvoorstel ingestemd. Het voorstel ligt nu bij de Eerste Kamer. Het bedoel- de overleg met gemeenten wordt meegenomen bij de implementatie van het wetsvoorstel.
   
Motie Weekers over bestrijding van illegale cannabisteelt, met name vanuit woningen.22-06-06 Drugs (24 077, nr. 188)De eerste rapportage naar aanleiding van de motie Weekers is gereed en wordt voor het zomerreces naar de Tweede Kamer verzonden.
   
motie Gerkens/Wagner over een projectregisseur voor hightech crime.04-10-06 Veiligheidsprogramma(28 684, nr. 94)In behandeling bij BZK.
   
motie Wagner/Gerkens over een loket voor aangiftes van internetcriminaliteit.04-10-06 Veiligheidsprogramma(28 684, nr. 96)In behandeling bij BZK.
   
motie Weekers/Van Haersma Buma over een extra investering in de ontneming van crimineel geld.04-10-06 Veiligheidsprogramma(28 684, nr. 97)In behandeling bij BZK.
Afgedane moties
Omschrijving motieVindplaatsStand van Zaken
Motie Van der Ham/Van der Laan over preventie als belangrijk onderdeel van de prestatiecontracten.21-11-05 Begrotingsbehandeling H VII voor het jaar 2006 (30 300 VII, nr. 18)Er is een onderhandelaarsakkoord afgesloten over het Landelijk Kader Politie 2007, waarin preventie een onderdeel vormt. BZK en JUS starten met het vertalen van dit Landelijk Kader naar regionale convenanten.
   
Motie Sterk over het beschikbaar stellen van gelden aan 100 000+ en GSB-gemeenten voor het aanpakken van overlast door jongeren.15-02-06 Overlasten criminaliteit in steden (28 684, nr. 74)Deze motie zal worden betrokken bij de brief over sociale herovering. Met het aantreden van het nieuwe kabinet wordt deze motie uitgevoerd door VROM.
   
Motie Ditrich over een tijdelijk systeem voor de aanwezigheid van advocaat bij politieverhoor11-04-06 Programma versterking opsporing en vervolging(30 800 VI, nr. 14)Min JUS heeft op 1 mei 2007 een brief over de uitvoering van deze motie aan de Kamer gestuurd (30 800 VI, nr. 86).
   
Motie Van Heteren verzoekt de regering de com- pensatieregeling voor zowel de brandweerfuncties, de GHOR- als de aanpalende GGD-functies voor Amsterdam-Amstelland naar de aard van het risicoprofiel te verhogen, en niet slechts de structurele, maar ook de incidentele kosten reëel mee te wegen.31-05-06 veiligheidsregio’s Haarlemmermeer (29 517, nr. 16)Afgedaan middels een brief aan de Kamer van 21 november 2006 met kenmerk29 517, nr. 21.
   
Motie Van Heteren verzoekt de regering de Kamer op korte termijn een historisch overzicht te sturen van de accidentenafhandeling in de laatste vijf jaar met als extrapolatie een prognose van hoe vaak men percentueel denkt de veiligheidsregio als bestuurlijke eenheid de komende tijd nodig te hebben, tegenover lokale afhandeling of door- schaling naar het landelijke niveau.31-05-06 veiligheidsregio’s Haarlemmermeer (29 517, nr. 17)Afgedaan middels een brief aan de Kamer van 21 november 2006 met kenmerk29 517, nr. 21.
   
Motie Koenders over toezending van de evaluatie17-10-06 Evaluatie Moord op Van Gogh (29 854, nr. 15)Afgedaan middels de brief van 18 december 2006 met kenmerk 29 854, nr. 18.
In behandeling zijnde toezeggingen
Omschrijving toezeggingVindplaatsStand van Zaken
De Kamer informeren over definitieve toekenning, besteding FES-gelden in het aandachtsgebied Mobiliteit, Ruimte en Monumenten, onder- deel bescherming vitale infrastructuur.05-10-05 Jaarverslagen 2004 AIVD (29 876), commissie van toezicht. Commissie IVD (30 122)De besluitvorming over de FES-gelden is nog niet afgerond.
   
De Kamer informeren over de uitkomsten van de pilots Cellbroadcasting.15-03-06 Voortgangsrapportage implementatie veiligheidsregio(29 517), uitvoering kabinetsstandpunt ACIR-december 2005 en bestuurlijke verantwoordelijkheid reguliere rampenbestrijdingSchiphol.In behandeling bij BZK.
   
Het nieuwe Nationaal handboek Crisisbesluit- vorming aan de Kamer zenden.15-03-06 Voortgangsrapportage imple- mentatie veiligheidsregio(29 517), uitvoering kabinetsstandpunt ACIR- december 2005 en bestuurlijke ver- antwoordelijkheid reguliere rampenbestrijdingSchipholIn behandeling bij BZK.
   
Als onderdeel van het integriteittraject bij de politie is de Minister van BZK bereid alle korpsen opmerkzaam te maken op het punt dat er geen processen-verbaal onder ambtseed kunnen worden opgemaakt die onvolledig en suggestief zijn.11-04-06 Programma versterking opsporing en vervolging (30 300 VI), Schiedammer parkmoordIn behandeling bij BZK.
   
Naar aanleiding van de ingetrokken motie Van Bochove: Zoeken naar een betere balans tussen openbaarheid en het belang van openbare veiligheid, in het licht van de toegankelijkheid van overheidsinformatie.20-04-06 Wijziging Wet Rampen en zware ongevallen: beperken toegankelijkheid provinciale kaartenDeze toezegging is nog in behandeling bij BZK.
   
De kamer wordt geïnformeerd over hoeveel politiecapaciteit en geld nodig zijn voor de aanpak van de hennepteelt. Hetzelfde geldt voor de ontwikkelingen van het blowverbod.22-06-06 Drugs (24 077, nr 188)In behandeling bij BZK.
   
In reactie op de vraag van Van der Staaij zal min BZK nagaan of het klopt dat vanwege hoge kosten gestopt is met de zogenoemde sms-bombardementen in geval van gestolen mobieltjes.04-10-06 Veiligheidsprogramma(28 684, nr 97)In behandeling bij BZK.
   
Toesturen van eindrapport taskforce mbt grote uitstroom bij politie(vergrijzingproblematiek)23-01-07 Begroting BZK H VIIIn behandeling bij BZK.
   
De kamer informeren over de voortgang afhan- deling van aangiften en meldingen door de politieihkv huiselijk geweld.23-01-07 Begroting BZK H VIIIn behandeling bij BZK.
   
Noodhulpvoertuigen politieuitrusten met defibrillatoren. Dekking binnen hetzelfde begrotingsartikel.23-01-07 Begroting BZK H VIIIn behandeling bij BZK.
   
1. Het gelieerdenbeleid wordt opnieuw geijkt; de Kamer zal op de hoogte worden gesteld van de resultaten hiervan. 2. De stand van zaken van C2000 zal in de toekomst worden meegenomen in de informatievoorziening over ACIR. 3. De Kamer zal apart worden geïnformeerd over de stand van zaken bij de uitbetalingen van schadevergoedingen rond de vuurwerkramp in Enschede. 4. De voortgang van de acties die voortvloeien uit het kabinetsstandpunt over het rapport van de CTRC zullen worden gerapporteerd in de reguliere voortgangsrapportage crisisbeheersing. 5. De minister zal een technische briefing organiseren m.b.t. ACIR en CRTC.31-01-07 Uitvoering kabinetstandpunt ACIR (26 956), eindrapportage com- missie tegemoetkomingen bij rampen en calamiteiten (29 668)1.Wat betreft de KMAR en de politie wordt dit beleid geformaliseerd via een regeling gebaseerd op de Politiewet(1993). Hier wordt momenteel aan gewerkt. Voor de overige dienst, zal na inwerktreden Wet Veiligheidsregio’s een gelijkwaardige regeling worden gemaakt. 2. NB: deze toezegging staat niet vermeld in het verslag van het AO. Wat wel is gerealiseerd, is dat het taakgebied C2000 bij de Raad MIV is belegd. Deze raad geeft landelijk en multidisciplinair sturing aan de ontwik- keling informatievoorziening voor Nederlandse hulpverleningsdiensten. 3. De Kamer is geïnformeerd bij brief van 4 april jl (27 157, nr. 65). 4. Er is over deze acties nog geen nieuws te melden. Daarom is dit niet opgenomen in de eerstvolgende voortgangsrapportage over crisisbeheersing aan de Kamer. 5. Technische briefing heeft inmiddels plaatsgevonden.
   
De Kamer zal periodiek een voortgangsrapportage ontvangen.01-02-07 Actieprogramma aanpak agressie en geweld tegen werknemers met publieke taken (28 684, nr. 110)De voortgangsrapportage wordt naar verwachting in september 2007 aan de Kamer gezonden.
   
De kamer zal de nieuwe versie van het onderzoeksrapport van het onderzoek aard en omvang geweld en agressie ontvangen.01-02-07 Actieprogramma aanpak agressie en geweld tegen werknemers met publieke taken (28 684, nr. 110)De verwachting is dat het onderzoek eind juli 2007 is afgerond en gelijktijdig met de voortgangsrapportage aan de Kamer wordt gezonden.
   
De Kamer zal worden geïnformeerd over de uitspraak in hoger beroep over de zaak verbaal geweld tegen de politie.01-02-07 Actieprogramma aanpak agressie en geweld tegen werknemers met publieke taken (28 684, nr. 110)De voortgangsrapportage wordt naar verwachting in september 2007 aan de Kamer gezonden.
   
De minister zal in het vervolg explicieter aangeven welke aanbevelingen uit de onder- zoeksrapporten van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten hij zal overnemen.01-02-07 Jaarverslag 2005 AIVD, cie v. toezicht en cie IVDDeze toezegging heeft betrekking op de toekomst; in de komende rapporten zal de minister dit element opnemen.
   
Voor het Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuren (NAVI) is in het kader van de FES-gelden € 5 miljoen incidenteel vanaf 2006 beschikbaar gesteld. De Kamer zal gedetailleerde informatie ontvangen over de financiële opzet voor de besteding van deze gelden.06-02-07 Aanpak Nationale veiligheid, bescherming vitale infrastructuurDe Kamer zal naar verwachting worden geïnformeerd rond de zomer van 2007.
   
De minister zegt toe de Kamer een evaluatie te sturen over het functioneren van het Nationaal Crisiscentrum (NCC) en crisis.nl tijdens de storm op 18 januari 2007.06-02-07 Aanpak Nationale veiligheid, bescherming vitale infrastructuurNaar verwachting zal de Kamer vóór de zomer van 2007 worden geïnformeerd. De brief ligt op 11 juli bij min BZK voor.
   
In de brief aan de Kamer bij de strategie voor de Nationale Veiligheid of in de voortgangsrapportage Vitaal zal de samenhang tussen het pro- gramma nationale veiligheid en het programma Vitaal nader worden aangegeven.06-02-07 Aanpak Nationale veiligheid, bescherming vitale infrastructuurIn behandeling bij BZK.
   
Nagaan bij politie of mogelijkheid bestaat om bij de registratie van geweld onderscheid kan wor- den gemaakt in de politiesystemen tussen huiselijk geweld en andere soorten geweld. Deze cijfers geven vervolgens inzicht in het percentage dat huiselijk geweld inneemt t.o.v. het totale aantal geweldsincidenten.23-05-07 VeiligheidsprogrammaOp regionaal niveau wordt al onderscheid gemaakt in de managementrapportage, maar met verschillende definities. De vraag landelijk stellen, heeft een duidelijke vraagstelling nodig. De landelijke projectleider huiselijk geweld is gevraagd of het mogelijk is deze toezegging mee te nemen in de derde landelijke meting huiselijk geweld, die thans wordt uitgevoerd en waarover in het najaar van 2007 aan de Kamer wordt gerapporteerd.
   
Nagaan wanneer éénduidige vorm (landelijke standaard) van internetaangifte een feit is.23-05-07 VeiligheidsprogrammaEr komt een landelijke standaard voor digitale aangifte. Min BZK zal nagaan wanneer dit eenduidige format voor internetaangifte een feit is. Daarbij neemt zij ook de kwestie mee van aangifte bij een bekende dader.
   
De Tweede Kamer zal jaarlijks worden voorzien van een tussenstand m.b.t. toepassing van bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid.13-03-2007 Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid(30 566, nr. 1)In behandeling bij BZK.
Afgedane toezeggingen
Omschrijving toezeggingVindplaatsStand van Zaken
In geval van uitbreiding van bevoegdheden van de AIVD, mogelijk in het kader van protective intelligence, dan zal ook wijziging van overige wetgeving worden bezien in het licht van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Europese regelgeving.12-06-02 Aanslag op de heer W. S. P. Fortuyn (eventuele wijziging van de wet- en regelgeving) (28 374, nr. 13)Afgedaan. Dit heeft zijn beslag gekre- gen in Wijziging WIV 2002 (nieuwe E-taak).
   
Minister BZK zegt toe dat in de eerstvolgende brief over Veiligheidsregio’s Defensie en natio- nale veiligheid (CMBA) hier integraal deel van uitmaakt.10-11-05 Beleidsnota «Defensie en nationale veiligheid» (29 800 X)Afgedaan middels de voortgangsrapportage veiligheidsregio’s van 12 oktober 2006, kenmerk29 517, nr. 12.
   
De Kamer informeren over de uitkomsten van het interne onderzoek.26-01-06 Lekken van geheime AIVD-informatie naar het criminele circuit. Afgedaan, zie brief met kenmerk29 876, nr. 19 en 20. 
   
Gezamenlijke brief van min BZK en min JUS over waar, bij welke overheidsinstantie, de aandacht voor het onderwerp integriteitsaantastingen wordt belegd.26-01-06 Lekken van geheime AIVD-informatie naar het criminele circuitAfgedaan, zie brief met kenmerk 28 844, nr. 11 en 28 479, nr. 26.
   
De minister van BZK zal in juli 2006 een voortgangsrapportage Veiligheidsregio naar de TK zenden.15-03-06 Voortgangsrapportage imple- mentatie veiligheidsregio uitvoering (29 517), kabinetsstandpunt ACIR-december 2005 en bestuurlijke verant- woordelijkheid reguliere rampenbestrijdingSchipholDe Kamer is geïnformeerd middels een brief van 21 november 2006 met kenmerk 29 517, nr. 21.
   
Twee maal per jaar de Kamer een voortgangsrapportage over Vitale Infrastructuur te zenden.15-03-06 Voortgangsrapportage implementatie veiligheidsregio(29 517), uitvoering kabinetsstandpunt ACIR-december 2005 en bestuurlijke verantwoordelijkheid reguliere rampenbestrijdingSchipholAfgedaan per brief van 6 november 2006 met kenmerk26 643, nr. 83.
   
De definitieve lijst van quickscans zal aan de Kamer worden toegezonden, voorzien van implementatietermijnen (ijkpunten).15-03-06 Voortgangsrapportage implementatie veiligheidsregio(29 517), uitvoering kabinetsstandpunt ACIR-december 2005 en bestuurlijke verantwoordelijkheid reguliere rampenbestrijdingSchipholEr is een definitieve lijst quickscans vastgesteld. Deze zal voorzien van implementatietermijnen aan de vol- gende voortgangsrapportage kabinetsstandpunt ACIR (staat gepland in juli 2007) worden toegevoegd.
   
De Kamer ontvangt een overzicht van de beoogde gefaseerde wijzingen in de WIV en de Wvo.16-03-06 Jaarplan 2006 AIVD en ontwikkelprogramma AIVDAfgedaan.
   
Min BZK en min DEF zullen de Kamer bij een volgende gelegenheid rapporteren over de samenwerking tussen AIVD en MIVD op de werkvloer.16-03-06 Jaarplan 2006 AIVD en ontwikkelprogramma AIVDAfgedaan. Besproken in jaarverslag AIVD 2006 en in beantwoorden van de vragen naar aanleiding van dit jaarverslag.
   
Implementatie van (de maatregelen uit) het programma «versterking opsporing en vervolging» wordt opgenomen in de prestatiecontracten met de politiekorpsen voor de jaren 2007 en 2008.11-04-06 Programma versterking opsporing en vervolging (30 300 VI), Schiedammer parkmoordAfgedaan middels de achtste voortgangsrapportage «Naar een veiliger samenleving» in oktober 2006, kenmerk28 684, nr. 92.
   
De ministers van BZK en Justitie informeren de Kamer eenmaal per jaar over de voortgang van het programma «versterking opsporing en vervolging». Nog voor de behandeling van de begrotingen van BZK en Justitie najaar 2006 zal de Kamer een eerste rapportage ontvangen.11-04-06 Programma versterking opsporing en vervolging (30 300 VI), Schiedammer parkmoordAfgedaan middels de voortgangsrapportage op 1 mei 2007, kenmerk30 800 VI, nr. 86.
   
Kamer informeren indien in de ministeriële regeling cf. art. 6a Wrzo verdere beperkingen worden aangebracht.20-04-06 Wijziging Wet Rampen en zware ongevallen: beperken toegankelijkheid provinciale kaartenAan deze toezegging is voldaan middels een wetswijziging. Deze is op 20 maart 2007 in werking getreden en maakt het mogelijk om bij ministeriele regeling de toegankelijkheid van de risicokaart te beperken.
   
Min BZK zal de TK dit najaar een rapportage sturen met een nadere financiële onderbouwing. Hij streeft naar bestuurlijke overeenstemming, zowel met Kennemerland als met Amsterdam-Amstelland.18-05-06 Brief dhr. Vos inzake brandweerzorg Schiphol, territoriale congruentie gemeente Haarlemmermeer (29 517)Afgedaan middels de brief aan de Kamer van 21 november 2006 met kenmerk29 517, nr. 21.
   
De Kamer wordt geïnformeerd over de oorzaken van het achterblijven van het aantal verdachten dat door de politie wordt aangedragen bij het Openbaar Ministerie.14-06-06 Financiële verantwoording 2005 (30 550 VII)De Kamer is geïnformeerd over de stand van zaken prestatiecontracten 2005. In de brief is een alinea opgenomen over dit onderwerp.
   
De Voorzitter van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten zal worden gevraagd of deze bereid is een onderzoek in te stellen naar het overheidsoptreden rondom de moord op de heer Van Gogh.18-01-07 Evaluatie overheidsoptreden rondom moord op de heer Van Gogh (29 854, nr. 18)Afgehandeld. De Commissie geeft uitvoering aan dit verzoek. Een afschrift van het verzoek en een afschrift van de reactie is aan de Kamer verzonden op 15 februari 2007 met kenmerk29 854, nr. 12.
   
Toesturen van Actieprogramma brandweerveiligheid begin 2007.23-01-07 Begroting BZK H VIIHet actieprogramma is in januari 2007 naar de Kamer gezonden, kenmerk 26 956, nr. 46.
   
In de meicirculaire zal min BZK de Kamer informeren over de conclusies tav het eindrapport van het Cebeon-onderzoek.23-01-07 Begroting BZK H VIIDe kamer is geïnformeerd bij brief van 26 april jl, kenmerk30 800 B, nr. 13.
   
Het evaluatierapport over de stormramp zal aan de Tweede Kamer worden gezonden waarbij de suggestie van Van Gent over waarschuwing in meerdere talen uit te doen voor internationaal verkeer wordt meegenomen.23-01-07 Begroting BZK H VIIDe Kamer is geïnformeerd bij brief van 6 juli 2007.
   
Min BZK zal in overleg treden met de brandweervrijwilligers om knelpunten te inventariseren.23-01-07 Begroting BZK H VIIAfgedaan. Min BZK heeft tijdens haar werkbezoek aan de veiligheidsregioRotterdam-Rijnmond met vrijwilligers gesproken. Op 2 juli heeft zij met acht brandweervrijwilligers en de beoogde voorzitter van de brandweervereniging i.o. gesproken.
   
Conclusies van overleg met DZW, VNG en burgemeesters G4 over arbeidstijden brandweer naar de Kamer zenden.23-01-07 Begroting BZK H VIIAfgedaan. De kwestie van de arbeidstijden brandweeris (mede) naar aanlei- ding van de rechterlijke uitspraak opge- lost. In het bestuursakkoord Rijk en gemeenten is afgesproken dat de gemeenten extra geld voor OOV zullen ontvangen om financiële problemen op te lossen (30 800 B, nr. 17).
   
De minister zegt toe de Kamer een evaluatie te sturen over het functioneren van het Nationaal Crisiscentrum (NCC) en crisis.nl tijdens de storm op 18 januari 2007.06-02-07 Aanpak Nationale veiligheid, bescherming vitale infrastructuurDe Kamer is geïnformeerd bij brief van 6 juli 2007.
   
In het bestuursakkoord met de VNG zullen afspraken worden gemaakt over de rampenbestrijding, veiligheidsregio’s en de regionale brandweer.18-04-07 Bestuurlijke aansturing brandweerzorg (29 517, nr. 22)Afgedaan.
   
De kabinetsreactie op het WRR-rapport Dynamiek in islamitisch activisme wordt voor het zomerreces aan de Tweede Kamer gezonden.19-06-07 Beleidsprogramma(31 070)De Kamer is geïnformeerd bij brief van 5 juli 2007, kenmerk30 800 VI, nr. 115.
   
Vaste commissie V&W en BZK zijn uitgenodigd waarnemer c.q. deelnemer te zijn bij de oefenweek «waterproef» in november 2008. 27-06-07 Rampenbeheersing overstromingen (27 625, nr. 77)De toezegging is inmiddels opgenomen in het plan van aanpak van de oefening.

Bestuur en Democratie

In behandeling zijnde moties
Omschrijving motieVindplaatsStand van Zaken
Geen  
Afgedane moties
OmschrijvingmotieVindplaatsStand van Zaken
Motie Albayrak/Algra over structurele financiering voor het instandhouden van opvangvoorzieningen en ZMOK-plus in Rotterdam.21-11-05 Begrotingsbehandeling H VII voor het jaar 2006 (30 300 VII, nr. 23)I.v.m. aantreden kabinet Balkenende IV is deze motie nu in behandeling bij VROM.
   
Motie Boelhouwer/Knops over wijziging van de circulaire procedureregels bij burgemeestersbenoeming.21-11-05 Begrotingsbehandeling H VII voor het jaar 2006 (30 300 VII, nr. 25)Toegezegd is om dit met de commissarissen der Koningin in algemene zin te bespreken. De Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 21 november 2006, kenmerk30 300 VII, nr. 16.
   
Motie Van der Staaij c.s. over onafhankelijk onderzoek naar vestiging en functioneren van instellingen/woongroepen voor bijzondere doelgroepen.21-11-05 Begrotingsbehandeling H VII voor het jaar 2006 (30 300 VII, nr. 33)Sinds aantreden kabinet Balkenende IV in behandeling bij VROM en VWS.
   
Motie Engels verzoekt de regering om in deze kabinetsperiode maatregelen voor te bereiden tot herstel van het gemeentelijke belastinggebied in uitvoering.20-12-05 Afschaffing gebruikersdeel OZB op woningen (30 096)De Kamer is over de uitvoering van deze motie o.a. geïnformeerd bij brief van 2 juni 2006, kenmerk 26 213, nr. 24. De scenario’s gemeentelijke belastinggebied zijn aan de Kamer toegezonden bij brief van 13 november 2006, ken- merk30 096, nr. 26.
   
Motie Spies over stopzetten samenvoeging RMO en de Raad voor de volksgezondheid en te zoeken naar nieuwe plaats voor de RMO binnen de rijksdienst.21-09-06 Adviescolleges(28 101, nr. 5)De ministerraad heeft besloten deze motie niet uit te voeren. Min VWS heeft de Kamer daarvan op de hoogte gesteld.
   
Motie Nijs over scenario’s voor een zorgvuldige afweging van het adviesstelsel en deze op korte termijn aan de Kamer voor te leggen.21-09-06 Adviescolleges (28 101, nr. 6)Afgehandeld bij brief van 18 januari 2007.
In behandeling zijnde toezeggingen
OmschrijvingtoezeggingVindplaatsStand van Zaken
De Kamer zal een nota ontvangen voor het einde van 2005 over de aard en betekenis van de Grondwet in relatie tot de criteria voor Grondwetsherziening. Hierin zullen vragen over en wensen tot wijziging dan wel uitbreiding van de Grondwetworden behandeld. Ook de opneming van het dierenwelzijn als zorgplicht in de Grondwet zal hierin aan de orde komen.24-02-05 Nota grondrechten in pluriforme samenleving (GPS) (29 614)Op dit moment wordt binnen BZK nader bezien hoe vorm te geven aan deze toezegging rekeninghoudend met het nieuwe coalitieakkoord waarin de aanstelling van een staatscommissie Grondwet vermeldt staat.
   
   
Onderzoek naar de reden waarom kiezers op de lijsttrekker stemmen.28-06-06 Wijziging Kieswet: verlaging voorkeursdrempel (30 418)Dit punt wordt opgenomen in het nationaal verkiezingsonderzoek. In september 2007 verschijnt een boek over het Nationaal Kiezersonderzoek 2006. Daarin staat vermeld een beschrijving van het onderzoek plus analyse van de laatste kamerverkiezingen.
   
Eind 2009 zal de Kamer worden geïnformeerd over de effecten van deze wetswijziging in de praktijk (evaluatie). Daarbij zal ook aandacht worden besteed aan de gendereffecten en de woonplaats van griffiers en secretarissen. De stass volgt het aantal wethouders met ontheffing en bericht hierover jaarlijks aan de Kamer.13-09-06 Wijziging verruiming Gemeentewet en Provinciewet i.v.m. verruiming van het vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden (30 480)In behandeling bij BZK. Het wetsvoorstel is op 13 maart 2007 door de Eerste Kamer aanvaard.
   
Het nog uit te brengen advies van de Kiesraad over de problematiek van stemmen bij volmacht zal aan de Eerste Kamer worden gezonden.14-11-06 Vervallen Grondwetsbepaling inzake kiesrechtuitsluiting van wilsonbekwamen (30 471)De Kiesraad brengt in het najaar van 2007 een apart advies uit over stemmen bij volmacht.
   
De Cie.-Dijkstal zal worden gevraagd ook te adviseren over ontslagvergoedingen. De Kamer ontvangt t.z.t. het advies.24-01-07 Begrotingsbehandeling H VII (30 800 VII)De nieuwe minister BZK is bezig om een vervolgopdracht over ontslagvergoeding bij de commissie in te dienen. Zodra de taakopdracht bekend is, zal de Kamer worden geïnformeerd.
   
De minister zal aan de minister van Financiën de vraag doorgeleiden of in het contract betreffende de eigendoms overdracht van de Sdu iets is opgenomen over de NewVote stemcomputers08-02-07 Toekomst verkiezingsproces en stemmachines (30 800 VII)Het voortouw ligt bij Financiën. Nog niet afgehandeld.
   
De Kamer zal periodiek een rapportage ontvangen over de ontwikkeling betreffende dubbelbenoemingen bij staatsraden.14-02-07 Wijziging Wet Raad van State (30 585)BZK overlegt momenteel nog met de Raad van State over de opzet en taak- verdeling betreffende de periodieke rapportage.
   
De ministers van BZK en van Justitie zullen de procedure van benoeming van leden van de Raad van State evalueren en bezien of er nog andere wijzigingen wenselijk zijn.14-02-07 Wijziging Wet Raad van State (30 585)Zie vorige toezegging. In het verlengde van de periodieke rapportage volgt een evaluatie van de benoemingswijze.
   
Voorstel tot opname van het vraagstuk inzake opname van EU en doorwerking EG-regelgeving in Grondwet, in opdrachtformulering Staatscommissie-GrondwetParlementaire betrokkenheid bij de gedelegeerde regelgeving (30 800 VI, C) en follow-up debat van 14 maart 2006 over versnelde implementatie van EU-richtlijnen (21 109, nr. 159)Conceptadviesaanvraag Raad van State in voorjaar 2007 in onderraad.
   
Min BZK is bereid de criteria «oud» te zien als een extra criterium bij de beoordeling of er wel of niet sprak is van afwijking van de Grondwet03-04-07 Kabstp rapport «De constitutionele bepalingen over verdragen die van de Grondwet afwijken en de opdracht van bevoegdheid aan inter- nationale organisaties (27 484) (Advies commissie Besselink)In behandeling bij BZK en JUS.
Afgedane toezeggingen
OmschrijvingmotieVindplaatsStand van Zaken
De minister zal de Kamer voor eind maart 2005 een brief sturen over een advies inzake de juridische betekenis van het noemen van gronden in artikel 1 van de Grondwet.16-03-05 Nota over opnemen van mensen met handicap of chronische ziekte in art 1 Grondwet(29 355)Afgedaan middels het onderzoek van de commissie rechtsgevolgen artikel 1 Grondwet. Deze commissie heeft vast- gesteld dat het toevoegen van nieuwe gronden aan art. 1 niet opportuun is (advies uitgebracht op 12 april 2006). Aan de Kamer is het standpunt van min BZK verstuurd op 1 mei 2006,29 355, nr. 28.
   
1. een schriftelijke reactie op de uitvoering van het amendement-Luchtenveld c.s. uit 2001 2. een brief over de verhuisplicht van wethouders 3. rond maart 2006 een brief over de eindevaluatie28-04-05 Kabstp rapport stuurgroep Evaluatie Dualisering Gemeentebestuur (30 008)1. Afgedaan. Wijziging salarissen wethouders en gemeenteraadsleden is doorgevoerd, zie Staatsblad besluit 458 van 28 augustus 2002. 2. Afgedaan. Ontheffing woonplaatsvereist is inmid- dels in de wet geregeld, zie kamerstuknr 30 480, nr. A. 3. Afgedaan bij brief aan de Kamer van 24 april 2006 met kenmerk 30 008, nr. 3.
   
   
Zal in de loop van 2006 met een notitie komen over het (grond-)wettelijk stelsel in verband met gemeentelijke herindeling, met aandacht voor rolverdeling tussen gemeenten, provincie en Rijk.13-09-05 Gemeentelijke herindeling Warmond, Sassenheim en Voorhout en Utrechtse HeuvelrugMet de totstandkoming van het coalitie- akkoord is deze toezegging niet meer van toepassing. Herindeling vindt alleen plaats op initiatief van onderaf.
   
Min BVK heeft toegezegd in het evaluatieonder- zoek te laten uitzoeken of het systeem van de Awgb het toelaat dat een verplichting in een wet wordt opgenomen voor een overheidsorgaan om de Cgb te verzoeken een onderzoek in te stellen. Daarnaast heeft MinBVK toegezegd dat er een eerste beeld van de resultaten van de wet gegeven wordt bij de midterm review GSBIII in 2007.15-09-05 Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (30 091)In verband met het aantreden van het kabinet Balkenende IV is deze toezegging nu in behandeling bij VROM/WWI
   
In het najaar zal een nota aan de Kamer worden gezonden over het middenbestuur.14-06-06 Financiële verantwoording 2005 (30 550)Afgedaan. Het rapport is in januari 2007 uitgekomen.
   
De minister zal bij de begrotingsbehandeling nader ingaan op de voortgang BTW-compen- satiefonds en de algehele financiële situatie bij de gemeenten en provincies.14-06-06 Financiële verantwoording 2005 (30 550)Afgehandeld bij begrotingsbehande- ling voor het jaar 2007.
   
Na eerstvolgende verkiezingen vindt eerste evaluatie plaats.28-06-06 Wijziging Kieswet: verlaging voorkeursdrempel (30 418)Dit wetsvoorstel heeft het kabinet op 20 november 2006, kenmerk 30 418, nr. 8ingetrokken. Er komt dus geen evaluatie.
   
Een vergelijking van de afluisterproblematiek met de situatie in Duitsland.12-10-06 StemmachinesAfgehandeld per november 2006.
   
De instructie aan gemeenten en stembureauleden wordt gegeven over de controle van de verzegeling, de controle van transport, de bewaking van de stemmachines en afluisteren.12-10-06 StemmachinesAfgehandeld per november 2006.
   
Informatie over de waarborging van het stemgeheim, gebaseerd op de analyse die de AIVD gaat maken over de afluisterrisico’s plus informatie over de consequenties die we hieruit trekken.12-10-06 StemmachinesAfgehandeld per november 2006.
   
Min BVK zal per brief reageren op de opvattingen van de heer Dragstra van de UvA over de vermeende inconsitutionaliteit van het aanvullend KB inzake de ontbinding van de Tweede Kamer.14-11-06 Vervallen Grondwetsbepaling inzake kiesrechtuitsluiting van wilsonbekwamen (30 471)Afgedaan. De brief aan de Kamer is verzonden op 22 december 2006.
   
Na vaststelling in de MR de AMvB Si/Sa ter kennisneming aan de Kamer zenden.20-04-06 Eerste voortgangsrapportage invoering kabinetsstandpunt rapport Brinkman «Anders gestuurd, beter bestuurd» (30 300, B) en slappen bodemproblematiekAfgedaan bij brief van 16 augustus 2006.
   
De kamer ontvangt binnen twee weken een brief over de maatregelen ter bevordering van het stemmen vanuit het buitenland.24-01-07 Begrotingsbehandeling H VII (30 800 VII)Afgedaan. De kamer is geïnformeerd bij brief van 6 februari 2007.
   
Toesturen van een brief aan de Kamer na overleg met gemeentebestuur Leiden over het ondernemersfonds Leiden en vrijstelling maximumtarieven OZB.24-01-07 Begrotingsbehandeling H VII (30 800 VII)Afgedaan. De Kamer is bij brief van 26 juni 2007.
   
De Kamer ontvangt een stand van zaken in de discussie over de positie van toezichthouders zoals AFM en Opta.31-01-07 Kabstp Interbestuurlijk Toezicht, vermindering bestuurlijke drukteAfgedaan. De Kamer is geïnformeerd bij brief27 831, nr. 23.
   
De minister zal de commissie-Hermans verzoeken het verkiezingsproces tot en met de Statenverkiezingen van 7 maart 2007 te evalueren.08-02-07 Toekomst verkiezingsproces en stemmachines (30 800 VII)Afgedaan. Het rapport commissie Hermans is op 2 april 2007 aan de Kamer gezonden.
   
De minister zal de commissie-Korthals Altes verzoeken het experiment SWS en de uitgifte van vervangende stempassen te onderzoeken en het Zweedse systeem hierbij te betrekken.08-02-07 Toekomst verkiezingsproces en stemmachines (30 800 VII)Afgedaan. Dit wordt opgenomen in de commissie-Korthals Altes. Het rapport komt vermoedelijk uit in oktober 2007.

Kwaliteit Openbare Sector per 1 juli 2007

In behandeling zijnde moties
OmschrijvingmotieVindplaatsStand van Zaken
Motie Aptroot: één inspectie- en controledienst voor het bedrijfsleven uiterlijk per 1 januari 2009. Eerste grote stap per 1 januari 2007. Plan van aanpak uiterlijk juni 2006.21-02-06 Motie Aptroot c.s. over de realisatie van één inspectie- en controledienst (29 362, nr. 77)Het project Eenduidig Toezicht heeft als doel het realiseren van een front-Office in groot aantal domeinen. De planning is om na het zomerreces een plan van aanpak aan de Kamer te zenden.
   
Motie Dittrich inzake publiek inzichtelijk maken van aan overheidsorganen opgelegde dwangsommen.18-05-06 Initiatief wetsvoorstel Wolfsen/Luchtenveld Wet Dwangsom bij niet tijdig beslissen door een bestuursorgaan (29 934, nr. 17)In behandeling bij BZK. Het initiatief wetsvoorstel is nog niet inwerking getreden.
   
Motie Brinkman over een onderverdeling in gegronde en ongegronde klachten.24-04-07 Jaarverslag Nationale Ombudsman (30 990, nr. 7)In behandeling bij BZK.
   
Motie Koser Kaya over het jaarlijks afleggen van verantwoording in de Kamer door de Nationale Ombudsman.24-04-07 Jaarverslag Nationale Ombudsman (30 990, nr. 9)In behandeling bij BZK.
   
Motie Gerkens over een onderzoek door de Algemene Rekenkamer.13-06-07 Software uitgaven overheid (26 643, nr. 92)In behandeling bij BZK.
   
Motie Hessels over een overzicht van alle grootschalige ICT projecten bij de overheid.13-06-07 Software uitgaven overheid (26 643, nr. 93)In behandeling bij BZK.
Afgedane moties
OmschrijvingmotieVindplaatsStand van Zaken
Motie Szabo over de introductie van een uniforme elektronische identiteitskaart voor alle overheidsdiensten waarvoor authenticatie is vereist. Invoering niet later dan 1 januari 2007.04-02-04 Modernisering van de overheid (29 362, nr. 9)De Kamer is in de voortgangsrapportage Elektronische overheid(29 362, nr. 120) in 12 mei 2007 geïnformeerd over de voortgang van de eNIK. Er wordt naar gestreefd om het wetsvoorstel in 2007 aan de Tweede Kamer aan te bieden.
   
Motie Van der Ham/Szabo over algemeen verbindende afspraken op diverse terreinen waaronder elektronische identificatie (eNIK) en communicatieprotocol en burgerservicenummer (BSN).04-02-04 Modernisering van de overheid (29 362, nr. 4)eNIK: zie vorige motie. BSN: de plenaire behandeling vond plaats op 9 en 10 juli 2007. Het voorstel is na stemming bij zitten en opstaan aangenomen.
   
Motie Koopmans over halvering van monitors en registratieverplichtingen.17-01-06 Andere Overheid (29 362, nr. 73)De Kamer is bij brief van 1 mei 2006 (nr. 89) geïnformeerd over de uitvoering van deze motie. De Kamer is daarnaast bij brief van 28 januari 2006 geïnformeerd over de resultaten van de quick- scan met betrekking tot monitors en registratieverplichtingen (nr 10).
In behandeling zijnde toezeggingen
OmschrijvingtoezeggingVindplaatsStand van Zaken
Bij de evaluatie van de WOPT (in 2009) zal worden bezien of een uitbreiding van de werkingssfeer naar bijvoorbeeld privaatrechtelijke rechtspersonen (zoals energiebedrijven) toch niet geboden is. Criteria bij de evaluatie zijn afhankelijk van de situatie ten tijde van de evaluatie.07-02-06 Wet Openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT) (30 189)In behandeling bij BZK.
   
Over een half jaar is een voorstel te verwachten op het punt van een basisregistratie niet-inge- zetenen28-06-06 Andere overheid (29 362)In de voortgangsrapportage van juni 2007 aan de Kamer staat het volgende. «Gelet op het lopende onderzoek is nog geen planning af te geven aan de Tweede Kamer. De consequenties van invoering worden inmiddels bezien wat betreft de wetgeving, de bouw van systemen en de organisatorische, finan- ciële en informatietechnische aspecten. Op basis hiervan zal besluitvorming plaatsvinden over de invoering.»
   
In het voorjaar 2007 wordt aan de Kamer een brief/kadernotitie gezonden inzake het bredere gebruik van het BSN. Daarbij wordt ingegaan op het gebruik i.v.m. verhuisde klanten en i.v.m. gegevensoverdracht tussen markt en overheid.06-09-06 Wet Algemene bepalingen burgerservicenummer(30 312, nr. 16)De Brief/kadernotitie is nog niet ver- stuurd. Eerst is gewacht op behandeling in de Eerste Kamer. Stass BZK heeft in de Eerste Kamer toegezegd de notitie drie maanden na invoering BSN naar het Parlement te zenden.
   
Het evalueren van de klokkenluiderregeling in de openbare sector.24-01-07 Begrotingsbehandeling H VII (30 800 VII)In behandeling bij BZK.
   
De Kamer ontvangt in de eerste helft van 2007 een voorstel van wet over de elektronische handtekening (eNIK).25-01-07 Programma Andere Overheid, voortgangsrapportage (29 362)BZK heeft dit wetsvoorstel vermoedelijk in eind 2007 klaar.
   
Eind 2007 ontvangt de Kamer een rapportage over de cultuuromslag die de inspecties op dat moment hebben bereikt en in de toekomst willen bereiken.31-01-07 Kabstp Interbestuurlijk Toezicht, vermindering bestuurlijke drukteIn behandeling bij BZK. Tevens zal gerapporteerd worden over professionaliteit toezichthouders.
   
De Kamer ontvangt een tijdplanning per beleidssector van de realisering van de lastenverlichting bij het toezicht door inspecties.31-01-07 Kabstp Interbestuurlijk Toezicht, vermindering bestuurlijke drukteBij de tussenrapportage van eenduidig toezicht (vóór de zomer 2007) zal de planning van lastenverlichting per domein worden aangegeven.
   
De minister zal, nadat hij zich hierover heeft verstaan met de REA, aan de Kamer een sluitende definiëring van het begrip ZBO doen toekomen die kan worden gebruikt als nulmeting voor verder onderzoek van het personeelsvolume en voor de beleidsbepaling ten aanzien van ZBO’s op dat punt.07-02-07 Polemiek cijfers die REA hanteert en kabinetstandpunt rapport Lof der RedeIn overleg met Financiën en het CBS is gewerkt aan o.a. de definities van ZBO. Overleg met REA vindt nog plaats. Volgens de planning kan de Kamer na het zomerreces 2007 worden geïnformeerd.
   
De Kamer per brief informeren over de stand van zaken met betrekking tot het interdepartementale actieplan burgerbrieven. 15-05-07 Jaarverslag Nationale Ombudsman (30 990)In behandeling bij BZK. 
   
De Tweede Kamer zal schriftelijk geïnformeerd worden over de uitvoering van motie Van der Staaij (30 300 VII, nr. 33).15-05-07 Jaarverslag Nationale Ombudsman (30 990)In behandeling bij BZK.
Afgedane toezeggingen
OmschrijvingtoezeggingVindplaatsStand van Zaken
De Kamer ontvangt informatie over: – het onderzoek door de Auditdienst van BZK naar de contractrelatie met IBM. – de gemaakte kosten en de aangegane verplichtingen – de relatie SAP Financiën en de aanschaf van licenties voor P-Direkt- het nieuwe scenario.16-11-05 Het instellen van P-Direkt als baten-lastendienst (30 146)De Kamer is geïnformeerd bij brief van 23 juni 2006 en 8 december 2006.
   
1. De Kamer ontvangt een brief over de voortgang van het overleg met Cedris over plekken voor de SW-ers bij departementen en agentschappen, de mantelcontracten, de voortgang van WAO’ers en de 950 herkeurde WAO’ers die nog geen nieuwe functie krijgen aangeboden 2. In het Sociaal Jaarverslag over 2006 ingaan op behaalde resultaten.22-03-06 Het vergroten van het aantal arbeidsgehandicapten bij het Rijk (30 301, nr. 4)1. Afgedaan. Begin december 2006 is de Kamer geïnformeerd. 2. Afgedaan. Het Sociaal Jaarverslag is eind mei 2007 uitgebracht.
   
1. De quickscan voor het plan van aanpak van de aanbevelingen van de commissie De Grave wordt in april as aan de Kamer gezonden. 2. De Kamer ontvangt een brief met verkenning van een proces voor verlenging zittingsduur gekozen organen naar vijf of zes jaar 3. De Kamer ontvangt een voorstel voor een nieuwe Waterschapswet01-02-06 Departementale takenanalyse BZK (29 362, nr. 50) administratieve lasten burgers (29 515, nr. 96)1 en 2. Afgedaan bij brief van 31 mei 2006 met kenmerk 29 362, nr. 95. 3. Afgedaan. In de Eerste Kamer zijn momenteel twee wetsvoorstellen over waterschap in behandeling. Deze wet behoort tot de portefeuille van V&W.
   
Er komt voor minstens één jaar een telefoonnummer dat burgers kunnen bellen als er vragen en onduidelijkheden zijn.06-09-06 Wet Algemene bepalingen burgerservicenummer(30 312, nr. 16)Afgehandeld. De plenaire behandeling door de Eerste Kamer vond plaats op 9 en 10 juli 2007. Het voorstel is nastem- ming bij zitten en opstaan aangenomen.
   
De Kamer wordt geïnformeerd over de fiscale aspecten van gebruik dienstauto’s van de commissarissen der Koningin.24-01-07 Begrotingsbehandeling H VII (30 800 VII)Afgedaan bij brief van 22 maart 2007, kenmerk30 800 VII, nr. 42.
   
De invoering van DigiD zal nauwkeurig worden gevolgd. Daarbij wordt uitgegaan van vrijwillige deelname door de gemeenten. Indien de invoe- ring niet succesvol verloopt, zal de Kamer daarover worden geïnformeerd.25-01-07 Programma Andere Overheid, voortgangsrapportage (29 362)Afgehandeld. DigiD is inmiddels ingevoerd.
   
Per 1 september 2007 zullen alle nieuwe, en zo mogelijk ook de bestaande, formulieren voldoen aan de toets op eenvoudig en helder taalgebruik. De rapportage kan evt. plaatsvinden met de rapportage over de Kafka-operatie.25-01-07 Programma Andere Overheid, voortgangsrapportage (29 362)Afgehandeld bij brief aan de Kamer per 20 februari 2007 met kenmerk 30 470.
   
Toezenden van de reactie op het cijfermateriaal dat ten grondslag ligt aan het advies «Lof der eenvoud» van de REA. 25-01-07 Programma Andere Overheid, voortgangsrapportage (29 362)Afge daan. De brief is verzonden op 29 januari 2007.

8.2 ZBO’s en RWT’s

In deze bijlage is een overzicht opgenomen met de zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en de rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) waarop BZK toezicht houdt. In geval een ZBO of RWT gefinancierd wordt vanuit de BZK-begroting, wordt het betreffende beleidsartikel aangegeven en het bijbehorende geraamde budgettaire bedrag voor 2008.

(bedragen x € 1 miljoen)
ZBO/RWTBeleidsartikelRaming 2008Toelichting
Kiesraad1. Grondwet en Democratie  
Commissie beheer DGVP2. Politie  
Raad voor het KLPD2. Politie  
Politie regio’s2. Politie3 608,1Bron: bijlage 7b junicirculaire 2007 (2007–213 846)
Politieacademie (PA)2. Politie  123,0Bron: budgettair kader Politieacademie, junicirculaire 2007 (2007–213 846)
Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP)10. Arbeidszaken overheid  
Onderzoeksraad voor veiligheid14. Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid   10,2 
Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (Nibra)16. Brandweer en GHOR  
Nederlands Bureau Brandweerexamens (Nbbe)16. Brandweer en GHOR  
Stichting VUT-fonds17. Vutfonds  

8.3 Lijst met afkortingen

ABDAlgemene Bestuurs Dienst
ACIRAdvies Commissie ICT Rampenbestrijding
ADAuditdienst
AIVDAlgemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
AppaAlgemene pensioenwet Politieke Ambtsdragers
ARVODIAlgemene Rijksvoorwaarden voor het verstrekken van opdrachten tot het verrichten van diensten
BBEBinnenlands bestuur en Europa
BDURBesluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen
BESBonaire, Sint Eustatius en Saba
BfrpBesluit financiën regionale politiekorpsen
BIBOBBevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur
BPRBasisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten
BSNBurger Service Nummer
BVIBescherming Vitale Infrastructuur
BVSBudgetverdeelsysteem
BZKBinnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties
CAOCollectieve Arbeidsovereenkomst
CAOPCentrum Arbeidsverhoudingen OverheidsPersoneel
CASCentrale Archief Selectiedienst
CBACriminaliteitsbeeldanalyse
CbpCollege bescherming persoonsgegevens
CBRNChemisch biologisch radioactief en nucleair
CCOContactcenter overheid
CCVCentrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid
CgbCommissie gelijke behandeling
CIScommunicatie- en informatiesystemen
CIVCentraal Informatiepunt Voetbalvandalisme
DGMOSDirectoraat generaal management openbare sector
DGVDirectoraat generaal Veiligheid
DigiDDigitale identificatie
ECExpertisecentra
EGEMElektronische gemeenten
eNIKElektronische Nederlandse Identiteitskaart
ERCExpertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie
EUEuropese Unie
EZEconomische Zaken
FECFinancieel Expertisecentrum
FEZFinancieel-Economische Zaken
FSCFacilitair Salaris Centrum
FteFulltime-equivalent
GBAGemeentelijke Basisadministratie
GBOGemeenschappelijke Beheerorganisatie voor de overheid
GHORGeneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
GMSGeïntegreerd Meldkamersysteem
GMVGemeenschappelijke machtigings- en vertegenwoordigingsvoorziening
HBOHoger Beroepsonderwijs
HKZHarmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector
HRMHuman Resources Management
IBVInformatie Basisvoorziening Veiligheid
ICTInformatie- en communicatietechnologie
ICTUICT-uitvoeringorganisatie
ICVInterdepartementale commissie voor de veiligheid
IMSInternet Materieel Systeem
INKInstituut Nederlandse Kwaliteit
IOOVInspectie Openbare Orde en Veiligheid
IPOInterprovinciaal Overleg
IWCInterdepartementale Werkgroep Contracten
JBZJustitie en Binnenlandse Zaken
KLPDKorps Landelijke Politie Diensten
KPIKey Performance Indicators
KPSKoppelnet Publieke Sector
KVoTKaderstellende Visie op Toezicht
LFRLandelijke Faciliteit Rampenbestrijding
LNVLandbouw natuur en voedselkwaliteit
LOCCLandelijk Operationeel Crisis Centrum
MBOMiddelbaar Beroepsonderwijs
MCSManagement control systeem
MDManagement Development
MIVMultidisciplinaire Informatievoorziening Veiligheid
MoUMemorandum of Understanding
NAVINationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur
NbbeNederlands bureau voor brandweerexamens
NCCNationaal Crisis Centrum
NibraNederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding
NifvNederlands instituut fysieke veiligheid
NIKNederlandse identiteitskaart
NIRMNationaal mensenrechteninstituut
NORANederlandse Overheids Referentie Architectuur
OCOntwikkelcentrum
OGSOorlogsgravenstichting
OMOpenbaar Ministerie
OOVOpenbare Orde en Veiligheid
ORRAOnline Raadpleegbare Reisdocumentenadministratie
OTPOverheidsTransactiePoort
OvvOnderzoeksraad voor Veiligheid
PeRCCpersoneelsinformatie systeem
PIOFACHPersoneel, Informatie, Organisatie, Financiën, Administratie, Communicatie en Huisvesting
PIPPersoonlijke internetpagina
PKIPublic Key Infrastructure
PMBPolitiemonitor Bevolking
P&OPersoneel & Organisatie
PWAAProject Wegwerken Archief Achterstanden
RAASInfrastructuur voor de aanvraag en uitgifte van reisdocumenten
RIDRegionale Inlichtingendiensten
RIKRegionale Informatieknooppunt
RMARecord management Applicatie
RNIRegister Niet-ingezetenen
RWTRechtspersoon wettelijke taak
SAIPStichting Administratie Indonesische Pensioenen
SIMStudie- en Informatiecentrum Mensenrechten
SISIISchengen Informatie Systeem II
SISASingle Information Single Audit
VbbVVeiligheid begint bij voorkomen
VIRVoorschrift informatiebeveiliging Rijk
VMVeiligheidsmonitor
VMRVeiligheidsmonitor Rijk
VNGVereniging van Nederlandse gemeenten
VPLVut/Prepensioen/Levensloop
VSOVerbond Sectorwerkgevers Overheid
VtS PNVoorziening tot samenwerking Politie Nederland
WaboWet algemene bepalingen omgevingsrecht
WASWaarschuwingsstelsel
WFPPWetsvoorstel Financiering Politieke Partijen
WGRWet gemeenschappelijke regelingen
WOWetenschappelijk Onderwijs
WTSWet tegemoetkoming Schade
ZBOZelfstandig bestuursorgaan
ZvwZorgverzekeringswet

8.4 Trefwoordenlijst 

Administratieve lasten 6, 12, 16, 65, 70, 71, 72, 74, 75, 78, 83, 163

Adviescolleges 91, 92, 95, 157

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst 1, 8, 16, 34, 35, 106

Algemene Rekenkamer 35, 95, 148, 149, 161

Arbeidsmarkt 10, 79, 80, 81, 86, 90, 95, 120

Arbeidsvoorwaardenbeleid 26, 61, 113

Arbeidsvoorwaarden 26, 79, 80, 81, 86, 88, 100, 101, 120

Asiel 21, 23

Authentieke persoonsgegevens 77

Basisregister 77, 124

Basisregistraties 13, 72, 74, 77

Basisvoorzieningen 70, 76, 93, 142

Beleidsprioriteit 148

Beleidsprogramma 5, 6, 12, 14, 15, 17, 24, 49, 70, 75, 156

Bestuurlijke drukte 10, 11, 62, 63, 64, 160, 162

Bestuursakkoord 5, 6, 11, 12, 13, 24, 47, 60, 62, 63, 64, 65, 72, 74, 156

Biometrie 125, 128

Bovenregionaal 17, 20, 23, 27, 100, 101

BPR 1, 2, 3, 55, 71, 76, 78, 124, 125, 126, 127, 128, 129

Brandweer 1, 8, 9, 16, 28, 30, 32, 36, 38, 42, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 105, 110, 111, 138, 140, 151, 155, 156

BSN 73, 93, 124, 125, 128, 161, 162

Burgercorrespondentie 93

Burgerservicenummer 161, 162, 163

C2000 31, 100, 102, 104, 105, 108, 153

Commissie Dijkstal II 67

Commissie Korthals Altes 11, 56

Commissie Snellen 124

Constitutioneel bestel 54, 55, 56, 57

Convenanten 9, 41, 48, 131, 132, 151

CRA 126

Crisisbeheersing 1, 5, 8, 9, 14, 16, 31, 32, 36, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 48, 52, 108, 109, 153

Crisiscommunicatie 40, 43, 44, 108

Cybercrime 7, 14, 16, 23, 27, 100, 101

Decentralisatie 5, 11, 62, 64, 65, 140

Dienst speciale interventies 24

Dienstenrichtlijn 65, 66

Digitale samenleving 56

Diversiteitbeleid 9, 10, 88

DNA 22

Dualisering 159

Elektronische overheid 12, 13, 14, 70, 71, 74, 93, 161

Elektronische reisdocumenten 124

E-overheid 12, 13, 70, 72, 73, 74, 75, 78

Financiële verhoudingswet 64, 65

GBA-netwerk 124

GBA 13, 70, 73, 76, 77, 78, 116, 124, 126, 127, 128, 129

GBA-stelsel 71, 76, 77, 124

Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens 76, 77

Gemeenten 5, 6, 7, 8, 11, 12, 17, 19, 24, 28, 29, 30, 33, 43, 45, 47, 48, 49, 58, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 70, 72, 74, 75, 77, 78, 88, 104, 111, 116, 124, 150, 151, 156, 159, 163

Gemeentewet 158

GMS 31

Grondrechten 11, 54, 56, 58, 157

Grondwet 1, 10, 11, 14, 16, 54, 55, 56, 112, 157, 158, 159

Grotestedenbeleid 1, 3, 69, 115

Herindeling 63, 159

Hulpdiensten 42, 43

Informatiebeveiliging 73, 93, 94, 95, 96, 149

Informatiehuishouding 9, 28, 31, 93, 94, 106

Informatievoorziening 8, 9, 25, 31, 32, 39, 41, 42, 43, 49, 51, 86, 87, 92, 95, 108, 119, 120, 146, 153

Inspectie Openbare Orde en Veiligheid 36, 37

Integriteit 6, 26, 30, 79, 82, 83, 84, 85, 89, 90, 149, 152, 154

Interbestuurlijk toezicht 64

Internationale samenwerking 32, 34

Internet 8, 12, 43, 72, 73, 74, 75, 83, 140, 150, 154

IOOV 110

Jeugdcriminaliteit 7, 17, 19, 24, 134

Justitie 6, 17, 18, 21, 22, 23, 30, 33, 36, 38, 62, 77, 101, 137, 150, 155, 158

Kiesraad 55, 58, 112, 158

Kieswet 157, 159

Kwaliteit 1, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 15, 16, 25, 26, 36, 37, 38, 39, 41, 43, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 56, 57, 58, 62, 66, 75, 76, 77, 78, 79, 80, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 91, 92, 94, 95, 110, 117, 119, 120, 124, 129, 138, 146, 147, 148, 161

Kwaliteitseisen 41, 49

Leenfaciliteit 126, 130, 135, 136, 137, 139, 143

Levensloop 99, 100, 101, 102

Management control systeem 148

Meldkamer 8, 31, 41

Mensenrechten 57

Middenbestuur 159

Modernisering GBA 129

OM 7, 17, 19, 23, 101

Overlast 5, 6, 14, 15, 22, 25, 29, 30, 31, 102, 146, 150, 151

Ovv 36, 37, 38

Paspoort 13, 76, 77, 78, 128

Paspoortwet 76, 77

Pensioen 67, 81, 84, 99, 100, 101, 102, 118

Personeelsbeleid 26, 81, 86

Polarisatie 8, 9, 14, 28, 30, 31, 104

Politieke ambtsdragers 60, 61, 66, 67, 113

Politieke partijen 58, 60, 61, 67, 113

Politieonderwijs 26, 27

Politie 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 30, 31, 33, 36, 38, 42, 45, 46, 77, 79, 100, 101, 102, 103, 105, 134, 135, 136, 137, 138, 140, 151, 152, 153, 154, 155

Politiewet 9, 17, 18, 21, 24, 36, 153

Prestatievermogen 17, 20, 24, 27, 100, 101

Preventie 5, 6, 8, 15, 17, 18, 22, 30, 46, 50, 51, 75, 151

Programma Andere Overheid 162, 163

Programma versterking opsporing en vervolging 100, 151, 152, 155

Provincies 11, 12, 43, 58, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 70, 72, 74, 111, 159

RAAS 126, 127

Radicalisering 8, 9, 14, 16, 28, 30, 31, 102, 104

Rampenbestrijding 1, 2, 3, 5, 8, 9, 14, 16, 31, 36, 38, 41, 42, 47, 48, 49, 52, 111, 138, 151, 152, 154, 155, 156

Reisdocumentenketen 70, 76, 77, 124

Reisdocumenten 1, 2, 3, 13, 71, 76, 77, 78, 116, 124, 125, 126, 128

Samenwerkingsafspraken 9, 24

Signaleringsregister 124

Sociale herovering 151

Specifieke uitkeringen 11, 64, 65, 66, 110, 111, 115

Statuut 54, 97

Sterktedoelstelling 8, 24, 25, 26

Territoriale congruentie 155

Terrorismebestrijding 16, 32

Terrorisme 9, 14, 16, 28, 54

Topinkomens 83, 84, 162

Transparantie 65, 74, 79, 82, 83, 85

Trendnota 60, 63, 64, 81

Veilige wijken 7, 17, 20, 24

Veiligheid 1, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 14, 15, 16, 17, 18, 20, 24, 25, 26, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 45, 46, 48, 49, 50, 51, 52, 62, 69, 75, 77, 100, 101, 102, 104, 105, 106, 107, 108, 110, 111, 136, 137, 138, 150, 152, 153, 154, 155, 156

Veiligheidsmonitor 19, 30

Veiligheidsonderzoeken 150

Veiligheidsprogramma 24, 30, 31, 150, 152, 154

Veiligheidsregio 5, 8, 9, 14, 16, 39, 42, 43, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 52, 110, 111, 151, 152, 153, 154, 155, 156

Verkiezing 6, 11, 56, 58, 157, 158, 159, 160

Verloedering 6, 15, 29, 30, 102

Vitale infrastructuur 40, 151, 153, 156

VUT 1, 82, 99, 123

Werkafspraken 43, 51, 148

Wet GBA 76, 77

Wetsvoorstel 2, 9, 13, 18, 23, 24, 46, 48, 49, 64, 66, 73, 74, 77, 150, 158, 159, 161, 162, 163

Wijkagenten 7, 8, 15, 22, 24, 102

Licence