Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING BIJ WETSLICHAAM

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2008 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2008. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2008.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2008 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zogenaamde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendiensten)

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van het Agentschap SZW en Inspectie Werk en Inkomen voor het jaar 2008 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze Memorie van Toelichting en wel in de paragraaf inzake de diensten die een baten-lastenstelsel voeren.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2008

B. DE BEGROTINGSTOELICHTING

Inhoudsopgaveblz.
   
1Leeswijzer3
   
2Beleidsagenda 20086
   
3Beleidsartikelen22
41.Inkomensbeleid22
   
Cluster Arbeidsmarkt
42.Arbeidsparticipatie29
43.Arbeidsverhoudingen38
44.Arbeidsomstandighedenen verzuim48
45.Pensioenbeleid53
   
Cluster Activerende sociale zekerheid
46.Inkomensbescherming met activering57
47.Re-integratie73
48.Sociale werkvoorziening84
   
Cluster Overige sociale zekerheid
49.Overige inkomensbescherming89
50.Tegemoetkomingen97
51.Rijksbijdragenaan sociale fondsen101
   
4Niet-beleidsartikelen 
97.Aflopende regelingen105
98.Algemeen106
99.Nominaal en onvoorzien109
   
5Bedrijfsvoeringsparagraaf110
   
6Diensten die een baten-lastenstelsel voeren112
   
7Verdiepingsbijlage120
   
8Bijlagen146
8.1Bijlage moties en toezeggingen146
8.2Bijlage ZBO’s en RWT’s165
8.3Bijlage financieel beleid budgetdisciplinesector SZA170
8.4Bijlage sociale zekerheid181
8.5Bijlage inkomensbeleid 2008183
8.6Bijlage subsidies193
8.7Bijlage gebruikte afkortingen195
8.8Bijlage trefwoordenregister198

HOOFDSTUK 1: LEESWIJZER

Inleiding

De begroting 2008 is op een aantal punten gewijzigd ten opzichte van de begroting 2007. Aanleiding voor de wijziging is het wegvallen van een aantal artikelonderdelen en de wens om de begroting compacter en leesbaarder te maken. De begroting 2008 bevat 11 beleidsartikelen, tegenover 15 in de begroting van vorig jaar. Nieuw is de indeling van de beleidsartikelen in drie clusters. Hierdoor worden de activiteiten van SZW geordend naar soort aandachtsgebied binnen de sociale zekerheid.

In de begroting wordt verwezen naar beleids- of kamerstukken. Net als in voorgaande jaren zijn deze beleidsstukken via de internetsitewww.rijksbegroting.nlte raadplegen.

Opbouw begroting

De begroting van SZW is opgebouwd uit de volgende hoofdstukken:

2. Beleidsagenda 2008

In de beleidsagenda wordt aandacht besteed aan de hoofdlijnen van het beleid van SZW in de huidige kabinetsperiode. Daarbij is speciale aandacht voor de beleidsprioriteiten die voortvloeien uit het beleidsprogramma van het kabinet.

3. Beleidsartikelen

De belangrijkste beleidsdoelstellingen van SZW zijn in afzonderlijke beleidsartikelen opgenomen. De begroting van SZW bestaat uit 11 beleidsartikelen. Alle beleidsartikelen hebben dezelfde opbouw. In de paragraaf «Algemene doelstelling» staan de omschrijving en de verwachte effecten van het beleid. In de paragraaf «Budgettaire gevolgen van beleid» worden de begrotings- en premiegefinancierde uitgaven op het betreffende beleidsterrein toegelicht. Daarna worden per operationele doelstelling de activiteiten en doelgroepen van het beleid gepresenteerd. Elk beleidsartikel wordt afgesloten met het «Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid».

4. Niet-beleidsartikelen

De artikelen 97 (Aflopende regelingen), 98 (Algemeen) en 99 (Nominaal en onvoorzien) zijn de niet-beleidsartikelen. Deze artikelen bevatten de middelen op de begroting van SZW die niet rechtstreeks aan een doelstelling gekoppeld kunnen worden, bijvoorbeeld omdat het om een technische of administratieve voorziening gaat (onvoorzien, loon-prijsbijstelling).

5. Bedrijfsvoeringsparagraaf

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan specifieke thema’s binnen de bedrijfsvoering van het departement.

6. Diensten die een baten-lastenstelsel voeren

Onder het ministerie vallen twee baten-lastendiensten: het Agentschap SZW en de Inspectie Werk en Inkomen. Van deze twee baten-lastendiensten is een technische paragraaf opgenomen die bestaat uit een meerjarige begroting en een kasstroomoverzicht met daarbij een bondige toelichting.

7. Verdiepingsbijlage

In dit hoofdstuk is de opbouw van de beschikbare verplichtingenbedragen, de kasuitgaven en de ontvangsten ten opzichte van de stand ontwerp-begroting 2007 per artikel weergegeven. De belangrijkste mutaties worden kort toegelicht.

8. Bijlagen

De ontwerp-begroting 2008 bevat acht bijlagen.

Afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften

Toedeling van de apparaatsuitgaven

Het ministerie van SZW heeft in deze begroting de apparaatsuitgaven zoveel mogelijk aan de verschillende beleidsartikelen toegerekend. Toerekening van middelen (personeel en materieel) vindt jaarlijks plaats op basis van een herziene, globale toedeling van de personeelsinzet naar de verschillende beleidsartikelen. Deze verdeelsleutel zal ook in het departementaal jaarverslag 2008 gehanteerd worden. Voor 2009 en volgende jaren zijn bij de beleidsartikelen nog geen apparaatsuitgaven geraamd.

Bij de afzonderlijke beleidsartikelen worden de toegerekende apparaatsuitgaven wel vermeld maar niet toegelicht. In artikel 98 (Algemeen) is een integraal overzicht van de inzet van personeel en materieel opgenomen inclusief de verdeling van de personeelsinzet over de verschillende beleidsartikelen en de niet-beleidsartikelen.

Effectinformatie

In de begroting wordt het principe gevolgd dat de beleidsdoelen worden geformuleerd in termen van te realiseren effecten (outcome) en/of in daarvan afgeleide prestatiegegevens. Als daarvan wordt afgeweken moet dit worden gemotiveerd («pas toe of leg uit», beter bekend als «comply or explain»).

De algemene lijn is daarom dat per begrotingsartikel bij de algemene doelstelling (AD) of, wanneer dat beter past, bij de operationele doelstelling (OD) effectgegevens worden gepresenteerd. Waar dit onmogelijk of minder zinvol is, wordt dit bij de betreffende AD of OD toegelicht. Dit betreft de artikelen 43, 46, 50 en 51. Bij sommige onderdelen van deze artikelen zijn indicatoren moeilijk objectief meetbaar en/of zou het meten relatief kostbaar en tijdrovend zijn in verhouding tot de uitgaven en/of de administratieve lasten.

Informatie over nalevingsniveaus

In de begroting zijn nalevingniveaus als prestatie-indicator opgenomen. Met deze nalevingniveaus wordt de invloed van het beleid op de mate waarin de wet wordt nageleefd in beeld gebracht. Het in beeld brengen van de invloed van het beleid blijkt echter statistisch-technisch lastig, met name met betrekking tot de vraag of wijzigingen in de tijd in het nalevingsniveau kunnen worden toegeschreven aan het gevoerde beleid. Er wordt nagegaan óf en op welke wijze indicatoren, met de daaraan gekoppelde streefwaarden, ten aanzien van het handhavingsbeleid kunnen worden ontwikkeld, waarbij er een goede balans is tussen de beleidsmatige relevantie en de eisen die aan de indicatoren gesteld worden. Bij de begroting 2009 wordt het resultaat van deze exercitie gepresenteerd.

Wijzigingen ten opzichte van de vorige begroting

De begrotingsindeling is ten opzichte van 2007 op een aantal punten gewijzigd. Een overzicht van de wijzigingen is te vinden in tabel 1.1. Naast deze wijzigingen is het budget van CWI overgeheveld van het oude artikel 22 naar het nieuwe artikel 47 om zo de activiteiten van de ketenpartners op het terrein van re-integratie binnen één artikel te presenteren.

Het beleidsterrein emancipatie is met ingang van het begrotingsjaar 2007 overgegaan naar het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Artikel 35 is daarmee op de begroting van SZW komen te vervallen. Dit geldt ook voor de uitgaven voor kinderopvang. Deze uitgaven waren begroot op artikel 25. De uitgaven voor emancipatie en kinderopvang worden ook voor het jaar 2006 toegelicht op de begroting van OCW.

De budgetten voor de aanpak onwillige jongeren, de kindertoeslag en de uitkeringslasten van de kinderbijslag zijn met ingang van 2008 overgegaan van SZW naar de programmaminister voor Jeugd en Gezin. Deze uitgaven vielen onder respectievelijk artikel 22 en artikel 33. Vanuit oogpunt van inzichtelijkheid zijn ook de uitgaven voor 2007 te vinden in de begroting van Jeugd en Gezin.

Het wegvallen van de bovengenoemde budgetten en de wens om de begroting beter leesbaar te maken heeft geleid tot aanpassingen in de artikelindeling. Zo zijn de oude artikelen 25, 26 en 27 samengevoegd in een nieuw artikel «arbeidsverhoudingen». De artikelen 30 en 31 zijn samengevoegd in een nieuw artikel «inkomensbescherming met activering». Omdat de indeling van de artikelen is gewijzigd zijn alle artikelen opnieuw genummerd, beginnend vanaf artikel 41.

tabel 1.1: begrotingsindeling: wijzigingen ten opzichte van begroting 2007
oude artikelenhuidige artikelen
21. Inkomensbeleid41. Inkomensbeleid
22. Activerend arbeidsmarktbeleid42. Arbeidsparticipatie
23. Re-integratie47. Re-integratie
24. Sociale Werkvoorziening48. Sociale werkvoorziening
25. Arbeid en Zorg43. Arbeidsverhoudingen
26. Overlegstructuren, CAO-vorming en Medezeggenschap43. Arbeidsverhoudingen
27. Regulering Individuele Arbeidsrelaties43. Arbeidsverhoudingen
28. Pensioenbeleid45. Pensioenbeleid
29. Arbeidsomstandigheden, Arbozorg en Verzuim44. Arbeidsomstandigheden
30. Inkomensbescherming met activering46. Inkomensbescherming met activering
31. Inkomensbescherming arbeidsongeschiktheid46. Inkomensbescherming met activering
32. Overige inkomensbescherming49. Overige inkomensbescherming
33. Tegemoetkoming specifieke kosten50. Tegemoetkomingen
34. Rijksbijdragen aan sociale fondsen en spaarfonds AOW51. Rijksbijdragen aan sociale fondsen
35. Emancipatie
  
De niet-beleidsartikelen zijn niet gewijzigd.

HOOFDSTUK 2: BELEIDSAGENDA 2008

Inleiding

Nederland staat in de komende jaren voor een niet geringe opgave. De wereldeconomie, de technologie, de Nederlandse bevolking en de natuurlijke omgeving zullen verder veranderen. Ieder van die ontwikkelingen raakt de Nederlandse samenleving en economie op ingrijpende wijze; het schept kansen, maar ook bedreigingen.

De ontwikkeling van de werkgelegenheid heeft in de afgelopen jaren een keer ten goede gemaakt. Voor het eerst in decennia neemt het aantal mensen dat is aangewezen op een uitkering af. Die keer ten goede zullen we vast moeten houden, willen we de opgave waar we voor staan met vertrouwen tegemoet kunnen zien. Dat gaat niet vanzelf; het vergt een voortdurende inspanning, creativiteit en bereidheid tot verandering. Inzet daarbij is om bij alle veranderingen een samenleving te bewaren waarin ieder in veiligheid een menswaardig bestaan kan opbouwen en tot zijn recht kan komen, en waarin we de toekomst met vertrouwen tegemoet kunnen zien omdat we er gezamenlijk op zijn voorbereid. Dat zal niet in één kabinetsperiode lukken, maar het blijft de inzet waard om samen daaraan te werken en te bouwen.

Een open economie en samenleving maken Nederland zowel afhankelijk van als ontvankelijk voor ontwikkelingen en invloeden die van buiten komen. Veranderingen en dynamiek zullen daarom ook in de voorzienbare toekomst het maatschappelijk leven bepalen en dit beïnvloeden en veranderen; of het daarbij nu om turbulente veranderingen gaat of gestage ontwikkelingen die pas geleidelijk zichtbaar worden. Overheden kunnen dit proces maar beperkt beheersen of bijsturen. Mensen zijn primair op zelfredzaamheid, wederzijdse steun en onderlinge verantwoordelijkheid aangewezen. Overheidsbeleid zal daarom gericht moeten zijn op het versterken van ieders vermogen om daarin mee te komen, op toerusting en ontplooiing, en op het verschaffen van instrumenten die houvast, wederzijdse steun en onderlinge samenwerking bevorderen. Daarbij is bijzondere aandacht nodig voor mensen met een zwakkere positie op de arbeidsmarkt.

Het vermogen tot verandering wordt mede bepaald door de menselijke behoefte aan zekerheid en aan het elementaire vertrouwen dat in moeilijke tijden op anderen kan worden teruggevallen. Tegenhanger van toenemende dynamiek is dan ook het ontwikkelen van zekerheid en vertrouwen; in eigen identiteit, in eigen vermogen en steun van anderen, in perspectief op werk en inkomen, in een gemeenschappelijke toekomst. Zekerheden die houvast bieden zonder vast te houden, want dan raakt men achterop en valt terzijde in de maatschappelijke ontwikkeling.

Rode draad van het beleid in de komende jaren is vanuit die optiek: het vasthouden van de groei, het scheppen van activerend houvast en het versterken van wederzijdse samenhang en solidariteit. Het vergt een beleid gericht op de ontwikkeling van mensen langs vier dimensies; zelfstandigheid, zekerheid, verantwoordelijkheid en betrokkenheid. Arbeidsparticipatie en maatschappelijke participatie vormen daarbij een centraal element. Arbeid is meer dan een middel om inkomen te verwerven. Het bevestigt mensen in hun sociale en maatschappelijke zelfstandigheid; het bevordert ontplooiing, eigenwaarde, integratie en emancipatie, en het vormt het belangrijkste vehikel om mee te komen in het proces van modernisering van het maatschappelijk leven. Optimale arbeidsparticipatie is tegelijk de noodzakelijke voorwaarde om de trends van deze tijd – ontgroening en vergrijzing, technologische verandering en globalisering – met vertrouwen tegemoet te treden.

Doelstellingen

De uitdagingen nu en voor de toekomst zijn helder. Het bepaalt ook de hoofddoelstelling van het beleid in de komende tijd, te weten het scheppen van een ondernemende samenleving waarin ieder in veiligheid tot zijn recht kan komen en een menswaardig bestaan kan opbouwen.

Dit vereist vooreerst een goed functionerende arbeidsmarkt waarin beschikbare talenten daar ingezet worden waar er behoefte aan bestaat en waarin mensen niet worden gediscrimineerd, uitgebuit of uitgesloten. Dat impliceert een arbeidsmarkt waarin mensen kunnen functioneren in goed werkende, flexibele arbeidsorganisaties die een gezonde en veilige omgeving waarborgen. Daarbinnen zullen zowel werknemer als werkgever bedacht moeten zijn op de voortdurende ontwikkeling van de vaardigheden en «employability» van werknemers, zodat deze met vertrouwen de noodzaak van een periodieke wisseling van baan onder ogen kunnen zien. Voorwaarde daarvoor is ook een stelsel van effectieve arbeidsbemiddeling; van bruikbare begeleiding bij het proces van werk zoeken en re-integratie; het elimineren van drempels en factoren die bij werknemers dan wel bij werkgevers de overgang van baan naar baan belemmeren, en een activerend net van sociale zekerheid en sociale voorzieningen waar men tijdelijk op terug kan vallen.

Het vereist voorts dat bij alle demografische veranderingen, de arbeidsparticipatie geen knelpunt vormt voor de groei, zodat die groei dienstbaar gemaakt kan worden aan de participatie van mensen met een zwakke arbeidsmarktpositie of die wegens gebreken of andere oorzaken dreigen te worden uitgesloten. Binnen het kader van het algemeen arbeidsmarktbeleid vergt dit bijzondere aandacht voor de positie van ouderen, vrouwen, gedeeltelijk arbeidsgeschikten en gehandicapten, alsmede allochtone jongeren. Bij ouderen gaat het daarbij niet alleen om het versterken van de toegang, maar voor alles ook om het verminderen van de uitstroom voor de pensioengerechtigde leeftijd.

Arbeidsparticipatie is wel de belangrijkste maar niet de enige vorm van participatie. Ook andere vormen van maatschappelijke participatie moeten worden versterkt om de samenhang, binding en betrokkenheid in de samenleving te versterken, en mede op die wijze een antwoord te vinden op verschijnselen van vereenzaming en onderling wantrouwen, en op de groeiende behoefte aan zorg.

Het gaat bij dit alles om een opdracht van overheid en samenleving. De overheid kan door middel van voorzieningen en beleid slechts de voorwaarden scheppen om mensen in staat te stellen afzonderlijk en gezamenlijk een antwoord te vinden op deze veranderingen en de vraagstukken die deze met zich meebrengen. En ook dat zal de overheid moeten doen in afstemming en samenwerking met verschillende maatschappelijke en sociale partijen. De huidige economische situatie maakt het mogelijk om juist nu belangrijke stappen te zetten; de economie vraagt om veranderingen en maakt ze ook mogelijk. Maar dan zullen we die mogelijkheid wel moeten grijpen. De honderdduizenden vacatures maken het mogelijk om «met de wind in de rug» maatregelen door te voeren voor meer dynamiek en toereikende, activerende zekerheid.

Deze beleidsagenda laat zien dat op vele fronten tegelijk actie nodig is: zowel op het terrein van arbeidsmarkt en werkgelegenheid, als op het gebied van zekerheid en stimulans, betrokkenheid en verantwoordelijkheid en de internationale verankering van de eigen identiteit. Een belangrijk deel van de activiteiten vindt plaats met andere partijen, binnen het project «Iedereen doet mee». Het project heeft als doel in 4 jaar tijd 200 000 mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag te helpen. Het gaat om arbeidsparticipatie én maatschappelijke participatie. In het project wordt een reeks maatregelen gericht op het behalen van deze doelstelling gebundeld. Uitgangspunt in het project is dat ondersteuning aan mensen gericht op activering zoveel als mogelijk op decentraal niveau ingezet en ontwikkeld moeten worden. Met de betrokken partijen in de samenleving wil het kabinet de komende jaren alles op alles zetten om juist ook diegenen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, te ondersteunen om werk te vinden.

Hoofdlijnen van beleid

Meer mensen aan het werk

Het gaat goed met de Nederlandse economie: er is al enige tijd sprake van robuuste economische groei, de werkgelegenheid groeit en de werkloosheid zakt naar 4% in 2008. Mensen profiteren over de hele linie van die groei. Zo ligt het aantal mensen in de bijstand voor het eerst sinds 1981 onder de 300 000. Het recordaantal vacatures biedt kansen voor mensen die tot nu toe langs de kant stonden.

Die gunstige ontwikkeling van de economie betekent dat er meer werk is voor meer mensen. De benodigde mensen moeten er wel zijn, anders zal de economie onherroepelijk tegen grenzen aanlopen. Gevolg is dan oververhitting op de arbeidsmarkt, die tot bovenmatige loonstijgingen leidt, waardoor Nederland zichzelf uit de internationale markten prijst. De situatie eind jaren negentig en de daarop volgende economische terugval begin deze eeuw is wat dat betreft tekenend. Het verlies aan internationale concurrentiepositie dat toen geleden is, heeft Nederland nog steeds niet helemaal goedgemaakt.

Naast deze «tijdelijke» economische ontwikkelingen, zijn er meer geleidelijke, structurele ontwikkelingen gaande die de arbeidsmarkt voor grote uitdagingen plaatsen. Het gaat dan om globalisering, technologische innovatie en vooral ook vergrijzing. Door vergrijzing zal het aantal werkenden ten opzichte van het aantal ouderen fors afnemen. De sectorstructuur van de arbeidsmarkt zal drastisch wijzigen. Zo zullen sectoren als zorg en persoonlijke dienstverlening de komende jaren steeds belangrijker worden. beleid langs drie lijnen. Ten eerste zullen we de beschikbare arbeidsreserves maximaal moeten aanspreken om draagvlak te creëren voor het opvangen van de gevolgen van vergrijzing. Ten tweede is het nodig om het aanpassingsvermogen van onze arbeidsmarkt te vergroten door het vinden van een nieuw evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid. En ten derde zullen we moeten investeren in de inzetbaarheid van onze werknemers. Meer en betere opleidingskansen maakt mensen weerbaar, ook op de arbeidsmarkt van morgen.

Meer mensen aan het werk is echter niet alleen nodig om economische redenen, maar ook voor de kwaliteit van de samenleving en de sociale samenhang. Daarom is het verhogen van de participatie een belangrijke uitdaging voor het kabinet. Dat kan ook. Een absolute grens is nog niet in zicht: we kunnen met elkaar meer werken dan we nu doen. Van het totaal in Nederland beschikbare aantal arbeidsuren, benutten we een derde deel niet in de arbeidsmarkt. In dat opzicht is nog ruim 5 miljard uur «vrij». Dit arbeidspotentieel zit voor het grootste deel bij vrouwen die niet of alleen in deeltijd arbeid verrichten (zie figuur). Naast deeltijdarbeid is ook de relatief korte voltijdswerkweek een oorzaak achter het internationaal gezien geringe aantal gewerkte uren in Nederland. Een derde van het onbenutte potentieel zit daarnaast bij mensen van 55 tot 65 jaar. Een substantieel deel zit bij lager opgeleiden en kansarme groepen op de arbeidsmarkt. Bij kansarme groepen kan naast belemmeringen (een lichamelijke beperking of taalachterstand) ook discriminatie een rol spelen bij de achterblijvende arbeidsparticipatie. Op de participatietop heeft het kabinet afspraken gemaakt met sociale partners over het tegengaan van (bewuste en onbewuste) discriminatie. Eind dit jaar komt een landelijke discriminatiemonitor arbeidsmarkt beschikbaar, die meer inzicht zal geven in de mate waarin dit voorkomt.

5,4 mld beschikbare arbeidsuren naar arbeidsmarktstatus

kst-31200-XV-2-1.gif

idem naar leeftijd

kst-31200-XV-2-2.gif

Het kabinet onderschrijft het doel dat sociale partners hebben gesteld in het MLT-advies van de SER, te weten dat Nederland structureel een arbeidsparticipatie van 80% zou moeten bereiken. Gegeven de demografische ontwikkeling houdt dit in dat dit doel al in 2016 moet worden bereikt; daarna zal de beroepsbevolking snel gaan krimpen. Berekeningen op basis van CPB-cijfers geven aan dat (internationale) economische ontwikkelingen in combinatie met het voorgenomen beleid ertoe leiden dat de arbeidsparticipatie in deze kabinetsperiode zal toenemen met 309 000 arbeidsjaren in 2011 ten opzichte van 2006. Om de eerder genoemde doelstelling van 80% in 2016 te halen, zijn 492 000 extra arbeidsjaren nodig. Deze kabinetsperiode bedraagt de stijging ruim de helft van die opgave en daarmee liggen we goed op koers.

Om de arbeidsparticipatie te verhogen, neemt het kabinet de komende jaren een fors aantal maatregelen. Deze maatregelen worden mede specifiek gericht op de groepen waar meer arbeidsuren in principe beschikbaar zijn. Het gaat dan om nieuwe fiscale instrumenten, zoals een inkomensafhankelijke arbeidskorting en een inkomensafhankelijke combinatiekorting. Werken wordt daardoor lonender. Gegeven het belang van een hogere participatie heeft het kabinet er daarnaast voor gekozen de lasten verder te verschuiven van arbeid naar consumptie. Dit gebeurt door in 2009 het hoge BTW-tarief te verhogen met 1% en de opbrengst daarvan aan te wenden om de lasten op arbeid te verlagen. Belangrijkste instrument hierbij is de WW-premie voor werknemers die substantieel zal worden verlaagd. Deze maatregel bevordert de arbeidsparticipatie en verbetert de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Naast maatregelen om de participatie te verhogen, neemt het kabinet ook maatregelen met betrekking tot de vergrijzingsgerelateerde instituties. Om de AOW ook in de toekomst welvaartsvast te houden, wordt van ouderen met een relatief hoog inkomen een bijdrage gevraagd. Dit geldt alleen voor mensen die zijn geboren ná 1945 (en dus vanaf 2011 65 jaar oud worden). Dit kan door langer door te werken of door het betalen van een extra heffing. Keuzevrijheid staat hierbij voorop. De systematiek heeft daarom twee componenten: een positieve prikkel voor mensen om langer door te werken en een heffing naar draagkracht.

Re-integratie en begeleiding

Om in de komende kabinetsperiode 200 000 mensen die nu, ondanks alle vacatures, geen plaats vinden op de arbeidsmarkt, aan de slag te krijgen is een grote inspanning op het terrein van de re-integratie nodig. Het gaat dan om extra investeirngen in mensen, in de vorm van begeleiding, training en/of opleidingsmogelijkheden. Daarbij zal op veel grotere schaal dan thans gebruik kunnen worden gemaakt van de mogelijkheid om met behulp van de uitkeringen terugkeer naar reguliere arbeid te realiseren. Het kabinet wil daarbij gebruik maken van de bereidheid die door de organisatie van werkgevers is uitgesproken om op grote schaal arbeidsplaatsen aan te bieden voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, met de ambitie dat tenminste 50% na afloop van de priode waarin loonkostensubsidies (LKS) is verstrekt, aan het werk blijft.

Tegen deze achtergrond is het Kabinet van plan het re-integratie instrumentarium voor het UWV en gemeenten verder uit te bouwen. Voor mensen met een redelijke kans om na uiterlijk een jaar regulier arbeid te vinden, kunnen straks niet alleen gemeenten maar tot 2010 ook het UWV loonkostensubsidies geven als dat noodzakelijk is. Daarnaast krijgen gemeenten meer mogelijkheden om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te re-integreren. Het gaat daarbij om te re-integreren personen voor wie niet zoals bij de loonkostensubsidie er een redelijke waarschijnlijkheid is dat zij na een jaar in reguliere arbeid zullen uitstromen, maar voor wie arbeidsparticipatie wel tot de mogelijkheid behoort na een langere periode van herintreden. In die gevallen zou met behoud van de uitkering, een persoon gedurende ten hoogste twee jaren (met een bonus en eventueel de mogelijkheid van verlenging) door een werkgever kunnen worden ingezet, op voorwaarde dat scholing (ten minste een dag per week) en begeleiding verzekerd zijn.

Voorts wordt bezien hoe ook voor personen die geen perspectief hebben op re-integratie meer dan thans vormen van maatschappelijke participatie mogelijk zijn met behoud van de uitkering. Het betreft hier echter een wezenlijk andere soort van inzet, omdat de inzet niet gericht is op reguliere arbeid en het gebruik van middelen in deze gevallen niet tijdelijk is.

Effectieve ondersteuning naar werk is gebaat bij maatwerk. De individuele re-integratieovereenkomst (IRO) is daar een belangrijk middel voor. Meer maatwerk voor de burger betekent ook meer (beleids) ruimte voor de professionele uitvoerders van het UWV, CWI en gemeenten. De klant zal onder begeleiding van het UWV (CWI, gemeenten) op zoek gaan naar de kortste weg naar werk. Om dit te realiseren is een goede inkoop van re-integratietrajecten en aansluiting bij de vraag van werkgevers onontbeerlijk. Waar nodig worden sancties ingezet als re-integratieinstrument. Daarnaast zullen UWV en SZW samen modellen ontwikkelen om inzicht te krijgen in de effectiviteit en de kwaliteit van de dienstverlening.

De WGA wordt in 2009 geëvalueerd. Bij deze evaluatie zal worden bezien op welke wijze een overgang naar een volledig privaat stelsel zodanig kan plaatsvinden, dat deze overgang bedrijven het minst belast.

Zekerheid en stimulans

Het stelsel van sociale zekerheid biedt mensen zekerheid op het gebied van inkomen, maar moet ook waar mogelijk mensen stimuleren om maximaal gebruik te maken van hun mogelijkheden tot participatie. Versterking van de activerende werking van de sociale zekerheid is en blijft actueel. Zekerheden en stimulansen moeten daarvoor goed met elkaar in balans zijn. Voor het stelsel van sociale zekerheid betekent dat in de eerste plaats dat de zekerheid van een uitkering voor werklozen en gedeeltelijk arbeidsgeschikten gepaard moet gaan met prikkels om te participeren. Positieve prikkels en ondersteuning, maar ook negatieve prikkels in de vorm van eisen, handhaving en sancties. In de tweede plaats moet de ondersteuning op maat zijn, gebaseerd op de mogelijkheden en verantwoordelijkheden van de persoon in kwestie.

Klantgericht

Veel uitkeringsgerechtigden vinden gelukkig zelf de weg naar werk. Maar soms is ondersteuning nodig, in eerste instantie bij de zoektocht naar ander werk. Mensen en vacatures moeten bij elkaar komen, zonder een overdaad aan bureaucratie. Dat betekent dat uitvoerders in de keten van sociale zekerheid beter samenwerken. De introductie van het digitaal klantdossier helpt daarbij. Hierdoor zal een klant al zijn gegevens maar een keer hoeven aan te leveren. Klant en casemanager kunnen daardoor sneller aan de slag. Ook krijgt de klant te maken met één loket waarin UWV, gemeente en CWI samenwerken. De ervaringen met samenwerking in de toonkamers vormen hiervoor de inspiratiebron. Ook werkgevers krijgen in de toekomst met maar één loket te maken waarachter die drie uitvoerders samenwerken. Het kabinet werkt momenteel de plannen uit voor deze vergaande stroomlijning, uiteraard in nauwe afstemming met de uitvoerders.

Niet alleen voor hulp op weg naar de arbeidsmarkt of voor het aanvragen van een uitkering is er straks maar één loket. Partijen werken ook aan stroomlijning van het aanvragen van ondersteuning op het terrein van zowel zorg als inkomen. De verschillende regelingen vragen immers vaak om dezelfde informatie en dat wekt terecht irritatie op. Uitvoerders kijken nu hoe het vanuit het perspectief van de klant eenvoudiger kan. Binnenkort wordt er een site gelanceerd (www.regelhulp.nl) die chronisch zieken, gehandicapten en ouderen wegwijs maakt in de verschillende regelingen en alle aanvraagformulieren voor die regelingen bundelt. De komende periode zal het Ministerie van SZW samen met het Ministerie van VWS en de uitvoerders hieraan verder bouwen.

Voorzieningen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten

Voor veel gedeeltelijk arbeidsgeschikten is het nog moeilijk om een passende baan te vinden of hun huidige baan te houden. Ook voor deze groep hebben overheid en sociale partners afspraken gemaakt over extra inzet voor een hogere uitstroom naar werk. Die inzet begint bij een zorgvuldige herbeoordeling die een goed beeld geeft van de mogelijkheden van gedeeltelijk arbeidsgeschikten om weer aan de slag te gaan. Circa een derde van de herbeoordelingen leidt tot een verlaging of beëindiging van de uitkering. Waar nodig zet UWV voor hen gerichte re-integratieondersteuning in. Steeds meer mensen slagen er na verloop van tijd in om weer aan het werk te komen; na 18 maanden is dat circa de helft. Zorgvuldigheid staat in dit hele proces voorop. Het kabinet heeft in dit kader een aantal maatregelen genomen om tot de juiste maatvoering te komen (zoals leeftijdsverlaging herbeoordeling aan het nieuwe Schattingsbesluit; verlenging van de uitkeringsduur van de TRI). Ook is de beeldvormingscampagne met het oog op de arbeidsparticipatie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten verlengd.

De inspanningen van sociale partners, overheid, uitvoerders en klanten zelf hebben geleid tot een forse daling van de instroom in de WIA/WAO. Die trend wil het kabinet de komende jaren, onder het gunstige economische gesternte, versterkt doorzetten. Tegelijkertijd geeft de daling de ruimte om de WAO-uitkering te verhogen voor de volledig arbeidsongeschikten. Zo gaan zekerheid en stimulans tot participatie hand in hand.

De ondersteuning van mensen die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn bevonden (de zogenaamde 35-mingroep), is de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Zij moeten op de eigen werkplek of elders binnen of buiten het bedrijf oplossingen vinden om mensen weer te laten werken. Op dit moment raakt 40% van de 35-minners echter werkloos in de maanden na de herbeoordeling. Op de participatietop hebben sociale partners bevestigd dat zij hun inspanningen zullen opvoeren. Voor herbeoordeelden die na 12 maanden nog geen uitzicht hebben op werk, zullen kabinet en werkgevers de komende jaren 10 000 brugbanen creëren. Een brugbaan biedt iemand een tijdelijke tussenschakel van maximaal één jaar om met name praktische werkervaring en arbeidsroutine op te doen bij een werkgever. Dat biedt zekerheid op een mogelijkheid om werkervaring op te doen, maar ook een stimulans om door te stromen naar een reguliere baan.

Ook in de Wajong wil het kabinet meer stimulans richting participatie. De instroomraming van de Wajong bedraagt 12 500 per jaar. Hierdoor dreigt het aantal Wajongers tot boven de 300 000 personen op te lopen. Deze mensen hebben in de huidige regeling een beperkte kans op uitstroom uit deze regeling. Het SER-advies wijst daar ook op. In de toekomst is in de eerste plaats een beter onderscheid nodig tussen de verschillende groepen die in aanmerking komen voor een Wajong-uitkering. Een belangrijk deel van hen heeft zeer zware beperkingen en is daardoor vaak voor het leven aangewezen op inkomensondersteuning door de overheid. Voor hen biedt de Wajong zekerheid en dat moet ook zo blijven. Voor een ander deel van de mensen is participatie nog wel een reële mogelijkheid, hetzij op de arbeidsmarkt, hetzij in vormen van beschermd werk of in maatschappelijk participatie. Dat betekent dat de zekerheid kan worden aangevuld met stimulans tot meer participatie. Daarvoor is aandacht nodig voor de mogelijkheden, kansen en wensen van die mensen bij de keuring, begeleiding en een mogelijk re-integratietraject.

Sterke rol voor sterke gemeenten

Gemeenten zijn een belangrijke partner in het project «Iedereen doet mee». In het bestuurlijk akkoord hebben Rijk en gemeenten afgesproken dat gemeenten 100 000 mensen aan het werk zullen helpen de komende vier jaar: 75 000 uit de bijstand en 25 000 mensen die nu geen uitkering ontvangen. Om gemeenten voldoende armslag te geven om die doelstelling te bereiken, worden de geldstromen naar gemeenten voor volwasseneneducatie, inburgering en re-integratie samengevoegd in het zogeheten Participatiefonds. De bewindspersonen van de betrokken departementen (OCW, SZW en WWI) zullen de vormgeving van dit fonds gezamenlijk uitwerken. Ook de VNG wordt hierbij betrokken. Ook krijgen gemeenten zekerheid over de hoeveelheid geld die zij beschikbaar hebben voor re-integratie voor de hele kabinetsperiode. Die zekerheid geeft hen meer ruimte en meer armslag om maatwerk te leveren. Alleenstaande ouders met kleine kinderen tot 5 jaar krijgen de mogelijkheid om gedurende maximaal 6 jaar vrijgesteld te worden van de plicht om te solliciteren. Daar hoort wel een scholingsplicht bij, om de kansen op werk voor die ouders te vergroten op het moment dat de kinderen groter zijn.

Om te voorkomen dat jongeren tussen wal en schip belanden, komt er een leerwerkplicht tot 27 jaar. Jongeren die een beroep doen op de gemeente komen daardoor niet langer in de bijstand. Zij krijgen een passend aanbod om te leren of te werken of een combinatie van die twee.

De sociale werkvoorziening is een belangrijke voorziening voor mensen die niet zelfstandig op de arbeidsmarkt kunnen functioneren. Het beschermd werken houdt deze groep betrokken, rekening houdend met hun beperkingen. Desalniettemin zien kabinet en gemeenten een aantal vraagpunten, zoals de wachtlijsten en het groeiend beroep op de regeling. Ook is de vraag of de participatie kan worden versterkt. Het kabinet zal met de betrokken partijen een fundamentele herbezinning opstarten.

Werknemers en werkgevers

Zekerheid en stimulans zijn niet alleen voor de sociale zekerheid sleutelbegrippen. Ook bij de arbeidsovereenkomst is de balans tussen deze begrippen van belang. Stimulansen om te investeren in de eigen opleiding en mobiliteit lijken hier nog onvoldoende ontwikkeld. En de verschillende procedures die nu bestaan hebben het geheel onoverzichtelijk gemaakt en geleid tot een vergoedingpraktijk (met soms erg hoge vergoedingen) waarbij vraagtekens kunnen worden gezet. Dit leidt tot rechtsonzekerheid voor werknemers en gaat ten koste van de mogelijkheden voor werkgevers om nieuwe mensen aan te nemen. Het kabinet heeft sociale partners dan ook gevraagd om te adviseren over een pakket aan maatregelen om de arbeidsovereenkomst aan te passen. In die arbeidsovereenkomst wil het kabinet meer nadruk op scholing zien, via een wederzijdse verplichting tot scholing. Daarnaast wil het kabinet het ontslag wettelijk regelen, waarbij de ontslagvergoeding wordt gemaximeerd. Daarbij past een betere bescherming voor mensen met een tijdelijke arbeidsovereenkomst door een aanpassing van de Wet flexibiliteit en zekerheid (flexwet). Eind augustus hebben sociale partners hun advies uitgebracht. Het kabinet betreurt dat de partners een verdeeld advies hebben uitgebracht en zal de verschillende standpunten nader bestuderen bij de voorbereiding van de voorstellen.

Voor iedereen geldt ten slotte dat een van de belangrijkste zekerheden het pensioen vormt: mensen willen ervan op aan kunnen dat zij na het stoppen met werken voldoende inkomen overhouden. De voorwaarden voor een zeker pensioen zijn geregeld met de Pensioenwet en het financiële toetsingskader. In verband daarmee zijn in de Pensioenwet verschillende verplichtingen opgenomen ten aanzien van de communicatie richting deelnemers bij een pensioenregeling. Dit geldt voor medezeggenschap, «pension fund governance», maar ook voor vormen van informatieverstrekking richting deelnemers. Een belangrijk doel voor deze kabinetsperiode is dat mensen voldoende inzicht moeten hebben in hun pensioen. Mensen blijken vaak te weinig bewust te zijn van de aanspraken die ze hebben, de risico’s en mogelijkheden om zaken aan te passen. Op verzoek van het parlement praat de SER daarover met partijen in de samenleving. Ook zullen sociale partners kijken naar de huidige afspraken in pensioenregelingen over de dekking van bepaalde risico’s, zoals arbeidsongeschiktheid en inkomen voor nabestaanden bij overlijden.

Betrokkenheid en verantwoordelijkheid

Mensen willen zelf betrokken zijn bij de vormgeving van hun directe omgeving. Via medezeggenschap zijn zij betrokken bij hun werkomgeving, via vrijwilligerswerk of mantelzorg dragen ze bij aan een sociale, leefbare buurt. Mensen willen daarnaast verantwoordelijkheid dragen, maar hebben daar soms ondersteuning bij nodig.

De nieuwe Arbowet is een goed voorbeeld van een wijziging die de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers op een evenwichtige manier heeft vergroot. Zij zijn sinds 1 januari 2007 primair verantwoordelijk voor de preventie van ziekteverzuim en goede arbeidsomstandigheden. Werkgevers en werknemers kunnen nu samen bepalen hoe zij in de eigen sector of onderneming willen voldoen aan de wettelijke eisen over arbeidsomstandigheden. Dat leidt tot meer draagvlak op de werkvloer voor de gekozen maatregelen en daarmee tot een verbetering van de veiligheid en gezondheid. Om werkgevers en werknemers te ondersteunen bij die nieuwe verantwoordelijkheid is concrete kennis van de wettelijke eisen en de beschikbare instrumenten om daaraan te voldoen cruciaal. Het kabinet ondersteunt partijen bij het per sector opstellen en verspreiden van die kennis, via zogenaamde arbocatalogi en een website (het Arbokennisportaal). Zo kan iedereen die bij arbo- of verzuimbeleid is betrokken, werknemers, werkgevers, preventiemedewerkers, OR-leden informatie vinden om goed beslagen ten ijs te komen. Verantwoordelijkheid betekent ook dat we mensen aanspreken op hun verantwoordelijkheid om de regels na te leven. Ook in deze kabinetsperiode worden fraude en illegale tewerkstelling effectief en hard aangepakt. Daarvoor wordt de samenwerking tussen de diverse handhavers in interventieteams geïntensiveerd. Om de controles gericht te kunnen inzetten, zullen we in de uitvoering meer en beter gebruik maken van risicoanalyses.

Samenleven als maatschappelijk kapitaal

Arbeidsparticipatie is niet voor iedereen op afzienbare termijn weggelegd. Maar dat wil niet zeggen dat mensen zonder werk of uitzicht op werk aan de kant komen te staan. Integendeel, ook of misschien wel juist voor hen is betrokkenheid bij de samenleving van groot belang. Het kabinet streeft niet alleen naar samen werken, maar ook naar samen leven. Samen leven vindt in eerste instantie plaats in het gezin. Door gezinnen maatschappelijk betrokken te houden, komen kinderen niet op achterstand te staan.

Gemeenten zijn de eerst aangewezen partij om (het risico van) sociale uitsluiting te signaleren en te voorkomen en bestrijden. Het kabinet geeft hen daarvoor instrumenten in handen. Er komen extra middelen voor gemeenten voor armoedebestrijding en schuldhulpverlening en de langdurigheidstoeslag wordt gedereguleerd. Schulden kunnen leiden tot sociale uitsluiting, omdat ze mensen verhinderen om actief deel te nemen aan belangrijke activiteiten of zelfs op zoek te gaan naar werk. Kabinet en gemeenten zullen onderzoeken hoe de schuldhulpverlening effectiever kan worden. Ook zullen kabinet en gemeenten alles op alles zetten om mensen die financiële ondersteuning te geven waar ze recht op hebben en het niet-gebruik van de diverse regelingen terug te dringen. Daarvoor zullen gemeenten onder meer beter samenwerken met lokale organisaties als voedselbanken, zodat mensen makkelijker de weg vinden naar de gemeentelijke ondersteuning.

Daarnaast wil het kabinet voorkomen dat kinderen uit een economisch zwak milieu, ook maatschappelijk op achterstand komen te staan. Kinderen moeten de kans krijgen om volledig mee te doen, juist als hun ouders daar even niet in slagen. Gemeenten gaan gezinnen daarom ondersteunen door het mogelijk te maken dat de kinderen lid worden van een sportvereniging, naar de bieb gaan of met een computer kunnen werken.

Meedoen in inkomensbeleid

Mensen zijn in eerst instantie zelf verantwoordelijk voor hun eigen inkomen. Individuele beslissingen over opleiding, beroep, lengte werkweek, gezinsvorming en grote uitgaven, zijn natuurlijk doorslaggevend voor de inkomenspositie en -ontwikkeling van een persoon. De beste manier om meer inkomen te verkrijgen is te gaan werken, of meer uren te gaan werken of promotie te maken. Maar ook tegenslag en toeval spelen een rol. In Nederland hebben wij een voorkeur voor een gelijkmatige, evenwichtige inkomensverdeling. Al te grote verschillen tussen de laagste en de hoogste inkomens stuiten op maatschappelijke weerstand. De spreiding in inkomens is in internationaal perspectief dan ook bijzonder klein: alleen landen als Zweden en Denemarken zijn vergelijkbaar. Onze onderlinge betrokkenheid is groot en dat moeten we vooral zo houden.

Het inkomensbeleid staat in het teken van die betrokkenheid: de inkomensontwikkeling van de diverse groepen in Nederland dient evenwichtig te zijn. Al te grote spreiding van effecten van beleidswijzigingen bijvoorbeeld is meestal niet wenselijk, hoewel het niet altijd te vermijden valt en in sommige gevallen juist de bedoeling is. Evenwichtig betekent ook dat bijzondere aandacht gewenst is voor huishoudens met kinderen, middengroepen en kwetsbare groepen. Kwetsbaar zijn vooral die mensen die niet alleen een laag inkomen hebben, maar ook weinig mogelijkheden om daar zelfstandig verandering in te brengen.

Bij de concrete invulling van het inkomensbeleid staan we voor verschillende uitdagingen. De eerste uitdaging is het combineren van de wens om meer mensen te belonen voor scholing, hard werken en het nemen van risico’s met de wens om excessen tegen te gaan. De tweede uitdaging ligt in de wens om steun goed te richten, zodat het geld terecht komt bij diegenen die het echt nodig hebben, zonder dat dit leidt tot ingewikkelde, onuitvoerbare regelingen of ten koste gaat van de prikkel tot arbeidsdeelname.

In 2008 neemt de inflatie toe en gaan de zorgkosten omhoog. Hierdoor gaan de meeste mensen er iets op achteruit in 2008 (circa – ¼%). De inkomensontwikkeling in 2008 kent een grote spreiding doordat de fiscale aftrekmogelijkheid voor buitengewone uitgaven voor de ziektekosten beter wordt toegesneden op specifieke uitgaven van chronisch zieken en gehandicapten. Bijlage 8.5 gaat in op deze spreiding.

Het kabinet neemt een fors pakket aan maatregelen om de sociale minima en ouderen in 2008 te ontzien. Hierdoor gaan mensen met lage inkomens er over het algemeen niet op achteruit. Tevens stelt het kabinet enkele lastenverzwarende maatregelen uit naar latere jaren. Dit kan ook omdat de verwachte koopkrachtontwikkeling vanaf 2009 voor alle groepen gunstig is, ook met de voorziene lastenverzwaring.

Tegelijkertijd zet het kabinet fors in op een verbetering van de arbeidsparticipatie in deze kabinetsperiode. Dit gebeurt onder andere via een verlaging van de belasting op arbeid. Werk blijft immers het beste middel om de inkomenspositie te verbeteren.

Internationaal

De Nederlandse economie is een open economie, die profiteert van de groei van de wereldeconomie. De laatste vijftien jaar is bijna de helft van de economische groei in Nederland te danken aan groei van de uitvoer en de ontwikkeling van de internationale economie.

De Nederlandse samenleving profiteert ook van invloeden van buitenaf. Technologische veranderingen, maatschappelijke vernieuwing en culturele inspiratie, zoals de opkomst van internet hebben veel goeds gebracht. Dat is niet nieuw; saté, kauwgom en rapmuziek zijn ook niet oorspronkelijk van Nederlandse bodem. Die openheid heeft ook nadelen; negatieve invloeden die we willen weren of temperen. Volwaardig deelnemen aan de internationale samenleving, zowel economisch als sociaal en cultureel, en tegelijk weerbaar zijn tegen negatieve invloeden, vergt besef van eigen waarde en identiteit; niet als fort om ons daarachter te verschuilen, maar als rugzak bij onze bijdrage aan een internationale samenleving.

De economische en maatschappelijke openheid van Nederland schept de noodzaak en verantwoordelijkheid om samen met andere landen de ordening en sturingsmogelijkheden te scheppen, die het mogelijk maken om de schadelijke gevolgen tegen te gaan, risico’s te beheersen en optimaal te profiteren van de geboden mogelijkheden. Nederland is in dat opzicht in het bijzonder verweven met de Europese Unie; niet in de laatste plaats op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Alle lidstaten van de Europese Unie staan voor gelijke uitdagingen: vergrijzing, verschuivende markten, technologische veranderingen, ook al levert dit voor ieder een eigen specifieke problematiek op. De ontwikkeling van de «interne markt» bevordert economische groei en werkgelegenheid. De «Lissabon-strategie» en de dialoog over het sociale beleid geven hieraan belangrijke impulsen. Doelstellingen op sociaal terrein zijn daarbij de versterking van de arbeidsdeelname, houdbaarheid van sociale systemen, het realiseren van een «level playing field» en faciliteren van een vrij verkeer van personen. Dat vergt afspraken om (oneigenlijke) concurrentie op sociale- en arbeidsvoorwaarden tegen te gaan, het risico van «sociale dumping» en een «race to the bottom» binnen Europa te beperken en het vrij verkeer van werknemers en diensten mogelijk te maken.

In toenemende mate raken «Brusselse» initiatieven op aanpalende terreinen (zoals staatssteun, financiële dienstverlening, grensoverschrijdende fusies en dienstenverkeer) steeds meer direct aan de nationale sociale beleidsagenda. De toekomst van Nederland, ook op sociaal terrein, ligt in Europa, maar kracht en uitgangspunt daarbij zijn de diversiteit van de lidstaten en de subsidiariteit tussen de lidstaten en de Unie. Vandaar dat steeds beoordeeld moet worden wat Europese regeling behoeft en wat beter nationaal gedaan kan worden. Het is de vraag of de Europese Unie op het terrein van «sociale diensten van algemeen belang» kaderregelgeving moet ontwikkelen omdat dit mogelijk onvoldoende recht doet aan de verscheidenheid aan sociale systemen en de wijze waarop deze zijn georganiseerd.

In een wereldwijde economie en globale markten is de Europese Unie niet het enige kader voor de regeling van de arbeidsmarkt en sociale zekerheid. Vanouds is de ILO (de International Labour Organisation, een VN-organisatie) het kader voor internationale afspraken op dit terrein. In de huidige ontwikkeling van de wereldeconomie moet evenwel bezien worden of verbreding en modernisering van die verdragen nodig is. De snelle ontwikkeling van de wereldeconomie maakt het nodig dat daarbinnen de toegang tot «goed en fatsoenlijk werk» en elementaire sociale zekerheid gewaarborgd worden. Samen met Duitsland zet Nederland zich in voor een dergelijke modernisering. Daarbij hoort onder meer de regel dat elk land een minimum niveau aan bescherming biedt, waarbij de concrete invulling van dat minimum natuurlijk afhangt van de sociaal-economische omstandigheden van elk land. De invoering van een dergelijk minimum brengt de millenniumdoelstelling over terugdringing van de armoede dichterbij. Komend jaar is in dit verband cruciaal, omdat de ILO dan moeten besluiten of de modernisering van de sociale zekerheidsverdragen inderdaad op de agenda komt.

Slot

De eigen nationale invulling van het stelsel van werk en inkomen blijft in de turbulente internationale omgeving een opgave. Er is op alle fronten actie nodig om de voorwaarden te creëren zodat mensen goed tot hun recht kunnen komen in de samenleving. Participatie, bij voorkeur op de arbeidsmarkt maar zeker ook maatschappelijk, is daarvoor van groot belang. Dat vraagt om een goed werkende arbeidsmarkt, activerende sociale zekerheid met een klantvriendelijke uitvoering en goede arbeidsomstandigheden. Het kabinet wil de komende periode, samen met sociale partners en gemeenten, daaraan werken.

Tabel 2.1 Doelstellingen beleidsprogramma 2007–2011
Pijler4: sociale samenhangbegrotingsartikelen
Een substantiële verhoging van de arbeidsparticipatie. Van 70% nu moet deze toegroeien naar 80% in 2016. In deze kabinetsperiode zal een belangrijke stap in die richting worden gezet.Project: Iedereen doet meeArtikel 42 (Arbeidsparticipatie)Artikel 43 (Arbeidsverhoudingen)
  
200 000 mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt zullen deze kabinetsperiode extra aan de slag worden geholpen.Artikel 46 (Inkomensbescherming met activering)Artikel 47 (Re-integratie)Artikel 48 (Sociale werkvoorziening)
  
Meer ruimte voor gemeenten voor gericht armoedebeleid.Artikel 46 (Inkomensbeleidmet activering)
  
Het tot een minimum beperken van de wachtlijsten voor schuldhulpverlening in 2011.Artikel 46 (Inkomensbeleid met activering)

Overzicht uitdeling enveloppen

Onderstaand is een overzicht gegeven van de intensiveringen opgenomen in voornamelijk de begroting van SZW ten laste van de pijler 4: WAO/WIA-brugbanen/participatie en onderkant arbeidsmarkt. Deze intensiveringen zijn mede gefinancierd uit de lastenenveloppe economische structuurversterking en participatie.

Tabel 2.2. Intensiveringen pijler 4 (mln euro)
 20082009201020112012
Intensiveringen pijler 4: WAO-WIA-brugbanen/participatie en onderkant     
      
Uitkeringsverhoging WAO/WAZ/Wajong en herbeoordeling 45–50 jarigen en verlenging TRI515501483456418
Uitwerking arbeidsparticipatie/loonkostensubsidie1272212221026
Uitwerking overige arbeidsparticipatie3649475751
Modernisering WSW2525252525
Zwangerschap zelfstandigen1325252525
Maatschappelijke participatie (OCW/VWS/LNV)515203030
Armoede/schuldhulpverlening/bijzondere bijstand(gemeentefonds)510608080
Reservering op aanvullende post Financiën 34112139139
Totaal726880994914774
      
De intensiveringen zijn gefinancierd uit:     
Uitgavenenveloppe pijler 4: WAO-WIA-brugbanen/participatie en onderkant680 730780800762
Lastenenveloppe pijler 2: economische structuurversterking 5087162162
Lastenenveloppe pijler 4: arbeidsparticipatie 2550  
Intertemporele compensatie467577– 48– 150
Totaal726880994914774
Tabel 2.3: Aansluitingstabel uitgaven begroting 2007 naar begroting 2008
UitgavenArtnr.200720082009201020112012
Ontwerpbegroting 2007 26 96428 06928 27928 50629 183 
        
Amendementen       
Verburg Preventie van schulden (kamerstukken II, 2006/07, 30 800 XV, nr. 16)4610     
Verburg Preventie van schulden (kamerstukken II, 2006/07, 30 800 XV, nr. 16)98– 10     
Mostert en Verbeet Pensioenverevening (kamerstukken II, 2006/07, 30 800 XV, nr. 28)4533     
Mostert en Verbeet Pensioenverevening (kamerstukken II, 2006/07, 30 800 XV, nr. 28)47– 33     
Verburg en Bussemaker TRI (kamerstukken II, 2006/07, 30 800 XV, nr. 28)468     
Verburg en Bussemaker TRI (kamerstukken II, 2006/07, 30 800 XV, nr. 28)47– 8     
        
Mutaties Voorjaarsnota (1e sup 2007)       
Overheveling emancipatie naar OCW35– 10– 10– 10– 10– 10 
Overheveling kinderopvang naar OCW43– 1 568– 1 602– 1 640– 1 679– 1 718 
Ramingsbijstellingen Wajonguitkeringen463538486582 
Uitkeringsverhoging Wajong naar 75%4664131134138141 
Ramingsbijstellingen Wajonguitvoeringskosten462829303131 
Volume- en prijseffect WWB en IOAW46– 183– 186– 185– 176– 158 
Nabetalingen en overige uitgaven462621111111 
Verlenging TRI4635105   
Volume- en prijseffect TW493937373635 
Rijksbijdrage BIKK AOW en Anw51– 137– 189– 193– 146– 205 
Rijksbijdrage Ouderdomsfonds511 5412 4531 9841 568962 
Loon- en prijsbijstellingdiv106101100100100 
Overige mutaties Voorjaarsnota en afrondingendiv– 8– 59– 55– 29– 21 
Subtotaal tot en met Voorjaarsnota 1e suppletore 26 93228 84328 54528 41528 433 
        
Mutaties Coalitieakkoord       
Maatregelen Partneralimentatie46 – 20– 40– 40– 40 
Doorwerking Flexibel Re-integratiebudget46 13255075 
Bijstandvanaf 27 jaar46  – 110– 283– 379 
Efficiencytaakstelling UWV46   – 10– 20 
Prestatieplannen CWI/UWV/Gemeenten47 – 115– 149– 181– 200 
Korting flexibel Re-integratiebudget47 – 63– 125– 250– 375 
Iedereen doet meediv 36494757 
WSW48 25252525 
Doorwerking uitkeringsverhoging WAO/WAZ/Wajong46/49– 23– 90– 79– 72– 64 
Efficiencytaakstelling SVB50 – 2– 5– 9– 18 
Efficiencytaakstellingen departement98 – 7– 12– 23– 43 
Subtotaal tot en met Coalitieakkoord 26 90928 62028 12427 66927 451 
        
Mutaties Miljoenennota       
Bijstellingen kinderopvang (Naar OCW in VJN)43 28292633 
Wajongoverheveling kopjesregeling46 – 81– 84– 87– 90 
Ramingsbijstellingen Wajong46237594107117 
Bijstellingen uitvoeringskosten Wajong46– 23– 17– 17– 17– 17 
Overige mutaties WWB46100266– 1918 
Mutaties IOAW46– 40– 52– 55– 66– 91 
Naar Gemeentefonds armoede en schuldhulpverlening46– 32– 19– 15   
Naar Gemeentefondshandhaving46– 10– 9– 9– 9  
Voorziening ESF47 120120   
Wetswijziging WSW48 25252525 
TW overheveling kopjesregeling49 88909396 
AKW naar Jeugd & Gezin50 – 3 280– 3 241– 3 205– 3 174 
Wet Kindertoeslag naar Jeugd & Gezin50 – 808– 808– 808– 808 
Rijksbijdrage BIKK AOW en ANW517588348126 
Rijksbijdrage Ouderdomsfonds51 – 9741 5168721 259 
Rijksbijdrage AOWtegemoetkoming5177788 
Verhoging tegemoetkoming AOW en ANW51 28848689 
Taakstelling materieel en subsidiesaugustusbesluitvorming98/99 – 1– 1– 4– 8 
Overige mutatiesdiv302523142– 190 
        
Ontwerpbegroting 2008 26 97123 85925 97124 86124 84425 111
Tabel 2.4: Aansluitingstabel ontvangsten begroting 2007 naar begroting 2008
OntvangstenArtnr.200720082009201020112012
Ontwerpbegroting 2007 509509479479479 
        
Mutaties Voorjaarsnota (1e sup 2007)       
Hogere boeteopbrengsten4272111 
Naar OCW kinderopvang43– 29– 10– 5– 5– 5 
Restituties WWIK4615     
Hogere anticumulatie afdrachten4822222 
Diverse overige ontvangstendiv31111 
Subtotaal tot en met Voorjaarsnota 1e suppletore 507504478478478 
        
Mutaties Miljoenennota       
Terugontvangsten Kinderopvang (naar OCW in VJN)43 – 4– 10– 10– 10 
Restituties4673     
Restituties4756     
Hogere anticumulatie afdrachten481010101010 
Diverse overige ontvangstendiv7– 9    
        
Ontwerpbegroting 2008 653501478478478478
Tabel 2.5: Totaaloverzicht begrotings- en premiegefinancierde uitgaven 2008 (in constante prijzen (x € 1000); premieuitgaven exclusief post nominaal.)
ArtkelOmschrijvingBegrotingsuitgavenPremie-uitgavenTotaal
 Beleidsartikelen   
41Inkomensbeleid1 475 1 475
42Arbeidsparticipatie47 479 47 479
43Arbeidsverhoudingen23 339841 926865 265
44Arbeidsomstandigheden72 701 72 701
45Pensioenbeleid2 390 2 390
46Inkomensbescherming met activering6 105 26113 605 15119 710 412
47Re-integratie2 067 131602 1932 669 324
48Sociale werkvoorziening2 349 053 2 349 053
49Overige inkomensbescherming344 03527 464 04327 808 078
50Tegemoetkomingen139 055 139 055
51Rijksbijdragenaan sociale fondsen12 475 186 12 475 186
     
 Niet-beleidsartikelen   
97Aflopende regelingen442 442
98Algemeen187 116 187 116
99Nominaal en onvoorzien44 361 44 361
     
 Totaal artikelen123 859 02442 513 31366 372 337

1: In de bedragen achter «totaal artikelen» is sprake van een dubbeltelling in verband met de rijksbijdragen (zie bijlage 8.3).

HOOFDSTUK 3: BELEIDSARTIKELEN

Artikel

41 Inkomensbeleid

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor een evenwichtige en activerende inkomensontwikkeling.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om een evenwichtige inkomensontwikkeling te bereiken en tegelijkertijd financiële prikkels voor werkaanvaarding in stand te houden en te verbeteren.

Bij het inkomensbeleid speelt constant een afweging tussen het streven naar een evenwichtige inkomensontwikkeling, de bestrijding van de armoedeval en het streven naar evenwichtige overheidsfinanciën. Een maatregel die één doelstelling dichterbij brengt, leidt er vaak toe dat een andere doelstelling lastiger bereikbaar wordt.

Verkleining van de werkloosheidsval impliceert bijvoorbeeld dat de koopkrachtontwikkeling van werkenden en uitkeringsgerechtigden uit elkaar gaan lopen. Een verhoging van de arbeidskorting versterkt de arbeidsmarktprikkels, maar heeft budgettaire gevolgen.

kst-31200-XV-2-3.gif

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• het volgen en beoordelen van de inkomensontwikkeling van burgers door middel van standaard koopkrachtcijfers en armoedevalcijfers en indien mogelijk corrigerend optreden;

• het in kaart brengen en beoordelen van de gevolgen van het geheel aan beleidsvoorstellen voor het koopkrachtbeeld en de armoedeval.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• de financieel economische situatie en daarmee de mogelijkheden om negatieve effecten te compenseren;

• algemene factoren zoals loon- en prijsontwikkeling;

• doorwerking van het beleid van andere departementen en overheidsorganen.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat:

• een evenwichtige inkomensontwikkeling tot stand komt, met bijzondere aandacht voor groepen zonder perspectief op de arbeidsmarkt, huishoudens met kinderen en de middeninkomens;

• de arbeidsparticipatie wordt gestimuleerd.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 41.1 Begrotingsuitgaven Artikel 41 (x € 1 000):
artikelonderdeel2006200720082009201020112012
Verplichtingen6337401 506759759759759
Uitgaven6337401 475756759759759
        
Programma uitgaven00716756759759759
waarvan juridisch verplicht  92%93%93%93%93%
Operationele Doelstelling 2       
Overig00711751754754754
Subsidies0055555
        
Apparaatsuitgaven6337407590000
Personeel en materieel6337407590000
        
Ontvangsten0000000

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2008

kst-31200-XV-2-4.gif

Operationele doelstelling

1: Het bereiken van een zo evenwichtig mogelijk over de verschillende inkomensgroepen gespreide inkomensontwikkeling.

Motivering

Om te komen tot een evenwichtige inkomensverdeling en bescherming van de inkomenspositie van groepen zonder perspectief op de arbeidsmarkt, huishoudens met kinderen en de middeninkomens.

Instrumenten

• Generiek koopkrachtbeeld in de vorm van een standaard koopkrachtoverzicht;

• Specifiek koopkrachtbeeld van afzonderlijke maatregelen die niet in het generieke koopkrachtbeeld tot uitdrukking komen.

Activiteiten

• Beoordelen van de inkomenseffecten van beleid en zo mogelijk corrigerend optreden. In 2008 wordt per saldo € 600 miljoen besteed aan de verbetering van de koopkracht. Verder worden enkele lastenverzwarende maatregelen uitgesteld naar latere jaren.

• In 2008 spelen de volgende voor het inkomensbeeld relevante maatregelen:

– Er wordt € 160 miljoen uitgegeven aan de reparatie van de koopkracht van ouderen. Dit gebeurt door het verhogen van de ouderenkorting met € 100, verlagen van de aanvullende ouderenkorting met € 25 en verhogen van de AOW/ANW-tegemoetkoming met € 10;

– Er wordt € 370 miljoen besteed aan de reparatie van de koopkracht voor sociale minima. Dit gebeurt via een verlaging van het belastingtarief 1e schijf met 0,05%-punt en een verhoging van het kindgebonden budget met € 40. Verder wordt de voorgenomen bevriezing van de algemene heffingskorting één jaar uitgesteld;

– De koopkracht van werkenden wordt verbeterd door de volgende maatregelen: de werknemerspremie WW gaat met 0,35%-punt omlaag, de arbeidskorting met € 30 omhoog en de aanvullende combinatiekorting gaat met € 35 omhoog. De maatregelen ter financiering van de koopkracht-maatregelen gaan echter ook deels ten koste van (onder andere) de koopkracht van werkenden: verhogen van het tarief 2e schijf met 0,45%-punt en een verlaging van de combinatiekorting met € 40;

• Verder wordt de fiscale kinderkorting in een toeslag omgezet (het kindgebonden budget), de no-claim vervangen door een eigen risico voor de zorgpremie en de buitengewone uitgavenaftrek voor de ziektekosten versoberd.

• Monitoren van de loonontwikkeling, de inflatie en de pensioenpremies:

– De lonen stijgen met 3,25% in 2008;

– De inflatie stijgt met 2,1%. Een aantal inflatieverhogende maatregelen wordt met een half jaar uitgesteld om de stijging van de inflatie te beperken;

– De gemiddelde pensioenpremie stijgt van 4,64% in 2007 naar 4,73% in 2008.

Doelgroepen

De verschillende inkomensgroepen met bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen, huishoudens met kinderen en de middengroepen.

Indicatoren

• De inkomensontwikkeling van burgers wordt gevolgd door middel van standaard koopkrachtcijfers zoals gepresenteerd in tabel 41.2, tweede kolom. Deze cijfers laten voor een aantal standaardhuishoudens de inkomensontwikkeling zien als gevolg van de gemiddelde loon- en prijsontwikkeling en als gevolg van generieke maatregelen, zoals aanpassingen in belastingen, (ziektekosten-)premies en kinderbijslag. Het standaardkoopkrachtbeeld voor 2008 laat een licht negatief beeld zien. De koopkracht van sociale minima en ouderen met een klein aanvullend pensioen wordt gerepareerd. De meeste anderen huishoudens leveren in 2008 iets in (doorgaans – ¼%).

• Werkende alleenstaande ouders met een laag inkomen gaan er flink op vooruit in 2008. Dit komt door het vervangen van de kinderkorting door het kindgebonden budget. Tot 2008 konden zij de kinderkorting vaak niet verzilveren doordat te weinig belasting werd betaald. Werkende alleenstaande ouders met een laag inkomen profiteren wel van deze nieuwe toeslag.

• In 2008 treedt er een grote spreiding op in de koopkracht die niet goed tot uiting komt in de standaardkoopkrachttabel. Dit komt doordat:

1. in de standaardkoopkracht alleen rekening wordt gehouden met de effecten van de wijziging van de fiscale aftrek voor buitengewone uitgaven voor de ziektekosten die voor iedereen gelden. Het werkelijke effect wijkt hiervan af doordat een deel van de personen geen gebruik maakt van het recht op deze aftrek en personen die de ziektekosten wel aftrekken, vaak meer kosten aftrekken dan de voor iedereen geldende kosten (bijvoorbeeld specifieke ziektekosten).

2. de no-claim van € 255 vervangen wordt door een eigen risico van € 150 en er een compensatieregeling komt voor personen die gedurende meerdere jaren hoge ziektekosten hebben. Personen met hoge ziektekosten profiteren hiervan en personen met lage ziektekosten gaan erop achteruit.

  In bijlage 8.5 (Inkomensbeleid) wordt nader ingegaan op de omvang en spreiding van de niet in het generieke beeld opgenomen effecten van maatregelen.

• In de derde kolom staat een prognose van de totale koopkrachtontwikkeling in de kabinetsperiode, zodat de cumulatieve koopkrachteffecten over meerdere jaren inzichtelijker worden. Deze prognose is overigens wel met meer onzekerheden omgeven. Verder zijn nog niet alle voornemens uit het Coalitieakkoord meegenomen omdat de uitwerking soms nog niet gedetailleerd genoeg is. Het standaard koopkrachtbeeld voor de kabinetsperiode laat een positieve koopkrachtontwikkeling zien voor alle standaardgroepen.

• Tabel 41.2 is opgesteld volgens de conclusies van het rapport «Opbouw en samenstelling inkomenskengetallen» (ministerie van SZW, augustus 2003), met één wijziging: in plaats van een alleenstaande AOW-er met € 5 000 aanvullend pensioen wordt nu uitgegaan van een alleenstaande AOW-er met € 10 000 aanvullend pensioen. Gezien de veranderingen in het inkomensbeeld sinds 2003 is deze categorie representatiever voor alleenstaande ouderen met een klein aanvullend pensioen. De cijfers houden geen rekening met veranderingen in de samenstelling van de bevolking of in persoonlijke omstandigheden van burgers zoals werkaanvaarding of baanverlies, promotie of verandering van huishoudsamenstelling (scheiding, geboorte van een kind).

Tabel 41.2: Indicatoren operationele doelstelling 1: Koopkrachteffecten
ActievenPrognose 2008 standaardkoopkrachtPrognose gemiddelde standaardkoopkracht 2008–2011
Alleenverdiener met kinderen  
modaal*– ¼1¼**
2 x modaal– ¼¾**
   
Tweeverdieners  
modaal + ½ x modaal met kinderen– ¼
2 x modaal + ½ x modaal met kinderen01
modaal + modaal zonder kinderen– ¼
2 x modaal + modaal zonder kinderen0
   
Alleenstaande  
minimumloon¼1
modaal– ¼
2 x modaal0
   
Alleenstaande ouder  
minimumloon6
modaal– ¼
InactievenPrognose 2008 standaardkoopkrachtPrognose gemiddelde standaardkoopkracht 2008–2011 per jaar
Sociale minima  
paar met kinderen*0
alleenstaande*0½
alleenstaande ouder*¼
   
AOW(alleenstaand)  
(alleen) AOW*¼½
AOW+10 000*0½
   
AOW(paar)  
(alleen) AOW*0¾
AOW+10 000*0¾

Bron: berekening SZW.

* In 2008 treedt er een grote spreiding op in de koopkracht. Deze wordt nader toegelicht in bijlage 8.5.

** De overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting wordt met ingang van 2009 geleidelijk afgebouwd. Voor een alleenverdiener met een modaal inkomen is het inkomenseffect hiervan – 0,5% per jaar en voor een alleenverdiener met een 2*modaal inkomen – 0,3%. Dit effect is nog niet opgenomen in het standaardbeeld omdat het grootste deel van de groep onder het overgangsrecht valt. Er geldt namelijk een uitzondering voor ouders met jonge kinderen en voor mensen die geboren zijn voor 1972.

Operationele doelstelling

2: In stand houden en verbeteren van financiële prikkels voor werkaanvaarding

Motivering

Om bij te dragen aan een activerend inkomensbeleid.

Instrumenten

Armoedevaltoets, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar de werkloosheidsval, de herintredersval en de deeltijdval.

Activiteiten

• Het omzetten van de kinderkorting in een toeslag (het kindgebonden budget);

• Aanpassing van de huurtoeslag (omzetting tabel met inkomensklassen in formule);

• De koopkrachtmaatregelen werken door op de armoedeval: Het gaat hierbij om:

– Verlagen van de werknemerspremie WW met 0,35%-punt.

– Verlagen van de combinatiekorting met € 40.

– Verhogen van de aanvullende combinatiekorting met € 35.

– Verhogen van de arbeidskorting met € 30.

– Verlagen van het tarief 1e schijf met 0,05%-punt.

– Verhogen van het tarief 2e schijf met 0,45%-punt.

– Verhogen van het kindgebonden budget met € 40.

– Versobering buitengewone uitgavenaftrek.

Doelgroepen

Huishoudens die door een hogere arbeidsparticipatie hun inkomen kunnen verbeteren.

Indicatoren

• De onderstaande tabel presenteert indicatoren voor de ontwikkeling van de werkloosheidsval, de herintredersval en de deeltijdval. De werkloosheidsval geeft de inkomensvooruitgang aan bij het aanvaarden van werk vanuit een bijstandsuitkering. De herintredersval is de inkomensvooruitgang bij het aanvaarden van werk door de niet-werkende partner. De deeltijdval wordt gemeten als de inkomensvooruitgang bij één dag extra werken.

• Naar aanleiding van het SZW-onderzoek «De armoedeval: een nieuwe kijk op een oud probleem» is de presentatie van de armoedevalcijfers aangepast. Omdat de beoogde groei van de arbeidsparticipatie voor een belangrijk deel kan worden gerealiseerd via een vergroting van de deeltijdbanen, ligt de focus meer op de deeltijdval bij tweeverdieners. Daarnaast zijn de cijfers aangepast aan de bevinding dat werkenden meestal meer verdienen dan het minimumloon.

• Verbetering werkloosheidsval: De werkloosheidsval voor gezinnen met kinderen verbetert door de vervanging van de kinderkorting door het kindgebonden budget. Een deel van het verzilveringsprobleem voor alleenstaande ouders op minimumloonniveau wordt hierdoor opgelost. Alleenstaande ouders op 120% minimumloonniveau en alleenverdieners met kinderen hebben geen verzilveringsprobleem meer.

• Verslechtering herintredersval minimumloon: De herintredersval voor gezinnen met kinderen met een inkomen op minimumloonniveau verslechtert licht door de invoering van het kindgebonden budget. Dit komt doordat nu ook alleenverdieners met een laag inkomen volledig van het kindgebonden budget profiteren. De inkomenspositie van alleenverdieners op minimumloonniveau verbetert door het kindgebonden budget, terwijl de inkomenspositie van tweeverdieners gelijk blijft. Het verschil tussen alleenverdieners en tweeverdieners op minimumloonniveau neemt daardoor iets af.

• Verbetering herintredersval 120% minimumloon: De herintredersval verbetert wel voor personen met een inkomen (net) boven het minimumloon.

• De deeltijdval blijft vrijwel onveranderd.

• De aanpassing van de huurtoeslag leidt ertoe dat er bij een geringe stijging in het inkomen minder grote schokeffecten optreden in de hoogte van de huurtoeslag. Pieken in de marginale druk worden voorkomen. Deze maatregel wordt verder toegelicht in bijlage 8.5.

Tabel 41.3: Indicatoren operationele doelstelling 2
 Vooruitgang in %Extra euro’s per maand (afgerond op € 5)
 20072008verschil*20072008verschil
Werkloosheidsval      
(inkomensvooruitgang bij aanvaarden werk in plaats van bijstand**      
Aanvaarden werk op minimumloonniveau      
 Alleenverdiener met kinderen0%2%1%102515
 Alleenstaande14%13%0%1401400
 Alleenstaande ouder (gaat 4 dagen werken)– 4%– 2%2%– 60– 3030
Aanvaarden werk op 120% minimumloonniveau      
 Alleenverdiener met kinderen6%6%0%1101055
 Alleenstaande23%23%1%23024515
 Alleenstaande ouder (gaat 4 dagen werken)2%10%8%40165125
       
Herintredersval      
(inkomensvooruitgang bij 2½ dag werken door niet-werkende partner***      
Hoofd minimumloon, partner minimumloonniveau17%16%– 1%285275– 10
Hoofd 120% minimumloon, partner 120% minimumloonniveau21%25%3%38544560
       
Deeltijdvalminstverdienende partner      
(inkomensvooruitgang bij 1 dag extra werken***      
Hoofd minimumloon      
 partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (minimumloonniveau)8%9%0%16017010
 partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (minimumloonniveau)8%9%0%18019010
Hoofd modaal      
 partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (minimumloonniveau)7%7%0%1751805
 partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (minimumloonniveau)8%7%0%195190– 5
 partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (120% minimumloonniveau)9%9%0%2252250
 partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (120% minimumloonniveau)9%9%0%250240– 10
 partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (modaal niveau)13%12%– 1%345335– 10
 partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (modaal niveau)9%9%0%2652650

Bron: berekening SZW.

* Vanwege afronding zijn de waarden niet altijd gelijk aan het verschil in de eerste twee kolommen.

** Er wordt uitgegaan van een voltijdbaan (5 dagen), tenzij anders vermeld.

*** Er wordt uitgegaan van een huishouden met 2 kinderen tussen 6 en 11 jaar.

Tabel 41.4 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex anteGeen   
BeleidsdoorlichtingGeen   
Effecten onderzoek ex postGeen   
Overig evaluatieonderzoekDe armoedeval: een nieuwe kijk op een oud probleemOD2A: 2006B: 2007kamerstukken 29 764, nr. 48

CLUSTER ARBEIDSMARKT

Het cluster arbeidsmarkt bevat de beleidsartikelen die betrekking hebben op het functioneren van de arbeidsmarkt. Het cluster bestaat uit de beleidsartikelen «Arbeidsparticipatie», «Arbeidsverhoudingen», «Arbeidsomstandigheden» en «Pensioenbeleid».

Arbeidsparticipatie is de komende jaren een van de speerpunten van het beleid. Maatregelen om de arbeidsparticipatie te bevorderen richten zich zowel op specifieke groepen, bijvoorbeeld ouderen, als op de gehele werkende bevolking, zoals zorgen voor een beheerste ontwikkeling van de arbeidskosten.

Het beleid op het terrein van de arbeidsverhoudingen is gericht op een goed functionerend stelsel van overleg tussen de sociale partners onderling en met de overheid, met een adequaat niveau van arbeidsrechtelijke bescherming voor werknemers dat in overeenstemming is met de maatschappelijke ontwikkelingen en met de eigen verantwoordelijkheid van sociale partners voor de arbeidsvoorwaardenvorming. De minister is daarbij verantwoordelijk voor vormgeving en onderhoud van de stelsels voor zelfregulering door sociale partners, een basisniveau van wettelijke arbeidsrechtelijke bescherming, verlofregelingen en gelijke behandeling bij arbeid, en waar relevant de bevordering van de naleving daarvan.

In artikel 44 komen Arbeidsomstandigheden en verzuim aan de orde. Ook hier is een belangrijke taak weggelegd voor werknemers en werkgevers zelf. Zij zullen het arbeidsomstandighedenbeleid moeten uitvoeren.

Het artikel «Pensioenbeleid», ten slotte, behandelt de tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel, de collectieve pensioenregelingen. Het beleid is erop gericht de houdbaarheid en het bereik van deze pensioenen te vergroten. Daarnaast is een grotere kennis van deelnemers over het eigen pensioen van belang.

Artikel

42 Arbeidsparticipatie

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor een toename van de netto arbeidsparticipatie.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om te bevorderen dat het aandeel werkenden in de leeftijdscategorie 15 tot en met 64 jaar (verder) toeneemt.

SZW creëert via wet- en regelgeving en overleg met sociale partners voorwaarden om verhoging van de arbeidsparticipatie te stimuleren.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• beleid en maatregelen die het makkelijker maken om op de arbeidsmarkt toe te treden;

• het stimuleren van de samenwerking tussen de sociale partners, de gemeenten, UWV en CWI.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• goed inspelen op conjuncturele ontwikkelingen door de uitvoerende instanties;

• bereidheid tot samenwerking in de keten van werk en inkomen.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• de netto arbeidsparticipatie stijgt;

• de (langdurige) werkloosheid wordt teruggedrongen.

Indicatoren

Dit betreft de netto arbeidsparticipatie. Hieronder wordt verstaan het aantal mensen met een baan van minimaal 12 uur per week als percentage van de bevolking van 15–64 jaar.

In het beleidsprogramma is een streven geformuleerd om in 2016 een bruto-arbeidsparticipatie van 80% te bereiken conform de definitie die de SER in haar advies gebruikte. In die definitie worden ook de werklozen meegeteld en is de beroepsbevolking beperkt tot de groep 20–64 jarigen. In onderstande streefwaarde is met dit verschil in definitie rekening gehouden.

Tabel 42.1 Indicatoren algemene doelstelling
 Realisatie 2006Streven 2007Streven 2008Streven 2012
netto arbeidsparticipatie 15–64 jaar (%)64,56666,570
Werkzame personen 15–64 jaar met baan van minimaal 12 uur per week (x 1 000)7 0747 2397 3187 645

Bronnen: CBS, Statline

Figuur 42.1: netto arbeidsparticipatie en werkzame personen 15–64 jaar (%)

kst-31200-XV-2-5.gif

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 42.2 Begrotingsuitgaven Artikel 42 (x € 1 000):
artikelonderdeel2006200720082009201020112012
Verplichtingen44 90830 14741 87918 98520 04722 04717 000
Uitgaven40 84032 14747 47919 58620 04722 04717 000
        
Programma uitgaven17 43715 94927 89919 58620 04722 04717 000
waarvan juridisch verplicht  23%3%0%0%0%
        
Operationele Doelstelling 2       
Duale trajecten005 0005 0005 0005 0000
        
Operationele Doelstelling 3       
Stimulering Arbeidsparticipatie13 92912 69422 89914 58615 04717 04717 000
Overig3 5083 25500000
        
Apparaatsuitgaven23 40316 19819 5800000
Personeel en materieel23 40316 19819 5800000
        
Ontvangsten25 46421 13015 54514 79814 88514 88514 885

Toelichting:Leerwerk trajecten/EVC

In het kader van het project Iedereen doet mee is het verbeteren van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt vice versa een van de prioriteiten. Extra middelen worden ingezet om het leven lang leren te stimuleren.

Stimulering arbeidsparticipatie

In aanvulling op en ter versterking van het algemene arbeidsmarktbeleid is besloten tot het uitvoeren van een aantal aanvullende acties. Hierdoor was in 2008 een budget van circa € 11 miljoen beschikbaar. Aanvullend is vanuit het project Iedereen doet mee in 2008 € 11 miljoen oplopend tot € 15 miljoen beschikbaar gesteld. Dit budget zal worden ingezet ten behoeve van onder andere de volgende onderdelen: langer doorwerken, ouderen, no-risk polis, hoger opgeleide vluchtelingen, Taskforce deeltijd+, diversiteitsmanagement, bestrijding van jeugdwerkloosheid.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben betrekking op de bestuurlijke boeten in het kader van de Wet Arbeid Vreemdelingen.

Tabel 42.3 Fiscale uitgaven artikel 42 (lopende prijzen x € 1 mln):
Artikelonderdeel2006200720082009201020112012
Operationele doelstelling 2       
Afdrachtvermindering onderwijs184192194201210218221
Afdrachtvermindering langdurig werklozen13000000
        
Operationele doelstelling 3       
Arbeidskorting voor ouderen190196200225250300304
Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid 101010101011

Bron: Ministerie van Financiën

Toelichting:

De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid stimuleert gedeeltelijk arbeidsongeschikten een eigen onderneming te starten en op deze wijze (gedeeltelijk) in het eigen inkomen te voorzien. De uitgaven aan de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid betreffen de uitgaven aan de aftrekpost waarop arbeidsongeschikten die een eigen bedrijf starten een beroep kunnen doen als zij voldoen aan een verlaagd urencriterium. De regeling is per 1 januari 2007 in werking getreden.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2008

kst-31200-XV-2-6.gif

Toelichting:

Het budget van OD 3 is verplicht voor de projecten No-risk polis en de afrekeningen van de lopende tranches subsidieregeling leeftijdsbewust beleid. Daarnaast is er een bestuurlijke toezegging voor 2008 voor de laatste tranche (6) van de subsidieregeling leeftijdsbewustbeleid.

Operationele doelstelling

1: Beheerste ontwikkeling van de arbeidskosten.

Motivering

Om ervoor te zorgen dat onze economie innovatief, concurrerend en ondernemend blijft en ook bij toenemende internationale concurrentie de welvaart kan waarborgen is een beheerste ontwikkeling van de arbeidskosten van belang. Een indicatie hiervan geven de arbeidskosten per eenheid product in de industrie in vergelijking met de concurrenten in het eurogebied

Instrumenten

Vooral door voorwaardenscheppend beleid draagt de overheid bij aan een beheerste ontwikkeling van de arbeidskosten. Dit gebeurt onder meer door beheersing van belastingen en premies ten laste van arbeidsinkomen en door vermindering van administratieve lasten op arbeid.

Activiteiten

Uitgangspunt van het Coalitieakkoord is dat zowel burgers als bedrijven minimaal gevrijwaard blijven van per saldo lastenverzwaringen ten opzichte van het basispad met ongewijzigd beleid. In 2008 treedt echter een stijging op in de gemiddelde wig op inkomen uit arbeid, dit als gevolg van vooral hogere zorgpremies. De voor 2009 voorziene lastenverlichting zal weer een neerwaartse invloed hebben op de gemiddelde wig.

Doelgroepen

De doelgroepen zijn zowel burgers als bedrijven.

Indicatoren

De gemiddelde wig op het inkomen uit arbeid (het verschil tussen de loonkosten en het netto loon als percentage van de loonkosten) is een goede indicator van de lastendruk zoals werkgevers en werknemers die ervaren. De veranderingen in het stelsel van belastingen en premies komen daarin goed traceerbaar tot uitdrukking. Het CPB gebruikt de indicator bij het opstellen van de loonramingen.

In het coalitieakkoord is voor 2011 een administratieve lastenverlichting voor het bedrijfsleven afgesproken van 25% t.o.v. de administratieve lasten op 1 maart 2007. In overleg met Financiën en EZ zal bezien worden hoe deze taakstelling verdeeld wordt over de departementen.

Tabel 42.4 Indicatoren operationele doelstelling 1
 Realisatie 2006Streven 2007Streven 2008
Omvang van wig inclusief werkgeverslasten43,9%43,3%44,3%
Door SZW veroorzaakte administratieve lasten ten opzichte van 1 maart 2007n.v.t.–*–*

Bronnen: CPB Centraal Economisch Plan; Ministerie van Financiën.

* zie toelichting indicatoren

Kengetallen

De ontwikkeling van de arbeidskosten per eenheid product wordt in belangrijke mate bepaald door de contractlonen die de sociale partners in vrije loononderhandelingen overeenkomen. Daarnaast zijn inspanningen die leiden tot een stijging van de arbeidsproductiviteit van invloed. In 1997–2003 stegen deze arbeidskosten onder invloed van toenemende krapte op de arbeidsmarkt in Nederland jaarlijks 1,1% sterker dan in het eurogebied. Dit heeft mede geleid tot werkgelegenheidsverlies in 2003–2005. Na een verbetering van de concurrentiepositie in 2004 en 2005 blijkt dat deze in 2006 opnieuw is verslechterd. Ook voor 2007 en 2008 verwacht het CPB dat de loonkosten van de Nederlandse industrie sterker zullen stijgen dan bij de concurrenten.

Tabel 42.5 Kengetallen operationele doelstelling 1
 Realisatie 2006Raming 2007Raming 2008
ontwikkeling arbeidskosten per eenheid product:   
Nederland– 0,3%8,25%– 0,25%
euroconcurrenten– 1,4%– 0,75%– 0,25%

Bron: CPB Macro Economische Verkenning 2008

Operationele doelstelling

2: Stijging van het aandeel werkenden en werklozen in de beroepsbevolking met een startkwalificatie.

Motivering

Om duurzame arbeidsparticipatie te bevorderen. Het minimale niveau voor duurzame arbeidsparticipatie is het startkwalificatieniveau (MBO-2 of havo-vwo).

Instrumenten

• Fiscale faciliteiten voor werkgevers (WVA onderwijs waaronder WVA startkwalificatie);

• ESF regeling;

• Tijdelijke stimuleringsregeling leren en werken;

• Informatievoorziening (telefonische helpdesk, www.opleidingenberoep.nl en publiekscampagne).

Activiteiten

• Bevorderen van samenwerking gericht op de uitvoering van nieuwe duale en evc-trajecten;

• Bevordering van de toegankelijkheid van scholing en evc via een verbetering van de evc – en adviesinfrastructuur.

Doelgroepen

Werkenden en werkzoekenden zonder startkwalificatie.

Indicatoren

Het percentage geeft aan welk deel van de beroepsbevolking (25–65 jaar) een startkwalificatie heeft. Een startkwalificatie is een diploma op MBO-2 niveau of Havo. Het streven is dat in 2012 meer dan 80% van de beroepsbevolking een startkwalificatie bezit.

Tabel 42.6 Indicatoren operationele doelstelling 2
 Realisatie 2006Streven 2007Streven 2008Streven 2010
Aandeel (%) in de beroepsbevolking (25–65 jaar) met startkwalificatie77,378,078,7>80

Bronnen: CBS EBB Kernprogramma

Kengetallen

Naar aanleiding van de Tijdelijke stimuleringsregeling «leren en werken» moeten samenwerkingsverbanden leiden tot in totaal 10 000 extra duale trajecten in 2008. Daarnaast is het streven erop gericht dat er 20 000 extra EVC trajecten gerealiseerd worden in 2008.

Tabel 42.7 Kengetallen operationele doelstelling 2
 Realisatie 2006Raming 2007Raming 2008
Extra EVC-trajecten(cumulatief)4 09820 00040 000*
Aantal duale trajecten (cumulatief)7 22315 00025 000*

Bronnen: SZW/OCW Jaarverslag Leren & Werken

* voor deze aantallen moeten in 2008 nog bestuurlijke afspraken gemaakt worden

Operationele doelstelling

3: Wegnemen van factoren die de arbeidsparticipatie van specifieke groepen belemmeren.

Motivering

Om te voorkomen dat de arbeidsparticipatie van specifieke groepen achterblijft (in aanvulling op en ter versterking van het algemene arbeidsmarktbeleid).

Instrumenten

Instrumenten gericht op ouderen:

• Tijdelijke subsidieregeling stimuleren leeftijdsbewust beleid (kamerstukken II, 2003/04 27 046, nr. 5);

• Communicatietraject onder leiding van Regiegroep GrijsWerkt (kamerstukken II, 2003/04 27 046, nr. 8, kamerstukken II, 2006/07 27 046, nr. 16);

• Actieplan terugdringen werkloosheid 45-plussers (kamerstukken II, 2006/07 27 046, nr. 17).

Overige instrumenten:

• Maatregelen ter bevordering van diversiteitsbeleid bij werkgevers;

Activiteiten

• Uitvoeren beleidsprogramma «Iedereen doet mee».

Activiteiten gericht op jongeren:

• Uitvoering Pilot No-riskpolis in 3 gemeenten: effectstudie naar financiële afdekking van werkgeversrisico op loondoorbetaling bij ziekte voor jongeren op een BBL traject (kamerstukken II, 2005/06 29 544, nr. 55);

• Operatie Jong, bijdrage aan de Landelijke Jeugdmonitor t/m 2010 (kamerstukken II, 2005/06 29 284, nr. 5).

Activiteiten gericht op etnische minderheden:

• 300 hoger opgeleide vluchtelingen aan werk helpen in 3 jaar (uitvoering door samenwerkingsverband VWS/EZ en OCW);

• Uitvoering afspraken Werktop inzake hoger opgeleide allochtonen.

• Verlenen van micro-kredieten.

Activiteiten gericht op (allochtone) vrouwen:

• Samenwerking stimuleren tussen alle (keten)partners;

• Toepassen van methodieken om werkgevers en de doelgroep bij elkaar te brengen;

• Stimuleren en ondersteunen van lokale initiatieven;

• Ondersteunen van een traineeprogramma voor allochtone vrouwen;

• Onderzoek naar de effectiviteit van de verschillende onderdelen van de PaVEM-cocktail.

Overige activiteiten:

• Handhaven WAV door de Arbeidsinspectie in samenwerking met de Vreemdelingenpolitie en de Belastingdienst.

Doelgroepen

• Ouderen;

• Jongeren;

• Etnische minderheden;

• (Allochtone) vrouwen.

Indicatoren

De genoemde participatiecijfers betreffen de netto arbeidsparticipatie. Dit is het aandeel van mensen met een baan van minimaal 12 uur in de genoemde bevolkingsgroep. Het percentage werkloze jongeren is het aandeel van jongeren in de totale werkloosheidcijfers.

Overtreding WAV is het percentage bedrijven dat zich niet houdt aan de regels van de Wet Arbeid Vreemdelingen.

In het nieuwe kabinetsprogramma zijn er geen bijgestelde doelstellingen opgenomen voor specifieke bevolkingsdoelgroepen. Er worden daarom geen nieuwe streefcijfers afgesproken voor de jaren na 2010.

In tabel 42.8 worden geen uitspraken gedaan over het nalevingsniveau WAV, omdat de meting 2006 voor dit doel geen bruikbare resultaten heeft opgeleverd. Zie ook de toelichting in de leeswijzer bij «Informatie over nalevingsniveau’s»

Tabel 42.8 Indicatoren operationele doelstelling 3
 Realisatie 2006Streven 2007Streven 2008Streven 2012
Netto-arbeidsparticipatie van etnische minderheden1*46,7%48%49%52%
Netto arbeidsparticipatieouderen141,7%42%43%45% (2010)
Netto-arbeidsparticipatievrouwen155,8%58%60%65% (2010)
Percentage werkloze jongeren (15–22 jaar)1**11,4%10–15%10–15%10–15%
Percentage bezochte bedrijven met overtreding WAV223%20%20%20%

Bronnen:

1 CBS Statline; CBS EBB Kernprogramma;

2 SZW/AI, jaarverslag

* De doelstelling voor etnische minderheden is een toename van de netto-arbeidsparticipatie die «evenredig» is aan de toename voor autochtonen. Volgens de prognose van het CPB neemt de netto-arbeidsparticipatie van 15–64 jarigen in 2007 en 2008 toe met 1,4 respectievelijk 0,8 procentpunt. Voor etnische minderheden betekent dit een toename naar 48,1% in 2007 en 48,9% in 2008.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 42.9 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex anteGeen   
BeleidsdoorlichtingOntwikkeling arbeidskosten en arbeidsparticipatie van specifieke groepenAD*A. 2007B. 2008 
Effecten onderzoek ex postGeen   
Overig evaluatieonderzoekGeen   

* Deze beleidsdoorlichting richt zich op het volledige artikel, met bijzondere aandacht voor OD 1 en OD 3

Artikel

43 Arbeidsverhoudingen

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor een flexibel instrumentarium voor moderne arbeidsverhoudingen en voorwaarden.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om bij te dragen aan evenwichtige arbeidsverhoudingen, waarbij werknemers een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming wordt geboden dat in overeenstemming is met de maatschappelijke ontwikkelingen en dat sociale partners voldoende ruimte biedt voor eigen verantwoordelijkheid.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• de vormgeving en het onderhoud van het wettelijke instrumentarium ten behoeve van de zelfregulering door sociale partners en van de structuur van het overleg met de sociale partners;

• de vormgeving en het onderhoud van een basisniveau van wettelijke arbeidsrechtelijke bescherming en de bevordering van de naleving daarvan;

• de vormgeving en werking van het wettelijke stelsel van verlofregelingen, met inbegrip van de levensloopregeling;

• de vormgeving en het onderhoud van de wetgeving gericht op gelijke behandeling bij de arbeid en de bevordering van de naleving daarvan.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• de toepassing van het wettelijke instrumentarium door werkgevers en werknemers;

• maatschappelijk draagvlak voor de in de wetgeving neergelegde normen;

• de beschikbaarheid van een voldoende effectief handhavingsinstrumentarium voor hetzij werkgevers en werknemers, hetzij de overheid.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• sociale partners stabiele en evenwichtige arbeidsverhoudingen tot stand brengen en ondernemingen goed functioneren door betrokkenheid van werknemers;

• een verantwoorde ontwikkeling van collectief tussen sociale partners afgesproken arbeidsvoorwaarden plaatsvindt;

• een goede balans ontstaat tussen de rechten en plichten voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst met inbegrip van een adequaat stelsel van ontslagbescherming;

• risico’s voor de gezondheid en veiligheid van werknemers voor zover deze verband houden met de arbeids- en rusttijden verminderen;

• werkenden in staat zijn arbeid te combineren met zorgtaken;

• op de arbeidsmarkt minder ongerechtvaardigde verschillen in de behandeling van werkzoekenden en van werknemers bestaan.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 43.1 Begrotingsuitgaven Artikel 43 (x € 1 000):
artikelonderdeel2006200720082009201020112012
Verplichtingen10 25814 49623 4985 7466 67610 67711 677
Uitgaven9 95314 45123 3395 6806 67610 67711 677
        
Programma uitgaven2 6422 4185 7025 6806 67610 67711 677
waarvan juridisch verplicht  69%66%57%36%33%
        
Algemene Doelstelling       
Handhaving00644644644644644
Overig002 3402 4532 4592 4592 459
Operationele Doelstelling 1       
Subsidies242351524524524525525
Overig00250216206206206
Ontslagvergoeding00001 0005 0006 000
Operationele Doelstelling 3       
Overig1 676260893893893893893
Operationele Doelstelling 4       
Subsidies7241 807851750750750750
Overig00200200200200200
        
Apparaatsuitgaven7 31112 03317 6370000
Personeel en materieel7 31112 03317 6370000
        
Ontvangsten12 6003031 3071 2281 2281 2281 228

Toelichting:

Het budget voor OD1 betreft vooral de Subsidieregeling Kwaliteit Arbeidsverhoudingen en CAO-onderzoek. Daarnaast zijn middelen (€ 1 mln in 2010, € 5 mln in 2011 en € 6 mln in 2012) gereserveerd voor het oplossen van het probleem dat een hogere ontslagvergoeding voor ouderen een negatieve invloed kan hebben op de kans om in dient genomen te worden. Een onderzoek naar een mogelijke oplossing is door het kabinet toegezegd aan sociale partners bij de adviesaanvraag aan de Stichting van de Arbeid over de Hoofdlijnen heroverweging arbeidsovereenkomstenrecht en ontslagrecht.

Het budget voor OD4 betreft onder andere de subsidies voor Expertisecentrum LEEFtijd en (voor 2008) voor de afwikkeling van subsidies in het kader van het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen.

De overige budgetten betreffen gereserveerde gelden voor met name subsidies en voorlichting.

In de apparaatsuitgaven zijn de personele en materiële uitgaven verdisconteerd van de ministeriële uitvoeringstaken op het terrein van de wet CAO en de wet AVV, met inbegrip van rapportages over de arbeidsvoorwaardenontwikkeling, en van de handhaving van ATW en (met ingang van 2007) WML.

De ontvangsten betreffen (ramingen van) geïnde boeten in het kader van de handhaving door de Arbeidsinspectie op het terrein van de ATW en de WML.

Tabel 43.2 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 43 (x € 1 000):
artikelonderdeel2006200720082009201020112012
Uitgaven800 000831 787873 876922 165956 605991 1001 028 023
        
Programma uitgaven800 000831 787841 926853 693852 882851 618851 342
Operationele Doelstelling 3       
Zwangerschaps-, bevallings-, en adoptieverlofuitkeringslasten788 000817 840830 840842 840842 840842 840842 840
Zwangerschaps-, bevallings-, en adoptieverlofuitvoeringskosten12 00013 94711 08610 85310 0428 7788 502
        
Nominaal0031 95068 472103 723139 482176 681
        
Ontvangsten0000000

Toelichting:

De uitgaven betreffen de uitkeringen aan werknemers in verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof alsmede pleegzorg- en adoptieverlofuitkeringen die via premies worden gefinancierd, de uitgaven voor uitkeringen aan zelfstandigen in verband met zwangerschaps- en bevallignsverlof en de uitvoeringskosten van het UWV die met het verstrekken van deze uitkeringen gepaard gaan.

Tabel 43.3 Fiscale uitgaven Artikel 43 (x € 1 mln):
artikelonderdeel2006200720082009201020112012
Belastinguitgaven418543645680690694632
        
Operationele doelstelling 3       
Levensloopregeling418543645680690694632
w.v. spaarfaciliteit385506600628638642580
w.v. ouderschapsverlofkorting33374552525252

Bron: raming SZW, Financiën

Toelichting:

De uitgaven voor de levensloopregeling betreffen de gederfde belastinginkomsten vanwege deelname van werknemers aan de levensloopregeling, inclusief de uitgaven voor de heffingskortingen (de levensloopverlofkorting en de ouderschapsverlofkorting) die werknemers kunnen toepassen als ze deelnemen aan de levensloopregeling. De bedragen in tabel 43.3 zijn ramingen, gebaseerd op de realisatie van het aantal deelnemers aan en de totale inleg in de levensloopregeling in 2006, zoals gepubliceerd door het CBS.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2008

kst-31200-XV-2-7.gif

Operationele doelstelling

1: Het bevorderen van stabiele en evenwichtige arbeidsverhoudingen.

Motivering

Om stabiele en evenwichtige arbeidsverhoudingen te bevorderen wordt het recht op onderhandeling door sociale partners gewaarborgd en collectieve arbeidsvoorwaardenvorming geregeld;

Om het grondwettelijke recht op medezeggenschap door werknemers te regelen, te waarborgen en te bevorderen.

Om een adequate overlegstructuur tussen het kabinet en sociale partners in stand te houden ten behoeve van onderlinge beleidsafstemming, coördinatie op sociaal en sociaaleconomisch terrein en om zoveel mogelijk draagvlak te verkrijgen voor het kabinetsbeleid.

Instrumenten

• Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO), Wet op het Algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (AVV) en Wet op de loonvorming;

• Wet op de bedrijfsorganisatie (WBO);

• Wet op de ondernemingsraden (WOR), Wet op de Europese ondernemingsraden (WEOR) en Wet rol werknemers Europese vennootschap;

• Overleg tussen werkgevers- en werknemersorganisaties en de overheid, waaronder het voor- en najaarsoverleg tussen het kabinet en de Stichting van de Arbeid;

• Subsidieregeling kwaliteit arbeidsverhoudingen.

Activiteiten

• Uitvoeren van de ministeriële taken op grond van de wet CAO en de wet AVV, waaronder:

– het registreren van Cao’s en bevestigen van de ontvangst van de melding van het sluiten, wijzigen of opzeggen van Cao’s;

– het verrichten van Cao-onderzoek en rapporteren van belangrijke Cao-ontwikkelingen, onder andere aan het parlement en sociale partners;

– het voorbereiden van besluiten van algemeenverbindendverklaring (AVV) van (bepalingen van) Cao’s en het behandelen van tegen verzoeken tot AVV ingediende bedenkingen en dispensatieverzoeken aan de hand van het Toetsingskader AVV;

• Het onderhouden van een adequate overlegstructuur tussen kabinet en sociale partners en het voeren van overleg met sociale partners in het bijzonder op centraal niveau, maar ook op decentraal niveau;

• Het volgen van de naleving van de code Tabaksblat door topbestuurders en het uitwerken van het adviesrecht van de OR aan de vergadering van aandeelhouders op het voorstel van de Raad van Commissarissen voor het beloningsbeleid van topbestuurders (bij beursgenoteerde vennootschappen);

• Herziening van de Wet op de bedrijfsorganisatie (WBO) voortvloeiend uit het kabinetsstandpunt over de toekomst van de PBO;

• Stimuleren van de kwaliteit van de medezeggenschap;

• Uitvoering subsidieregeling kwaliteit arbeidsverhoudingen, waarbij jaarlijks op medefinancieringsbasis (50%) circa 10 subsidies worden verleend aan innovatieve en concrete projecten die bijdragen aan daadwerkelijke veranderingen op het terrein van de arbeidsverhoudingen.

Doelgroepen

• Sociale partners (werkgevers en werknemers) en hun organisaties;

• Ondernemingsraden en Europese ondernemingsraden;

• (Hoofd)product- en (hoofd)bedrijfschappen en de SER.

Indicatoren

Output en outcome zijn moeilijk objectief meetbaar. Het toepassen van het voor zelfregulering aangeboden instrumentarium ligt bij de sociale partners. Het overleg met sociale partners kent telkens wisselende onderwerpen. Er zijn daarom geen indicatoren geformuleerd.

Kengetallen

• De kengetallen geven informatie over de mate van het gebruik van het aangeboden instrumentarium door sociale partners;

• Meting van de naleving medezeggenschap vindt om de drie jaar plaats. Voor het percentage OR-plichtige ondernemingen is daarom geen raming 2007 opgenomen.

Tabel 43.4 Kengetallen operationele doelstelling 1
 2002200520062007
CAO/AVV1    
Aantal bedrijfstak-cao’s 176140198
Aantal direct gebonden werknemers 4 856 0003 867 0004 449 500
Aantal door AVV gebonden werknemers 662 500433 000770 500
Aantal ondernemingen-cao’s 572398517
Aantal gebonden werknemers 648 000514 500588 000
Totaal aantal Cao’s 748538715
Totaal aantal werknemers onder Cao’s 6 166 0004 814 0005 808 000
     
Medezeggenschap    
Percentage OR-plichtige ondernemingen met OR27176  

Bronnen:

1 SZW, Voorjaarsrapportage cao-afspraken (kamerstukken II, 2006/07, 30 800 XV, nr. 74);

2 RvB, onderzoek naleving WOR (kamerstukken II, 2005/06, 27 610, nr. 4).

Operationele doelstelling

2: Zorgdragen voor een goede balans tussen rechten en plichten van werkgevers en werknemers voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst.

Motivering

Om de bescherming van werknemers te waarborgen, in evenwicht met de belangen van de onderneming en met inachtneming van de eigen rol en verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers.

Instrumenten

• Arbeidsovereenkomstenrecht;

• Buitengewoon Besluit arbeidsverhoudingen 1945, Wet melding collectief ontslag en Ontslagbesluit;

• Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML), Besluit minimumjeugdloonregeling en Beleidsregels WML;

• Beleidsregels Werktijdverkorting;

• Arbeidstijdenwet (ATW), Arbeidstijdenbesluit (ATB), Arbeidstijdenbesluit vervoer (ATB-v);

• Nadere Regeling Kinderarbeid;

• Voorlichting.

Activiteiten

• De modernisering van het arbeidsovereenkomstenrecht, waaronder het ontslagrecht en de regels die gelden voor werknemers met een tijdelijk contract;

• Het bevorderen van zelfstandig ondernemerschap;

• Het evalueren van de bestuursrechtelijke handhaving ATW;

• Het bijdragen aan de totstandkoming, aanpassing en implementatie van internationale regelgeving en rapportage daarover;

• Het controleren, handhaven en sanctioneren van de WML en de ATW door de Arbeidsinspectie;

• Specifieke voorlichtingscampagnes bij nieuwe wet- en regelgeving.

Doelgroepen

• Werknemers;

• Werkgevers.

• Zelfstandigen in geval van veiligheidsrisico’s voor derden.

Indicatoren

Output en outcome zijn moeilijk objectief meetbaar. De doelstelling van het beleid is te komen tot een transparante regelgeving waarbij op evenwichtige wijze rekening wordt gehouden met de bescherming van de werknemers en de vereisten van de onderneming. Voor dit evenwicht is geen objectieve indicator te geven.

Kengetallen

Op basis van de voorlopige realisaties over de eerste helft 2007 is het aantal ontslagaanvragen CWI voor 2007 geraamd. Voor 2008 wordt uitgegaan van een gelijkblijvend niveau ten opzichte van 2007.

Op basis van de ingediende verzoeken in de eerste vier maanden van 2007 is het aantal ontbindingsverzoeken via de rechtbanken voor geheel 2007 geraamd. Voor 2008 wordt uitgegaan van een gelijkblijvend niveau ten opzichte van 2007.

Het aantal aanvragen werktijdverkorting is erg afhankelijk van incidenten en fluctueert daarmee sterk van jaar op jaar. Voor 2007 en 2008 wordt uitgegaan van een aantal (toegewezen) aanvragen dat correspondeert met een gemiddelde over een langere periode.

Ten aanzien van de WML zijn gegevens opgenomen over de (resultaten van de) handhavingsinspanningen van de Arbeidsinspectie. Gelet op de korte ervaring met WML-handhaving betreft het vooralsnog de ramingen, zoals die bij de begroting 2007 zijn opgesteld.

Tabel 43.5 Kengetallen operationele doelstelling 2
 Realisatie 2006Raming 2007Raming 2008
Ontslagen1   
Aantal ontslagaanvragenCWI48 61030 00030 000
Waarvan via collectieve aanvraag (in %)141515
Aantal ontbindingsverzoeken rechtbanken54 12335 00035 000
Totaal aantal aanvragen en verzoeken102 82365 00065 000
    
Aanvragen WTV (werktijdverkorting)2   
Aantal aanvragen207200200
Aantal toegewezen130125125
    
Handhaving WML3   
Aantal controles6 8809 200
Aantal opgelegde boetes800700

Bronnen:

1 CWI, jaarverslag;

2 SZW, onderzoeksrapport werktijdverkorting;

3 Arbeidsinspectie.

Operationele doelstelling

3: Bevorderen van het combineren van arbeid en zorg.

Motivering

Om werknemers in staat te stellen de arbeidsduur (tijdelijk) aan te passen in verband met zorgtaken.

Instrumenten

• Wet arbeid en zorg;

• Wet aanpassing arbeidsduur;

• Levensloopregeling.

Activiteiten

• De betekenis van het instrumentarium van het arbeid-en-zorgbeleid voor vergroting van de arbeidsparticipatie voor met name vrouwen wordt betrokken bij de activiteiten van de Taskforce DeeltijdPlus;

• In overleg met de sociale partners wordt de werking van de Wet aanpassing arbeidsduur onderzocht;

• Het voornemen is om het ouderschapsverlof per 1 januari 2009 te verlengen tot 26 weken; het kabinet beziet op welke wijze de overige voornemens uit het Coalitieakkoord ten aanzien van de levensloopregeling kunnen worden gerealiseerd tegen de achtergrond van een beleidsverkenning naar de mogelijkheden van vereenvoudiging van het stelsel van fiscale regelingen voor inkomensreserveringen.

• In de Wet Arbeid en Zorg wordt in 2008 een recht voor vrouwelijke zelfstandigen opgenomen op een publieke zwangerschaps- en bevallingsvoorziening gedurende 16 weken. Deze voorziening voorziet in een uitkering in verband met bevalling en is er op gericht om te bevorderen dat de gezondheid van moeder en kind niet wordt geschaad. De regeling wordt uitgevoerd door het UWV en wordt gebaseerd op de inkomsten van de zelfstandige in het voorafgaande jaar met een maximum van 100% van het wettelijk minimumloon.

Doelgroepen

• (potentiële) werknemers;

• werkgevers.

Indicatoren

De discrepantie tussen feitelijke en gewenste opname van verlof wordt gemeten als het aandeel werknemers (m/v) dat behoefte heeft aan verlof, maar dit (nog) niet gebruikt, op het totaal aantal werknemers (m/v) met behoefte aan verlof. De volgende vormen van verlof zijn meegenomen in de meting van de indicator: ouderschapsverlof, kortdurend zorgverlof en langdurend zorgverlof. De module Arbeid en zorg van de Enquête Beroepsbevolking wordt eenmaal per twee jaar uitgevoerd. Gegevens over 2007 komen in 2008 beschikbaar. Omdat er voor 2008 geen cijfers beschikbaar komen, is er voor dat jaar geen streefwaarde. De eerstvolgende streefwaarde is voor 2009.

Tabel 43.6 Indicatoren operationele doelstelling 3
 Realisatie 2005Streven 2007Streven 2009
Discrepantie tussen feitelijke en gewenste opname van verlof (%)4534 (daling met een kwart t.o.v. 2005)

Bron: CBS, EBB-module – arbeid en zorg

Kengetallen

• De kengetallen over zwangerschaps- en bevallingsverlof, adoptieverlof, ouderschapsverlof en de levensloopregeling betreffen het gebruik (aantal toekenningen respectievelijk deelnemers);

• Vanaf 1 augustus 2004 is het recht op een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling, adoptie en opname van een pleegkind in het gezin voor zelfstandigen beperkt tot de alfahulpen. In 2008 komt er een regeling voor vrouwelijke zelfstandigen.

Tabel 43.7 Kengetallen operationele doelstelling 3
 Realisatie 2006Raming 2007Raming 2008
Zwangerschaps- en bevallingsverlofuitkering   
– aantal toekenningen werknemers1144 538129 000128 000
– aantal toekenningen zelfstandigen1415050
Adoptieverlof   
– aantal toekenningen werknemers11 4461 5001 500
Ouderschapsverlof   
– Aantal werknemers met ouderschapsverlof (betaald en onbetaald)280 00080 00080 000
Levensloopregeling   
– aantal actieve deelnemers3344 000550 000750 000
– aantal ontvangers ouderschapsverlofkorting21 000*25 00030 000

Bronnen:

1 UWV, jaarverslag;

2 CBS, EBB kernprogramma;

3 CBS, EBB module – Levensloop;

* raming

Operationele doelstelling

4: Bevorderen van gelijke kansen op de arbeidsmarkt en toegang tot de arbeidsmarkt door bescherming te bieden tegen ongelijke behandeling bij arbeid en beroep.

Motivering

Om werknemers en werkzoekenden bescherming te bieden tegen ongelijke behandeling en te waarborgen dat eenieder gelijke kansen heeft op het terrein van arbeid.

Instrumenten

• Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid;

• Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen;

• Wet verbod van onderscheid op grond van arbeidsduur;

• Wet gelijke behandeling van tijdelijke en vaste werknemers;

• Commissie gelijke behandeling;

• Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen;

• Subsidie aan Expertisecentrum LEEFtijd.

Activiteiten

• Het tegengaan van ongerechtvaardigd leeftijdsonderscheid door voorlichting, overleg met sociale partners, het volgen van jurisprudentie en overleg en samenwerking met het Expertisecentrum LEEFtijd;

• Implementatie van de Richtlijn betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid en beroep (recast-richtlijn). Deze richtlijn past de terminologie aan van eerdere Europese gelijke behandelingsrichtlijnen aan jurisprudentie en introduceert een eenduidige definitie van bepaalde termen uit eerdere richtlijnen;

• Het terugdringen van ongelijke beloning in strijd met de wet door voorlichting, onderzoek, ontwikkeling van instrumenten en overleg met sociale partners;

• Het ondersteunen van werkgevers onder andere via de Quickscan gelijke beloning, Managementtool gelijke beloning, de Handleiding sekseneutrale functiewaardering en de Leidraad aanstellingskeuringen;

• Integratie van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte in de Algemene wet gelijke behandeling;

• Bevorderen van een zorgvuldig werving- en selectiebeleid met name op grond van leeftijd en etniciteit door subsidie voor bewustwordingsactiviteiten;

• Het tegengaan van negatieve beeldvorming en discriminatie van etnische minderheden op de arbeidsmarkt (als vervolg op het Breed Initiatief Maatschappelijke Binding) via het project van de landelijke discriminatiemonitor.

Doelgroepen

• Werkgevers, werknemers en hun vertegenwoordigers;

• Relevante belangenorganisaties en organisaties van professionals.

Indicatoren

• De gecorrigeerde beloningsverschillen fungeren als indicator voor de stand van beloningdiscriminatie;

• De ongecorrigeerde beloningsverschillen fungeren als indicator voor de stand van de emancipatie;

• Het streven is erop gericht dat zowel de gecorrigeerde als de ongecorrigeerde beloningsverschillen afnemen;

• Het laatste jaar waarvoor realisaties van beloningsverschillen beschikbaar zijn is 2004. Realisaties voor 2006 komen naar verwachting in 2008 beschikbaar.

Tabel 43.8 Indicatoren operationele doelstelling 4
 Realisatie 2004Streven 2006Streven 2008Streven 2010
Gecorrigeerde beloningsverschillen (%)    
Verschil man-vrouw bedrijfsleven76,566
Verschil man-vrouw overheid43,533
     
Ongecorrigeerde beloningsverschillen (%)    
Verschil man-vrouw bedrijfsleven2120,52019,5
Verschil man-vrouw overheid1413,51312,5

Bronnen: SZW, de arbeidsmarktpositie van werknemers

Kengetallen

De gegevens van de Commissie gelijke behandeling en van de Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen betreffen het aantal klachten en/of oordelen ingediend bij respectievelijk uitgesproken door deze commissies.

Tabel 43.9 Kengetallen operationele doelstelling 4
 Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006
Commissie gelijke behandeling: Aantal oordelen op terrein van arbeid1   
Totaal aantal204194228
waarvan op grond van (%):   
– geslacht372218
– leeftijd83842
– handicap9128
– overig462832
    
Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen2   
Klachten171619
Vragen139143158
Totaal156159177

Bronnen:

1 Commissie Gelijke Behandeling, jaarverslag

2 Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen, jaarverslag

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 43.10 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex anteAanpassing levensloopregeling in het kader van beleidsverkenning herziening regelingen voor inkomensreserveringOD 3A. 2007B. 2008 
BeleidsdoorlichtingArbeidsverhoudingen, rechten en plichten van werknemers en gelijke kansen op de arbeidsmarktAD*A. 2007B. 2008 
Effecten onderzoek ex postGeen   
Overig evaluatieonderzoekWet aanpassing arbeidsduurOD 3A: 2008 

* Deze beleidsdoorlichting richt zich op het volledige artikel, met nadruk op OD1, OD2 en OD4.

Artikel

44 Arbeidsomstandigheden en verzuim

Algemene doelstelling

Bevorderen van veilige en gezonde arbeidsomstandigheden en een goede verzuimaanpak.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om de veiligheid en gezondheid van werknemers te beschermen en arbeidsuitval te voorkomen is een goed arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid noodzakelijk. Dit is van belang voor het beperken van het beroep op de WIA en de gezondheidszorg en voor het in stand houden van de arbeidsproductiviteit.

Veilige en gezonde arbeidsomstandigheden dragen daarnaast bij aan het inperken van (bedrijfs)risico’s met ingrijpende effecten op de samenleving, bijvoorbeeld bij bedrijven die werken met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen.

De daadwerkelijke uitvoering van goed arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid is de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. SZW stimuleert het arbobeleid van bedrijven en ziet erop toe dat de arbeidsomstandighedenwet wordt nageleefd.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• Het bevorderen dat werkgevers en werknemers veilige en gezonde arbeidsomstandigheden en een goed verzuimbeleid in hun ondernemingen realiseren;

• De handhaving van de Arbeidsomstandighedenwet.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• De mate waarin werkgevers en werknemers in bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• ongevallen en gezondheidsschade bij werkenden worden beperkt;

• verzuim wordt beperkt en arbeidsgeschiktheid wordt bevorderd;

• incidenten en gezondheidseffecten met een maatschappelijk ontwrichtend karakter worden beperkt;

• de kosten van de WIA en van loondoorbetaling bij ziekte worden beperkt.

Indicatoren

De gekozen prestatie-indicatoren zijn maatgevend voor de veiligheid en gezondheid van werknemers.

Tabel 44.1 Indicatoren algemene doelstelling
 Realisatie 2006Streven 2007Streven 2008Streven 2012
Percentage arbeidsongevallen onder werknemers met verzuim tot gevolg13,13,02,92,6
Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen2*4333
Percentage verzuim34,0**4,04,04,0
Percentage werknemers dat verdere aanpassingen aan de werkplek of aan de werkzaamheden noodzakelijk acht in verband met zijn of haar gezondheid126252522

Bronnen:

1 TNO/CBS, nationale enquête arbeidsomstandigheden;

2 SZW, verplichte melding van incidenten aan de EU;

3 CBS, nationale verzuimstatistiek

* Dit betreft industriële incidenten waarbij een grote hoeveelheid gevaarlijke stoffen vrijkomt. Door het treffen van beschermende maatregelen, kunnen deze incidenten zonder schadelijke effecten voor de omgeving verlopen. Indien het desondanks misgaat, kunnen de incidenten grote maatschappelijke gevolgen hebben. De vuurwerkramp in Enschede en de oliebrand eind 2005 in het Verenigd Koninkrijk zijn hier voorbeelden van.

** cijfer over 2005.

Opmerking: aanvullende gegevens en kengetallen over het Arbobeleid zijn terug te vinden in de Arbobalans 2006 (vanaf oktober 2007 te vinden opwww.arbo.nl)

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 44.2 Begrotingsuitgaven Artikel 44 (x € 1 000):
artikelonderdeel2006200720082009201020112012
Verplichtingen85 57884 63371 81524 36624 36624 06824 068
Uitgaven93 76187 51372 70124 11624 36624 06824 068
        
Programma uitgaven42 93838 64330 53824 11624 36624 06824 068
waarvan juridisch verplicht  61%60%60%60%60%
        
Operationele Doelstelling 1       
Arboconvenanten13 4599 32000000
Handhaving67558330030030000
Overig7 0166 6385 8575 2515 2515 2515 251
Subsidies21 78822 10224 38118 56518 81518 81718 817
        
Apparaatsuitgaven50 82348 87042 1630000
Personeel en materieel50 82348 87042 1630000
        
Ontvangsten7 7645 1325 1325 1325 1325 1325 132

Toelichting:

De uitgaven onder subsidies zijn toe te schrijven aan de regelingen FARBO, SPA en arbocatalogi en de uitgaven voor verzuimbeleid, arbeidsveiligheid, sociale zekerheid en zorg en informatievoorziening. De arboconvenanten zijn in 2007 afgerond. De uitfinanciering hiervan is ook onder «subsidies» opgenomen.

De ontvangsten houden verband met de handhaving door de Arbeidsinspectie van de regelgeving op arboterrein.

De subsidieregeling arbocatalogi, (looptijd tot en met 2009) is op 3 september 2007 inwerking getreden en wordt uitgevoerd door het Agentschap SZW.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2008

kst-31200-XV-2-8.gif

Operationele doelstelling

1: Bevorderen dat werkgevers en werknemers in bedrijven een effectief en efficiënt arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid voeren

Motivering

Om te bereiken dat werkgevers en werknemers in bedrijven een effectief en efficiënt arbeidsomstandighedenbeleid voeren, richt de overheidsinzet zich op het stimuleren en bevorderen dat werkgevers en werknemers de eigen verantwoordelijkheid hiervoor nemen. Met de herziene Arbeidsomstandighedenwet die per 1 januari 2007 van kracht is, krijgen werkgevers en werknemers immers de ruimte om, binnen de wettelijke begrenzing, arbeidsomstandighedenbeleid af te stemmen op de eigen onderneming. Ook is met de herziene Arbeidsomstandighedenwet de administratieve lastendruk voor ondernemingen verminderd. Dit verhoogt het draagvlak voor het arbeidsomstandighedenbeleid binnen de onderneming en maakt het meer kostenefficiënt. Hiermee wordt het arbeidsomstandighedenbeleid effectiever.

Ook winnen ondernemingen aan arbeidsproductiviteit door een adequate arbeidsomstandigheden- en verzuimaanpak.

De verantwoordelijkheid voor de vormgeving van het arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid ligt bij de sociale partners. Vandaar de overheidsinzet op het stimuleren en bevorderen van deze eigen verantwoordelijkheid. Door middel van het handhavingsbeleid van SZW wordt de naleving van de Arbeidsomstandighedenwet bevorderd.

Instrumenten & Activiteiten

• De herziene Arbeidsomstandighedenwet en -regelgeving;

• Het standpunt van Nederland met betrekking tot de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor de invulling van de arbeidsomstandigheden wordt ingebracht in EU werkgroepen en discussies (kamerstukken II, 2005/06, 30 552);

• Handhaving van wet- en regelgeving;

• Het volgen en onderzoeken van maatschappelijke trends, ontwikkelingen, blootstelling aan arbeidsrisico’s, effecten van arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid en naleving van wet- en regelgeving;

• Communicatie en voorlichting;

• Subsidieverlening/regelingen, onder andere het tijdelijk subsidiëren van het opstellen van afspraken tussen sociale partners over de invulling van de eigen arbeidsomstandigheden (de arbocatalogi).

Doelgroepen

Werkgevers, werknemers, arboprofessionals (preventiemedewerkers, bedrijfsarts, veiligheidskundige etcetera).

Indicatoren

De gekozen indicatoren zijn maatgevend voor de werking van het overheidsbeleid op het terrein van arbeidsomstandigheden binnen bedrijven. De naleving van regelgeving wordt weergegeven door het percentage bedrijven met een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). De tweede indicator geeft aan welk percentage van de bedrijven na inzet van handhavingsinstrumenten door de Arbeidsinspectie bij hercontrole voldoet aan de Arbowet (volledige naleving op de geïnspecteerde punten).

De indicator «percentage bedrijven dat onder de werking van een arbocatalogus valt» is gekoppeld aan de herziene Arbeidsomstandighedenwet die van kracht is geworden per 1 januari 2007. Daarom is er geen realisatie van 2006 opgenomen.

Tabel 44.3 Indicatoren operationele doelstelling 1
 Realisatie 2006Streven 2007Streven 2008Streven 2012
Percentage bedrijven met een RI&E(naleving regelgeving)154545671
Percentage bedrijven dat bij hercontrole voldoet aan de Arbowet197>95>95>95
Percentage bedrijven dat onder de werking van een arbocatalogus valt253580

Bron:

1 SZW/AI-monitor;

2 SZW/AI

Tabel 44.4 Kengetallen operationele doelstelling 1
 Realisatie 2006Raming 2007Raming 2008Raming 2012
Aantal actieve inspecties door de Arbeidsinspectie20 44120 00020 000*20 000*

* In dit aantal is de taakstelling uit het Coalitieakkoord nog niet verwerkt.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 44.5 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex anteGeen   
BeleidsdoorlichtingGeen   
Effecten onderzoek ex postGeen   
Overig evaluatieonderzoekArboconvenantenOD 1A: 2006B: 2007kamerstukken II, 2005/06, 25 883, nr. 77
 ARIE*OD 1A: 2007B: 2007Handelingen 2006–2007, Tweede Kamer, arbeidsomstandigheden, nr. 3, pag. 3–136
 VASt programma**OD 1A: 2007B: 2008kamerstukken II, 2004/05, 25 883, nr. 54
 Subsidieregeling SPA***OD 1A: 2008B: 2009ziewww.senternovem.nl /spa
 VAV Programma****OD 1A: 2007B: 2008kamerstukken II, 2006/07, 25 883, nr. 110

* ARIE = Aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie

** VASt = Versterking Arbobeleid voor Stoffen

*** SPA = Subsidieregeling Preventie van Arbeidsuitval

**** VAV = Versterking arbeidsveiligheid

Artikel

45 Pensioenbeleid

Algemene doelstelling

Bevorderen en beschermen van arbeidspensioenen.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om werkgevers en werknemers te stimuleren afspraken te maken voor aanvullend pensioen en een waarborg te scheppen dat een pensioentoezegging van de werkgever aan zijn werknemers na pensionering gestand wordt gedaan.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• een adequaat wettelijk kader voor arbeidspensioenen;

• een op arbeidspensioenen toegesneden fiscaal kader, samen met de minister van Financiën;

• de organisatie van het toezicht op de uitvoering van pensioenregelingen;

• het overleg met sociale partners over een betaalbaar en duurzaam pensioenstelsel dat rekening houdt met maatschappelijke ontwikkelingen en anderen aspecten van sociaaleconomisch beleid.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• arbeidsvoorwaardenonderhandelingen;

• een transparant beheer en bestuur van pensioenuitvoerders;

• het pensioenbewustzijn in de samenleving;

• (macro-)economische ontwikkelingen;

• ruimte in EU-regelgeving voor handhaving van nationale kenmerken van pensioenstelsels.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• ouderen na pensionering over een adequate inkomensvoorziening beschikken;

• maatschappelijk vertrouwen bestaat in het pensioenstelsel waardoor er een basis is voor een collectieve en solidaire financiering.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 45.1 Begrotingsuitgaven Artikel 45 (x € 1 000):
artikelonderdeel2006200720082009201020112012
Verplichtingen61 8081 8002 334399399399399
Uitgaven34 00829 6002 390398399399399
        
Programma uitgaven32 50028 000450398399399399
waarvan juridisch verplicht  50%50%50%50%50%
        
Operationele Doelstelling 1       
Eenmalige uitkering Wet Verevening pensioen bij scheiding32 50028 00000000
Overig00297245246246246
Operationele Doelstelling 2       
Subsidies00153153153153153
        
Apparaatsuitgaven1 5081 6001 9400000
Personeel en materieel1 5081 6001 9400000
        
Ontvangsten0000000

Toelichting:

Het budget voor OD1 betreft gereserveerde gelden voor onderzoek. Voor 2006 en 2007 zijn tevens middelen opgenomen in het kader van de Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening. Het budget voor OD2 betreft gereserveerde gelden voor onderzoek en subsidies.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2008

Bij dit artikel is in 2008 alleen sprake van apparaatsuitgaven. De tabel budgetflexibiliteit is daarom niet van toepassing.

Operationele doelstelling

1: Vergroten van de houdbaarheid en het bereik van het stelsel van aanvullende pensioenen.

Motivering

Om zoveel mogelijk werknemers in de gelegenheid te stellen op collectieve en solidaire wijze een aanvulling op de AOW te verkrijgen om na pensionering hun levensstandaard zo goed mogelijk te kunnen handhaven.

Instrumenten

• De Pensioenwet;

• Wet verplichte Beroepspensioenregelingen;

• Wet verplichtstelling bedrijfstakpensioenfondsen 2000;

• Fiscale regelingen voor pensioenen.

Activiteiten

• Bevorderen van gelijke behandeling: geen onrechtmatig onderscheid naar leeftijd, geslacht, aanstellingsduur en soort arbeidsovereenkomst;

• Overleggen met pensioenuitvoerders over verbeteringen in de praktijk van de uitvoering van pensioenregelingen;

• Uitoefenen van toezicht door de Nederlandse Bank en Autoriteit Financiële Markten;

• Overleggen in EU-verband om op Europees niveau de voorwaarden te creëren, waarbinnen het Nederlands pensioenstelsel goed kan functioneren.

Doelgroepen

• Werkgevers;

• Werknemers;

• Pensioenuitvoerders.

Indicatoren

• Aantal fondsen met een reservetekort: het aantal fondsen met een eigen vermogen kleiner dan het vereist eigen vermogen. In de dekkingsgraad wordt de verhouding tussen het vermogen en de verplichtingen van het pensioenfonds tot uitdrukking gebracht. Bij een dekkingsgraad kleiner dan 105% is bij een gemiddeld fonds sprake van onderdekking. Bij een dekkingsgraad kleiner dan 130% is bij een gemiddeld fonds sprake van een reservetekort.

• Toetredingsleeftijd bij pensioenregelingen. De realisatie 2006 heeft betrekking op de situatie onder de Pensioen- en Spaarfondsenwet. In de nieuwe Pensioenwet bedraagt de toegestane toetredingsleeftijd ten hoogste 21 jaar. In 2007 is sprake van een overgangstermijn met betrekking tot deze bepaling. Daarom zijn geen streefcijfers opgenomen voor deze indicator. Vanaf volgend jaar zal de indeling van deze indicator worden aangepast aan de nieuwe situatie.

Tabel 45.2 Indicatoren operationele doelstelling 1
 Realisatie 2006Streven 2007Streven 2008Streven 2012
Aantal fondsen met een reservetekort1101009050
Toetredingsleeftijd van pensioenregelingen (%)    
≥ 25 jaar43   
> 25 jaar2   
Onbekend55   

Bronnen: DNB, kwartaalbericht juni 2007; DNB, Pensioenmonitor.

Kengetallen

• Mogelijkheid van vrijwillige voortzetting van deelname in de pensioenregeling naar percentage actieve deelnemers;

• Type regeling bij pensioenregelingen.

Tabel 45.3 Kengetallen operationele doelstelling 1
 Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007
Aandeel actieve deelnemers met mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting (%)   
bij vrijwillig ontslag585787
bij zorgverlof232286
bij ouderschapsverlof242391
bij sabbatical leave202086
bij educatief verlof202084
    
Aandeel actieve deelnemers (%)   
Defined Benefit op basis van eindloon11104
Defined Benefit op basis van middelloon747690
Beschikbare premieregeling344
Overig12102

Bron: DNB, Pensioenmonitor.

Operationele doelstelling

2: Verbeteren van de betrokkenheid van deelnemers bij hun pensioenvoorziening

Motivering

Om deelnemers te stimuleren kennis te nemen van hun pensioenregelingen en hun verantwoordelijkheid voor aanvullend pensioen te nemen.

Instrumenten

Pensioenwet, met name de bepalingen over voorlichting aan deelnemers en de bepalingen over medezeggenschap en de governance van pensioenuitvoerders.

Activiteiten

• Ondersteunen Stichting Pensioenkijker in de bevordering van het pensioenbewustzijn onder Nederlanders;

• Overleggen met sociale partners, gepensioneerden en pensioenuitvoerders over verbetering van de kwaliteit van het besturen van pensioenuitvoerders.

Doelgroepen

Deelnemers en gepensioneerden in pensioenregelingen.

Indicatoren

De kennis van de pensioenregeling wordt gemeten als het percentage werkenden in de leeftijd van 20 tot 65 jaar dat aangeeft inzicht te hebben in de hoogte van het eigen aanvullend pensioen.

Tabel 45.4 Indicatoren operationele doelstelling 2
 Realisatie 2006Streven 2007Streven 2008Streven 2012
Inzicht in hoogte aanvullend pensioen (%)56606675

Bron: RvB, kennis van ouderdomspensioenen.

Kengetallen

• Opvattingen van werknemers tussen 20 en 65 jaar over de verantwoordelijkheid voor het regelen van een aanvullend pensioen;

• Verwachtingen van werkenden met inzicht in de hoogte van het eigen aanvullend pensioen over het kunnen rondkomen van hun pensioen.

Tabel 45.5 Kengetallen operationele doelstelling 2
 Realisatie 2005Realisatie 2006
De verantwoordelijkheid voor het regelen van een ouderdomspensioen ligt:  
– bij mijzelf52%52%
– bij mijn werkgever25%26%
– bij de overheid17%18%
– overig/weet niet6%4%
   
Verwacht goed te kunnen rondkomen49%54%
Verwacht redelijk te kunnen rondkomen37%35%
Verwacht nauwelijks tot niet te kunnen rondkomen12%10%
Weet niet2%1%

Bron: RvB, kennis van ouderdomspensioenen.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 45.6 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex anteOntwikkeling indexatielabelOD1A: 2007B: 2007 
Beleidsdoorlichting    
Effecten onderzoek ex postPension fund governance (PFG)OD1/2A: 2008B: 2008 
Overig evaluatieonderzoekWitte vlekken op pensioengebiedOD 1A: 2007B: 2007 
 Wet van 21 december 2000 (recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen)OD 1A: 2007B: 2007 
 Wet verevening pensioenrechten bij echtscheidingOD 1A: 2006B: 2007 

CLUSTER ACTIVERENDE SOCIALE ZEKERHEID

Het cluster «activerende sociale zekerheid» bevat het beleid dat erop is gericht mensen zowel inkomenszekerheid te verschaffen als te ondersteunen bij het weer vinden van werk. Dit beleid komt tot uitdrukking in de Werkloosheidswet (WW), de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en de Wajong. Al deze instrumenten zijn te vinden onder artikel 46. Het activerende element bestaat bij deze uitkeringen vaak uit verplichtingen en financiële prikkels gericht op het aanvaarden van werk. Het handhavingsbeleid ondersteunt de activerende werking van het stelsel. Een ander belangrijk onderdeel van de activerende sociale zekerheid is het re-integreren van uitkeringsgerechtigden. De inspanningen op het gebied van re-integratie zijn toegelicht op artikel 47. Hieronder vallen bijvoorbeeld het re-integratiedeel van de WWB en de re-integratie-inspanningen van UWV en CWI. De Wet sociale werkvoorziening (Wsw) is een aparte voorziening voor arbeidsgehandicapten die wel willen werken, maar dit vanwege de aard en ernst van hun handicap niet kunnen in een reguliere baan of zonder begeleiding. De Wsw wordt toegelicht in artikel 48.

Artikel

46 Inkomensbescherming met activering

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor adequate bescherming met activerende voorwaarden tegen financiële risico’s bij inkomensverlies.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om personen te beschermen tegen de financiële risico’s als gevolg van ziekte, werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. Daarbij wordt hen een inspanningsverplichting opgelegd om betaalde arbeid te verkrijgen, danwel maatschappelijk te participeren, en worden aan werkgevers, andere private partijen of gemeenten prikkels gegeven die aan preventie en activering bijdragen.

SZW creëert de voorwaarden voor het verlenen van de uitkeringen en zorgt voor de uitvoering door het laten verstrekken van uitkeringen door UWV, gemeenten of private partijen. SZW verstrekt hiertoe de financiële middelen of richt het regelgevend kader in zodat private arrangementen mogelijk en rechtszeker zijn.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• Een adequate bescherming van personen tegen inkomensverlies;

• De coördinatie van het rijksbeleid op het terrein van armoede en «sociale uitsluiting»;

• De bepaling van de hoogte van het sociaal minimum en de algemene bijstandsniveaus;

• De bepaling van de op te leggen verplichtingen aan de uitkeringsgerechtigden;

• De vormgeving en werking van het wettelijke stelsel;

• Sturing en toezicht op een rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de sociale verzekeringen door het UWV;

• Monitoring van uitvoering door private partijen;

• Het toezicht op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de bijstandswetten door gemeenten.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• Een effectieve uitvoering van de wetten door UWV en gemeenten;

• Het naleven van de verplichtingen van de wet- en regelgeving door de uitkeringsgerechtigden, werkgevers en private partijen;

• De inspanning gericht op het verkrijgen van betaald werk van de uitkeringsgerechtigden.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• Er invulling is gegeven aan de grondwettelijke taak van de overheid om te zorgen voor de «bestaanszekerheid der bevolking»;

• Voorzien wordt in uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende, noodzakelijke kosten van bestaan (bijzondere bijstand op grond van de WWB);

• Personen er weer in slagen zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien;

• Werknemers en jonggehandicapten adequaat worden beschermd tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van werkloosheid, ziekte of arbeidsongeschiktheid;

• Werkgevers worden gestimuleerd om gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers in dienst te houden of te nemen;

• Personen niet onnodig in de uitkering verblijven.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 46.1 Begrotingsuitgaven Artikel 46 (x € 1 000):
artikelonderdeel2006200720082009201020112012
Verplichtingen6 255 2366 1820126 088 4946 018 9605 988 8056 131 6806 182 524
Uitgaven6 437 9276 237 8206 105 2616 020 6605 988 8056 131 6806 182 524
        
Programma uitgaven6 427 8936 226 9546 094 2856 020 6605 988 8056 131 6806 182 524
waarvan juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
        
Operationele Doelstelling 3       
WajongUitkeringslasten1 756 2461 906 0002007 2582 092 8122 175 5292 252 6742 324 544
WajongUitvoeringskosten57 29854 02559 72361 09452 24243 30344 454
Operationele Doelstelling 4       
BIA Uitkeringslasten4 8754 6384 3794 0483 6763 2802 860
BIA Uitvoeringskosten2292701891431277935
Tri uitkeringslasten17 96123 17925 14219 730000
Tri Uitvoeringskosten3 1708 0002 1091 10320000
Operationele Doelstelling 5       
WWB4 190 0933 943 5913 711 7023 535 9503 424 4473 418 3 533 366 167
BijstandBuitenland1 9412 6002 6002 6002 6002 6002 600
BijstandZelfstandigen88 89680 37466 76266 76266 76266 76366 763
IOAW173 306112 898115 653125 871144 849172 842189 268
IOAZ39 48731 64935 74435 85135 94736 06636 093
WWIKUitkeringslasten40 82327 24526 76526 78826 82526 85026 870
WWIKUitvoeringskosten5 5075 0555 0555 0555 0555 0555 055
Vazalo001 25016 75028 00074 00088 000
Handhaving17 5158 3918 1618 1618 16115 43015 430
Subsidies07000000
Overig30 54618 96921 79317 94214 38514 38514 385
        
Apparaatsuitgaven10 03410 86610 9760000
Personeel en materieel10 03410 86610 9760000
        
Ontvangsten101 01288 10000000

Toelichting:

Wajong uitkeringslasten

De uitkeringslasten van de Wajong uitkering stijgen vanaf 2006 als gevolg van een toenemend aantal uitkeringsgerechtigden. Vanaf 2007 zijn de uitkeringslasten Wajong hoger vanwege het verhogen van de uitkering van 70 naar 75 procent van het wettelijk minimumloon voor volledig arbeidsongeschikten.

Het aantal mensen met een Wajong uitkering blijft de komende jaren om twee redenen toenemen. In de eerste plaats blijft de uitstroom de komende jaren lager dan de instroom, omdat de Wajong pas bestaat sinds 1976 zodat pas vanaf 2023 de eerste lichting 18-jarigen uit 1976 de 65-jarige leeftijd zal bereiken. In de tweede plaats is de instroom in de Wajong de afgelopen jaar sterk gestegen. Het is nog niet duidelijk in welke mate deze stijgende trend zich door blijft zetten. De SER is gevraagd te adviseren over de mogelijkheden om de arbeidsparticipatie van Wajong-gerechtigden te bevorderen. Het SER advies is inmiddels verschenen. Mede aan de hand van het SER-advies wordt bezien hoe het activerende karakter van de Wajong versterkt kan worden.

Wajong uitvoeringskosten

Het totale uitvoeringskostenbudget van UWV daalt in de tijd. De toedeling van uitvoeringskosten aan de Wajong volgt dit patroon in sterkere mate, omdat de taakstelling voor het UWV uit het Coalitieakkoord vooralsnog bij de Wajong is geboekt. Toerekening naar premiegefinancierde regelingen zal nog plaatsvinden.

BIA

Dit betreffen de uitgaven voor deze tijdelijke overgangsregeling. Per 1 december 2016 zal het uitkeringsrecht op grond van de BIA vervallen.

TRI

Deze regeling is in het leven geroepen om de inkomensgevolgen als gevolg van de herbeoordelingen in het kader van de Wet wijziging systematiek herbeoordelingen te beperken. De verwachting is dat drie jaar na het beëindigen van de herbeoordelingsoperatie geen personen een beroep zullen doen op de regeling.

In 2007 is, naar aanleiding van het Coalitieakkoord, de duur van de TRI-tegemoetkoming verlengd van zes naar twaalf maanden. Dit geldt voor zowel lopende en nieuwe gevallen als voor beëindigde gevallen. De uitgaven zijn hierop aangepast.

WWB

Deze uitgaven hebben betrekking op het inkomensdeel van de Wet werk en bijstand (WWB). De raming is gebaseerd op de MLT van het CPB. Met de VNG zijn afspraken gemaakt over meerjarige budgetten van het Inkomensdeel, waarbij het de bedoeling is dat gemeenten hun «winst» langer mogen vasthouden. Het werkdeel van de WWB is begroot op beleidsartikel 47 (Re-integratie). De gemeenten ontvangen een vergoeding voor de uitvoeringskosten via de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Bij de invoering van de WWB (december 2003) bedroeg het aantal bijstandsgerechtigden 336 000. Na een aanvankelijk lichte stijging begon in de loop van 2005 een daling die zich versterkt doorzette in 2006. In december 2006 bedroeg het aantal bijstandsgerechtigden (jonger dan 65 jaar) 302 000, het laagste aantal in 25 jaar. Geholpen door de aantrekkende economie, werpt de «impuls» van de WWB intussen dus zijn vruchten af.

Er komt een werk-/leerplicht voor jongeren tot 27 jaar, waarbij het uitgangspunt is dat jongeren geen bijstand ontvangen maar leren of werken. Het gaat hierbij om circa 29 000 jongeren die nu een WWB-uitkering ontvangen.

IOAW/IOAZ/Bijstand zelfstandigen

Dit betreffen optellingen per regeling van het budgetdeel (25%) en het declaratiedeel (75%). Een vergoeding voor de uitvoeringskosten ontvangen gemeenten via de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Het voornemen is de mogelijkheid van verdergaande decentralisatie van deze uitkeringen te verkennen.

IOAW/IOW

Vanaf 2007 wordt een stijging verwacht van volume en lasten vanwege de weglek van de afschaffing van de vervolguitkering WW. Vanaf 2009 gaat de stijgende lijn verder vanwege de gevolgen van de duurverkorting WW en de ruimere mogelijkheden voor 60-plussers in de door het kabinet voorgenomen IOW (SER-pakket).

IOAZ

In de IOAZ zijn weinig ontwikkelingen ten aanzien van volume en lasten te verwachten.

Bijstand zelfstandigen

Een betere conjunctuur vermindert het aantal ondernemers dat door financiële problemen een beroep doet op het Bbz. Tegelijkertijd ontstaat er meer belangstelling voor het starten van een onderneming. Per saldo is het effect op de uitkeringslasten naar verwachting beperkt. Door middel van een experiment wordt bezien of kredietverlening aan starters via borgstelling kan worden overgelaten aan banken. Dit kan op termijn tot verlaging van de uitgaven leiden.

Bijzondere bijstand

Deze via de algemene uitkering uit het Gemeentefonds verstrekte middelen maken het gemeenten mogelijk burgers financiële ondersteuning te bieden vanwege uit bijzondere omstandigheden voorvloeiende noodzakelijke kosten.

Bijstand overig (waaronder armoede en «sociale insluiting»)

Uit dit budget worden onder meer preventieve en curatieve beleidsactiviteiten op het gebied van bestrijding van armoede, bevordering van participatie, tegengaan van niet-gebruik van inkomensvoorzieningen en aanpak van problematische schulden (preventie, budgetbegeleiding, nazorg) voor rijk en gemeenten gefinancierd. Hieronder valt ook het budget voor het onderhoud en de doorontwikkeling van de WWB, waaronder: het Innovatie Programma Werk en bijstand (IPW). Doelstelling daarvan is het stimuleren van gemeenten en andere organisaties om via nieuwe wegen meer mensen aan het werk te krijgen/te laten participeren. Daarnaast spelen de kosten van de toetsingscommissie voor aanvullende uitkeringen aan gemeenten een rol. SZW stelt de beschikbare middelen voor schuldhulpverlening in de periode 2007–2009 beschikbaar via een toevoeging aan de algemene uitkering van het gemeentefonds.

WWIK

Dit betreft de uitkeringslasten en uitvoeringskosten van de WWIK die door 20 uitvoerende centrumgemeenten en de organisatie «Kunstenaars & Co» wordt uitgevoerd.

Vazalo

Op deze post staan middelen gereserveerd voor de Wet Vazalo. Het is nog niet bekend wanneer de wet in werking treedt.

Handhaving

Uit deze middelen worden onder meer de uitvoeringskosten van het Inlichtingenbureau voor gemeenten en de maatregelen van het SZW-Handhavingsprogramma 2007–2010 gefinancierd. De in het kader van dit programma gereserveerde middelen voor programmatisch handhaven zijn eenmalig toegevoegd aan de algemene uitkering van het gemeentefonds.

Tabel 46.2 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 46 (x € 1 000):
artikelonderdeel2006200720082009201020112012
Uitgaven15 379 64614 531 82214 040 36513 871 38913 767 00713 762 87513 784 950
        
Programma uitgaven15 379 64614 531 82213 605 15112 974 81612 443 98712 023 47711 640 098
Operationele Doelstelling 1       
WWuitkeringslasten3 769 0003 139 8992 596 3202 388 4192 291 9482 309 6492 296 320
WWuitvoeringskosten521 342469 181390 667365 374330 428311 440306 509
Operationele Doelstelling 2       
WAOuitkeringslasten8 180 0007 957 2277 439 0166 732 3136 056 9495 383 4324 716 636
WAOuitvoeringskosten477 550455 264353 461275 262214 601158 680130 920
IVA uitkeringslasten29 000128 716305 486530 311762 000997 1221 232 243
IVA uitvoeringskosten63 00049 03861 67757 28355 75158 67462 415
WGA uitkeringslasten122 000339 332593 131792 376981 0241 163 3691 337 643
WGA uitvoeringskosten200 000191 682146 464144 174140 410126 114125 166
ZW uitkeringslasten1 252 0001 036 079997 7901 016 9801 013 824993 878965 745
ZW uitvoeringskosten297 008321 405301 564300 246274 292248 265237 490
WAZuitkeringslasten443 746418 999397 000351 553304 310256 503214 588
WAZuitvoeringskosten25 00025 00022 57520 52518 45016 35114 423
        
Nominaal00435 214896 5731 323 0201 739 3982 144 852
        
Ontvangsten519 000222 399238 817256 204274 086305 880317 534

Toelichting:

WW uitkeringslasten

In 2008 wordt de dalende lijn in de uitkeringslasten WW verder doorgetrokken. Goede economische vooruitzichten en de effecten van verschillende WW-maatregelen, zorgen voor een gunstige volumeontwikkeling in de WW. Naar aanleiding van het Coalitieakkoord worden de mogelijke effecten van invoering van premiedifferentiatie onderzocht.

De Richtlijn passende arbeid wordt per 1 januari 2009 aangescherpt zodat werklozen sneller een baan moeten zoeken en aanvaarden die op aspecten als opleidings- en loonniveau, arbeidstijd, arbeidspatroon en contractsvorm afwijkt van de baan waaruit zij werkloos zijn geworden. De aanscherping van het arbeidsbegrip vergroot de uitstroom uit de WW naar werk.

Daarnaast zorgen de veranderingen in de loonkostensubsidies (zie artikel 47) voor een daling van het WW-volume en daarmee ook van de uitkeringslasten.

WW uitvoeringskosten

Als gevolg van het dalende WW-volume, vertonen de uitvoeringskosten eveneens een dalende lijn.

WAO/IVA/WGA uitkeringslasten

Sinds 2006 hebben nieuwe arbeidsongeschikten recht op een IVA- of WGA-uitkering in plaats van een WAO-uitkering. De uitkeringslasten WAO dalen dus omdat er geen nieuwe gevallen meer bijkomen, terwijl de uitkeringslasten IVA en WGA stijgen, omdat een nieuw bestand wordt opgebouwd. In de uitkeringslasten WAO zijn inbegrepen de gevolgen van het Coalitieakkoord, te weten de uitkeringsverhoging voor volledig arbeidsongeschikten per 1 juli 2007 en de aanpassing van de herbeoordelingsoperatie voor 45-plussers.

De uitkeringslasten WGA betreffen het totaal van publiek verzekerde werkgevers en eigenrisicodragers.

WAO/IVA/WGA uitvoeringskosten

De uitvoeringskosten van de WAO vertonen vanaf 2006 een dalende lijn als gevolg van het dalend aantal WAO’ers. Dit komt doordat met de invoering van de WIA geen instroom meer plaatsvindt in de WAO. Hierdoor neemt de instroom in de WIA toe waardoor de uitvoeringskosten van de IVA en WGA zullen toenemen. Alleen in 2007 is sprake van een stijging van de uitvoeringskosten WAO ten opzichte van 2006 als gevolg van de aanpassing van de herbeoordelingsoperatie uit het Coalitieakkoord en de extra werkzaamheden naar aanleiding van de aanpassing van het Schattingsbesluit in verband met de maatmanproblematiek.

ZW uitkeringslasten

In 2008 zullen de uitkeringslasten van de ZW onder invloed van een dalend WW-volume en de Doorbetaling WW bij ziekte nog verder afnemen. Door een verder dalend WW-volume is ook na 2008 nog sprake van een licht dalende trend van de uitkeringslasten ZW.

ZW uitvoeringskosten

De uitvoeringskosten ZW vertonen in 2007 een stijging als gevolg van de toerekening van incidentele projectkosten aan de ZW. Vanaf 2007 dalen de uitvoeringskosten geleidelijk als gevolg van afnemend aantal uitkeringsgerechtigden. Vanaf 2010 dalen de uitvoeringskosten iets sterker vanwege de verwachte baten als gevolg van het project Vernieuwing van het UWV (invoering efficiëntere werkwijze).

WAZ uitkeringslasten

De uitkeringslasten WAZ blijven afnemen, omdat de toegang tot de WAZ per 1 augustus 2004 is beëindigd. In de uitkeringslasten WAZ zijn inbegrepen de gevolgen van het Coalitieakkoord, te weten de uitkeringsverhoging voor volledig arbeidsongeschikten per 1 juli 2007 en de aanpassing van de herbeoordelingsoperatie voor 45-plussers.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2008

kst-31200-XV-2-9.gif

Operationele doelstelling

1: Zorgdragen dat werknemers bij werkloosheid een tijdelijk loonvervangend inkomen ontvangen én tot werkhervatting worden gestimuleerd

Motivering

Om de tijdelijke inkomensbescherming van werknemers bij werkloosheid te waarborgen en hen te activeren tot werkhervatting.

Instrumenten

• Werkloosheidswet (WW);

• Bijdrage uitvoeringskosten aan het UWV.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• Instandhouden en onderhouden van een toekomstbestendige en activerende wettelijke verzekering tegen werkloosheid;

• Toezien op een doelmatige en rechtmatige wetsuitvoering;

• Voorlichting.

Activiteiten UWV:

• Uitvoering van de wettelijke verzekering;

• Handhaving.

Doelgroepen

• Verzekerden (werknemers);

• WW-gerechtigden;

• Premiebetalers (werkgevers en werknemers).

Indicatoren

• Het kabinet wil de arbeidsparticipatie van ouderen verhogen, onder meer door het beroep van oudere werknemers (vanaf 55 jaar) op de WW terug te dringen. De eerste indicator geeft de verhouding weer van de instroom van ouderen in de WW tot de gemiddelde instroom voor de totale populatie. De tweede en derde indicator bieden een aanwijzing voor de activerende werking van de WW voor oudere werklozen en voor de totale WW-populatie. De tweede indicator geeft weer hoeveel WW-gerechtigden binnen een jaar na aanvang van hun uitkering, vanwege werkhervatting zijn uitgestroomd. De derde indicator geeft dit gegeven weer voor de WW-gerechtigden die bij instroom in de WW 55 jaar of ouder waren;

• Het beoogde maatschappelijke effect van handhaving is dat onnodig gebruik van WW-uitkeringen wordt tegengegaan en misbruik wordt voorkomen. De nalevingsindicatoren maken inzichtelijk in hoeverre de belangrijkste verplichtingen worden nagekomen;

• Het totaal geconstateerde fraudebedrag en de afdoening worden als kengetal in beeld gebracht. Dat geldt ook voor de mate waarin kennis van regelgeving aanwezig is. Dit is van invloed op de mate waarin de uitkeringsgerechtigden zich aan de wet houden.

Tabel 46.3 Indicatoren operationele doelstelling 1
 Realisatie 2006Streven 2007Streven 2008Streven 2012
Instroomkans in de WW van de leeftijdscategorie 55 en ouder t.o.v. de gemiddelde instroomkans10,89≤ 1≤ 1≤ 1
Werkhervatting binnen 12 maanden na instroom van WW-gerechtigden (%)251525354
Werkhervatting binnen 12 maanden na instroom van WW-gerechtigden die bij instroom 55 jaar of ouder waren (%)230313233
Nalevingsniveau van verplichtingen om (weer) werk te vinden (%)363>63–*–*
Nalevingsniveau van opgave en inkomsten uit arbeid (%)386>86–*–*

Bronnen:

1 UWV Jaarverslag;

2 UWV administratie: voorlopige cijfers op basis van realisatiegegevens 1e halfjaar 2006;

3 SZW, Porosz

* voor 2008 en 2012 zijn geen streefwaarden geformuleerd, zie toelichting in de leeswijzer.

Kengetallen

Het volume van de ontslagwerkloosheid daalt naar verwachting van 237 duizend uitkeringsjaren in 2006 naar 145 duizend in 2008. Het aantal beëindigde uitkeringen blijft ook in 2008 hoger dan het aantal nieuwe uitkeringen.

Figuur 46.2: Uitkeringen Werkloosheidswet (x 1000)

kst-31200-XV-2-10.gif
Tabel 46.4 Kengetallen operationele doelstelling 1
 Realisatie 2006Raming 2007Raming 2008
Volume ontslagwerkloosheid (x 1000 uitkeringsjaren)1237184145
Aantal nieuwe uitkeringen (x 1000)2311256203
Aantal beëindigde uitkeringen (x 1000)2370296236
Gemiddelde WWduur bij uitstroom (weken)3504948
Handhaving   
Bekendheid met verplichting melden inkomen uit arbeid457%  
Bekendheid met medewerkingsverplichting444%  
Aantal signalen (alle wetten)452 371  
Totaal fraudebedrag (x € mln)414,3  
% afdoening496  

Bronnen:

1 SZW, financiële administratie;

2 UWV, fondsennota;

3 UWV, jaarverslag;

4 ZW, Porosz

Operationele doelstelling

2: Zorgdragen voor een inkomensvoorziening voor arbeidsongeschikte en zieke werknemers

Motivering

Om werknemers te beschermen tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van ziekte en arbeidsongeschiktheid.

Instrumenten

• Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), bestaande uit de IVA- en WGA-regelingen;

• Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO);

• Ziektewet (ZW);

• Wet arbeidsongeschiktheidsuitkering zelfstandigen (WAZ) (beëindigd per 1 augustus 2004);

• Loondoorbetaling bij ziekte;

• Bijdrage uitvoeringskosten aan het UWV.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• Creëren van de uitkeringssystematiek om gedeeltelijk arbeidsgeschikten te stimuleren om arbeid te verrichten;

• Treffen van financiële maatregelen ter stimulering van werkgevers om gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers in dienst te houden of te nemen;

• Handhaving van wet- en regelgeving.

Activiteiten UWV

• Verstrekken van IVA-, WGA-, WAO-, ZW- en WAZ-uitkeringen;

• Herbeoordelen bestaande groepen uitkeringsgerechtigden.

Doelgroepen

• Werknemers;

• Zelfstandigen, voor zover uitkeringsgerechtigd voor augustus 2005.

Indicatoren

Met de invoering van de WIA is de arbeidsongeschiktheidsverzekering gericht op activering bij wie dat kan. Het oogmerk is om de instroom, die voorheen jaarlijks in de WAO erg hoog was, te beperken. In het najaarsakkoord 2004 werd overeengekomen dat 25 000 volledig duurzaam arbeidsongeschikten een drempel was om te bepalen of in 2006 sprake kon zijn van verhoging van de IVA-uitkering tot 75% van het laatstverdiende loon. Ook nu de beslissing daarover in 2006 reeds is genomen, kan het aantal van 25 000 voor de komende jaren gelden als een (ruwe) maatstaf; overschrijding indiceert een onwenselijke ontwikkeling.

Tabel 46.5 Indicatoren operationele doelstelling 2
 Realisatie 2006Streven 2007Streven 2008Streven 2012
Instroom van volledige en duurzaam arbeidsongeschikten13 800< 25 000< 25 000< 25 000
Nalevingsniveau van verplichtingen ihkv herstel (%)292>92–*–*
Nalevingsniveau van opgave van inkomsten uit arbeid (%)287>87–*–*

1 UWV, jaarverslag

2 SZW, Porosz

* voor 2008 en 2012 zijn geen streefwaarden geformuleerd, zie toelichting in de leeswijzer.

Kengetallen

Sinds 2006 komen nieuwe uitkeringsgerechtigden in de IVA en WGA. Niettemin is er ook dan nog instroom in de WAO van zogenaamde herlevingen (mensen die eerder al een WAO-recht gehad hebben). Om een goed beeld van de ontwikkeling van bestand, instroom en uitstroom te krijgen, moet dan ook gekeken worden naar het totaal van WAO en WIA. De totale instroom komt in 2007 en 2008 op circa 39 000 personen, hetgeen een derde lager is dan het niveau in 2004, het laatste volledige jaar van instroom in de WAO. De uitstroom is fors hoger dan de instroom zodat de omvang van het bestand daalt tot iets boven de 600 000 personen eind 2008. Door het afnemende bestand daalt de uitstroom wel langzaam. De percentages werkende WAO/IVA/WGA’ers en WAZ’ers zijn gebaseerd op de realisatie 2005 omdat de realisatie 2006 nog niet bekend is.

Tabel 46.6 Kengetallen operationele doelstelling 2
 Realisatie 2006Raming 2007Raming 2008
WAO + IVA + WGA   
Bestand in uitkeringen (ultimo, x1000)658629604
– waarvan WAO639,3587,5538,9
– waarvan IVA3,711,421,1
– waarvan WGA15,430,443,5
Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%)9,89,38,8
Instroom in uitkeringen (x1 000)323939
– waarvan WAO11,010,06,3
– waarvan IVA3,85,89,0
– waarvan WGA17,222,924,0
Instroomkans0,5%0,6%0,5%
Uitstroom in uitkeringen (x1 000)776862
– waarvan WAO74,861,854,9
– waarvan IVA0,30,71,0
– waarvan WGA1,75,26,2
Uitstroomkans WAO + WIA10,5%9,5%9,2%
Uitstroomkans WGA naar werk UWVNB  
Uitstroomkans WGA naar werk eigenrisicodragersNB  
Aandeel werkende WAO/IVA/WGA’ersNB25%25%
Handhaving   
Bekendheid verplichtingen met melden wijzigingen gezondheid (%)145  
Bekendheid verplichtingen met melden inkomsten (%)158  
Aantal signalen (alle wetten)52 371  
Totaal schadebedrag (x € 1 mln)10,3  
Afdoeningspercentage94,8  
WAZ   
Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)47,442,237,4
Instroom in uitkeringen (x 1 000)1,20,50,2
Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)7,25,75,1
Aandeel werkende WAZ’ersNB6%6%
ZW   
Bestand in uitkeringen (gemiddeld, x 1 000)138125123
Instroom in uitkeringen (x 1 000)656  
Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)543  
Handhaving   
Totaal schadebedrag (x € 1 mln)0,8  
Afdoeningspercentage inlichtingenplicht98,2  

Bronnen: UWV, Jaarverslag;

1 SZW, Porosz

Operationele doelstelling

3: Zorgdragen voor een inkomensvoorziening voor jonggehandicapten

Motivering

Om jonggehandicapten te beschermen tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van arbeidsongeschiktheid.

Instrumenten

• Wet op de arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG);

• Bijdrage uitvoeringskosten aan UWV.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• Instandhouden en onderhouden van een toekomstbestendige en activerende wettelijke voorziening voor jonggehandicapten;

• Toezien op een doelmatige en rechtmatige wetsuitvoering;

• Voorlichting.

Activiteiten UWV

• Claimbeoordeling;

• Verstrekken van WAJONG-uitkeringen;

• Herbeoordelen bestaande jonggehandicapten.

Doelgroepen

Jonggehandicapten die voor het bereiken van de 18 jarige leeftijd arbeidsongeschikt zijn geworden, geen arbeidsverleden hebben en daardoor niet zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien.

Jonggehandicapten die na de 18-jarige leeftijd maar voor het betreden van de arbeidmarkt arbeidsongeschikt zijn geraakt, bijvoorbeeld tijdens hun studie, en daardoor niet zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien.

Indicatoren

Output/outcome zijn in beginsel wel meetbaar maar dit is in verhouding tot de uitgaven en/of administratieve lasten relatief kostbaar en tijdrovend. Er zijn daarom geen indicatoren opgenomen.

Kengetallen

Het Wajong-bestand groeit tot ruim 170 000 personen eind 2008. Uitgedrukt als percentage van de bevolking tussen 18 en 65 jaar (de «verzekerde» populatie) is dit 1,6%. De instroom in de Wajong ligt fors hoger dan de uitstroom, zodat het bestand jaarlijks met 7 á 8 000 personen groeit. Het percentage werkende Wajong’ers is gebaseerd op de realisatie 2005 omdat de realisatie 2006 nog niet bekend is.

Tabel 46.7 Kengetallen operationele doelstelling 3
 Realisatie 2006Raming 2007Raming 2008
Wajong   
Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)155,9164,2171,5
Waarvan volledig arbeidsongeschikt (%)97,897,897,8
Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%)1,51,61,6
Instroom in uitkeringen (x 1 000)13,613,212,5
Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)4,94,85,3
Aandeel werkende Wajong’ers (%)NB2525

Bronnen: UWV jaarverslag 2006, Juninota financiële ontwikkeling UWV-fondsen 2007–2008

Operationele doelstelling

4: Zorgdragen voor een inkomensvoorziening voor bepaalde herkeurde arbeidsongeschikten

Motivering

Om oudere herkeurde arbeidsongeschikten die op grond van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen (TBA) hun arbeidsongeschiktheidsuitkering geheel of gedeeltelijk hebben verloren, een inkomen op minimumniveau te bieden en hen te motiveren te gaan werken.

Om herbeoordeelde arbeidsongeschikten die een lagere uitkering of geen uitkering meer ontvangen, meer gelegenheid te geven om nieuw werk te zoeken.

Instrumenten

• De tijdelijke Wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria (BIA);

• De Tijdelijke Regeling Inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten (TRI);

• Bijdrage uitvoeringskosten UWV.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• toezien op een rechtmatige wetsuitvoering;

• onderhouden van de wet- en regelgeving.

Activiteiten UWV:

• beoordelen van recht op een uitkering;

• verstrekken van uitkeringen.

Doelgroepen

• Personen die op 1 augustus 1993 reeds recht hadden op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en op die dag 45 jaar of ouder waren (na afloop van WW-periode);

• Personen die op 31 december 1986 in de leeftijd van 35 jaar of ouder waren en zowel op die datum als ook op 31 juli 1993 een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvingen (na afloop van WW-periode).

• Herbeoordeelde arbeidsongeschikten, die een lager arbeidsongeschiktheidspercentage hebben gekregen, die niet meer zijn gaan verdienen en die geen recht op WW hebben.

Indicatoren

Het meten van output/outcome is in beginsel wel mogelijk maar in verhouding tot de uitgaven en/of administratieve lasten relatief kostbaar en tijdrovend. Het relevante instrument, de BIA, is een overgangsregeling voor een steeds kleiner wordende groep uitkeringsgerechtigden. Ultimo 2016 zal het uitkeringsrecht op grond van de BIA vervallen. Gezien het geringe aantal gerechtigden, het geringe uitkeringsbedrag en de korte looptijd van de TRI-regeling zijn geen indicatoren geformuleerd.

Kengetallen

Het aantal BIA-uitkeringen loopt langzaam terug naar 0 in 2016. Het aantal TRI-uitkeringen loopt veel sneller terug naar 0 in 2010. Dat het aantal TRI-uitkeringen in 2008 nog stijgt is een gevolg van het recente Coalitieakkoord waarin is afgesproken dat de duur van de TRI verlengd wordt van 6 naar 12 maanden. Reeds beëindigde TRI-uitkeringen kunnen daardoor heropend worden voor de verlenging van 6 maanden.

Tabel 46.8 Kengetallen operationele doelstelling 4
 Realisatie 2006Raming 2007Raming 2008
Aantal uitkeringsjaren BIA (x 1 000)0,60,50,5
Aantal uitkeringsjaren TRI (x 1 000)4,05,25,7
Aantal nieuwe TRI-uitkeringen (x 1 000)5,317,05,0
Aantal beëindigde TRI-uitkeringen (x 1 000)5,96,015,0
Gemiddelde duur TRI-uitkering in maanden5,96,011,0

Bronnen:

UWV, jaarverslag;

Operationele doelstelling

5: Zorgdragen dat toereikende middelen worden verstrekt aan gemeenten voor inkomensaanvulling tot minimumniveau aan mensen die niet zelf (volledig) kunnen voorzien in hun levensonderhoud

Motivering

Om inkomensverlies tot onder het niveau van het sociaal minimum te voorkomen en om personen zo spoedig mogelijk zelfstandig in het eigen levensonderhoud te laten voorzien.

Om het gemeenten mogelijk te maken burgers financiële ondersteuning te bieden vanwege uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

Instrumenten

• De Wet werk en bijstand (WWB);

• Het inkomensdeel van de WWB (het re-integratiebudget is toegelicht bij artikel 47);

• Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

• Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

• Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) 2004;

• Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK);

• Inlichtingenbureau gemeenten;

• Financiële middelen, onder meer ter voorkoming en bestrijding van problematische schulden;

• Handhavingsprogramma 2007–2010;

• Middelen voor bijzondere bijstand via de algemene uitkering uit het Gemeentefonds.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• Onderhouden van de wet- en regelgeving;

• Ramen macrobudget WWB inkomensdeel en onderhouden verdelingssystematiek;

• Toezien op een rechtmatige wetsuitvoering;

• Bestrijden van armoede en bevorderen dat kinderen en jongeren uit problematische gezinnen – ondanks armoede kunnen meedoen;

• Tegengaan van niet-gebruik van inkomensvoorzieningen;

• Aanpak van problematische schulden;

• Schrappen sollicitatieplicht alleenstaande ouders met jonge kinderen in ruil voor een scholingsplicht (medebetrokkenheid van Jeugd en Gezin);

• Het samen met Justitie ontwerpen van een uitvoerbare inningsmethode, die weer samenhangt met een eenvoudige methode van vaststelling alimentatie;

• Uitvoeren van de maatregelen van het Handhavingsprogramma 2007–2010;

• Het bepalen van het wettelijk kader voor bijzondere bijstandsverlening.

Activiteiten gemeenten:

• Beoordelen van recht op een uitkering;

• Verstrekken van uitkeringen;

• Uitvoeren van de bijzondere bijstand;

• Uitvoeren van de maatregelen, met betrekking op de uitkering in het gemeentelijk domein, van het Handhavingsprogramma 2007–2010.

Doelgroepen

• Mensen tot 65 jaar die niet zelf (volledig) kunnen voorzien in hun levensonderhoud (bijstand als aanvulling op een onvolledige AOW-uitkering is toegelicht in artikel 49);

• Mensen met een langdurig minimuminkomen en/of grote afstand tot de arbeidsmarkt;

• Mensen in armoede of met een risico op armoede;

• Mensen met problematische schulden;

• Alleenstaande ouders en hun kinderen;

• Beroepsmatig actieve kunstenaars die niet over voldoende middelen kunnen beschikken om te voorzien in hun levensonderhoud;

• Academieverlaters kunstvakopleidingen;

• Burgers met uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten, zonder toereikende eigen middelen.

Indicatoren

• De regering verwacht dat de WWB leidt tot een bijstandslastenreductie van 5% in 2007, ten opzichte van een situatie zonder WWB, rekening houdende met de conjunctuur en effecten van Rijksbeleid. In het kader van de evaluatie WWB is voor dit laatste een analyse voorzien, waarvan de uitkomsten eind 2007 beschikbaar komen (zie het overzicht van onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid).

• De mate waarin het inkomensdeel macrobudget WWB toereikend is. De bijzondere bijstand wordt gefinancierd uit de algemene uitkering uit het Gemeentefonds. Output en outcome zijn moeilijk door het Rijk te beïnvloeden. De bevoegdheden op het terrein van de bijzondere bijstand zijn namelijk bij gemeenten belegd. Er zijn daarom geen indicatoren over bijzondere bijstand opgenomen.

Tabel 46.9 Indicatoren operationele doelstelling 5
 Realisatie 2006Streven 2007Streven 2008Streven 2012
Bijstandslastenreductie WWB5%
Toereikendheid macrobudget WWB*toereikendtoereikendtoereikendtoereikend

Bronnen: SZW, Evaluatie WWB

* Uitgangspunt is dat het macrobudget toereikend is. Dit wordt jaarlijks na afloop van het budgetjaar vastgesteld. De minister van SZW is verantwoordelijk voor de uiteindelijke raming en vaststelling van het inkomensdeel macrobudget WWB, en monitort zodoende continu de systematiek. Mochten aanzienlijke en structurele discrepanties worden geconstateerd tussen het definitieve budget en de macrorealisatie, dan kan dit in het bestuurlijk of politiek overleg aan de orde komen.

Kengetallen

VNG en SZW zijn in overleg om gezamenlijk te komen tot kengetallen voor armoede en schuldhulpverlening. Daarom zijn hierover in de begroting 2008 nog geen kengetallen opgenomen. In overleg met CBS wordt nagegaan welk kengetal meer relevante informatie over bijzondere bijstand kan geven dan het tot nog toe gebruikte kengetal, dat een beperkte invalshoek had.

Tabel 46.10 Kengetallen operationele doelstelling 5
 Realisatie 2006Raming 2007Raming 2008
Volumeontwikkelingen   
Volume WWBthuiswonenden, periodiek < 65 jaar (x 1 000)1319292276
Volume WWBthuiswonenden, periodiek ≥ 65 jaar (x 1 000)1272931
Volume IOAW (x 1 000)1688
Volume IOAZ (x 1 000)1222
Volume bijstandbuitenland (x 1 000)2<1<1<1
Volume Bbz (x 1 000)1222
Volume WWIK (x 1 000)1222
Handhaving   
Bekendheid met regels (%)357
Aantal fraudeonderzoeken453 900
Totaal fraudebedrag (€ mln)4134
% afdoening442  
Incassoratio %413
Nalevingsniveau van de opgaven van inkomsten (%)385

Bronnen:

1 CBS Bijstandsuitkeringsstatistiek (jaargemiddelden);

2 SZW financiële administratie;

3 SZW, Porosz;

4 CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 46.11 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex anteGeen   
BeleidsdoorlichtingWet Werk en Bijstand, inkomensdeelOD 5A. 2007B. 2007 
Effecten onderzoek ex postEffecten herbeoordelingsoperatie A. 2005B. 2008 
Overig evaluatieonderzoekExperiment VazaloOD 5A. 2008B. 2008 
 Tijdelijke ondersteuning kunstenaars (wettelijke evaluatie WWIK)OD 5A. 2009 
 WWB:   
 • WWBin cijfers II (kwantitatieve analyse over 2005/2006) A. 2006B. 2007«WWB in cijfers» (kamerstukken II, 2005/06 29 674, nr. 13)
 • Kwalitatief onderzoek gemeenten en de WWB A. 2006B. 2007«Wet werk en bijstand: de feiten op een rij» (kamerstukken II, 2006/07 30 545, nr. 14)
 • Kwalitatief onderzoek cliënten en de WWB A. 2006B. 2007 
 • Onderzoek vormgeving cliëntenparticipatie in de WWB A. 2006B. 2007«Evaluatie cliëntenpartici- patie Wet werk en bijstand(WWB): de feiten op een rij, een landelijk beeld van de lokale vormgeving» (kamer- stukken II, 2006/07 30 545, nr. 30)
 • Causale analyse: WWB beleid en conjunctuur A. 2007B. 3e kw 2007 
 • Eindanalyse en eindrapportage evaluatie WWB A. 2007B. 4e kw 2007Plan van aanpak evaluatie WWB 2004–2007 nader uitgewerkt (kamerstukken II, 2005/06 29 674, nr. 6)
 Verklaring arbeidsrelatie A. 2006B. 4e kw 2007 

Artikel

47 Re-integratie

Algemene doelstelling

Uitstroom naar regulier werk van die uitkeringsgerechtigden en werklozen die dat niet op eigen kracht kunnen.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Re-integratie richt zich op het verkleinen van de afstand tot regulier werk, opdat de kans op het verkrijgen van regulier werk wordt vergroot. Re-integratie richt zich op de uitstroom naar regulier werk, waarmee wordt bijgedragen aan de vergroting van de netto-arbeidsparticipatie en de vermindering van de uitkeringsafhankelijkheid.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• Het toezicht op een rechtmatige uitvoering van de WWB door gemeenten (flexibel re-integratiebudget);

• De uitvoering van re-integratie-inspanningen door UWV en het toezicht daarop;

• De uitvoering van bemiddeling-inspanningen door CWI en het toezicht daarop;

• Het stimuleren van de samenwerking tussen gemeenten, UWV en CWI;

• De uitvoering van ESF en EQUAL programma’s;

• Wet- en regelgeving (medewetgever) in relatie tot re-integratie en handhaving.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• Effectieve uitvoering van de wetten door gemeenten, UWV en CWI op het gebied van re-integratie en handhaving;

• Goede samenwerking tussen de uitvoerende instanties;

• Goed inspelen op conjuncturele ontwikkelingen door de uitvoerende instanties;

• Realiseren van een sluitende aanpak voor (niet) uitkeringsgerechtigden (zowel volwassenen als jongeren);

• Optimale benutting van ESF en EQUAL programma’s;

• Optimale werking van de re-integratiemarkt.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• Instroom in de langdurige werkloosheid wordt beperkt;

• Langdurige uitkeringsafhankelijkheid wordt beperkt.

Kengetallen

De ketenuitstroomquote WW/WWB betreft het aandeel uitkeringsgerechtigden dat binnen 12 maanden na instroom weer is uitgestroomd uit de WW/WWB. Hierbij worden door zowel CWI als UWV/gemeenten vormen van re-integratie-ondersteuning ingezet.

Er worden nog geen afspraken met de ketenpartners gemaakt over de komende jaren.

Tabel 47.1 Kengetallen algemene doelstelling
 Realisatie 2006
KetenuitstroomquoteWW77%
KetenuitstroomquoteWWB47%*

Bron: CWI Jaarverslag.

* realisatie 2005, cijfers over 2006 komen in december 2007 beschikbaar.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 47.2 Begrotingsuitgaven Artikel 47 (x € 1 000):
artikelonderdeel2006200720082009201020112012
Verplichtingen2 051 4742 052 2412 067 7311 964 8561 637 1561 524 7071 532 896
Uitgaven2 108 9182 056 9412 067 1311 964 8561 637 1561 524 7071 532 896
        
Programma uitgaven2 097 6032 043 1112 053 2341 956 2101 628 6561 516 2071 524 396
waarvan juridisch verplicht  99%10%0%0%0%
        
Operationele Doelstelling 1       
Centrum voor Werk en Inkomen367 778352 462198 037158 853125 232104 787113 951
Bkwi8 6008 6688 1838 1848 1858 1858 185
Ketensamenwerking0012 50025 00050 00075 00075 000
Operationele Doelstelling 2       
Flexibel Re-integratiebudget1 630 7291 590 5511 566 7701 504 2701 379 2701 254 2701 254 270
Agenda Voor De Toekomst14 7583 60500000
Rsp5 3567 6005 9000000
Stimuleringsregeling Id-banen8 5594 6003 0006 000000
SZW Cofinanciering Equal2 5896 4203 0930000
Risicovoorziening ESF300190 000190 000000
Praktijkscholing1 932000000
Rwi/Svww11 27013 7606 1776 1776 1776 1796 179
Re-integratieWajong31 25839 07145 52343 24045 13353 06052 085
Re-integratieWajongUitvoeringskosten6 5785 9855 1525 1375 1405 1405 140
Handhaving2316000000
Subsidies7 2468 2722 2651 9852 1352 2012 201
Beleidsondersteunende uitgaven7192 0576 6347 3647 3847 3857 385
        
Apparaatsuitgaven11 31513 83013 8978 6468 5008 5008 500
Personeel en materieel3 1363 5424 9020000
Agentschap SZW8 17910 2888 9958 6468 5008 5008 500
        
Ontvangsten210 32178 70023 000500500500500

Toelichting

CWI

De programma-uitgaven Centra voor Werk en Inkomen (CWI) hebben betrekking op de uitvoeringskosten van CWI. CWI verzorgt hiervoor de dienstverlening aan werkzoekenden (voorkomen dan wel bekorten van de uitkeringssituatie door onder meer ondersteuning/bemiddeling/activering) en werkgevers (zorgdragen voor een actueel en toegankelijk CV-bestand en op verzoek een actieve bijdrage aan snelle vacaturevervulling; ontslag- en tewerkstellingsvergunningen). Hiertoe onderhoudt CWI een netwerk van 130 vestigingen. Daarnaast voert CWI onder meer de Wsw-indicatiestelling uit, die wordt verantwoord op artikel 48.

In bovenstaande budgettaire tabel slaat de taakstelling van € 190 mln. uit het coalitieakkoord pro forma neer bij het CWI. Over de invulling en de verdeling van de taakstelling vindt overleg plaats met de ketenpartners. Het gaat daarbij over het verbeteren van de kwaliteit en de effectiviteit van de dienstverlening en de re-integratie en het op regionaal niveau samenbrengen van arbeidsmarktbeleid en re-integratie in één loket. De ervaringen met de samenwerking in de toonkamers vormen hiervoor de inspiratiebron. Eerst na het afronden van de besluitvorming hierover vindt herschikking van de taakstelling tussen de ketenpartners plaats.

BKWI

Het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI) vormt een verbindende schakel in de SUWI-keten. Het BKWI verzorgt de voorzieningen en standaarden waarmee de SUWI-organisaties gegevens op een efficiënte en betrouwbare manier kunnen uitwisselen. Voor BKWI is in 2008 een bedrag van circa € 8 mln. beschikbaar.

Ketensamenwerking

Als gevolg van de WWB-ramingen van het CPB met betrekking tot de afspraken in het Bestuurlijk Akkoord is nader overleg met VNG gestart over de wijze van budgettaire verwerking, mede ook in relatie tot andere beleidsdossiers die gemeenten raken. De Tweede Kamer zal hierover voor de begrotingsbehandeling worden geïnformeerd.

Flexibel re-integratiebudget

Dit budget is bedoeld ter financiering van de ondersteuning bij arbeidsinschakeling van personen uit de gemeentelijke doelgroepen. De uitvoeringskosten worden niet gefinancierd uit dit budget.

Rsp

Dit budget betreft de afbouwregelingen Schoonmaak particulieren. De RSP, beter bekend als de «witte werksterregeling», is per 1 januari 2007 stopgezet. De bedrijven die de schoonmaakdiensten met witte werksters aanboden, kunnen gebruik maken van de afbouwregelingen om werknemers hulp te bieden bij begeleiding naar een andere baan.

Stimuleringsregeling ID-banen

Uit dit budget wordt de uitfinanciering betaald van de stimuleringsregelingen «regulier maken Id-banen» en «leer-/werktrajecten». Deze (reeds voor inschrijving gesloten) regelingen hebben als oogmerk om ID- of WIW-werknemers aan een reguliere baan/regulier arbeidscontract te helpen.

SZW cofinanciering EQUAL

Dit budget is bestemd voor het betalen van de eindafrekeningen van de cofinancieringsbijdrage door het rijk aan departementale aanvragers uit de tweede tranche EQUAL.

Risicovoorziening ESF 3

In verband met verwachte overschrijdingen van het ESF3 budget is een voorziening getroffen van totaal € 380 mln. Deze voorziening is met name noodzakelijk geworden als gevolg van de loketsluiting in 2005 en de daaruit voortgekomen uitspraak in hoger beroep van januari 2007 over het moment van de loketsluiting. In verband hiermee zijn veel meer ESF-subsidieaanvragen in behandeling genomen dan het door de Europese Commissie beschikbaar gestelde budget toelaat.

RWI

Het hier opgenomen bedrag betreft de apparaatskosten van de RWI, waarin de gevolgen van het Programma Vernieuwing Rijksdienst nog niet verwerkt zijn.

Re-integratie Wajong

Dit betreft de totale uitgaven voor de re-integratie van jonggehandicapten.

Het budget stijgt vanaf 2007, omdat extra middelen vanuit het project «Iedereen doet mee» worden ingezet ter stimulering van de arbeidsparticipatie van Wajonggerechtigden.

De begrotingsuitgaven voor re-integratie Wajong worden vanwege de samenhang toegelicht bij de premiegefinancierde uitgaven voor WAZ/WAO/WIA.

Handhaving

De middelen voor handhaving zijn in de uitvoeringsbudgetten van de uitvoerders verwerkt.

Subsidies

Het budget subsidies wordt ingezet voor activiteiten die bijdragen aan het realiseren van de beleidsdoelstellingen op dit artikel, zoals het stimuleren en ondersteunen van projecten voor specifieke groepen zoals jongeren, allochtone vrouwen en ouderen.

Beleidsondersteunende uitgaven

Uit dit budget worden naast de kosten voor onderzoek en ter ondersteuning van het primair proces de kosten voor de nationaal thematische netwerken EQUAL, het beleidscomité EQUAL en het monitorcomité ESF betaald.

Apparaatsuitgaven

Uitvoeringskosten agentschap SZW

Voor de programmaperiode 2000–2006 worden ESF 3 en het Communautair Initiatief EQUAL en voorde programmaperiode 2007–2013 wordt ESF 2 door het Agentschap uitgevoerd. Hier wordt verantwoord het deel van de uitvoeringskosten dat de opdrachtgever hiervoor inzet. De Europese subsidie voor de uitvoering is niet in de rijksbegroting opgenomen.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben betrekking op de afwikkeling van de subsidies Agenda voor de Toekomst en worden grotendeels veroorzaakt door onderrealisatie van de uitstroomafspraken.

Tabel 47.3 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 47 (x € 1 000):
artikelonderdeel2006200720082009201020112012
Uitgaven623 058539 602621 825697 495706 251582 794481 054
        
Programma uitgaven623 058539 602602 193659 774652 599523 746421 746
Operationele Doelstelling 2       
Re-integratieWAZ/WAO/WIA277 058245 200215 900189 116164 725155 824148 824
Re-integratieWW159 000132 657191 243277 141295 141202 141107 141
Uitvoeringskosten re-integratieWAZ/WAO/WIA106 00080 74591 04089 18486 85184 78184 781
Uitvoeringskosten re-integratieWW81 00081 000104 010104 333105 88281 00081 000
        
Nominaal0019 63237 72153 65259 04859 308
        
Ontvangsten0000000

Toelichting:

Re-integratie Wajong

Dit betreft de totale rijksbijdrage aan het arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten voor de re-integratie van jonggehandicapten. Subsidies en voorzieningen die vóór 1 januari 2006 zijn gestart, worden uit het re-integratiefonds betaald (het re-integratiefonds wordt mede gevoed vanuit het arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten). Het re-integratiefonds wordt sinds de invoering van de WIA geleidelijk afgebouwd en uiteindelijk in 2010 opgeheven.

Trajecten die vanaf 1 januari 2006 zijn ingezet, worden rechtstreeks gefinancierd vanuit het arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten. Voorzieningen voor jonggehandicapten als werknemer worden net als voor andere gehandicapte werknemers gefinancierd uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds.

Op dit moment zijn voorstellen in voorbereiding om de iWIA-onderwijsvoorzieningen over te hevelen naar het OCW-domein.

Re-integratie WAZ/WAO/WIA

Dit betreft de totale uitgaven voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigden in de premiegefinancierde arbeidsongeschiktheidsregelingen WAZ, WAO en WIA. Deze uitgaven dalen vanwege het aflopen van de herbeoordelingsoperatie en vanwege de lage WIA-instroom, waarbij bovendien voor een deel van de instroom (in de WGA) de re-integratieverantwoordelijkheid bij private verzekeraars ligt. De uitgaven worden met name gedaan aan inkoop van re-integratietrajecten en aan subsidies en voorzieningen.

De werkgeversvoorzieningen bestaan uit een subsidieregeling voor arbeidsplaatsvoorzieningen voor werknemers en loondispensatie.

De werknemersvoorzieningen bestaan uit de meeneembare werkplekvoorzieningen en de vervoersvoorzieningen leef-werk, intermediairs visueel/auditief, persoonlijke ondersteuning, proefplaatsing en loon- en inkomenssuppletie (zie ook tabel 47.4). Doel van deze instrumenten is om belemmeringen bij re-integratie weg te nemen en werkgevers zo te stimuleren om gedeeltelijk arbeids(on)geschikten in dienst te nemen of te houden en om de werknemers en gedeeltelijk arbeidsongeschikten zelf te stimuleren om (aangepast) werk te blijven doen of te aanvaarden.

Behalve door de uitgaven in dit artikel wordt de re-integratie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten bevorderd door een korting op de Aof- en Awf-premie.

Re-integratie WW

Naast de uitgaven aan re-integratietrajecten voor WW-gerechtigden wordt de re-integratie van oudere WW-gerechtigden bevorderd door een premievrijstelling op de Aof-premie bij het in dienst nemen of houden van oudere werknemers. Tevens kunnen werkgevers gebruik maken van het instrument proefplaatsing. Vanuit de uitkering startende zelfstandigen worden gedurende 6 maanden financieel ondersteund.

De daling van de uitgaven re-integratie WW is een logische consequentie van de dalende instroom in de WW door de verwachte hoogconjunctuur.

De raming uitvoeringskosten re-integratie WW voor 2007 en verder is gebaseerd op het aantal coaches ultimo 2006.

Loonkostensubsidies

In het kader van de beleidsinzet van de participatietop en de afspraak over brugbanen in het coalitieakkoord zijn er voor het UWV middelen gereserveerd om aan werkgevers een tijdelijke loonkostensubsidie te verstrekken in de jaren 2008–2010 (omdat de subsidies een jaar duren is er ook in 2011 een budgettair beslag). Werkgevers kunnen hiervoor in aanmerking komen als zij langdurige werklozen uit de WW of herbeoordeelden uit de WAO, WAZ of Wajong in dienst nemen. Doel van de loonkostensubsidie is om de kansen op regulier werk voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te bevorderen. De in het coalitieakkoord aangekondigde 10 000 brugbanen voor herbeoordeelden maken onderdeel uit van dit arrangement. Het UWV zal het instrument dus ook gericht inzetten voor herbeoordeelden en dit separaat zichtbaar maken en monitoren. Over de precieze uitwerking van de voorwaarden en verantwoordelijkheden rondom de beleidsinzet van de participatietop vindt nog overleg plaats met sociale partners.

Tabel 47.4: Uitgaven re-integratieWAZ/WAO/Wajong/WIA (x € 1 mln)
 200620072008200920102011
Uitgaven WAZ/WAO/Wajong/REA      
Werknemersvoorzieningen1059390757575
Inkoop trajecten inclusief scholing127126100797373
Extra uitgaven re-integratieWajong3314141523
Loonkostensubsidies  2434167
Overig (o.m. werkgeversvoorz., REA-uitkeringen)736233313131
subtotaal308284261232210209
       
Uitgaven WW      
Inkoop trajecten inclusief scholing159133191277295202
Loonkostensubsidies  7917018895
subtotaal159133270447483297
       
Totaal uitgaven467417531679693506

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2008kst-31200-XV-2-11.gif

Toelichting:

Voor aanvang van het begrotingsjaar zijn de re-ntegratiebudgetten al toegekend aan de gemeenten en is de begroting CWI goedgekeurd. De overige bedragen hebben vooral betrekking op afwikkeling van reeds verplichte subsidies.

Operationele doelstelling

1: Ondersteuning bij het vinden van regulier werk aan die uitkeringsgerechtigden en werklozen die zónder re-integratieondersteuning kunnen.

Motivering

Om (langdurig) beroep op een uitkering te voorkomen en om te voorkomen dat een beroep wordt gedaan op re-integratieondersteuning. Met re-integratie-ondersteuning wordt bedoeld trajecten – waaronder ook inburgeringstrajecten – extra ondersteuning van de bemiddelaar bij het CWI, de casemanager bij gemeenten en de re-integratiecoach bij het UWV.

Instrumenten

• Bijdrage aan Centrale Organisatie Werk en Inkomen en bijdrage aan Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen;

• Regelgeving (Wet SUWI).

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• Opstellen beleid en regelgeving met betrekking tot het CWI;

• Voeren van bestuurlijk overleg en ketenoverleg (AKO);

• Aansturen van en toezicht houden op het CWI.

Activiteiten CWI:

• Activiteiten gericht op het voorkomen van een uitkering (preventie);

• Uitvoeren van uitkeringsintake;

• Onafhankelijke diagnose en indicatiestelling en het beoordelen van competenties van werkzoekenden;

• Verstrekken van overdrachtsrapportages met arbeidsmarktkansenanalyse;

• Bemiddelen en activeren, gericht op duurzame plaatsing (bemiddelingsgesprekken, vacature-matching);

• Dienstverlenen aan werkgevers.

Doelgroepen

• Ingeschreven werkzoekenden;

• Werkgevers.

Indicatoren

De indicator geeft aan welk percentage van de instroom binnen 12, respectievelijk 6 maanden weer uitstroomt zonder hulp van re-integratieondersteuning. Voor volwassenen – personen van 23 jaar en ouder – gaat het om uitstroom binnen 12 maanden, voor jongeren gaat het om uitstroom binnen 6 maanden.

Het streven is om aandeel van werklozen die zonder re-integratieondersteuning aan de slag komen, minimaal gelijk te houden. Deze zelfredzame groep kan daarbij gebruik maken van de basisdienstverlening van CWI zoals Werk.nl.

Tabel 47.5 Indicatoren operationele doelstelling 1*
 Realisatie 2006Streven 2007Streven 2008Streven 2012
Uitstroom zonder re-integratieondersteuning:    
– volwassenen (binnen 12 maanden)58%≥ 58%≥ 58%
– jongeren (binnen 6 maanden)45% ≥ 45%≥ 45%

Bronnen: CBS Cijferonderzoek sluitende aanpak en UWV Rapportage Sluitende Aanpak, (bewerking SZW).

* Realisatie/Streefwaarde jaar t betreft instroom jaar t-1.

Kengetallen

De preventiequote betreft het aandeel werkzoekenden met indicering WW of WWB dat uiteindelijk geen beroep doet op de WW of WWB.

Toelichting opbouw ketenpreventiequote – voorbeeld WW 2006 –: door CWI wordt voor 20% van de werkzoekenden voorkomen dat zij aanspraak maken op een WW uitkering; voor 12% van de werkzoekenden (circa 15% van de 80% buiten de preventiequote) wordt door UWV de aanvraag geweigerd. De ketenpreventiequote voor 2006 bedraagt dan 32 (20 + 12).

Tabel 47.6 Kengetallen operationele doelstelling 1
(%)Realisatie 2006Raming 2007Raming 2008
PreventiequoteWW201920
PreventiequoteWWB535055
KetenpreventiequoteWW32  
KetenpreventiequoteWWB47*  

Bron: CWI Jaarverslag

* Realisatie 2005, cijfers over 2006 komen in december 2007 beschikbaar

Operationele doelstelling

2: Ondersteuning bij het verkleinen van de afstand tot regulier werk aan die uitkeringsgerechtigden en werklozen die dat niet op eigen kracht kunnen.

Motivering

Het re-integratiebeleid is gericht op uitstroom uit werkloosheid naar regulier werk van uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot regulier werk. Het re-integratiebeleid zet niet in op personen die op eigen kracht regulier werk kunnen verkrijgen. Gemeenten, UWV en CWI hebben de verantwoordelijkheid en de middelen om via maatwerk een passende voorziening aan te bieden. Met (re-integratie)ondersteuning wordt bedoeld trajecten waaronder ook inburgeringstrajecten – extra ondersteuning van de bemiddelaar bij het CWI, de casemanager bij gemeenten en de re-integratiecoach bij het UWV.

Instrumenten

Instrumenten ten behoeve van uitvoerders:

• Flexibel re-integratiebudget (gemeenten);

• Wet- en regelgeving UWV, CWI;

• Prestatie-afspraken met UWV, CWI;

• Bijdrage aan UWV;

• Bijdrage aan CWI;

• Bijdrage aan RWI;

• Bijdrage aan Agentschap SZW;

• Subsidie cofinanciering EQUAL.

Instrumenten ten behoeve van werkgevers, uitkeringsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden en werknemers:

• Premiekorting/Subsidie aan werkgevers t.b.v. gedeeltelijk arbeidsgeschikten en Wajong-gerechtigden

Activiteiten

• Voeren van bestuurlijk overleg en algemeen ketenoverleg (AKO);

• Voeren van bestuurlijk overleg met belangenorganisatie gemeente (VNG), UWV, RWI, en Boaborea;

• Kaders stellen voor de re-integratiemarkt;

• Onderhouden wet- en regelgeving;

• Voorlichten en communiceren;

• Verrichten van onderzoek.

Doelgroepen

• Bijstandsgerechtigden;

• Niet-uitkeringsgerechtigden;

• Anw-ers;

• WW-ers;

• Gedeeltelijk arbeids(on)geschikten (WAZ, Wajong, WAO, WIA).

Indicatoren

Uitstroom naar regulier werk met re-integratieondersteuning.

Deze indicator is de opvolger van de indicator «uitstroom naar regulier werk na het volgen van een traject». In de begroting 2005 van SZW stond de doelstelling opgenomen dat de uitstroom uit re-integratietrajecten naar regulier werk in 2007 met 25% moet zijn toegenomen ten opzichte van 2004 (de zogenaamde 25% doelstelling). Dat betekent dat in 2007 33% uitstroom bereikt zou moeten zijn. De voorlopige cijfers laten over 2007 een resultaat van 46% zien, waarmee het doel dus reeds ruimschoots gehaald lijkt te zijn.

Aansluitend bij deze doelstelling wordt het streven de uitstroom de komende kabinetsperiode nog verder te verhogen: naar 60%. Daarbij wordt uitstroom «met re-integratieondersteuning» gemeten in plaats van uitstroom «na traject».

Indicatoren

Gestarte re-integratie ondersteuning en brugbanen

Er moeten 200 000 mensen extra aan de slag geholpen worden om de extra banen te bezetten. De prestatie-indicator geeft het aantal gestarte re-integratie-instrumenten per jaar aan waarbij per jaar gemiddeld 50 000 instrumenten meer (cumulatief 200 000) dan in 2006 door de uitvoerders kunnen worden ingezet.

Het aantal brugbanen voor herbeoordeelden zal – binnen dit totaal – afzonderlijk worden gemeten en zichtbaar gemaakt. UWV en Gemeenten hebben daartoe een heel scala aan re-integratie-instrumenten tot hun beschikking. Het kabinet zal het instrumentarium bij UWV verbreden met loonkostensubsidies en bij gemeenten met participatieplaatsen.

Uitstroom naar regulier werk met re-integratieondersteuning

Deze indicator is de opvolger van de indicator «uitstroom naar regulier werk na het volgen van een traject». In de begroting 2005 van SZW stond de doelstelling opgenomen dat de uitstroom uit re-integratietrajecten naar regulier werk in 2007 met 25% moet zijn toegenomen ten opzichte van 2004 (de zogenaamde 25% doelstelling). Dat betekent dat in 2007 33% uitstroom bereikt zou moeten zijn. De voorlopige cijfers laten over 2007 een resultaat van 46% zien, waarmee het doel dus reeds ruimschoots gehaald lijkt te zijn.

Het kabinet verwacht een verdere verhoging van de effectiviteit van het re-integratie-instrumentarium waardoor meer mensen uitstromen naar werk. De inzet moet leiden tot een extra «uitstroom naar regulier werk met re-integratieondersteuning» van 46% in 2006 tot 60% in 2011. Daarbij wordt uitstroom «met re-integratieondersteuning» gemeten in plaats van uitstroom «na traject.

Tabel 47.7: Indicatoren operationele doelstelling 2
 Realisatie 2006Streven 2008–2011Streven 2011
Gestarte re-integratieondersteuning164 000Gemiddeld 50 000 extra ondersteuning per jaar ten opzichte van 2006 
– waaronder brugbanen Minimaal 10 000 brugbanen 
uitstroom naar regulier werk met re-integratieondersteuning (%) (totaal: jongeren en volwassenen, alle uitstroom binnen 24 maanden na start re-integratieondersteuning)46* 60**

Bronnen: CBS Statistiek re-integratie door gemeente, UWV Jaarverslag, CBS Uitstroom naar werk en UWV Uitstroom naar werk (bewerking SZW).

* Voorlopig cijfer op basis van re-integratietrajecten gestart in het eerste halfjaar van 2004. Definitief cijfer op basis van heel 2004 komt via het Kwartaalbericht Arbeidsmarkt van december beschikbaar. Als gevolg van verschillen in definitie of methode is het percentage opgebouwd uit niet vergelijkbare cijfers over het gemeentelijke en UWV-domein.

** Voorlopig. Definitieve streefwaarde hangt af van de definitieve realisatiecijfers 2006.

Tabel 47.8 Indicatoren operationele doelstelling 2
 Realisatie 2006Streven 2007Streven 2008Streven 2011
uitstroom naar regulier werk met re-integratieondersteuning (%) (totaal: jongeren en volwassenen, alle uitstroom binnen 24 maanden na start re-integratieondersteuning)46*  60**

Bronnen: CBS, Uitstroom naar werk en UWV, Uitstroom naar werk (bewerking SZW)

* Voorlopig cijfer op basis van re-integratietrajecten gestart in het eerste halfjaar 2004. Definitief cijfer op basis van re-integratietrajecten gestart in het gehele jaar 2004 komt via kwartaalbericht december beschikbaar.

** Voorlopig, definitieve streefwaarde hangt af van definitieve realisatiecijfers 2006.

Kengetallen

Het huidige re-integratiebeleid richt zich op een actieve en op maat gesneden aanpak voor mensen die niet op eigen kracht aan de slag komen. Gemeenten, UWV en werkgevers hebben de verantwoordelijkheid en de middelen om de individuele ondersteuning bij de zoektocht naar werk, zoals bemiddeling, stages, scholing of een sollicitatietraining, zo effectief mogelijk te laten verlopen.

De sluitende aanpak, die voorvloeit uit Europese afspraken – is een van de manieren waarop de regering vorm heeft gegeven aan re-integratiebeleid. Het doel is het bevorderen van uitstroom uit de werkloosheid vóórdat voor volwassenen de grens van 12 maanden en voor jongeren de grens van 6 maanden werkloosheid is bereikt. Indien de uitvoerders verwachten dat een werkloze niet op eigen kracht binnen 12 maanden respectievelijk 6 maanden uit de werkloosheid uitstroomt, gaat de uitvoerder in het kader van een sluitende aanpak met de werkloze een bemiddelingsgesprek aan of biedt een re-integratietraject aan.

De realisatie van de sluitende aanpak wordt jaarlijks gevolgd. Tot en met 2005 was dat in de vorm van de mate van sluitendheid, vanaf 2006 met het hiaatpercentage. De overstap van de mate van sluitendheid naar hiaatpercentage is gemaakt om nauwkeuriger de bijdrage van de uitvoerders en het kabinet in beeld te brengen. Het hiaatpercentage geeft inzicht in de vraag: wie heeft gedurende de eerste 12 maanden van werkloosheid geen hulp bij re-integratie ontvangen1.

Tabel 47.9 Kengetallen operationele doelstelling 2
 Realisatie 2006Raming 2007Raming 2008
Sluitende aanpak:1   
Hiaatpercentage volwassenen (23–65 jaar) (%)67  
Hiaatpercentage jongeren (<23 jaar)61  
Re-integratietrajecten (beëindigd en lopend einde jaar)499 000*  
    
UWVHandhaving:   
Percentages sancties op signalen onvoldoende inzet re-integratieAO26%  
Percentages sancties op signalen onvoldoende inzet re-integratie WW28%  

Bronnen: CBS cijferonderzoek sluitende aanpak, UWV Rapportage sluitende aanpak (bewerking SZW), CBS Statistiek re-integratie door gemeenten en UWV Jaarverslag.

1 Realisatie/raming jaar t betreft instroom jaar t-1. Als gevolg van verschillen in definitie of methode zijn de percentages opgebouwd uit niet vergelijkbare cijfers over het gemeentelijke en het UWV-domein. Hiaatpercentage is inclusief de van arbeidsplicht ontheven bijstandsgerechtigden en inclusief verwijzingen op vacatures door CWI.

* Voorlopig op basis van SRG (CBS) eerste helft 2006 en UWV Jaarverslag.

Tabel 47.10 Plaatsingsresultaten van gestarte re-integratietrajecten (x 1 000)
Jaar van instroomGestarte trajectenWaarvan realisatie plaatsingen tot en met ultimo 2006Plaatsingspercentage (%)
AG   
2003421331
2004391128
200533721
2006311.
WW   
2003291034
2004521835
2005471430
2006352.
Gemeenten   
20031052524
20041092624
2005981515
2006981212

Bronnen: UWV Uitstroom naar werk, CBS Statistiek Re-integratie door Gemeenten (bewerking SZW).

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 47.11 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingOndersteuning bij verkleining afstand tot regulier werkOD 2A. 2006B. 2007 
Effecten onderzoek ex post    
Overig evaluatieonderzoek    

Artikel

48 Sociale werkvoorziening

Algemene doelstelling

Het faciliteren van de arbeidsparticipatie van personen met lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen, die uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om arbeidsparticipatie voor personen uit de doelgroep door het aanbieden van aangepaste arbeid mogelijk te maken. Arbeid die past bij hun capaciteiten en mogelijkheden en tevens een bijdrage levert aan het behouden en bevorderen van hun arbeidsbekwaamheid.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• Het ter beschikking stellen en toekennen van de middelen ten behoeve van het realiseren van aangepaste arbeid voor personen uit de doelgroep welke past bij hun capaciteiten en mogelijkheden;

• De wet- en regelgeving met betrekking tot de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), in zijn hoedanigheid van medewetgever;

• Het toezicht op de uitvoering en handhaving van de naleving van de Wsw door gemeenten.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt mede af van:

• De mate waarin personen een beroep doen op de Wsw;

• De mate waarin gemeenten er in slagen aangepaste arbeid te realiseren voor personen uit de doelgroep welke past bij hun capaciteiten en mogelijkheden.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• Met het beschikbare budget voor zoveel mogelijk personen uit de doelgroep aangepaste arbeid wordt gerealiseerd;

• De individuele arbeidsbekwaamheid van personen uit de doelgroep wordt vergroot door aangepaste arbeid te realiseren welke past bij hun capaciteiten en mogelijkheden.

Kengetal

Als het aantal personen dat een beroep doet op de Wsw toeneemt in vergelijking tot de uitstroom uit het Wsw-werknemersbestand dan zal dit resulteren in groeiende wachtlijsten en een daling van het aantal personen in het Wsw-werknemersbestand in verhouding tot de totale doelgroep. Omdat mensen zich vrijwillig aanmelden voor de Wsw is de totale doelgroep niet te beïnvloeden. Hierdoor kunnen voor dit kengetal geen betrouwbare ramingen worden gemaakt.

Tabel 48.1 Kengetal algemene doelstelling
 Realisatie 2006
Aantal personen in Wsw werknemersbestand tegenover de totale doelgroep86%

Bronnen: Voorlopige volume opgave 2006, Wsw-statistiek 2006

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 48.2 Begrotingsuitgaven Artikel 48 (x € 1 000):
artikelonderdeel2006200720082009201020112012
Verplichtingen2 300 8482 334 5022 349 0532 344 8332 350 6762 350 2772 351 502
Uitgaven2 248 1842 334 5232 349 0532 344 8332 350 6762 350 2772 351 502
        
Programma uitgaven2 247 0812 333 2032 347 6322 344 8332 350 6762 350 2772 351 502
waarvan juridisch verplicht  98%98%98%98%98%
        
Operationele Doelstelling 1       
Wet Sociale Werkvoorziening2 224 9812 305 1052 323 9382 324 4002 324 3812 324 4482 324 448
Uitvoeringskosten Wswindicatiestelling22 10028 09823 69420 43326 29525 82927 054
        
Apparaatsuitgaven1 1031 3201 4210000
Personeel en materieel1 1031 3201 4210000
        
Ontvangsten473 895450 898450 898450 898450 898450 898450 898

Toelichting

Programma-uitgaven operationele doelstelling 1

De programma-uitgaven zijn onderverdeeld in de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening en de uitvoering van de indicatiestelling Wsw. De uitgaven ten behoeve van de uitvoering van de Wsw zijn onderverdeeld in:

• Een centraal budget van € 5,3 miljoen, dat is onderverdeeld in:

– middelen bestemd voor de Stichting Beheer Collectieve Middelen (€ 2,8 miljoen)

– middelen bestemd voor de implementatie van de voorgenomen wetswijziging Wsw (€ 2,5 miljoen)

• Een decentraal budget van € 2 318,7 miljoen dat is onderverdeeld in:

– middelen bestemd voor de uitvoering van de hoofdstukken 2 en 3 van de Wsw (voor het realiseren van aangepaste arbeid voor personen uit de doelgroep die past bij hun capaciteiten en mogelijkheden; € 2 293,7 miljoen), waarvan € 18 miljoen voor de stimuleringsuitkering begeleid werken. Het minimumaantal te realiseren arbeidsplaatsen, de zogenaamde landelijke taakstelling die wordt uitgedrukt in standaardeenheden/arbeidsjaren, bedraagt voor het jaar 2008 89 817 standaardeenheden/arbeidsjaren.

– overige middelen bestemd voor de wetswijziging Wsw (€ 25 miljoen).

Voor de uitvoering van de indicatiestelling Wsw door CWI is voor 2008 een bedrag van € 23,7 miljoen beschikbaar.

Ontvangsten

De ontvangsten bestaan jaarlijks grotendeels uit de anticumulatiebaten. Dit zijn uitkeringen Waz, Wao/Wia of Wajong van personen met een Wsw-dienstverband die worden «verrekend» met de Wsw-salarissen en daarom als ontvangsten worden verantwoord op de SZW-begroting. Voor 2008 gaat het naar verwachting om een bedrag van € 450,9 miljoen. Het totaalbedrag aan anticumulatiebaten is van jaar op jaar vrijwel constant.

Daarnaast worden bij de vaststelling van het aan gemeenten toegekende Wsw-budget onder meer middelen teruggevorderd als zij de toegekende taakstelling niet hebben gerealiseerd.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2008

kst-31200-XV-2-12.gif

Operationele doelstelling

1: Het realiseren van aangepaste arbeid voor personen met een Wsw-indicatie, waar mogelijk in een zo regulier mogelijke werkomgeving.

Motivering

Om arbeidsgehandicapten die willen deelnemen aan het arbeidsproces de mogelijkheid van arbeidsparticipatie te bieden wordt voor Wsw-geïndiceerden aangepaste arbeid gerealiseerd waar mogelijk in een zo regulier mogelijke arbeidsomgeving.

Het kabinet heeft het voornemen om met ingang van 1 januari 2008 de Wsw te wijzigen. Met de wetswijziging worden voor gemeenten en uitvoerders betere randvoorwaarden geboden om beleidsregie en verantwoording zodanig vorm te geven dat deze gericht zijn op het eigenlijke doel van de Wsw – het op een kosteneffectieve wijze realiseren van arbeidsplaatsen die op de behoefte en situatie van de individuele Wsw-geïndiceerde zijn toegesneden en bijdragen aan de ontwikkeling van de arbeidsbekwaamheid in de richting van zo regulier mogelijke arbeid. Met de wetswijziging krijgen gemeenten meer mogelijkheden om regie te voeren op de Wsw. Ook de Wsw-geïndiceerden zelf krijgen meer zeggenschap.

De wetswijziging biedt echter geen antwoord op een aantal andere vraagstukken, waaronder het voortgaande beroep dat wordt gedaan op de Wsw. Daarnaast speelt het feit dat er op dit moment verschillende regelingen zijn voor mensen met een arbeidsbeperking, die allemaal gericht zijn op het waar mogelijk bevorderen van de arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidshandicap. Deze regelingen moeten in onderlinge samenhang worden bezien om problemen die zich voordoen binnen de afzonderlijke regelingen aan te kunnen pakken. Hiertoe acht het kabinet een meer fundamentele herbezinning nodig.

Instrumenten

• Indicatiestelling Wsw voor arbeidsgehandicapten die zich daarvoor vrijwillig aanmelden en periodieke herindicatie van Wsw-geïndiceerden;

• Toekenning van het Wsw-budget aan gemeenten voor het realiseren van aangepaste arbeid waar mogelijk in een zo regulier mogelijke arbeidsomgeving.

Activiteiten

• Uitvoeren indicatiestelling Wsw door CWI;

• Toekennen aan gemeenten van het Wsw-budget en een bijbehorende taakstelling;

• Toezien op en ondersteunen van de uitvoering;

• Vaststellen van het toegekende Wsw-budget;

• Voeren van Bestuurlijk Overleg met VNG.

Doelgroepen

• Personen met een Wsw-indicatie (personen met lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen, die uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn).

Indicatoren

Gemeenten zijn verantwoordelijk om op zijn minst het minimumaantal arbeidsplaatsen te realiseren met het budget dat zij daarvoor hebben ontvangen, waar mogelijk in een zo reguliere mogelijke arbeidsomgeving – in dienst van een reguliere werkgever (het zogenaamde begeleid werken), gedetacheerd bij een reguliere werkgever of beschut werk in een sw-bedrijf.

Tabel 48.3 Indicatoren operationele doelstelling 1
 Realisatie 2006Streven 2007Streven 2008Streven 2012
Realisatie van arbeidsplaatsen in relatie tot het aantal waarvoor subsidie is toegekend (%)1100100100100
Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen (%)23347

Bronnen:

1 Voorlopige volume opgave WSW,

2 Research voor Beleid WSW Monitor

Kengetallen

• Als het aantal personen dat deel uitmaakt van het werknemersbestand groter is dan het minimumaantal te realiseren arbeidsplaatsen waarvoor aan gemeenten budget is verstrekt, dan blijkt daaruit dat niet iedereen een dienstverband heeft waarbij een volledige werkweek wordt gewerkt. De afgelopen jaren neemt gemiddeld genomen het aantal uren dat per week contractueel gewerkt moet worden af. Hierdoor kunnen gemeenten met het budget dat zij ontvangen meer personen vanaf de wachtlijst plaatsen.

• Als het aantal personen dat een beroep doet op de Wsw toeneemt in vergelijking tot de uitstroom uit het Wsw-werknemersbestand dan zal dit resulteren in groeiende wachtlijsten en een toename van de gemiddelde wachtduur.

• Gemeenten zijn verantwoordelijk om voor Wsw-geïndiceerden aangepaste arbeid te realiseren, waar mogelijk in een zo reguliere mogelijke arbeidsomgeving. Is iemand niet in staat begeleid te werken in dienst van een reguliere werkgever dan behoort detachering bij een reguliere werkgever, dan wel het verrichten van beschut werk in het sw-bedrijf tot de mogelijkheden.

• Vanwege het vrijwillige karakter van de Wsw zijn voor de weergegeven kengetallen geen betrouwbare ramingen te geven.

Tabel 48.4 Kengetallen operationele doelstelling 1
 2006
Werknemersbestand (personen)(ultimostand)99 333
Wachtlijst (personen) (ultimostand)19 545
Gemiddelde verblijfsduur op de wachtlijst (maanden)12,8
Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen19

Bron: Research voor Beleid, WSW-monitor

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 48.5 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/OD  
Evaluatieonderzoek ex anteGeen   
BeleidsdoorlichtingGeen   
Effecten onderzoek ex postGeen   
Overig evaluatieonderzoekGeen   

CLUSTER OVERIGE SOCIALE ZEKERHEID

Onder «overige sociale zekerheid» valt de sociale zekerheid zonder activerend element en enkele overige regelingen. In artikel 49 worden onder meer de uitgaven aan de Algemene nabestaanden- en wezenwet (ANW) en de Toeslagenwet verantwoord. In dit artikel staat ook het in omvang meest omvangrijke onderdeel van de sociale zekerheid, de AOW. De AOW wordt voor een deel gefinancierd uit begrotingsmiddelen, deze zijn verantwoord in artikel 51. Onder artikel 50 vallen de tegemoetkomingen aan ouders met gehandicapte kinderen en aan asbestslachtoffers.

Artikel

49 Overige inkomensbescherming

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor adequate bescherming zonder activerende voorwaarden tegen de financiële risico’s bij inkomensverlies.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om inkomensbescherming op minimumniveau te bieden. SZW creëert de voorwaarden voor de toekenning van een uitkering of toeslag en SVB, gemeenten en UWV zijn verantwoordelijk voor de uitvoering hiervan.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• de vaststelling van het niveau van de uitkering of toeslag op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw), Algemene ouderdomswet (AOW), Toeslagenwet (TW) en de Wet werk en bijstand (WWB);

• de vormgeving van het stelsel van wet- en regelgeving;

• sturing en toezicht op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering door de SVB en UWV;

• toezicht op een rechtmatige uitvoering door gemeenten.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• de effectieve uitvoering van de wetten door de uitvoeringsorganen SVB, UWV en gemeenten;

• de hoogte van het nalevingsniveau van wet- en regelgeving door gerechtigden.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• in Nederland inkomensbescherming op sociaal minimum niveau wordt geboden.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 49.1 Begrotingsuitgaven Artikel 49 (x € 1 000):
artikelonderdeel2006200720082009201020112012
Verplichtingen372 307356 821344 035337 166332 602330 588320 050
Uitgaven372 307356 821344 035337 166332 602330 588320 050
        
Programma uitgaven371 592356 006343 097337 166332 602330 588320 050
waarvan juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
        
Operationele Doelstelling 3       
ToeslagenwetUitkeringslasten371 585356 006343 097337 166332 602330 588320 050
ToeslagenwetUitvoeringskosten7000000
        
Apparaatsuitgaven7158159380000
Personeel en materieel7158159380000
        
Ontvangsten5 358000000

Toelichting:

De trend voor de komende jaren is daling van de uitkeringslasten Toeslagenwet in verband met afname van het volume in de moederwetten. In 2008 nemen de uitkeringslasten van de Toeslagenwet eenmalig toe met bijna € 72 mln. Deze toename ontstaat door het incorporeren van de kopjesregeling per 1 januari 2008 in de Toeslagenwet. Vanaf 2007 en latere jaren worden de uitvoeringskosten voor de Toeslagenwet gedragen door de fondsen van de betreffende moederwetten.

De uitgaven aan bijstand als aanvulling op een onvolledige AOW-uitkering vallen onder het budget van de WWB. Deze uitgaven staan begroot op artikel 46. Voor 2008 worden deze uitgaven geraamd op € 160 mln.

Tabel 49.2 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 49 (x € 1 000):
artikelonderdeel2006200720082009201020112012
Uitgaven25 945 03827 085 37728 334 54529 764 42631 053 60332 694 93234 780 400
        
Programma uitgaven25 945 03827 085 37727 464 04328 042 33028 543 58029 328 90930 356 942
Operationele Doelstelling 1       
ANWuitkeringslasten1 321 7851 269 3691 205 0171 138 5951 071 688991 588887 308
ANWuitvoeringskosten28 27931 89230 50127 15423 58722 41521 328
ANWtegemoetkoming15 31921 55222 17623 45122 25720 83520 380
Operationele Doelstelling 2       
AOWuitkeringslasten24 168 96625 194 57025 605 03826 192 25526 760 33527 608 01828 708 734
AOWuitvoeringskosten111 348130 950126 349118 545108 234107 395113 282
AOWtegemoetkoming299 341437 044474 962542 330557 479578 658605 910
        
Nominaal00870 5021 722 0962 510 0233 366 0234 423 458
        
Ontvangsten0000000

Toelichting:

Algemene nabestaandenwet

Het beroep op de Anw neemt af als gevolg van de beperkende voorwaarde dat de nabestaande geboren moet zijn voor 1 januari 1950. Deze voorwaarde is bij de omvorming per 1 juli 1996 van de AWW in de Anw van kracht geworden. Vanaf 2015, de nabestaanden geboren voor 1 januari 1950 zijn dan ouder dan 65, wordt een vrijwel constante reeks verwacht.

Bij de totale uitvoeringskosten is in 2007 en 2008 een stijging te zien ten opzichte van 2006 als gevolg van de investering in SVB Tien. Vanaf 2009, wanneer de verwachte baten van SVB Tien effectueren, dalen de kosten tot onder het niveau van 2006.

De ANN-tegemoetkoming wordt met ingang van 2008 met € 10 en met ingang van 2009 met € 20 verhoogd.

Algemene Ouderdomswet

Vanwege de toenemende vergrijzing – het aantal ouderen dat een beroep doet op de AOW wordt steeds groter- neemt het aantal gerechtigden, en daarmee ook de uitkeringslasten, toe.

Evenals bij de Anw is er bij de uitvoeringskosten in 2007 en 2008 een flinke stijging te zien als gevolg van de investering in SVB tien. Vanaf 2009, wanneer de verwachte baten van SVB Tien effectueren, dalen de kosten tot onder het niveau van 2006. Vanaf 2011, als de babyboomgeneratie 65 jaar is geworden, lopen de uitvoeringskosten weer op.

De AOW-tegemoetkoming wordt met ingang van 2008 met € 10 en met ingang van 2009 met € 20 verhoogd.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2008

kst-31200-XV-2-13.gif

Operationele doelstelling

1: Zorgdragen dat een aanvulling tot inkomen op minimumniveau wordt verstrekt aan alleenstaande nabestaanden, wezen of halfwezen voor wie het niet mogelijk is om zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien.

Motivering

Om personen die geconfronteerd zijn met het overlijden van een partner of ouders en die vanwege leeftijd, de zorg voor een jong kind, of arbeidsongeschiktheid niet (volledig) een eigen inkomen kunnen verwerven, te voorzien van een minimuminkomen.

Instrumenten

• Uitkeringen op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw);

• Bijdrage aan uitvoeringskosten SVB.

Activiteiten

Activiteiten SZW

• Opstellen en onderhouden beleid, wet- en regelgeving;

• Aanpassen tweemaal per jaar van het niveau van uitkeringen aan minimumloonontwikkeling;

• Aansturen van en toezicht houden op de SVB.

Activiteiten SVB

• Beoordelen nieuwe aanvragen;

• Verstrekken van uitkeringen;

• Verwerken van mutatiemeldingen;

• Handhaven van wet- en regelgeving.

Doelgroepen

Alleenstaande nabestaanden, wezen en halfwezen.

Indicatoren

Voor de nalevingsniveaus zijn geen streefwaarden geformuleerd, zie de toelichting in de leeswijzer.

Tabel 49.3 Indicatoren operationele doelstelling 1
 Realisatie 2004
Nalevingsniveau van het melden van het voeren van een gezamenlijke huishouding (%)97–100
Nalevingsniveau van opgave van inkomen en wijzigingen daarvan (%)94–100

Bron: SZW, Porosz.

Kengetallen

Voor handhaving zijn geen ramingen beschikbaar, zie de toelichting in de leeswijzer.

Tabel 49.4 Kengetallen operationele doelstelling 1
Volume (x 1 000 uitkeringsjaren):Realisatie 2006Raming 2007Raming 2008
Volume: Ingang recht voor 1 juli 1996423732
w.v. nabestaande + halfwezenuitkering221
w.v. nabestaande uitkering403530
Volume: Ingang recht na 1 juli 1996676767
w.v. nabestaande + halfwezenuitkering101010
w.v. alleen nabestaandenuitkering444444
w.v. alleen halfwezenuitkering131313
Wezenuitkering (x 1000 personen)111
Totaal volume uitkeringsjaren110105100
Totaal aantal uitkeringsgerechtigden (x 1 000 personen)134128121
Handhaving:   
Bekendheid met regels samenwonen80%
Bekendheid met regels inkomen82%
Aantal onderzochte fraudesignalen1 160
Totaal schadebedrag fraude (x € 1 mln)4,3-
Afdoeningspercentage strafrechtelijk (alle wetten)99%

Bron: SVB, Jaarverslag.

Operationele doelstelling

2: Zorgdragen dat een minimuminkomen wordt verstrekt aan personen van 65 jaar en ouder.

Motivering

Om personen die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt inkomensbescherming te bieden.

Instrumenten

• Ouderdomspensioen op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW);

• AOW-toeslag ten behoeve van de partner jonger dan 65 jaar aan personen die een ouderdomspensioen op grond van de AOW ontvangen;

• Aanvullende uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) indien een gekort AOW-pensioen wordt verstrekt in verband met niet-verzekerde jaren en indien geen toereikende eigen middelen aanwezig zijn;

• Bijdrage uitvoeringskosten aan SVB.

Activiteiten

Activiteiten SZW

• Opstellen en onderhouden beleid, wet- en regelgeving;

• Aanpassen tweemaal per jaar van het niveau van de uitkeringen aan minimumloonontwikkeling;

• Aansturen van en toezicht houden op de SVB.

Activiteiten SVB

• Beoordelen recht op AOW;

• Verstrekken van uitkeringen;

• Verwerken van mutatiemeldingen;

• Handhaven van wet-en regelgeving.

Activiteiten gemeenten

• Beoordelen recht op aanvullende bijstand;

• Verstrekken aanvullende bijstand.

Doelgroepen

Personen van 65 jaar en ouder.

Indicatoren

Het nalevingsniveau van de verplichting een gewijzigde samenlevingsvorm te melden. Voor dit nalevingsniveau zijn geen streefwaarden geformuleerd, zie de toelichting in de leeswijzer.

Tabel 49.5 Indicatoren operationele doelstelling 2
 Realisatie 2004
Nalevingsniveau van het melden van gewijzigde samenlevingsvormen (%)95–100

Bron: SZW, Porosz.

Kengetallen

Voor handhaving zijn geen ramingen gemaakt, zie toelichting in de leeswijzer.

Tabel 49.6 Kengetallen
Volume uitkeringsjaren (x 1 000):Realisatie 2006Raming 2007Raming 2008
90% uitkering (alleenstaande met kind)0,30,20,2
70% uitkering (totaal)975984991
w.v. partner < 65 jaar466
50% uitkering (totaal)1 4071 4361 477
w.v. partner < 65 jaar220225231
Totaal volume uitkeringsjaren (90%+70%+50%)2 3832 4202 469
Volume (x 1000 personen)2 5792 6322 694
    
Korting op de AOW-uitkering i.v.m. niet-verzekerde jaren:   
Aantal personen met korting (% van totaal)161617
Gemiddeld kortingspercentage (%)494848
Volume aanvullende WWB > 65 jaar (* 1000 personen) 1272931
    
Handhaving:   
Bekendheid met regels samenwonen70%
Bekendheid met regels inkomen70%
Aantal onderzochte fraudesignalen2 260-
Totaal schadebedrag fraude (x € 1 mln)3,2
Afdoeningspercentage strafrechtelijk (alle wetten)99%

Bronnen: SVB, jaarverslag; behalve (1): CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

Operationele doelstelling

3: Zorgdragen dat een aanvulling tot inkomen op minimumniveau wordt verstrekt aan zieke, arbeidsongeschikte en werkloze werknemers.

Motivering

Om personen die een uitkering op grond van de WW, ZW, WAO, Wajong, WAMIL of loondoorbetaling in het tweede ziektejaar ontvangen, te voorzien van een minimuminkomen.

Instrumenten

• Toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW);

• Bijdrage uitvoeringskosten aan UWV.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• Opstellen en onderhouden beleid, wet- en regelgeving;

• Aanpassen tweemaal per jaar van het niveau van uitkeringen aan minimumloonontwikkeling;

• Aansturen van en toezicht houden op UWV.

Activiteiten UWV:

• Beoordelen van recht, hoogte en duur toeslag;

• Verstrekken van uitkeringen.

Doelgroepen

Personen die een loondervingsuitkering of loondoorbetaling ontvangen, volgens de definitie van de TW en per dag een inkomen hebben dat lager is dan het relevante sociaal minimum.

Indicatoren

Output en outcome zijn in beginsel wel meetbaar maar dit is in verhouding tot de uitgaven en/of administratieve lasten relatief kostbaar en tijdrovend. Er is daarom geen indicator opgenomen. Recht op een toeslag uit hoofde van de toeslagenwet is slechts aan de orde bovenop een ander uitkeringsrecht. Output en outcome worden gemeten bij de regeling waar de TW op aanvult.

Kengetallen

Voor handhaving zijn geen ramingen gemaakt, zie de toelichting in de leeswijzer.

Tabel 49.7 Kengetallen operationele doelstelling 3
 Realisatie 2006Raming 2007Raming 2008
Gemiddeld jaarvolume TW (* 1000 uitkeringsjaren)888377
Gemiddelde toeslag (x € 1)4 2184 2994 520
Handhaving   
Aantal fysieke controles1 392
Totaal schadebedrag (x € 1 mln)2,2
Afdoeningspercentage93%

Bronnen: UWV, jaarverslag.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 49.8 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/OD  
Evaluatieonderzoek ex anteGeen   
BeleidsdoorlichtingGeen   
Effecten onderzoek ex postGeen   
Overig evaluatieonderzoekGeen   

Artikel

50 Tegemoetkomingen

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor een tegemoetkoming in specifieke kosten alsmede maatschappelijke erkenning van het leed van asbestslachtoffers in werksituaties.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om bepaalde personen een financiële tegemoetkoming te verstrekken voor specifieke kosten of als maatschappelijke erkenning. SZW creëert de voorwaarden voor het toekennen van deze tegemoetkomingen en zorgt ervoor dat deze tegemoetkomingen door de SVB worden uitgekeerd.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• De vaststelling van het niveau van de tegemoetkoming op grond van de regeling Tegemoetkoming Onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG) en de regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers (TAS);

• De vormgeving van het stelsel wet- en regelgeving;

• Sturing en toezicht op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering door de SVB.

De minister voor Jeugd en Gezin heeft medebetrokkenheid bij het beleid omtrent de TOG-regeling.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• De effectieve uitvoering van wet- en regelgeving door SVB en IAS.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• Ouders worden tegemoetgekomen in de extra kosten die voortvloeien uit het thuis verzorgen van een gehandicapt kind (TOG);

• Ouders zich gewaardeerd voelen voor het thuis verzorgen van een gehandicapt kind (TOG);

• (Ex-)werknemers of huisgenoten van (ex-)werknemers met arbeidsgerelateerde maligne mesothelioom, bij leven maatschappelijke erkenning krijgen van het leed (TAS).

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 50.1 Begrotingsuitgaven Artikel 50 (x € 1 000):
artikelonderdeel2006200720082009201020112012
Verplichtingen120 386137 429139 055133 734125 435119 866123 546
Uitgaven120 386137 429139 055133 734125 435119 866123 546
        
Programma uitgaven119 177136 191137 925133 734125 435119 866123 546
waarvan juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
        
Operationele Doelstelling 2       
Tog Uitkeringslasten37 61547 68253 27458 63863 26467 30571 009
Tog Uitvoeringskosten1 9882 6032 8242 5772 3662 4042 459
Akw Uitvoeringskosten76 50082 69678 67469 44356 82047 17847 099
Operationele Doelstelling 3       
TASuitkeringslasten2 3982 2352 2352 2352 2352 2352 235
TASuitvoeringskosten676975918841750744744
        
Apparaatsuitgaven1 2091 2381 1300000
Personeel en materieel1 2091 2381 1300000
        
Ontvangsten16 21427200000

Toelichting:

TOG Uitvoeringskosten

De totale uitvoeringskosten van de TOG nemen in 2008 in geringe mate toe ten opzichte van 2007. Omdat het aantal TOG-klanten is gestegen nemen de uitvoeringskosten per TOG-klant in 2008 af ten opzichte van 2007. De stijgende lijn van het aantal TOG-klanten zet in ieder geval door tot in 2012 – in het jaar 2012 is de TOG-regeling naar verwachting volgroeid.

AKW Uitvoeringskosten

De geraamde uitvoeringskosten van de AKW laten een daling zien. Dit komt mede doordat de taakstelling voor de SVB uit het Coalitieakkoord vooralsnog volledig is geboekt op de AKW-uitvoeringskosten. De taakstelling zal nog worden toegerekend aan de premiegefinancierde regelingen.

De uitkeringslasten van de AKW worden verantwoord op de begroting van Jeugd en Gezin. De uitvoeringskosten AKW blijven vallen onder de verantwoordelijkheid van SZW omdat het wenselijk is dat de SVB door één departement wordt aangestuurd.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2008

kst-31200-XV-2-14.gif

Operationele doelstelling

1: Zorgdragen dat een extra financiële tegemoetkoming in de kosten van kinderen wordt verstrekt aan ouders of verzorgers.

Motivering

Om ouders of verzorgers van een thuiswonend gehandicapt kind meer financiële ruimte te bieden.

Instrumenten

Tegemoetkoming op grond van de TOG-regeling.

Activiteiten

Activiteiten SZW

• Opstellen en onderhouden van beleid en regelgeving;

• Bijdrage uitvoeringskosten aan SVB.

Activiteiten SVB

• Beoordelen recht op TOG-tegemoetkomingen;

• Verstrekken TOG-tegemoetkomingen;

• Handhaven van wet- en regelgeving.

Doelgroepen

Ouders of verzorgers van gehandicapte (pleeg)kinderen van 3 tot 18 jaar.

Indicatoren

Voor het recht op een tegemoetkoming is bepalend of een kind thuis woont en gehandicapt is. Deze voorwaarden worden op basis van GBA en medische indicatie getoetst. Omdat de criteria vastliggen kan er dus niet worden gestuurd op het aantal rechthebbenden. Het gebruik van prestatie-indicatoren heeft daarom, naast de informatie die al uit de kengetallen naar voren komt, geen toegevoegde waarde.

Kengetallen

De stijgende lijn van het aantal TOG-klanten zet in ieder geval door tot in 2012. In dat jaar is de TOG-regeling naar verwachting volgroeid.

Tabel 50.2 Kengetallen
 Realisatie 2006Raming 2007Raming 2008
Volume   
Aantal telkinderen TOG (x 1000)395258

Bronnen: SZW, Voorschotaanvragen TOG

Operationele doelstelling

2: Het zoveel mogelijk bij leven verstrekken van een eenmalige financiële tegemoetkoming in de immateriële schade aan werknemers, of huisgenoten van werknemers met maligne mesothelioom door asbestblootstelling, die niet via de voormalige werkgever een schadevergoeding kunnen verkrijgen.

Motivering

Om uiting te geven aan de maatschappelijke betrokkenheid bij het leed van asbestslachtoffers.

Instrumenten

Tegemoetkoming op grond van de TAS-regeling.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• Opstellen en onderhouden van beleid en regelgeving;

• Verstrekken van een bijdrage in de uitvoeringskosten SVB.

Activiteiten SVB:

• Verstrekken van (voorschotten op) tegemoetkomingen door de SVB op advies van het IAS.

Doelgroepen

• (Ex-)werknemers met maligne mesothelioom door asbestblootstelling in het werk die volgens de procedures van het convenant asbestslachtoffers geen schadevergoeding van de werkgever kunnen krijgen;

• Huisgenoten van werknemers die met asbest hebben gewerkt en die zelf maligne mesothelioom hebben gekregen.

Indicatoren

Output en outcome zijn in beginsel wel meetbaar maar in verhouding tot de uitgaven en/of administratieve lasten relatief kostbaar en tijdrovend. Gezien het geringe aantal gerechtigden en het geringe uitkeringsbedrag zijn daarom geen indicatoren geformuleerd.

Kengetallen

Het aantal terugontvangen voorschotten is afhankelijk van de vindbaarheid van de werkgevers, de medewerking van de werkgevers en juridische uitspraken.

Sinds 2003 kent de TAS een voorschotregeling. Tussen het verlenen van het voorschot door de SVB aan het slachtoffer en het terugontvangen van de werkgever zit korte of lange tijd, afhankelijk van de complexiteit van het geval. Dit is in de cijfers terug te zien. Zo bevat het cijfer over 2006 ook terugontvangen voorschotten die in jaren daarvoor zijn verstrekt.

Tabel 50.3 Kengetallen operationele doelstelling 2
 Realisatie 2006Raming 2007Raming 2008
Toekenningen voorschot271280280
Toekenningen eenmalige uitkering212020
Aantal terugontvangen TAS voorschotten166152142
Toekenningen bij leven t.o.v. totaal aantal toekenningen86%*90%90%

Bronnen: SVB, jaarverslag 2006

* Gebaseerd op extra-comptabele cijfers van de SVB.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 50.4 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/OD  
Evaluatieonderzoek ex anteGeen   
BeleidsdoorlichtingGeen   
Effecten onderzoek ex postGeen   
Overig evaluatieonderzoekGeen   

Artikel

51 Rijksbijdragen aan sociale fondsen

Algemene doelstelling

Borgen van voldoende dekking in sociale fondsen en spaarfonds AOW

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om tekorten in de fondsen van de volksverzekeringen te dekken.

Om tekorten in de fondsen van sociale verzekeringen te voorkomen indien premieheffing niet wenselijk of onmogelijk is.

Om er mede voor te zorgen dat er bij het Ouderdomsfonds vanaf 2020, ondanks de vergrijzing, geen tekorten optreden.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• De hoogte van de rijksbijdragen aan de betreffende sociale fondsen en het Spaarfonds AOW;

• Het betalen van de rijksbijdragen aan UWV, SVB en het Spaarfonds AOW.

Externe factoren

In dit artikel wordt de algemene doelstelling behaald door middel van in de wet vastgelegde instrumenten. Er zijn daarom geen externe factoren die van invloed zijn op het behalen van de doelstelling.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

• De tekorten in de fondsen van de volksverzekeringen worden gedekt;

• Wordt voorkomen dat er, indien premieheffing niet wenselijk of onmogelijk is, tekorten ontstaan in de fondsen van sociale verzekeringen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 51.1 Begrotingsuitgaven Artikel 51 (x € 1 000):
artikelonderdeel2006200720082009201020112012
Verplichtingen10 404 30112 022 18112 475 18614 788 58714 055 76414 021 63914 240 041
Uitgaven10 404 30112 022 18112 475 18614 788 58714 055 76414 021 63914 240 041
        
Programma uitgaven10 403 41712 021 25612 474 25014 788 58714 055 76414 021 63914 240 041
waarvan juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
        
Operationele Doelstelling 1       
Bijdragen BIKK AOW2 612 6002 921 8002 970 3003 040 5003 103 3003 247 9003 377 100
Bijdragen BIKK Anw180 700210 900215 300221 300226 800240 300252 900
Rijksbijdrage Ouderdomsfonds4 432 5005 457 1005 705 0007 761 5006 833 1006 507 8006 444 300
Premiebijdragen gemoedsbezwaarden3 9472000000
Rijksbijdrage Aof4 004500500500500500500
Rijksbijdrage tegemoetkoming AOW-gerechtigden295 183437 119475 270542 191557 221578 276605 391
Rijksbijdrage tegemoetkoming ANW-ers15 66821 55722 17523 44522 24720 82220 364
Rijksbijdrage Spaarfonds Aow2 858 8152 972 2603 085 7053 199 1513 312 5963 426 0413 539 486
        
Apparaatsuitgaven8849259360000
Personeel en materieel8849259360000
        
Ontvangsten10 900000000

Toelichting:

Bijdragen BIKK AOW en Anw

Sinds 2001 worden de fondsen voor de volksverzekeringen gecompenseerd voor een daling van de premieopbrengst als gevolg van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001. Dit betekende dat het systeem van belastingvrije sommen werd vervangen door een systeem van heffingskortingen en het arbeidskostenforfait door een arbeidskorting, met als gevolg een lagere premieopbrengst. Deze compensatie is de zogeheten BIKK (Bijdrage in de Kosten van Kortingen). De hoogte hiervan wordt jaarlijks aangepast aan de geraamde kosten van de heffingskortingen en wijzigingen van de belasting- en premietarieven in de eerste schijf.

Rijksbijdrage tegemoetkoming Anw en AOW

Deze rijksbijdragen zijn ter financiering van de in artikel 49 verantwoorde tegemoetkoming Anw en AOW.

Rijksbijdrage Ouderdomsfonds

Bij het Ouderdomsfonds zijn de premiebaten onvoldoende om de uitgaven te dekken. Hierdoor heeft het fonds elk jaar een vermogenstekort. Dit vermogenstekort wordt aangevuld uit de rijksmiddelen waardoor een neutrale kaspositie voor het Ouderdomsfonds ontstaat. Deze rijksbijdrage belast het EMU-saldo niet omdat daarin zowel het saldo van de fondsen en het saldo van het rijk integraal worden meegenomen. Hierdoor kan de AOW-premie ongewijzigd blijven, waardoor deze de lasten- en koopkrachtontwikkeling niet beïnvloedt.

Rijksbijdrage Spaarfonds AOW

Door de voortschrijdende vergrijzing van de Nederlandse bevolking neemt de druk op de AOW toe. Het Spaarfonds AOW is in 1998 ingesteld om de financierbaarheid van de AOW-uitgaven op langere termijn zeker te stellen. Tegelijk met de instelling van het Spaarfonds is de te innen AOW-premie beperkt tot maximaal 18,25% waardoor de AOW-lasten meer worden gespreid. Vanaf 2020 kan het Ouderdomfonds een beroep doen op middelen uit het Spaarfonds om de toegenomen uitgaven aan AOW-uitkeringen zonder extra premieverhogingen te kunnen financieren.

Het Spaarfonds AOW wordt beheerd door SZW. SZW draagt zorg voor voeding van het spaarfonds AOW door middel van rijksbijdragen. Jaarlijks dient de rijksbijdrage met ten minste € 113,4 miljoen te stijgen. Naast de rijksbijdragen wordt het fonds ook gevoed door de jaarlijkse rentebijschrijvingen.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2008

kst-31200-XV-2-15.gif

Operationele doelstelling

1: Het medebekostigen van de sociale verzekeringen uit de schatkist ter dekking of voorkoming van tekorten in de fondsen

Motivering

Om tekorten in de fondsen van de volksverzekeringen te dekken of tekorten in de fondsen van sociale verzekeringen te voorkomen indien premieheffing niet wenselijk of onmogelijk is.

Om er mede voor te zorgen dat er bij het Ouderdomsfonds vanaf 2020, ondanks de vergrijzing, geen tekorten optreden.

Instrumenten

• Rijksbijdrage bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) voor de AOW en de Anw;

• Rijksbijdrage Ouderdomsfonds;

• Premiebijdrage gemoedsbezwaarden;

• Rijksbijdrage Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof);

• Rijksbijdrage Tegemoetkoming AOW-gerechtigden;

• Rijksbijdrage Spaarfonds AOW;

• Rijksbijdrage Tegemoetkoming Anw-ers.

Activiteiten

• Het ter beschikking stellen van de rijksbijdragen aan de sociale fondsen;

• Zorgdragen voor de voeding van het Spaarfonds AOW;

• Jaarlijks verhogen van de rijksbijdrage Spaarfonds met ten minste € 113,4 miljoen.

Doelgroepen

De sociale fondsen en het Spaarfonds AOW.

Indicatoren/kengetallen

Output en outcome zijn niet te vatten in zinvolle indicatoren of kengetallen. Wanneer de budgettaire overheveling van begroting naar fondsen is geschied, is het beoogde effect gerealiseerd. De vermogenspositie van de fondsen is dan verbeterd in de mate die was beoogd. In de begroting van het spaarfonds AOW worden kengetallen opgenomen.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 51.2 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/OD  
Evaluatieonderzoek ex anteGeen   
BeleidsdoorlichtingGeen   
Effecten onderzoek ex postGeen   
Overig evaluatieonderzoekGeen   

HOOFDSTUK 4: NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel

97 Aflopende regelingen

Voor de financiële afwikkeling en verantwoording van een aantal afgesloten regelingen is in de begroting een aparte voorziening getroffen. Het gaat hier uitsluitend om nadeclaraties of vergoedingen van nabetalingen op grond van gerechtelijke uitspraken (bezwaar- en beroepsprocedures) naar aanleiding van geschillen in het verleden.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 97.1 Begrotingsuitgaven Artikel 97 (x € 1 000):
artikelonderdeel2006200720082009201020112012
Verplichtingen9041 352260140101400
Uitgaven1 0211 534442322192322182
        
Programma uitgaven1 0031 376422322192322182
Operationele Doelstelling 1       
Afgesloten Regelingen78643300000
Regeling Ex-Mijnwerkers182182182182182182182
Ondersteuning vorming BVG’en23761240140101400
Overig afwikkeling SUWI12000000
        
Apparaatsuitgaven18158200000
Personeel en materieel1819200000
Agentschap SZW013900000
        
Ontvangsten1 302000000

Toelichting:

Financiële afwikkeling afgesloten regelingen

Een aantal wetten en regelingen zijn financieel afgewikkeld. Er vinden nog wel nabetalingen plaats. Het gaat dan uitsluitend om nadeclaraties of vergoedingen van nabetalingen op grond van gerechtelijke uitspraken (bezwaar- en beroepsprocedures) naar aanleiding van geschillen in het verleden.

Regeling ex-mijnwerkers

De Regeling vervroegde uittreding ex-mijnwerkers en de Silicoseregeling mijnwerkers zijn financieel afgewikkeld. Per 1 januari 2000 zijn alle rechthebbenden uitgestroomd, zodat uitsluitend nog nabetalingen worden verantwoord. Op deze voorziening wordt tevens de Rijksbijdrage aan het algemeen mijnwerkersfonds verantwoord.

Ondersteuning vorming Bedrijfsverzamelgebouwen (BVG-en)

De tijdelijke stimuleringsregeling bedrijfsverzamelgebouwen bestaat uit twee subsidies, een startsubsidie en een vervolgsubsidie. De vaststelling van de startsubsidies en de verlening van de vervolgsubsidie zijn in 2004 afgerond. De vaststelling van de vervolgsubsidie, na opening van het bedrijfsverzamelgebouw, wordt tot en met het jaar 2011 voorzien. De regeling wordt uitgevoerd door het Agentschap SZW.

Artikel

98 Algemeen

Op dit artikel worden de apparaatsuitgaven toegelicht die niet direct kunnen worden toegerekend aan één van de andere beleidsartikelen. Op dit artikel worden verder de niet naar beleidsartikelen toe te rekenen posten Handhaving, Primair proces, Subsidies, Voorlichting en Onderzoek toegelicht.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 98.1 Begrotingsuitgaven Artikel 98 (x € 1 000):
artikelonderdeel2006200720082009201020112012
Verplichtingen197 648209 529186 985283 167270 612260 984261 018
Uitgaven189 034211 888187 116282 607270 612260 984261 018
        
Programma uitgaven23 39929 32028 05825 91124 82336 55736 557
Operationele Doelstelling 1       
Handhaving7 7229 82715 06914 64414 77026 84826 848
Onderzoek & Beleidsinformatie7 9619 5426 3476 3536 3536 3536 353
Subsidies2613 2622 2861 55834400
Overig7 4556 6894 3563 3563 3563 3563 356
        
Apparaatsuitgaven165 695182 568159 058256 696245 789224 427224 461
Automatisering19 30425 81517 03117 03117 03117 28617 286
Huisvesting28 57031 38332 57033 03033 03033 03033 030
Personeel en materieel93 068100 23484 901182 076171 169149 552149 574
Bijdrage aan Iwi24 75325 13624 55624 55924 55924 55924 571
        
Ontvangsten13 0318 8775 4965 4965 4965 4965 496

Toelichting:

Programmauitgaven artikel 98

De programmauitgaven op dit artikel zijn Primair proces, Subsidies, Voorlichting, Onderzoek en Beleidsinformatie en Handhaving. Delen van deze beleidsuitgaven kunnen worden toegerekend naar beleidsartikelen en zullen daar worden verantwoord. Indien van toepassing zal voor het behoud van een totaaloverzicht per uitgavencategorie inzicht worden gegeven in de totale omvang van de budgetten.

Handhaving

Het beleidsbudget voor handhaving op de begroting bedraagt € 24,2 miljoen, verdeeld over de artikelen 43 (€ 0,6 miljoen), 44 (€ 0,3 miljoen), 46 (€ 8,2 miljoen), en 98 (€ 15,1 miljoen). Van het budget heeft € 7,5 miljoen betrekking op maatregelen uit het Handhavingsprogramma 2007–2010. De belangrijkste thema’s uit het Handhavingsprogramma zijn:

• Sturen op naleving;

• Gezondheid en veiligheid op het werk;

• Internationale handhaving;

• Sociale verzekeringen en activerende bijstandverlening;

• Communicatie, voorlichting, samenwerking en informatieuitwisseling.

Voorlichting

Het totale budget 2008 bedraagt € 6,4 miljoen, waarvan € 4,0 miljoen centraal geraamd op artikel 98. De voorlichtingsuitgaven, die rechtstreeks aan een beleidsdoelstelling kunnen worden toegerekend, worden onder het desbetreffende beleidsartikel verantwoord.

Subsidies

Het totale subsidiebudget van SZW bedraagt in 2008 € 52,3 miljoen. Hiervan wordt € 50,0 miljoen toegerekend aan beleidsartikelen en € 2,3 miljoen centraal geraamd op artikel 98. Een totaaloverzicht van alle SZW subsidiemiddelen is te vinden in paragraaf 8.6 Bijlage subsidies.

Aan SZW is een subsidietaaktsteling opgelegd, die oploopt tot € 4,3 miljoen in 2011. Hiervan is € 1,3 miljoen overgedragen aan OCW in verband met de overgang van kinderopvang en emancipatie.

Apparaatsuitgaven

Het totale apparaatsuitgavenbudget in 2008 bedraagt € 236,9 miljoen (inclusief huisvesting en automatisering). Van het totale apparaatsbudget wordt € 113,8 miljoen toegerekend aan de beleidsartikelen. De toedeling naar de beleidsartikelen in 2008 is als volgt in de begrotingsstukken verwerkt:

Tabel 98.2 Toedeling personele en materiele budgetten naar artikelen, (x € 1 000):
BeleidsartikelPersoneelMaterieelTotaal
41. Inkomensbeleid69861759
42. Arbeidsparticipatie17 0272 55319 580
43. Arbeidsverhoudingen15 4162 22117 637
44. Arbeidsomstandigheden36 6975 46642 163
45. Pensioenbeleid1 7212191 940
46. Inkomensbescherming met activering10 55442210 976
47. Re-integratie4 6702324 902
48. Sociale werkvoorziening1 3091121 421
49. Overige inkomensbescherming90830938
50. Tegemoetkomingen1 093371 130
51. Rijksbijdragensociale fondsen90432936
    
97. Aflopende regelingen19120
98. Algemeen – personeel en materieel60 09924 80284 901
98. Algemeen – huisvesting 32 57032 570
98. Algemeen – automatisering 17 03117 031
    
Totaal apparaatsuitgaven151 11585 789236 904

De bijdrage van het moederdepartement aan het Agentschap SZW van € 9,0 miljoen (artikel 47) en de bijdrage aan IWI van € 24,6 miljoen (artikel 98) zijn buiten deze berekening gehouden.

Bijdrage aan IWI

De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) houdt onafhankelijk toezicht op de uitvoeringsinstanties die de werknemers- en volksverzekeringen uitvoeren en op de gemeentebesturen, die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de sociale voorzieningen. De bijdrage in 2008 aan de baten-lastendienst IWI van € 24,6 miljoen is begroot op artikel 98.

In het hoofdstuk «Diensten die een baten-lastenstelsel» voeren, is de begroting van baten en lasten en het kasstroomoverzicht van IWI opgenomen.

Taakstelling coalitieakkoord

In het coalitieakkoord is een taakstelling op het apparaat van de Rijksdienst – inclusief ZBO’s – opgenomen van € 750 miljoen in 2011. De basis voor deze taakstellingen wordt gevormd door het SGO-voorstel «De verkokering voorbij». Aan SZW is in het coalitieakkoord een door de jaren heen oplopende taakstelling van € 78,1 miljoen in 2011 opgelegd. De taakstelling is vervolgens verhoogd met taakstellingen als gevolg van de CAO onderhandelingen, incidentele loonontwikkeling, materieel en de taakstelling Rijkshuisvesting tot in totaal € 87,6 miljoen in 2011. Hiervan is € 46,3 miljoen bestemd voor het kerndepartement en de agentschappen van SZW, € 22,0 miljoen voor UWV en € 19,3 miljoen voor de SVB. De taakstelling voor het CWI wordt meegenomen bij de invulling van de in het coalitieakkoord opgenomen ombuiging «Prestatieplannen CWI/UWV/gemeenten».

Tabel 98.3: Opbouw taakstelling apparaat (x € 1 miljoen)
 2008200920102011 en verder.
UWV  10,220,4
SVB2,24,59,017,9
Kerndepartement SZW en agentschappen5,010,019,939,8
CAOrijk0,70,70,70,7
Incidentele loonontwikkeling0,20,40,61,2
Taakstelling materieel0,30,61,63,3
Taaktstelling materieel ZBO’s0,30,61,53,0
Taakstelling rijkshuisvesting1,31,31,31,3
Totaal10,018,144,787,6

De taakstellingen voor UWV en SVB zijn in deze ontwerp-begroting vooralsnog volledig geboekt op de begrotingsgefinancierde uitvoeringskosten Wajong en de uitvoeringskosten AKW maar zullen nog worden toegerekend aan andere (premiegefinancierde) regelingen.

De taakstelling voor het kerndepartement en de agentschappen is voorlopig geboekt op artikel 98. De daadwerkelijke invulling van de taakstelling is afhankelijk van de uitkomsten van het plan van aanpak van SZW voor de vernieuwing rijksdienst (zie hoofdstuk 5 Bedrijfsvoeringsparagraaf).

Artikel

99 Nominaal en onvoorzien

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord voor onvoorziene uitgaven, loon- en prijsbijstelling.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 99.1 Begrotingsuitgaven Artikel 99 (x € 1 000):
artikelonderdeel2006200720082009201020112012
Verplichtingen037 11544 36147 62247 33345 68344 991
Uitgaven037 11544 36147 62247 33345 68344 991
        
Programma uitgaven037 11544 36147 62247 33345 68344 991
Operationele Doelstelling 1       
Loonbijstelling026 60429 83730 09630 14929 03728 374
Onvoorzien01 72800000
Prijsbijstelling08 78314 52417 52617 18416 64616 617
        
Ontvangsten0000000

Toelichting:

Loonbijstelling

Op dit onderdeel wordt de loonbijstelling verwerkt in het kader van algemene salarismaatregelen, incidentele loonontwikkeling en overige specifieke maatregelen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en premies sociale zekerheid. Het artikel heeft het karakter van een «parkeerartikel» totdat de loonbijstelling toegedeeld kan worden aan de relevante beleidsartikelen.

Onvoorzien

De grondslag ligt in de Comptabiliteitswet, waarin de mogelijkheid bestaat een artikel voor onvoorziene uitgaven op te nemen.

Prijsbijstelling

Op dit onderdeel worden de uit de aanvullende post prijsbijstelling ontvangen bedragen geboekt tot toerekening plaatsvindt aan prijsgevoelige begrotingsartikelen. Dit artikel heeft het karakter van een «parkeerartikel» totdat toerekening kan plaatsvinden naar relevante beleidsartikelen.

HOOFDSTUK 5: BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Programma Vernieuwing Rijksdienst

Evenals de andere departementen heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) de aanpak van haar bijdrage aan het Programma Vernieuwing Rijksdienst kenbaar gemaakt aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het rapport van het SG-Overleg over de vernieuwing van de Rijksdienst en de notitie van het SG-Overleg «De verkokering voorbij» vormden het vertrekpunt voor de inrichting van de taakstelling binnen SZW.

In de aanpak is primair gezocht naar maatregelen die de efficiency verhogen en het primaire proces zo veel mogelijk ontzien. Verbeteringen worden voor een deel gerealiseerd door herschikking van taken, waardoor taken eenduidiger kunnen worden belegd en de coördinatielast wordt teruggedrongen. Voor een deel is het echter onvermijdelijk op een aantal taken de inzet te verminderen c.q. nadere prioriteiten te stellen. Tevens wordt voortgebouwd op een al langer lopend traject binnen SZW, «het nieuwe werken» genaamd, gericht op versterking van de professionele kwaliteiten van medewerkers en leidinggevenden binnen SZW.

De volgende aspecten worden in dit proces betrokken:

• beleidskolom

• juridische functie

• bedrijfsvoering

• financiële functie

• kennisfunctie

• interface beleid/uitvoering

• opsporing

• Arbeidsinspectie

• Inspectie Werk en Inkomen

• opdrachtgeverschap Agentschap SZW.

De uitwerking van deze aanpak strekt zich uit over de jaren 2008–2011. De voor 2008 opgelegde taakstelling wordt gerealiseerd door aan alle dienstonderdelen een efficiencykorting op te leggen.

Financieel beheer

Zoals blijkt uit het jaarverslag van het ministerie van SZW over 2006 en het rapport van de Rekenkamer daarbij, heeft SZW in 2006, en als uitvloeisel daarvan in de eerste maanden van 2007, problemen ondervonden met de kwaliteit van het financieel beheer. Het zwaartepunt van de problemen werd veroorzaakt door de invoering van een nieuw systeem voor de financiële administraties, Hermes. Een zorgvuldige voorbereiding bleek niet te hebben kunnen voorkomen dat zich onvoorziene problemen voordeden, waardoor de ordelijkheid van het financieel beheer werd aangetast. In de eerste maanden van 2007 hebben de herstelacties plaatsgevonden. De opgedane ervaringen met de invoering van de eerste fase hebben ertoe geleid dat extra waarborgen werden getroffen om de tweede fase in goede banen te kunnen leiden. Medio 2007 kon worden geconstateerd dat aan alle randvoorwaarden voor de invoering van de tweede fase was voldaan, en kon daarvoor groen licht worden gegeven. Dankzij de zorgvuldigheid van de beheersingsmaatregelen en het besluitvormingsproces is de invoering van de tweede fase zonder noemenswaardige problemen verlopen. Conform afspraken met de Algemene Rekenkamer zijn de BIASII-subsidies nog niet geconverteerd; hiervoor wordt nu een toets op de juistheid uitgevoerd, waarna deze nog dit jaar worden geconverteerd naar Hermes. Op grond hiervan is er alle vertrouwen dat de kwaliteit van het financieel beheer in 2008 op orde zal zijn.

Ook is in 2007 weer veel aandacht besteed aan de kwaliteitsverbetering van het contractbeheer en de (Europese) aanbestedingen. De verwachting is dat de genomen beheersingsmaatregelen in de sfeer van voorlichting, terbeschikkingstelling van procedures, handleidingen, modellen en begeleiding vanuit de directie Facilitaire Zaken, alsmede aansturing en toezicht op de naleving in het kader van de P&C-cyclus, ertoe leiden dat de gesignaleerde tekortkomingen zich in 2008 niet meer zullen voordoen. Dit sluit evenwel niet uit dat de continuering van de bedrijfsvoering prioriteit heeft en in bijzondere gevallen ertoe kan leiden dat onrechtmatigheid niet uitgesloten kan worden.

Vernieuwing ICT-infrastructuur

SZW is gestart met het vernieuwen van haar ICT(Web)-infrastructuur. Uiteindelijke doelstelling daarbij is het aansluiten van de interne informatiehuishouding van SZW op meerdere, al in ontwikkeling zijnde ketens: richting burgers, richting gemeenten, richting werkgevers en binnen de Rijksoverheid. Uitgangspunt daarbij is eenmalige informatieopslag. De met Rijksweb gezamenlijk te ontwikkelen infrastructuur moet een stabiele basis voor deze meerjarige doelstelling bieden.

In dat kader zal SZW per 1 januari 2008 met haar Algemeen (internet) Loket al substantieel meer voldoen aan de eisen die vanuit de zogenaamde Webrichtlijnen en de interdepartementale Stijlgids gesteld worden. Dit conform afspraken hierover met de Tweede Kamer en verplichtingen op basis van het Besluit Kwaliteit Rijksoverheidsites. De overige SZW-loketten gaan hieraan uiterlijk per 31 december 2010 voldoen. Burgers en professionals kunnen zo beter bediend worden. De omvangrijke SZW-informatie gaat daarmee gaandeweg onderdeel uitmaken van een herkenbaar, drempelloos en uniform ontsloten gemeenschap.

HOOFDSTUK 6: DIENSTEN DIE EEN BATEN-LASTENSTELSEL VOEREN

6.1 Agentschap SZW

Tabel 6.1: Begroting baten en lasten Agentschap SZW (x € 1 000)
 realisatie 20061e suppl 200720082009201020112012
Baten       
Opbrengsten moederdepartement14 67615 98114 5008 6266 5016 5016 501
Opbrengst overige departementen  550550550550550
Opbrengst derden       
Rentebaten92704040404040
Buitengewone baten319      
Exploitatiebijdrage       
Totaal baten15 08716 05115 0909 2167 0917 0917 091
        
Lasten       
Apparaatskosten       
– Personele kosten10 03711 29410 3146 2474 7704 7704 770
– Materiële kosten3 5244 0594 6362 8442 1962 1962 196
Rentelasten46454025252525
Afschrijvingskosten       
– Materieel46602525252525
– Immaterieel432757575757575
Dotaties voorzieningen       
Buitengewone lasten78      
Totaal Lasten14 16316 05115 0909 2167 0917 0917 091
        
Saldo van baten en lasten924000000

Algemeen

Het Agentschap SZW voert subsidieregelingen uit op het terrein van het sociaal-economische beleid, in het bijzonder op het gebied van Werk en Inkomen. Het gaat hierbij om internationale en nationale subsidieregelingen. De kernactiviteiten van het Agentschap SZW zijn gericht op de uitvoering van de Europese subsidieregelingen (ESF). In 2007 is de nieuwe programmaperiode ESF gestart die de periode 2007–2013 beslaat. De uitvoering van de oude periode (ESF en Equal) loopt nog door tot en met 2009. Ten opzichte van de periode 2000–2006 zijn de ter beschikking gestelde middelen substantieel lager geworden. In de begroting is geen rekening gehouden met eventuele nieuwe regelingen (opdrachtgevers). De omvang van de organisatie zal hierdoor grosso modo op termijn afnemen met circa 50%. Het Agentschap SZW fungeert voor de uitvoering van ESF periode 2007–2013 als Managementautoriteit. De Certificeringsautoriteit is belegd bij de Dienst Regelingen van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

In de begroting zijn de baten en lasten voor 2008 en volgende jaren geraamd op basis van loon- en prijsniveau 2007.

Baten

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst van het moederdepartement betreft grotendeels de uitvoering van de Europese subsidies, ESF doelstelling 3, Equal en ESF 2007–2013. Daarnaast worden in opdracht van het moederministerie diverse nationale regelingen uitgevoerd met variërende looptijden. Dit zijn de regelingen: ID-banen, Leerwerktrajecten, Bijstand Buitenland, Farbo, Stimuleren Leeftijdsbewust Beleid (LBB), Stimuleringsregeling Bedrijfsverzamelgebouwen (BVG), Arbocatalogi, Klantmanagement, Tijdelijke Stimuleringsregeling Samenwerkingsverband Abw (TSS Abw), Europees jaar Gelijke Kansen en de Regeling schoonmaakdiensten voor particulieren (RSP).

Opbrengst overige departementen

Het Agentschap SZW voert in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de regeling Kinderopvang uit. Verder wordt de bekostiging van de wet Inburgering in opdracht van het ministerie van Justitie uitgevoerd.

Rentebaten

De rentebaten worden ontvangen over de liquide middelen op de Rekening Courant bij het Ministerie van Financiën.

Buitengewone baten

Het Agentschap SZW verwacht geen buitengewone baten te realiseren.

Exploitatiebijdrage

Een exploitatiebijdrage van het moederministerie heeft (in de regel) een tijdelijk karakter. De verwachting is dat het Agentschap SZW in 2008 en volgende jaren geen exploitatiebijdrage zal ontvangen.

Lasten

Personele kosten

De personele kosten vormen de belangrijkste kostenpost voor het Agentschap SZW. Het verloop van de regelingen en hiermee het aantal activiteiten bepaalt in hoge mate de ontwikkeling in de personele kosten. Het Agentschap SZW hanteert vanaf 1 januari 2007 voor haar organisatie een krimp- en groeimodel. Het huidige personeelbestand bestaat uit een kern van vast en tijdelijk ambtelijk personeel; daarnaast vindt noodzakelijke inhuur van externen plaats. Voor deze laatste categorie zijn voor diverse specialismen mantelcontracten afgesloten.

Materiële kosten

De materiele kosten bestaan uit personeelsgebonden kosten (reis-, verblijf- en opleidingskosten), huisvestingskosten, automatiseringskosten, kantoorkosten en de kosten van voorlichting & communicatie en advies & onderzoek.

Rentelasten

De rentelasten hebben betrekking op nog lopende investeringsleningen.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten betreffen de materiële en immateriële activa. Investeringen die via de out of pocketkosten lopen, worden volledig afgeschreven in het jaar van aanschaf/ontwikkeling en maken ook geen onderdeel uit van de gehanteerde tarieven. In 2006 en 2007 zijn de (eenmalige) afschrijvingskosten hoog door de ontwikkeling van software voor ESF (nieuwe periode) en enkele nieuwe subsidieregelingen.

Dotaties aan voorzieningen

Het Agentschap SZW bevindt zich in een omslagperiode, uitfasering van de subsidieregelingen ESF 3 en Equal en ingroei van ESF periode 2007–2013. Daarnaast is de taakstelling voor het Agentschap nog niet ingevuld. Als gevolg van de krimp zal in de loop van 2007 nog een voorziening voor flankerend beleid worden gevormd.

Buitengewone lasten

Het Agentschap SZW verwacht geen buitengewone lasten te realiseren.

Saldo van baten en lasten.

Het saldo van baten en lasten zal in het jaar van ontstaan opgenomen worden in het onverdeelde resultaat. In het jaar daarop wordt het resultaat verwerkt in overeenstemming met het besluit van de eigenaar.

Kasstroomoverzicht

Tabel 6.2: Kasstroomoverzicht Agentschap SZW (x € 1 000)
 realisatie 20061e suppl 200720082009201020112012
1 Rekening courant RHB 1 januari (incl. deposito)10 83813 4128 9328 6268 7018 7768 851
        
2 Totaal operationele kasstroom6 513– 5 247100100100100100
        
3a –/- Totaal investeringen– 627– 538– 25– 25– 25– 25– 25
3b +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen 
3 Totaal investeringskasstroom– 627– 538– 25– 25– 25– 25– 25
        
4a –/- eenmalige uitkering aan moederdepartement2 772– 924     
4b + /+ eenmalige storting door moederdepartement0
4c –/- aflossingen op leningen– 540– 381– 381
4d + /+ beroep op leenfaciliteit
4 Totaal financieringskasstroom– 3 312– 1 305– 3810000
        
5 Rekening courant RHB 31 december (incl. deposito)13 4128 9328 6268 7018 7768 8518 926

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in het werkkapitaal.

Investeringskasstroom

De investeringskasstroom wordt bepaald door de geschatte investeringen in materiële en immateriële activa.

Financieringskasstroom

De eenmalige storting aan het moederdepartement komt ten laste van het eigen vermogen. De aflossing op leningen heeft betrekking op de aflossing van de lopende leningen.

Doelmatigheid

Het Agentschap SZW streeft naar het leveren van diensten en producten met hoge kwaliteit en optimaal gebruik van de in te zetten middelen.

Uit onderstaande tabel blijkt de ontwikkeling van de relevante indicatoren met betrekking tot doelmatigheid. De dalende uurtarieven en de toenemende productiviteit in combinatie met het gerealiseere jaarresultaat in de afgelopen jaren duiden op een toename van de doelmatigheid.

Tabel 6.3 Doelmatigheidskengetallen
DoelstellingRealisatie 2005Realisatie 2006Raming 2007
Gemiddeld tarief per medewerker per uur (€)77,8072,9270,03
Verhouding directe/indirecte uren73:2776:2474:26
Productiviteit (% directe/totale uren)596060
Loonkosten per fte (x 1 000 €)58,46361,201 60,235
Materiële kosten per fte (x 1 000 €)19,70718,15519,686
Omzet per fte (x 1 000 €)97,97583,24479,940
Toegevoegde waarde per fte (x 1 000 €)78,26865,08960,254
Resultaat (x 1 000 €)2 7729240

Bron: Agentschap SZW

6.2 Inspectie Werk en inkomen

Tabel 6.4: Begroting baten en lasten
 2006200720082009201020112012
Baten       
Opbrengst kerndepartement23 60624 45123 30822 36821 48821 48821 488
Opbrengst overige departementen
Opbrengst derden
Rentebaten392470350250200150100
Buitengewone baten
Vrijval voorziening1 2661 505
Exploitatiebijdrage
        
Totaal baten25 26426 42623 65822 61821 68821 63821 588
        
Lasten       
Apparaatskosten       
• Personele kosten16 65117 57017 85017 33016 76016 76016 760
• Materiële kosten4 8235 7204 7304 6304 5304 5304 530
Rentelasten16016012080604030
Afschrijvingskosten       
• Materieel127215150150150150150
• Immaterieel15150150150150150
Dotaties voorzieningen2 1536
Buitengewone lasten
        
Totaal lasten23 91423 68623 00022 34021 65021 63021 620
        
Saldo van baten en lasten1 3502 740658278388– 32

De kolom 2006 in de tabel bevat de cijfers uit de jaarrekening 2006. De kolom 2007 bevat de vermoedelijke uitkomsten 2007.

Toelichting bij de begroting van baten en lasten

Baten

Opbrengst kerndepartement

De geraamde opbrengsten kerndepartement zijn door IWI vanaf 2008 neerwaarts bijgesteld voor een besparing op de huurkosten van het Rijksverzamelkantoor Beatrixkwartier in vergelijking met het CentreCourt en voor een stapsgewijze afname van de formatie tot 190 fte’s in 2010 als uitvloeisel van de reorganisatie van IWI in 2007. De geraamde opbrengsten vanaf 2007 zijn op het loon- en prijsniveau van 2007.

In de tarievennota worden de toezichtproducten uit het jaarplan 2008 nader uitgewerkt en wordt de kostprijs per product inzichtelijk gemaakt.

In de opbrengst kerndepartement voor de jaren 2006 en 2007 zijn tevens de mutaties in de omvang van het onderhanden werk aan het eind van het boekjaar verwerkt.

Tabel 6.5 De opbrengst naar productgroep is als volgt (x 1,0 miljoen):
T-toetsen0,5
Monitors3,2
Expertise1,6
Rapportages en verkennende studies: 
Programmatisch11,0
Onvoorzien2,8
Wettelijk verplicht en regulier4,2
Totaal23,3

Deze verdeling naar productgroep is indicatief en zal in de tarievennota 2008 definitief worden vastgesteld.

Rentebaten

De rentebaten hebben betrekking op de rekening courant en de depositorekeningen bij het Ministerie van Financiën. Het rentepercentage op de rekening courant is variabel en voor deposito’s afhankelijk van de looptijd.

Lasten

Algemeen

De lasten bestaan uit de apparaatskosten (personele en materiële kosten), de rentelasten, de afschrijving van materiële en immateriële vaste activa en een dotatie aan de voorzieningen.

Personele kosten

De personele kosten bestaan voor het overgrote deel uit kosten voor salarissen en sociale lasten. Daarnaast zijn bedragen opgenomen voor de inhuur van personeel en externe deskundigen, voor uit te besteden onderzoeken, rechtspositionele regelingen, opleidingen en overige personeelskosten.

Voor de uitvoering van het jaarplan 2008 van de inspectie gaat IWI uit van de formatie zoals opgenomen in het O&F-rapport ad 212,6 fte’s. Daarnaast is rekening gehouden met enkele, niet in de formatie opgenomen, gedetacheerde medewerkers. In totaal houdt IWI in haar begroting 2008 rekening met 216,4 fte’s. IWI gaat er verder van uit dat de formatie in enkele stappen verlaagd zal worden tot 190,0 fte’s in 2010.

Van de in het O&F-rapport opgenomen formatieplaatsen zijn 141,0 fte’s voor toezichtmedewerkers en 17,0 fte’s voor stafmedewerkers die een bijdrage leveren aan de externe producten van IWI.

In de begroting van IWI is rekening gehouden met de ontwikkeling van de salariskosten op grond van de nieuwe arbeidsvoorwaardenovereenkomst van de sector Rijk voor de jaren 2007 tot en met 2010.

Door de afname van de formatie komt het vaker voor dat tijdelijk extra capaciteit wordt ingehuurd. Hiervoor is vanaf 2008 € 300 000 in de begroting opgenomen. Daarnaast is evenals voorgaande jaren € 800 000 opgenomen voor externe deskundigheid en € 300 000 voor uitbestede onderzoeken.

Ter bevordering van de mobiliteit van de medewerkers van de inspectie is enkele jaren geleden besloten om voor de jaren 2006 tot en met 2008 € 100 000 in de begroting op te nemen voor opleidingen, trainingen, coaching, begeleiding en financiële faciliteiten inzake mobiliteit.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan voor € 950 000 uit automatiseringskosten, € 2 430 000 voor huisvestingskosten en € 1 350 000 voor bureaukosten.

De automatiseringskosten betreffen in hoofdzaak de service level agreement (SLA) voor kantoorautomatisering die de inspectie heeft afgesloten met de directie ICT Diensten van het kerndepartement. Na de vervanging van het documentaire informatiesysteem in 2007 is het voornemen om in 2008 het activiteitenregistratiesysteem te vervangen. Hiervoor is in de begroting 2008 een stelpost van € 200 000 opgenomen.

De huisvestingskosten komen lager uit, voornamelijk door de verhuizing vanuit het CentreCourt naar het Rijksverzamelkantoor Beatrixkwartier.

De bureaukosten betreffen onder meer de kosten van kantoormachines en -benodigdheden, voorlichting, dienstreizen, catering en overige kosten.

Rentelasten

De rentelasten betreffen een dotatie aan de voorziening voor wachtgeldverplichtingen. Bij de instelling van IWI is deze voorziening gevormd voor de afwikkeling van de wachtgeldverplichtingen van een van de rechtsvoorgangers. Voor de omvang van deze voorziening worden liquide middelen aangehouden die op deposito zijn geplaatst. De dotatie aan de voorziening betreft de rente op de betreffende deposito’s en is gebaseerd op het gemiddelde saldo van de voorziening tegen een gemiddeld rentepercentage op deposito’s. Deze post zal de komende jaren geleidelijk afnemen, evenredig aan de afname van de omvang van de voorziening.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingstermijnen voor materiële vaste activa zijn afhankelijk van de economische levensduur van de activaposten 3, 5 of 8 jaar. De afschrijvingskosten zijn gebaseerd op de medio 2007 in gebruik zijnde activa, rekening houdend met de vervanging van het werkplekmeubilair.

De afschrijvingskosten voor immateriële activa betreffen het nieuwe documentaire informatiesysteem. De kosten van het bouwen worden geactiveerd en in 5 jaar evenredig afgeschreven. Naar verwachting zal het systeem eind 2007 IWI-breed worden geïmplementeerd.

Saldo van baten en lasten

De begroting 2008 sluit met een positief saldo van baten en lasten ad € 658 000. Voor de jaren 2009 tot en met 2012 loopt dit saldo geleidelijk terug tot een negatief begroot saldo van € 32 000 in 2012. Dit komt met name doordat in het lastenbeeld van IWI volledig rekening is gehouden met de ontwikkeling van de salariskosten op grond van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk voor de jaren 2007 tot en met 2010. Als gevolg van de systematiek van de jaarlijkse loonbijstelling is bij de baten «opbrengst kerndepartement» vooralsnog alleen de doorwerking van de loonbijstelling 2007 verwerkt (tranche 2007 van het cao-akkoord).

De voorlopige bestemming van de batige saldi is dat deze zullen terugvloeien naar het kerndepartement.

Tabel 6.6: Kasstroomoverzicht IWI
 realisatie 2006200720082009201020112012
1 Rekening courant RIC 1 jan.15 12216 15012 98510 1018 1186 6085 539
        
2 Totaal operationele kasstroom1 278-/- 1 006-/- 1 176-/1 351-/- 1 232-/- 1 031-/- 668
        
-/- Totaal investeringen-/- 26-/- 1 300
+/+ Totaal boekwaarde desinvesteringen
3 Totaal investeringskasstroom-/- 26-/- 1 300
        
-/- Eenmalige uitkering aan kerndepartement-/- 224-/- 859-/- 1 708-/- 632-/- 278-/- 38-/- 8
+/+ Eenmalige storting door kerndepartement
-/- Aflossing op leningen
+/+ Beroep op leenfaciliteit–- 
4 Totaal financieringskosten–/- 224–/- 859–/- 1 708–/632–/- 278–/- 38–/- 8
        
5 Rekening courant RIC 31 dec.16 15012 98510 1018 1186 6085 5394 863

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit de mutaties op de verschillende voorzieningen, de afschrijvingen en de begrote saldi van baten en lasten.

Investeringskasstroom

De investeringen 2007 betreffen het nieuwe documentaire informatiesysteem en de aanschaf van nieuw werkplekmeubilair in het nieuwe kantoorpand.

Financieringskasstroom

De eenmalige uitkering aan het departement voor de jaren 2006 en 2007 betreft de vrijval uit voorzieningen in het voorafgaande jaar. In de daarop volgende jaren betreft dit het deel van het geraamde positieve resultaat van het voorafgaande jaar dat terugvloeit naar het departement.

Doelmatigheid

Het streven naar grotere doelmatigheid is de hoofddoelstelling van de invoering van batenlastendiensten. Voor IWI betekent dit het streven naar betere prestaties, bij optimaal gebruik van ingezette middelen. In het toezicht van IWI zal rekening gehouden worden met de principes van de Kaderstellende Visie op Toezicht en zal projectmatige werkwijze volgens de Prince2-methodiek ingevoerd worden.

De formatie van IWI neemt de komende jaren af. IWI zal kunnen voldoen aan de reductietaakstelling van het Coalitieakkoord. De verbetering van de doelmatigheid voor de komende jaren zal daarom in belangrijke mate in het kader staan van het handhaven van het huidige productieniveau bij afnemende middelen/formatie. Ook zal IWI blijven streven naar een verbetering van de directe productiviteit van haar medewerkers en zal gestuurd worden op een verlaging van de indirecte kosten.

In de tarievennota 2008 zal de verbetering van de doelmatigheid nader worden toegelicht.

HOOFDSTUK 7: VERDIEPINGSBIJLAGE 2008

Artikel 41: Inkomensbeleid

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 200763374000000
        
Nieuwe mutaties:001 475756759759759
        
Operationele doelstelling 2       
1. Budgettair neutrale herschikkingen00716756759759759
        
Apparaatsuitgaven       
2. Toerekening personeel006980000
3. Toerekening materieel00610000
        
Stand ontwerpbegroting 20086337401 475756759759759

Nieuwe mutaties:

1. De overige beleidsuitgaven «Primair proces», «Voorlichting» en «Onderzoek» alsmede «Subsidies» zijn door middel van budgettair neutrale herschikkingen vanuit artikel 98 naar de beleidsartikelen overgeboekt.

2 en 3. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Artikel 42: Arbeidsparticipatie

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 200740 84036 8845 04764847470
        
Mutatie 1e suppletore begroting0– 5 9615 2000000
        
Nieuwe mutaties:01 22432 23213 93815 00017 00017 000
Operationele doelstelling 2       
1. Iedereen doet mee – leerwerktrajecten/EVC005 0005 0005 0005 0000
        
Operationele doelstelling 3       
2. Kasschuif0– 1 190– 7981 68830000
3. Van VWS bijdrage tbv campussen01 0006000000
4. Van BZK bijdrage tbv campussen01 0006000000
5. Van OCW bijdrage tbv campussen04006000000
6. Naar Jeugd en Gezin00– 1 350– 750– 30000
7. Budgettair neutrale herschikkingen01400000
8. Iedereen doet mee – arbeidsparticipatie0013 00013 00015 00017 00017 000
        
Apparaatuitgaven       
9. Toerekening personeel0017 0270000
10. Toerekening materieel002 5530000
        
Stand ontwerpbegroting 200840 84032 14747 47919 58620 04722 04717 000

Nieuwe mutaties:

1, 8. Vanuit het project Iedereen doet mee zijn budgetten toegekend voor leerwerk-trajecten en EVC, microkredieten voor startende ondernemers en voor projecten ter bevordering van de arbeidsparticipatie.

2. Om beter aan te sluiten op de financiering van de campussen en maatregelen in het kader van «leeftijdbewustbeleid» is het noodzakelijk gebleken een budgettair neutrale kasschuif te verwerken.

3, 4 en 5. Bijdragen van VWS, BZK en OCW ter ondersteuning van pilotprojecten ten behoeve van jongeren die niet werken, noch leren.

6. De nog resterende middelen campussen worden overgeboekt naar de programmabegroting Jeugd en Gezin.

7. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

9 en 10. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 200725 46414 60014 60014 60014 60014 60014 600
        
Mutatie 1e suppletore begroting06 5301 9491 1231 2101 2101 210
        
Nieuwe mutaties:00– 1 004– 925– 925– 925– 925
1. Correctie boeten van WAV naar WML00– 1 004– 925– 925– 925– 925
        
Stand ontwerpbegroting 200825 46421 13015 54514 79814 88514 88514 885

Nieuwe mutaties:

1. Dit betreft een technische correctie met artikel 43. De geraamde boeteontvangsten WML waren abusievelijk bij de ontvangsten WAV geboekt.

Artikel 43: Arbeidsverhoudingen

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007945 3531 587 1081 597 1281 633 9241 675 9341 705 2571 742 270
        
Mutatie 1e suppletore begroting0– 1 572 669– 1 623 441– 1 661 422– 1 700 873– 1 740 463– 1 768 888
        
Nieuwe mutaties:01249 65233 17831 61545 88338 295
        
Operationele doelstelling 1       
1. Budgettair neutrale herschikkingen00469435425425425
2. Loon- prijsbijstelling 20070333333
        
Operationele doelstelling 2       
3. Ontslagvergoeding00001 0005 0006 000
4. Uitvoeringsinformatie kinderopvang0027 53228 61726 05836 32627 738
        
Operationele doelstelling 3       
5. Budgettair neutrale herschikkingen00520520520520520
        
Operationele doelstelling 4       
6. Loon- prijsbijstelling 20070965555
7. Budgettair neutrale herschikkingen00501501501501501
        
Operationele doelstelling 5       
8. Budgettair neutrale herschikkingen002 9843 0973 1033 1033 103
        
Apparaatsuitgaven       
9. Toerekening personeel0015 4160000
10. Toerekening materieel002 2210000
        
Stand ontwerpbegroting 2008945 35314 45123 3395 6806 67610 67711 677

Nieuwe mutaties:

1, 5, 7 en 8. De overige beleidsuitgaven «Primair proces», «Voorlichting» en «Onderzoek» alsmede «Subsidies» zijn door middel van budgettair neutrale herschikkingen vanuit artikel 98 naar de beleidsartikelen overgeboekt.

2 en 6. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2007.

3. Middelen voor het oplossen van het probleem dat een hogere ontslagvergoeding voor ouderen een negatieve invloed kan hebben op de kans om in dienst genomen te worden.

4. Dit betreft een uitvoeringsmutatie op het budget van de kinderopvang. Het budget voor kinderopvang is bij 1e suppletore begroting 2007 overgeheveld naar het Ministerie van OCW. In de overheveling naar OCW is rekening gehouden met deze uitvoeringsmutatie.

9 en 10. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 200771 85028 92714 61314 61314 61314 61314 613
        
Mutatie 1e suppletore begroting0– 28 624– 10 169– 4 592– 4 592– 4 592– 4 592
        
Nieuwe mutaties:00– 3 137– 8 793– 8 793– 8 793– 8 793
1. Uitvoeringsinformatie00– 4 141– 9 718– 9 718– 9 718– 9 718
2. Verschuiving boeten van WAV naar WML001 004925925925925
        
Stand ontwerpbegroting 200871 8503031 3071 2281 2281 2281 228

Nieuwe mutaties :

1. Dit betreft een uitvoeringsmutatie op het budget van kinderopvang. Het budget voor kinderopvang is bij 1e suppletore begroting 2007 overgeheveld naar het Ministerie van OCW. In de overheveling naar OCW is rekening gehouden met deze uitvoeringsmutatie.

2. Dit betreft een technische correctie met artikel 42. De geraamde boeteontvangsten WML waren abusievelijk bij de ontvangsten WAV geboekt.

Artikel 44: Arbeidsomstandigheden en verzuim

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 200793 76183 97226 26723 48423 48423 48623 486
        
Mutatie 1e suppletore begroting07 635244244244244244
        
Nieuwe mutaties:0– 4 09446 190388638338338
        
Operationele doelstelling 1       
1. Loon- prijsbijstelling 20070488397366366366366
2. Budgettair neutrale herschikkingen098272272272– 28– 28
3. Naar VWS programma KKCZ 2e fase0– 775– 250– 250000
4. Naar LNV bijdrage CTB0– 29700000
5. Kasschuif Arbocatalogi0– 3 6083 6080000
        
Apparaatsuitgaven       
6. Toerekening personeel0036 6970000
7. Toerekening materieel005 4660000
        
Stand ontwerpbegroting 200893 76187 51372 70124 11624 36624 06824 068

Nieuwe mutaties:

1. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2007.

2. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

3. Overboeking naar VWS als SZW-bijdrage in de kosten van het programma Kennisbeleid Kwaliteit Curatieve Zorg 2e fase.

4. Overboeking naar LNV als SZW-bijdrage in de kosten van de Commissie Toelatingsbeleid Bestrijdingsmiddelen (CTB).

5. Om beter aan te sluiten op de financiering van de Arbocatalogi is het noodzakelijk gebleken een budgettair neutrale kasschuif te verwerken.

6 en 7. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 20077 7645 0845 0845 0845 0845 0845 084
        
Mutatie 1e suppletore begroting0484848484848
        
Stand ontwerpbegroting 20087 7645 1325 1325 1325 1325 1325 132

Artikel 45: Pensioenbeleid

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 20071 5081 60000000
        
Mutatie Nota van Wijziging32 50032 50000000
        
Mutatie 1e suppletore begroting0– 4 50000000
        
Nieuwe mutaties:002 390398399399399
        
Operationele doelstelling 1       
1. Budgettair neutrale herschikkingen00297245246246246
        
Operationele doelstelling 2       
2. Budgettair neutrale herschikkingen00153153153153153
        
Apparaatsuitgaven       
3. Toerekening personeel001 7210000
4. Toerekening materieel002190000
        
Stand ontwerpbegroting 200834 00829 6002 390398399399399

Nieuwe mutaties:

1 en 2. De overige beleidsuitgaven «Primair proces», «Voorlichting» en «Onderzoek» alsmede «Subsidies» zijn door middel van budgettair neutrale herschikkingen vanuit artikel 98 naar de beleidsartikelen overgeboekt.

3 en 4. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Artikel 46: Inkomensbescherming met Activering

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 20076 437 9276 228 6436 138 9386 169 2926 262 0596 378 4616 599 685
        
Mutatie Nota van Wijziging018 00000000
        
Mutatie 1e suppletore begroting0– 18 63011 4275 14953 71497 101114 836
        
Nieuwe mutaties:09 807– 45 104– 153 781– 326 968– 343 882– 531 997
        
Operationele doelstelling 3       
        
Wajonguitkeringslasten       
1. Loon- prijsbijstelling 2007043 64044 96846 64448 29549 93251 526
2. Juninota UWV01 41229 82247 04458 60967 01871 928
3. Inverdieneffect verhoging 75%0– 22 50000000
4. Overheveling kopjesregeling00– 81 000– 84 000– 87 000– 90 000– 93 000
        
Wajonguitvoeringskosten       
5. Schuif Wajong naar ZW0– 20 000– 20 000– 20 000– 20 000– 20 000– 20 000
6. Efficiency taakstelling0000– 10 176– 20 351– 20 351
7. Correctie januari/jaarverslag00628650672695717
8. Neutrale schuif Wajong-REA0– 3 000– 3 000– 3 000– 3 000– 3 000– 3 000
9. Juninota UWV005 2205 4955 6935 8255 901
        
Operationele doelstelling 4       
        
Tbia uitvoeringskosten       
9b. Neutrale schuif Tbia-REA010000000
        
Tbia uitkeringslasten       
10. Loon- prijsbijstelling 20070957058514639
10b. Juninota UWV0– 749– 331118215176237
        
Tri uitkeringslasten       
11. Juninota 2007 UWV0– 30 00015 00015 000000
12. Dekking WAO-claim TRI0– 5 000– 1 500– 500000
13. Loon- prijsbijstelling 200701 160277128000
        
Tri uitvoeringskosten       
14. Herverdeling UWV(REA-TRI)02 49000000
15. TRI – WAO-claim05 0001 500500000
16. Rekenregel UWV00040020000
        
Operationele doelstelling 5       
        
WWB       
17. Loon- prijsbijstelling 2007095 59692 04988 14986 03786 92485 083
18. Volumeontwikkelingen010 594– 73 110– 105 066– 94 420– 41 870– 138 789
19. Prijsontwikkelingen0325– 2 402– 254539– 1 302– 1 550
20. Bijstelling 64 plus bijstand0– 1 072– 3 600– 7 066– 11 702– 18 184– 25 844
21. Overlapcorrectie leerwerkplicht00029 09574 592100 495120 225
22. Vazalokasschuif0– 5 0007 2507 750– 28 0005 0000
23. Ontheffing sollicitatieplicht/scholingsplicht007 00020 00015 00015 00015 000
24. Actualisatie doorwerking VVU/SER0– 15 554– 2 308592814 6267 838
25. Maatregelen partneralimentatie00– 20 000– 40 000– 40 000– 40 000– 40 000
27. Bijstandvanaf 27 jaar000– 110 095– 282 592– 378 495– 492 225
28. Overboeking Vazalo00– 1 250– 16 750– 28 000– 74 000– 88 000
29. Realisatiegegevens 2006015 40015 40015 40015 40015 40015 400
        
IOAW       
30. Volumeontwikkelingen0– 27 893– 34 910– 37 289– 43 480– 52 704– 37 464
31. Prijsontwikkelingen0– 5 00000000
32. Bijstellingen weglek0– 6 700– 16 798– 17 424– 22 705– 38 755– 43 718
33. Loon- prijsbijstelling 200703 4813 8964 3055 1636 6557 036
        
IOAZ       
34. Volumeontwikkelingen0– 5 00000000
35. Loon- prijsbijstelling 20070819851877906935942
36. Nabetalingen01 00000000
        
BBZ       
37. Loon- prijsbijstelling 20070767676767676
38. Nabetalingen013 60000000
        
VAZALO       
39. Overboeking Vazalo001 25016 75028 00074 00088 000
        
Bijstandoverig       
40. Budgettair neutrale herschikkingen00390239390390390
41. Naar GF Armoede & schuldhulpverl.0– 31 450– 19 050– 15 050000
41b. Aanvullende bijstand over 200603 7003 7000000
        
WWIKuitkeringslasten       
42. Loon- prijsbijstelling 20070635646665686706726
        
WWIKuitvoeringskosten       
43. Loon- prijsbijstelling 20070999999999999
        
Handhaving       
44. Budgettair neutrale herschikkingen0– 46590911 03411 033– 14– 14
45. Loon- prijsbijstelling 20070505050505050
46. Naar Gemeentefonds0– 10 125– 8 625– 8 625– 8 62500
        
Overig       
47. Budgettair neutrale herschikkingen025735735745745745
48. Loon- prijsbijstelling 20070181818000
        
Apparaatsuitgaven       
49. Toerekening personeel0010 5540000
50. Toerekening materieel004220000
        
Stand ontwerpbegroting 20086 437 9276 237 8206 105 2616 020 6605 988 8056 131 6806 182 524

Nieuwe mutaties:

1, 10, 13, 17, 33, 35, 37, 42, 43, 45 en 48. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2007.

2, 9, 10b en 11. De ramingen zijn aangepast op basis van uitvoeringsgegevens van het UWV.

3. Voor 2007 was het inverdieneffect van de uitkeringsverhoging op de TW en kopjes nog niet verrekend.

4. Vanaf 2008 worden de kopjes bovenop de uitkering betaald via de TW

5. Budgetneutrale schuif tussen Wajong en Ziektewet (Vangnet AWF).

6. De efficiency taakstelling voor het UWV is voorlopig volledig geparkeerd op de uitvoeringskosten Wajong, maar zullen nog worden toegerekend naar andere (premiegefinancierde) regelingen.

7. De omvang van de uitvoeringskosten is aangepast op basis van uitvoeringsgegevens van het UWV over 2006.

8 en 9b. Budgetneutrale schuif tussen Wajong en REA en Tbia en REA.

12 en 15. Boeking van de uitvoeringskosten voor verlenging TRI van zes naar twaalf maanden.

14 en 16. Mutaties in de uitvoeringskosten van UWV.

18. Het volume van de WWB is bijgesteld op basis van met name wijzigingen in de conjunctuur en uitvoering.

19. De gemiddelde uitkering is bijgesteld op basis van uitvoeringsgegevens.

20. Gevolgen van de aanpassing van de raming van het aantal ouderen.

21 en 27. Dit betreft de geraamde besparing op de WWB als gevolg van de leerwerkplicht voor jongeren < 27 jaar die geen recht meer hebben op bijstand.

23. Alleenstaande ouders met jonge kinderen in de bijstand krijgen op aanvraag ontheffing van de sollicitatieplicht. Hier staat een scholingsplicht tegenover.

24 en 32. Bijstelling doorwerking effect WW-maatregelen op bijstand als gevolg van veranderingen in de conjunctuur.

25. Verwachte daling van bijstandsuitgaven als gevolg van verbeterde inning partneralimentatie.

28 en 39. Voor Vazalo is een apart subartikelonderdeel in de begroting gecreëerd. De beschikbare bedragen zijn hier naar toe geboekt.

29. Op basis van de definitieve vaststelling van de gerealiseerde uitgaven 2006 is de raming meerjarig aangepast.

30 en 31. Het volume en de gemiddelde uitkering van de IOAW zijn bijgesteld op basis van de meest recente uitvoeringsgegevens.

34. Het volume van de IOAZ is bijgesteld op basis van de meest recente uitvoeringsgegevens.

36. Nabetalingen IOAZ over voorgaande jaren.

40, 44 en 47. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

41b. Aanpassen raming aanvullende uitkeringen op basis van een hoger aantal vragen gemeenten.

46. Overboeking naar het Gemeentefonds ten behoeve van de uitvoering van het Handhavingsprogramma.

49 en 50. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007101 012000000
        
Mutatie 1e suppletore begroting015 00000000
        
Nieuwe mutaties:073 10000000
        
1. Restituties BBZ, IOAW, IOAZ en WWIK073 10000000
        
Stand ontwerpbegroting 2008101 01288 10000000

Nieuwe mutaties:

1. De restituties hebben betrekking op verrekeningen inzake betaalde rijksvergoedingen in voorgaande dienstjaren uit hoofde van BBZ, IOAW, IOAZ en WWIK.

Artikel 47: Re-integratie

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 20072 108 9182 059 7502 010 7462 000 1481 994 6941 993 6181 992 618
        
Mutatie Nota van Wijziging0– 40 50000000
        
Mutatie 1e suppletore begroting025 200– 666– 66– 6600
        
Nieuwe mutaties:012 49157 051– 35 226– 357 472– 468 911– 459 722
        
Operationele doelstelling 1       
        
BKWI       
1. Budgettair neutrale herschikkingen0465– 19– 19– 19– 19– 19
2. Loon- prijsbijstelling 20070160160160160160160
        
CWI       
3. CoalitieakkoordCWI/UWV/Gemeenten00– 115 000– 149 000– 181 000– 200 000– 190 000
4. Loon- prijsbijstelling 200705 9563 4582 8052 2021 8362 000
5. Digitaal klantdossier016 0005 0002 3002 3002 3002 300
        
Ketensamenwerking       
5b. Doorwerking korting flex. re-integratieb.0012 50025 00050 00075 00075 000
        
Operationele doelstelling 2       
        
Flexibel re-integratiebudget       
6. Korting flexibel re-integratiebudget00– 62 500– 125 000– 250 000– 375 000– 375 000
        
Stimuleringsregeling ID-banen       
7. Stimuleringsregeling ID-banen0– 13 40000000
        
Cofinanciering EQUAL       
8. Budgettair neutrale herschikkingen0– 60000000
        
Risicovoorziening ESF 3       
9. Overboeking ESF-middelen (art 99)00190 000190 000000
        
RWI/SVWW       
10. Loon- prijsbijstelling 200701578181818181
        
Re-integratieWajong       
11. Iedereen doet mee – Re-integratieWajong0011 00011 00012 00020 00019 000
11b. Loonkostensubsidie008001 00010000
12. Loon- prijsbijstelling 200701 3141 1621 0981 1881 2151 240
        
Re-integratieWajong uitvoeringskosten       
13. Neutrale schuif Wajong-REA03 0003 0003 0003 0003 0003 000
        
Subsidies       
14. Budgettair neutrale herschikkingen0– 1 4601 9971 8471 9971 9971 997
15. Overige beleidsuitgaven ESF00– 5 197– 5 927– 5 927– 5 928– 5 928
        
Overig       
16. Loon- prijsbijstelling 20070687373737373
17. Budgettair neutrale herschikkingen0597488488508508508
        
Overige beleidsuitgaven ESF       
18. Overige beleidsuitgaven ESF005 1975 9275 9275 9285 928
        
Apparaatsuitgaven       
20. Toerekening personeel004 6700000
21. Toerekening materieel002320000
22. Loon- prijsbijstelling 20070234211203200200200
23. Budgettair neutrale herschikkingen00– 262– 262– 262– 262– 262
        
Stand ontwerpbegroting 20082 108 9182 056 9412 067 1311 964 8561 637 1561 524 7071 532 896

Nieuwe mutaties:

1, 8, 14, 17 en 23. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

2, 4, 10, 12, 16 en 22. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2007.

3. In het coalitieakkoord is een taakstellling «prestatieplannen CWI/UWV/Gemeenten» opgenomen. Deze taakstelling is ten laste van het CWI budget gebracht.

5. Voor de ontwikkeling, implementatie en onderhoud van een Digitaal Klantendossier is de begroting van het CWI opgehoogd.

5b. Als gevolg van de WWB-ramingen van het CPB met betrekking tot de afspraken in het Bestuurlijk Akkoord is nader overleg met VNG gestart over de wijze van budgettaire verwerking, mede ook in relatie tot andere beleidsdossiers die gemeenten raken. De Tweede Kamer zal hierover voor de begrotingsbehandeling worden geïnformeerd.

6. In het Coalitieakkoord is een korting op het flexibel re-integratiebudget opgenomen.

7. De raming van de uitgaven stimuleringsregeling ID-banen kan op basis van uitvoeringsgegevens worden verlaagd.

9. Voor de afwikkeling van de budgetoverschrijding ESF 3 is een aparte begrotingsvoorziening gecreeerd. De beschikbare gelden zijn naar deze voorziening overgeboekt.

11. Vanuit het project Iedereen doet mee is een budget toegekend voor re-integratie Wajong, gedeeltelijk arbeidsgehandicapten.

11b. Uitgaven in verband met loonkostensubsidies voor gedeeltelijk arbeidsgeschikte Wajongers.

13. Budgettair neutrale schuif tussen de uitvoeringskosten REA en Wajong.

15 en 18. Voor de verantwoording van de overige beleidsuitgaven ESF is een apart subartikelonderdeel gecreëerd.

19. Voor de uitvoering van het actieprogramma Iedereen doet mee zijn voor 2008 en volgende jaren middelen ter beschikking gesteld.

20 en 21. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007210 32115 50030 500500500500500
        
Nieuwe mutaties:041 200– 7 5000000
1. Restituties033 70000000
2. Ontvangsten Agenda voor de Toekomst07 500– 7 5000000
3. Ontvangsten W-deel022 00000000
        
Stand ontwerpbegroting 2008210 32156 70023 000500500500500

Nieuwe mutaties :

1. De geraliseerde restituties hebben betrekking op afrekeningen WIW € 13,7 miljoen en terugontvangsten W-deel € 20,0 miljoen.

2. In de geraamde ontvangsten Agenda voor de Toekomst is een wijziging in het kaspatroon ontstaan.

3. Terugontvangsten hebben betrekking op het W-deel 2005.

Artikel 48: Sociale Werkvoorziening

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 20072 248 1842 277 1442 267 3512 264 4022 269 3832 272 2482 272 248
        
Mutatie Nota van Wijziging0000000
        
Mutatie 1e suppletore begroting0000000
        
Nieuwe mutaties:097725 46024 24125 01021 69122 916
        
Operationele doelstelling 1       
1. Loon- prijsbijstelling 2007056 40256 24256 19056 28356 33856 338
2. Wetswijziging WSW0025 00025 00025 00025 00025 000
3. Budgettair neutrale herschikkingen03776200000
4. Bijstelling nav uitvoeringsgegevens0600– 1 581– 75910– 3 309– 2 084
        
Apparaatuitgaven       
5. Toerekening personeel001 3090000
6. Toerekening materieel001120000
        
Stand ontwerpbegroting 20082 248 1842 334 5232 349 0532 344 8332 350 6762 350 2772 351 502

Nieuwe mutaties:

1. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2007.

2. Voor de wetswijziging van de WSW is structureel € 25 miljoen aan het WSW-budget toegevoegd.

3. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

4. Op basis van uitvoeringsgegevens zijn de ramingen van de WSW en de Indicatiestelling aangepast.

5 en 6. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007473 895438 236438 236438 236438 236438 236438 236
        
Mutatie 1e suppletore begroting02 2472 2472 2472 2472 2472 247
        
Nieuwe mutaties:010 41510 41510 41510 41510 41510 415
1. Loon- prijsbijstelling 2007010 41510 41510 41510 41510 41510 415
        
Stand ontwerpbegroting 2008473 895450 898450 898450 898450 898450 898450 898

Nieuwe mutaties:

1. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2007.

Artikel 49: Overige Inkomensbescherming

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007372 307325 567302 281291 145280 527272 407272 407
        
Mutatie 1e suppletore begroting027 90827 69427 96727 95827 03426 039
        
Nieuwe mutaties:03 34614 06018 05424 11731 14721 604
        
Operationele doelstelling 3       
1. Aanpassingen TW nav Juninota0– 5 1235 8078– 5 156– 12 876– 20 577
2. Doorwerking MLT002 7424 2375 3195 0650
3. Loon- en prijsbijstelling 200708 46910 0029 8019 6069 4479 302
4. Autonoom WW2008000– 368– 484– 488– 419
5. Volume werkloze beroepsbevolking000– 1 836– 1753 0293 158
6. Overheveling kopjesregeling0087 90090 40093 00095 60098 300
7. Doorwerking jaarverslag00– 3 329– 4 695– 5 474– 4 563– 4 160
8. CA WAOenvelop00– 90 000– 79 000– 72 000– 64 000– 64 000
9. Loonkostensubsidie000– 493– 519– 670
        
Apparaatsuitgaven       
10. Toerekening personeel009080000
11. Toerekening materieel00300000
        
Stand ontwerpbegroting 2008372 307356 821344 035337 166332 602330 588320 050

Nieuwe mutaties:

1. De raming Toeslagenwet is aangepast op basis van uitvoeringsgegevens van het UWV.

2. Doorwerking als gevolg van bijstelling WBB MLT.

3. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2007.

4. Mutatie als gevolg van een aanpassing van de WW-raming conform CPB.

5. Doorwerking als gevolg van bijstelling van de werkloze beroepsbevolking in de MEV.

6. Overheveling kopjesregeling van de moederwetten naar de Toeslagenwet.

7. De uitkeringslasten zijn bijgesteld op basis van uitvoeringsgegevens van het UWV over 2006.

8. Inverdieneffecten door de verhoging van de WAO- en WIA-uitkeringen van 70% naar 75%.

9. Doorwerking op Toeslagenwet als gevolg van besparing loonkostensubsidie op de WW-uitgaven.

10 en 11. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 20075 358000000
        
Stand ontwerpbegroting 20085 358000000

Artikel 50: Tegemoetkoming specifieke kosten

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 20073 316 5863 501 7394 211 8044 172 8064 135 6364 104 7454 042 606
        
Mutatie 1e suppletore begroting08 3596 1498 47010 25511 66712 700
        
Nieuwe mutaties:037 737– 4 078 898– 4 047 542– 4 020 456– 3 996 546– 3 931 760
        
Operationele doelstelling 2       
        
TOGuitkeringslasten       
1. Meerjarenramingen SVB003 2486 1868 93811 4860
2. Loon- en prijsbijstelling 200704847338269109861 058
        
AKW uitvoeringskosten       
3. Meerjarenramingen SVB00– 398– 497– 661– 8070
4. Coalitieakkoordefficiency taakstelling00– 2 239– 4 478– 8 956– 17 911– 17 911
5. Herverdeling uitvoeringskosten05 5064 381– 2 045– 9 742– 10 037– 9 716
6. Loon- en prijsbijstelling 200701 5531 5481 5381 5331 5281 504
        
TOGuitvoeringskosten       
7. Meerjarenramingen SVB00891672393040
8. Herverdeling uitvoeringskosten0– 3 790848512229201169
9. Loon- en prijsbijstelling 20070383838383838
        
AKW uitkeringslasten       
11. Meerjarenraming SVB015 10500000
12. Prijsbijstelling 2007018 95100000
13. Naar Jeugd en Gezin00– 3 280 033– 3 241 469– 3 204 573– 3 173 916– 3 098 484
        
Wet kindertoeslag       
15. Prijsbijstelling 200701 07700000
16. AWIR-effect0– 1 00000000
17. Naar Jeugd en Gezin00– 808 000– 808 000– 808 000– 808 000– 808 000
        
Operationele doelstelling 3       
        
TASuitvoeringskosten       
18. Loon- en prijsbijstelling 20070242424242424
19. Herverdeling uitvoeringskosten0– 211– 267– 344– 435– 442– 442
        
Apparaatsuitgaven       
20. Toerekening personeel001 0930000
21. Toerekening materieel00370000
        
Stand ontwerpbegroting 20083 316 5863 547 835139 055133 734125 435119 866123 546

Nieuwe mutaties:

1, 3, 7 en 11. Onder andere op basis van uitvoeringsinformatie van de SVB zijn de (volume)ramingen meerjarig aangepast.

2, 6, 9, 12, 15 en 18. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2007.

4. De efficiency taakstelling voor de SVB is voorlopig volledig geparkeerd op de uitvoeringskosten AKW, maar zullen nog worden toegerekend naar andere (premiegefinancierde) regelingen.

5, 8 en 19. Herverdeling van uitvoeringskosten SVB op basis van in gebruik genomen cost accountingmodel.

12. De raming is bijgesteld voor de indexatie AKW.

13 en 17. De beschikbare begrotingsbedragen voor de uitkeringslasten AKW en Wet Kindertoeslag worden overgeheveld naar de programmabegroting Jeugd en Gezin.

16. De raming is aangepast omdat, vanwege de reële inkomensstijging, uitvoering van de bestaande regeling minder geld kost.

20 en 21. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 200716 214272272272272272272
        
Nieuwe mutaties:00– 272– 272– 272– 272– 272
1. Naar Jeugd en Gezin00– 272– 272– 272– 272– 272
        
Stand ontwerpbegroting 200816 21427200000

Nieuwe mutaties:

1. De ontvangsten AKW worden overgeheveld naar de programmabegroting Jeugd en Gezin.

Artikel 51: Rijksbijdragen aan sociale fondsen

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 200710 404 30110 605 78711 091 49011 305 48011 515 81112 084 18912 754 350
        
Mutatie 1e suppletore begroting01 405 2722 266 6361 795 2851 426 979763 1801 991
        
Nieuwe mutaties:011 122– 882 9401 687 8221 112 9741 174 2701 483 700
        
1. Premiebijdragen0– 1 680– 1 700– 1 700– 1 700– 1 700– 1 700
2. Rijksbijdrage BIKK AOW07 10053 50076 20039 300188 900116 200
3. Rijksbijdrage BIKK ANW0– 1004 2006 8008 80018 90010 400
4. Rijksbijdrage Ouderdomsfonds00– 974 0001 515 900973 800872 3001 258 700
5. Rijksbijdrage Aof0– 1 500– 1 500– 1 500– 1 500– 1 500– 1 500
6. Verhoging tegemoetkoming AOW0026 91180 96083 10686 15090 088
7. Verhoging tegemoetkoming ANW001 2413 5013 3183 1033 031
8. Rijksbijdrage AOWtegemoetkoming06 9587 1387 3437 5487 8348 204
9. Rijksbijdrage ANWtegemoetkoming0344334318302283277
        
Apparaatsuitgaven       
10. Toerekening personeel009040000
11. Toerekening materieel00320000
        
Stand ontwerpbegroting 200810 404 30112 022 18112 475 18614 788 58714 055 76414 021 63914 240 041

Nieuwe mutaties:

1. De vrijstellingen gemoedsbezwaarden premiebijdragen is met ingang van 2007 vervallen.

2 en 3. Bijstelling BIKK-raming voor de AOW en ANW naar aanleiding van de MEV. De heffingskortingen en premies zijn bijgesteld.

4. Bijstelling van de rijksbijdrage aan het Ouderdomsfonds naar aanleiding van de MEV. De bijstelling is het saldo van nieuwe inzichten in de premieinkomsten en stijgende uitgaven AOW.

5. Bijstelling raming van de rijksbijdrage Aof.

6 en 7. Verhoging van de tegemoetkoming AOW en ANW met € 10,– in 2008 en vanaf 2009 met nog eens € 20,–.

8 en 9. Aanpassen van de hoogte van de tegemoetkoming aan de prijsontwikkeling 2007.

10 en 11. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 200710 900000000
        
Stand ontwerpbegroting 200810 900000000

Artikel 97: Aflopende regelingen

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 20071 0211 101422322192322182
        
Mutatie 1e suppletore begroting043300000
        
Nieuwe mutaties:00200000
        
Ondersteuning vorming BVG       
1. Uitvoering BVG 20070– 6200000
        
Apparaatsuitgaven       
2. Toerekening personeel00190000
3. Toerekening materieel0010000
4. Uitvoering BVG 200706200000
        
Stand ontwerpbegroting 20081 0211 534442322192322182

Nieuwe mutaties:

1 en 4. Van de regeling Bedrijfsverzamelgebouwen is € 62 000,– overgeheveld naar het Agentschap SZW als bijdrage in de uitvoeringskosten van deze regeling.

2 en 3. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 20071 302000000
        
Stand ontwerpbegroting 20081 302000000

Artikel 98: Algemeen

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007191 547219 422315 487316 124316 703316 744316 778
        
Mutatie Nota van Wijziging0– 10 00000000
        
Mutatie 1e suppletore begroting0– 918– 10 091308888
        
Nieuwe mutaties:03 785– 115 963– 20 958– 33 358– 55 102– 55 102
        
Handhaving       
1. Budgettair neutrale herschikkingen0– 401– 2 317– 12 867– 12 741– 666– 666
2. Naar GF landelijk netwerk interventieteams0– 2 006– 2 006– 2 006– 2 006– 2 006– 2 006
        
Primair proces       
3. Budgettair neutrale herschikkingen09– 902– 902– 902– 902– 902
4. Loon- en prijsbijstelling 20070777777
        
Subsidies       
5. Budgettair neutrale herschikkingen0– 29– 3 365– 3 064– 3 365– 3 343– 3 343
6. Loon- en prijsbijstelling 20070838276828282
7. Taakstelling subsidies00– 727– 1 779– 3 560– 4 119– 4 119
8. Naar OCW taakstelling subsidies002305601 1211 3141 314
        
Voorlichting       
9. Budgettair neutrale herschikkingen0181998– 2– 2– 2– 2
10. Loon- en prijsbijstelling 20070423535353535
        
Onderzoek       
11. Budgettair neutrale herschikkingen0650– 4 139– 4 206– 4 236– 4 236– 4 236
12. Loon- en prijsbijstelling 200709710099999999
        
Personeel       
13. Budgettair neutrale herschikkingen02 5171 5001 5001 5001 1881 176
14. Loon- en prijsbijstelling 200704 6714 6454 6254 6204 6214 621
15. Apparaatskostentoerekening00– 91 0160000
16. CA efficiency taakstelling00– 4 607– 9 114– 18 131– 36 167– 36 167
17. CA efficiency taakstelling AG SZW00– 84– 169– 337– 674– 674
18. CA efficiency taakstelling IWI00– 401– 803– 1 606– 3 211– 3 211
19. CA taakstelling huisvesting00– 1 268– 1 268– 1 268– 1 268– 1 268
20. PIA II taakstelling0– 102– 102– 102– 102– 102– 102
21. Naar OCW overgang KO en DCE0– 2 695– 2 524– 2 426– 2 255– 1 938– 1 938
22. Naar BZK werkgeverschap TMG leden0– 865– 865– 865– 865– 865– 865
23. Van FIN rentecompensatie P-direkt0111111111111
        
Materieel       
24. Budgettair neutrale herschikkingen0– 611– 290– 290– 290– 333– 333
25. Loon- en prijsbijstelling 20070416412417418418418
26. Apparaatskostentoerekening00– 11 3860000
27. Naar OCW overgang KO en DCE0– 370– 392– 392– 392– 392– 392
27b. Taakstelling augustusbesluitvorming00– 303– 606– 1 640– 3 280– 3 280
        
Huisvesting       
28. Budgettair neutrale herschikkingen0– 607688– 12– 12– 12– 12
29. Loon- en prijsbijstelling 20070332332344344344344
30. Naar OCW overgang KO en DCE0– 157– 265– 265– 265– 265– 265
        
Automatisering       
31. Budgettair neutrale herschikkingen01 521– 375– 375– 375– 120– 120
32. Loon- en prijsbijstelling 20070210181181181181181
33. Naar OCW overgang KO en DCE0– 70– 135– 135– 135– 135– 135
        
Bijdrage moederdepartement aan IWI       
34. Budgettair neutrale herschikkingen0– 18– 600– 600– 600– 600– 588
35. Loon- en prijsbijstelling 20070568568568568568568
        
Stand ontwerpbegroting 2008189 094211 888187 116282 607270 612260 984261 018

Nieuwe mutaties:

1, 3, 5, 9, 11, 13, 24, 28, 31 en 34. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW begroting. Binnen deze categorie overboekingen zijn eveneens begrepen de boekingen van de overige beleidsuitgaven van artikel 98 Algemeen naar de nieuwe begrotingsartikelen.

2. Overboeking naar het Gemeentefonds ten behoeve van het Landelijk Netwerk Interventieteams Fraudebestrijding.

4, 6, 10, 12, 14, 25, 29, 32 en 35. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2007.

7 en 8. De subsidietaakstelling uit het coalitieakkoord en de augustusbesluitvorming is voorlopig op dit artikel geparkeerd en zal in een later stadium over de subsidies van SZW worden verdeeld. Het deel van de taakstelling dat betrekking had op de kinderopvang en emancipatie is overgeboekt naar het ministerie van OCW.

15 en 26. Deze mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

16 t/m 20. In het Coalitieakkoord is een taakstelling op het apparaat van de Rijksdienst opgenomen. Het deel van de taakstelling dat bestemd is voor het kerndepartement inclusief de agentschappen is geparkeerd op artikel 98. De daadwerkelijke invulling is afhankelijk van de uitkomsten van het plan van aanpak van SZW voor de vernieuwing van de rijksdienst.

21, 27, 30 en 33. De beleidsactiviteiten en budgetten van kinderopvang en emancipatie zijn bij 1e suppletore begroting overgeheveld naar het ministerie van OCW. De bijbehorende apparaatbudgetten worden nu naar OCW overgeboekt.

22. Een overboeking naar het ministerie van BZK in verband met de salarissen van de Top management groep.

23. Een overboeking van het ministerie van Financiën ter compensatie van rentelasten P-direct.

27b. Het kabinet heeft in augustus besloten een extra taakstelling op de materiële budgetten toe te passen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 200713 0315 9255 5965 5965 5965 5965 596
        
Mutatie 1e suppletore begroting03 05200000
        
Nieuwe mutaties:0– 100– 100– 100– 100– 100– 100
1. Correctie eerder ingeboekte ontvangsten0– 100– 100– 100– 100– 100– 100
        
Stand ontwerpbegroting 200813 0318 8775 4965 4965 4965 4965 496

Nieuwe mutaties:

1. Een correctie op eerder ingeboekte ontvangsten op het terrein van huisvesting.

Artikel 99: Nominaal en onvoorzien

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)
 2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007021 60691 49891 16721 12221 47221 472
        
Mutatie 1e suppletore begroting0106 480100 819100 163100 341100 373100 377
        
Nieuwe mutaties:0– 90 971– 147 956– 143 708– 74 130– 76 162– 76 858
        
Onvoorzien       
1. Compensaties uit onvoorzien0– 24300000
2. ESF-middelen00120 000120 000000
3. Overboeking ESF-middelen (art. 47)00– 190 000– 190 000000
        
Loonbijstelling       
4. Uitdeling loonbijstelling0– 69 366– 66 190– 65 121– 63 931– 63 816– 64 465
5. Compensaties uit loonbijstelling0– 4 029– 274– 549– 1 483– 2 967– 2 967
        
Prijsbijstelling       
6. Uitdeling prijsbijstelling0– 5 405– 5 492– 5 738– 6 416– 7 079– 7 126
7. Compensaties uit prijsbijstelling0– 11 928– 6 000– 2 300– 2 300– 2 300– 2 300
        
Stand ontwerpbegroting 2008037 11544 36147 62247 33345 68344 991

Nieuwe mutaties:

1, 5 en 7. Onvoorzien, loon- en prijsbijstelling 2007 zijn deels gebruikt ter dekking van maatregelen.

2 en 3. De op dit artikel geparkeerde voorziening van totaal tweemaal € 190 miljoen voor de budgetoverschrijding ESF-3, wordt overgeheveld naar artikel 47 Re-integratie.

4 en 6. Verdeling van de loon- en prijsbijstelling 2007 naar de begrotingsartikelen.

HOOFDSTUK 8: BIJLAGEN

8.1 De bijlage moties en toezeggingen

Overzicht van door de Tweede Kamer aanvaarde moties, vergaderjaar 2004–2005
 VindplaatsOmschrijvingStand van zaken
1kamerstukken II 2004/05, 30 034, 30 118, nr. 51,Motie-Dittrich c.s.over naleving van de loondoorbetalingsafspraak.Afgehandeld bij brief d.d. 20-10-2006 (kamerstukken II 2006/07, 25 883, nr. 88).
2kamerstukken II 2004/05, 29 804, nr. 5Motie-Verburg/Bussemaker over opnemen van de factor investering scholing van de werknemer in het ontslagrecht.Afhankelijk van advies Stichting van de Arbeid.Planning: januari 2008.
Overzicht van door de Tweede Kamer aanvaarde moties, vergaderjaar 2005–2006
 VindplaatsOmschrijvingStand van zaken
1kamerstukken II 2005/06, 30 300 XV, nr. 65Motie-Van Gent c.s. over onderzoek naar het grote aantal vrijstellingen van sollicitatieplicht dat gemeenten verlenen.De Tweede Kamer bij brief d.d. 23-01-2007 geïnformeerd (kamerstukken II 2006/07, 24 515, nr. 99).Planning: september 2007.
2kamerstukken II 2005/06, 30 300 XV, nr. 57Motie-Mosterd c.s. over de groep die voor 1981 gescheiden is, doorgaans vrouwen, en geen gebruik kan maken van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, regeling treffen die tegemoet komt aan hun problemen en de Kamer voor 1 juni 2006 informeren.Afgehandeld bij brief d.d. 06-10-2006 over Pensioenverevening bij scheiding (kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 89).
3kamerstukken II 2005/06, 30 300 XV, nr. 68Motie-Koser Kaya c.s. over vernieuwde ontslagrecht ook van toepassing laten zijn op ambtenaren.Afgehandeld bij brief d.d. 27-04-2007 (kamerstukken II 2006/07, 30 311, nr. 2).
4kamerstukken II 2005/06, 30 300 XV, nr. 55Motie-Mosterd/Koser-Kaya over werkafspraken met VNG en IPO inzake terugdringen niet-gebruik + inzetten op preventie en sanering van schulden voor mensen die dat nodig hebben.Afgehandeld bij brief d.d. 26-03-2007 armoede en schulden (kamerstukken II 2006/07, 24 515, nr. 100).
5kamerstukken II 2005/06, 30 300 XV, nr. 63Motie-Van de Sande c.s. over fictieve dienstbetrekking niet meer van toepassing verklaren op stagiairs en vrijgestelde stagevergoeding invoeren; een en ander concreet uitwerken en implementeren.Reactie wordt betrokken bij kabinetsstandpunt over het SER-advies Personenkring werknemersverzekeringen.Planning: januari 2008
6kamerstukken II 2005/06, 29 738, nr. 27Motie-Koser Kaya/Weekers: verzoek om te rapporteren over mogelijkheden voor het verder beperken van het aantal pro forma ontslagzaken.Het kabinet heeft op 3 juli 2007 advies gevraagd aan de Stichting van de Arbeid over wijzigingen in het arbeidsovereenkomstrecht, inclusief het ontslagrecht. De Stichting zal hierover voor september 2007 adviseren.
7kamerstukken II 2005/06, 30 300 VIII, nr. 190Motie-Jan de Vries over de uitvoerbaarheid van plannen voor voor- en naschoolse opvang voor kleine scholen en plattelandsscholen.Afgehandeld bij indiening wetsvoorstel WPO op 28-08-2006 door OCW.
8kamerstukken II 2005/06, 30 300 VIII, nr. 192Motie-Koser Kaya c.s. over waarborging van de kwaliteit van personeel en opvangvoorzie- ningen.Afgehandeld bij indiening wetsvoorstel WPO op 28-08-2006 door OCW.
9kamerstukken II 2005/06, 30 300 XV, nr. EMotie-Klink c.s. inzake het inkomensafhankelijk maken van de arbeidskorting als instrument om arbeidsparticipatie te bevorderen.Afgehandeld bij brief d.d. 01-09-2006 Inkomensafhankelijke arbeidskorting (kamerstukken II 2006/07, 30 300 XV, nr. E).
10kamerstukken II 2005/06, 26 448, nr. 247Motie-Noorman den Uyl/Verburg over op korte termijn oplossen van de problemen bij het UWV.Afgehandeld bij brief d.d. 01-12-2006 over dienstverlening UWV(kamerstukken II 2006/07, 26 448, nr. 314).
11kamerstukken II 2005/06, 24 515, nr. 174Motie-Noorman den Uyl c.s. over door of via gemeenten te bewerkstellingen dat minnelijke traject van schuldhulpverlening vaker wordt gebruikt.Advies van de Commissie Kortman is nog niet ontvangen.Planning: oktober 2007.
12kamerstukken II 2005/06, 30 300 XV, nr. 110Motie-Verburg/Noorman den Uyl over maat- werkondersteuning via de bijzondere bijstand aan gezinnen met kinderen.Afgehandeld bij brief d.d. 09-10-2006 reactie op Motie Noorman-den Uyl/Verburg (kamerstukken II 2005/06, 30 300 XV, nr. 110).
13kamerstukken II 2005/06, 24 515, nr. 83Motie-Verburg c.s. over een convenant met de woningbouwcorporaties en de brancheorgani- saties Aedes waarin huisuitzetting maximaal wordt voorkomen.Afgehandeld bij brief d.d. 28-09-2006 stand van zaken schuldenproblematiek (kamerstukken II 2006/07, 24 515, nr. 97).
14kamerstukken II 2005/06, 24 515, nr. 82Motie-Verburg c.s. over nadrukkelijke aandacht voor samenwerking tussen energiemaatschap- pijen en gemeenten tijdens regionale bijeen- komsten.Afgehandeld bij brief d.d. 28-09-2006 over de stand van zaken schuldenproblematiek (kamerstukken II, 2006/07, 24 515, nr. 97).
15kamerstukken II 2005/06, 29 407, nr. 35Motie-Hijum/Bussemaker over een zeer vraag- gerichte toeleiding van schoolverlaters en werkzoekenden naar regulier «vaste banen».Afgehandeld bij brief d.d. 10-10-2006 werkne- mersverkeer nieuwe EU-lidstaten (kamerstukken II 2006/07, 29 407, nr. 53).
16kamerstukken II 2005/06, 29 407, nr. 40Motie-Bussemaker/Van Hijum over huisvesting van werknemers uit de MOE-landen. Afgehandeld bij brief d.d. 10-10-2006 werkne- mersverkeer nieuwe EU-lidstatenkamerstukken II 2006/07, 29 407, nr. 53).
17kamerstukken II 2005/06, 29 407, nr. 34Motie-Hijum c.s. over verhoging van de pak- kans voor ontduiking van de Wet minimumloon, zwart werk en schijnconstructies. Afgehandeld bij d.d. brief 12-12-2006 werkne- mersverkeer nieuwe EU-lidstaten (kamerstukken II 2006/07, 29 407, nr. 56).
18kamerstukken II 2005/06, 30 034, 28 333, nr. 64,Motie-Verburg over het verstrekken van informatie over het herbeoordelingstraject.Afgehandeld bij brief d.d. 18-10-2006 over Stuurgroep Re-integratie (kamerstukken II 2006/07, 28 333, nr. 79) en besproken in AO d.d. 22-03-2007.
19kamerstukken II 2005/06, 30 034, 28 333, nr. 63,Motie-Verburg over een prognose van de instroom IVA en verhoging van de IVA-uitke- ring. Afgehandeld bij brief d.d. 20-10-2006 (kamerstukken II 2006/07, 30 800 XV, nr. 30).
20kamerstukken II 2005/06, 30 034, 28 333, nr. 61,Motie-Bussemaker/Bibi de Vries over ondersteuning van sociale ondernemingen die kwetsbare groepen in dienst nemen.Afgehandeld bij brief d.d. 20-10-2006 over sociaal ondernemen (kamerstukken II 2006/07, 30 034/28 333, nr. 80).
21kamerstukken II 2005/06, 29 738, 30 370, nr. 28Motie-Noorman den Uyl over effect beperking verwijtbaarheidstoets op ontslagkosten en administratieve lasten.Planning: juli 2008.
22kamerstukken II 2005/06, 29 544, 30 370, nr. 68Motie-Van de Sande c.s. over een adviesaanvraag aan de Raad voor Werk en Inkomen: verzoekt het Presidium een adviesaanvraag aan de Raad voor Werk en Inkomen voor te bereiden, om de eerder genoemde varianten in het RWI-advies zowel afzonderlijk als in combi- natie in detail voor 1 oktober verder uit te werken en daarbij in het bijzonder aandacht te besteden aan:– de beleidstechnische haalbaarheid en uitvoerbaarheid;– de handhaafbaarheid en in het bijzonder ten aanzien van verdringing en tegengaan van zwart werk;– en met een gezaghebbende derde de bud- gettaire consequenties zowel in termen van werkgelegenheid en financiële middelen te onderzoeken.De Tweede Kamer bij brief d.d. 28-06-2007 geïnformeerd (SZW0700331).Planning: oktober 2007
23kamerstukken II 2005/06, 29 544, nr. 77Motie-Van Hijum c.s. over een snellere erken- ning van diploma’s van hoger opgeleide vluchtelingen.Afgehandeld bij brief d.d. 21-12-2006 (SZW0600862).
Overzicht van door de Tweede Kamer aanvaarde moties, vergaderjaar 2006–2007
 VindplaatsOmschrijvingStand van zaken
1kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 79Motie-Bibi de Vries c.s. over inzicht in het complementair toezicht van de Nederlandse Bank en de AFM.Afgehandeld bij brief d.d. 22-09-2006 verslaglegging toezichthouder (kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 88).
2kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 68Motie-Mosterd/Depla over de toekomstbestendigheid van de bestuursstructuur.Afgehandeld bij brieven d.d. 30-03-2007 (kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 96 en d.d. 29-05-2007 over modernisering uitvoeringsmodel pensioenen (kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 97).
3kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 69Motie-Mosterd/Verbeet over uitvoering van de motie-Mosterd c.s. (kamerstukken II, 2005/06, 30 300-XV, nr. 57) over de groep die voor 1981 gescheiden is, doorgaans vrouwen, en geen gebruik kan maken van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, regeling treffen die tegemoet komt aan hun problemen en de Kamer voor 1 juni 2006 informeren.Afgehandeld bij brief d.d. 06-10-2006 over Pen- sioenverevening bij scheiding; motie Mosterd(kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 89) en ministeriële regeling Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening d.d. 13-12-2006, nr. 243.
4kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 73Motie-Omtzigt/Verbeet: overleg sociale partners gericht op afspraken over een fatsoenlijke dekking voor nabestaandenpensioen. Resultaat overleg moet januari 2008 aan de Kamer worden aangeboden.Reactie van Stichting van de Arbeid ontvangen d.d. 28-06-2007.Planning: januari 2008
5kamerstukken II 2006/07, 25 695, nr. 37Motie-Aptroot over volledige openheid van zaken in de financiële verslaglegging van de schappen.De Tweede Kamer bij brieven d.d. 20-12-2006 (kamerstukken II 2006/07, 25 695, nr. 44) en d.d. 25-04-2007 geïnformeerd (kamerstukken II 2006/07, 25 695, nr. 45).Afgehandeld bij brief d.d. 11-07-2007 (kamerstukken II 2006/07, 25 695, nr. 46).
6kamerstukken II 2006/07, 25 695, nr. 38Motie-Douma/Van Dijk over een code voor goed bestuur.De Tweede Kamer bij brieven d.d. 20-12-2006 (kamerstukken II 2006/07, 25 695, nr. 44) en d.d. 25-04-2007 geïnformeerd. (kamerstukken II 2006/07, 25 695, nr. 45).Afgehandeld bij brief d.d. 11-07-2007 (kamerstukken II 2006/07, 25 695, nr. 46).
7kamerstukken II 2006/07, 25 695, nr. 39Motie-Douma/Van Dijk over het handhavingsinstrumentarium van product- en bedrijfsschappen.De Tweede Kamer bij brieven d.d. 20-12-2006 (kamerstukken II 2006/07, 25 695, nr. 44) en d.d. 25-04-2007 geïnformeerd. (kamerstukken II 2006/07, 25 695, nr. 45).Afgehandeld bij brief d.d. 11-07-2007 (kamerstukken II 2006/07, 25 695, nr. 46).
8kamerstukken II 2006/07, 25 695, nr. 40Motie-Van Dijk/Douma over het voorkomen van dubbele heffingen.De Tweede Kamer bij brieven d.d. 20-12-2006 (kamerstukken II 2006/07, 25 695, nr. 44) en d.d. 25-04-2007 geïnformeerd. (kamerstukken II 2006/07, 25 695, nr. 45).Afgehandeld bij brief d.d. 11-07-2007 (kamerstukken II 2006/07, 25 695, nr. 46).
9kamerstukken II 2006/07, 25 695, nr. 41Motie-Van Dijk/Douma over het niet schrappen van de Schilthuiskorting. De Tweede Kamer bij brieven d.d. 20-12-2006 (kamerstukken II 2006/07, 25 695, nr. 44 d.d. 25-04-2007kamerstukken II 2006/07, 25 695, nr. 45 en 11-07-2007kamerstukken II 2006/07, 25 695, nr. 46 geïnformeerd). Motie wordt betrokken bij wetsvoorstel wijzi- ging Wbo.Planning: eind december 2007
10kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 78Motie-Bibi de Vries/Vendrik over verruiming van de mogelijkheden voor pensioenopbouw voor zelfstandigen binnen de tweede pijler. De Tweede Kamer geïnformeerd bij brieven d.d. 30-03-2007 (kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 96) en d.d. 29-05-2007 (kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 97).Planning: september 2007
11kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 81Motie-Huizinga-Heringa c.s. over royale overgangstermijnen voor emeritaatfondsen t.a.v. vereiste dekkingsgraad.Voor 1 december 2007 zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd.Planning: december 2007
12kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 74Motie-Omtzigt c.s. over het voorkomen van een communautaire opzet van de overdraagbaarheid van Europese pensioenen binnen de EU (portability richtlijn). De Tweede Kamer is geïnformeerd over de uitkomst van de Sociale Raad van 30 mei 2007 (kamerstukken II 2006/07, 21 501, nr. 129).Planning: januari 2008
13kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 76Motie-Verbeet c.s. over een maatschappelijk debat over het tweedepijlerpensioen. De SER heeft inmiddels positief gereageerd en is bezig met de organisatie.Tweede Kamer bij brief d.d. 18-06-2007 geïnformeerd (kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 98).Planning: januari 2008
14kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 80Motie-Bibi de Vries c.s. over evaluatie van het dubbel toezicht.De Tweede Kamer bij brief d.d. 17-02-2007 geïnformeerd (kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 94).Planning: december 2009.
15kamerstukken II 2006/07, 30 552, nr. 27Motie-Koopmans/Stuurman over een werk- programma wetenschappelijke grenswaarden.Adviesaanvraag 10-07-2007 aan Gezondheidsraad gezonden.Planning: december 2007.
16kamerstukken II 2006/07, 30 800, nr. 33Motie-Rouvoet/Verhagen: Verzoekt de regering de Regiegroep Grijs Werkt te continueren en deze, naar analogie van de aanpak van jeugd- werkloosheid, als prioritaire doelstelling mee te geven de werkloosheid onder 45-plussers terug te dringen.Afgehandeld bij brief d.d. 19-12-2006 Actieplan werkloosheid 45-plussers (kamerstukken II 2006/07, 27 046, nr. 17).
17kamerstukken II 2006/07, 30 800, nr. 13Motie-Verhagen/Rutte waarin de regering wordt uitgenodigd de premieheffing werknemersverzekeringen verder te vereenvoudigen.De Tweede Kamer bij brief d.d. 13-04-2007 geïnformeerd (kamerstukken II 2006/07, 30 800 XV, nr. 71).Planning: najaar 2007.
18kamerstukken II 2005/06, 30 532, nr. 18Motie-Rambocus/Stuurman over permanente nachtarbeid.Afgehandeld bij brief d.d. 24-11-2006 uitvoering motie Rambocus/Stuurman (kamerstukken II 2006/07, 30 532, nr. 24).
19kamerstukken II 2006/07, 30 666, nr. 7Motie Van Oerle-van der Horst c.s. over het ter beschikking stellen van informatie door de Sociale Verzekeringsbank.Afgehandeld bij brief d.d. 13-10-2006 over Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met zorg voor een hulpbehoevende (kamerstukken II 2006/07, 30 666, nr. 8).
20kamerstukken II 2006/07, 30 678, nr. 11Motie Verburg c.s. over handhaving van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.Afgehandeld bij brief d.d. 06-04-2007 over Vrij verkeer werknemers/Ketenaansprakelijkheid (kamerstukken II 2006/07, 29 407, nr. 62).
21kamerstukken II 2006/07, 30 667, nr. 8Motie Verburg over een notitie over de korting op de toeslag AOW en de ANW (inkomensbesluit).Tweede Kamer bij brief d.d. 15-05-2007 (kamer- stukken 26 669, nr. 7) geïnformeerd.Antwoorden op verslag v.e. schriftelijk overleg n.a.v. brief d.d. 15-05-2007 in voorbereiding.Planning: augustus 2007.
22kamerstukken II 2006/07, 29 861, nr. 8Motie-Meijer/Visser over de doelstelling van de Kennismigrantenregeling. Wordt meegenomen bij de uitwerking van de notitie Naar een modern migratiebeleid (2007).Planning: december 2007.
23kamerstukken II 2006/07, 26 448, nr. 300Motie-Noorman-den Uyl/Van Dijk over inzet van de re-integratiecoach voor langdurige werklozen.Afgehandeld bij brief d.d. 16-05-2007 over Stand van zaken SUWI en aanbieding onder meer de dertiende voortgangsrapportage SUWI(kamerstukken II 2006/07, 26 448, nr. 331).
24kamerstukken II 2006/07, 30 665, nr. 15Motie-Omtzigt c.s. over te late betaling door pensioenuitvoerders.Afgehandeld bij brief d.d. 07-03-2007 motie 15 Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet(kamerstukken II 2006/07, 30 655, nr. 20).
25kamerstukken II 2006/07, 30 800 XV, nr. 38Motie-Bussemaker over onderzoek naar oplossing van het verzilverprobleem.Afgehandeld bij het indienen van het wetsvoorstel «Wet kindertoeslag» (30 912) bij de Tweede Kamer d.d. 18-12-2006.
26kamerstukken II 2006/07, 30 800 XV, nr. 41Motie-Verburg over verruiming en vereenvoudiging van de levensloopregeling.Afgehandeld bij brief d.d. 20-12-2006 over Levensloopregeling en 12 (kamerstukken II 2006/07, 30 800 XV, nr. 63).
27kamerstukken II 2006/07, 29 942, nr. 30Motie-Noorman-Den Uyl over voorkoming van huisuitzetting d.m.v. schuldsanering.Afgehandeld bij brief d.d. 26-03-2007 armoede schulden (kamerstukken II 2006/07, 24 515, nr. 100).
28kamerstukken II 2006/07, 29 942, nr. 28Motie-Vietsch over een verbod op kredietreclame voor persoonlijke leningen op televisie.Motie is door minister van Financiën afgedaan met een brief aan de Tweede Kamer (kamerstukken II 2006/07, 29 942, nr. 36).
29kamerstukken II 2006/07, 26 642, nr. 93Motie-Algra/Bussemaker over het bieden van mogelijkheden aan gemeenten om ESF-aanvragen te doen.Afgehandeld bij brief d.d. 28-11-2006 moties ESFnieuw (kamerstukken II 2006/07, 26 642, nr. 95).
30kamerstukken II 2006/07, 29 407, nr. 58Motie-Bussemaker/Van Hijum over een vraag- gerichte re-integratie van werklozen naar werk in sectoren waar de arbeidsmarkttoets is of wordt losgelaten.Deze motie zal worden afgedaan in het kader van de berichtgeving aan de Tweede Kamer naar aanleiding van de follow-up van de participatietop (najaar 2007).
31kamerstukken II 2006/07, 29 861, nr. 11Motie-Visser over doorwerken van het internationaal en het Europees recht.Is overgedragen bij brief d.d. 14-12-2006 aan BZK. Het Ministerie van BZK zal de motie afwikkelen.
32kamerstukken II 2006/07, 30 545, nr. 11Motie-Mosterd/Van der Sande over de exacte budgetverlaging voor gemeenten in 2007.Afgehandeld bij brief d.d. 28-06-2007 over financieringssystematiek (kamerstukken II 2006/07, 30 545, nr. 29).
33kamerstukken II 2006/07, 30 800 XV, nr. 43Motie-van Oerle van der Horst c.s. over het verstrekken van informatie door de Sociale Verzekeringsbank omtrent 65-plussers met onvolledige AOW.Afgehandeld bij brief d.d. 13-10-2006 over Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met zorg voor een hulpbehoevende (kamerstukken II 2006/07, 30 666, nr. 8).
34kamerstukken II 2006/07, 30 800 XV, nr. 35Motie-Bussemaker/Slob over bijzondere aandacht voor o.a. Wajongers in het beleid t.a.v. stages en jeugdwerkloosheid.Afgehandeld. Is meegenomen in adviesaan- vraag gezonden aan de SER en TK op 31-10-06. (kamerstukken II 2006/07, 29 461, nr. 24).
35kamerstukken II 2006/07, 30 800 XV, nr. 39Motie-Verburg/Van der Vlies over maatwerk bij re-integratie via een individueel reintegratietraject (IRO).Afgehandeld bij brief d.d. 20-12-2006 over WAO-beoordelingen (kamerstukken II 2006/07, 26 448, nr. 314).
36kamerstukken II 2006/07, 30 800 XV, nr. 42Motie-Verburg/Van der Sande over één partici- patiebudget op basis van één indicatiestelling voor mensen met een chronische ziekte of handicap.Afgehandeld bij brief d.d. 01-02-2007 over aanbieding ter kennisname het onderzoeksrapport «Vooronderzoek pilot participatiebudget» (kamerstukken II 2006/07, 30 800 XV, nr. 68).
37kamerstukken II 2006/07, 30 800 XV, nr. 48Motie-Van Gent/Verburg over een uitkering voor zwangerschapsverlof voor ondernemers, zelfstandigen, freelancers en meewerkende partners.De Tweede Kamer bij brief van 26-06-2007 geïnformeerd (kamerstukken II 2006/07, 31 070, nr. 23).Planning: september 2007
38kamerstukken II 2006/07, 28 333, nr. 89Motie-Heerts c.s. over een nieuwe beoordeling door UWV van degenen van wie de uitkering is verlaagd of beëindigd.Afgehandeld bij brief d.d. 01-06-2007 Informatie over de implementatie van de voornemens in het coalitieakkoord over de WAO(kamerstukken II 2006/07, 28 333, nr. 91).
39kamerstukken II 2006/07, 28 333, nr. 88Motie-Heerts over inkomensverbetering ondanks een mogelijk verlies van de langdurigheidstoeslag.Afgehandeld bij brief d.d. 04-07-2007 over het bevorderen overleg met gemeenten (kamerstukken II 2006/07, 28 333, nr. 93).
40kamerstukken II 2006/07, 28 294, nr. 28Motie-Omtzigt/Hamer over toezichtregimes op pensioenfondsen in de EER.Afgehandeld bij brief d.d. 15-08-2007 aan de Tweede Kamer over Toezichtverschillen België-Nederland
41kamerstukken II 2006/07, 29 407, nr. 69Motie-Heerts/Van Gent over een notitie over een wettelijk recht voor werknemers om achterstallig loon te claimen bij hun inlener.Afgehandeld bij brief d.d. 14-08-2007 aan de Tweede Kamer over Inlenersaansprakelijkheid voor lonen.
42kamerstukken II 2006/07, 28 333, nr. 90Motie-Heerts over bevordering van de arbeidsparticipatie van WAO-ers.Mogelijkheden worden verkend.Planning: december 2007
43kamerstukken II 2006/07, 30 545, nr. 11Motie-Mosterd/Van der Sande over de exacte budgetverlaging voor gemeenten in 2007.Afgehandeld bij brief d.d. 28–06–2007 (kamerstukken II 2006/07, 30 545, nr. 29).
44kamerstukken II 2006/07, 26 642, nr. 92Motie-Bussemaker/Algra over het bieden van maatwerkmogelijkheden bij de besteding van ESF-middelen.Afgehandeld bij brief d.d. 28-11-2006 moties ESF nieuw (kamerstukken II 2006/07, 26 642, nr. 95).
45kamerstukken II 2006/07, 24 515, nr. 110Motie-Nicolaï c.s. over een armoedevaltoets.Afgehandeld bij brief d.d. 07-06-2007 (kamerstukken II 2006/07, 24 515, nr. 115).
46kamerstukken II 2006/07, 24 515, nr. 107Motie-Spekman c.s. over een onderzoek naar kredietverstrekkers.Planning: september 2007.
47kamerstukken II 2006/07, 24 515, nr. 106Motie-Spies c.s. over afname van het niet- gebruik van aanvullende bijstand door mensen met een onvolledige AOW-uitkering.Planning: oktober 2007.
48kamerstukken II 2006/07, 24 515, nr. 112Motie-Ortega-Martijn/Spekman over verkorting van de termijn van registratie bij het BKR.Planning: oktober 2007.
49kamerstukken II 2006/07, 24 515, nr. 105Motie-Spies c.s. over het beperken van moge- lijkheden voor jongeren om rood te staan en het geven van voorrang bij schuldhulpverle- ning aan gezinnen met kinderen.Planning: december 2007.
50kamerstukken II 2006/07, 24 515, nr. 108Motie-Spekman c.s. over gerichte inkomensondersteuning.Planning: december 2007.
51kamerstukken II 2006/07, 24 515, nr. 111Motie-Ortega-Martijn c.s. over het aanbieden van een budgetteringscursus of een financiële coach.Planning: december 2007.
52kamerstukken II 2006/07, 31 070, nr. 11Mote-Tichelaar c.s. over het begeleiden van mensen die gebruikmaken van voedselbanken naar gemeentelijke loketten.Planning: oktober 2007.
53kamerstukken II 2006/07, 28 219, nr. 41Motie-Omtzigt/Heerts over het plan van aanpak Polisadministratie.In voorbereiding.Planning: september 2007.
54kamerstukken II 2006/07, 31 070, nr. 16Motie-Halsema over een wetsvoorstel inzake een uitkering voor zwangerschapsverlofvoor vrouwelijke ondernemers.De Tweede Kamer bij brief d.d. 26-06-2007 geïnformeerd (kamerstukken II 2006/07, 31 070, nr. 23).Planning: september 2007.
55kamerstukken II 2006/07, 30 909, nr. 12Motie-Van Hijum c.s. over het uitkeren van ziekengeld over de zaterdag en de zondag.Planning: oktober 2007.
56kamerstukken II 2006/07, 29 461, nr. 34Motie-Biskop c.s. over handhaving van uitvoering van de onderwijsvoorzieningen door UWV.Planning: vóór de begrotingsbehandeling SZW.
57kamerstukken II 2006/07, 29 461, nr. 31Motie-Kraneveldt-van der Veen c.s. over een meerjarige prognose van de doelgroep van REA-scholingsinstituten.Planning: vóór de begrotingsbehandeling SZW.
58kamerstukken II 2006/07, 28 333, nr. 92Motie-Hijum/Heerts over het actief ondersteunen van de oprichting van regionale netwerken in de opstartfase.Planning: oktober 2007.
59kamerstukken II 2006/07, 30 545, nr. 25Motie-Nicolaï-Spekman over een korting op de uitkering van sollicitanten die niet zijn aange- nomen mede vanwege het dragen van een boerka.Planning: december 2007.

Overzicht van de door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen

Vergaderjaar 1996–1997
 OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
1Kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol bij ILO-verdrag nr. 81 (arbeidsinspectie).Brief d.d. 29-10-1996 over Kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol bij ILO-verdrag nr. 81 (arbeidsinspectie)(kamerstukken II, 1996/97, 25 478, nr. 4).Standpuntbepaling is nog niet afgerond.Planning: november 2007.
Vergaderjaar 1997–1998
 OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
1Kabinetsstandpunt over bekrachtiging van ILO-verdrag nr. 178 (Arbeidsinspectie zeevarenden).Brief d.d. 30-03-1998 (Soza-98-306).Nog niet afgedaan omdat in het stand- punt aan de Tweede Kamer het stand- punt ten aanzien van het nieuwe mari- tieme ILO-verdrag wordt meegenomen.Planning: december 2007.
Vergaderjaar 2002–2003
 OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
1De staatssecretaris zal laten onderzoeken of het mogelijk is een overzicht op te stellen van de concrete gevolgen van het pensioenconvenant voor de samenstelling van pensioenfondsbesturen.12–12–2002 Plenaire behandeling van begroting SZW hoofdstuk XV, voor het jaar 2003 (Handelingen, 2002/03, nr. 33, Tweede Kamer, pag. 2427–2428).Het medezeggenschapsconvenant is opgenomen in de Pensioenwet. In 2008 zal dit tegelijk met de Pension Fund Governance worden geëvalueerd.Planning: november 2008.
2Uitzondering krijgsmacht. De minister heeft in reactie op het amendement Bussemaker (kamerstukken 28 170, nr. 8) toegezegd dat bij de evaluatie van de wet uitdrukkelijk naar de uitzondering voor de krijgsmacht zal worden gekeken.03-09-2003 Plenaire behandeling wetsvoorstel gelijke behandeling leeftijd bij arbeid (28 170) (Handelingen, 2002/03, nr. 92, Tweede Kamer, pag. 5265–5266).Planning: december 2009.
Vergaderjaar 2003–2004
 OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
1De minister zegt toe dat tussen-tijdse evaluatie over de IRO jaarlijks zal plaatsvinden via het jaarverslag van het UWV. De verantwoordingsinfor- matie van het UWVwordt aangevuld met kwalitatieve evaluatie waarbij ook andere betrokken partijen als cliënten en re-integratie-bedrijven worden betrokken. Een eindevaluatie vindt plaats na 4 jaar.17-12-2003 AO vaste cie SZW TK over het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit SUWI houdende regels omtrent de individuele re-integratieovereenkomst (kamerstukken II, 2003/04 26 448, nr. 106.Sinds 2004 verschijnt jaarlijks de Voort- gangsrapportage IRO.De Derde Voortgangsrapportage IRO is per brief d.d. 06–10–2006 aan de Tweede Kamer aangeboden.Planning Vierde Voortgangsrapportage IRO: november 2007.Eindevaluatie IRO en kosteneffectivi- teitsonderzoek IRO: Planning: najaar 2008.
2Indien verzekeraars in hoger beroep in het gelijk worden gesteld tav de gehan- teerde uitsluitingen, of indien uit de raadpleging van de ILO en/of CGB voortvloet dat de gehanteerde uitslui- tingen zich verstaan met internationale, Europese of nationale richtlijnen ten aanzien van zwangerschap en gelijke behandeling, zal de regering haar standpunt opnieuw bepalen en aan EK zenden.05-07-2004 Plenaire behandeling EK wetsvoorstel einde toegang verzekering WAZ (kamerstukken II, 2006/07 29 497)) (handelingen 2003–2004, nr. 37, Eerste Kamer pag. 2039).In afwachting van uitspraak rechter hoger beroep (3e kwartaal 2007). Daarna wordt de Tweede Kamer geïnformeerd.Planning: november 2007.
3Bij de evaluatie van de Wet einde toegang verzekering WAZ zal ook worden betrokken de verantwoor- delijkheidsverdeling tussen het publieke en private domein.05-07-2004 Plenaire behandeling EK wetsvoorstel einde toegang verzekering WAZ (kamerstukken II, 2006/07 29 497) (handelingen 2003–2004, nr. 37, Eerste Kamer pag. 2039).Planning: juni 2009.
Vergaderjaar 2004–2005
 OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
1De minister heeft toegezegd dat de maximering ZW-lasten uitzendsector in de loop van 2007 wordt geëvalueerd.11-10-2004 Nota naar aanleiding van verslag en nota van wijziging wijziging wetsvoorstel maximering ZW-lasten uitzendsector (kamerstukken II, 2004/05 29 718, nr. 6).Planning: november 2007.
2De minister heeft toegezegd dat recht op langdurend zorgverlof in relatie tot de financiële levensloopregeling (als financieringswijze) 3 jaar na de inwerkingtreding van de financiële levensloopregeling zal worden geëvalueerd. Dat wil zeggen een evaluatie van het gebruik van het recht op langdurend zorgverlof en de mate waarin levensloopregelingdaarvoor wordt gebruikt.14-10-2004 Plenaire behandeling Tweede Kamer wetsvoorstel Wijziging Wet arbeid en zorg; langdurend zorgverlof (kamerstukken II, 2004/05 28 467) (handelingen 2004–2005, nr. 12, pag. 672).Start onderzoek t.b.v. evaluatie is voorzien 3 jaar na inwerkingtreding levensloopregeling.Planning: maart 2009.
3Standpunt over inrichting ontslagstelsel en over ontslagvergoedingen. Na ommekomst van het advies van de SER over het sociaal-economisch beleid op middellange termijn zal het kabinet een standpunt bepalen over de inrichting van het ontslagstelsel en de ontslagvergoedingen.kamerstukken II, 2004/05 30 109, nr. 1 pag. 42–43. Verzoek was voorgelegd aan de SER om hierover te adviseren. Dat advies over ontslagrecht, scholing en WW is (voorlopig voor nog onbepaalde tijd) uitgesteld, afhankelijk van advies StvdA. Planning: januari 2008.
4De minister geeft aan welke zaken hij opneemt in de evaluatie van de levensloopregeling die de minister aan de Tweede Kamer heeft toegezegd.15-02-2005 Plenaire behandeling EK Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling(kamerstukken II, 2005/06, 29 760) (handelingen 2004–2005, nr. 15, Eerste Kamer, pag. 715).De levensloopregeling is op 1 januari 2006 geïntroduceerd. Toegezegd is om de regeling na 3 jaar te onderzoeken welke ervaring in de praktijk met de regeling is opgedaan.Planning: december 2009.
5De minister zegt toe in de evaluatie van de levensloopregeling ook de participatie van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt op te nemen.15-02-2005 Plenaire behandeling EK Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/pre-pensioen en introductie levensloopregeling(kamerstukken II, 2005/06, 29 760) (handelingen 2004–2005, nr. 15, Eerste Kamer, pag. 715).De levensloopregeling is op 1 januari 2006 geïntroduceerd. Toegezegd is om de regeling na 3 jaar te onderzoeken welke ervaring in de praktijk met de regeling is opgedaan.Planning: december 2009.
6De werking van de financieringssystematiek WWBwordt bezien met het oog op mogelijke effecten van af-nemende meeropbrengsten (besparingen op de bijstands-lasten) als gevolg van de budgetteringssystematiek. De resultaten worden betrokken bij de eindevaluatie WWB.15-06-2005 AO vaste cie SZW TK over de verdeelmodellen Werk en Bijstand(kamerstukken II, 2004/05 28 870, nr. 139).In het Bestuurlijk Akkoord (dat tussen gemeenten en SZW) is afgesproken dat bij de eind-evaluatie van de WWB, die is voorzien voor eind 2007, ook het verdeelmodel zal worden betrokken.Planning: december 2007.
7Persoonlijke verzorging en verpleging op het werk (ADL-hulp).Brief d.d. 24-06-2005 (kamerstukken II, 2004/05 29 461, nr. 14).Planning: oktober 2007.
8De minister zegt toe 2 jaar na inwer- kingtreding van wetsvoorstel (30 016) een evaluatie te laten uitvoeren van de re-integratie inspanningen van de overheidswerkgevers t.b.v. hun ontslagen werknemers.27-06-2005 Memorie van Antwoord (kamerstukken II, 2004/05 30 016, nr. C).De tussenevaluatie van art. 72a WW(re-integratietaak overheidswerkgevers) staat gepland voor eind 2007 en de evaluatie voor eind 2008.
91. Re-integratieresultaten UWV en verzekeraars meenemen in de evaluatie WIA.2. Monitoren maatregelen die ERD nemen.29-06-2005 Plenaire behandeling Tweede Kamer wetsvoorstellen Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) (kamerstukken II, 2004/05 30 034) en de Invoeringswet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (kamerstukken II, 2004/05 30 118) (handelingen 2004–2005, nr. 97, pag. 5909).Wordt meegenomen in monitoring/evaluatie tussenevaluatie WIA.Planning: juli 2008.
10Rapportage resultaten proefproject AWARE-systematiek; generiek instrument waarmee de vervanging van VOS-rijke producten kan worden gerealiseerd.Brief d.d. 31-08-2005kamerstukken II, 2004/05 25 720/25 883, nr. 18).Tweede Kamer bij brief d.d. 31-05-2007 geïnformeerd. (kamerstukken 25 883, nr. 112).Planning: december 2007.
Vergaderjaar 2005–2006
 OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
1De Kamer wordt op de hoogte gehou- den van de verdere afwikkeling van de aangiften van vermeende fraude met ESF-gelden én de afwikkeling van de huisvestingsstichtingen.07-09-2005 AO vaste cie SZW TK inzake afwikkeling van de Arbeidsvoorzie- ningsorganisatie (kamerstukken II, 2005/06, 21 477, nr. 93)De afwikkeling van huisvestingsstich- tingen loopt nog, dit is een langdurige rechtzaak waarvan het eind tijdstip niet kan worden bepaald. Indien er een definitieve uitspraak komt kan de Tweede Kamer worden geïnformeerd. Voor zover bekend is er sinds het AO geen aangifte gedaan van vermeende fraude met ESF-gelden.
2In de evaluatie van de WWB in 2007 zal aandacht besteed worden aan de doelmatigheid van de inzet van midde- len die voor gemeenten beschikbaar zijn voor re-integratie en de kanttekeningen die het SEO-rapport geplaatst heeft.De brief d.d. 10-10-2005 over Ouderenbeleid (kamerstukken II, 2005/06, 29 549, nr. 7).De onderzoeksvraag wordt meegenomen met de beleidsdoorlichting artikel 23. Deze zal vóór de SZW-begrotings- behandeling voor het jaar 2008 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.Planning: november 2007.
3Streven van 10 protocollen naar Eerste Kamer.01-11-2005 Openbare behandeling EK van de wetsvoorstellen WIA (kamerstukken II, 2006/07, 30 034) en de invoeringswet WIA (kamerstukken II, 2006/07, 30 118) (Handelingen, nr. 4, 2005/06, Eerste Kamer, pag. 154–176).Gezondheidsraad rond werkzaamheden af in 2007. Werkzaamheden worden voortgezet door Vereniging van verze- keringsartsen + Zon MW.Planning: september 2007.
4Monitoren van de hybride uitvoering: na enkele jaren een tussenrapportage naar parlement over de werking van het systeem.01-11-2005 Openbare behandeling EK van de wetsvoorstellen WIA (30 034) en de invoeringswet WIA (30 118) (Handelingen, nr. 4, 2005/06, Eerste Kamer, pag. 154–176).Planning: juli 2008.
5De Tweede Kamer informeren over RIVM onderzoek om een schatting te maken van de ziektelast bij voortplan- tingsstoornissen ten gevolge van werkgerelateerde blootstelling aan stoffen.Brief d.d. 27-01-2006 (kamerstukken II, 2005/06, 25 883, nr. 67).Onderzoek is in 2006 bij RIVM aanbesteed.Planning: december 2007.
6Ten aanzien van regelgeving voor minnelijke schuldhulpverlening heeft de Staatsecretaris aangegeven het raadzaam te vinden in deze het advies van de commissie Kortman af te wachten en het ook belangrijk te vinden om de visie van gemeenten te vernemen rond minnelijke schuldhulpverlening.23-03-2006 AO vaste cie SZW TK over de notitie «Het Rijk rond schulden» (kamerstukken II, 2005/06, 24 515, nr. 81).Advies van de Commissie Kortman is nog niet ontvangen. Planning: oktober 2007.
7De staatssecretaris is voornemens de ontwikkelingen in de uitzendbranche op de voet te blijven volgen, via monitoring/onderzoek. Begin 2008 wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. Afhankelijk van de resultaten van het onderzoek zal op dat moment worden bezien of het huidige pakket de beoogde trendbreuk heeft gerealiseerd dan wel of alsnog een vergunningenstelsel e/o een waarborgsom moet worden ingevoerd.Brief d.d. 15-06-2006 over bestrijding en fraude en illegaliteit in de uitzendbranche (kamerstukken II, 2005/06, 17 050, nr. 326).Planning: maart 2008.
8Verkenning verlicht arbeidsrechtelijk regiem 65-plussers Doel van deze verkenning is om te bekijken of er op onderdelen een «verlicht» arbeids- rechtelijk regiem voor werknemers en ambtenaren vanaf de AOW-gerechtig- de leeftijd tot stand kan worden gebracht. In dit kader zal worden nagegaan in hoeverre dit in overeenstemming is met het verbod van onderscheid op grond van leeftijd en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EG op dit terrein. Hierbij zal ook aandacht worden besteed aan de overwegingen van de SER en het eventuele risico van verdringing van jongere leeftijdscategorieën.In het kader van deze verkenning zal ook aandacht worden besteed aan overheidsregelingen, die niet primair inkomensregelingen zijn, waarin een 65-jaargrens is opgenomen. De nood- zaak van het handhaven van de desbetreffende bepalingen zal daarbij bekeken worden.De mogelijke rol van de zelfstandigenaftrek voor 65-plussers zal tevens worden meegenomen in de hiervoor aangekondigde verkenning naar een op onderdelen «verlicht» arbeids- rechtelijk regime voor werknemers vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd.Brief d.d. 23-06-2006 over Kabinetsstandpunt Wegnemen van belemmeringen voor doorwerken na 65 jaar (kamerstukken II, 2005/06, 28 170, nr. 47).In voorbereiding.Planning: december 2007.
9Voorlichting doorwerken na 65 jaar. Het kabinet zal inzetten op een publici- teitstraject gericht op enerzijds de oudere werknemers en ambtenaren en anderzijds werkgevers en P&O’ers (zowel marktsector als overheid) Het publiciteitstraject voor werknemers zal worden gericht op de bladen en web- sites die door ouderen veel gelezen worden. Hierbij zullen ook de media van ouderenbonden, vakbonden, pensioen-uitvoerders en de site van Pensioenkijker.nl worden meegenomen. Aan deze organisaties zullen artikelen worden aangeboden. In het kader van de voorlichting aan werk- gevers zullen artikelen worden aangeboden aan bladen gericht op (overheid)werkgevers en media van brancheorganisaties.Ook zal worden bekeken welke voorlichtingsactiviteiten kunnen worden gestart i.s.m. het expertisecentrum Leeftijd en de Regiegroep GrijsWerkt (bijvoorbeeld actieweken in regio’s, contact opnemen met inter- mediairen, brochures voor werkgevers en werknemers). Gelet op de specifieke positie van allochtone werknemers is het belangrijk om organisaties van allochtonen bij het publiciteitstraject te betrekken. Ten slotte zullen ook de CAO-partijen worden benaderd om mogelijkheden voor voorlichting over doorwerken na 65 jaar te bezien.Brief d.d. 23-06-2006 over Kabinetsstandpunt Wegnemen van belemmeringen voor doorwerken na 65 jaar (kamerstukken II, 2005/06, 28 170, nr. 47).In voorbereiding.Planning: december 2007.
10Kabinetsstandpunt klokkenluiden. (kamerstukken II, 2006/07, 28 244, nr. 105)Brief d.d. 26-06-2006 over Evaluatieonderzoek klokkenluidersprocedures in ondernemingen. (kamerstukken II, 2005/06, 30 636, nr. 1).Mede namens Jus/EZ wordt standpunt momenteel interdepartementaal voor- bereid.Planning: november 2007.
11Naar aanleiding van het niet uitvoeren van de motie Aptroot: er volgt nader technisch overleg met MKB en VNO over de motie. Doel hiervan is de analyse op grond waarvan wij de motie niet willen uitvoeren te delen. De Kamer wordt hierover dan geïnformeerd.28-06-2006 AO vaste cie SZW TK over implementatie Wet financiering sociale verzekeringen en verantwoording polisadministratie (kamerstukken II, 2005/06, 26 448, nr. 284).Vóór Prinsjesdag wordt de Tweede Kamer over de mogelijkheden geïnfor- meerd voor verdere vereenvoudiging van de premieheffing, n.a.v. motie Verhagen/Rutte. In dit traject vindt overleg plaats met VNO en MKB.Planning: september 2007.
12Het regeringsstandpunt over eventuele bekrachtiging van het maritieme arbeidsverdrag 2006 en de gevolgen daarvan op maritiem terrein wordt uiterlijk in februari 2007 aan de Tweede Kamer aangeboden.Brief d.d. 03-07-2006 over Verslag van de 94e (maritieme) Internationale Arbeidsconferentie (kamerstukken II, 2005/06, 29 427, nr. 28).Voordat het definitieve regeringsstand- punt aan de Kamer kan worden voor- gelegd moet aan de hand van de wet- gevingsanalyse worden bezien welke wijzigingen en aanvullingen in Neder- landse wet- en regelgeving noodzakelijk zijn bij bekrachtiging van het verdrag. Ook moeten sociale partners en onze Koninkrijksdelen worden geconsulteerd over het stand- punt ten aanzien van bekrachtiging. Planning: december 2007.
13De Arbeidstijdenwet zal na 3 jaar worden geëvalueerd.06-09-2006 Plenaire behandeling Wijziging van de Arbeidstijdenwet (kamerstukken II, 2005/06, 30 532) (Handelingen, 2006/07, nr. 103, Tweede Kamer, pag. 6324–6325).In voorbereiding.Planning: april 2011.
Vergaderjaar 2006–2007
 OmschrijvingVindplaatsStand van zaken
1De minister heeft toegezegd dat hij uiterlijk 1-1-2009 de Kamer zal infor- meren hoe ver pensioenuitvoerders zijn met het tot stand brengen van een pensioenregister. De kamerleden Verbeet, De Vries en Omtzigt willen dat pensioenuitvoerders uiterlijk op 1 januari 2011 een pensioenregister operationeel hebben. Aanpassing van de noodzakelijke wetgeving is afhan- kelijk van de voortgang van de pen- sioensector met het ontwikkelen van een pensioenregister.21-09-2006 Plenaire afronding Tweede Kamer van het wetsvoorstel Pensioenwet (30 413) (Handelingen, nr. 2006/07, nr. 15, Tweede Kamer, pag. 1059–1061).Afhankelijk van de voortgang bij de ontwikkeling van een nationaal pensioenregister zal contact worden opgenomen met de Sociale Verzekeringsbank.Planning: december 2010.
2De minister heeft toegezegd dat hij er voor zal zorgen dat de Sociale Verze- keringsbank zijn medewerking zal verlenen aan de informatievoorziening ten behoeve van het pensioen-register, dat pensioenuitvoerders uiterlijk 1 januari 2011 operationeel moeten hebben.21-09-2006 Plenaire afronding Tweede Kamer van het wetsvoorstel Pensioenwet (30 413) (Handelingen, nr. 2006/07, nr. 15, Tweede Kamer, pag. 1059–1061).31-12-2008 opmaken stand van zaken door de minister. Afhankelijk van de voortgang bij de ontwikkeling van een nationaal pensioenregister zal contact worden opgenomen met de Sociale Verzekeringsbank.Planning: december 2010.
3Bij de evaluatie in 2008 (van de medezeggenschap gepensioneerden bij pensioenfondsen) zal worden bezien of de combinatie van het adviesrecht en beroepsrecht voldoende is.21-09-2006 Plenaire afronding Tweede Kamer van het wetsvoorstel Pensioenwet (30 413) (Handelingen, nr. 2006/07, nr. 15, Tweede Kamer, pag. 1059–1061).Het medezeggenschapsconvenant is opgenomen in de Pensioenwet. In 2008 zal dit tegelijk met de Pension Fund Governance worden geëvalueerd.Planning: december 2008.
4Bij de evaluatie in 2008 (van de medezeggenschap gepensioneerden bij pensioenfondsen) zal worden bezien of de drempel (van 10%) die een maximum stelt aan het aantal zetels voor gepensioneerden in het bestuur adequaat is.21-09-2006 Plenaire afronding Tweede Kamer van het wetsvoorstel Pensioenwet (30 413) (Handelingen, nr. 2006/07, nr. 15, Tweede Kamer, pag. 1059–1061).Het medezeggenschapsconvenant is opgenomen in de Pensioenwet. In 2008 zal dit tegelijk met de Pension Fund Governance worden geëvalueerd.Planning: december 2008.
5Bij de evaluatie in 2008 (van de medezeggenschap gepensioneerden bij pensioenfondsen) zal worden bezien of de eis gehandhaafd moet worden dat de kandidaten die voorgedragen zijn door representatieve organisaties ook uit de betreffende onderneming moeten komen.21-09-2006 Plenaire afronding Tweede Kamer van het wetsvoorstel Pensioenwet (30 413) (Handelingen, nr. 2006/07, nr. 15, Tweede Kamer, pag. 1059–1061).Het medezeggenschapsconvenant is opgenomen in de Pensioenwet. In 2008 zal dit tegelijk met de Pension Fund Governance worden geëvalueerd.Planning: december 2008.
6Monitoring ontwikkeling arbocatalogi in verband met heroverwegen over- gangstermijn van 3 jaar waarna alle beleidsregels moeten zijn ingetrokken.21-09-2006 Plenaire behandeling wetsvoorstel Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en enige andere wetten i.v.m. het vergro- ten van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid (30 552) (Handelingen, nr. 3, 2006/07, Tweede Kamer, pag. 117–143).In voorbereiding.Planning: januari 2008.
7De Arbeidsinspectie zal de Arbobrochure «werken met containers» opstellen en verspreid over de rele- vante sectoren en daarna een inspectie project uitvoeren.Brief d.d. 25-09-2006 over het Eind- verslag inspectieproject Gegaste containers (kamerstukken II, 2006/07, 25 883, nr. 85).Arbobrochure Containerhandling komt september/oktober ’07 gereed en zal begin 2008 verspreid worden naar de relevante sectoren.Planning: december 2009.
8Uitbraak van legionella in een koeltoren in Amsterdam; eventuele beleidsmatige consequenties na behandeling Openbaar Ministerie.Brief d.d. 26-09-2006 (kamerstukken II, 2006/07, 26 442, nr. 24).De resultaten van het onderzoek uitge- voerd door de Arbeidsinspectie zijn overgedragen aan het Openbaar Ministerie. Zaak is nog in behandeling bij het OM.Planning: oktober 2007.
9Er zal een voorlichtingsbrochure Legionella worden opgesteld gekomen en deze zal worden verspreid. Na een gewenningsperiode zullen inspecties worden uitgevoerd.Brief d.d. 26-09-2006 (kamerstukken II, 2006/07, 26 442, nr. 24).Concept voorlichtingsbrochure Legio- nella is recentelijk gereed. Nieuwe inspecties zijn voorzien in 2009.Planning: november 2009.
10De minister vraagt DNB hoe het toezicht op hedgefunds plaatsvindt en zendt het antwoord naar Tweede Kamer.19-10-2006 Plenaire behandeling invoeringswet Pensioenwet (kamerstukken II, 2005/06, 30 655) (Handelingen nr. 15, 2006/07, Tweede Kamer, pag. 1048–1062) en 11-04-2007 VAO over pensioenen.Planning: september 2007.
11De Tweede Kamer wordt via de bestaande structuur geïnformeerd over de voortgang van de Portabilityrichtlijn.19-10-2006 Plenaire behandeling invoeringswet Pensioenwet (kamerstukken II, 2005/06, 30 655) + afhandeling (Handelingen nr. 15, 2006/07, Tweede Kamer, pag. 1048–1062).De Tweede Kamer is bij brief d.d. 20-06-2007 Verslag van de Raad WSB van 30 mei 2007 geïnformeerd (kamer- stukken 21 501-31, nr. 129)Planning: januari 2008.
12De Arbeidsinspectie zal meer prioriteit geven aan de BHV-handhaving, waarbij de Arbeidsinspectie zich met name dient te richten op instellingen met instellingen met kwetsbare groepen, zoals ziekenhuizen en bejaardentehuizen.24-10-2006 Debat met Just/Vrom/V&I en SZW over het rapport inzake de brand in cellencomplex Schiphol-Oost (Handelingen nr. 2006/07).Project wordt voorbereid. Planning: april 2008.
13De staatssecretaris zegt toe in het implementatietraject modernisering Wsw een handreiking te ontwikkelen om sw-bedrijven en gemeenten erop te wijzen wat van hen wordt verwacht ten aanzien van het voeren van en toezicht houden op een gescheiden boekhouding.De brief d.d. 24-10-2006 over het IWI-rapport «Wsw-indicatiestelling door CWI» en «Wsw en re-integratie gescheiden» (kamerstukken II, 2006/07, 29 817, nr. 27).In voorbereiding.Planning: september 2007.
14In september 2007 gaan twee inspec- tieprojecten in de penitentiaire sector van start. In samenwerking met de VROM inspectie zal worden gecontroleerd op de bedrijfshulpverlening (BHV) en vluchtwegen. Daarnaast zal een inspectie-project worden uitge- voerd m.b.t. werkdruk en agressie en geweld bij de penitentiair medewerkers.24-10-2006 Debat met Just/Vrom/V&I en SZW over het rapport inzake de brand in cellencomplex Schiphol-Oost (Handelingen nr. 2006/07).Project wordt voorbereid.Planning: juli 2008.
15Notitie vereenvoudiging premieheffing.25–10–2006 Plenaire afronding Belas- tingplan 2007 (30 804) + wijzigingen «Paarse krokodil» (kamerstukken II, 2006/07, 30 577) (Handelingen, nr. 2006/07, Tweede Kamer) en 31-10-2006 (Handelingen nr. 2006/07, Tweede Kamer).Deze toezegging betreft hetzelfde onderwerp als motie nr. 270 (Motie-Verhagen/Rutte waarin de regering wordt uitgenodigd de premieheffing werknemersverzekeringen verder te vereenvoudigen).Planning: september 2007.
16Toezegging aan de Tweede Kamer inzake bekrachtiging ILO verdrag 183 inzake moederschapsbescherming.Brief d.d. 15-11-2006 over informatie over door Nederland bekrachtigde verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (Kamerstukken II, 2006/07, 29 427, nr. 32).BuiZa heeft de Tweede Kamer geïnfor- meerd bij brief d.d. 09-03-2007 (kamer- stukken 30 800, nr. V 72). Er wordt nu door SZW gewerkt aan de volgende stappen, waaronder consultatie sociale partners en Koninkrijksdelen, met betrekking tot het finaliseren van het voor te leggen standpunt. Planning: november 2007.
17Standpunt betreffende bekrachtiging IAO-verdrag 187 & bijbehorende Aan- beveling 179 (aangenomen 95e zitting IAO 2006) inzake promotioneel kader gezondheid & veiligheid op het werk meenemen in geconsolideerd stand- punt t.a.v. Verdag 119 (machineveilig- heid 1963), Verdrag 139 (beroepskanker 1974), Verdrag 148 (werkmilieu, luchtverontreiniging, lawaai & trillin- gen 19 977) Verdrag 167 (V*G in bouw 1988) Verdrag 170 (chemische stoffen 1990) Verdrag 184 (V&G in landbouw 2001) Kamerstukken II, 2006/07, 29 427-32 en 33.Brief d.d. 24-11-2006 over tekst IAO-Verdrag nr. 187 en Aanbeveling nr. 179 (kamerstukken II, 2006/07, 29 427, nr. 330)De Tweede Kamer geïnformeerd bij brief d.d. 15-11-2007 (kamerstukken II, 2006/07, 29 427, nr. 32).Planning: september 2007.
18Het rapport over het terugdringen van de witte vlek zal in het najaar 2007 door de minister aan de Eerst Kamer worden gezonden.04–12–2006 Gezamenlijke plenaire behandeling EK van de wetsvoorstellen Pensioenwet (kamerstukken II, 2006/07, 30 413) en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet(30 655) en 05-12-2006 (Handelingen nr. 11 2006/07, Eerste Kamer, pag. 467–476) en Handelingen nr. 12, 2006/07, Eerste Kamer pag. 497–572).Het onderzoek is in uitvoering.Planning: december 2007.
19Naar aanleiding van de evaluatie van de Code voor pension fund governance zal de minister ingaan op de vraag hoe de regering aankijkt tegen evenwichtige belangenbehartiging bij PFG en hoe daarop wordt gecontroleerd en gestuurd.04-12-2006 Gezamenlijke plenaire behandeling EK van de wetsvoorstellen Pensioenwet(kamerstukken II, 2006/07, 30 413) en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet (30 655) (Handelingen nr. 11, 2006/07, Eerste Kamer, pag. 467–476) en Hande- lingen nr. 12, 2006/07, Eerste Kamer, pag. 497–572).Recent is gestart met de opzet van de evaluatie pension fund governance die voor begin 2008 gepland staat.Planning: december 2008.
20In 2007 zal de minister bezien of de maximering van de wacht- en drem- pelperioden bij sommige sectoren tot onredelijke spanningen leidt. Als dat het geval is, zal de minister de Tweede Kamer hiervan op de hoogte stellen en in overleg mogelijk met een voorstel komen. De rapportage aan Tweede Kamer gaat in afschrift naar de Eerste Kamer.04-12-2006 Gezamenlijke plenaire behandeling EK van de wetsvoorstellen Pensioenwet(kamerstukken II, 2006/07, 30 413) en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet (30 655) (Handelingen nr. 11, 2006/07, Eerste Kamer, pag. 467–476) en Hande- lingen nr. 12, 2006/07, Eerste Kamer, pag. 497–572).Er is gesproken met de sector.Planning: december 2007.
21De minister zal naast Tweede Kamer ook Eerste Kamer informeren over het resultaat van het overleg in 2007 met de STAR over nabestaandenpensioen.04-12-2006 Gezamenlijke plenaire behandeling EK van de wetsvoorstellen Pensioenwet(kamerstukken II, 2006/07, 30 413) en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet (30 655) en 05-12-2006 (Handelingen nr. 11, 2006/07, Eerste Kamer, pag. 467–476) en Handelingen nr. 12, 2006/07, Eerste Kamer pag. 497–572).In voorbereiding.Planning: januari 2008.
22Evaluatie uitvoering motie Scheltema-de Nie strekkende de wettelijke plicht voor ondernemers om een bedrijfsplan veiligheid op te stellen (ARIE-besluit).Handelingen 2006/07, Tweede Kamer, Arbeidsomstandigheden, nr. 3 pag. 3–136.In voorbereiding. Planning: december 2007.
23Arbobrochure onderwijs komt najaar 2007 gereed en zal dan worden ver- spreid in de relevante onderwijs- sectoren(voortgezet- en beroepsonderwijs).07-02-2007 AO vaste cie SZW TK over Arbo-zaken (kamerstukken II, 2006/07, 25 883, nr. 104).Arbobrochure onderwijs komt zoals gepland gereed.Planning: december 2007.
24De staatssecretaris zegt toe de Tweede Kamer op de hoogte te houden van het proces van inventarisatie door de Gezondheidsraad, de weging van de minister en het advies van de SER (in het kader van de Motie Koopmans).07-02-2007 AO vaste cie SZW TK over Arbo-zaken (kamerstukken II, 2006/07, 25 883, nr. 104).Adviesaanvraag 10-07-2007 aan Gezondheidsraad gezonden.Planning: december 2007.
25Brochure Kinderopvang is gereed en wordt binnenkort (juli/augustus) verstuurd naar de sector. Volgende inspecties zijn gepland in 2009/2010.07-02-2007 AO vaste cie SZW TK over Arbo-zaken (kamerstukken II, 2006/07, 25 883, nr. 104).De brochure is gereed en zal in de periode juli/augustus worden verspreid.Planning: december 2010.
26Arbobrochure SW komt in najaar 2007 gereed en zal dan worden verspreid in de sector. In 2008 zal opnieuw worden geïnspecteerd, met name bij de achter- blijvers. Inspectierapport 2006 wordt in de eerst volgende verzamelbrief Werk en Bijstand opgenomen.07-02-2007 AO vaste cie SZW TK over Arbo-zaken (kamerstukken II, 2006/07, 25 883, nr. 104).Arbobrochure SW komt in het najaar 2007 gereed en zal dan worden ver- spreid in de sector. In 2008 zal opnieuw worden geïnspecteerd. Inspectierapport 2006 is in de verzamelbrief Werk en Bijstand van maart 2007 opgenomen.Planning: maart 2009.
27Beleidsstandpunt rapport vergunningverlening Besluit stralingsbescher- ming.Brief d.d. 21-02-2007 (kamerstukken II, 2006/07, 25 883, nr. 102).Onderzoek is 31-07-2007 gereed. Interdepartementaal standpunt (SZW, VROM, VWS) wordt voorbereid.Planning: oktober 2007.
28Voor 1 juli zal de minister een kabinetsreactie op het RWI-advies «Huishouden op de markt» naar de Tweede Kamer sturen.21-03-2007 AO vaste cie SZW TK over Arbeidsmarktbeleid(kamerstukken II 2006/07, 29 544, nr. 88).De Tweede Kamer bij brief d.d. 28-06-2007 (SZW0700331) geïnformeerd.Planning: oktober 2007.
29De Tweede Kamer informeren over het internationale initiatief om te komen tot een gezamenlijke werkwijze voor een systematische evaluatie van de Europese Arbo-richtlijnen.Brief d.d. 22-03-2007 (kamerstukken II, 2006/07, 25 883, nr. 105).13 en 14 juni 2007 heeft de internationale conferentie plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan zal de Tweede Kamer worden geïnformeerdPlanning: november 2007.
30De Tweede Kamer zal geïnformeerd worden over de stand van zaken van het flankerend beleid, de huisvesting en de handhaving bij vrij verkeer. De eerste rapportage zal over een half jaar aan de Tweede Kamer worden gezon- den, daarna zal bezien worden of en zo ja, met welke regelmaat verdere rap- portages aan de orde zijn.24-04-2007 Brief d.d. 24-04-2007 over Vrij verkeer werknemers (kamerstukken II, 2006/07, 29 407, nr. 70).Planning: november 2007.
31De Tweede Kamer zal bij de begroting geïnformeerd worden over de moge- lijkheid van een taakstellend nalevingsniveau voor de WML.Brief d.d. 24-04-2007over Vrij verkeer werknemers (kamerstukken II, 2006/07, 29 407, nr. 70).Planning: november 2007.
32De minister beziet of een bepaling in het straf – danwel civielrecht mogelijk is waarmee het mogelijk wordt geval- len aan te pakken waarin het kennelijk evident is dat de ingehuurde arbeid niet conform de regels is. Het gaat er dan om of er een analogie met heling mogelijk is in het geval een opdrachtgever in zee gaat met een aannemer die zeer goedkoop arbeid aanbiedt.Brief d.d. 24-04-2007 over Vrij verkeer werknemers (kamerstukken II 2006/07, 29 407, nr. 70).Afgedaan: 14 augustus 2007.
33Rapportage aan de Tweede Kamer over afronding en evaluatie van het programma Versterking Arbeidsveiligheid.Brief d.d. 10-05-2007 (kamerstukken II, 2006/07, 25 883, nr. 110).Planning: juli 2008.
34Resultaten evaluatie programma Versterking Arbeidsomstandigheden Stoffen (VASt) aan Tweede Kamer.Brief d.d. 10-05-2007 (kamerstukken II, 2006/07, 25 883, nr. 110).Planning: februari 2008.
35Bij het formuleren van beleid gericht op (de verhoging van de arbeidsparticipatie) ouderen, zal de minister ook kijken naar de ervaringen in andere landen (mede aan de hand van het rapport van de EMCO-werkgroep). De minister komt daar op terug als het beleid over de arbeidsparticipatie van ouderen met de Kamer wordt bespro- ken.24-05-2007 Europa-overleg vaste cie SZW TK over: – het verslag van de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consu- mentenzaken van 22 februari 2007 (kamerstukken II, 2006/07, 21 501-31, nr. 120)Planning: december 2007.
36De integrale analyse van de problemen wordt met een toelichting in de zomer – in ieder geval vóór Prinsjesdag – aan de Tweede Kamer worden gezonden.24-05-2007 AO vaste cie SZW TK over stand van zaken Walvis (kamerstukken II, 2006/07, 26 448, nr. 335).De integrale probleemanalyse wordt op dit moment opgesteld door het UWV en de Belastingdienst. Inmiddels is de directeur van het HEC aangetrokken om een onafhankelijk oordeel te geven over de probleemanalyse en de daarin opgenomen planning.Planning: vóór Prinsjesdag.
37De staatssecretaris zegt toe inzicht te verschaffen ten aanzien van landelijke inkomensondersteunende voorzieningen en de vinger aan de pols te houden wat betreft de ontwikkeling van niet-gebruik.30-05-2007 Vervolg AO vaste cie SZW TK over armoede-schuldenbeleid (kamerstukken II, 2006/07, 24 515, nr. 117).Toezegging zal in overleg met SCP worden beantwoord.Planning: december 2007.
38De staatssecretaris zegt toe contact op te nemen met het Ministerie van Justitie over het kansspelbeleid.30-05-2007 Vervolg AO vaste cie SZW TK over armoede- en schuldenbeleid (kamerstukken II, 2006/07, 24 515, nr. 117).Gokken en gokverslaving zijn oorzaken van het ontstaan van schul- den. De Minister van Justitie is verant- woordelijk voor het kansspelbeleid.Planning: oktober 2007.
39De staatssecretaris zegt toe contact op te nemen met het Ministerie van Financiën inzake de pandhuiswet.30-05-2007 Vervolg AO vaste cie SZW TK over armoede- en schuldenbeleid (kamerstukken II, 2006/07, 24 515, nr. 117).In voorbereiding.Planning: oktober 2007.
40De staatssecretaris zegt toe in zijn berichtgeving (na de zomer) over alleenstaande ouders met ontheffingen van de sollicitatieplicht als het kan ook cijfers op te nemen over mensen in de bijstand met een geestelijke of lichamelijk beperking.13-06-2007 AO vaste cie SZW TK over WWB-zaken (kamerstukken II, 2006/07, 30 545, nr. 31).De uitwerking van deze toezegging heeft een relatie met de in 2005 aange- nomen motie Van Gent over het bieden van nader inzicht in de ontheffingen bij gemeenten. De Tweede Kamer bij brief d.d. 23-01-2007 geïnformeerd (kamerstukken II, 2006/07, 24 515, nr. 99). Hiertoe zijn namelijk cijfers van het CBS noodzakelijk die medio juli 2007 ver- wacht worden. Het aspect ontheffingen in verband met geestelijke en lichamelijke handicap zal hierbij als het kan meegenomen worden.Planning: september 2007.
41Effectmeting verzorgingsforfait. De minister zegt toe te zullen bezien in welke mate het verzorgingsforfait een rol speelt bij het toekennen van uitke- ringen en de Eerste Kamer daarover op basis van «meten is weten» te zullen berichten.20-06-2006 Plenaire behandeling EK van het wetsvoorstel wijz. WW-stelsel (kamerstukken II, 2006/07, 30 370).De werking van het verzorgingsforfait wordt dit jaar onderzocht. Planning: april 2008.
42De staatssecretaris zegt toe de juris- prudentie te zullen monitoren over het dragen van een boerka in relatie tot de arbeidsinschakeling om vervolgens daarna de Tweede Kamer te informeren over de uitspraak en eventueel te nemen stappen.20-06-2007 VAO over WWB-zaken (handelingen 2006–2007, nr. 83, pag. 4530).Deze toezegging houdt verband met de Motie Nicolaï/Spekman (kamerstukken II, 2006/07, 30 545, nr. 25) over een korting op de uitkering van sollicitanten die niet zijn aangenomen vanwege het dragen van een Boerka. Afhandeling van genoemde motie en deze toezegging is gekoppeld aan een uitspraak van de rechter.Planning: december 2007.
43Deskundigenoordeel vangnettersBezien of deskundigenoordeel opge- nomen kan worden in Regeling procesgang vangnetters.26-06-2007 Plenaire behandeling wetsvoorstel regels tot bevordering van activering van personen die aanspraak maken op een uitkering op grond van de Ziektewet (kamerstukken II, 2006/07, 30 909).Planning: januari 2008.
44Ziekengeld op zaterdag en zondag.Voor 01-09-2007 de Kamer informeren over betaling ziekengeld op zaterdag en zondag.26-06-2007 Plenaire behandeling wetsvoorstel regels tot bevordering van activering van personen die aanspraak maken op een uitkering op grond van de Ziektewet (kamerstukken II, 2006/07, 30 909).Planning: oktober 2007.
45In de begroting voor 2008 worden indicatoren opgenomen om de bruto-effectiviteit te bepalen van de re-integratie. Daarnaast wordt de netto-effectiviteit bezien bij de beleidsdoorlichting.26-06-2007 Wetgevingsoverleg vaste cie SZW TK over het jaarverslag SZW 2006 (kamerstukken II, 2006/07, 31 031 XV, nr. 10).Planning: november 2007.
46Voors en tegens inkomstenverreke- ning in WW. De Tweede Kamer ont- vangt met de begrotingsstukken een brief over de voors en tegens van urencriterium versus inkomstencriterium.26-06-2007Wetgevingsoverleg vaste cie SZW TK over het jaarverslag SZW 2006 (kamerstukken II, 2006/07, 31 031 XV, nr. 10).De Tweede Kamer zal een week vóór de behandeling van de begroting SZW 2008 een brief ontvangen.Planning: december 2007.
47Een integraal plan over het langer doorwerken van ouderen voor de periode 2007–2011 wordt aangeboden aan de Tweede Kamer.Brief d.d. 02-07-2007 (kamerstukken II, 2006/07, 27 046, nr. 19).Planning: december 2007.
48De staatssecretaris heeft toegezegd een schriftelijke reactie te geven op de zgn. Noordvleugelbrief.03-07-2007 AO vaste cie SZW TK over financieringssystematiek WWB 2008 (Kamerstukken II, 2006/07).Deze toezegging houdt verband met de afspraken die in augustus 2006 met de gemeente Almere zijn gemaakt en die zijn neergelegd in de zgn. Noordvleugelbrief (die onder andere verband houden met de ontwikkelingen van het noordelijk deel van de randstad en de zgn. groeigemeenten).Planning: september 2007.
49De staatssecretaris zegt toe schriftelijk toe te lichten waarom de variabele «netto arbeidsparticipatie vrouwen» niet in het APE2008.25 model zit betreffende het objectief verdeelmodel voor de financieringssystematiek WWB.03-07-2007 AO vaste cie SZW TK over financieringssystematiek WWB 2008 (Kamerstukken II, 2006/07).Planning: september 2007.
50De staatssecretaris zegt toe te overwegen over een kwalitatief onderzoek moet komen naar de zgn. tekortgemeenten, waarbij een aantal gemeenten een tekort hebben, maar zich wel hebben ingezet om dit door nieuw beleid te ondervangen.03-07-2007 AO vaste cie SZW TK over financieringssystematiek WWB 2008 (Kamerstukken II, 2006/07).Als genoemd onderzoek er komt, dan zal deze betrokken worden bij de eva- luatie van de financieringssystematiek WWB.Planning: december 2007.
51De staatssecretaris zegt toe de Tweede Kamer eind 2007 te informeren over de ontwikkelingen van de budgetten voor 2007 voor kleine gemeenten in relatie tot hun uitgaven.03-07-2007 AO vaste cie SZW TK over financieringssystematiek WWB 2008 (Kamerstukken II, 2006/07).Planning: december 2007.
52De halfjaarrapportage Walvis/SUB zal in november 2007 en mei 2008 aan de Kamer worden aangeboden.04-07-2007 AO vaste cie SZW TK over de stand van zaken keten loonheffin- gen en de effecten daarvan (kamerstukken II, 2006/07, 31 066, nr. 9).Planning: november 2007 en mei 2008.
53De minister informeert de Tweede Kamer over de wijze van toezicht op CKI’s.04-07-2007 AO vaste cie SZW TK over de stand van zaken keten loonheffin- gen en de effecten daarvan (kamerstukken II, 2006/07, 31 066, nr. 9).Planning: december 2007.
54De Tweede Kamer ontvangt rond Prinsjesdag het Kabinetsstandpunt over Evaluatie SUWI. Daarbij wordt tevens aangegeven op welke wijze en met welke prestatie-indicatoren de Kamer geïnformeerd blijft worden na opheffing van de groot project status.04-07-2007 AO vaste cie SZW TK over SUWI(kamerstukken II, 2006/07, 30 545, nr. 32).Planning: september 2007.
55De suggestie Blok over rechtenover- zicht en contactpersoon werkgevers wordt eveneens betrokken bij het kabinetsstandpunt.04-07-2007 AO vaste cie SZW TK over SUWI(kamerstukken II, 2006/07, 30 545, nr. 32).De suggestie Blok over rekeningover- zicht en contactpersoon werkgevers wordt eveneens betrokken bij de begroting SZW.
56Het kabinet pakt de erfenis van de Taskforce Jeugdwerkloosheid op. Op de precieze vormgeving van het beleid op dit punt komt het kabinet op korte termijn terug.05-07-2007 Brief over reactie op SER- advies: Niet de afkomst maar de toekomst (kamerstukken II, 2006/07, 29 544, nr. 99).Planning: november 2007.
57Op basis van de uitkomsten van de discriminatiemonitor van dit najaar zal – in overleg met sociale partners en organisaties van minderheden – een passende strategie worden ontwikkeld.05-07-2007 Brief over reactie op SER- advies: Niet de afkomst maar de toekomst (kamerstukken II, 2006/07, 29 544, nr. 99).Planning: november 2007.
58Het kabinet zal initiatieven om tot een grotere bekendheid te komen van de inhoud en meerwaarde van diversi- teitsbeleid blijven ondersteunen en daarbij de expertise van het Landelijk Netwerk Diversiteitsmanagement (Div), FORUM en E-Quality betrekken.05-07-2007 Brief over reactie op SER- advies: Niet de afkomst maar de toekomst (kamerstukken II, 2006/07, 29 544/27 223, nr. 99).Planning: november 2007.
59SZW heeft besloten naar aanleiding van de aanbevelingen van de SER de methodieken [...] met empowerment en soft skills [...] waarmee nu klein- schalig ervaringen zijn opgedaan breder aan te bieden aan gemeenten ter ondersteuning van lokale initiatieven.05-07-2007 Brief over reactie op SER- advies: Niet de afkomst maar de toekomst (kamerstukken II, 2006/07, 29 544/27 223, nr. 99).Planning: november 2007.
60Het kabinet zal zich inzetten om te komen tot regionale banenplannen om jongeren te bemiddelen naar werk en daarbij de Stichting van de Arbeid te betrekken. We zullen hiervoor aan- dacht vragen van de verantwoordelijke wethouders, van lokale werkgevers en van het CWI en UWV.05-07-2007 Brief over reactie op SER- advies: Niet de afkomst maar de toekomst (kamerstukken II, 2006/07, 29 544/27 223, nr. 99).Planning: november 2007.
61Het kabinet zal een onderzoek starten naar de mate waarin het re-integratie- beleid effectief is voor allochtone jongeren. Daarbij zal in het bijzonder aandacht zijn voor de vraag welke re-integratie-instrumenten effectief zijn bij het activeren van allochtone jongeren.05-07-2007 Brief over reactie op SER- advies: Niet de afkomst maar de toekomst (kamerstukken II, 2006/07, 29 544/27 223, nr. 99).Planning: november 2007.
62Het kabinet zal zich – conform de aanbevelingen van de SER inzetten om het zelfstandig ondernemerschap onder allochtone jongeren te stimuleren. Op basis van de ervaringen van eerdere initiatieven zullen aanvullende acties in gang worden gezet gericht op het stimuleren van etnisch onderne- merschap. Daarbij zal het kabinet ondernemersorganisaties voor migran- ten betrekken.05-07-2007 Brief over reactie op SER- advies: Niet de afkomst maar de toekomst (kamerstukken II, 2006/07, 29 544/27 223, nr. 99).Planning: november 2007.
63De Staatssecretaris van SZW zegt toe aan de antwoorden van door zijn collega van VWS gestelde vragen over de bijstand en het persoonsgebonden budget in een eerstvolgende verzamelbrief gemeenten aandacht te besteden.Toegezegd in brief van VWS d.d. 25 juli 2007 (kenmerk: DLZ-K-U-2771709).Planning: september 2007.

8.2 Bijlage inzake ZBO’s en RWT’s

Deze bijlage bevat een overzicht van de zelfstandige bestuursorganen (ZBO) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT) die onder de verantwoordelijkheid van het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vallen. Indien een ZBO of een RWT uit de departementale begroting en/of via de premie-uitgaven een bijdrage ontvangt, is het beleidsartikel vermeld waarin het ZBO of de RWT is opgenomen, alsmede de daarbijbehorende raming van de totale bijdrage voor 2008.

Tabel 8.2.1: Overzicht van ZBO’s en RWT’s van SZW
 RWTZBOBeleidsartikelBijdrage OB 2008 (x € 1 miljoen)
Raad voor Werk en Inkomen(RWI)Ja Artikel 476,2
Kunstenaars en CoJa Artikel 462
Centrale organisatie voor Werk en Inkomen (CWI) inclusief BKWI JaArtikel 47322,8
Uitvoeringsinstituut werknemersverzeke- ringen (UWV) JaArtikel 46 en 491 383,3
Sociale Verzekeringsbank (SVB) JaArtikel 49 en 50242,7
Inlichtingenbureau (IB)Ja Artikel 465,6
Diverse certificerende instellingen op het terrein van arbeidsomstandigheden en veiligheid JaArtikel 44
Vereveningsinstantie JaArtikel 45 en 46
Onderlinge Waarborgmaatschappij MAAV JaArtikel 45 en 46

Raad voor Werk en Inkomen

De Raad voor Werk en Inkomen (www.rwi.nl) is het officiële en onafhankelijke overlegorgaan van vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en gemeenten. De Raad doet voorstellen aan de bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het beleid rond werk en inkomen in de meest brede zin.

Kunstenaars&CO

Kunstenaars&CO heeft als wettelijke taak het uitvoeren van beroepsmatigheidsonderzoeken. Kunstenaars die gebruik maken van de WWIK moeten kunnen aantonen dat zij beroepsmatig werken. Kunstenaars&CO voert deze onderzoeken uit in opdracht van de sociale diensten van gemeenten. Kunstenaars&CO is daartoe aangewezen door de minister van SZW.

SUWI

In de Wet SUWI is de rechtspersoonlijkheid van de ZBO’s op het terrein van de uitvoering van werk en inkomen geregeld.

Doelmatigheid

Tabel 8.2.2: Uitvoeringskosten per SUWI-organisatie bij constante prijzen*
(€ 1 miljoen)20052006200720082009201020112012
UWVtotaal*1 902,91 779,51 743,21 481,51 360,81 224,61 103,51 062,4
Reguliere kosten1 551,31 529,51 384,91 255,81 198,71 163,01 145,61 131,4
Transformatiekosten122,257,7000000
Kwaliteit72,852,1000000
Vernieuwing incl. taakstelling CA688720– 75– 100
Overige projecten156,6140,2358,3157,775,141,632,931,0
         
SVBtotaal*227210,0245,9239,3218,6191,8180,1184,9
Reguliere kosten, incl. SVB10227210,0245,9239,3218,6191,8180,1184,9
         
CWI totaal*360,0360,9324,0314,7313,2312,1311,1310,1
Reguliere kosten346,3346,3324,0314,7313,2312,1311,1310,1
Transformatiekosten14,614,6
         
BKWItotaal**8,68,38,18,18,18,18,18,1
Reguliere kosten6,87,58,18,18,18,18,18,1
Projectkosten1,80,8--
         
IB totaal***7,64,85,15,65,65,65,65,6
Reguliere kosten4,84,85,15,65,65,65,65,6
projectkosten2,8

Bron: jaarverslagen 2006 en de augustusbrieven 2008.

* De uitvoeringskosten van UWV, CWI, SVB, BKWI en IB zijn vermeld in loon-prijsniveau 2007.

** De kaders BKWI 2008 zijn exclusief loonprijscompensatie en efficiencykorting Coalitieakkoord.

*** De uitvoeringskosten Inlichtingenbureau worden in de begroting SZW niet afzonderlijk weergegeven, maar als onderdeel van het handhavingsbudget op artikel 46.

UWV

Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (www.uwv.nl) is een zelfstandig bestuursorgaan dat de sociale verzkekeringen voor werknemers, zelfstandigen en jonggehandicapten uitvoert. In deze functie rekent UWV het tot haar belangrijkste taken om deze sociale verzekeringen (onder meer WAO, WIA, WW en Wajong) snel, duidelijk en betrouwbaar, rechtmatig en doelmatig uit te voeren. Daarbij bevordert UWV zoveel mogelijk de re-integratie van uitkeringsgerechtigden. Middels «de Vernieuwing» werkt UWV de komende jaren aan een fundamentele verdere verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening. De reguliere kosten van UWV vertonen een dalende lijn als gevolg van beleids- en volume-effecten.

SVB

De Sociale verzekeringsbank (www.svb.nl) is een zelfstandig bestuursorgaan dat de regelingen uitvoert voor verschillende overheidsorganisaties. Voor het ministerie van SZW voert de SVB de AOW, ANW, AKW, TOG en de TAS uit. Bij de SVB is een dalende lijn in de reguliere kosten zichtbaar. Door het SVB is een verandertraject (SVB 10) ingang gezet, dat tot 2010 loopt. Met dit verandertraject heeft SVB als missie om de beste, servicegerichte en omgevingsbewuste uitvoerder te zijn van persoonsgebonden regelingen van de overheid. Dit vernieuwingstraject zal onder meer tot gevolg hebben dat de dienstverlening aan de klant verder verbetert en dat de nieuwe regelingen sneller en gemakkelijker geïntroduceerd en uitgevoerd kunnen worden.

CWI

Het Centrum voor werk en inkomen (www.cwinet.nl) is een zelfstandig bestuursorgaan en werkt in opdracht van Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. CWI is het eerste trefpunt voor werkzoekenden en werkgevers. Werkgevers kunnen bij CWI terecht voor personeelsbemiddeling informatie over de arbeidsmarkt. Werkzoekende kunnen bij het CWI terecht voor het vinden van werk of het aanvragen van een WW of Bijstandsuitkering. Daarnaast verleent CWI ontslagvergunning en tewerkstellingsvergunningen en geeft arbeidsrechtelijk informatie.

BKWI

Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (www.bkwi.nl) werkt in opdracht van het ministerie van SZW en verleent diensten aan de Suwi-organisaties, die verenigd zijn in het Ketenoverleg (CWI, UWV, gemeentelijke sociale diensten en SVB). Het BKWI is opgericht om het geheel aan centrale voorzieningen en afspraken te beheren en door te ontwikkelen. Een onderdeel hiervan is het beheer van SUWI net.

IB

Het Inlichtingenbureau (www.inlichtingenbureau.nl) ondersteunt gemeenten bij hun wettelijke taken in het kader van de sociale zekerheid. Deze ondersteuning bestaat uit coördinatie en dienstverlening op het gebied van gegevensuitwisseling tussen gemeenten en derden in de keten Werk en Inkomen. Deze gegevensuitwisseling vindt plaats via de Sectorloket-applicatie (SLOG) van het Inlichtingenbureau, een belangrijke toepassing hiervan zijn de samenloopsignalen. Het doel is bestrijding van fraude en bevorderen van samenwerking tussen de verschillende uitvoeringsorganisaties op het terrein van de sociale zekerheid.

Prestatie-indicatoren

In de onderstaande tabellen zijn de indicatoren opgenomen zoals deze in 2008 voor de ZBO’s van toepassing zijn

Tabel 8.2.3: Prestatie-indicatoren UWV
Resultaatgebied 1: voorkomen van uitkeringsinstroom 
1. Kwaliteit poortwachterstoets (juistheid beoordeling re-integratieverslag) 
2. Percentage herstelde vangnetgevallen binnen 13 weken 
Resultaatgebied 2: klantgerichtheid 
3. Snelle eerste betaling (WW, ZW, WIA en Wajong) 
4. Klantgerichtheid (persoonlijke aandacht, snelheid, kwaliteit van reactie en bereikbaarheid) 
5. Bekendheid van rechten en plichten 
Resultaatgebied 3: wetsuitvoering 
6. Rechtmatigheid 
7. Afdoening fraudegevallen 
Resultaatgebied 4: bevorderen van re-integratie/uitstroom 
8. Plaatsingspercentage AG 
9. ArbeidsuitstroomquoteWW 
10. ArbeidsuitstroomquoteZW na 13 weken 
Resultaatgebied 5: keten (kengetallen) 
11. Klanttevredenheid (obv 5 klantprincipes) 
12. KetenuitstroomquoteWW (gedifferentieerd naar UWV/CWI) 

Bron: meibrief UWV 2008

Tabel 8.2.4: Prestatie-indicatoren CWI
Resultaatgebied 1: Transparantiebereik 
1. Aantal beschikbare CV’s 
2. Transparantiebereik (aantal ingediende vacatures naar beleidsinformatie) 
Resultaatgebied 2: Effectieve matching 
3. KetenuitstroomquoteWW 
4. KetenuitstroomquoteWWB 
5. Aantal te vervullen vacatures 
Resultaatgebied 3: Keten Klantgerichtheid 
6. Werkzoekende naar 5 klantprincipes 
7. Werkgevers 
Resultaatgebied 4: Juridische dienstverlening 
8. Tijdigheid ontslagvergunning 
9. Tijdigheid tewerkstellingsvergunning 
Resultaatgebied 5: WS 
10. Tijdigheid indicatie WSW 
11. Tijdigheid herindicatie WSW 
Resultaatgebied: Efficiency 
12. Nader te bepalen 

Bron: meibrief CWI 2008.

Tabel 8.2.5: Prestatie-indicatoren SVB
Resultaatgebied 1: voorkomen van uitkeringsinstroom 
Niet van toepassing op SVB 
Resultaatgebied 2: juiste en tijdige uitkeringsverstrekking 
1. Rechtmatigheid AOW, Anw, AKW 
2. Handhaving (kwantitatief de volgende kengetallen) 
a. bekendheid met de regels 
b. aantal fraudesignalen (beleidsinformatie) 
c. totaal fraudebedrag (beleidsinformatie) 
d. afdoeningspercentage 
e. incassoratio (beleidsinformatie) 
3. Nationale tijdigheid (AOW, ANW, AKW) 
4. Internationale tijdigheid (AOW, ANW, AKW) 
Resultaatgebied 3: bevorderen van re-integratie 
Niet van toepassing op SVB 
Resultaatgebied 4: klantgerichtheid 
5. klanttevredenheid 
a. telefonisch (o.a afhandelen en tijdigheid) 
b. Internet 
c. schriftelijk 
6. Klachtenmanagement 
a. Tijdigheid Klachtenafhandeling 
b. Tevredenheid klachtenafdeling 
Resultaatgebied 5: efficiency 
9. In het bijzonder, kosten per klant per wet. 

Bron: meibrief SVB 2008

8.3 Bijlage financieel beleid budgetdisciplinesector sociale zekerheid en arbeidsmarkt

1 Inleiding:

Inhoud

Deze bijlage beschrijft de uitgaven voor de budgetdisciplinesector sociale zekerheid en arbeidsmarkt (SZA). Er wordt een beeld geschetst van de ontwikkeling van de SZA-uitgaven en het uitgavenkader voor de periode 2008–2011. Daarnaast worden de gevolgen van voorgenomen beleidsmaatregelen op de uitgaven toegelicht. In een aparte paragraaf wordt de financiering van de SZA-uitgaven toegelicht. In die paragraaf zijn ook de door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde premiepercentages voor de volks- en werknemersverzekeringen opgenomen.

Samenvatting

Op de SZW begroting worden de begrotingsgefinancierde uitgaven verantwoord. Deze bedragen in 2008 afgerond 23,9 miljard euro. Daarnaast worden in de verschillende artikelen de premiegefinancierde uitgaven toegelicht. Dit zijn de uitgaven aan de sociale verzekeringen, waaronder de AOW, de WIA en de WW. Deze uitgaven bedragen in 2008 ongeveer 42,5 miljard euro. Zowel de begrotings- als de premiegefinancierde uitgaven maken deel uit van de budgetdisciplinesector sociale zekerheid en arbeidsmarkt. De totale uitgaven aan de sector SZA zijn echter minder dan de optelsom van deze bedragen. Dit komt voornamelijk omdat een deel van de uitgaven aan de AOW en de ANW gefinancierd wordt uit de begrotingsmiddelen. Als rekening wordt gehouden met deze dubbeltelling en een paar kleinere correcties dan bedragen de totale uitgaven aan de sector SZA in 2008 54,8 miljard euro, zie tabel 1.

Net als in voorgaande jaren is voor de huidige kabinetsperiode een reëel uitgavenkader opgesteld voor zowel de rijksbegroting, de zorg als de sociale zekerheid. Deze uitgavenkaders mogen niet worden overschreden. Het uitgavenkader voor de sociale zekerheid (SZA-kader) is voor 2008 vastgesteld op afgerond 54,8 miljard euro. In de jaren tot en met 2011 stijgen de geraamde uitgaven, en dus ook het SZA-kader, tot meer dan 59,6 miljard euro. In dit bedrag is een prijsontwikkeling verwerkt. In constante prijzen stijgen de SZA-uitgaven naar verwachting niet. De SZA-uitgaven als percentage van het BBP dalen dan ook licht.

Hoewel de totale uitgaven in reële termen dus niet stijgen is er wel sprake van veranderingen in de uitkeringsvolumes. Het totaal aantal uitkeringsgerechtigden stijgt slechts licht. Deze verandering wordt voornamelijk veroorzaakt door een daling van het aantal arbeidsongeschikten en werklozen, gecombineerd met een stijging van het aantal AOW-gerechtigden.

Op basis van de voor 2008 vastgestelde premiepercentages kunnen de inkomsten van de sociale fondsen worden geraamd. Voor de jaren erna staan de percentages, en dus de inkomsten, nog niet vast.

Tabel 8.3.1: Kengetallen/ontwikkeling in de sector SZA
 20072008200920102011
Totale SZA uitgaven (miljoen)56 67254 83456 35357 63559 614
Over/onderschreiding ijklijn SZA (miljoen)nvt0000
Uitgaven SZA in procenten BBP10,29,49,39,29,2
      
Aantal uitkeringsgerechtigden (mln)4,14,14,14,14,2
waarvan ouder dan 65 jaar2,42,52,52,62,7
I/A verhouding64,5%63,5%63,4%63,5%64,2%
      
Exploitatiesaldo fondsen (x € mrd)0,51,9– 0,60,10,7
Effect op EMU Saldo in procenten BBP0,090,32– 0,100,020,10

2 Uitgaven: overzicht en aansluiting bij de begroting

SZA uitgaven

De uitgaven in de sector SZA bestaan uit begrotingsgefinancierde uitgaven en de premiegefinancierde uitgaven. Deze paragraaf licht toe welke uitgaven tot de SZA-uitgaven worden gerekend. De totale begrotingsgefinancierde uitgaven zijn 23,9 miljard euro. De totale premiegefinancierde uitgaven bedragen 42,5 miljard. In het samenstel van uitgaven (samen 66,3 miljard euro) is echter sprake van een dubbeltelling. De sociale fondsen worden namelijk voor een deel gevuld uit begrotingsmiddelen. Een van de oorzaken daarvan is dat de opbrengsten van de AOW-premie onvoldoende zijn om de uitgaven te dekken. Zonder de bijdrage vanuit de begrotingsmiddelen zou het ouderdomfonds dus een exploitatietekort laten zien. Daarnaast worden er begrotingsmiddelen naar de fondsen overgeboekt om de fondsen te compenseren voor lagere premie-inkomsten als gevolg van de herziening van het belastingstelsel in 2001. Al deze zogeheten «rijksbijdragen» worden verantwoord op artikel 51 van de begroting. Om dubbeltelling van de rijksbijdragen te voorkomen worden de begrotingsgefinancierde uitgaven verminderd met de rijksbijdragen van 12,5 miljard. Verder vallen de apparaatsuitgaven van SZW en enkele andere uitgaven niet onder het SZA-kader maar onder het kader rijksbegroting. Deze uitgaven worden dan ook niet meegeteld. De ontvangsten van iets meer dan 1 miljard euro worden op het totaalbedrag in mindering gebracht. Daarnaast worden de SZA-uitgaven vermeerderd met een bijzondere uitgave van 179 miljoen De totale uitgaven onder het SZA kader bedragen dan 53,1 miljard euro. De bedragen staan in de begroting vermeld in constante prijzen. Het SZA uitgavenkader is echter in lopende prijzen. Het gevonden bedrag wordt daarom verhoogd met de relevante loon- en prijsbijstellingen. De totale uitgaven onder het SZA uitgavenkader komen daarmee in 2008 op 54,8 miljard euro1.

Tabel 8.3.2: SZA uitgaven, 2008 (€ * 1000)
 Begrotingsgefinancierde uitgavenPremiegefinancierde uitgaventotaal
A Totaal artikelen23 859 02442 513 31366 372 337
1. correctie dubbeltelling rijksbijdragen12 474 250  
2. correctie apparaatsuitgaven275 024  
3. ontvangsten501 378230 137 
4. bijzondere uitgaven178 726  
B Totale uitgaven (constante prijzen) (A -1 -2 -3 + 4)10 787 09842 283 17653 070 274
5. Loon- en prijsbijstellingen415 1511 348 618 
    
Totale uitgaven (lopende prijzen) (B + 5)11 202 24943 631 79454 834 043

3 Uitgaven: uitgangspunten en raming uitgavenontwikkeling SZA

Economische groei

De raming van de uitgaven is gebaseerd op de MEV 2008. Hierin wordt voor 2008 een economische groei geraamd van 2½ procent in 2008. Voor de jaren tot 2011 wordt rekening gehouden met een groei van 1¾ procent. In de MEV raamt het CPB de werkloze beroepsbevolking in 2008 op 315 duizend personen. Dit aantal daalt tot 2009 en stijgt daarna licht. De groei van de geraamde uitgaven onder het SZA-kader is minder groot dan de groei van het BBP. Als percentage van het BBP nemen de SZA-uitgaven de komende jaren dan ook af. Het aantal uitkeringsgerechtigden neem in de huidige kabinetsperiode naar verwachting met 100 000 personen toe. Deze netto stijging is samengesteld uit een daling van het aantal arbeidsongeschikten, werklozen en ANW-gerechtigden, gecombineerd met een stijging van het aantal Wajong-gerechtigden en AOW-gerechtigden.

Figuur 8.3.1: Werkloze beroepsbevolking en economische groei 2007–2011

kst-31200-XV-2-16.gif

Volume-ontwikkelingen

In de geraamde periode laat het aantal werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen een dalende lijn zien. Vooral van 2007 op 2008 is de daling in het aantal werkloosheidsuitkeringen fors. Dit wordt veroorzaakt door de aantrekkende conjunctuur. Bij het ramen van de uitgaven en volumecijfers wordt gebruik gemaakt van de macro-economische cijfers van het CPB. In deze cijfers zit de technische veronderstelling dat 2011 een conjunctureel neutraal jaar is. Hierdoor neemt het aantal werkloosheidsuitkeringen van 2007 tot 2009 steeds minder af. Na 2009 loopt de werkloosheid licht op. De volumecijfers van de bijstand, onderdeel van de werkloosheidsuitkeringen, zijn berekend op basis van de macro-economische vooruitzichten en het beschikbare budget. Als het bijstandsbeleid van gemeenten effectiever wordt in het beperken van de instroom dan valt het werkelijke volume lager uit dan nu op basis van het budget kan worden verwacht.

Het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen daalt fors, met 30 000 uitkeringen in de periode 2008–2011. Dit komt voornamelijk door een daling van het aantal uitkeringen op grond van de WIA. Het aantal mensen met een Wajong-uitkering blijft namelijk licht stijgen. Ondanks de lagere werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen stijgt het totale aantal uitkeringsontvangers. Een groot deel van deze stijging wordt veroorzaakt door het stijgende aantal mensen met een AOW-uitkering. Het aantal AOW-gerechtigden stijgt tot 2011 met bijna 200 duizend personen. Netto zorgt dit tijdens de kabinetsperiode voor een stijging van het aantal inactieven met ongeveer 100 000 duizend personen. Hiertegenover staat een kleinere stijging van het arbeidsvolume, waardoor de I/A-verhouding vanaf 2008 begint op te lopen, zie tabel 3.

Tabel 8.3.3: Volume ontwikkelingen en I/A verhouding
 20072008200920102011
Werkloosheidsuitkeringen*485431410401404
Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen**832817809799787
Anw-gerechtigden105100959084
Aow-gerechtigden2 4202 4692 5262 5822 664
Ziekteverzuim particuliere sector257257251244243
Totaal4 0984 0754 0914 1164 182
      
Totaal aantal inactieven4 0924 0724 0884 1054 162
Totaal aantal actieven6 3426 4126 4456 4696 485
I/A-verhouding64,5%63,5%63,4%63,5%64,2%

* De werkloosheidsuitkeringen zijn inclusief bijstandsgerechtigden;

** Het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen is inclusief de Wajong.

Prijsontwikkeling

Voor de raming van de uitgaven is naast de volumeontwikkeling ook de prijsontwikkeling van belang. Ook deze wordt gebaseerd op de MEV. De jaarlijkse aanpassing van de uitkering wordt bijna volledig bepaald door de vertaling van de contractloonontwikkeling naar het minimumloon en de sociale uitkeringen. Deze vertaling is geregeld in de Wet koppeling met afwijkingsmogelijkheid (WKA). In 2007 zijn het minimumloon en de sociale uitkeringen aangepast met iets meer dan 2,5%. Voor 2008 wordt de aanpassing geraamd op 3 procent.

De hierboven beschreven volume- en prijsontwikkelingen zien we terug in de uitgaven. In Figuur 2 staan de uitgaven onder het SZA-kader gegroepeerd naar regeling. Duidelijk is dat de uitgaven aan werkloosheid en arbeidsongeschiktheid de komende jaren dalen. De uitgaven aan de AOW stijgen in dezelfde periode. De totale uitgaven onder het SZA kader blijven in constante prijzen vrijwel constant. Omdat het SZA-kader echter is opgesteld in nominale termen is ook de geraamde prijsbijstelling in de grafiek opgenomen.

Figuur 8.3.2: SZA-uitgaven naar categorie (x € mrd)

kst-31200-XV-2-17.gif

4 Uitgaven: Bijstellingen en kader

Gevolgen coalitieakkoord

In de onderstaande tabel worden de belangrijkste ombuigingen en intensiveringen in de uitgaven Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt getoond. Weergegeven zijn de bijstellingen op basis van het coalitieakkoord, het aanvullend pakket en de gevolgen van het overboeken van enkele regelingen naar de begroting van een ander departement. De ombuigingen en intensiveringen worden verder toegelicht in de beleidsagenda en de verdiepingsbijlage van de begroting.

Tabel 8.3.4: Financiële effecten van ombuigingen en intensiveringen uit het coalitieakkoord op de uitgaven op het beleidsterrein SZW (€ miljoen, constante prijzen).
 2008200920102011
Uitgavenniveau zonder maatregelen58 37657 95657 88758 545
     
Ombuigingen coalitieakkoord    
Efficiency Rijksdienst en ZBO’s9173261
Beperken subsidies1233
Alimentatie: verhaal werkgever20404040
Ketenafspraken CWI/UWV/gemeenten115149181200
Korting flexibel re-integratiebudget63125250375
Bijstandvanaf 27 jaar081208278
WWpremiedifferentiatie255075100
Aanpassing richtlijn passende arbeid0306585
Totaal ombuigingen coalitieakkoord en aanvullend pakket2324948541 142
Intensiveringen coalitieakkoord en aanvullend pakket    
Uitkeringsverhoging WAO/WAZ/Wajong, herbeoordeling 45–50 jarigen en verlenging TRI515501483456
Uitwerking arbeidsparticipatie/loonkostensubsidie127221222102
Uitwerking overige participatie36494757
Modernisering WSW25252525
Zwangerschap zelfstandigen13252525
Reservering op aanvullende post Financiën 34112139
Totaal intensiveringen coalitieakkoord716855914804
Totaal ombuigingen en intensiveringen48436260– 338
     
wijzigingen in SZA-kader    
Overboeking kinderbijslag naar Jeugd en Gezin– 821– 821– 822– 822
Overboeking kindertoeslag naar Jeug en Gezin– 3 366– 3 330– 3 287– 3 254
Overboeking kinderopvang naar OCW– 1 602– 1 640– 1 679– 1 718
Overboeking premiebaten UFO naar kader Rijksbegroting314317320323
Totaal– 5 305– 5 113– 5 408– 5 809
Uitgavenniveau inclusief maatregelen, constante prijzen53 07052 84452 47952 736

Uitgavenkader 2008–2011

In september 2007 is de ijklijn voor de budgetdisciplinesector SZA vastgesteld voor de huidige kabinetsperiode. De ijklijn loopt op van 54,8 miljard euro in 2008 tot 59,6 miljard euro in 2011. De ijklijn is gebaseerd op de geraamde totale SZA-uitgaven voor de komende vier jaar. De geraamde totale SZA uitgaven komen daarom op dit moment, aan het begin van de kabinetsperiode, exact overeen met het vastgestelde uitgavenkader.

5 Inkomsten: Financiering van de SZA-uitgaven

Premievaststelling

De premiegefinancierde uitgaven worden voornamelijk uit premie-opbrengsten gefinancierd. Hiervoor stelt de minister van SZW de betreffende premiepercentages volks- en werknemersverzekeringen vast. De voorstellen hiertoe voor 2008 zijn in deze bijlage opgenomen. Deze premiestelling heeft het kabinet beoordeeld binnen het lastenkader voor huishoudens en bedrijven, de koopkrachtontwikkeling en het gewenste EMU-saldo. Het saldo van de premie-inkomsten en de uitgaven (het exploitatiesaldo van de fondsen) telt mee voor de berekening van het EMU-saldo.

– Wat betreft de premiepercentages AOW en Anw stelt het kabinet voor om deze vast te stellen op hetzelfde niveau als in 2007. Bij het ouderdomsfonds zijn bij dit premiepercentage de premie-opbrengsten niet voldoende om de uitgaven te dekken. De inkomsten van het ouderdomsfonds worden daarom aangevuld door middel van rijksbijdragen. Omdat de AOW-uitgaven in 2008 hoger zijn dan in het voorgaande jaar zal de rijksbijdrage ook hoger zijn. De ANW-uitgaven dalen licht. Beide premies worden gecombineerd geheven met de loon- en inkomensbelasting in de 1e en 2e schijf.

– De AWF werkgeverspremie wordt vastgesteld op 4,80 procent, een verhoging met 0,40 procentpunt. De werknemerspremie wordt met 0,35 procentpunt verlaagd tot 3,50 procent. De totale AWF-premie komt daarmee op 8,30 procent, een verhoging met 0,05 procentpunt. De AWF premie wordt geheven vanaf een franschise op ongeveer minimumloonniveau tot het maximumdagloon en wordt geïnd door de Belastingdienst. Als het UWV voor 2008 een andere sectorfondspremie vaststelt dan nu wordt verwacht dan kan de AWF werkgeverspremie worden aangepast binnen een lastenneutraal kader.

– De sectorfondspremie (ook bekend als Wgf-premie) wordt in oktober 2007 door het UWV vastgesteld, op advies van de verschillende sectoren. Uit de sectorfondsen (voorheen wachtgeldfondsen) wordt het eerste halfjaar van een WW-uitkering gefinancierd. De in de tabel weergegeven premie is een gemiddelde. In werkelijkheid verschilt de premie per sector.

– De premie uniforme opslag kinderopvang wordt per 1 januari 2008 met 0,06 procentpunt verhoogd, van 0,28% naar 0,34%. De verplichte werkgeversbijdrage kinderopvang wordt door werkgevers in de marktsector betaald door middel van een opslag op de Sfn-premie. De overheidswerkgevers betalen de bijdrage door middel van een opslag op de Ufo-premie.

– De Ufo-premie wordt vastgesteld op 0,78%, hetzelfde percentage als in 2007. De premieobrengsten van het Ufo financieren voornamelijk de zwangerschaps- en bevallingsuitkeringen bij de overheidswerkgevers. Alleen overheidswerkgevers betalen de Ufo-premie.

– De Aof premie is vastgesteld op 5,65 procent, een verhoging van 0,5 procentpunt. Met deze verhoging worden de premiedalingen in de Aok en Whk lastenneutraal opgevangen.

– De Aok premie wordt door het UWV vastgesteld, en door de minister van SZW goedgekeurd. Voor 2008 heeft het UWV de Aok premie vastgesteld op 0,15 procent. Omdat uit de Aok de eerste vijf jaar van de WAO-uitkeringen wordt gefinancierd, en er geen nieuwe instroom in de WAO meer plaatsvindt, zal de Aok-premie aan het eind van de kabinetsperiode nihil zijn.

– De premie voor de werkhervattingskas, waaruit de uitkeringen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) wordt betaald is door het UWV vastgesteld op 0,58%, een daling van 0,17 procentpunt. Van het premiepercentage bestaat 0,28% uit de zogenaamde rentehobbel, waarmee wordt voorkomen dat de publieke verzekering, waar gewerkt wordt met een omslagstelsel, een premievoordeel heeft tegenover de particuliere verzekeringsmarkt, waar gebruikt gemaakt wordt van kapitaaldekking.

Tabel 8.3.5: Premiepercentages voor de sociale verzekeringen
fondsfondsverzekering20072008
Aow-fondsOuderdomsfondsAOW17,9%17,9%
Anw-fondsNabestaandenfondsANW1,25%1,25%
     
AwfAlgemeen werkloosheidsfondsWW(werkgeversdeel)4,40%4,80%
AwfAlgemeen werkloosheidsfondsWW(werknemersdeel)3,85%3,50%
SfnSectorfondsen (gemiddelde premie)WW0,99%0,99%
Sfn/UfoUniforme opslag kinderopvangKinderopvang0,28%0,34%
UfoUitvoeringsfonds voor de overheidZW overheidswerkgevers0,78%0,78%
     
AofArbeidsongeschiktheidsfondsWAO,WGA, IVA5,15%5,65%
AokArbeidsongeschiktheidskas (rekenpremie)WAO 1e 5 jaar0,48%0,15%
WhkWerkhervattingskas (rekenpremie)WGA0,75%0,58%

Ontvangsten en uitgaven

Op basis van de bovenstaande premiepercentages voor 2008 en de verwachte ontwikkeling van de betreffende grondslagen zijn de ontvangsten van de sociale fondsen geraamd, zie tabel 6. Hierbij is rekening gehouden met de bijdragen aan de fondsen van het rijk en het saldo van onderlinge betalingen van de fondsen. Het saldo onderlinge betalingen is voor de sociale verzekeringen negatief, omdat uit sommige van deze fondsen premies voor de zorgverzekering worden betaald. Tegenover deze negatieve saldi staan dus positieve saldi bij de zorgfondsen.

De uitgaven van de sociale fondsen worden geraamd op basis van de premiegefinancierde uitgaven.

Tabel 8.3.6: Ontvangsten en uitgaven sociale verzekeringen (in miljarden euro’s)
 20072008200920102011
Ontvangsten sociale fondsen     
premies34,735,833,035,738,2
bijdragen van het rijk8,79,711,310,610,2
interest0,60,60,60,60,6
Totale ontvangsten44,046,245,046,949,0
Uitgaven sociale fondsen     
Uitkeringen/Verstrekkingen41,042,043,344,646,3
Uitvoeringskosten1,61,41,31,21,1
saldo onderlinge betalingen fondsen0,91,01,01,01,0
Totale uitgaven43,544,345,646,848,4
Exploitatiesaldo0,51,9– 0,60,10,7
waarvan SVB (AOW en Anw)0,30,30,40,60,8
waarvan UWVwerkloosheid*0,91,7– 1,3– 1,2– 1,3
waarvan UWVarbeidsongeschiktheid**– 0,6– 0,20,30,71,2
      
Vermogenssaldi     
SVB(AOW en Anw)0,60,81,21,72,5
UWVwerkloosheid*5,57,15,84,53,2
UWVarbeidsongeschiktheid**2,42,22,53,24,3

* bestaande uit de Sectorfondsen, de Awf en het Ufo

** bestaande uit het Aof de Whk en de Aok

Exploitatiesaldo

Het exploitatie saldo is het verschil tussen de premie-inkomsten en de premie-gefinancierde uitgaven van de fondsen. Het exploitatieoverschot loopt in 2008 iets op. Voor de jaren daarna wordt echter een daling in het exploitatiesaldo geraamd. Dit komt omdat aangenomen wordt dat zowel de Awf werknemerspremie als de Awf werkgeverspremie in 2009 lager worden vastgesteld. Als gevolg hiervan hebben de werkloosheidsfondsen vanaf 2009 een exploitatietekort. De premies liggen dan onder een lastendekkend niveau, waardoor het vermogenssaldo van deze fondsen vanaf dat moment begint te dalen. Het exploitatiesaldo van het Anw-fonds loopt licht op, omdat er steeds minder mensen gebruik maken van de Anw. Het ouderdomsfonds kent geen vermogensoverschot. Omdat dankzij de invoering van de WIA de instroom in de arbeidsongeschiktheidsregelingen is gedaald verbeterd de komende jaren het exploitatiesaldo van de arbeidsongeschiktheidsfondsen. succesvol is in het beperken van de instroom in van de fondsen stijgt ook het vermogensoverschot in de komende jaren. In bijlage 8.4 wordt een overzicht gegeven van de exploitatiesaldi en vermogensposities per fonds.

Premie-uitgaven

Bij de raming van de premie-ontvangsten is rekening gehouden met de zogenaamde premie-uitgaven. Een premie-uitgave is een overheidsuitgave in de vorm van een derving of uitstel van premie-ontvangsten die voortvloeit uit een voorziening in de wet voorzover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingsstructuur van de wet. Drie regelingen zijn expliciet opgenomen in de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv): de premievrijstelling oudere werknemers, de premiekorting arbeidsgehandicapte en zieke werknemers en de premievrijstelling marginale arbeid1. Daarnaast zijn er enkele regelingen in de Wet op de loonbelasting die een lagere grondslag tot gevolg hebben en daardoor voor een lagere premieafdracht zorgen. Dit zijn de werknemersspaarregelingen (spaarloon), de feestdagenregeling en de vakantiebonnen. Tegenover de lagere premieafdracht van deze regelingen staat ook een lagere aanspraak op uitkeringen. Uit onderstaande tabel blijkt dat de premie-uitgaven werknemersverzekeringen worden geraamd op € 1,3 miljard in 2008.

Tabel 8.3.7: De premie-uitgaven in de werknemersverzekeringen
 20072008200920102011
Premievrijstelling oudere werknemers9561 0651 1951 3301 406
Premiekorting arbeidsgehandicapten3636363636
Spaarloon156151107105104
Feestdagen2526191919
Vakantiebonnen55444
      
Totaal (x € mln)1 1771 2821 3601 4931 569
Totaal (x € mrd)1,21,31,41,51,6

Ten opzichte van de begroting 2007 is het geraamde exploitatiesaldo van de sociale fondsen met € 0,3 miljard gestegen. Tabel 8 geeft weer wat de verschillende oorzaken zijn van deze stijging. De premie-inkomsten zijn gestegen omdat de raming van de economische groei naar boven is bijgesteld. De premie-inkomsten zijn gedaald vanwege hogere nabetalingen aan het rijk. Deze nabetaling komt voort uit de gecombineerde heffing van belasting en premies. De uiteindelijke verdeling daartussen kan afwijken van wat eerder werd geraamd. De inkomensoverdrachten van het rijk aan de fondsen zijn gestegen, voornamelijk vanwege hoger dan geraamde rijksbijdragen om de tekorten bij het ouderdomsfonds op te vangen. Tenslotte zorgden lager dan verwachte uitkeringsaantallen voor lager dan geraamde uitgaven en uitvoeringskosten.

Tabel 8.3.8: Bijstellingen in exploitatiesaldo sociale fondsensinds de vorige begroting naar oorzaak (x € mrd)
 2007
Niveau begroting 20070,2
  
Inkomsten (+ is een verbetering van het exploitatiesaldo): 
Meer premie inkomsten door hogere economische groei0,4
Lagere premie-inkomsten door aanpassing premiepercentage0,0
Nabetalingen fondsen aan het rijk en bijstelling rijksbijdragen– 0,3
Overige effecten aan de inkomstenkant van de fondsen (o.a. interest)0,0
  
Uitgaven (+ is een verbetering van het exploitatiesaldo) 
Lager dan geraamde uitgaven0,1
Lager dan geraamde uitvoeringskosten0,1
Bijdrage kinderopvang werkgevers0,0
  
Niveau begroting 20080,5

8.4 Bijlage sociale zekerheid

1 Exploitatie-overzichten sociale verzekeringen 2007–2008

Tabel 8.4.1: Overzicht sociale verzekeringen 2007 (bedragen in miljoenen euro)
 AOWAnwWAOWgfAwfUfoTotaal
Premies Totaal17 1861 3359 3401 4024 90653834 707
Inkomensoverdrachten8 53121100008 742
Onderlinge Betalingen00749210156441 159
Saldo Interest14122124152394545
Totaal Baten25 8581 56810 2131 6265 30158645 153
Uitkeringen/Verstrekkingen25 6321 2698 9291 0243 71345841 025
Onderlinge Betalingen0831 206196539272 051
Uitvoeringskosten13132721261367381 550
Totaal Lasten25 7631 38410 8561 4804 62052444 626
        
Exploitatiesaldo95184– 64314668262526
        
Wettelijke premie17,9%1,25%6,38%1,27%8,25%0,78% 
Aandeel werknemers17,9%1,25%  3,85%  
Aandeel werkgevers  6,38%1,27%4,40%0,78% 
Tabel 8.4.2: Overzicht sociale verzekeringen 2008 (bedragen in miljoenen euro)
 AOWAnwWAOWgfAwfUfoTotaal
Premies Totaal17 3651 3649 9211 4765 13156135 818
Inkomensoverdrachten9 52720900009 735
Onderlinge Betalingen00740205167441 156
Saldo Interest14431108122915590
Totaal Baten27 0361 60310 7681 6935 58961047 299
Uitkeringen/Verstrekkingen26 8211 2339 0739503 40047541 951
Onderlinge Betalingen0891 279191529322 120
Uitvoeringskosten13132605227347371 378
Totaal Lasten26 9521 35310 9571 3684 27654445 449
        
Exploitatiesaldo84251– 1893251 313661 850
        
Wettelijke premie17,9%1,25%6,38%1,33%8,30%0,78% 
Aandeel werknemers17,9%1,25%  3,50%  
Aandeel werkgevers  6,38%1,33%4,80%0,78% 

2 Vermogens sociale fondsen, ultimo 2007–2008

Tabel 8.4.3: Vermogens sociale fondsen (x € miljoen)
 2007  2008  
 aanwezigbenodigdvermogensoverschotaanwezigbenodigdvermogensoverschot
AOW1 5801 58001 6761 6760
Anw699107592948108840
Totaal SVB2 2801 6885922 6241 784840
WAO3 0005742 4252 8015752 226
Awf6 5301 8164 7148 0991 8166 283
Ufo3082728132929299
Totaal UWV9 8382 4187 42011 2292 4208 809
Centrale fondsen12 1174 1058 01213 8524 2049 649
Wgf712219493731218513
Decentrale fondsen712219493731218513
Totaal12 8294 3248 50514 5834 42210 162

In bovenstaande tabel staat voor 2007 en 2008 de vermogenspositie van de verschillende fondsen weergegeven. Het benodigde vermogen is geraamd op basis van de geraamde uitgaven en ontvangsten en het moment waarop deze plaatsvinden. Als de totale uitgaven en ontvangsten stijgen, stijgt dus ook het benodigde vermogen. Om het aanwezige vermogen aan te passen aan een gestegen benodigd vermogen is een positief exploitatiesaldo nodig. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij de AOW. Omdat bij de AOW de rijksbijdragen de ontvangsten aanvullen tot het benodigde exploitatiesaldo is het aanwezige vermogen hier gelijk aan het benodigde vermogen. Er is dan ook geen sprake van een vermogensoverschot.

De andere fondsen hebben wel een vermogensoverschot. Voor de UWV-fondsen is het totale vermogensoverschot in 2007 ongeveer 7,4 miljard euro. Hier staat tegenover dat de SVB-fondsen een vermogenstekort hebben, dat gedekt wordt door de begrotingsgefinancierde rijksbijdragen. De rijksbijdragen aan de SVB fondsen worden voor 2008 geraamd op 9,4 miljard euro.

8.5 Bijlage inkomensbeleid 2008

8.5.1 Inleiding

In artikel 41 is het generieke koopkrachtbeeld voor 2008 gepresenteerd. In dit beeld wordt rekening gehouden met de prijsontwikkeling (CPI), de loonontwikkeling en de wijzigingen in belasting- en premietarieven. Hierdoor ontstaat een beeld van de inkomensontwikkeling als gevolg van voor vrijwel iedereen geldende factoren.

Daarnaast zijn er beleidsmaatregelen die alleen tot inkomenseffecten leiden voor bepaalde groepen of waarvan de inkomenseffecten een grote spreiding kennen. Paragraaf 8.5.2 beschrijft deze niet-standaard inkomenseffecten voor 2008. In paragraaf 8.5.3 is in kaart gebracht of er cumulatie van inkomenseffecten optreedt voor bepaalde groepen. Paragraaf 8.5.4 geeft een overzicht van de voorgenomen kabinetsmaatregelen op het gebied van kinderen, wonen en zorg tussen 2008 en 2011.

8.5.2 Maatregelen met specifieke inkomenseffecten in 2008

Deze paragraaf beschrijft de beleidsmaatregelen met specifieke inkomenseffecten naar thema. Hierbij zijn voor de overzichtelijkheid alleen beleidsmaatregelen opgenomen waarvan de inkomenseffecten optreden bij ten minste 10 000 huishoudens. Verder zijn alleen beleidsmaatregelen opgenomen die leiden tot een wijziging van het inkomen in 2008 ten opzichte van 2007 zonder dat de situatie van een huishouden wijzigt.

Tabel 8.5.1: Overzicht van beleidsmaatregelen met specifieke inkomenseffecten in 2008
ThemaBeleidsmaatregelInkomenseffect*
1. KinderenGratis schoolboeken+
 Vervanging kinderkorting door een kindgebonden budget+
 Effect op WTOS van afbouw correctie verzamelinkomen+/–
2. WonenTerugdraaien laatste tranche taakstelling huurtoeslag+
 Vervangen tabel door formule in de huurtoeslag+/–
3. ZorgVervanging no claim door eigen betaling en introductie compensatieregeling+/–
 Buitengewone uitgavenaftrek
 Eigen bijdrage AWBZ+/–
 Opheffing tijdelijke verlaging box 2 tarief; introductie laag tarief voor DGA’s voor ZVW+/–
 Postactieve ambtenaren
 Uitbreiding ZVW-pakket met gratis mondzorg tot 22 jaar, met de pil en met kraamzorg+
4. MilieuVerhoging milieubelastingen
5. ArbeidsongeschiktenUitkeringspercentage volledig arbeidsongeschikten naar 75%+
6. StudentenEffect op studiefinanciering van afbouw correctie verzamelinkomen+/–
7. LandbouwersWijziging bedrijfstoeslagenregeling

* + = positief inkomenseffect, – = negatief inkomenseffect, +/- = gespreide inkomenseffecten

1. KINDEREN

Gratis schoolboeken (OCW

Met ingang van het schooljaar 2008–2009 zal in het voortgezet onderwijs gestart worden met de invoering van gratis schoolboeken. Hierdoor gaan met name gezinnen met midden en hogere inkomens erop vooruit. De schoolboeken kosten ongeveer € 300 per kind. Een gezin met 1 kind van 14 jaar in het voortgezet onderwijs en een inkomen 1,5* modaal gaat er structureel ongeveer 1% op vooruit (in 2008 is het effect ongeveer 0,5%).

Voor gezinnen met lagere inkomens tot modaal heeft dit in principe geen effect omdat deze gezinnen reeds een vergoeding ontvingen op grond van de WTOS (Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten). Niet iedereen maakte echter gebruik van dit recht op WTOS. Hierdoor profiteert ook een deel van de gezinnen met lagere imkomens van de invoering van gratis schoolboeken.

Vervanging kinderkorting door kindgebonden budget (J&G)

De fiscale korting bij het verzorgen van kinderen onder de 18 jaar wordt in 2008 omgezet in een toeslag: het kindgebonden budget. Het kindgebonden budget wordt uitbetaald door de Belastingdienst/Toeslagen.

Voor de meeste mensen verandert er in 2008 niets. Voor mensen die de korting tot 2008 niet (geheel) konden verzilveren doordat zij geen belasting betalen, betekent het kindgebonden budget een flinke inkomensvooruitgang van maximaal € 993. In het generieke koopkrachtbeeld was dit effect alleen zichtbaar bij alleenstaande ouders met een baan op minimumloonniveau. Daarnaast doet deze inkomensvooruitgang zich ook voor bij alleenverdieners met kinderen met een baan op minimumloonniveau, bij zelfstandigen met een laag inkomen en bij andere groepen met kinderen die geen belasting betalen doordat zij een laag inkomen of hoge aftrekposten hebben.

In 2009 is voorzien in een aanpassing van het kindgebonden budget, waarbij een bedrag per kind wordt toegekend.

Effect op WTOS van afbouw correctie verzamelinkomen (OCW)

De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) regelt dat met ingang van 1 januari 2006 het verzamelinkomen bepalend is voor het recht op de inkomensafhankelijke regelingen. Voor een aantal regelingen gold tot 1 januari 2006 een gecorrigeerd verzamelinkomen in verband met de belastingherziening 2001. Om de inkomenseffecten van de overstap naar het ongecorrigeerde verzamelinkomen te beperken is overgangsrecht gecreëerd voor onder meer de WTOS. Het overgangsrecht voor de WTOS houdt in dat de correctie op het verzamelinkomen in drie jaar wordt afgebouwd. In 2008 wordt de afbouw van de correctie op het verzamelinkomen afgerond.

Hierdoor ontstaan in de periode 2006–2008 de volgende inkomenseffecten voor ouders met een inkomen vlak onder de inkomensgrens van de WTOS (rond modaal) en voor ouders met een hoger inkomen die een gedeeltelijke tegemoetkoming ontvangen of die net geen recht hebben op een gedeeltelijke tegemoetkoming:

• voor 80 procent van de ouders (circa 215 000 ouders) verloopt de afbouw inkomensneutraal;

• voor acht procent van de ouders (circa 23 000) ontstaat een negatief inkomenseffect van gemiddeld € 51 per jaar;

• voor circa twaalf procent van de ouders (circa 33 000) ontstaat een positief inkomenseffect van gemiddeld € 29 per jaar.

2. WONEN

Terugdraaien laatste tranche taakstelling huurtoeslag (VROM)

In de voorjaarsnota is aangekondigd dat er gevolg wordt gegeven aan de motie Depla over het terugdraaien van het normhuurbesluit. Hiermee wordt de verhoging van de normhuur per 1 juli 2007 met € 1,05 met terugwerkende kracht ongedaan gemaakt. Deze aanpassing gaat in per 1 januari 2008.

Het structurele voordeel voor huurtoeslagontvangers is € 1,05 per maand (€ 12,60 per jaar). Daarnaast wordt ook in 2008 het incidentele voordeel van de verlaging van de normhuur met terugwerkende kracht van 1 juli 2007 tot 1 januari 2008 geëffectueerd. Dat betekent een additioneel voordeel in 2008 van € 6,30.

Alle huurtoeslagontvangers profiteren in 2008 in totaal van een voordeel van € 18,90 op jaarbasis.

Vervangen tabel door formule in de huurtoeslag (VROM)

Tot 2008 werd bepaald welk bedrag aan huur iemand zelf moest betalen aan de hand van een tabel waarin de te betalen eigen bijdrage per inkomensklasse was opgenomen. Met ingang van 2008 wordt de tabel vervangen door een formule. Op deze manier wordt voorkomen dat soms bij een geringe inkomensstijging een flinke daling van de huurtoeslag optreedt, als net de grens van een inkomensklasse wordt overschreden. Door de invoering van een formule werkt een inkomensstijging geleidelijker door op de huurtoeslag. Hiermee wordt de marginale druk van de huurtoeslag zodanig gematigd dat deze in nagenoeg alle gevallen onder de 45% blijft. De invoering van de formule in plaats van de normhuurtabellen vindt budgettair neutraal plaats.

Voor het grootste deel van de huurtoeslagontvangers heeft de overgang naar de formule geen gevolgen. Dit geldt voor huurtoeslagontvangers met een laag inkomen (namelijk met een rekeninkomen onder of op de minimum-inkomensgrens). Voor hen geldt onveranderd de normhuur die hoort bij het minimum-inkomensijkpunt. Dit betreft ca. 68% van alle huurtoeslagontvangers.

Voor huishoudens met een inkomen boven het minimum kan de formule in 2008 voordelig, nadelig of inkomensneutraal uitpakken. Dit komt doordat de normhuur nu wordt bepaald aan de hand van het midden van een inkomensklasse. Met de tabel ligt voor een huishouden met een inkomen dat onder het klassemidden ligt, de normhuur op een hoger niveau dan zou volgen uit de formule. Anderzijds hebben inkomens die binnen dezelfde inkomensklasse boven het klassemidden liggen, juist een iets lagere normhuur dan volgens de formule het geval zou zijn. Door het geleidelijke verloop van de formule blijft een eventueel nadeel meestal beperkt. Voor 10% van de huishoudens kan de formule ten opzichte van de tabel een nadeel opleveren van meer dan € 1 per maand. Voor deze groep is het gemiddelde nadeel € 3 per maand. Dit is echter het beeld voor één specifiek jaar.

Gemiddeld genomen (over meerdere jaren) zal de formule voor huishoudens inkomensneutraal uitpakken. In het ene jaar kan een huishouden nadeel van de formule ondervinden, maar datzelfde huishouden kan er het jaar daarop juist voordeel van hebben.

3. ZORG

Vervanging no-claim door eigen betaling en introductie compensatieregeling (VWS)

In 2008 wordt de no claim van € 255 in de Zorgverzekeringswet vervangen door een verplicht eigen risico van € 150. Verzekerden met meerjarig hoge ziektekosten worden gecompenseerd voor het verschil tussen het maximale en het gemiddelde eigen risico.

De effecten zijn als volgt:

• Voor huishoudens die in 2007 de gemiddelde no-claim teruggaaf ontvingen en in 2008 het gemiddelde eigen risico betalen, verandert er per saldo niets.

• Huishoudens met relatief lage zorgkosten gaan erop achteruit. Doordat de maximale verplichte eigen betalingen dalen, stijgt de premie (verzekeraars moeten immers meer zorgkosten uit hun premie-inkomsten betalen). Huishoudens met relatief lage zorgkosten ondervinden wel nadeel van deze hogere premie, terwijl zij geen voordeel hebben van de lagere eigen betalingen (aangezien zij weinig eigen betalingen hebben). Zij gaan er daardoor maximaal € 60 op achteruit in 2008.

• Huishoudens met hoge zorgkosten profiteren van het lagere maximum aan eigen betalingen. Zij gaan er maximaal € 45 op vooruit in 2008.

• Personen die meerdere jaren hoge onvermijdbare zorgkosten hebben, profiteren het meest van het nieuwe systeem omdat zij een vergoeding ontvangen voor het verschil tussen het maximale en het gemiddelde eigen risico. Zij gaan er hierdoor € 90 op vooruit in 2008.

• In paragraaf 8.5.3 wordt ingegaan op de cumulatie van de inkomenseffecten door de vervanging van de no-claim en de inkomenseffecten van de buitengewone uitgavenaftrek (zie ook hieronder).

Buitgewone uitgavenaftrek voor de ziektekosten (VWS/FIN)

In 2008 wordt de buitengewone uitgaven (BU) regeling gewijzigd; de nominale premie en de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet zijn dan niet langer aftrekbaar en de inkomensafhankelijke drempel daalt van 11,5% naar 1,65% In het generieke koopkrachtbeeld in artikel 41 is hiermee alleen rekening gehouden voor zover de maatregel een verandering in het voordeel van standaardaftrekposten teweeg brengt. In de standaard koopkrachtberekening wordt alleen rekening gehouden met aftrekposten binnen de BU die voor iedereen binnen de standaardcategorie gelden. Het gaat om de volgende standaardposten:

• Inkomensafhankelijke bijdrage voor de zorgverzekeringswet (IAB)

• ZVW standaardpremie gecorrigeerd voor zorgtoeslag

• Ouderdomsforfait (€813)

• Huisapotheek (€23 pp)

• Vermenigvuldigingsfactor

Maken huishoudens geen gebruik van de BU dan leidt dit tot een onderschatting van de koopkrachtontwikkeling; zij hebben geen last van de wijziging. Zijn er aftrekposten die niet worden meegenomen in de standaard koopkrachtberekening (bijvoorbeeld hulpmiddelen, eigen bijdrage AWBZ/Wmo en aanvullende polis), dan kan dat leiden tot een overschatting van de koopkrachtontwikkeling; het negatieve effect van de wijziging is mogelijk groter dan in de standaardberekening.

Voor ouderen die gebruik maken van de BU en voor 65-minners die alleen de hierboven genoemde standaardkosten aftrekken is het standaardbeeld representatief. In de standaard koopkrachtberekening maken ouderen, vanwege het ouderdomsforfait, zowel in 2007 als in 2008 aanspraak op BU. Voor ouderen die momenteel geen gebruik maken van de BU is de koopkrachtontwikkeling in 2008 ongeveer ¼%-punt gunstiger dan het standaard koopkrachtbeeld.

Voor 65-minners met lage en midden inkomens weegt het verlies van de aftrekpost zwaarder dan het voordeel van de lagere drempel. Voor deze groep kan, indien sprake is van extra zorgkosten, de koopkrachtontwikkeling tussen 0% en ¾% slechter uitpakken dan in de standaard koopkrachtberekening.

Bij huishoudens met BU-aftrek die tevens huurtoeslag ontvangen, kan de lagere aftrekpost (via een hoger verzamelinkomen) tot gevolg hebben dat ook de huurtoeslag lager wordt. Inclusief doorwerking naar de huurtoeslag is het negatieve effect ten opzichte van de standaardkoopkracht maximaal – 1%.

Voor hogere inkomens kan de maatregel tot een positief effect leiden. Het verlies van de aftrekpost is voor hoge inkomens kleiner dan het voordeel van het verlagen van de drempel.

In paragraaf 8.5.3 wordt ingegaan op de cumulatie van de versobering van de BU en het afschaffen van de no-claim.

Eigen bijdrage AWBZ

Op 1 januari 2003 is het inkomensbegrip voor de vaststelling van de eigen bijdrage intramuraal in de AWBZ gewijzigd. Bij die overgang van het «netto»-inkomen naar het verzamelinkomen is er voor gekozen bewoners die vóór 1 januari 2003 in een intramurale instelling verbleven nog geen eigen bijdrage te laten betalen op basis van het verzamelinkomen. Voor deze groep bewoners is een overgangsmaatregel in het leven geroepen die inhield dat voor de zittende groep de op basis van het oude inkomensbegrip vastgestelde bijdrage gedurende vier jaar lang alleen maar werd geïndexeerd (op basis van het cijfer waarmee ook de AOW jaarlijks wordt aangepast).

Per 1 januari 2005 is een nieuwe overgangsmaatregel getroffen voor alle verzekerden die op 31 december 2004 in de instelling verbleven. Voor deze hele groep (dus inclusief de groep die hiervoor is vermeld) is de eigen bijdrage in 2005, 2006 en 2007 geïndexeerd. De relatie met het werkelijke jaarinkomen is voor beide groepen daardoor losgelaten.

Het vorige kabinet heeft besloten de overgangsmaatregel per 1 januari 2008 te beëindigen. Dit houdt in dat de eigen bijdrage van bewoners die zijn ingestroomd vóór 1 januari 2005 vanaf volgend jaar niet langer wordt geïndexeerd, maar weer worden gekoppeld aan het relevante inkomen. Dit betekent dat alle cliënten die in een gelijke inkomenssituatie zitten dezelfde bijdrage gaan betalen. Dat is nu nog niet het geval. Doordat het actuele inkomen van de groep bewoners, die onder de overgangsmaatregel vielen, gedurende een aantal jaren niet is gehanteerd als grondslag voor de eigen bijdrage, kan er een behoorlijke onevenwichtigheid zijn ontstaan tussen het huidige inkomen en de betaalde eigen bijdrage. Circa 60 000 mensen ondervinden nadeel van de beëindiging van de overgangsmaatregel. Hiervan hebben circa 25 000 mensen een WAJONG-uitkering. Circa 50 000 mensen kennen een voordeel door het beëindigen van de maatregel. De voor- en nadelen zijn erg divers en worden veroorzaakt door individuele en vaak incidentele effecten bij het vaststellen van het rekeninkomen in het verleden. De effecten zijn hierdoor ook erg gespreid. Op basis van het administratieve bestand van alle intramurale cliënten in 2005 valt op te maken dat een kwart van de mensen op jaarbasis minimaal € 450 per jaar minder aan eigen bijdrage gaan betalen. Een kwart van de mensen gaat op jaarbasis ten minste € 450 per jaar meer betalen. Indien een persoon fors meer of minder gaat betalen, betekent dit in vrijwel alle gevallen dat het huidig genoten inkomen veel te hoog of te laag is in verhouding tot de eigen bijdrage. Met het beëindigen van de overgangsmaatregel wordt dit per 1 januari 2008 rechtgetrokken. Met het opheffen van de ongelijkheid wordt tegemoetgekomen aan de kritiek van de Raad van State op de overgangsmaatregel.

Opheffing tijdelijke verlaging tarief box 2, introductie laag tarief DGA’s voor inkomensafhankelijke ZVW-bijdrage (FIN/VWS)

Voor de toepassing van de Zorgverzekeringswet is de directeur-grootaandeelhouder (DGA) – net als voor de loonbelasting – werknemer en werkgever. Hierdoor is de DGA het hoge tarief voor de inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd over zijn loon. De ondernemer in de inkomstenbelasting betaalt daarentegen het lage tarief voor de inkomensafhankelijke bijdrage over de door hem gerealiseerde belastbare winst uit onderneming. De DGA betaalt derhalve een hogere bijdrage dan de ondernemer.

Het kabinet heeft toegezegd directeuren-grootaandeelhouders per 1 januari 2008 en indien mogelijk reeds per 1 januari 2007 onder het verlaagde tarief te brengen. Aangezien het uitvoeringstechnisch niet mogelijk bleek dit in 2007 te realiseren, is besloten voor 2007 een tijdelijke fiscale compensatiemaatregel te treffen. Deze maatregel betrof een tijdelijke verlaging van het box 2-tarief met 3%-punt (inkomsten uit aanmerkelijk belang) voor een inkomen tot € 250 000.

Met ingang van 1 januari 2008 geldt voor de DGA het verlaagde tarief voor de Zorgverzekeringswet. De tijdelijke verlaging van het box 2-tarief vervalt. Het inkomenseffect van deze maatregel is afhankelijk van het box 2 inkomen van de DGA.

Postactieve ambtenaren (BZK)

Het kabinet heeft een bedrag van € 130 mln. uitgetrokken om het afbouwtraject evenwichtiger vorm te geven voor het vervallen van de tegemoetkoming in de ziektekosten voor postactieve ambtenaren in kabinetssectoren van 65 jaar en ouder. Dit bedrag wordt ingezet voor een verruiming van het afbouwtraject in de jaren 2007 tot en met 2009. De negatieve inkomenseffecten van het vervallen van de tegemoetkoming worden hierdoor beperkt.

Uitbreiding ZVW pakket met gratis mondzorg tot 22 jaar, met de pil en met kraamzorg (VWS)

Jongeren van 18 tot en met 22 jaar hoeven geen kosten meer te betalen voor mondzorg, zoals de tandarts. Deze kosten worden vergoed via de basisverzekering. Naast het wegvallen van de kosten van de jaarlijkse controle kan in individuele gevallen een veel groter voordeel optreden.

De kosten voor deze maatregel worden ingeschat op € 100 miljoen. Er zijn iets minder dan 1 miljoen jongeren in deze leeftijdsklasse. Dit betekent dat het gemiddelde voordeel ruim € 100 per persoon is.

De pil wordt opgenomen in het verzekerde pakket voor de Zorgverzekeringswet. De kosten hiervan worden ingeschat op € 70 miljoen. Hierdoor gaan gebruikers van de pil er € 55 op vooruit.

Het aantal uren kraamzorg wordt uitgebreid. De kosten hiervan worden ingeschat op € 30 miljoen. Hierdoor gaan gebruikers van kraamzorg, die deze uren anders zelf of via de aanvullende verzekering betaalden, er € 150 op vooruit.

4. MILIEU

Verhogen milieubelastingen (FIN)

In de standaardkoopkracht wordt er vanuit gegaan dat de milieubelastingen doorwerken op de prijs die consumenten voor milieubelastende producten betalen en dat iedereen evenveel nadeel ondervindt van deze prijsverhogingen. Om die reden is de inflatie met 0,2% verhoogd (wat tot een koopkrachtnadeel van – 0,2%-punt leidt). Consumenten hebben echter een keuze. Mensen die in het geheel geen gebruik maken van de milieubelastende producten zullen ook geen nadeel ondervinden van deze prijsverhogingen. Alleen de vervuiler betaalt. Zodoende valt hun koopkracht circa 0,2% hoger uit dan in het standaardbeeld.

5. ARBEIDSONGESCHIKTEN

Verhogen uitkeringen volledig arbeidsongeschikten

Tot 1 juli 2007 werden de uitkeringen van volledig arbeidsongeschikten op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering vastgesteld op 70% van de uitkeringsgrondslag (het dagloon of vervolgdagloon). Deze arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zijn met ingang van 1 juli 2007 verhoogd van 70% naar 75% van de grondslag. Het betreft circa 600 000 uitkeringen.

Deze maatregel heeft ook in 2008 inkomenseffecten. Over het gehele kalenderjaar gemeten, gaan betrokkenen er doorgaans op vooruit in 2008 ten opzichte van 2007. De netto inkomensvooruitgang kan per individu verschillen:

• Personen met hogere uitkeringen betalen een hoger belastingtarief over de bruto inkomensstijging.

• Personen met lagere uitkeringen betalen een lager belastingtarief, maar zij ontvangen mogelijk ook een lager bedrag aan inkomensafhankelijke regelingen en/of gemeentelijke regelingen, zoals de zorgtoeslag, de huurtoeslag en kwijtschelding van lokale lasten.

• Volledig arbeidsongeschikten met een uitkering die lager is dan het netto sociaal minimum, krijgen een kopje of toeslag tot het netto sociaal minimum. Voor deze personen betekent de uitkeringsverhoging dat zij het kopje of de toeslag geheel of gedeeltelijk verliezen. In een deel van de gevallen verandert hierdoor niets in het totale netto bedrag dat van UWV ontvangen wordt. In dat geval zijn er geen gevolgen voor inkomenafhankelijke regelingen of gemeentelijke regelingen.

• Door de uitkeringsverhoging kan het recht op langdurigheidstoeslag komen te vervallen. Dit effect is onder de aandacht gebracht van gemeenten. Daarbij is erop gewezen dat dit effect opgevangen kan worden door gebruik te maken van de categoriale bijstand voor chronisch zieken.

6. STUDENTEN

Effect op studiefinanciering van afbouw correctie op het verzamelinkomen (OCW)

De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) regelt dat met ingang van 1 januari 2006 het verzamelinkomen bepalend is voor het recht op de inkomensafhankelijke regelingen. Voor een aantal regelingen gold tot 1 januari 2006 een gecorrigeerd verzamelinkomen in verband met de belastingherziening 2001. Om de inkomenseffecten van de overstap naar het ongecorrigeerde verzamelinkomen te beperken is overgangsrecht gecreëerd voor onder meer de Wet op de studiefinanciering 2000 (WSF2000). Het overgangsrecht voor de WSF2000 houdt in dat de correctie op het verzamelinkomen in drie jaar wordt afgebouwd. In 2008 wordt de correctie op het verzamelinkomen afgerond.

Hierdoor ontstaan in de periode 2006–2008 de volgende inkomenseffecten:

• voor 85 procent van de studenten (circa 499 000 studenten) verloopt de afbouw budgettair neutraal;

• voor zes procent van de studenten (circa 37 000) ontstaat een negatief inkomenseffect van gemiddeld € 51 per jaar;

• voor circa negen procent van de studenten (53 000) ontstaat een positief inkomenseffect van gemiddeld € 26 per jaar.

7. LANDBOUWERS

Wijziging van bedrijfstoeslagregeling (LNV)

Met ingang van 1 januari 2006 is in verband met het nieuwe Europese Gemeenschappelijke Landbouwbeleid de bestaande productiesteun omgezet in bedrijfstoeslagen. Daarmee wordt de band tussen productievolume en steunniveau doorgesneden. De bedrijfstoeslagregeling is van toepassing op ongeveer 85 000 landbouwbedrijven. Effecten van de invoering van de bedrijfstoeslagen doen zich met name voor bij suikerbietentelers en bij melkveehouders: 15 000 suikerbietentelers ondervinden inkomenseffecten van de wijziging.

De inkomenseffecten zijn als volgt: het inkomen van de suikerbietentelers daalt door het nieuwe suikerbeleid gemiddeld met € 4 500 per bedrijf over de periode 2006 tot en met 20091. Het inkomen van de grotere akkerbouwbedrijven daalt gemiddeld met € 13 000 als niet wordt ingegrepen in de bedrijfsvoering (inclusief suikerbeleid). Als dit wel gebeurt, kan het inkomensverlies beperkt blijven.

8.5.3 Cumulatie van inkomenseffecten in 2008

Als verschillende maatregelen met inkomenseffecten tegelijkertijd van toepassing zijn op één huishouden, kunnen de inkomenseffecten cumuleren of elkaar opheffen:

• Het negatieve effect van de wijzigingen binnen de BU wordt voor huishoudens met extra zorgkosten in veel gevallen ruimschoots gecompenseerd door het afschaffen van de no-claim. Alleenstaanden verliezen maximaal € 35 (meerpersoonshuishoudens € 165) aan fiscaal voordeel van de BU ten opzichte van 2007 maar gaan er vaak € 91 per volwassene op vooruit als gevolg van de lagere verplichte eigen betaling. Per saldo gaan deze huishoudens erop vooruit ten opzichte van het standaard koopkrachtbeeld.

• Indien geen gebruik gemaakt wordt van de BU, geldt dit in versterkte mate.

• Bij huishoudens die momenteel de BU toepassen maar waarvan de eigen betalingen lager zijn dan gemiddeld, kunnen de negatieve effecten elkaar versterken.

• Een deel van deze groep profiteert daarnaast van de uitkeringsverhoging voor volledig arbeidsongeschikten van 70% naar 75%.

• De negatieve doorwerking van de BU naar de huurtoeslag wordt deels gecompenseerd door het terugdraaien van de laatste tranche van de bezuiniging op de huurtoeslag.

8.5.4 Kabinetsbeleid 2008–2011 ten aanzien van kinderen, wonen en zorg

Deze paragraaf geeft een overzicht van het voorgenomen kabinetsbeleid voor de periode 2008 tot en met 2011 op het gebied van kinderen, wonen en zorg, voor zover het maatregelen betreffen met inkomensgevolgen.

1. KINDEREN

Tabel 8.5.2 MaatregelInkomenseffect
Gratis schoolboeken in het voortgezet onderwijs+ voor gezinnen met midden en hogere inkomens
Kindgebonden budget: een introductie van een inkomensafhankelijke toeslag per kind+ voor mensen met meer dan 1 kind en voor mensen die de kinderkorting niet konden verzilveren
Schuif van kinderbijslag naar kindgebonden budget– voor gezinnen met hoge inkomens+ voor gezinnen met lage inkomens.
Integratie van de Wet tegemoetkoming onderhoudskosten en schoolkosten in het kindgebonden budget+ voor niet-gebruikers+/– overig: afhankelijk van vormgeving
Invoering inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting+ voor gezinnen waarbij de ouders werken
Financiële ondersteuning voor alleenverdieners met chronisch zieke of gehandicapte kinderen+
Verlenging wettelijk recht op ouderschapsverlof van 13 naar 26 weken, koppelingaan levensloopregeling+
In deeltijd werken wordt aantrekkelijker voor alleenstaande ouders met kinderen.+

2. WONEN

Tabel 8.5.3 MaatregelInkomenseffect
Terugdraaien laatste tranche taakstelling huurtoeslag+
Vervangen tabel door formule in de huurtoeslag+/–

3. ZORG

Tabel 8.5.4 MaatregelInkomenseffect
Vervangen no claim door eigen betalingen en introductie compensatieregeling+/–
Overhevelen Buitengewone Uitgavenaftrek naar WMO en beter toesnijden op chronisch zieken en gehandicapten+/–
Basispakket Zorgverzekeringswet wordt uitgebreid met mondzorg voor kinderen tot 22 jaar, met de pil en met kraamzorg.+
Laag tarief inkomensafhankelijke bijdrage voor directeuren-grootaandeelhouders (DGA’s)+/–
Eigen bijdrage AWBZ+/–
Bevorderen van het financieel scheiden van wonen en zorgEffect is afhankelijk van vormgeving

8.6 Bijlage subsidies

In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van de subsidies van SZW. Het opstellen van dit overzicht wordt bemoeilijkt doordat er verschillende definities van subsidies gebruikt worden. In deze bijlage worden twee definities toegepast die leiden tot verschillende standen van de subsidieuitgaven.

Algemene Wet Bestuursrecht

De eerst gehanteerde definitie is die volgens de Algemene Wet Bestuursrecht (artikel 4.21): «De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten».

Artikel 4.21, lid 3 specificeert de definitie nader: «De subsidietitel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiek recht zijn ingesteld.» Uit lid 3 kan afgeleid worden dat specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies geen subsidies zijn.

Tabel 8.6.1 Subsidies volgens definitie Algemene Wet Bestuursrecht (x € 1 000)
ArtikelOmschrijving2006200720082009201020112012
42 OD 3Breed initiatief maatschappelijke binding1 435907 601   
42 OD 3Overige subsidies stimulering arbeidsparticipatie469881     
42 OD 3Campussen*2 2165 002     
42 OD 3Subsidiesminderhedenbeleid91725547474747 
42 OD 3Subsidies stimulering leeftijdsbewust beleid4 7465 6494 452938   
43 OD 1Subsidieregeling Kwaliteit Arbeidsverhoudingen242351524524524525525
43 OD 4Subsidies Expertisecentrum Leeftijd524303449449449449449
43 OD 4Tijdelijke subsidieregeling Europees jaar van de gelijke kansen2001 504101    
44 OD 1Arbosubsidies preventie en verzuim9 1697 21311 8237 8624 7344 7354 735
44 OD 1Financiële ondersteuning arbeidsmiddelen (Farbo)3 9075 6852 0002 0004 6784 6794 679
44 OD 1Overige subsidiesarbeidsveiligheid1 2252 9574 2703 6603 6603 6603 660
44 OD 1Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden13 4539 320     
44 OD 1Subsidieregeling preventie van arbeidsuitval (SPA)1 3911 3881 2001 2001 2001 2001 200
44 OD 1Subsidiesarbeidsveiligheid6 0964 8595 0883 8434 5434 5434 543
46 OD 5Achterstandsbudget/Incidentele subsidiesbijstand070     
46 OD 5Tijdelijke subsidieregeling schuldhulpverlening 200623 000      
47 OD 2ESF-EQUAL Cofinanciering2 3256 4203 093    
47 OD 2Regeling schoonmaakdiensten particulieren (RSP)5 3567 6005 900    
47 OD 2Stichting Blik op werk119      
47 OD 2Subsidiereg. scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen (via UWV)4 5406 3008 00010 50012 00013 30013 300
47 OD 2Subsidies re-integratie (o.a. IPW) en Cliëntenraden**7 1928 2722 2651 9852 1352 2012 201
47 OD 2SVWW (via RWI)3 6837 280     
97 OD 1Regeling SUWI-Bedrijfsverzamelgebouwen2376124014010140 
97 OD 1Regelingen ex-mijnwerkers182182182182182182182
98 OD 1NIBUD (aan de hand van onderzoeksprogramma)260334334334334334334
98 OD 1Projectsubsidies2613 2622 2861 558344  
25 OD 2Subsidieregeling Kinderopvang2006***7 012      
35 OD 2Subsidiesemancipatieprojecten***5 031      
35 OD 2Subsidies instellingen emancipatie***3 544      
 Totaal Definitie AWB108 51886 75552 25435 82334 84035 99535 808

* De campussen zijn vanaf 2008 opgenomen in de programmabegroting Jeugd & Gezin.

** De bijdragen aan Cliëntenraden worden verstrekt aan LCR, LKU, SMZBW/LNCO. Exclusief budget Overige beleidsuitgaven ESF.

*** De verantwoordelijkheid voor emancipatie en kinderopvang is vanaf 2007 overgedragen aan het ministerie van OCW.

De subsidieuitgaven van SZW nemen de komende jaren af doordat omvangrijke regelingen als de convenanten arbeidsomstandigheden, SVWW, RSP en de subsidies minderhedenbeleid en stimulering leeftijdsbewust beleid aflopen. Daarnaast is er in het coalitieakkoord een taakstelling op subsidies gelegd en zijn subsidies overgedragen aan de ministeries van OCW en J&G. De subsidies schuldhulpverlening zijn overgeheveld naar het Gemeentefonds.

«Ruime» subsidiedefinitie

Naast de subsidiedefinitie uit de Algemene Wet Bestuursrecht wordt soms gebruik gemaakt van een «ruimere» subsidiedefinitie waarin ook specifieke uitkeringen worden meegenomen: «Een gebonden inkomens – of een vermogensoverdracht van het rijk om niet aan een natuurlijk of rechtspersoon in Nederland».

Het voornaamste onderscheid tussen de eerste en tweede definitie ligt in het feit dat specifieke uitkeringen aan gemeenten en provincies bij de tweede subsidiedefinitie wel als subsidie worden aangemerkt. Bij deze definitie wordt bijvoorbeeld de WSW als subsidie aangemerkt in tegenstelling tot de subsidiedefinitie van de AWB.

Inkomensoverdrachten aan natuurlijke personen zoals de TOG zijn niet opgenomen in de tabel.

Tabel 8.6.2 Subsidies volgens ruime subsidiedefinitie (x € 1000)
ArtikelOmschrijving2006200720082009201020112012
97 OD 1Kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders (KOA)5 525433     
46 OD 5Tijdelijke stimuleringsregeling intensivering opsporing en controle Abw*8 572      
47 OD 2Agenda voor de Toekomst14 7583 605     
47 OD 2Flexibel re-integratiebudget1 629 2701 590 5511 566 7701 504 2701 379 2701 254 2701 254 270
47 OD 2PraktijkscholingHVS1 932      
47 OD 2Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken 10 000 ID-banen8 5584 6003 0006 000   
48 OD 1WSW2 224 9812 305 1052 323 9382 324 4002 324 3812 324 4482 324 448
 Totaal toevoegingen «ruime» definitie3 893 5963 904 2943 893 7083 834 6703 703 6513 578 7183 578 718
 Totaal beide definities4 002 1143 991 0493 945 9623 870 4933 738 4913 614 7133 614 526

* De regeling is vanaf 2007 overgeheveld naar het Gemeentefonds.

8.7 Bijlage gebruikte afkortingen

ADAuditdienst
AGArbeidsgehandicapten
AIArbeidsinspectie
AKOAlgemeen Keten Overleg
AKWAlgemene kinderbijslagwet
ANWAlgemene nabestaandenwet
AofArbeidsongeschiktheidsfonds
AOWAlgemene Ouderdomswet
ArboArbeidsomstandigheden
ARIEAanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie
ATBArbeidstijdenbesluit
ATWArbeidstijdenwet
AVVAlgemeen verbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten
AWBZAlgemene Wet Bijzondere Ziektekosten
AWFAlgemeen Werkloosheidsfonds
AWIRAlgemene Wet inkomensafhankelijke regelingen
BbzBesluit Bijstandsverlening Zelfstandigen
BiaWet Beperking inkomensgevolgen Arbeidsongeschiktheidscriteria
BIKKBijdrage in de kosten van kortingen
BKWIBureau Keteninformatisering Werk en Inkomen
BoreaBranche organisatie re-integratiebedrijven
BVGBedrijfsverzamelgebouwen
BZKMinisterie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CAOCollectieve Arbeidsovereenkomst
CBSCentraal Bureau voor de Statistiek
CEPCentraal Economisch Plan
CGBCommissie Gelijke Behandeling
CPBCentraal Planbureau
CWICentra voor Werk en Inkomen
DGADirecteur-Grootaandeelhouder
EBBEnquête Beroepsbevolking
ECEuropese Commissie
EMUEconomische en Monetaire Unie
EqualTransnationaal programma van de Europese Unie gericht op het creëren van gelijke kansen en het bestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt
ESFEuropees Sociaal Fonds
EUEuropese Unie
EVCErkenning van Verworven Competenties
EZMinisterie van Economische Zaken
FarboFinanciële ondersteuning arbeidsmiddelen
FinMinisterie van Financiën
HVSHoofdelijk Versnelde Scholing
IASInstituut Asbestslachtoffers
IBInlichtingenbureau
ID-banenInstroom, doorstroombanen
ILOInternational Labour Organisation
IOAWWet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
IOAZWet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
IOWInkomensondersteuning oudere werklozen
IPWInnovatie Programma Werk en bijstand
IROIndividuele Re-integratieovereenkomst
IVAInkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten
IWIInspectie Werk en Inkomen
J&GJeugd en Gezin
KOAKinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders
LBBLeeftijdsbewust beleid
LCRLandelijke Cliënten Raad
LKSLoonkostensubsidie
LNVMinisterie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
MEVMacro-Economische Verkenning
MLT-adviesMiddellange Termijn-advies
NIBUDNationaal Instituut Budget Voorlichting
OCWMinisterie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
ODOperationele Doelstelling
O&F-rapportOrganisatie & Formatie-rapport
OROndernemingsraad
PaVEMParticipatie Vrouwen Etnische Minderheden
PBOPubliekrechtelijk Bedrijfsorgaan
POROSZPeriodiek Onderzoek Regelovertreding Sociale Zekerheid
REARe-integratie Arbeidsgehandicapten
RI&ERisico Inventarisatie en Evaluatie
RSPRegeling schoonmaakdiensten particulieren
RWIRaad voor Werk en Inkomen
SERSociaal Economische Raad
SLOGSectorloket-applicatie
SPASubsidie Preventie Arbeidsuitval
SUWIStructuur Uitvoering Werk en Inkomen
SVBSociale Verzekeringsbank
SVWWStimuleringsregeling Vacaturevervulling door Werklozen en met werkloosheid bedreigde Werknemers
SZASociale Zekerheid en Arbeidsmarkt
SZWMinisterie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
TASRegeling Tegemoetkoming asbestslachtoffers
TBAWet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen
TbiaWet bescherming inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria
TOGTegemoetkoming Onderhoudskosten Gehandicapten
TRITijdelijke Regeling Inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten
TSS AbwTijdelijke Stimuleringsregeling Samenwerkingsverband Abw
TWToeslagenwet
UWVUitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
VAStVersterking Arbeidsomstandigheden Stoffen
VAVVersterking Arbeidsveiligheid
VazaloWet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders
VNGVereniging Nederlandse Gemeenten
VROMMinisterie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VUTVervroegde Uittreding
VWSMinisterie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WajongWet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jong Gehandicapten
WalvisWet administratieve lastenverlichting in de Sociale verzekeringen
WAMILWet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Militairen
WAOWet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
WAVWet Arbeid Vreemdelingen
WAZWet arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen
WboWet op de bedrijfsorganisatie
WEORWet op de Europese Ondernemingsraden
WGAWerkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten
WIAWet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
WIWWet Inschakeling Werkzoekenden
WMLWet Minimumloon
WORWet op de ondernemingsraden
WSWWet sociale werkvoorziening
WTOSWet Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
WTVWerktijdverkorting
WVAWet Vermindering Afdracht Loonbelasting en premie Volksverzekeringen
WWWerkloosheidswet
WWBWet Werk en Bijstand
WWIKWet Werk en Inkomen Kunstenaars
ZBOZelfstandig Bestuursorgaan
ZVWZorgverzekeringswet
ZWZiektewet

8.8. BIJLAGE TREFWOORDENREGISTER

Activerende sociale zekerheid 2, 17, 57

Administratieve lasten 4, 33, 34, 50, 68, 69, 95, 99, 147, 197

Adoptieverlof 40, 45

Agenda voor de Toekomst 76, 133, 194

Agentschap SZW 1, 3, 49, 74, 76, 80, 105, 107, 112, 113, 114, 115, 141

Algemene heffingskorting 24, 26

Anw 19, 20, 24, 81, 89, 90, 91, 92, 101, 102, 103, 140, 149, 167, 169, 170, 173, 174, 176, 177, 178, 178, 179, 181, 182, 195

AOW 5, 19, 20, 24, 25, 26, 54, 70, 89, 90, 91, 93, 94, 101, 102, 103, 140, 149, 150, 155, 167, 169, 170, 171, 173, 174, 176, 177, 178, 179, 181, 182, 187, 195

Arbeid en zorg 44, 45, 153, 196

Arbeidsgehandicapten 57, 86, 87, 132, 179, 195, 196

Arbeidsinspectie 36, 39, 43, 44, 49, 51, 110, 151, 157, 158, 195

Arbeidsmarktbeleid 5, 7, 32, 35, 74, 160

Arbeidsomstandigheden 2, 5, 14, 17, 21, 29, 48, 49, 50, 51, 52, 107, 125, 157, 159, 160, 165, 193, 194, 195, 196

Arbeidsongeschiktheid 5, 14, 32, 57, 58, 65, 66, 67, 68, 69, 76, 77, 92, 103, 173, 174, 178, 179, 189, 195, 196, 197

Arbeidsovereenkomst 13, 38, 39, 41, 43, 54, 146, 195

Arbeidsparticipatie 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 14, 16, 17, 18, 21, 23, 27, 29, 30, 31, 32, 34, 35, 36, 37, 44, 59, 63, 73, 75, 84, 86, 107, 121, 146, 150, 161, 162, 176, 193

Arbeidspensioenen 53

Arbeidsverhoudingen 2, 5, 17, 21, 29, 38, 39, 41, 42, 43, 47, 107, 123, 193

Arbo 5, 7, 14, 17, 48, 49, 51, 52, 113, 125, 157, 159, 160, 193, 195

Armoedeval 22, 26, 27, 150

Asbestslachtoffers 89, 97, 99, 195, 196

Baten-lastendienst 1, 3, 107, 112

Bedrijfsverzamelgebouwen 105, 113, 141, 193, 195

Bedrijfsvoering 2, 3, 108, 110, 111, 190

Begrotingsstaten 1, 2, 171

Beloningsverschillen 46, 47

Bescherming van werknemers 43, 63

Bevallingsverlof 40, 45

Bijstand 8, 13, 19, 27, 28, 57, 58, 59, 60, 70, 71, 72, 80, 83, 89, 90, 93, 94, 106, 113, 127, 128, 129, 150, 153, 160, 161, 164, 167, 173, 174, 176, 189, 193, 195, 196

Bijzondere bijstand 18, 58, 60, 70, 71, 147

BKWI 75, 131, 165, 166, 167, 195

Brugbanen 12, 18, 77, 78, 81, 82

CAO 5, 39, 41, 42, 108, 156, 195

Centra voor Werk en Inkomen 74, 195

Coalitieakkoord 19, 25, 33, 34, 44, 51, 59, 61, 62, 69, 74, 77, 78, 98, 108, 118, 131, 132, 138, 143, 150, 166, 175, 176

Commissie gelijke behandeling 46, 47

Deeltijdval 26, 27, 28

Effectinformatie 4

Emancipatie 4, 5, 6, 19, 46, 143, 193

ESF 19, 34, 73, 74, 75, 76, 112, 113, 114, 131, 132, 145, 149, 150, 154, 193, 195

EVC-trajecten 35

Expertisecentrum LEEFtijd 39, 46

Farbo 113, 193, 195

Gemeentefonds 18, 19, 59, 60, 61, 70, 71, 128, 130, 143, 194

Herintredersval 26, 27, 28

I/A verhouding 171, 174

ID-banen 75, 113, 131, 132, 194, 195

Iedereen doet mee 8, 13, 17, 19, 31, 32, 36, 75, 121, 131, 132, 133

Inkomensbeleid 2, 5, 15, 17, 21, 22, 25, 26, 107, 120, 183

Inlichtingenbureau 61, 70, 165, 166, 167, 195

Inspectie Werk en Inkomen 1, 3, 107, 110, 115, 196

Jonggehandicapten 58, 67, 68, 75, 76, 77, 167, 193

Kinderbijslag 5, 24, 176, 195

Kinderopvang 4, 5, 19, 20, 113, 123, 124, 143, 160, 176, 177, 178, 180, 193, 194, 196

Kindgebonden budget 24, 26, 27, 183, 184, 191

Koopkrachteffecten 25, 26

Koopkracht 16, 22, 24, 25, 26, 102, 176, 183, 184, 186, 187, 189, 190

Koppeling 174, 191

Kunstenaars en Co 165

Levensloop 40, 45

Levensloopregeling 38, 40, 44, 45, 47, 149, 153, 191

Loonkosten 10, 18, 33, 34, 61, 77, 78, 81, 115, 131, 132, 136, 176

Medezeggenschap 5, 14, 41, 42, 55, 152, 157

Modernisering WSW 18, 176

Moties en toezeggingen 2, 146

Nabestaanden 14, 56, 89, 91, 92, 93, 148, 159, 178, 195

Ondernemingsraden 41, 42, 197

Ontslagaanvragen 43, 44

Ontslagrecht 39, 43, 146

Ouderdomsfonds 19, 20, 101, 102, 103, 140, 176, 177, 178, 179

Ouderen 7, 8, 11, 16, 24, 25, 29, 32, 35, 36, 37, 39, 53, 63, 76, 91, 123, 129, 154, 156, 161, 162, 186, 187

Ouderschapsverlof 40, 44, 45, 55, 191

Pensioenbeleid 2, 5, 21, 29, 53, 107, 126

Pensioenwet 14, 54, 55, 149, 152, 157, 158, 159

Pijler 17, 18, 29, 148, 149

Prepensioen 153

Preventiequote 79, 80

Raad voor Werk en Inkomen 147, 165, 166, 196

Re-integratie 2, 4, 5, 7, 10, 11, 12, 13, 17, 19, 21, 57, 59, 70, 73, 74, 75, 76, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 83, 107, 131, 132, 145, 149, 150, 153, 158, 162, 163, 167, 168, 169, 176, 193, 194, 195, 196

RI&E 51, 196

Rijksbegrotingsvoorschriften 4

Rijksbijdragen 2, 5, 21, 101, 102, 103, 107, 140, 171, 172, 177, 179, 180, 182

Scholing 10, 13, 15, 35, 74, 78, 82, 146, 151, 193, 194, 195

Scholingsplicht 13, 70, 127, 129

Sluitende aanpak 73, 79, 82, 83

Sociale fondsen 2, 5, 21, 101, 103, 107, 140, 170, 171, 178, 179, 180, 182

Sociale partners 9, 12, 13, 14, 17, 29, 30, 34, 38, 39, 41, 42, 44, 46, 50, 51, 53, 55, 78, 148, 156, 158, 163

Sociale verzekeringen 57, 101, 103, 106, 156, 167, 170, 178, 179, 181, 197

Sociale werkvoorziening 2, 5, 13, 17, 21, 57, 84, 85, 107, 197

Sociale zekerheid 2, 3, 11, 13, 17, 49, 89, 109, 167, 170, 181

Spaarfonds AOW 101, 102, 103

Startkwalificatie 34, 35

Subsidies 2, 10, 20, 23, 39, 42, 49, 53, 54, 58, 61, 74, 76, 77, 78, 81, 105, 106, 107, 112, 120, 123, 126, 131, 132, 142, 143, 176, 193, 194

SUWI 75, 79, 105, 149, 152, 163, 166, 167, 193, 196

SVB 19, 89, 91, 92, 93, 94, 97, 98, 99, 100, 101, 108, 138, 139, 165, 166, 167, 169, 178, 182, 196

SZA-kader 170, 171, 173, 174, 176

SZA 2, 170, 171, 172, 173, 174, 175, 176, 196

TAS 97, 99, 100, 138, 167, 196

Toeslagenwet 89, 90, 95, 136, 196

TOG 97, 98, 99, 138, 167, 194, 196

Uitstroomquote 73, 168

UWV 10, 11, 12, 19, 30, 40, 45, 57, 59, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 73, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 83, 89, 95, 101, 108, 127, 128, 129, 131, 132, 136, 146, 150, 151, 152, 153, 161, 163, 165, 166, 167, 168, 176, 177, 178, 182, 189, 193, 196

Vazalo 58, 61, 72, 127, 128, 129, 196

Verlof 29, 38, 40, 44, 45, 55, 153

VUT 153, 196

Wajong 12, 18, 19, 57, 58, 59, 68, 74, 75, 76, 77, 78, 80, 81, 85, 95, 108, 127, 128, 129, 131, 132, 150, 167, 168, 173, 174, 176

WAO 12, 18, 19, 61, 62, 65, 66, 67, 76, 77, 78, 81, 95, 127, 136, 150, 167, 176, 177, 178, 181, 182, 197

WAZ 18, 19, 61, 62, 66, 67, 76, 77, 78, 81, 152, 176, 197

Werkloosheid 8, 30, 32, 35, 36, 57, 58, 63, 64, 65, 73, 80, 82, 149, 150, 163, 173, 174, 178, 179, 195, 196, 197

Werkloosheidsval 22, 26, 27, 28

Werktijdverkorting 43, 44, 197

Wet Werk en Bijstand 72, 197

Wia 85

Wig 33, 34

Wsw 57, 74, 84, 85, 86, 87, 88, 158

WWB 19, 57, 58, 59, 60, 70, 71, 72, 73, 75, 79, 80, 89, 90, 93, 94, 127, 129, 132, 153, 154, 161, 162, 168, 197

WWIK 20, 58, 60, 70, 71, 72, 128, 130, 166, 197

WW 10, 13, 24, 26, 57, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 69, 73, 76, 77, 78, 79, 80, 81, 83, 95, 129, 131, 136, 153, 161, 162, 167, 168, 170, 176, 177, 178, 197

Zelfstandig ondernemerschap 43, 163

Ziektewet 65, 128, 162, 197

Zwangerschapsverlof 150, 151

Licence