Base description which applies to whole site

nr. 4 RAPPORT BIJ HET JAARVERSLAG 2009 VAN HET MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT (XVI)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 19 mei 2010

Hierbij bieden wij u het op 7 mei 2010 door ons vastgestelde «Rapport bij het Jaarverslag 2009 van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI)» aan.

Algemene Rekenkamer

drs. Saskia J. Stuiveling,

president

dr. Ellen M.A. van Schoten RA,

secretaris

Inhoud

Samenvatting 5
     
1 Over dit onderzoek 6
1.1 Oordelen bij het jaarverslag 6
1.2 Onderzoek naar beleid 6
1.3 Onderzoek naar de bedrijfsvoering 6
1.4 Onderzoek naar de financiële informatie 7
     
2 Beleid 8
2.1 Beschikbaarheid van de beleidsinformatie 8
2.2 Praktijktoets 9
2.3 Functioneren CAK 10
2.4 Oordeel over totstandkoming informatie in jaarverslag over gevoerd beleid 12
     
3 Bedrijfsvoering 13
3.1 Ontwikkeling in de bedrijfsvoering 13
3.2 Oordeel over het financieel beheer en materieel beheer 14
3.2.1 Subsidiebeheer kerndepartement 15
3.2.2 Subsidiebeheer CIBG 15
3.2.3 Inkoopbeheer kerndepartement 16
3.2.4 Inkoopbeheer NVI 16
3.3 Overige onderdelen van de bedrijfsvoering 17
3.3.1 Informatiebeveiliging 17
3.4 Oordeel over totstandkoming informatie in jaarverslag over bedrijfsvoering 17
     
4 Financiële informatie 18
4.1 Oordeel over de financiële informatie 18
4.2 Oordeel over de saldibalans 19
     
5 Reactie minister en nawoord Algemene Rekenkamer 20
5.1 Reactie minister 20
5.2 Reactie CAK 22
5.3 Nawoord Algemene Rekenkamer 22
5.3.1 Nawoord bij de reactie van de Minister van VWS 22
5.3.2 Nawoord bij de reactie van het CAK 23
     
Kwaliteitskaart 24
     
Audit Actielijst 2010 31
     
Overzicht fouten en onzekerheden in de financiële informatie in het Jaarverslag 2009 van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) 33
     
Gebruikte afkortingen 40

SAMENVATTING

Voor u ligt ons Rapport bij het Jaarverslag 2009 van het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS, XVI). In dit rapport presenteren wij de resultaten van ons rechtmatigheidsonderzoek naar het jaarverslag en de bedrijfsvoering van dit ministerie.

Wij hebben uit hoofde van onze wettelijke taak, zoals beschreven in de Comptabiliteitswet (CW) 2001, het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport beoordeeld en wij zijn nagegaan of de informatie in het jaarverslag van dit ministerie over het gevoerde beleid, over de bedrijfsvoering en over de financiën tot stand is gekomen volgens de daarvoor geldende regels, en goed is weergegeven in het jaarverslag.

De belangrijkste uitkomsten van ons onderzoek naar het Jaarverslag 2009 van het Ministerie van VWS zijn:

• Het jaarverslag van het Ministerie van VWS maakt deel uit van het experiment «Verbeteren verantwoording en begroting». De minister legt transparant verantwoording af over zijn beleid. Wel is het wenselijk dat hij meer informatie geeft over de geleverde prestaties en behaalde effecten, waarmee hij ook zijn beleidsconclusies beter kan onderbouwen. Ook de informatie over de relatie tussen doelen, prestaties en middelen kan worden verbeterd.

• Er zijn veel inspanningen verricht om de knelpunten in de inning van eigen bijdragen door het Centraal Administratiekantoor (CAK) op te lossen. Het vergt echter nog enige tijd, voordat alle maatregelen effectief zijn en alle problemen zijn opgelost. Door de aanpak van de meest urgente problemen is het aantal klachten wel al gedaald. Wij vragen de minister een termijn te stellen waarbinnen de verbeteringen in het functioneren van het CAK volledig gerealiseerd zullen zijn.

• Het Ministerie van VWS heeft in 2009 geen controle gekregen over het subsidiebeheer. Voor het elfde jaar op rij is dit dan ook onvolkomen. Wij verwachten dat het Ministerie van VWS in 2010 voldoende verbeteringen in het subsidiebeheer realiseert. Op basis van de inspanningen en resultaten in 2010 zullen we afwegen of we bezwaar maken. Wij zullen daartoe ook gedurende 2010 de voortgang vaststellen.

• Er zijn naast het subsidiebeheer nog meer onvolkomenheden in de bedrijfsvoering. De taakstelling die het kabinet in de nota Vernieuwing Rijksdienst heeft vastgelegd, zet de bedrijfsvoering van het ministerie verder onder druk. Wij signaleren risico’s; de helft van de taakstelling moet nog gerealiseerd worden voor eind 2011.

• In 2009 is opnieuw de tolerantiegrens voor de jaarrekening overschreden door een wetgevingsincident in 2008. Dit zou in 2010 worden gerepareerd, maar de wetswijziging die hiervoor nodig was, is door omstandigheden vertraagd. Het is van belang dat de minister de verantwoording binnen een jaar op orde brengt.

1 OVER DIT ONDERZOEK

Een minister verantwoordt zich in zijn jaarverslag over hoe zijn ministerie in het afgelopen jaar heeft gepresteerd en gefunctioneerd. In het jaarverslag staat of de doelen en prestaties die in de begroting van het ministerie waren afgesproken, ook zijn gerealiseerd (informatie over het beleid), hoe het ministerie heeft gefunctioneerd (informatie over de bedrijfsvoering) en wat de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van het ministerie zijn geweest (financiële informatie).

Wij onderzoeken de informatie in het jaarverslag op elk van deze drie terreinen, en kijken ook naar de achterliggende processen binnen het ministerie. Op basis hiervan formuleren wij onze bevindingen en oordelen.

In dit rapport komen achtereenvolgens aan de orde: de informatie in het jaarverslag over het door de minister gevoerde beleid (hoofdstuk 2), over de bedrijfsvoering van het ministerie (hoofdstuk 3) en over de financiën van het ministerie (hoofdstuk 4). Wij besluiten dit rapport met een weergave van de reactie die wij op het conceptrapport hebben gekregen van de minister van VWS, aangevuld met ons nawoord (hoofdstuk 5).

Een uitgebreide toelichting op dit rapport vindt u op www.rekenkamer.nl.

1.1 Oordelen bij het jaarverslag

De Algemene Rekenkamer doet jaarlijks rechtmatigheidsonderzoek bij het Rijk. Wij doen dit onderzoek uit hoofde van onze wettelijke taak zoals beschreven in de CW 2001. Wij beoordelen het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer en gaan na of de informatie in de jaarverslagen over het gevoerde beleid, over de bedrijfsvoering en over de financiën tot stand is gekomen volgens de daarvoor geldende regels en goed is weergegeven in de jaarverslagen. Met onze wettelijke oordelen hierover ondersteunen we de Tweede Kamer bij het verlenen van decharge aan de betrokken ministers.

1.2 Onderzoek naar beleid

Niet alleen het doen van onderzoek naar de jaarverslagen behoort tot de wettelijke taak van de Algemene Rekenkamer. De CW schrijft daarnaast voor dat wij onderzoek doen naar de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het gevoerde beleid (CW 2001, artikel 85). Dit jaar hebben wij het gevoerde beleid op een aantal terreinen onder de loep genomen. Hierover rapporteren wij in hoofdstuk 2. We schetsen een beeld van de beschikbaarheid in het jaarverslag van informatie over het door de minister gevoerde beleid. Daarnaast geven we voor de door ons onderzochte onderwerpen aan in hoeverre het gevoerde beleid heeft bijgedragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen en of het voor dit beleid bestemde geld ook is besteed zoals met de Tweede Kamer was afgesproken. Tot slot geven we in dit hoofdstuk een oordeel over de wijze waarop de beleidsinformatie tot stand is gekomen.

1.3 Onderzoek naar de bedrijfsvoering

Conform de CW 2001 (art. 82) doet de Algemene Rekenkamer ook onderzoek naar de bedrijfsvoering van departementen. Wij integreren dit onderzoek in het jaarlijks terugkerende rechtmatigheidsonderzoek. Wij geven in hoofdstuk 3 een oordeel over het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer en de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties. Ook beschrijven we in dit hoofdstuk de geconstateerde onvolkomenheden in de overige bedrijfsprocessen die belangrijk zijn voor het functioneren van het Ministerie van VWS, en doen waar nodig aanbevelingen voor verbetering. Tot slot geven we in dit hoofdstuk een oordeel over de wijze waarop de informatie over de bedrijfsvoering in het jaarverslag tot stand is gekomen.

1.4 Onderzoek naar de financiële informatie

Ook het onderzoek naar de financiële informatie in het jaarverslag is onderdeel van ons jaarlijkse rechtmatigheidsonderzoek (CW 2001, art. 82). In hoofdstuk 4 melden we zowel de fouten en onzekerheden in de financiële informatie die de kwantitatieve tolerantiegrenzen overschrijden als de fouten en onzekerheden in de financiële informatie die naar hun aard onze kwalitatieve tolerantiegrenzen overschrijden. Onder «fouten» verstaan we financiële informatie die niet rechtmatig tot stand is gekomen (dat wil zeggen: het begrotingsgeld is niet volgens de regels ontvangen of uitgegeven) of niet deugdelijk is weergegeven (dat wil zeggen: er is geen goede verantwoording afgelegd in het jaarverslag). We spreken van «onzekerheden», wanneer we door onvolkomenheden in het financieel beheer niet kunnen vaststellen of er al dan niet sprake is van fouten.

Een overzicht van alle fouten en onzekerheden is opgenomen in de bijlagen van dit rapport.

2 BELEID

Het jaarverslag van het Ministerie van VWS maakt deel uit van het experiment «Verbeteren verantwoording en begroting». Met het experiment beoogt het kabinet twee doelen: (1) het aanbrengen van meer focus en politieke relevantie in begroting en jaarverslag en (2) het verminderen van de verantwoordingslasten voor de departementen. Wij hebben onderzoek gedaan naar de beschikbaarheid van beleidsinformatie in het jaarverslag.

Verder hebben wij met twee praktijktoetsen onderzoek gedaan naar de werking van beleid. Wij hebben de wachtlijsten langdurige zorg en het bovenregionaal gehandicaptenvervoer Valys onderworpen aan een dergelijke toets.

Eind 2007 ontstonden problemen in de uitvoering van de eigen bijdrageregelingen door het CAK1. Met een verkenning hebben wij geanalyseerd wat de belangrijkste knelpunten waren in het functioneren van het CAK, welke maatregelen hiervoor zijn getroffen en of deze maatregelen effectief zijn.

Ten slotte hebben we onderzoek gedaan naar de totstandkoming van informatie in het jaarverslag over het gevoerde beleid.

Wij geven onze bevindingen hieronder weer.

2.1 Beschikbaarheid van de beleidsinformatie

In 2007 heeft het Ministerie van Financiën in overleg met de Tweede Kamer en de Algemene Rekenkamer, besloten een experiment uit te voeren met de jaarverslagen en begrotingen van enkele ministeries.2

Het experiment loopt tot en met de verantwoordingsdag in mei 2010. Naast de jaarlijkse verantwoordingsbrief van de minister-president met toelichting op de voortgang van de kabinetsprioriteiten, worden in de beleidsagenda van elke begroting en in het beleidsverslag van elk jaarverslag de kabinetsprioriteiten centraal gesteld. In het beleidsverslag wordt een overzichtstabel3 opgenomen met daarin de koppeling van doelstellingen en prestaties van de kabinetsprioriteiten en de daarmee gemoeide uitgaven in de beleidsartikelen. De bedragen in de tabel zijn indicatief omdat de administratie ingericht is op beleidsartikelen en niet op kabinetsprioriteiten.4 In de beleidsverslagen van alle jaarverslagen worden beleidsconclusies opgenomen die worden gekoppeld aan de kabinetsprioriteiten en de eventuele departementale prioriteiten.

In ons onderzoek naar de beschikbaarheid van de beleidsinformatie in het experimenteel jaarverslag constateren we dat de minister van VWS transparant verantwoording aflegt over zijn beleid. Wij signaleren de volgende positieve punten:

• In zijn beleidsverslag verantwoordt de minister zich niet alleen over de vijf kabinetsprioriteiten waar hij penvoerder voor is, maar ook over tien departementale prioriteiten. Hiermee dekt de minister een groter deel van zijn beleid af en krijgt de Tweede Kamer meer informatie dan strikt volgens het experiment nodig zou zijn.

• In de beleidsartikelen in het jaarverslag van het Ministerie van VWS worden belangrijke verschillen toegelicht. De minister licht alle mutaties ten opzichte van de vastgestelde begroting toe die groter zijn dan € 3 miljoen of groter zijn dan 3% van het budget van een artikel.

• Voor alle kabinetsprioriteiten en departementale prioriteiten worden beleidsconclusies getrokken. Ten opzichte van het Beleidsverslag 2008 zijn de beleidsconclusies in het Beleidsverslag 2009 specifieker vormgegeven en meer gericht op de doelen van het ministerie.

Ook signaleren we een aantal punten ter verbetering:

• Van kabinetsprioriteiten mag verwacht worden dat de minister met indicatoren meet of hij deze doelstellingen realiseert. Bij vier van de vijf kabinetsprioriteiten is geen indicator met een realisatiewaarde voor 2009 beschikbaar.

• In veel gevallen worden beleidsconclusies niet onderbouwd met gerealiseerde effecten en prestaties.

• In overeenstemming met de afspraken in het experiment heeft het Ministerie van VWS een overzichtstabel opgenomen met daarin de koppeling van kabinetsprioriteiten, prestaties en de daarmee gemoeide uitgaven in de beleidsartikelen. Het ministerie heeft een dergelijke tabel ook opgesteld voor de departementspecifieke prioriteiten. De bedragen in beide tabellen bevatten dubbeltellingen en betreffen zowel begrotingsmutaties als realisaties. Er is dus geen goede aansluiting te maken tussen doelen, prestaties en middelen.

2.2 Praktijktoets

In onze praktijktoetsen bekijken we wat de bijdrage van het beleid is geweest aan de oplossing van een bepaald maatschappelijk probleem, en gaan we na of het voor dit beleid bestemde geld besteed is aan de afgesproken doelen. Bij het Ministerie van VWS hebben we een praktijktoets verricht naar de wachtlijsten langdurige zorg en het bovenregionaal gehandicaptenvervoer Valys. Deze onderwerpen vallen onder de volgende artikelen van het Jaarverslag 2009 van het Ministerie van VWS:

• 43.3.2: Voor iedere cliënt is de noodzakelijke zorg beschikbaar.

• 44.3.3: Burgers met beperkingen kunnen gebruikmaken van (algemene) voorzieningen en professionele ondersteuning.

Wachtlijstinformatie wordt gegenereerd uit de AWBZ-brede Zorgregistratie (AZR). Voor de AZR is op jaarbasis € 12 miljoen beschikbaar. Het financieel belang van de Valys-regeling is € 55 miljoen.

Wachtlijsten langdurige zorg

Wachttijden en wachtlijsten komen op tal van plaatsen in de zorg voor. We hebben ons onderzoek ingeperkt tot de omvangrijkste sectoren binnen de langdurige zorg: verpleging en verzorging, en gehandicaptenzorg. Daar is namelijk sprake van een systematiek van gegevensuitwisseling (de AZR) die in principe een goede basis zou kunnen zijn voor het genereren van wachtlijstgegevens en daarop gebaseerde zorginkoop.

Te lang moeten wachten op de benodigde zorg kan voor de zorgvrager en zijn omgeving grote problemen met zich meebrengen, inclusief mogelijke verdere gezondheidsschade. Kabinet en parlement zijn het erover eens dat dit onwenselijk is en dat zorg binnen afgesproken normtijden geleverd moet worden. Over de aanvaardbaarheid van wachttijden zijn afspraken gemaakt in het zogenoemde Treekoverleg. Deze afspraken staan bekend als de Treeknormen. In de sectoren die wij in deze praktijktoets behandelen zijn de Treeknormen voor de tijd die mag verstrijken tussen indicatieverstrekking en aanvang van de zorg als volgt:

• 13 weken voor verzorging en verblijf in een instelling, maar voor zintuiglijk gehandicapten 8 weken;

• 6 weken voor verpleeghuiszorg, dagbesteding en thuiszorg.

Er zijn ruim zestigduizend mensen (peildatum 1 januari 2008) die langer dan de Treeknormen toelaten moeten wachten op de geïndiceerde AWBZ-zorg. Uit ons onderzoek blijkt het volgende:

• De beschikbare wachtlijstinformatie is onvoldoende valide. Het is daarom moeilijk voor de zorgkantoren om de zorg zo in te kopen dat het beschikbare zorgaanbod past bij de vraag.

• De kwaliteit van de informatie uit de AZR is wel verbeterd, maar nog niet op het gewenste niveau. Het streven van het ministerie, het College voor zorgverzekeringen (CVZ) en de zorgkantoren is om in de toekomst de informatie uit de AZR te gebruiken voor goede ramingen van de zorgvraag, zodat een daarop passend zorgaanbod kan worden ingekocht.

• Er worden maatregelen genomen om de veronderstelde tekorten in het zorgaanbod weg te werken. Voor het jaar 2009 was hier € 163 miljoen voor beschikbaar, maar omdat er geen goede wachtlijstinformatie is, is niet bekend of deze maatregelen ertoe hebben geleid dat de wachttijden afnemen.

• De Treeknormen verdwijnen meer naar de achtergrond. Het beleid en de uitvoerders ervan richten zich steeds meer op de meest schrijnende gevallen, de zogenoemde problematische wachtlijst. Er zijn geen nieuwe normen in de plaats gekomen voor de Treeknormen.

Bovenregionaal gehandicaptenvervoer Valys

Het reguliere openbaar vervoer is beperkt toegankelijk voor mensen met een functiebeperking. De vervoersvoorzieningen voor vervoer met een sociaal-recreatief doel op lokaal of regionaal niveau voor mensen met een beperking zijn geregeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten.

Als aanvulling op het openbaar vervoer en het sociaal-recreatief vervoer op lokaal of regionaal niveau voor deze doelgroep heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in 1998 het bovenregionaal vervoer voor gehandicapten geïntroduceerd. Vanaf september 2002 valt de verantwoordelijkheid voor het bovenregionaal vervoer voor gehandicapten onder het Ministerie van VWS. Vanaf 1 april 2004 wordt het bovenregionaal vervoer uitgevoerd onder de productnaam Valys.

Uit ons onderzoek blijkt het volgende:

• De Valys-regeling wordt op dit moment over het algemeen goed uitgevoerd. De uitvoering van de Valys-regeling wordt intensief gemonitord.

• De pashouders zijn over het algemeen tevreden over deze vorm van vervoer. De klanttevredenheid steeg van 7,1 in 2007 naar 8,0 in 2008 en 8,5 in 2009.

• Er waren aanvankelijk vrij veel klachten van gebruikers, maar er zijn maatregelen getroffen. Het aantal klachten is in 2009 aanzienlijk afgenomen. De klachten die er nog zijn, kunnen echter grote gevolgen hebben voor deze bijzondere groep gebruikers (bijvoorbeeld bij overschrijding van ophaaltijden en omrijtijden). Daarom is blijvende aandacht nodig. Daarvan zijn het Ministerie van VWS en de vervoerder zich bewust.

• Er is tussen het Ministerie van VWS en de gebruikersorganisaties regelmatig overleg over de vraag of het huidige persoonlijk kilometerbudget voldoende voorziet in de sociaal-recreatieve behoefte van mensen met een beperking. Slechts een zeer klein deel van de gebruikers maakt echter zijn persoonlijk kilometerbudget volledig op.

2.3 Functioneren CAK

Eind 2007 ontstonden problemen in de uitvoering van de eigenbijdrageregelingen door het CAK. Dit werd veroorzaakt door een aantal veranderingen in de regelgeving voor het innen van eigen bijdragen van burgers die zorg ontvangen. Voor bewoners van zorginstellingen viel de eigen bijdrage soms enkele honderden euro’s per maand hoger uit dan in 2007. Zij werden hiermee geconfronteerd toen zij eind 2007 van het CAK een beschikking voor de eigen bijdrage 2008 ontvingen. Ook was de berekening van de eigen bijdragen volgens hen niet juist. Dit leidde tot een groot aantal bezwaren en klachten.

Wij hebben geanalyseerd wat de belangrijkste knelpunten waren in het functioneren van het CAK, welke maatregelen hiervoor zijn getroffen en of deze maatregelen effectief zijn.

De staatssecretaris van VWS heeft in 2008 een onafhankelijk onderzoek uit laten voeren naar het functioneren van het CAK. Vooral gebaseerd op dit onderzoek onderkennen wij drie soorten knelpunten:

• knelpunten in de keten;

• knelpunten in de interne organisatie van het CAK;

• knelpunten in de bestuurlijke relatie tussen het Ministerie van VWS en het CAK.

Naar aanleiding van het onafhankelijke onderzoek kondigde de staatssecretaris van VWS in oktober 2008 maatregelen aan. Het CAK stelde op verzoek van de staatssecretaris een verbeterplan op. Een belangrijk instrument voor het Ministerie van VWS is de «Stuurgroep ketenoverleg CAK». Hierin worden afspraken gemaakt over de aanlevering van informatie door de ketenpartijen. Met de in ontwikkeling zijnde «ketenmonitor» worden prestaties van de ketenpartijen over de aanlevering van gegevens in de keten gemeten.

Voor de meeste knelpunten zijn maatregelen getroffen. De uitvoering van het verbeterplan van het CAK ligt op schema.

Uit ons onderzoek blijkt verder het volgende:

• Veel inspanningen zijn verricht om de knelpunten in de inning van eigen bijdragen voor geleverde zorg op te lossen. Het vergt echter nog enige tijd voordat alle maatregelen effectief zijn en alle problemen zijn opgelost. Door de aanpak van de meest urgente problemen is het aantal klachten wel al gedaald.

• Structurele verbeteringen zijn afhankelijk van de (nakoming) van afspraken over de aanlevering van informatie door andere ketenpartijen zoals de Belastingdienst, zorgkantoren, zorgaanbieders en gemeenten. Wij vragen de minister een termijn te stellen waarbinnen de verbeteringen in het functioneren van het CAK volledig gerealiseerd zullen zijn. Wij menen dat het mogelijk moet zijn om de belangrijkste knelpunten in ieder geval voor de omvorming van het CAK tot publiekrechtelijk zbo in 2012 te hebben opgelost.

• Het Ministerie van VWS laat als proceseigenaar het oplossen van de problemen in de informatieketen in belangrijke mate uitvoeren door het CAK. Wij adviseren het ministerie de bestuurlijke en de uitvoerende verantwoordelijkheden voor de regie van de keten schriftelijk vast te leggen en concreet uit te werken.

• Om te waarborgen dat afspraken over het leveren van informatie door de ketenpartijen worden nagekomen, bevelen wij aan in de wet of in overeenkomsten met ketenpartijen mogelijkheden voor de minister in te bouwen om in te grijpen en eventueel sancties toe te passen. Deze verantwoordelijkheid kan niet bij het CAK worden gelegd.

• De afhankelijkheid van andere partijen voor de aanlevering van informatie speelt bij meerdere organisaties. Ook voor wachtlijstgegevens (zie ook paragraaf 2.2) en gegevens over de kwaliteit van zorg is het ministerie afhankelijk van betrouwbare informatie van anderen. Wij bevelen aan de analyse van de knelpunten in de informatieketen te gebruiken voor andere informatieketens in het zorgstelsel en vast te stellen of soortgelijke maatregelen wenselijk dan wel noodzakelijk zijn.

2.4 Oordeel over totstandkoming informatie in jaarverslag over gevoerd beleid

Onderstaand kader bevat ons oordeel over de totstandkoming van de informatie die in het Jaarverslag 2009 van het Ministerie van VWS wordt verstrekt over het gevoerde beleid. Wij geven hierover jaarlijks een oordeel krachtens de CW 2001.

Om tot een oordeel te komen over de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid selecteren wij jaarlijks één of enkele effect- of prestatiegegevens.

Dit jaar hebben we de totstandkoming van prestatiegegeven Voor 80 aandoeningen kunnen burgers op www.kiesBeter.nl zien welke kwaliteit ziekenhuizen bieden uit het Jaarverslag 2009 van het Ministerie van VWS onderzocht.

Op grond van deze selectie komen we tot het volgende oordeel.

Oordeel
Op grond van ons onderzoek hebben we vastgesteld dat de informatie over het pres- tatiegegeven Voor 80 aandoeningen kunnen burgers op www.kiesBeter.nl zien welke kwaliteit ziekenhuizen bieden op deugdelijke wijze tot stand is gekomen en voldoet aan de verslaggevingseisen.

3 BEDRIJFSVOERING

Onder de bedrijfsvoering vallen alle bedrijfsprocessen die ervoor zorgen dat een ministerie functioneert. Het gaat dan om de primaire processen, de faciliterende processen en de sturing en beheersing daarvan.

De bedrijfsvoering van het Ministerie van VWS staat onder druk. Het ministerie heeft in 2009 geen controle gekregen over het subsidiebeheer bij het kerndepartement. Voor het elfde jaar op rij is dit dan ook onvolkomen. Ook het subsidiebeheer bij het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG), het inkoopbeheer bij het kerndepartement, het inkoopbeheer bij het Nederlands Vaccin Instituut (NVI) en de beheersing van de informatiebeveiliging zijn aangemerkt als onvolkomenheid.

Het kabinet heeft in de nota Vernieuwing Rijksdienst een taakstelling vastgelegd. Deze taakstelling zet de bedrijfsvoering van het ministerie verder onder druk. Wij signaleren risico’s; de helft van de taakstelling moet nog gerealiseerd worden voor eind 2011.

Wij lichten de onvolkomenheden in de bedrijfsvoering hieronder nader toe. We maken onderscheid tussen het financieel beheer en materieel beheer en overige onderdelen van de bedrijfsvoering.

Ten slotte geven we een oordeel over de totstandkoming van informatie over de bedrijfsvoering in het jaarverslag.

3.1 Ontwikkeling in de bedrijfsvoering

Onderstaande figuur toont de ontwikkeling van de onvolkomenheden in de bedrijfsvoering van het Ministerie van VWS over de afgelopen drie jaar. Daarin staat welke (ernstige) onvolkomenheden wij de laatste jaren hebben aangetroffen in het financieel beheer en het materieelbeheer en in de overige onderdelen van de bedrijfsvoering, en welke onvolkomenheden zijn opgelost.

kst-32360-XVI-4-1.gif

We hebben in 2009 negen onvolkomenheden geconstateerd in de bedrijfsvoering van dit ministerie.1 In dit hoofdstuk komen de onvolkomenheden 2009 aan de orde. Een nadere toelichting is opgenomen in het achtergronddocument Toelichting op het rapport bij het Jaarverslag 2009 van het Ministerie van VWS. Dit document staat op onze website www.rekenkamer.nl.

3.2 Oordeel over het financieel beheer en materieel beheer

In onderstaand kader staat ons oordeel over het financieel beheer en het materieelbeheer van het Ministerie van VWS. Krachtens de CW 2001 gaan wij jaarlijks na of deze onderdelen van de departementale bedrijfsvoering voldoen aan de daaraan gestelde eisen.

Oordeel
De onderzochte onderdelen van het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties van het Ministerie van VWS voldeden in 2009 aan de in de CW 2001 gestelde eisen, met uitzondering van:
• het subsidiebeheer kerndepartement;
• het subsidiebeheer CIBG;
• het inkoopbeheer kerndepartement;
• het inkoopbeheer NVI.

In 2009 was sprake van zes onvolkomenheden in het subsidiebeheer en twee onvolkomenheden in het inkoopbeheer.

3.2.1 Subsidiebeheer kerndepartement

Het subsidieproces is een belangrijk primair proces voor het Ministerie van VWS. Er zijn al sinds 1999 problemen. Het Ministerie van VWS heeft in de afgelopen elf jaar veel maatregelen genomen om het subsidiebeheer te verbeteren.

Toch moeten wij vaststellen dat de werking van het subsidiebeheer bij het kerndepartement ook in 2009 niet is verbeterd. Bij ongeveer 50% van de door de Rijksauditdienst gecontroleerde dossiers was sprake van een of meerdere tekortkomingen, waaronder onrechtmatigheden. Het subsidiebeheer is daarmee voor het elfde jaar op rij onvolkomen. Dit leidt bij het kerndepartement tot vijf onvolkomenheden. Een positieve ontwikkeling is de halvering van het percentage onrechtmatigheden en onzekerheden. Dit is voornamelijk te danken aan de aanpassing van de procedure van bevoorschotting en de uitgevoerde acties om de geconstateerde onrechtmatigheden te herstellen.

Het aantal subsidies is in 2009 toegenomen. Tegelijkertijd was de capaciteit van de interne controlefunctie niet voldoende om aan de eisen voor een goed financieel beheer te voldoen. In 2010 zal het ministerie vast moeten stellen hoe het evenwicht tussen een goed subsidiebeleid en een adequaat beheer daarvan kan worden hersteld. Het ministerie verwacht geen verlaging van de regel- en controledruk door het Uniform Subsidiekader. Dat betekent enerzijds dat het ministerie in 2010 grotere stappen moet zetten om werkprocessen efficiënter uit te voeren en het aantal subsidies te verminderen. Anderzijds dient de interne controlefunctie zodanig te worden versterkt dat tekortkomingen in het beheer tijdig worden gedetecteerd en hersteld.

Wij zullen de maatregelen ter verbetering en de feitelijke werking van het subsidiebeheer ook het komende jaar intensief volgen. Daarbij verwachten wij dat het Ministerie van VWS in 2010 voldoende verbeteringen in het subsidiebeheer realiseert. Deze verbeteringen betreffen de interne controle functie van het departement en het effectief terugdringen van het aantal tekortkomingen. Op basis van de inspanningen en resultaten in 2010 zullen we afwegen of we bezwaar maken. Wij zullen daartoe ook gedurende 2010, in aansluiting op de eigen bewaking door het ministerie, de voortgang vaststellen.

3.2.2 Subsidiebeheer CIBG

De uitvoering van de Subsidieregeling PGO1 is per 1 januari 2009 bij het CIBG ondergebracht. Het financieel beheer van de Subsidieregeling PGO over 2009 heeft in het teken gestaan van de uitvoering van een nieuwe subsidiesystematiek in een gewijzigde organisatorische context. Er zijn veel inspanningen verricht om de subsidies op tijd te verlenen en vast te stellen. Daarbij hebben wij echter veel tekortkomingen geconstateerd. Wij merken het subsidiebeheer over 2009 daarom als een onvolkomenheid aan. Er zijn inmiddels maatregelen genomen om het beheer te verbeteren. Wij adviseren het ministerie het subsidiebeheer te monitoren.

3.2.3 Inkoopbeheer kerndepartement

Het Ministerie van VWS is er niet in geslaagd de fouten in het Europees aanbesteden of het niet-naleven van overige aanbestedingsregels te elimineren. In 2009 was hierdoor bij het kerndepartement een bedrag van € 8,1 miljoen onrechtmatig. Mede gezien de omvang van het bedrag merken wij het inkoopbeheer van het kerndepartement als onvolkomenheid aan.

De minister schrijft in zijn bedrijfsvoeringsparagraaf van 2009 dat in het merendeel van de gevallen de interne procedures correct zijn gevolgd en het management bewust heeft gekozen om niet Europees aan te besteden. Wij hebben in ons onderzoek inderdaad vastgesteld dat bij het ten onrechte niet-Europees aanbesteden, de verantwoordelijke budgethouders hiervoor hebben getekend. Dit maakt het inkoopproces weliswaar transparant, maar niet rechtmatig. Wij hebben drie gevallen nader onderzocht en in die gevallen geconcludeerd dat de fouten naar onze mening niet nodig waren geweest, als tijdig was geanticipeerd op een mogelijke aanbesteding. Wij geven de minister in overweging om per geval na te gaan welke lessen hieruit kunnen worden getrokken en of herhaling van soortgelijke gevallen kan worden voorkomen.

3.2.4 Inkoopbeheer NVI

Ook bij het NVI was in 2009 een bedrag van € 6,3 miljoen onrechtmatig door het niet-naleven van Europese aanbestedingsregels. Voor een bedrag van € 3,2 miljoen bestond onzekerheid over de rechtmatigheid. Gezien de omvang van de bedragen merken wij het inkoopbeheer van het NVI als onvolkomenheid aan.

3.3 Overige onderdelen van de bedrijfsvoering

3.3.1 Informatiebeveiliging

De voorschriften op het gebied van de informatiebeveiliging en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) worden door het Ministerie van VWS onvoldoende nageleefd. Net als in 2008 heeft de minister geen goed zicht op de risico’s op het gebied van informatiebeveiliging en op hoe deze worden beheerst. Hiermee loopt de minister het risico dat derden onbedoeld toegang krijgen tot vertrouwelijke informatie. Daarmee is de beheersing van de informatiebeveiliging een onvolkomenheid.

Wij adviseren de minister de informatiebeveiliging expliciet onderdeel te maken van zijn risicomanagement en in 2010 zeker te stellen dat de risico’s worden beheerst.

3.4 Oordeel over totstandkoming informatie in jaarverslag over bedrijfsvoering

Onderstaand kader bevat ons oordeel over totstandkoming van de informatie die in het Jaarverslag 2009 van het Ministerie van VWS staat vermeld over de bedrijfsvoering van het departement. In navolging van de CW 2001 gaan wij jaarlijks na of deze informatie tot stand is gekomen volgens de daarvoor geldende regels.

Oordeel
De informatie over de bedrijfsvoering in het Jaarverslag 2009 van het Ministerie van VWS is op deugdelijke wijze tot stand gekomen en voldoet aan de verslaggevingsvoorschriften.

Bij ons positieve oordeel plaatsen wij wel een kanttekening. Het Ministerie van VWS had in 2009 net als in 2008 geen vastgelegde procedure voor de totstandkoming van de bedrijfsvoeringsparagraaf. Afspraken lagen vast in een jaarverslagcirculaire. We zien wel verbetering: vanaf 2010 is de totstandkoming van de bedrijfsvoeringsparagraaf expliciet opgenomen in de planning- & controlcyclus.

4 FINANCIËLE INFORMATIE

In dit hoofdstuk staan onze oordelen over de financiële informatie (§ 4.1) en over de saldibalans (§ 4.2) in het Jaarverslag 2009 van het Ministerie van VWS. Krachtens de CW 2001 gaan wij jaarlijks na of deze informatie voldoet aan de daaraan gestelde eisen.

4.1 Oordeel over de financiële informatie

Oordeel
De financiële informatie in het Jaarverslag 2009 van het Ministerie van VWS voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt, met uitzondering van de volgende fouten en onze- kerheden in de (samenvattende) verantwoordingsstaat:
Artikel 42 Gezondheidszorg: een bedrag van € 643,5 miljoen in de verplichtingen dat onrechtmatig is. Dit wordt veroorzaakt door een fout in de verantwoording van de subsidies academische functie van € 641,7 miljoen.
         
Het totaalbedrag aan geconstateerde fouten en onzekerheden in de verplichtingen omvat € 664 miljoen en heeft daarmee de tolerantiegrens voor de financiële informatie in het jaarverslag als geheel overschreden.

Ook in 2009 is de tolerantiegrens overschreden door het niet verantwoorden van de subsidies academische functie (€ 0,6 miljard).

Dit is een gevolg van een onbedoeld conflict tussen de Zorgverzekeringswet en de CW 2001 in 2008. Dit zou in 2010 worden gerepareerd met een wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG), maar dit was door vertraging van andere wijzigingen in de WMG niet meer haalbaar. De minister verwacht nu dat de wetswijziging per 1 januari 2011 kan worden gerealiseerd. Hierdoor is een jaar langer dan voorzien sprake van een onrechtmatige verantwoording van deze subsidies. Het is van belang dat de minister de verantwoording binnen een jaar op orde brengt.

Op deze fout na is het bedrag van de fouten en onzekerheden in de financiële informatie sterk afgenomen. Het bedrag van de overige fouten en onzekerheden in de verplichtingen is afgenomen van € 30,2 in 2008 naar € 22,3 miljoen in 2009 en het bedrag van de fouten en onzekerheden in de uitgaven van € 143,7 miljoen in 2008 naar € 58,6 miljoen in 2009. De daling van het bedrag in de uitgaven is vooral te danken aan een afname van de fouten in de uitgaven aan zorgtoeslag en in de subsidie-uitgaven.

Een overzicht van alle fouten en onzekerheden is opgenomen in de bijlagen van dit rapport.

4.2 Oordeel over de saldibalans

Oordeel
De informatie in de saldibalans in het Jaarverslag 2009 van het Ministerie van VWS voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt. Dit betekent dat wij geen belangrijke fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid en de deugdelijke weergave hebben geconsta- teerd die de tolerantiegrenzen overschrijden, en dat de informatie voldoet aan de verslaggevingsvoorschriften.
         
In 2009 heeft het Ministerie van VWS voor een bedrag van € 9,9 miljard aan open- staande voorschotten afgerekend. Wij zijn van oordeel dat deze afrekeningen voldoen aan de daaraan te stellen eisen.
         
Het totaalbedrag aan geconstateerde fouten en onzekerheden in de saldibalansposten blijft onder de tolerantiegrens voor de saldibalans als geheel.

Een overzicht van alle fouten en onzekerheden is opgenomen in de bijlagen van dit rapport.

5 REACTIE MINISTER EN NAWOORD ALGEMENE REKENKAMER

5.1 Reactie minister

Op 19 april 2010 hebben wij het concept van het Rapport bij het Jaarverslag 2009 van het Ministerie van VWS aan de minister van VWS voorgelegd met het verzoek op onze bevindingen te reageren, in het bijzonder op de aanbevelingen die in de Audit Actielijst 2010 zijn opgenomen. De minister van VWS reageerde op 27 april 2010. Hieronder volgt een samenvatting van zijn reactie. De integrale weergave van de brief is opgenomen op onze website www.rekenkamer.nl.

Algemeen

De minister geeft aan met belangstelling kennis te hebben genomen van ons rapport. In zijn reactie gaat de minister in op de door ons geconstateerde onvolkomenheden, de kwaliteitskaart en de praktijktoets.

Subsidiebeheer kerndepartement

De minister geeft aan dat er diverse maatregelen zijn getroffen om het subsidiebeheer te verbeteren. Deze maatregelen hebben ertoe geleid dat het aantal onrechtmatigheden is gehalveerd en het aantal zware onvolkomenheden is afgenomen. Hij bevestigt dat het aantal gemiddelde en zware onvolkomenheden nog niet is afgenomen en nog hoger is dan de door hem gestelde norm van 35%.

De minister zal de volgende stappen zetten:

• Implementatie interdepartementaal uniform subsidiekader (USK). De implementatie van het interdepartementaal USK leidt tot een aanpassing van de regelgeving. Binnen het project «Zuinig en Uniform Subsidiebeheer» (ZEUS) worden de veranderingen voor de processen en procedures en de aanpassingen in het workflowsysteem Subsidieplein uitgewerkt.

• Vraaggestuurde audit. De Rijksauditdienst voert een vraaggestuurde audit uit in de vorm van een procesanalyse van het heringerichte subsidieproces. In deze audit worden de risico’s geïnventariseerd, de beheersmaatregelen benoemd en de restrisico’s ingeschat.

• Intern controleplan. Het interne controleplan wordt uitgewerkt op basis van een risicoanalyse en de implementatie van het USK en maatregelen vanuit het project ZEUS.

• Aanscherping planning & controlcyclus. In 2010 start een aangescherpte planning & controlcyclus voor de financiële bedrijfsvoering, waardoor de budgethouders (directeuren-generaal) in de gelegenheid zijn om eerder bij te sturen. Geconstateerde tekortkomingen vanuit de interne controle en/of van de controle door de Rijksauditdienst worden daar besproken. Op het niveau van de bestuursraad wordt gestart met een speciaal bedrijfsvoeringsberaad, waarin ook gestructureerde aandacht is voor het financieel beheer.

• Doelstellingen. De minister herhaalt dat het aantal gemiddelde en zware onvolkomenheden niet meer mag bedragen dan 35%. Hij meent dat wij deze norm onderschrijven. Hij onderschrijft dat het aantal zware onvolkomenheden niet meer mag bedragen dan 10%. Bij de norm van maximaal 35% gemiddelde en zware onvolkomenheden maakt hij echter wel een voorbehoud. Het is namelijk niet uit te sluiten dat het aantal gemiddelde onvolkomenheden hoger is dan de norm als gevolg van de verplichtingenpauze die de minister onlangs heeft ingelast in verband met de financiële situatie. Daarnaast verwacht de minister dat wij de kwantitatieve eisen volgend jaar ook bij de andere departementen toepassen, zodat er een vergelijkbaar beoordelingskader ontstaat.

Subsidiebeheer CIBG/Fonds PGO

De minister bevestigt dat er tekortkomingen in het subsidiebeheer zijn ontstaan door de samenloop van de organisatorische wijzigingen, de wijzigingen in de subsidiesystematiek en het feit dat er veel inspanningen gepleegd zijn om subsidies tijdig te verlenen en vast te stellen. Hij benadrukt dat er overigens geen sprake was van onrechtmatigheden. Verder herhaalt hij dat maatregelen zijn genomen om het beheer te verbeteren.

Inkoopbeheer

De minister merkt op dat er in een beperkt aantal gevallen niet-Europees wordt aanbesteed, hoewel de procedures bij zowel het kerndepartement als het NVI op orde zijn en worden gevolgd. De adviezen en aanbevelingen die wij in ons rapport doen, worden in overweging genomen, zodat het aantal inkopen dat niet-Europees wordt aanbesteed, wordt geminimaliseerd.

Informatiebeveiliging

De minister geeft aan dat de informatiebeveiliging als onvolkomenheid wordt aangemerkt, omdat niet volledig wordt voldaan aan de voorschriften voor de informatiebeveiliging en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Hij zegt toe maatregelen te treffen om te voldoen aan de voorschriften. Hij neemt daarbij de adviezen uit ons rapport in overweging.

Kwaliteitskaart

De minister wijst op de evaluatie van de kwaliteitskaart en constateert dat de kaart in zijn opzet weinig is aangepast aan de kritieken van de verschillende departementen. Ook is hij van mening dat de verantwoordingslasten eerder toenemen dan afnemen. Het beeld dat wij volgens de minister in de kwaliteitskaart neerzetten, is negatiever dan het in werkelijkheid is. De kwaliteitskaart doet daarmee geen recht aan de resultaten van ons onderzoek, aldus de minister.

Volgens de minister zijn de criteria en de toepassing van de kwaliteitskaart nog onvoldoende uitontwikkeld. Bovendien leidt de kwaliteitskaart ook tot onduidelijkheid over het aantal onvolkomenheden. Ook heeft de minister moeite met de relatie tussen onvolkomenheden en onrechtmatigheden in kaart Ib. De conclusie van de minister is dat wij een onevenwichtig beeld van de realiteit geven door de te gedetailleerde en onvoldoende consistente invulling van de kaart.

Praktijktoets

De minister vindt de opzet van de praktijktoetsen (langs vier pijlers) vernieuwend. Deze onderzoeksopzet kan volgens de minister – bij voldoende inzet van onderzoekscapaciteit, een voldoende heldere onderzoeksvraag en een transparante onderzoeksmethode – zeer interessant materiaal opleveren bij onze doelmatigheidsonderzoeken. Hij constateert echter dat de toegevoegde waarde van de praktijktoets in dit rapport marginaal is.

5.2 Reactie CAK

Op 19 april 2010 hebben wij de rapportage over het CAK in het concept van het Rapport bij het Jaarverslag 2009 van het Ministerie van VWS aan de directie van het CAK voorgelegd met het verzoek op onze bevindingen te reageren. De algemeen directeur van het CAK reageerde op 28 april 2010. Hieronder volgt een samenvatting van zijn reactie. De integrale weergave van de brief is opgenomen op onze website www.rekenkamer.nl.

Het CAK geeft aan met veel interesse kennis te hebben genomen van de rapportage over het CAK. Het biedt een helder overzicht van de verander- en verbeterprocessen die bij het CAK hebben plaatsgevonden sinds 2008. Het CAK heeft zich vanaf 2008 ingespannen om de dienstverlening op peil te brengen, zoals het conceptrapport laat zien. De Algemene Rekenkamer toont volgens het CAK aan dat het CAK de afgelopen twee jaar de juiste inspanningen heeft verricht om de klanten van het CAK goed en tijdig van dienst te zijn. Volgens het CAK geven de conclusies en aanbevelingen van dit conceptrapport echter ook aan dat het CAK en het Ministerie van VWS nog enkele belangrijke stappen moeten zetten om een hoge kwaliteit van dienstverlening aan de klant ook in de toekomst te waarborgen.

Het CAK zegt toe de conclusies en aanbevelingen op te volgen, waar nodig hand in hand met zijn ketenpartners en het Ministerie van VWS. Het CAK bevestigt dat het de verrichte inspanningen doorzet en dagelijks hard werkt om de geconstateerde knelpunten op te lossen. Het verbeterplan van het CAK om de belangrijkste knelpunten op de middellange en lange termijn op te lossen loopt in 2012 af. Het CAK geeft aan dat het oplossen van de knelpunten niet alleen binnen de invloedssfeer van het CAK ligt: dit is mede afhankelijk van de inzet van de keten als geheel.

Het CAK besluit de brief met de opmerking dat het lessen heeft geleerd uit het verleden en blijft werken aan een continue verbetering van zijn dienstverlening. Volgens het CAK heeft het rapport van de Algemene Rekenkamer het CAK en alle partijen betrokken bij de totstandkoming en de uitvoering van de wettelijke taken, nog eens op scherp gezet.

5.3 Nawoord Algemene Rekenkamer

5.3.1 Nawoord bij de reactie van de Minister van VWS

In dit nawoord gaan wij in op een aantal punten uit zijn reactie. De minister heeft niet gereageerd op het onderzoek naar het functioneren van het CAK.

Subsidiebeheer

Wij stellen vast dat de minister stappen zet om het subsidiebeheer te verbeteren. Wel herhalen wij dat wij van de minister verwachten dat hij in 2010 daadwerkelijk voldoende verbeteringen in het subsidiebeheer realiseert. Daarbij merken wij op dat het percentage gemiddelde en zware onvolkomenheden van 35% geen norm is die wij onderschrijven, maar als verwachting voor 2010 tegemoetkomt aan de norm die de minister van VWS zelf stelt. Ook het percentage zware onvolkomenheden van 10% is geen norm, maar een verwachting die wij realistisch achten voor 2010.

Kwaliteitskaart

Het toedelen van onvolkomenheden aan departementsonderdelen is noodzakelijk om de oorzaak van de problemen in de bedrijfsvoering beter te lokaliseren. Dit leidt in eerste instantie tot meer onvolkomenheden. Als de oorzaak echter gericht wordt aangepakt, kan het aantal onvolkomenheden daarna weer afnemen.

Praktijktoets

Wij zullen de reactie van de minister betrekken in de evaluatie van het instrument.

5.3.2 Nawoord bij de reactie van het CAK

Wij zijn blij met de toezegging dat het CAK zich in de komende jaren zal inzetten om onze conclusies en aanbevelingen op te volgen. Wij begrijpen dat het CAK hiervoor mede afhankelijk is van de inzet van de keten als geheel. Op dit punt hebben wij in ons rapport dan ook aanbevelingen aan de minister van VWS gedaan.

KWALITEITSKAART

Toelichting op het instrument kwaliteitskaart

De kwaliteitskaart is een nieuw instrument van de Algemene Rekenkamer dat we voor het eerst hebben opgenomen in onze rapporten bij de jaarverslagen 2008. De kwaliteitskaart is bedoeld om de uitkomsten van ons rechtmatigheidsonderzoek op een compacte manier te presenteren en plaatst de geconstateerde (ernstige) onvolkomenheden in de bedrijfsvoering in het licht van de totale bedrijfsvoering van het ministerie.

De kwaliteitskaart bestaat uit twee delen. In deel I zijn onze bevindingen gekoppeld aan de begrotingsartikelen van het ministerie. Dit deel van de kaart laat per artikel zien:

• voor welk percentage van de uitgaven concrete informatie over de beleidsresultaten in het jaarverslag is opgenomen;

• of het begrotingsartikel wordt geraakt door geconstateerde onvolkomenheden in de bedrijfsvoering, met mogelijk gevolgen voor de rechtmatigheid, de betrouwbaarheid van gegevens of de doelrealisatie;

• of wij als gevolg van geconstateerde onvolkomenheden daadwerkelijk fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid of deugdelijke weergave hebben geconstateerd;

• of de geconstateerde fouten en onzekerheden de kwantitatieve tolerantiegrenzen overschrijden.

In deel II van de kwaliteitskaart vormen de organisatieonderdelen van het ministerie en de te beheersen bedrijfsvoeringsprocessen het uitgangspunt. Dit deel van de kaart is mede gebaseerd op de Baseline financieel beheer en materieelbeheer van het Ministerie van Financiën, waarin de normen voor een goed financieel beheer en materieelbeheer zijn vastgelegd.

In dit deel van de kaart zetten we het aantal beheerdomeinen waarin we onvolkomenheden hebben geconstateerd, af tegen het aantal beheerdomeinen dat voor een goed functioneren van het ministerie «relevant», respectievelijk «kritisch» is.

Deel II van de kwaliteitskaart maakt ook zichtbaar aan welke onderwerpen wij en/of de departementale auditdienst in de controle over 2009 extra aandacht hebben besteed en waar wij (ernstige) onvolkomenheden hebben geconstateerd. Met extra aandacht van de auditdienst bedoelen wij die aandacht voor de bedrijfsvoering die de reguliere aandacht uit hoofde van de jaarlijkse wettelijke controle overstijgt (zie hoofdstuk 1 van de toelichting op dit rapport op www.rekenkamer.nl voor informatie over onze onderzoeksopzet). Met extra aandacht van de Algemene Rekenkamer doelen wij op ons departementspecifieke en ons rijksbrede onderzoek.

Extra aandacht van de Algemene Rekenkamer en van de auditdienst betekent niet per definitie dat alle aspecten van het desbetreffende beheerdomein in het onderzoek zijn betrokken; de extra aandacht kan ook betrekking hebben op een enkel aspect binnen het beheerdomein.

Voor een verdere toelichting op het instrument kwaliteitskaart verwijzen wij naar onze website www.rekenkamer.nl. Hier vindt u achtergrondinformatie over de kwaliteitskaart en over de gehanteerde criteria en ordeningsprincipes.

kst-32360-XVI-4-2.gifkst-32360-XVI-4-3.gifkst-32360-XVI-4-4.gif

Toelichting op de kwaliteitskaart van het Ministerie van VWS

Toelichting op kaart deel I

• Beleidsinformatie

Deel I van de kwaliteitskaart van de ministeries maakt per artikel zichtbaar hoeveel procent van de uitgaven wordt toegelicht met specifieke, meetbare en tijdgebonden beleidsinformatie en maakt zichtbaar of het eventuele ontbreken van deze informatie door het betreffende ministerie wordt uitgelegd. De minister van VWS hoeft echter deze beleidsinformatie niet in het jaarverslag op te nemen op het niveau van beleidsartikelen, omdat het jaarverslag deel uitmaakt van het experiment «Verbeteren verantwoording en begroting». Daarom hebben we voor dit jaarverslag geen onderzoek kunnen doen naar de beschikbaarheid van de beleidsinformatie en ontbreekt die informatie in deel I van de kwaliteitskaart. Wel is aangegeven op welk beleidsartikel de twee praktijktoetsen betrekking hebben.

• Bedrijfsvoering

Deel I van de kwaliteitskaart laat zien dat alle beleidsartikelen van het ministerie worden geraakt door de onvolkomenheden die wij bij het ministerie hebben geconstateerd.

Daarnaast hebben we een onvolkomenheid geconstateerd bij een ander ministerie die artikelen van het Ministerie van VWS raakt. Het betreft de onvolkomenheid bij het kantoor Toeslagen van het Ministerie van Financiën. Deze onvolkomenheid raakt begrotingsartikel 42 Gezondheidszorg van het Ministerie van VWS.

• Financiële informatie

Uit deel I van de kwaliteitskaart van het Ministerie van VWS blijkt dat bij één begrotingsartikel de tolerantiegrens voor de omvang van fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid en de deugdelijke weergave, wordt overschreden. Ook de tolerantiegrens voor het jaarverslag van het Ministerie van VWS als geheel wordt overschreden. Deze overschrijding wordt veroorzaakt door een fout in de subsidieverplichtingen academische functie van € 641,7 miljoen. Voor een toelichting verwijzen wij naar paragraaf 4.1.

Toelichting op kaart deel II

Uit deel II van de kwaliteitskaart van het Ministerie van VWS blijkt dat 107 beheerdomeinen van belang zijn voor de bedrijfsvoering. Daarvan zijn 26 beheerdomeinen als kritisch aan te merken. Van de 107 beheerdomeinen die van belang zijn voor het goed functioneren van het ministerie, hebben de Rijksauditdienst en/of wij 43 beheerdomeinen extra onderzocht. Daarvan waren er 24 kritisch en 19 relevant. Bij 15 kritische en vijf relevante beheerdomeinen hebben wij een onvolkomenheid geconstateerd. Eén onvolkomenheid kunnen wij in 2009 nog niet aan een specifiek beheerdomein toedelen. Wij lichten de geconstateerde onvolkomenheden hieronder kort toe.

• Onvolkomenheden subsidiebeheer kerndepartement

Het subsidiebeheer bij het kerndepartement merken wij als onvolkomenheid aan. Wij kennen onvolkomenheden toe aan het cluster SG/ pSG en de vier directoraten-generaal van het Ministerie van VWS (in totaal vijf onvolkomenheden) (zie AAL, punt 1 t/m 5).

• Onvolkomenheid subsidiebeheer CIBG

Bij het CIBG is voor het eerste jaar sprake van een onvolkomenheid van het subsidiebeheer (zie AAL, punt 6).

• Onvolkomenheid inkoopbeheer kerndepartement

De onvolkomenheid van het inkoopbeheer bij het kerndepartement wordt veroorzaakt door het onvoldoende naleven van de Europese aanbestedingsregels. Omdat de budgethouders hiervoor tekenen, wordt de onvolkomenheid toegerekend aan het cluster SG/pSG (zie AAL, punt 7).

• Onvolkomenheid inkoopbeheer NVI

De onvolkomenheid van het inkoopbeheer van het NVI wordt veroorzaakt door het onvoldoende naleven van de Europese aanbestedingsregels (zie AAL, punt 8).

• Onvolkomenheid informatiebeveiliging

Net als in 2008 heeft de minister geen goed zicht op de risico’s op het gebied van informatiebeveiliging en de wijze waarop deze worden beheerst. Deze onvolkomenheid kunnen wij in 2009 nog niet aan een specifiek beheerdomein toedelen (zie AAL, punt 9).

In hoofdstuk 3 zijn de hierboven vermelde onvolkomenheden toegelicht.

AUDIT ACTIELIJST 2010

De Audit Actielijst (AAL) laat zien op welke punten de Algemene Rekenkamer vindt dat het ministerie actie moet ondernemen. Deze punten kunnen zowel de onvolkomenheden in het financieel beheer en materieelbeheer betreffen als de onvolkomenheden in de overige onderdelen van de bedrijfsvoering. De lijst vermeldt ook welke maatregelen de minister heeft aangekondigd om de onvolkomenheden die wij hebben geconstateerd, op te lossen.1

Eerste jaar constatering, artikel en bedrag Stand van zaken en conclusie Aanbeveling Toezegging minister Meer informatie
1. Subsidiebeheer cluster SG/pSG
1999Artikel 98 Circa € 15 miljoen Veel verbetermaatregelen zijn getroffen, maar de werking van het subsidiebeheer is niet verbeterd. Voldoende verbeteringen in het subsidiebeheer in 2010, anders volgt bezwaar. Diverse maatregelen waar- onder implementatie uni- form subsidiekader, vraag- gestuurde audit, opstellen intern controleplan, aan- scherping p&c-cyclus en normen voor financieel beheer. § 3.2.1
2. Subsidiebeheer DGV
1999Artikelen 41, 42, 46 Circa € 1,4 miljard Idem. Idem. Idem. § 3.2.1
3. Subsidiebeheer DGCZ
1999Artikelen 42, 43, 98 Circa € 90 miljoen Idem. Idem. Idem. § 3.2.1
4. Subsidiebeheer DGLZ
1999Artikelen 42, 43, 98 Circa € 200 miljoen Idem. Idem. Idem. § 3.2.1
5. Subsidiebeheer DGJMZ
1999Artikelen 44, 46, 47 Circa € 75 miljoen Idem. Idem. Idem. § 3.2.1
6. Subsidiebeheer CIBG
2009Artikel 43 Circa € 40 miljoen Opzet voor uitvoering nieuwe PGO-regeling onvol- doende geïmplementeerd. Monitoren subsidiebeheer. Maatregelen zijn getroffen. § 3.2.2
7. Inkoopbeheer kerndepartement
2006Diverse artikelen € 155 miljoen Ondanks opzet en informatievoorziening blijven fouten in Europees aan- besteden bestaan. Bestedingsplannen concre- tiseren, raamcontracten opstellen, per geval nagaan welke lessen hieruit kunnen worden getrokken. Adviezen en aanbevelingen worden in overweging genomen. § 3.2.3
8. Inkoopbeheer NVI
2009€ 146 miljoen Idem. Idem. Idem. § 3.2.4
9. Informatiebeveiliging
2009Diverse artikelen Informatiebeveiliging onvol- doende beheerst. Informatiebeveiliging expliciet onderdeel maken van het risicomanagement. Maatregelen worden getroffen, zodat wordt voldaan aan de voorschriften. § 3.3.1
Licence