Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave blz.

A.Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel2
   
B.Begrotingstoelichting4
   
 Lijst met afkortingen260
 Trefwoordenregister262

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor het jaar 2009 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2009. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2009.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2009 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendienst(en))

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendienst(en) Algemene Inspectiedienst, Dienst ICT Uitvoering, Dienst Landelijk Gebied, Dienst Regelingen, Plantenziektenkundige Dienst, en Voedsel-en Warenautoriteit voor het jaar 2009 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomenbegrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze Memorie van Toelichting en wel in de paragraaf inzake de diensten die een baten-lastenstelsel voeren».

Wetsartikel 3

Het (standaard-)wetsartikel inzake de euro als waarde-eenheid van de begroting behoeft geen toelichting.

(Wetsartikel 4)

Na een overleg met de Tweede Kamer aan de hand van de brief van de Minister van Financiën van 20 december 2007 (Kamerstukken II, 2007/08, 31 031, nr. 19) is besloten tot een experiment ter verbetering van de (politieke) verantwoording aan de hand van de begrotingen en de jaarverslagen van de ministeries van Buitenlandse Zaken, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (inclusief de programmabegroting van Wonen, Wijken en Integratie), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (inclusief de programmabegroting van Jeugd en Gezin). Het experiment betreft de begrotingsjaren 2007 tot en met 2009. Ten behoeve van het experiment is het noodzakelijk voor die jaren af te wijken van een aantal bepalingen van de Comptabiliteitswet 2001 met betrekking tot de inrichting van de departementale begroting en het departementale jaarverslag. Het onderhavige wetsartikel regelt die afwijking voor de begroting 2009, inclusief voor de suppletore begrotingen 2009, van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Het betreft de artikelen 5 en 14 van de Comptabiliteitswet 2001.

Het experiment heeft wat de begrotingen betreft inhoudelijk betrekking op de toelichting bij de begroting. De begrotingspresentatie zal wordentoegespitst op de (politiek) belangrijkste beleidsprioriteiten van het Kabinet. Die prioriteiten zullen in de Beleidsagenda worden opgenomen, waarbij zal worden aangesloten bij het Beleidsprogramma van het kabinet (Kamerstukken II, 2006/07, 31 070, nr. 1). De Beleidsagenda kan worden aangevuld met enkele andere doelstellingen die door de betrokken minister beleidsmatig van groot belang worden geacht.

Indien bepaalde beleidsprioriteiten in de Beleidsagenda in termen van prestaties en effecten worden toegelicht, is het daarom niet noodzakelijk ook bij de betrokken beleidsartikelen zelf een toelichting te verstrekken. Een korte verwijzing naar de Beleidsagenda is dan voldoende.

(Wetsartikel 6)

Het (standaard-)inwerkingstredingsartikel van een begrotingswet hoeft niet te worden toegelicht.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

B. BEGROTINGSTOELICHTING

Inhoudsopgave blz.

1.Leeswijzer5
   
2.Het Beleid11
2.1Beleidsagenda11
2.1.1Hoofdlijnen van beleid11
2.1.2Financieel kader voor 200955
2.2De beleidsartikelen70
 21 Duurzaam ondernemen70
 22 Agrarische ruimte94
 23 Natuur101
 24 Landschap en Recreatie123
 25 Voedselkwaliteit en Diergezondheid136
 26 Kennis en Innovatie149
 27 Bodem, water en reconstructie zandgebieden168
2.3De niet-beleidsartikelen175
 28 Nominaal en onvoorzien175
 29 Algemeen177
   
3.Bedrijfsvoering180
   
4.Diensten die een baten-lastenstelsel voeren183
 Algemene Inspectie Dienst (AID)183
 Dienst ICT Uitvoering (DICTU)189
 Dienst Landelijk Gebied (DLG)194
 Dienst Regelingen (DR)200
 Plantenziektenkundige Dienst (PD)207
 Voedsel en Warenautoriteit212
   
5.Verdiepingsbijlage218
   
Bijlage moties en toezeggingen237
Bijlage ZBO’s en RWT’s253
Bijlage Europese geldstromen254
Lijst met afkortingen260
Trefwoordenregister262

1. LEESWIJZER

In juni 2007 heeft het Kabinet Balkenende IV haar beleidsprogramma «Samen werken, samen leven» (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 31 070, nr. 1) gepresenteerd. Dit beleidsprogramma bestrijkt de periode 2007–2011 en gaat in op de pijlers uit het Coalitieakkoord. De pijlers zijn voorzien van een missie, probleemanalyse, doelstellingen en een financiële box. In dit beleidsprogramma is ook inzichtelijk gemaakt wat mijn inzet is als minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in de komende vier jaar. De inzet van LNV komt met name terug in pijler 1 (een actieve internationale en Europese rol), pijler 2 (een innovatieve, concurrerende en ondernemende economie), pijler 3 (een duurzame leefomgeving), pijler 4 (sociale samenhang) en pijler 6 (overheid en dienstbare publieke sector). In mijn beleidsagenda behorend bij de begroting 2009 kom ik hierop terug.

Conform Kabinetsafspraak worden de uitgavenenveloppen uit het Coalitieakkoord voor de gehele Kabinetsperiode verdeeld over de ministers. De bedragen voor 2009, inclusief de meerjarige doorwerkingen, zijn opgenomen in de tabellen voor budgettaire gevolgen van beleid. De resterende bedragen voor 2010 en verder blijven conform de afspraak uit het Coalitieakkoord gereserveerd voor LNV op de aanvullende post van het Rijk. Dit betreft de oploop van de enveloppen uit het Coalitieakkoord minus de belegde bedragen uit de tranche 2008 en 2009. Deze bedragen worden jaarlijks per tranche beschikbaar gesteld aan LNV.

In de beleidsagenda is onder het Financieel kader een overzicht opgenomen van de meerjarig beschikbaar gestelde budgetten.

Presentatie begroting 2009

Toelichting experiment verbetering verantwoording en begroting

• Om te komen tot meer politieke focus en minder verantwoordingslasten werden in een brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken 2007–2008, 30 031, nr. 19) op 20 december 2007 een aantal voorstellen gepresenteerd. Tijdens een Algemeen Overleg op 6 februari 2008 ging de Tweede Kamer akkoord met deze plannen.

• Eén van de voorstellen heeft betrekking op het verantwoordingsproces. Aangezien de verantwoording en de begroting nauw met elkaar samenhangen heeft het voorstel ook betrekking op de begroting. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit maakt deel uit van dit experiment. Het gevolg hiervan is dat deze begroting anders is opgebouwd dan voorheen.

• De veranderingen hebben betrekking op de opzet van de beleidsagenda en op de inhoud en opzet van de begrotingsartikelen.

Beleidsagenda

• De politieke focus wordt bereikt door de beleidsagenda in te delen volgens de beleidsprioriteiten van het kabinet en daarover te rapporteren.

• In de nieuwe opzet staat het beleidsprogramma Samen werken, Samen leven van het kabinet centraal. In de beleidsagenda worden de kabinetsdoelstellingen en/of projecten uitgebreid toegelicht. De toelichting omvat de inzet van de overheid, in principe toetsbare doelen, de beoogde effecten en een onderbouwing van de belangrijkste in te zetten instrumenten. Daarnaast wordt een beperkt aantal aanvullende beleidsprioriteiten toegelicht. Er wordt een zo nauwkeurig mogelijke koppeling gelegd tussen beleidsprioriteiten en begrotingsartikelen.

• Aan het einde van de beleidsagenda wordt een overzichtstabel opgenomen waarin per kabinetsdoelstelling en/of project inzichtelijk wordt gemaakt wat de voortgang is, bij welke operationele doelstelling de prioriteit hoort, wat de geraamde uitgaven zijn tot 2011 en wat het gebudgetteerd belang is.

Begrotingsartikelen

• Per begrotingsartikel worden de beleidsvoornemens vertaald in operationele doelen en instrumenten. De ontwikkelingen van de uitgaven en de doelen die zij dienen worden volledig toegelicht en waar mogelijk in de tijd weergegeven en indien zinvol grafisch geïllustreerd. Dit betekent meer aandacht voor de instrumenten en voor de historische ontwikkeling van de uitgaven en prestaties om tot een goede onderbouwing van de uitgaven te komen.

• De begrotingsartikelen bevatten geen herhaling van hetgeen al in de beleidsagenda is opgenomen.

• In de begroting wordt/worden de beleidsdoorlichting(en) van het betreffende jaar aangekondigd. De beleidsdoorlichting(en) wordt(en) meegezonden bij de indiening van de verantwoording over het betreffende begrotingsjaar.

Begrotingswijziging operationeel doel «Bevorderen van duurzame ketens»

In deze begroting is operationele doelstelling 21.15 «Bevorderen van duurzame ketens» als een op zichzelf staand operationele doelstelling vervallen als gevolg van mijn streven om meer relatie aan te brengen in beoogd doel en de hieraan gekoppelde middelen. De instrumenten uit 21.15 zijn op de volgende manier ondergebracht binnen artikel 21:

• instrument Bilaterale Economische Samenwerking naar operationeel doel (21.11);

• instrument Agrologistiek naar operationeel doel (21.12);

• ICT-beleidsprogramma’s bestaande uit instrument transparantie en ICT en instrument Client naar operationeel doel (21.13);

• instrument Energie efficiency Voeding- en genotsmiddelenindustrie(VGI) naar operationeel doel (21.13);

• instrument Biobased Economy naar operationeel doel (21.13).

Een belangrijk voordeel van deze keuze is dat de instrumenten op het terrein van Schoon en Zuinig zijn gebundeld in artikel 21.13. Hierdoor ontstaat ook beter inzicht in de activiteiten op dit terrein.

Interne begrotingsreserve

Bij Voorjaarsnota 2008 zijn op de LNV-begroting interne begrotingsreserves ingesteld. Het betreft het omzetten van de garantievermogens van drie stichtingen, te weten het Ontwikkeling en Saneringsfonds voor de Landbouw, het Ontwikkeling en Saneringsfonds voor de Visserij en het Borgstellingsfonds voor de Landbouw. Dit is conform het vierde lid van artikel 5 van de Comptabiliteitswet. Als gevolg van het instellen van deze interne begrotingsreserves zijn zowel de uitgaven- als de ontvangstenbegroting van LNV verhoogd bij VJN 2008. Deze middelen komen terug op de volgende operationele doelstellingen: 21.11 «Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat», 21.13 «Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw» en 21.14 «Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren».

Met een interne begrotingsreserve wordt het bestaande financiële instrumentarium voor ontwikkeling en sanering in de landbouw en visserij behouden. Hiermee wordt stabiliteit en zekerheid gecreëerd voor de uitfinanciering van omvangrijke en sterk fluctuerende transitie-uitgaven. Ten aanzien van het voormalig Borgstellingsfonds voor de Landbouw geldt dat de garantieregelingen door de minister van LNV worden afgegeven met als borg de interne begrotingsreserve.

DICTU

Per 1 januari 2008 is de Dienst ICT Uitvoering (DICTU) formeel een Baten-Lasten dienst geworden. De DICTU is in 2005 gevormd vanuit bestaande LNV-ICT onderdelen met tot doel om op een efficiënte en effectieve wijze de ICT huishouding van het ministerie van LNV in te richten en te beheren. Met de komst van DICTU staat het aantal Baten-Lasten diensten voor LNV op zes. In hoofdstuk 4, diensten die een Baten-Lastenstelsel voeren, is het profiel van DICTU terug te vinden.

Maatschappelijke effecten in de begroting

In de begroting zijn op twee plaatsen de maatschappelijke effecten van het LNV beleid opgenomen. Enerzijds in de Beleidsagenda bij de kabinetsdoelstellingen uit het voorgenoemd Beleidsprogramma waar LNV aan bijdraagt. Anderzijds bij de begrotingsartikelen op de voor LNV relevante beleidsterreinen. De scheiding hier tussen wordt voornamelijk bepaald door het karakter van de Beleidsagenda (meer focus, waardoor op de kabinetsdoelstellingen waar mogelijk en zinvol een indicator wordt geformuleerd) en de verdieping op de LNV beleidsterreinen op afgeleide doelen in de begrotingsartikelen, waarvoor ook indicatoren worden geformuleerd onder het stramien van zinvol en meetbaar. Niet elke effect indicator kan jaarlijks worden gemeten, daar waar dit niet het geval is, is dit toegelicht bij de betreffende indicator.

Ik werk het komend jaar verder aan de kwaliteitsverbetering van effect- en prestatieindicatoren. Ik breng binnen het bestaande beleid meer focus aan door in de begroting 2010 minder, maar betere indicatoren op te nemen die de effecten van mijn beleid meer zichtbaar maken. Het gaat hierbij ook om het bepalen en formuleren van meetbare en afrekenbare doelen.

Voor de volgende kabinetsdoelstellingen zijn geen effect indicatoren opgenomen in de begroting 2009:

Kabinetsdoelstelling

• Een Europa met een stevig draagvlak onder de burgers, dat zich richt op de terreinen waar het meerwaarde levert en zich niet begeeft op terreinen waar lidstaten het beter zelf kunnen regelen (doelstelling nr. 1)

• Duurzame economische ontwikkeling bevorderen en armoedebestrijding met kracht voortzetten en uitwerken in het project De Milennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij (doelstelling nr.6 )

• Realisatie complexe ruimtelijke opgaven (doelstelling nr. 29)

Meerjarenprogrammering beleidsdoorlichting

Volgens de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften 2006 van de minister van Financiën dient er in de begroting een programmering van beleidsdoorlichting opgenomen te worden. Een beleidsdoorlichting is een evaluatie op het niveau van de algemene (of operationele) doelstelling. LNV heeft er voor gekozen alle beleidsdoorlichtingen op het niveau van de algemene doelstelling uit te voeren. Reguliere evaluaties richten zich veelal op een deel van het beleid of op beleidsinstrumenten. Beleidsterreinen dienen eens in de 5 à 7 jaar doorgelicht te worden, afhankelijke van de beleidscyclus. De totale programmering voor LNV ziet er als volgt uit:

Meerjarenprogrammering beleidsdoorlichtingen/IBO
200825 Voedselkwaliteit en Diergezondheid
200921 Duurzaam ondernemen
 23 IBO Natuur
 24 IBO Natuur1
201022 Agrarische ruimte
 27 Reconstructie
201226 Kennis en Innovatie

1 Het IBO natuur zal ook de samenhang tussen natuur en landschapsbeleid in ogenschouw nemen er heeft daarom ook betrekking op artikel 24. Dit conformde strekking van de taakopdracht IBO natuur.

Zoals in het jaarverslag over 2007 vermeld wordt de beleidsdoorlichting van Voedselkwaliteit en Diergezondheid (artikel 25) in het jaar 2008 afgerond en bij jaarverslag 2008 aan de Kamer aangeboden. In 2009 wordt een IBO uitgevoerd op Natuur. De uitkomsten van deze IBO kunnen worden meegenomen in de Mid Term Review ILG welke in 2010 plaatsvindt en de voortgang van de EHS in 2010.

De programmering van de beleidsdoorlichtingen zijn bij de desbetreffende beleidsartikelen opgenomen in het overzicht «Onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid».

Budgetflexibiliteit

De Regeling Rijksbegrotingvoorschriften 2008 van de minister van Financiën vermeldt voorschriften voor het opnemen van de juridisch verplichte uitgavenbudgetten in de ontwerpbegroting. Deze budgetten zijn per beleidsartikel opgenomen in de tabel «budgettaire gevolgen van beleid». Net zoals in de begroting 2008 is als toelichting op de tabel «budgettaire gevolgen van beleid» grafisch per doelstelling een overzicht gegeven van de budgetten die gelden als juridisch verplicht, bestuurlijk gebonden of beleidsmatig gereserveerd voor het begrotingsjaar 2009.

Overzichtsconstructies

Er zijn in de LNV-begroting twee overzichtsconstructies opgenomen, nl. de overzichtsconstructies ILG en Groene Hart. Daarnaast zijn in de begrotingen van Buitenlandse Zaken en VROM respectievelijk de overzichtsconstructies HGIS en Milieu opgenomen, waar ook LNV-middelen deel van uitmaken.

De Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) is een aparte budgettaire constructie binnen de Rijksbegroting. In de HGIS worden de buitenlanduitgaven van de verschillende departementen gebundeld. Zo wordt inzicht verschaft in de belangrijkste uitgaven die Nederland jaarlijks doet in het kader van internationale samenwerking. De coördinatie van deze overzichtsconstructie ligt bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Voor wat betreft LNV maken deel uit van de HGIS de uitgaven uit hoofde van de Agrarische Vertegenwoordiging Buitenland, de contributie aan de Food and Agricultural Organisation (FAO), de bijdrage aan het Afrika Studie Centrum en een deel van de bekostiging van de niet-EU studenten bij de Wageningen Universiteit en het groene HBO.

LNV draagt tevens de inhoudelijke verantwoordelijkheid voor internationale natuurprojecten die voortvloeien uit internationale verdragen.

Het betreft projecten die worden gefinancierd uit middelen die op de begroting van LNV staan en die deel uitmaken van de HGIS. De desbetreffende uitgaven worden nader toegelicht in beleidsartikel 23 onder de operationele doelstelling «beheer van de natuur en beschermen van de internationale biodiversiteit».

De overzichtsconstructie «Milieu» geeft inzicht in de beleidsvoornemens en de daarbij behorende uitgaven voor de jaren 2009 tot en met 2013 voor het onderwerp Milieu. De coördinatie van deze overzichtsconstructie ligt bij het ministerie van VROM. De hiermee gemoeide LNV-uitgaven hebben betrekking op diverse artikelen van de LNV-begroting.

De in deze LNV-begroting opgenomen overzichtsconstructie Groene Hart biedt inzicht in de Rijksmiddelen die in het Groene Hart neerslaan.

Fiscale instrumenten

Het beleidsinstrumentarium dat LNV inzet om zijn doelstellingen te realiseren bestaat naast instrumenten die de LNV begroting belasten ook uit fiscale instrumenten.

Dit jaar worden de twaalf LNV-specifieke regelingen voor het eerst bij het desbetreffend artikel verantwoord. De financiële reeksen sluiten aan bij de fiscale instrumenten uit de Miljoenennota 2009.

Fiscale faciliteitDirecte/indirecte belasting Artikel LNV-begroting
1. Landbouwvrijstelling Direct21
2. Bosbouwvrijstelling Direct 23
3. Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer Direct23
4. Vrijstelling bos- en natuurterreinen forfaitaire rendement Direct 23
5. Verlaagd tarief glastuinbouw Indirect 21
6. Verlaagd tarief sierteelt Indirect 21
7. LandbouwregelingIndirect 21
8. Tariefdifferentiatie tractoren en mobiele werktuigen (zgn. rode diesel)* Indirect 21
9. Vrijstelling landinrichting Direct 22
10. Vrijstelling BBL Direct 22
11. Vrijstelling cultuurgrond Direct 22
12. Vrijstelling natuurgrond Direct 23

* Waarvan aandeel landbouwsector circa 40 %.

Naast deze LNV-specifieke regelingen kunnen de LNV-sectoren gebruik maken van generieke fiscale faciliteiten op het gebied van ondernemerschap en duurzaamheid, zoals:

Zelfstandigenaftrek, doorschuiven stakingswinst, bedrijfsopvolgingsfaciliteiten, energie-investeringsaftrek, milieu-investeringsaftrek en vervroegde afschrijving op milieu-investeringen.

EU-financiering

Voor het LNV-beleidsterrein is het EU-beleid van groot belang. Vanuit de EU wordt voor verschillende beleidsterreinen EU-steun gegeven. In de begroting is dit in de begrotingsartikelen en EU-bijlage aangegeven. Onderstaand een overzicht.

EU-FinancieringArtikel/bijlage LNV-begroting
1. GLB/Plattelandsbeleid (POP-2)21
2. Europees Visserij Beleid (EVF) 21
3. GLB/Plattelandsbeleid (POP-2)22
4. GLB/Plattelandsbeleid(POP-2) 23
5. GLB/Plattelandsbeleid (POP-2)24
6. TSE/Bluetongue 25
7. Zevende Kader Programma Onderzoek 26
8. Landbouwheffingen 29
9. GLB/pijler 1 en 2 EU-bijlage
10. Europees Visserij Fonds EU-bijlage
11. EU-structuurfondsen EU-bijlage

Financiering vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES)

Het FES is voor LNV een belangrijke financieringsbron ten behoeve van innovatie, onderzoek en «groene» beleidsopgaven. In onderstaand overzicht is aangegeven welke FES middelen op welke begrotingsartikelen worden begroot.

Fonds Economische Structuurversterking (FES) Artikel/bijlage LNV-begroting
1. Luchtkwaliteit 21
2. Plantenkundig Onderzoek 21
3. Greenports 22
4. Klavertje 4 22
5. Primaviera 22
6. Natuurpilot IJmeer 23
7. Westerschelde (inrichten EHS) 23
8. Impuls Veterinaire Aviare Influenza 26
9. Kennis Bsik (TransitieDuurzame Landbouw (TDL)) 26
10. Inn.prog. TTI Groene Genetica 26
11. Inn.progr. Potato Genome Sequencing26
12. Inn.progr. Phytophthora 26

2. HET BELEID

2.1 Beleidsagenda

2.1.1 Hoofdlijnen van beleid

1. Algemene politieke inleiding

«Leven van het land, geven om natuur» symboliseert de kracht van de verbinding tussen de agrosector, natuur en 16 miljoen Nederlanders.

De land- en tuinbouw en de agroketen staan voor geweldige opgaven; opgaven die vaak een Europese en een mondiale dimensie hebben. Iedere agrarische ondernemer is een global player. Veranderingen in de vraag naar en het aanbod van voedsel en energie of veranderingen van het klimaat als gevolg van het broeikaseffect zijn de uitdagingen voor de komende jaren. Wij zullen dus voortdurend over onze eigen grenzen heen moeten blijven kijken om voorbereid te blijven op de toekomst.

Daarbij gaat het niet alleen om in te spelen op kansen en bedreigingen, maar ook om het nemen van onze verantwoordelijkheden. Voor de biodiversiteit bijvoorbeeld, in Nederland, maar ook in andere delen van de wereld, voor de toekomst van het Europese landbouwbeleid, voor de wereldwijde voedselvoorziening en voor het tegengaan en opvangen van de gevolgen van klimaatverandering.

De opbouw van de voorliggende beleidsagenda volgt de kabinetsdoelen uit «Samen werken, samen leven». De voornemens voor 2009 worden in deze doelen beschreven en gekoppeld aan concrete doelstellingen en beschikbare middelen. In deze inleiding geeft de minister van LNV kort de hoofdlijnen van haar beleid weer.

Innoveren en verduurzamen zijn de belangrijkste uitdagingen en maatschappelijke opgaven waarvoor de agrosector staat. De Nederlandse consument vindt duurzaamheid steeds belangrijker en ook de meeste exportlanden leggen de lat hoog als het gaat om productiemethoden en voedselveiligheid. Nederland is na de Verenigde Staten ’s werelds grootste exporteur van land- en tuinbouwproducten en voedingsmiddelen. Landbouw en voeding hebben een aandeel van 20% in het totale Nederlandse exportpakket,10% van onze werkgelegenheid en nationaal inkomen wordt in de agrosector verdiend. Een bloeiende economie schept welvaart, banen en mooie producten. De agrarische sector heeft zich de afgelopen decennia ontwikkeld tot een hoogproductieve en kennisintensieve economische sector.

Als het gaat om innovatiekracht en het ontwikkelen en toepassen van nieuwe kennis zijn de Nederlandse agrosector en het kenniscluster toonaangevend in de wereld. Daarbij heeft de landbouw ongeveer 70% van het Nederlandse land in gebruik. Onze welvaart en de kwaliteit van ons landelijk gebied en landschap hangen dus voor een heel belangrijk deel af van de vraag of de agrarische sector zich krachtig kan blijven ontwikkelen. Met andere woorden, of er stimulansen zijn voor innovatie en diversificatie en wat de mogelijkheden zijn te investeren in de kwaliteit van natuur en landschap.

De agrosector moet, om haar stevige concurrentiepositie voor de toekomst veilig te stellen, rekening houden met, en inspelen op, algemene trends en ontwikkelingen. Om hieraan een stimulans te geven start ik in 2009 in samenwerking met VROM en Ontwikkelingssamenwerking een impulsprogramma verduurzaming agroketens.

Het hooginnovatieve karakter van de Nederlandse land- en tuinbouw stelt de sector in staat het hoofd te bieden aan de mondiale ontwikkelingen en uitdagingen waar we ons voor geplaatst zien. Het antwoord van de agrosector op die ontwikkelingen moet grotendeels liggen in verduurzaming. Duurzame ontwikkeling is het streven om een evenwicht te vinden tussen economische, ecologische en sociale ontwikkeling zoals is weergegeven in de kabinetsvisie Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). Daarbij gaat het niet alleen om het bereiken van dat evenwicht «hier en nu», maar ook internationaal, met bijzondere aandacht voor ontwikkelingslanden en «later», voor komende generaties.

We hebben slimme en aansprekende concepten nodig. Uitwisseling van kennis en ervaringen tussen de agrosector en andere domeinen moet bijdragen aan de vorming van nieuwe denkrichtingen. Doorbraaktechnologieën zoals ICT, nanotechnologie, biotechnologie en genomics zullen moeten worden ingezet om input te verminderen, om output te maximaliseren en om afvalstoffen te reduceren en om te vormen tot uitgangsmateriaal voor nieuwe productieprocessen.

Om onze koppositie te behouden op de lange termijn is vernieuwing en dynamiek nodig, ook in samenwerking, onder andere tussen landbouworganisaties en natuurorganisaties. Die samenwerking is een randvoorwaarde niet alleen voor behoud van onze exportpositie, maar juist ook voor het behoud van de kwaliteit van natuur en biodiversiteit.

Vanuit dit kader is het van groot belang dat we in de komende jaren binnen de EU met elkaar nadenken over de toekomstige vormgeving van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dat dit landbouwbeleid gemeenschappelijk moet blijven, staat daarbij voor het kabinet vast. De uitdagingen waarmee we nu worden geconfronteerd zijn daarvoor te internationaal van karakter. Het is daarom goed dat we in Europa nu opnieuw de tijd nemen om ons gemeenschappelijk landbouwbeleid aan een kritische zelfreflectie te onderwerpen. De richting die we met de health check zijn ingeslagen is een goede eerste stap. De voorstellen betekenen een steun in de rug voor een gezond ondernemersklimaat in de landbouw, waarbij innovatie, level playing field en versterking van de concurrentiekracht sleutelbegrippen zijn. Bovendien maken ze het mogelijk Europese inkomenstoeslagen sterker te koppelen aan het realiseren van maatschappelijke waarden als voedselveiligheid, voedselzekerheid, het in stand houden van landschap en natuur en de zorg voor milieu en dierenwelzijn.

Daar komt bij dat de health check een prima gelegenheid biedt om vereenvoudiging van de regelgeving door te voeren en vermindering van de administratieve lasten te bewerkstelligen. Het GLB van de toekomst moet niet alleen effectief, maar zeker ook efficiënt worden ingericht.

Nationaal en internationaal zet ik mij in voor het optimaliseren van het welzijn en de gezondheid van dieren. Maatschappelijke wensen rondom dierenwelzijn vormen voor de sector en mijzelf een sterke stimulans tot de noodzakelijke verduurzaming en innovatie op dit vlak. Van de sector verwacht ik in internationaal verband een voorlopersrol en ambitieuze inzet. In 2009 wil ik – samen met de betrokken sectoren, maatschappelijke organisaties en ketenpartijen – verdere uitvoering geven aan de ambities en doelstellingen uit de nota dierenwelzijn en de nationale agenda diergezondheid. Ik verwacht goede vooruitgang te boeken in de ontwikkeling van integraal dierbriendelijke stallen, met het oog op de te realiseren 5% diervriendelijke stallen in 2011. Ook de handhaving versterk ik, mede door de invoering van de mogelijkheid van de bestuurlijke boete en de in de nota dierenwelzijn aangekondigde capaciteitsuitbreiding. In het verbeteren van de gezondheid van dieren zet ik mijn inzet op brede gezondheidszorg voor commercieel gehouden dieren, hobbydiern, gezelschapsdieren en natuurdieren voort. Nadruk ligt daarbij op preventie en het kennen van de risico’s. Tevens zal ik in 2009 specifiek aandacht geven aan opkomende dierziekten en zoönosen.

Sinds het aantreden van dit kabinet heeft de minister van LNV zich sterk ingezet voor het verbinden van platteland en stad. Onbegrip voor elkaars positie en situatie leidt tot een verwijdering, terwijl beide elkaar nodig hebben. Het platteland heeft stedelingen nodig als consumenten van landbouwproducten, maar ook als recreanten. De stedeling heeft behalve voedsel ook de rust, ruimte en het groen nodig die het platteland biedt voor onder andere de gezondheid, voor ontspanning, voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale en kennisintensieve bedrijven. Het groen is daarin de grote leverancier. Die observatie heeft geleid tot extra aandacht voor groen in en om de stad. Zo is de minister van LNV actief betrokken bij de ontwikkeling van het groen in enkele krachtwijken. Tevens streeft ze er naar de recreatiemogelijkheden uit te breiden door natuur en landschap toegankelijker te maken voor stedelingen. Iedereen zou in 10 minuten fietsen in het groen moeten kunnen zijn.

Het landschap heeft een grote cultuur-historische waarde en een ruimtelijke waarde die mensen waarderen. Die waarde moeten we koesteren. Door meer dan nu rekening te houden met landschappelijke elementen bij bijvoorbeeld de aanleg van grote infrastructuur. Het kabinet heeft oog voor een betere inpassing hiervan in het landschap. De financiering daarvan zal ook goed geregeld moeten worden. Op beide elementen zal de Agenda Landschap ingaan.

Het platteland zal voor de eigen bewoners aantrekkelijk moeten blijven om te wonen en te werken. Dankzij de extra middelen die de Kamer met Motie Van Geel bij de Algemene Politieke Beschouwingen beschikbaar heeft gesteld, zijn pilots gestart hoe de vitaliteit van het platteland behouden kan blijven. Met de uitkomsten van deze pilots zal het kabinet aan de slag gaan om samen met provincies en gemeenten het platteland vitaal en aantrekkelijk te houden.

Natuur van hoge kwaliteit blijft ook een van de centrale doelstellingen van dit kabinet. Er wordt onverkort vastgehouden aan de doelstellingen voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Maar natuur van hoge kwaliteit kan niet door de overheid alleen tot stand gebracht worden. En al helemaal niet beheerd worden. Daarvoor is een grotere bijdrage en vooral steun nodig vanuit de samenleving. Ruimtelijk functies zullen meer met elkaar verbonden moeten worden. Elke m2 kan maar een keer gebruikt worden. Door intelligente combinaties van functies te creëren kunnen verschillende doelen bereikt worden. Dat sluit goed aan bij de herzieningsvoorstellen voor het GLB en zal ook het benodigde draagvlak voor het natuurbeleid verder versterken.

De grote aandacht voor de internationale conferentie over voedsel bij de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) begin juni van 2008 toont aan dat voedsel weer hoog op de internationale politieke agenda staat. De stijgende prijzen voor voedsel en brandstof raken ons allemaal, maar ze raken de armen en kwetsbaren in ontwikkelingslanden het meest. De prijs voor maïs en rijst op de wereldmarkt verdubbelde de afgelopen vijf jaar en die voor tarwe verdriedubbelde. We moeten nu aan de slag en voorbij de voedselcrisis. Daarmee is internationaal al een begin gemaakt. Er moeten diepte-investeringen komen in landbouw: het moet productiever en duurzamer. Landbouw blijft ook in de 21ste eeuw een fundamenteel instrument voor economische groei en armoedebestrijding, vooral in Afrika. Innovatie en versterking van kennis en onderzoek zijn cruciaal, om zo een groene revolutie in Afrika te bewerkstelligen die ook arme boeren helpt. Op basis van de notitie«Landbouwontwikkeling, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid» lever ik samen met de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking langs vijf sporen een bijdrage aan de internationale opgaven waarvoor wij staan. Daarvoor is € 50 miljoen per jaar extra uitgetrokken. In 2009 zullen wij voortvarend de implementatie van de in deze notitie genoemde acties voortzetten.

Ook nationaal zijn verduurzaming en innovatie de grootste uitdagingen. Duurzaam geproduceerd en gezond voedsel is het doel. De consument staat daarbij centraal. Deze kan vraaggestuurd eisen stellen aan het aanbod en productie. De sleutel naar een verantwoorde keuze bij de consument is betrokkenheid bij en beleving van de voedselproductie. Duurzaamheid betekent voor LNV het juiste evenwicht tussen people, planet en profit. Dat zal maatschappelijke welvaart op de langere termijn brengen. Nog dit jaar zal de nota Voedsel en consument verschijnen waarin de inzet van LNV beschreven zal worden. In hoofdlijnen zal die zich richten op enerzijds het faciliteren van voldoende gezond en duurzaam voedsel. En anderzijds op kennisvergroting bij de consument door middel van bewustwording en betrouwbare, inzichtelijke informatie. Er zal daarbij zoveel mogelijk ingespeeld worden op initiatieven die al vanuit de maatschappij worden ontplooid. Daarnaast zal LNV ook zelf activiteiten ontplooien of voortzetten. Een goed voorbeeld daarvan zijn de smaaklessen op basisscholen.

Kabinetsdoelstellingen Beleidsprogramma «Samen werken, samen leven».

Hieronder volgt per kabinetsdoelstelling uit het Beleidsprogramma «Samen werken, samen leven» de bijdrage van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan deze doelstellingen.

Aan het eind van de Beleidsagenda zijn twee overzichtstabellen opgenomen. In de eerste overzichtstabel wordt de status van het kabinetsdoel weergegeven in relatie tot het relevante begrotingsartikel. In de tweede overzichtstabel wordt per kabinetsdoelstelling aangegeven op welke operationele doelstelling deze betrekking heeft en welk gebudgetteerd financieel belang hiermee is gemoeid.

Doelstelling nr. 1

Eén Europa met een stevig draagvlak onder de burgers, dat zich richt op de terreinen waar het meerwaarde levert en zich niet begeeft op terreinen waar lidstaten het beter zelf kunnen regelen.

Doelstelling minister LNV

Bij de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) zijn de Europese inkomenstoeslagen voor een groot deel gekoppeld aan het realiseren van maatschappelijke waarden als voedselveiligheid, het in stand houden van landschap en natuur en de zorg voor milieu en dierenwelzijn.

LNV zet zich actief in bij de Europese discussie over een toekomstig Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), met daarin specifieke aandacht voor de verankering van maatschappelijke waarden, met aansluitend een nationaal discussie- en implementatietraject.

De Nederlandse inzet in de discussie over de toekomst van het GLB is neergelegd in het Coalitieakkoord (TK 30 891, nr. 4) en de beleidsagenda 2008 (bijlage bij 31 200 XIV, nr. 8).

Het transitieproces van het GLB is nog niet voltooid. Verdere stappen op het pad van meer marktgerichtheid en meer sturing op maatschappelijke doelen zijn in het kader van de health check nodig. Krachtigere marktoriëntatie betekent dat boeren voor het produceren van voedsel op termijn op beduidend minder steun kunnen rekenen. Een groot deel van de agrarische sector kan de concurrentiestrijd met de (wereld)markt op eigen kracht naar verwachting ook aan. Tegen die achtergrond is het kabinet van oordeel dat de resterende handelsverstorende elementen in het gemeenschappelijke markt- en prijsbeleid kunnen worden afgebouwd. Dit betreft onder meer exportrestituties en onbeperkte interventieregelingen. Daarmee wordt ook recht gedaan aan de belangen van ontwikkelingslanden. Wel blijft er voorlopig nog een publieke noodvoorziening in geval van ernstige marktverstoringen nodig. Het inroepen daarvan zal aan strikte, objectieve criteria moeten worden verbonden.

Tegelijkertijd is het kabinet van mening dat ook in de toekomst een noodzaak blijft bestaan voor Europees beleid specifiek gericht op een vitale landbouw en een vitaal platteland. Dat betekent naast meer marktoriëntatie tegelijkertijd meer aandacht voor maatschappelijke dienstverlening door boeren en andere plattelandsondernemers. Tevens is het kabinet van oordeel dat het GLB in de toekomst gericht zal moeten zijn op versterking van innovatie en duurzaam agrarisch ondernemerschap.

Het GLB zal zich in de nabije toekomst meer moeten richten op boeren en plattelandsondernemers die actief zijn in gebieden waar dat zonder steun niet mogelijk is en die daar publieke diensten leveren die anders verloren zouden gaan en/of op (agrarisch) ondernemers die prestaties leveren op het gebied van bijvoorbeeld landschap, natuur/milieu/biodiversiteit en waterbeheer. Zij leveren dan met hun economische activiteit diensten aan de samenleving waarvoor zij een passende beloning krijgen. In Europees verband zullen hiervoor de beleidskaders afgesproken moeten worden. Deze Europese beleidskaders moeten wel de nodige ruimte bieden voor nationale invulling, zodat rekening gehouden kan worden met de grote verschillen die op regionaal niveau tussen landbouwregio’s bestaan.

Nog dit jaar zal het Kabinet een hoofdlijnennotitie opstellen waarin de ruimte die de health check biedt om maatschappelijke prestaties gerichter te belonen, wordt vertaald naar de Nederlandse situatie. Deze hoofdlijnennotitie zal inzicht geven in de vertaling van de geboden mogelijkheden naar de Nederlandse praktijk en de consequenties van de overgang naar een (geregionaliseerd) model van gerichte beloning voor maatschappelijke prestaties.

Beoogde effecten en resultaten

• Het kabinet zal de afspraken zoals gemaakt tijdens de health check in Nederland vormgeven. Daarbij zal meer beloning komen voor maatschappelijke bijdragen zoals landschap, natuur, milieu, water en dierenwelzijn. De Brusselse besluitvorming zal eind 2008 volledig afgerond worden.

• In 2008 wordt een hoofdlijnennotitie opgesteld en naar de Kamer gestuurd, waarin de ruimte die de health check moet gaan bieden om maatschappelijke prestaties gerichter te belonen, wordt vertaald naar de Nederlandse situatie. In 2009 kan vervolgens worden besloten op welke wijze en met welk tijdpad Nederland hieraan precies invulling geeft.

Doelstelling nr. 6

Duurzame economische ontwikkeling bevorderen en armoedebestrijding met kracht voortzetten en uitwerken in het project «De Millennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij».

Doelstelling minister LNV

1. Als voorzitter van de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling van de VN zorgen dat er internationale afspraken worden gemaakt over concrete maatregelen op het gebied van duurzame landbouwontwikkeling.

2. Bijdrage leveren aan armoedebestrijding op het platteland in ontwikkelingslanden via kennisoverdracht gericht op verbetering productiviteit, winstgevendheid en duurzaamheid.

Onze internationale opgave om het aantal mensen dat in armoede leeft in 2015 te halveren, is heden ten dage crucialer dan ooit. Die opgave wordt des te urgenter vanwege de hoge voedselprijzen. Stijgende prijzen voor voedsel en brandstof raken ons allemaal, maar ze raken de armen en kwetsbaren in ontwikkelingslanden het meest.

In internationale conferenties van Wereldbank, IMF en FAO in 2008 is een gedeelde visie ontstaan over de oorzaken en oplossingsrichtingen. 183 landen delen de visie dat het om een complexe problematiek gaat met verschillende oorzaken. Zo is er sprake van verminderde aandacht voor landbouw in ontwikkelingslanden, krimpend landbouwareaal, programma’s voor aanbodbeheersing en afbouw van interventievoorraden in Westerse landen, evenals de toenemende vraag naar biobrandstof. Verder zijn er de hoge olieprijzen, veranderingen in het voedselpatroon in het snel groeiende China, India en andere opkomende landen, incidentele droogtes (onder meer in Australië) en het speculatief inspelen van handelaren en beleggers op deze onwikkelingen.

Commissie voor Duurzame ontwikkeling

Tijdens de 17e vergadering van de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling van de VN in mei 2009, onder voorzitterschap van de Minister van LNV, zullen verdere afspraken moeten worden gemaakt over concrete maatregelen op het gebied van duurzame landbouwontwikkeling. Richting zal moeten worden gegeven aan de extra middelen die voor duurzame landbouwontwikkeling nodig zijn. Bijzondere aandacht verdient daarbij de relatie met klimaat, energie en watermanagement.

De opkomende markten voor biobrandstoffen zijn een belangrijke factor. Ook biobrandstoffen moeten duurzaam worden geproduceerd. Internationaal moeten we daarvoor criteria ontwikkelen. Vanuit Nederland ondersteun ik krachtig internationale initiatieven op dit gebied. Het gaat om de zogenaamde «round tables» over duurzame soja en palmolieproductie. In deze rondetafels werken bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overheden samen om tot afspraken te komen over criteria voor duurzame productie. Voor de inzet van de Nederlandse overheid vormen de Cramercriteria daarbij de basis. Wel is het absoluut noodzakelijk te voorkomen dat de productie voor biobrandstoffen wordt gesubsidieerd en dat er geen exportbeperkingen worden opgelegd.

Tweede belangrijke relatie is duurzaam bodem- en watergebruik. Met toenemende investeringen in de landbouw zal de druk op bodem- en watergebruik toenemen. De landbouw is immers de grootste gebruiker van bodem en water. Daarom zullen wij bij internationale afspraken nadrukkelijk deze relatie moeten leggen.

Investeringen in duurzame landbouwontwikkeling

We moeten nu aan de slag en voorbij de voedselcrisis. Daarmee is internationaal al een begin gemaakt. Er moeten diepte-investeringen komen in landbouw: het moet productiever en duurzamer. Landbouw blijft ook in de 21ste eeuw een fundamenteel instrument voor economische groei en armoedebestrijding. Innovatie en versterking van kennis en onderzoek zijn daarbij cruciaal. Om productieverhoging te realiseren moeten we gebruik kunnen maken van nieuwe technologieën, waaronder biotechnologie. Hierdoor is het niet alleen mogelijk om productie op bestaande gronden te verbeteren, maar ook duurzamer te realiseren. Zo zijn er bijvoorbeeld technieken ontwikkeld om rijstproductie met meer dan de helft van het thans gebruikte, vaak schaarse water te realiseren. We moeten niet om puur dogmatische redenen, de kansen die gengewassen ons bieden, verloren laten gaan. Maar absolute randvoorwaarde is natuurlijk wel dat de productie veilig is voor mensen, dier en plant.

We moeten meer private investeringen aantrekken. Onze Nederlandse landbouw is mede groot geworden door onze boerencoöperaties. Onze ervaringen kunnen boeren in ontwikkelingslanden helpen bij hun verhoging van productiviteit. Het gaat ook om ondersteuning van de financiële sector waardoor meer microkredieten aan boeren kunnen worden gegeven. We moeten de opzet en verdere ontwikkeling van duurzame handelsketens bevorderen en voor ondersteuning van directe voedsel voorziening en werkgelegenheid zorgen. De productieketens verduurzamen en zorgen dat we veel beter gebruik maken van het voedsel en de bronnen die we hebben. De consument zal zich weer meer bewust moeten worden van de waarde van voedsel. Met duidelijke labels, subsidies en voorlichting stellen we consumenten in staat betere keuzes te maken. En ook in ontwikkelingslanden zal zich een groene revolutie moeten voltrekken om verdere prijsstijgingen en tekorten te voorkomen. In tegenstelling tot Afrika heeft deze in grote delen van Azië wel al plaatsgevonden.

Met de notitie «Landbouwontwikkeling, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid» (Tweede Kamer 2007–2008, 31 250 nr. 14) lever ik samen met de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, in afstemming met andere departementen waaronder EZ en VROM, langs vijf sporen een bijdrage aan de internationale opgaven waarvoor wij staan. Daarvoor is € 50 miljoen per jaar extra uitgetrokken. In 2009 zullen wij voortvarend de implementatie van de in deze notitie genoemde acties voortzetten. Het gaat daarbij o.a. om de volgende acties:

1. Productiviteitsverbetering: onderzoek en lokaal toepasbare landbouwtechnieken blijven nodig om de productiviteit in ontwikkelingslanden, in het bijzonder in Afrika, te verhogen. Op deze wijze kunnen boeren en boerinnen met stijgende productie ook daadwerkelijk profiteren van de groeiende vraag. Zo wordt in samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken het landbouwonderwijs in Afghanistan ondersteund. Ook wordt voor de bestrijding van dierziekten Nederlandse expertise en ervaring ingezet in enkele landen waaronder Indonesië, Vietnam en landen in Zuidelijk Afrika.

2. Enabling Environment: de private sector moet het doen, maar daarbij moeten de regeringen wel helpen. LNV doet dat ondermeer als volgt:

• In een aantal landen zal (met instrumenten als seminars, technische assistentie en capaciteitsopbouw) de beleidsontwikkeling en uitvoering van het landbouwbeleid vraaggestuurd worden ondersteund via ambassadeprogramma’s.

• Via Agri ProFocus wordt ondersteuning van boerenorganisaties door Nederlandse ontwikkelingsorganisaties en kennisinstituten gestimuleerd en beter gecoördineerd.

• Specifiek van belang voor de agrarische sector zijn de programma’s voor organisatieversterking zoals het Programma voor ondersteuning van Producentenorganisaties in ontwikkelingslanden in samenwerking met Agriterra.

3. Duurzame ketenontwikkeling: verbetering en verduurzaming van de ketenproductie, handel, verwerking en consumptie van ons voedsel. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de al eerder genoemde rondetafels voor duurzame productie.

4. Verbeterde markttoegang: stimuleren van lokale en regionale markten en bevorderen van internationale markttoegang en handel door actieve inzet op de bevordering van duurzame economische ontwikkeling o.a. door publiek-private partnerschappen met ontwikkelings- en transitielanden, gericht op een integrale aanpak van knelpunten in de gehele handelsketen. Het gaat dan bijvoorbeeld om partnerschappen met een aantal landen in Azië en Afrika voor producten als palmolie, vis, cacao, koffie, bloemen en groenten.

5. Voedselzekerheid en overdrachtsmechanismen: er moet aandacht besteed worden aan kwetsbare groepen die structureel buiten de boot kunnen of dreigen te vallen. Op korte termijn is daarvoor extra noodhulp nodig. Ook moeten we kijken naar sociale vangnetten, zodat er in ontwikkelingslanden voldoende koopkracht blijft.

Beoogde effecten en resultaten

Productiviteitsverbetering

• Landbouwpraktijkonderwijs Afganistan: het landbouwpraktijkonderwijs is in ontwikkeling, onder andere door de oprichting van een school in Kabul en een provinciale landbouwpraktijkschool in Uruzgan.

• Nieuwe opzet FAO Partnerschapprogramma gerealiseerd, aanvang met implementatie gemaakt.

Duurzame ketenontwikkeling:

• Round Tables voor duurzame productie van palmolie en soja (resp. Round Table on Sustainable Palm Oil en Round Table on Responsible Soy) zijn opgeschaald en het proces van mainstreaming is gestart.

Verbeterde markttoegang

• Assistentie is verleend bij het opzetten van Publiek-private Partnerschappen in onder meer Kenia, Ethiopië en Vietnam.

Doelstelling nr. 11

Hoger onderwijs met meer kwaliteit en minder uitval.

Doelstelling minister LNV

In overeenstemming met de Lissabon-doelstelling moet het voortijdig schoolverlaten in 2012 ten opzichte van 2002 met 50% worden teruggedrongen. Voor het groen onderwijs leidt dit tot een maximaal voortijdig schoolverlaten van 15% in 2012. In lijn met de realisatie en dit streefpercentage wordt het maximum voor 2009 op 21% gesteld.

Het groene onderwijs is in Nederland van hoog niveau. Om dat hoge niveau te behouden is het van belang oog te hebben voor de problemen die er nu en in de toekomst zouden kunnen ontstaan. Het tekort aan goed opgeleid personeel is een van die problemen (en is op het hoogste niveau sinds de jaren 70) en zal bij gelijkblijvend beleid alleen maar groter worden. Daarnaast is de ongediplomeerde uitstroom te groot. Goed groen onderwijs is van groot belang voor innovatie en concurrentievermogen van de agrosector en het oplossen van maatschappelijke problemen o.a. op het gebied van voedselvoorziening, leefmilieu en biodiversiteit. LNV volgt het algemeen onderwijsbeleid. Als vakministerie stuurt LNV op de inzet en functies van het groen onderwijs voor de sector en effectieve samenwerking.

LNV levert een bijdrage aan het nakomen van de Lissabonafspraken (vermindering voortijdig schoolverlaten, verhoging van opleidingsniveau, deelname leven lang leren, stimuleren van bêta-studies), het Coalitieakkoord en de resultaten van de Commissie Leraren (Rinnooy Kan). Ook worden de doelen die in de Strategische agenda hoger onderwijs zijn geformuleerd uitgevoerd.

Kwaliteit van het (hoger) onderwijs

Om de kwaliteit van het hoger groen onderwijs verder te verhogen gaat LNV de samenwerking op inhoud in de onderwijskolom en met onderzoek en beroepspraktijk via de groene kenniscoöperatie stimuleren. De rol van het hoger onderwijs bij kennisdoorstroming naar de beroepspraktijk wordt versterkt door instellingen hbo-groen te profileren als kenniscentrum in de regio. Met name de HAS-en experimenteren met loketten voor ondernemers. Hierdoor wordt kenniscirculatie en innovatie bevorderd maar ook motivatie en praktijkgerichtheid van onderwijsdeelnemers versterkt. LNV werkt aan een vervolg op de beleidsagenda groene lerarenopleiding waarover met STOAS in 2005 prestatieafspraken zijn gemaakt. Doorwerking van het actieplan Leerkracht in reactie op het advies van de Commissie Leraren speelt daarbij een belangrijke rol. Inzake geconstateerde kwaliteitsproblemen bij AOC neemt LNV maatregelen om de zwakke locaties van scholen en de kwaliteit van de examens te verbeteren. LNV zal met de gezamenlijke instellingen via de AOC-Raad afspraken maken over de aanpak van kwaliteitsproblemen die zich ten opzichte van het reguliere vmbo en mbo naar verhouding meer in het groen vmbo en mbo voordoen. De resultaten van het actieplan examinering dat in 2006 is opgesteld ter verbetering van de examens in het groen mbo worden doorgevoerd.

Vermindering van uitval in het (hoger) onderwijs

Om de uitval in het hoger onderwijs te verminderen gaat LNV het gesprek aan met de groene onderwijsinstellingen. Het aantal deelnemers aan het groen hbo daalt al enkele jaren. In het groen wo zijn de aantallen, met name door doorstroom vanuit hbo en instroom uit andere landen, in de periode 2002–2008 gestegen maar plantkundigen blijven ook op dit niveau schaars. De verwachting is dat de vraag naar hoger opgeleiden in sommige delen van de agrarische sector toeneemt door schaalvergroting, internationalisering en technologische ontwikkelingen. Ook voor sectoren met een dalende uitbreidingsvraag blijft de vervangingsvraag door vergrijzing hoog. Het aantal deelnemers aan het groen hoger onderwijs via instroom en doorstroom wordt gestimuleerd. Hierbij krijgt de internationale profilering van de instellingen voor hoger onderwijs aandacht. De doorstroom van het groen mbo naar hbo ligt lager dan bij het overig onderwijs. Gestreefd wordt naar een hogere doorstroom, onder andere door diplomering op de hogere niveaus en een goede aansluiting op het hbo in het groen mbo te stimuleren.Op het gebied van voortijdig schoolverlaten doet het groen onderwijs het nu beter dan het overig onderwijs (Onderwijsjaarverslag 2007). LNV zet voluit in op het halen van de Lissabon-doelstelling.

Beoogde effecten en resultaten
Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2009 Streefwaarde Planning Bron
Aantal einddiploma’s vmbo-groen 7 764 2006/07 ≥ 7 764 stijgend 2011 Cfi
Aantal einddiploma’s mbo-groen 6 626 2006/07 ≥ 6 626 stijgend 2011Cfi
Aantal einddiploma’s hbo-groen 1 737 2006/07≥ 1 737 stijgend 2011 Cfi
Aantal einddiploma’s WU 1 044 2006/07 ≥ 1 044 stijgend 2011 Cfi
Positie Wageningen Universiteit volgens citatie-impactscores (2003–2006) t.o.v. 13 Nederlandse Universiteiten 8e plaats2003–06 7e plaats of beter beter 2011NOWT/CWTS
Percentage vestigingen vmbo van voldoende kwaliteit73% 2007 87% 89% 2012 Onderwijsinspectie
Percentage vestigingen mbo van voldoende kwaliteit71%200779%stijgend 2012Onderwijsinspectie
Percentage voortijdig schoolverlaten (% leerlingen dat lager diploma behaalt dan mbo-2 niveau) 26,3 % 2005 21 %15% 2012 Cfi

Doelstelling nr. 14

Het versterken van het innovatief vermogen van de Nederlandse economie.

Doelstelling minister van LNV

Innovatiekracht van de agro-sector stimuleren zodat in 2009 bij minimaal 13% van de bedrijven in de agro-sector product- en procesinnovaties plaatsvinden.

Innovatiekracht van de agro-sector stimuleren door te streven naar een kennisbenutting in 2009 van minimaal 80% door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

De Nederlandse agrosector is een koploper in de wereld op het gebied van innovatie; deze positie wil Nederland graag behouden en versterken. LNV draagt hieraan bij door ondernemers te faciliteren. Het behouden en uitbouwen van een sterke agrosector, waarin maatschappelijk gewenste ontwikkelingen gekoppeld worden aan duurzaamheid en economische concurrentiekracht, is een permanente uitdaging.

Het instrumentarium van LNV heeft een tweeledig karakter:

1. het stimuleren van innovatie via subsidieregelingen

2. het stimuleren van innovatie via de ontwikkeling van expertise, kennisontwikkeling en kennisverspreiding

Daarnaast kunnen de LNV-sectoren een beroep doen op generieke fiscale maatregelen gericht op innovatie en verduurzaming, zoals de energie-investeringsaftrek, de milieu-investeringsaftrek, vervroegde afschrijving op milieu-investeringen, de fiscale faciliteit voor Research en Development (octrooibox) en de WBSO (Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekering, onderdeel Speur- en Ontwikkelingswerk).

Innovatieregelingen

Een belangrijke impuls ligt in de innovatieregelingen. Daarbij zijn de innovatieagenda’s van de sectoren melkveehouderij, varkenshouderij, pluimveehouderij en het programma «Winnen aan waarde» voor de tuinbouw steeds meer richtinggevend voor de samenwerking tussen LNV en de betreffende sectoren, inclusief de inzet van onderzoek en onderwijs.

Ontwikkeling van expertise, kennisontwikkeling en kennisverspreiding

Binnen het sleutelgebied Flowers & Food worden in het innovatieprogramma Food & Nutrition Delta projecten van MKB bedrijven opgenomen. De TTI groene Genetica voert programma’s uit voor de ontwikkeling van nieuwe teelten en teeltmethoden. Er wordt ingezet op verduurzaming van de glastuinbouw (Kas als energiebron) en diervriendelijke houderijsystemen. Het groene kennissysteem wordt meer vraaggestuurd gemaakt. Door middel van kenniskamers wordt informatie-uitwisseling en kennis verbreed.

Ten behoeve van regionale kenniscirculatie en innovatie wordt de interactie tussen beroepspraktijk en onderwijs verbeterd en wordt de samenwerking tussen het groene onderwijs en Wageningen Universiteit en Researchcentrum (WUR) in een landelijk dekkend en werkend netwerk van regionale kenniscentra bevorderd. Diverse instellingen, met name Hogere Agrarische Scholen, experimenteren met loketten voor ondernemers.

Interdepartementaal ligt de belangrijkste impuls in de participatie in het traject «Nederland Ondernemend Innovatieland». LNV neemt actief deel aan de programma’s Lange termijn strategie, Energie, Water, Gezondheid, Valorisatie en SBIR/launching customership. Voor het maatschappelijk innovatieprogramma Duurzame Agro-productie is LNV trekker. Hoofdlijnen in de agenda zijn fundamentele innovatie van agroketens en nieuwe biobased producten en processen.

Via het Platform Agrologistiek stimuleert LNV een duurzame, innoverende en vervoersefficiënte agrologistiek met als doel het verbeteren van de kwaliteit van product en milieu. LNV werkt samen met andere overheden en bedrijfsleven aan de uitvoering van het Actieplan Agrologistiek 2008–2011 (TK 28 141, nr. 8). LNV heeft hierbij vooral een faciliterende rol. Met de ingezette lijn zijn naar schatting 14 miljoen wegkilometers te besparen tot en met 2010. Dit staat gelijk aan een reductie van 12 000 ton CO2-uitstoot.

Beoogde effecten en resultaten
Indicator Peilwaarde PeildatumRaming 2009 Streefwaarde Planning Bron
Outcome:      
1. % innoverende agrarische bedrijven 11,6% 2006 13,0% 15,0% 2012 LEI
2. % agro- bedrijven in top 100 van innovatieve bedrijven28%2008≥ 28%stijgend2011Bizz-Syntens
3. Kennisbenutting door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties 78%2008 ≥ 80% stijgend 2011 Prosu BV

1. Het percentage innoverende agrarische bedrijven geeft het percentage van de bedrijven weer dat product- of procesinnovaties heeft doorgevoerd in het betreffende jaar. Het gaat hierbij zowel om bedrijven die als eerste bedrijf iets nieuws hebben doorgevoerd als om innovatieve volgers die bij de (eerste) groep behoren die vernieuwingen hebben doorgevoerd die al eerder door andere zijn ingevoerd. De indicator is conjunctuurgevoelig en daarmee gebonden aan behaalde bedrijfsresultaten.

2. Het percentage agro-bedrijven in top 100 van innovatieve bedrijven betreft een vergelijking met alle andere sectoren in Nederland. Ten opzichte van al deze hoog innovatieve sectoren is de doelstelling dat de agrosector minimaal even innovatief zal zijn.

Doelstelling nr. 16

Minder regels, minder instrumenten, minder loketten.

Doelstelling minister LNV

• Administratieve lasten: in 2011 25% minder administratieve lasten voor bedrijven.

• Dienstverlening: in 2011 wordt 100% van de dienstverlening digitaal aangeboden en loopt 70% daadwerkelijk via het elektronische kanaal.

• Toezicht: kwaliteit toezicht met 25% verbeteren in 2011.

Het verminderen van regeldruk bevordert de economische groei en versterkt de innovatieve kracht van ondernemingen en burgers. Dit heeft ook impact op de dynamiek binnen het LNV-domein. Daarnaast wordt de kloof tussen enerzijds de burger en het bedrijfsleven en anderzijds de overheid verkleind bij dienstverlening, uitvoering en handhaving door meer uit te gaan van het perspectief van de burger en ondernemer. Door vermindering van de interbestuurlijke lasten wordt bijgedragen aan een efficiëntere en effectievere overheid. De overheid heeft hierbij een voorbeeldfunctie en kan wezenlijk bijdragen aan de vermindering van de regeldruk.

De vermindering wordt in de volle breedte en integraal aangepakt. Naast de aanpak van de administratieve lasten worden ook nalevingslasten en toezichtslasten aangepakt, wordt het aantal regelingen verminderd, wordt de dienstverlening verbeterd en de uitvoering vergemakkelijkt. Met als sleutelwoorden «meetbaarheid» en «merkbaarheid» betekent dit concreet minder vergunningen, lagere verkrijgings- en verantwoordingskosten van subsidies, makkelijker stelsels en dus ook minder uitvoeringslasten, minder toezichtslasten en het op andere wijze organiseren van toezicht, gebaseerd op vertrouwen. Een toegankelijke en heldere regelgeving met eenvormige sanctiestelsels zal hieraan bijdragen. Een voorbeeld hiervan is het in maart ingediende voorstel voor de Wet dieren. De door LNV ingevoerde vaste verandermomenten voor de regelgeving zullen de transparantie en voorspelbaarheid vergroten en tevens het interne bedrijfsvoeringsproces stroomlijnen. Met internetconsultatie wordt een begin gemaakt, eerst in een rijksbrede pilotfase.

Binnen de rijksoverheid en tussen de rijksoverheid en lagere bestuurslagen zal de verantwoordingslast worden beperkt. Echter er is ook sprake van een Europese bestuurslaag van waaruit administratieve lasten en regeldruk voortkomt. Aangezien het grootste deel van de regelgeving op het LNV domein voortkomt uit Europese regelgeving is het van belang dat LNV ook op Europees niveau invloed uitoefent op vermindering van administratieve lasten en regeldruk.

Veel regelingen ontstaan omdat maatwerk moet worden geleverd of uitzonderingen moeten worden geformaliseerd. Daardoor neemt de regeldruk toe. Te denken valt bijvoorbeeld aan de wens van de parlement om in het mestbeleid te gaan differentiëren naar gewasopbrengsten per bedrijf. Of aan de wens om de braakleggingsregeling als instrument in stand te houden.

Beoogde effecten en resultaten
Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2009 Streefwaarde Planning Bron
Outcome       
1. Administratieve lastenreductie 0% 2007 – 5% – 25% 2011Beleidsprogramma
2. Dienstverlening 30% 2007n.v.t. 70% 2011 EDV
3. Toezicht 100%2007 n.v.t. 125% 2011 Programma Vernieuwing toezicht

Onderdelen van mijn integrale aanpak worden hierna puntsgewijs beschreven.

1. Administratieve lasten

  De belangrijkste Administratieve Lastenverlichting onderwerpen van LNV zijn diergezondheid, mest, veterinaire voorschriften keuring en handel, diergeneesmiddelen, zaaizaad- en plantgoed. Deze vijf onderwerpen veroorzaken gezamenlijk 86% van de administratieve lasten van LNV. Een analyse heeft uitgewezen dat de reductiemogelijkheden op deze gebieden beperkt zullen zijn. Deels om dat het «laaghangende fruit» hier is geplukt en deels omdat de LNV regelgeving in hoge mate door EU-regelgeving wordt bepaald. Onderzocht zal worden of op het terrein van de destructie en op het terrein diergeneesmiddelen (kanalisatiesystematiek) reducties te behalen zijn. Het zal een grote inspanning vergen om in 2011 de administratieve lasten met 25% te hebben gereduceerd t.o.v. het niveau 2007.

  De EU is gestart met de reductie van de administratieve lasten. Doelstelling is – 25% in 2012. Hierbij is de EU gestart met maatregelen op onder andere de volgende gebieden:

• regels m.b.t. GLB-inkomenssteun;

• de statistiekverplichtingen voor varkens, runderen en fruitteelt;

• vereenvoudiging van de verplichtingen voor telers en verwerkers van energiegewassen;

• regels voor import- en exportcertificering;

• regels voor de toekenning van exportrestituties voor bepaalde producten;

• ontwikkelen van een controlesysteem t.b.v. het gemeenschappelijk visserijbeleid;

  De doorwerking van de EU-doelstelling op het LNV-programma is nog niet kwantificeerbaar.

2. Dienstverlening

  Een verbetering van de dienstverlening door betere communicatie, grotere klantbetrokkenheid, ICT, slimmer en meervoudig gebruik van gegevens, eenduidig toezicht en anders handhaven, leidt direct tot een positief effect op de beleefde lasten en op de merkbaarheid van afnemende regeldruk. In het integrale programma «vermindering regeldruk» betrekt LNV de wijze van uitvoering van wet- en regelgeving en de dienstverlening, bij de interactie met burgers en bedrijven. Deze acties komen deels samen in het programma «Elektronische Dienstverlening» (EDV). De ambitie van dit programma is 100% van de dienstverlening digitaal aan te bieden in 2011 en een daadwerkelijk gebruik van het elektronische kanaal te realiseren van 70% in datzelfde jaar.

3. Toezichtslasten

  De toezichtslasten worden verminderd. Onder de titel «Vernieuwd toezicht» lopen twee projecten in het LNV-domein: «Vernieuwing toezicht primaire sector» (AID), en «Vernieuwing toezicht vleesketen» (VWA). De focus binnen de projecten verschuift van een kwantitatieve naar een kwalitatieve aanpak. Dit omdat het bedrijfsleven heeft aangegeven niet zozeer het aantal controles als wel de manier waarop de controles worden uitgevoerd, een grote last te vinden. In een rapportcijfer vertaald is het streven om voor de kwaliteit van het toezicht te komen van een 6,0 in 2007 naar een 7,5 in 2011.

4. EU

Naast de onder punt 1 genoemde EU-ambitie om de administratieve lasten met 25% terug te brengen, wil de Europese Commissie wil met haar strategie voor «better regulation» de kwaliteit van nieuwe Europese regelgeving verbeteren en bestaande regelgeving verduidelijken door:

• de uitvoering van een actieplan om administratieve lasten terug te dringen (zowel op Europees als op nationaal niveau met 25% in 2012);

• de uitvoering van een «simplification rolling program» voor bestaande Europese regelgeving;

• meer en betere «effect rapportages» en publieke consultatie bij voorbereiding van regelgeving;

• diverse aanhangige voorstellen voor regelgeving in te trekken.

Overzicht van beoogde resultaten

Voor een aantal van de hierboven genoemde aspecten van regeldruk maakt een nulmeting of een kwantificeerbare doelstelling deel uit van de aanpak. Deze aspecten van regeldruk zijn hieronder weergegeven.

kst-31700-XIV-2-1.gif

Bron: LNV

Doelstelling nr. 22

Het stimuleren van duurzame consumptie en productie.

Hieronder volgt een overzicht van doelstellingen van de minister van LNV ter stimulering van duurzame consumptie en productie:

Schoon en zuinig

Bijdrage LNV-sectoren aan de doelstellingen uit Schoon en Zuinig voor 2020:

• 3,5–4,5 Mton CO2-reductie in 2020 t.o.v 1990;

• 4,0–6,0 Mton reductie overige broeikasgassen (methaan/lachgas) in 2020 t.o.v. 1990;

• circa 212 PJ duurzame energieproducten in 2020 (dit is circa 40% van de doelstelling).

Energietransitie glastuinbouw

• In de glastuinbouw bedraagt de energie-efficiency in 2010 65 % t.o.v 1980.

• Het aandeel duurzame energie in de glastuinbouw t.o.v. totaal energieverbruik in de glastuinbouw bedraagt in 2010 4%.

Bio based economy

Ambitie voor 2020:

• 20% hernieuwbare energie (waaronder biomassa) in 2020;

• 5,75% biobrandstoffen in het wegtransport in 2010, daarna verder oplopend naar minimaal 10% in 2020 (dit laatste onder voorwaarde van duurzaamheid, kosteneffectiviteit en het beschikbaar komen van een tweede generatie);

• onderzoek naar 20% verplichte bijmenging in 2020;

• circa 500 MW extra vermogen elektriciteit/warmte [1] door gebruik van biomassa;

• tweede generatie technologie wordt op ruime schaal toegepast.

Biologische landbouw

• In 2009 stijgen de consumentenbestedingen voor biologische producten met 10%.

• In 2009 stijgt het areaal biologische landbouw met 5%.

Verduurzaming veehouderij

• Verduurzaming veehouderij in 15 jaar vanaf 2008.

• In 2011 is 5 % van de houderijsystemen integraal duurzaam en diervriendelijk.

Mestbeleid

• Voor 2009 wordt gestreefd naar een nationaal fosfaatoverschot van maximaal 34 mln. kg en een nationaal stikstofoverschot van 400 mln. kg.

Gewasbescherming

• In 2010 moet het aantal milieubelastingspunten t.o.v. 1998 verminderd zijn met 95 % en in 2009 met circa 90% t.o.v. 1998.

• In 2010 moet de overschrijding van residunormen in voedselproducten zijn afgenomen met 50 % t.o.v. 2003.

Transitie Noordzeevisserij

• Conform Operationeel Programma bij het Europees Visserijfonds maken in 2010 minimaal 5 Nederlandse kotters op de Noordzee gebruik van duurzame visserijtechnieken.

• In 2010 wordt minimaal 30% van de vis en visproducten gecertificeerd.

• In 2010 wordt minimaal 8 000 ton mosselzaad op een alternatieve manier gewonnen.

Bewustwording consumenten

In 2009 worden op 1500 basisscholen smaaklessen gegeven en in 2012 op 3000 basisscholen

Schoon en Zuinig

In het coalitieakkoord zijn scherpe ambities neergelegd, zowel voor de reductie van broeikasgassen als voor efficiency en duurzame bronnen. Het kabinet is ervan overtuigd dat bedrijven en landen die verantwoord voor op lopen met het aanpakken van de klimaatproblematiek niet alleen een bijdrage leveren aan de problematiek, maar ook hun economische positie kunnen verstreken.

LNV is trekkend departement voor de thema’s Biobased Economy en Kas als Energiebron.

In het kader van het project Schoon en Zuinig hebben het kabinet en het bedrijfsleven, waaronder het agro-complex, het Duurzaamheidsakkoord ondertekend. Gezamenlijk gaan we aan de slag om resultaten te bereiken op de gebieden van reductie van broeikasgassen, energiebesparing en hernieuwbare energie. Het duurzaamheidsakkoord is nader uitgewerkt in sectorconvenanten.

In 2008 is het sectorconvenant Schone en Zuinige Agrosectoren ondertekend. Hierin zijn afspraken gemaakt over de bijdrage van LNV en de agro-sectoren. Het convenant krijgt verder vorm in jaarlijkse werkprogramma’s per sector. Een belangrijk onderdeel voor de glastuinbouwsector betreft het garantiefonds voor boringen naar aardwarmte, dat in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken begin 2009 wordt opengesteld.

Energietransitie en glastuinbouw

De snel gestegen energieprijzen zijn een hoge kostenpost in de glastuinbouw. Daarnaast maakt ook het klimaatbeleid een versnelde transitie naar minder gebruik van fossiele brandstoffen dringend gewenst. LNV werkt hier samen met het Productschap Tuinbouw en het bedrijfsleven aan via het programma Kas als Energiebron. Met dit programma wordt hard gewerkt aan het energiezuiniger maken van de kas. Het moet er uiteindelijk toe leiden dat er in 2020 in nieuw te bouwen kassen (economisch rendabel) klimaatneutraal geteeld kan worden en dat in nieuw te bouwen kassen in 2020 het gebruik van primaire brandstof sterk is gereduceerd. En daarnaast dat de glastuinbouwsector in 2020 leverancier is van duurzame warmte en duurzame elektriciteit. Er worden innovatieve energieconcepten ontwikkeld, zoals de semi-gesloten kas. De doelen van Schoon & Zuinig, neergelegd in het convenant Schone en Zuinige agrosectoren, zijn inmiddels geïntegreerd in het programma Kas als energiebron.

Realiseren van het programma Kas als Energiebron vraagt om forse investeringen. Het kabinet helpt de glastuinbouwsector met een krachtige investeringsimpuls om de transitie mogelijk te maken.

• Om het gebruik van fossiele brandstoffen te beperken en een efficiënt energiegebruik binnen de glastuinbouw te stimuleren zijn vanaf 2007 de regelingen Marktintroductie Energie Innovatie (MEI) en Investeringsregeling Energie (IRE) opengesteld. De Energienetwerken regeling wordt in 2009 en zo mogelijk in 2008 opengesteld. In 2009 is een budget beschikbaar van € 34 mln.

• Gebleken is dat telen in een semi-gesloten kas naast ervaring ook nog nadere kennis vraagt. Hiertoe is samen met het productschap Tuinbouw een versnellingsprogramma implementatie semi-gesloten kas opgezet. Doel is realisering van 700 ha. semi-gesloten kassen in 2011. Hiermee is vanaf 2008 voor de periode 2008 t/m 2011 de komende 4 jaar een bedrag van jaarlijks € 1,5 mln. beschikbaar, de sector neemt hetzelfde bedrag voor haar rekening.

Onderstaande grafieken geven inzicht in de ontwikkeling van de energie-efficiëntie in de productieglastuinbouw en de ontwikkeling van de CO2-emissie glastuinbouw. De energie-efficiëntie is een maat voor de duurzaamheid van de productie en de CO2-emissie geeft informatie over de milieu-belasting.

Energie-efficiëntie

In het convenant Glastuinbouw en Milieu is afgesproken dat de energie efficiëntie, zijnde het primair brandstofverbruik per eenheid product, in 2010 65% lager zal zijn dan in 1980. Daarmee is het doel een energie-efficiëntie index van 35% in 2010. De energie-efficiëntie (= het primair brandstofverbruik per eenheid product) van de productieglastuinbouw is uitgedrukt in procenten van het niveau in 1980.

In het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren is aanvullend overeengekomen dat de glastuinbouwsector streeft naar gemiddeld 2% energie-efficiëntieverbetering per jaar tot aan 2020.

kst-31700-XIV-2-2.gif

Ontwikkeling index energie-efficiëntie in de productieglastuinbouw

Bron: LEI/Wageningen UR Tussenrapportage energiemotor glastuinbouw 2008, mei 2008

CO2-emissie glastuinbouw

Oorspronkelijk is een CO2-streefwaarde afgesproken van 6,6 Mton per jaar bij een glasareaal van 10 500 ha en een CO2-streefwaarde van 7,2 Mton bij een areaal van 11 500 ha in de periode 2008–2012. Recent is het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren afgesloten. Daarin is overeengekomen dat de glastuinbouwsector in 2020 een totale emissiereductie (inclusief de inzet van Warmte Kracht Koppelingen (WKK) realiseert van minimaal 3,3 Mton CO2-emissiereductie per jaar ten opzichte van 1990. Hiervan wordt door de inzet van Warmte Kracht Koppelingen circa 2,3 Mton door de glastuinbouw op nationaal niveau gerealiseerd en circa 1 Mton gerelateerd aan de teelt. De ambitie is een totale emissiereductie (inclusief de inzet van Warmte Kracht Koppelingen)) van minimaal 4,3. Mton CO2-emissiereductie per jaar in 2020 ten opzichte van 1990. Hiervan wordt door inzet van Warmte Kracht Koppelingen circa 2,3 Mton door de glastuinbouw gerealiseerd en circa 2 Mton gerelateerd aan de teelt.

De glastuinbouwsector streeft naar een aandeel duurzame energie van 4% in 2010 en een aandeel duurzame energie van 20% in 2020.

kst-31700-XIV-2-3.gif

Ontwikkeling van de CO2-emissie van de glastuinbouw

Bron: LEI/Wageningen UR Tussenrapportage energiemotor glastuinbouw 2008, mei 2008

Meerjaren energie-efficiency afspraken (MJA 3)

De voedings- en genotmiddelenindustrie (VGI) neemt deel aan het in 2008 gesloten convenant MJA 3. Het streven is om in 2020 een energie-efficiency van 30% ten opzichte van 1990 te realiseren (gemiddeld 2% per jaar). Bedrijven schrijven zelf hun energiebesparingsplan en geven hier uitvoering aan; de overheid ondersteunt hen hierbij via kennisoverdracht, subsidieregelingen en fiscale faciliteiten, zoals de energie-investeringsaftrek (EIA). MJA 3 is een intensivering van MJA 2 waarbij het streven is om in 2012 ten opzicht van 2001 15% energie-efficiency te realiseren in de VGI.

Onderstaande grafiek geeft weer hoeveel energie (in procenten) nodig is om een vergelijkbare productie als in 2001 te realiseren. In 2007 is dit 90% ten opzichte van 2001 (energie-efficiency: 10%).

kst-31700-XIV-2-4.gif

Grafiek energie-efficiency VGI (voedings- en genotmiddelenindustrie). Streefwaarden en realisatie op basis van MJA 2.

Bron: Senter/Novem

Beoogde effecten en resultaten
Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2009 Streefwaarde Planning Bron
Outcome      
Glastuinbouw      
1. Aandeel duurzame energie in glastuinbouwt.o.v. totaal energieverbruik > 0,5% 2003 1,2 % %2010 LEI
2. Energie-efficiencyverbetering (t.o.v. 2005) bloembollen*0%20054%11%2011Senter
3. Energie-efficiencyverbetering (t.o.v. 2005) paddestoelen*0%20054%14.5%2011Senter
4. Energie-efficiencyverbetering (t.o.v. 2001) Voedings- en genotsmiddelenindustrie**4,94%20068,3%15%2012Senter

* De energie-efficiëncy-verbetering bloembollen resp. paddestoelen is de verbetering in het primair brandstofverbruik per eenheid product bepaald voor de sector bloembollen respectievelijk de sector paddestoelenteelt, gerefereerd aan het referentiegebruik in 2005.

** Deze indicator is een gewogen gemiddelde van verschillende sectoren in de voedings- en genotmiddelenindustrie.

Biobased Economy

Nederland wil op het gebied van de biobased economy in de wereld een rol van betekenis spelen (Beleidsnota Biobased economy, Tweede Kamer, 2007–2008, 29 575, nr. 16 en brief van minister van VROM inzake overheidsbeleid met betrekking tot duurzame productie van biomassa voor energiedoeleinden, Tweede Kamer, 2006–2007, 30 305 en 30 800 XI, nr. 26). In een dergelijke economie is een samenspel van de agro-industrie, de chemie en de logistieke sector van belang. Dit zijn drie sectoren waar Nederland sterk in is.

In 2009 wordt gestart met de uitvoering van de innovatie-agenda energie. Voor het thema Biobased Economy zijn in de innovatie-agenda een aantal programma’s benoemd. LNV trekt de programma’s Bioraffinage, consortia-vorming chemie, agro, kennis en logistiek en plantveredeling. Daarnaast levert LNV een actieve bijdrage aan het programma Biomassa waarvoor EZ primair het verantwoordelijke departement is.

Biologische landbouw De ontwikkeling van een economisch gezonde biologische sector is een eerste verantwoordelijkheid voor de sector zelf. De overheid kiest daarom voor een marktgerichte aanpak.

Door te investeren in de promotie van biologische producten motiveert de overheid ketenpartners hetzelfde te doen. De overheid richt zich op goede randvoorwaarden door investeringen in kennis, het samenbrengen van partijen en het ondersteunen van perspectiefvolle initiatieven. Deze stimulerende en faciliterende rol wordt de komende jaren met kracht voortgezet. Verder heeft de overheid een borgende en kaderstellende rol.

De uitdaging voor de biologische sector is de groei de komende jaren vast te houden zodat de sector zich ontwikkelt tot een robuuste sector, die marktontwikkeling in de toekomst geheel zelfstandig kan voortzetten. Overheid, ondernemers, banken en maatschappelijke organisaties hebben daarom nog één keer een afsluitend convenant ondertekend om samen te werken aan de verdere positionering van de biologische sector.

Gegeven de bereikte resultaten van de biologische sector en de ontwikkelingen van de markt zijn er twee ambities geformuleerd, elk met drie concrete doelstellingen. De twee ambities en de doelstellingen zijn vertaald in vier speerpunten.

1. De eerste ambitie is om biologische landbouw te verbinden met voorlopers op het gebied van duurzaamheid in de gangbare landbouw en hiermee de uitwisseling van kennis te bevorderen. Daarnaast daagt de overheid de sector uit de verbinding met de samenleving verder te versterken.

2. De tweede ambitie is de ontwikkeling van biologisch tot een zelfstandige robuuste sector.

Om de verbinding met de samenleving te versterken wordt 10% van het onderzoeksbudget voor biologische landbouw gericht op het leggen van de relatie met vraagstukken in de gangbare landbouw. Op die manier kan de kennis en ervaring sneller verspreid worden. Daarnaast verbinden 15 gezamenlijke initiatieven biologisch en gangbare landbouw met de samenleving. Tot slot zullen 10 innovaties uit de biologische sector worden toegepast in de gangbare landbouw.

Bij de tweede ambitie – biologische sector is een zelfstandige robuuste sector – horen eveneens drie doelstellingen: jaarlijks 10% groei in consumentenbestedingen aan biologische voedingsmiddelen, jaarlijks 5% groei in biologisch areaal, en handhaving van de 10%-norm voor beleidsondersteunend onderzoek en wettelijke onderzoekstaken voor biologische landbouw.

Hieronder volgen de bijbehorende vier speerpunten.

1. De succesvolle onderdelen op het gebied van marktontwikkeling (campagne, ketenmanagement, meerjarige opschalingsplannen en handelsfacilitatie) komen terug in het eerste speerpunt. Het is de bedoeling dat de sector de marktontwikkeling over enkele jaren geheel zelfstandig kan overnemen.

2. Het tweede speerpunt richt zich op de ontwikkeling van de sector. Daarvoor worden onder andere ondernemersgerichte kennis- en innovatieregelingen en het vergoeden van de certificeringskosten ingezet.

3. Het derde speerpunt, regionale kracht, is bij uitstek het speerpunt waar de verbinding van de landbouw met de samenleving vorm krijgt. Het speerpunt is gericht op het ondersteunen van goede initiatieven uit actieve provincies en regio’s.

4. Het vierde speerpunt, kennis, is grotendeels gericht op versterken van de innovatieve kracht van de sector, waarbij nadrukkelijke aandacht is voor kennisuitwisseling en kennisbenutting, onder andere via bedrijfsnetwerken. Het vraaggestuurde kennissysteem wordt voortgezet en verder ontwikkeld en er zal meer aandacht zijn voor het groene onderwijs.

Beoogde effecten en resultaten
Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2009 Streefwaarde Planning Bron
Outcome       
Biologische Landbouw      
1. Jaarlijks 10% groei consumentenbestedingen € 520 mln. 2007 € 629 mln. € 760 mln. 2011Biologica
2. Jaarlijks 5% groei in biologisch areaal47 000 ha. 2007 51 800 ha. 57 100 ha. 2011SKAL

Verduurzaming veehouderij

De veehouderij is een innovatieve sector die volgens hoge internationale normen produceert. Meer dan welke andere sector dan ook heeft de veehouderij echter ook te maken met maatschappelijke discussies rond onderwerpen als schaalvergroting, milieu, het wereldvoedselvraagstuk, landschappelijke inpasbaarheid en dierenwelzijn. Dat is begrijpelijk. De veehouderij produceert voedsel én gaat over levende wezens.

Deze uitdagingen maken, enerzijds, dat de veehouderij van de 21e eeuw, net als iedere andere gezonde economische sector, niet kan ontkomen aan de dynamiek van de vrije markt. Anderzijds zal verduurzaming in de veehouderij in goede samenwerking tussen sector, samenleving en overheid moeten plaatsvinden, ook op internationaal niveau. LNV speelt daarbij een stimulerende en faciliterende rol. Voor 2009 stel ik daarom € 5 mln. beschikbaar voor een impulsprogramma verduurzaming agroketens.

Doel is dat de veehouderij in Nederland zich binnen 15 jaar ontwikkelt tot een in alle opzichten duurzame veehouderij, met een breed draagvlak in de samenleving. Die ambitie vereist een duurzaamheidsprong. Tot 2011 heeft LNV 6 speerpunten:

1. De ontwikkeling van integraal duurzame houderijsystemen;

2. Verbetering van dierenwelzijn en diergezondheid;

3. Maatschappelijke inpassing;

4. Energie en milieu;

5. Markt en ondernemerschap;

6. Verantwoord consumeren.

In 2009 is de uitvoeringsagenda (met keten en maatschappelijke partners) ontwikkeld en in uitvoering. In 2010 vindt de eerste weging van deze aanpak plaats.

Beoogde effecten en resultaten

• Een duidelijke voortgang in de ontwikkeling en operationele toepassing van nieuwe, integraal duurzame houderijsystemen, met uitzicht op 5% integraal duurzame houderijsystemen in 2011 (zie doelstelling 25).

• De uitvoering Nota Dierenwelzijn en Nationale Agenda Diergezondheid ligt op schema conform de uitwerkingsprogramma’s (zie doelstelling 25).

• Zichtbare verbetering in de maatschappelijke acceptatie van de veehouderij. De nadruk ligt daarbij op weidegang, streekproducten, verbrede veehouderij en transparantie over de productiewijze in de intensieve veehouderij.

• Een succesvolle uitwerking van het agroconvenant schoon en zuinig, het convenant tussensegment en van de agenda duurzame veehouderij

• Een verdere ontwikkeling en vergroening van het fiscale instrumentarium voor verduurzaming van de veehouderij.

• Succesvolle besluitvorming over de Health Check van het GLB.

• Zichtbare vermindering van de administratieve lasten in de veehouderij.

Mestbeleid

Doel van het mestbeleid is het verlagen van het gehalte aan stikstof en fosfaat in grond- en oppervlaktewater. Het Nederlandse mestbeleid is gebaseerd op een Europese richtlijn: de Nitraatrichtlijn (91/676/EEG). Daarnaast is ook de Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) voor het mestbeleid van belang.

Het slagen van het mestbeleid is sterk afhankelijk van het naleven van de gebruiksnormen in de praktijk. De evaluatie Meststoffenwet 2007 liet zien dat de landbouwsector de mineralenbelasting van de Nederlandse landbouwgronden fors heeft teruggebracht, maar dat de doelstellingen in het grond- en oppervlaktewater nog niet gehaald zijn, met name voor de nitraatbelasting op de zand- en lössgronden en voor de fosfaatbelasting van het oppervlaktewater. In goed overleg met de sector is gekomen tot een invulling van de aanscherping van de stikstofgebruiksnormen voor 2008 en 2009.

In 2009 wordt het vierde nitraatactieprogramma vastgesteld voor de periode 2010–2013. Op basis daarvan zal Nederland zich inzetten om opnieuw een derogatie te verkrijgen.

Beoogde effecten en resultaten
Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2009 Streefwaarde Planning Bron
Outcome       
Nieuw Mestbeleid      
1. Nationaal fosfaatoverschot78 mln. kg.200234 mln. kg.Evenwicht*2015CBS
  Nationaal stikstofoverschot420 mln. kg.2002400 mln. kg.360 mln. kg.2013CBS

De indicatoren nationaal fosfaatoverschot en nationaal stikstofverschot geven het totaal verlies aan mineralen op landbouwgrond (door toepassen van meststoffen in de Nederlandse landbouw en als gevolg van neerslag) na opname door de gewassen (definitie CBS). Het nationaal stikstofoverschot omvat ook netto stikstofverliezen door vervluchtiging.

Gewasbescherming

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is de afgelopen 10 jaar spectaculair gedaald, maar het kabinet heeft nog altijd ambitieuze doelstellingen om het verbruik verder te verlagen. Met name bij de intensieve teelt worden nog te veel gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Bodem, water en lucht mogen niet sterk lijden onder het gebruik van deze middelen.

Bij het halen van milieudoelstellingen hanteert LNV de Europese regels als uitgangspunt. De thema’s die bij de uitwerking van het convenant worden onderscheiden, zijn:

• Het toepassen van geïntegreerde gewasbescherming.

• Het stimuleren van duurzaamheid in productieketens en consumptie.

• Het creëren van condities voor een duurzaam en effectief pakket gewasbeschermingsmiddelen.

• Het zorgen voor een goede pragmatische handhaving, monitoring en verantwoording.

• Het communiceren over de gezamenlijke aanpak.

Beoogde effecten en resultaten
Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2009 Streefwaarde Planning Bron
Outcome       
Gewasbescherming       
1. % afname aantal milieubelastingspunten t.o.v. 1998 (in NMI)186%2006 90% 95% 2010 NMP
2. % afname overschrijdingen residunormen voedselproducten t.o.v. 2003230% 200635%50% 2010NMP

Eens per vijf jaar wordt de voortgang van de «nota duurzame gewasbescherming» en ook van de bovenstaande indicatoren door het NMP geëvalueerd. In 2007 heeft er een tussenevaluatie plaatsgevonden, de eindevaluatie vindt in 2010/2011 plaats.

1 De indicator geeft het percentage afname van de belasting van het milieu (water en bodem) met gewasbeschermingsmiddelen aan ten opzichte van het referentiejaar 1998. Dit is berekend met behulp van de Nationale Milieu-indicator die wordt uitgedrukt in milieubelastingspunten. De raming 2009 kan niet worden geverifieerd omdat afgesproken is dat er monitoringsonderzoek plaatsvindt in 2010 (95 % afname).

2 De indicator geeft het percentage vermindering in de overschrijding van residunormen voor voedselproducten aan ten opzichte van het referentiejaar 2003.

Transitie visserij

De situatie in de Nederlandse visserij is zorgelijk. Belangrijke oorzaken zijn de enorm gestegen kosten door de hoge olieprijzen en de noodzaak van een zorgvuldig beheer van visbestanden en het ecosysteem. Dit maakt een overgangsproces, waarin vernieuwing en verduurzaming sleutelwoorden zijn, noodzakelijk. Wil dit proces slagen, dan zijn een gunstig innovatieklimaat, versterking van het ondernemerschap en meer samenwerking in de sector en met maatschappelijke organisaties noodzakelijk.

In het overgangsproces is sprake van gedeelde verantwoordelijkheden. LNV wil het proces faciliteren met een voorspelbaar langetermijnbeleid en het scheppen van een gunstig innovatieklimaat door proefprojecten en kenniscirculatie daarover samen met de EU financieel te ondersteunen. Dit vergt een grote inzet van de sector, die bereid moet zijn ondernemerschap te versterken, deels te saneren, te vernieuwen en meer aandacht te hebben voor duurzaamheid. De maatschappelijke organisaties hebben een verantwoordelijkheid om met de sector te zoeken naar mogelijkheden om de visserij via vernieuwing en verduurzaming een toekomstperspectief te bieden. Verdere verduurzaming en vergroting van de transparantie in de visserijketen leiden er toe dat de consument bewuste keuzes kan maken.

Doel en inzet van LNV

Door in te zetten op vernieuwing en meer aandacht voor duurzaamheid moet de sector in de toekomst winstgevend kunnen zijn. Duurzaamheid, samenwerking en een beter marktpositie zijn de leidende thema’s. Naast het verduurzamen van de «gewone» visserij, bieden de ontwikkelingen in de aquacultuur kansen. LNV ondersteunt het innovatieve vermogen in de visketen. Hierbij staat samenwerking in tussen vissers, ketenpartijen, maatschappelijk organisaties en kennisinstituten centraal. Het gaat daarbij om het ontwikkelen, verwerven en verspreiden van nieuwe kennis en/of technologie, samenwerkingsvormen en kwaliteitscertificering. Hierbij is een belangrijke taak weggelegd voor de zogenaamde kenniskringen.

In de visserij op de Noordzee zijn meer duurzame visserijtechnieken nodig. Het gaat daarbij om selectieve technieken, die leiden tot minder bodemberoering, ongewenste bijvangsten verminderen en leiden tot brandstofbesparing. Voor januari 2009 is een investeringsregeling gepland ter ondersteuning van vissers die omschakelen naar meer energiezuinige en meer selectieve vistechnieken.

De kottersector, het Wereld Natuurfonds Nederland, Stichting de Noordzee, het Productschap Vis en LNV hebben een maatschappelijk convenant gesloten. Hierin hebben zij op een aantal belangrijke thema’s hun gezamenlijke ambities vastgelegd en daar concrete afspraken over gemaakt. In dit kader zal LNV samen met de maatschappelijke organisaties een onafhankelijke gemeenschappelijke beoordeling laten maken van de voor Nederland belangrijkste vissoorten. Deze beoordeling kan worden ingebracht bij de totstandkoming van de Viswijzer.

In Brussel zal de discussie over de herziening van het Gemeenschappelijke Visserijbeleid starten. De Nederlandse inbreng in die discussie zal samen met de betrokken stakeholders worden geformuleerd.

Er blijft naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State met betrekking tot de mosselzaadvisserij onzekerheid voor de mosselsector. Een helder vergunningenbeleid en meer toenadering tussen mosselsector en maatschappelijke organisaties zijn nodig. Daarnaast blijft LNV inzetten op innovatie en verdere verduurzaming van de mosselproductie in de Nederlandse kustwateren. Het gaat daarbij vooral om de visserij op mosselzaad. Mosselzaad, de «grondstof» voor de mosselkweek, wordt schaarser en er worden ecologische kanttekeningen geplaatst bij de bevissing van mosselzaadbanken. Ook in 2009 zal LNV inzetten op innovatief onderzoek naar alternatieven als mosselzaadinvanginstallaties. De meest belangwekkende vragen hierbij zijn het benodigde ruimtebeslag en de draagkracht van de kustwateren. Vanwege deze maatschappelijke en landschappelijke inpassing hecht LNV ook grote waarde aan de belangen van natuur en medegebruikers als andere visserijsectoren, de scheepvaart en de recreatiesector.

De binnenvisserij zal worden geconfronteerd met beperkende maatregelen op basis van het nationale beheerplan voor paling, dat in 2009 in werking treedt. De achteruitgang van het palingbestand maakt krimp en vernieuwing nodig. Binnenvissers kunnen ondersteuning krijgen bij de grote omslag die zij de komende jaren moeten maken. Maatregelen hebben betrekking op het uitzetten van glasaal, een stilligregeling en logistieke ondersteuning van visstandbeheer-commissies.

Beoogde effecten en resultaten
Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2010 Streefwaarde Planning Bron
Outcome       
Meer duurzame visserijmethoden 0 2007 5 kotters 110 kotters 2013 VIRIS
       
Alternatieve winning mosselzaad2 000 ton 2006 8 000 ton 12 000 ton 2015Imares
       
Gecertificeerde vis en visproducten 0 200630% 80% 2015 LEI
Deelname vissers aan kenniskringen 0 2006 20% 50% 2015 LEI

Conform Operationeel Programma bij het Europese Visserijfonds en op basis van een investeringsregeling kunnen in 2010 5 schepen een bijdrage ontvangen om de visserij met een pulskor uit te oefenen. Doelstelling is dat in 2013 40% van het huidige aantal Noordzeekotters een alternatieve visserijmethode gebruikt ter vervanging van de traditionele boomkor. Dit komt overeen met 110 kotters.

Bewustwording consumenten

LNV wil bevorderen dat consumenten bij de aankoop van hun voedsel rekening houden met de mate waarin wordt voldaan aan (maatschappelijke) eisen van, gezondheid, milieubiodiversiteit, dierenwelzijn, diergezondheid en «fair trade». In 2011 is een meerderheid van de consumenten zich bewust van de eigen voedselkeuze op mens, dier en milieu waar ook ter wereld en houdt een substantieel deel van de consumenten hier rekening mee bij de keuze van zijn voedsel. In 2009 zal LNV de Smaaklessen in het basisonderwijs continueren, waarbij het project Schoolgruiten van het ministerie van VWS geïntegreerd wordt aangeboden.

Het doel van Smaaklessen is kinderen al op jonge leeftijd te interesseren voor voedsel door er op een leuke en praktische manier mee bezig te zijn. Op die manier kunnen ze later bewustere keuzes maken. Daarnaast zal in 2009 de samenwerking met het Voedingscentrum Nederland (VCN) en de Consumentenbond worden voortgezet en zal door middel van voorlichting, communicatie en educatie de bewustwording van de consumenten worden gestimuleerd. Verder ondersteunt LNV in 2009 ook diverse voedselinitiatieven, waaronder de Week van de Smaak.

In de nog te verschijnen nota Voedsel en consument van LNV worden de doelstellingen en instrumenten voor het voedselbeleid beschreven bezien vanuit het perspectief van de consument beschreven, met als doel te komen tot duurzaam en bewust aankoopgedrag.

De acties in deze nota worden in 2008 uitgewerkt met een doorloop naar 2009 en verder.

Onderdeel van deze acties is onder meer een dialoog met «stakeholders» over de duurzaamheidsaspecten van de productie en consumptie van dierlijke eiwitten op basis waarvan een robuuste agenda wordt opgesteld. Deze agenda zal de uitwerking zijn van het thema biodiversiteit, voedsel en vlees als bedoeld aan de brief aan de Tweede Kamer over de kabinetsbrede aanpak van duurzame ontwikkeling (Kamerstukken II 2007–2008, 30 196, nr. 32). Op het gebied van voeding en voedsel wordt nauw samengewerkt tussen de ministeries van LNV en VWS, zodat op de thema’s gezondheid, voedselkwaliteit en voedselveligheid optimale synergie behaald kan worden en met de ministeries VROM en BZ om ook ten aanzien van klimaat en biodiversiteit de samenhang te versterken.

In 2008 laat LNV een peiling uitvoeren naar de perceptie en het gedrag van consumenten ten aanzien van de verschillende waarden van voedselkwaliteit (gezondheid, milieubiodiversiteit, diergezondheid, dierenwelzijn, ambachtelijkheid en sociale aspecten). Deze zal resulteren in een (jaarlijkse) «staat van de voedselkwaliteit» met naar verwachting bruikbare indicatoren.

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2009 Streefwaarde Planning Bron
Outcome       
       
Aantal basisscholen met smaaklessen Beperkt aantal 2005 1 500 3 0002012 LNV
       
Het vertrouwen van consumenten in voedsel*3,1 2004 3,1 Behoud vertrouwen ContinuVWA-monitor

* De VWA meet jaarlijks het vertrouwen van consumenten in de veiligheid van voedsel. Dit wordt uitgedrukt in een waarde op een schaal 1–5.

Doelstelling nr. 24

In 2011 moeten Nederlanders meer tevreden zijn over het landschap, zijn groene gebieden gerealiseerd, is het platteland vitaler en dynamischer en wordt geïnvesteerd in natuurgebieden.

Landschap

Doelstelling minister LNV

De beleving van landschap is in 2007 met een 7,3 gewaardeerd. Het streven is om in 2020 een waardering van een 8 te hebben.

Het landschap gaat Nederlanders aan het hart. Driekwart van de burgers voelt zich gehecht aan het landschap in en rond de eigen woonplaats en geniet wat er valt te beleven en te ervaren in het landschap. De samenleving maakt zich zorgen over de kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij speelt vooral de zorg over het verdwijnen van de landschappelijke kwaliteit.

kst-31700-XIV-2-5.gif

Kaart: de Nationale Landschappen (bron LNV).

De aanpassingen in het landschap moeten er toe leiden dat Nederlanders er in 2011 meer tevreden over zijn. Hiertoe zet het Rijk in op: behouden met kwaliteit, herstellen met kwaliteit en ontwikkelen met kwaliteit. Deze wordt nader uitgewerkt in de agenda Landschap die eind 2008 gereed zal zijn.

Beoogde effecten en resultaten

De resultaten van de Mid-Term-Review zullen worden ingezet om met het ILG meer te sturen op landschappelijke kwaliteit. Daarnaast zal de Taskforce Landschap financieringsvormen voorstellen doen die gebruikt gaan worden voor de financiering van het Landschap. Daarnaast start een publiekscampagne voor het landschap om het landschap meer op de kaart te brengen.

Indicator Referentie waardePeildatum Streefwaarde Planning Bron
Landschap     
De beleving van kwaliteit van Landschappen inclusief Nationale landschap 7,3 2007 Positieve beleving landschap is in 2020 gestegen naar een 8. 2020Alterra en Planbureau voor de leefomgeving
      
Sociaal Economische Vitaliteit      
De sociaal economische ontwikkeling op het platteland in vergelijking met de stad (wonen, werken en voorzieningen) (zie onder) 2007 De ontwikkeling op het platteland houdt minimaal gelijke tred met die in de stad2013 (zie onder)
– Tevredenheid voorzieningen in platteland /stad/Nederland 6,5 /6,4 /6,5 2007 Minimaal gelijk 2020 Enquete woononderzoek
– Tevredenheid woonomgeving op platteland/stad/Nederland 7,1/6,6/6,8 2007Minimaal gelijk 2020 Enquete woononderzoek
– Kans op werk op platteland/stad/Nederland71,3%/67,6%/69% 2007 Minimaal gelijk 2020 CBS kerncijfers wijken en buurten 2004

Multifunctionele landbouw

Doelstelling minister LNV

Door het wegnemen van o.a. belemmeringen in de markt en in de regelgeving is het streven erop gericht om een verdubbeling van de omzet te realiseren in de periode 2008–2011.

Het platteland bruist van de nieuwe activiteiten. Multifunctionele Landbouw (dit zijn agrarische bedrijven die naast hun veehouderij of akkerbouwbedrijf een of meer andere activiteiten uitoefenen gekoppeld aan de primaire landbouw) speelt daarbij een prominente rol. Multifunctionele landbouw heeft de potentie om aan een grote latente marktvraag naar rust, ruimte, zorg, recreatie en lekker voedsel te voldoen. Daarmee kan zij een stevige pijler vormen voor het agrarisch beheer en de sociaal-economische vitaliteit van een veelzijdig platteland. Om deze ontwikkeling te stimuleren is op 6 december 2007 door de minister van LNV een Taskforce Multifunctionele Landbouw ingesteld. De missie van de Taskforce is het stimuleren van de verdere ontwikkeling van de multifunctionele landbouw als motor van een veelzijdig (en) ondernemend platteland

Beoogde effecten en resultaten

De Taskforce verbindt private en publieke partijen. Samen met bedrijven en gebieds- en ketenpartijen wil de Taskforce de volgende doelen realiseren:

1. Inspelen op de vraag vanuit de markt:

  De omzet van de multifunctionele landbouw in de plattelandseconomie verdubbelt in de periode 2008–2011. Er zijn nieuwe levensvatbare ketens van sectoren in de multifunctionele landbouw ontstaan. Belemmeringen in de markt zijn weggenomen.

2. Ruimte bieden aan ondernemers die bijdragen aan een veelzijdig platteland:

  Multifunctionele ondernemers krijgen de ruimte om te groeien en te professionaliseren. Ze dragen actief bij aan een mooier, functioneler en herkenbaarder buitengebied, een bloeiende plattelandseconomie en werkgelegenheid. Het beleid voor het platteland, de landbouw, ruimtelijke ordening en planologie is op elkaar afgestemd en geïntegreerd. Er zijn zoveel mogelijk onnodige belemmeringen in de wet- en regelgeving weggenomen.

3. Versterking van ondernemerschap:

  Ruim 15 000 bestaande en nieuw ondernemers worden actief gestimuleerd en geholpen bij de ontwikkeling van nieuwe taken. Ten minste 3 000 ondernemers zijn direct betrokken bij de projecten en activiteiten van de Taskforce. De resultaten en ervaringen hiervan worden benut door nog eens 12000 multifunctionele ondernemers. Het aanbod van maatschappelijke kwaliteitsproducten en -diensten is vergroot.

4. Meer en beter toegankelijke kennis:

  Een nieuw te vormen kennisnetwerk ondersteunt en helpt bij de realisatie van de eerste drie doelstellingen. Dit kennisnetwerk zorgt zo nodig zo voor nieuwe kennis. Het kan daarbij ook gebruik maken van de bestaande LNV-kennisinfrastructuur.

Recreatie

Doelstelling minister LNV

In 2013 moet het gebruik en de tevredenheid van recreatieve voorzieningen in de Randstad op hetzelfde niveau liggen als in de rest van Nederland. Deze voorzieningen moeten in het meest ongunstige geval op maximaal 10 minuten fietsen bereikbaar zijn.

De behoefte aan voldoende recreatieve mogelijkheden van goede kwaliteit blijft stijgen. Om daaraan te voldoen zullen forse inspanningen moeten worden geleverd. Van belang is ook dat er ruimte geboden wordt voor recreatief en toeristisch ondernemerschap in een goede relatie tot natuur en landschap.

Rol van LNV ten aanzien van recreatie:

• Opheffen van bestaande tekorten aan dagrecreatiemogelijkheden in de stedelijke gebieden en het vergroten van recreatieve mogelijkheden buiten de stad.

• Ontwikkelen en versterken van de recreatieve toegankelijkheid van de groene gebieden om de stad, en van natuur, water en platteland voor recreatief gebruik. Concreet gaat het om het kwalitatief verbeteren van de al bestaande routenetwerken door knelpunten in de routes op te lossen en te voorkomen dat er nieuwe knelpunten, zoals infrastructurele barrières, ontstaan. Tevens financiert LNV de aanleg en instandhouding van recreatieve paden en voorzieningen in de gebieden van Staatsbosbeheer, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), in natuurgebieden buiten de EHS en in Nationale Landschappen.

• Het faciliteren van innovatie in de recreatiesector in relatie tot ruimtelijke kwaliteit van natuur en landschap. LNV en het InnovatieNetwerk ondersteunen vooruitstrevende recreatieondernemers en de recreatiesector met het helpen formuleren van een innovatieagenda en een innovatieprogramma met concrete acties die moeten gaan aanzetten tot meer innovatie in de recreatiesector, waarbij ruimte voor ondernemerschap gepaard gaat met creëren van omgevingskwaliteit. Deze lijn adresseert recreatieondernemers als mede dragers van het Nederlandse landschap en beoogt ze te stimuleren tot meer gebiedsgerichte samenwerking.

Beoogde effecten en prestaties
Indicator Taakstelling haRealisatie taakstelling per 1–1–2007 ha Taakstelling ILG 2007–2013 ha Normkosten in euro per ha Bron
Verwerven Groen en de Stad (RodS) 16 000 11 9044 096 81 550 MJP2
Inrichten grootschalig Groen en de Stad 16 000 10 338 5 662 43 500 MJP2
IndicatorNulmeting 2007 StreefwaardePlanning Meetmethode Bron
Gebruik recreatieve voorzieningen in de Randstad Inwoners Randstad gemiddeld 25% minder Zelfde niveau als rest van Nederland 2013 Enquete Continu Vrije Tijds Onderzoek (CVTO) 2006/2007 Monitor AVP en begroting
Tevredenheid recreatieve voorzieningen in de RandstadIn Randstad 65,8% van de maximale score, buiten Randstad 74,5%Zelfde niveau als rest van Nederland 2013 Enquete Woon-onderzoek 2006 Monitor AVP en begroting

De indicator voor recreatie is gericht op het gebruik en de tevredenheid over recreatieve gebieden in de Randstad. In 2013 is het gebruik van en de tevredenheid over de recreatieve gebieden in de Randstad op hetzelfde niveau als in de rest van Nederland. De focus op de Randstad vloeit voort uit het feit dat het overgrote deel van de rijksmiddelen in dit gebied wordt ingezet. Daarbij wordt gestreefd naar een optimale toegankelijkheid van recreatief groen vanuit de stad. Dit kan zowel groen in de stad betekenen zoals parken, groen in de wijk of kwalitatief hoogwaardige groenstroken, als (grootschalig) groen om de stad betreffen.

Natuur

Doelstelling minister LNV

In 2010 zijn alle Natura 2000 gebieden definitief aangewezen.

In 2010 wil Nederland aan het Europese streven voldoen de achteruitgang in biodiversiteit tot stilstand te brengen, met in achtneming van de opmerking van de Europese Commissie dat volledig voldoen aan die doelstelling niet waarschijnlijk is.

We hebben in Nederland op veel plaatsen schitterende, rijke natuur. Prachtige, internationaal belangrijke gebieden als de Waddenzee en Veluwe tonen dit aan. Maar in Nederland staat de biodiversiteit wel onder druk. Dit blijkt onder andere uit de Rode Lijsten van bedreigde dier- en plantensoorten. Sinds 1950 is meer dan 10% van de soorten op deze lijsten uit Nederland verdwenen. Circa 45% van de nog wel aanwezige soorten wordt bedreigd of is kwetsbaar.

Een van de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang van biodiversiteit is de afname van het areaal natuur in Nederland in de afgelopen 100 jaar van circa 900 000 in 1900 tot circa 500 000 in 2000.

De Nederlandse regering voert vanaf 1990 gericht beleid om de biodiversiteit te beschermen.

Belangrijke instrumenten om de biodiversiteit nationaal te beschermen zijn de Natuurbeschermingswet, de Flora- en Faunawet en de realisatie van de EHS (Ecologische Hoofdstructuur). Middels genoemde wetten worden bedreigde gebieden zoals de Natura 2000 gebieden en bedreigde soorten beschermd tegen menselijke ingrepen (o.a. ruimtelijke ingrepen, handel in bedreigde soorten). Daarnaast worden bepaalde soorten actief beschermd door hun leefgebieden actief te verbeteren zoals weidevogels.

Voor het realiseren van de EHS zijn in 2006 bestuursovereenkomsten gesloten tussen de provincies en het Rijk voor de periode 2007–2013 het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Hierin is vastgelegd hoe de rijksmiddelen zijn toebedeeld aan de provincies en welke prestaties de provincies hiervoor leveren. Met deze bestuursovereenkomsten ligt de regie over de voortgang van de EHS bij de provincies.

ILG

Bij de inwerkingtreding van het Investeringsbudget Landelijk Gebied is de uitvoering van het beleid voor natuur, landschap en reconstructie overgedragen aan de provincies. De provincies zijn verantwoordelijk voor het realiseren van de prestaties die zijn afgesproken en rapporteren daarover jaarlijks aan het Rijk. Deze voortgangsrapportages worden, voorzien van een analyse van de minister van LNV, aan de Kamer aangeboden. De provincies leggen in 2014, na afloop van de ILG-periode, verantwoording af aan het Rijk over de geleverde prestaties over de periode 2007–2013 en over de besteding van de Rijksmiddelen. In 2010 vindt er een tussenevaluatie plaats.

Beleidsprogramma biodiversiteit

In 2008 is in samenwerking met Ontwikkelingssamenwerking en VROM het beleidsprogramma voor biodiversiteit 2008–2011 gepresenteerd en heeft als titel Biodiversiteit werkt: voor natuur, voor mensen, voor altijd. In dit programma worden de prioriteiten aangegeven voor de komende vier jaar. Met deze prioriteitstelling willen we de focus van de Nederlandse bijdrage aan het aanpakken van de aantasting van de biodiversiteit in de wereld vergroten.

kst-31700-XIV-2-6.gif

Bron. rapport «Halting biodiversity loss in the Netherlands», Planbureau voor de leefomgeving.

Natura 2000

Met het uiterlijk in 2010 definitief aanwijzen van 162 Natura 2000 gebieden geeft Nederland invulling aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Binnen deze gebieden wordt Europees unieke natuur beschermd. Het doel is om in 2010 de teruggang van de biodiversiteit te hebben gestopt. Hiermee draagt LNV bij aan de Europese doelstelling.

In 2009 moeten alle 162 gebieden in ontwerp zijn aangewezen en zal naar verwachting circa de helft van de gebieden ook definitief worden aangewezen. Tevens zullen voor circa 100 gebieden beheerplannen in concept afgerond zijn. In een beheerplan wordt door alle betrokkenen afgesproken wat er gedaan moet worden om de doelstellingen voor het betreffende gebied te behalen. Tevens wordt beschreven welke activiteiten onder welke voorwaarden doorgang kunnen vinden, zonder vergunningplichtig te zijn. Het opstellen van de beheerplannen wordt gedaan in nauwe samenwerking met de overige bevoegde gezagen, de ministeries van Verkeer en Waterstaat en Defensie evenals de 12 provincies en het Inter Provinciaal Overleg (IPO).

kst-31700-XIV-2-7.gif

Ecologische Hoofdstructuur

Het kabinet werkt hard aan de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), een samenhangend netwerk van natuurgebieden van 728 500 hectare dat in 2018 gereed moet zijn.

De Tweede kamer heeft de EHS benoemd tot Groot Project. In 2008 is een rapportageformat ontwikkeld dat is afgestemd op de wensen van de TK. Eenmaal per jaar zal een rapportage aan de Kamer worden gezonden.

Een sterke biodiversiteit is de levensverzekering voor huidige en toekomstige generaties. Om de biodiversiteit te versterken worden naast de wettelijke kaders (Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet) subsidie-instrumenten via het ILG (voor verwerving, inrichting en beheer van natuur) en voorlichting ingezet.

kst-31700-XIV-2-8.gif
Ontwikkeling EHS in hectares
 t/m 20062007–2013 2014–2018
Bestaande EHS 453 500453 500 453 500
Nieuwe EHS gerealiseerd 139 991139 991 139 991
Nieuwe EHS ILG  64 77564 775
Nieuwe EHS Restant   70 234
Totaal593 491 658 266 728 500

Leefgebiedenbenadering

Met de provincies, soortenbeschermingsorganisaties, terreinbeherende organisaties en bedrijfsleven is een nieuwe beleidsstrategie voor het actieve soortenbeleid opgesteld de leefgebiedenbenadering. De nieuwe aanpak richt zich op de instandhouding en actieve ontwikkeling van leefgebieden voor groepen van soorten. De aanpak biedt ruimte aan ecologische en economische ontwikkelingen. De projecten die in 2007 en 2008 op grote schaal zijn uitgevoerd laten zien dat de nieuwe aanpak werkt. In 2009 gaan de provincies, in samenwerking met het Rijk, uitwerkingsplannen opstellen zodat vanaf 2010 de regie op de uitvoering van de leefgebiedenbenadering aan de provincies wordt overgedragen. Het Rijk draagt zorg voor de onderlinge samenhang van deze uitwerkingsvoorstellen en voor eventuele soorten waarvoor het Rijk beter de verantwoordelijkheid kan dragen.

Doelstelling nr. 25

In 2011 worden productiedieren en gezelschapsdieren beter behandeld en moet 5% van de stallen integraal duurzaam en diervriendelijk zijn, waarbij voldaan wordt aan dierenwelzijneisen die verder gaan dan de huidige wettelijke eisen.

Doelstelling minister LNV

In 2009 moet gemiddeld 72% van de regelgeving op het terrein van dierenwelzijn worden nageleefd, in 2010 75% en in 2011 80%.

In 2009 moet minimaal 1,2% van de stallen integraal duurzaam zijn, in 2010 2,8% en in 2011 minimaal 5%.

Definitie van duurzame stallen:

Integraal duurzame stallen zijn stal- en houderijsystemen waarin verschillende duurzaamheidsaspecten in onderlinge samenhang verbeterd zijn ten opzichte van de reguliere systemen. Naast een extra verbetering van dierenwelzijn ten opzichte van de huidige wettelijke normen, gaat het om stallen en houderijsystemen die tenminste voldoen aan andere belangrijke maatschappelijke randvoorwaarden zoals milieu, diergezondheid, arbeidsomstandigheden én economische haalbaarheid.

De duurzaamheidskenmerken van integraal duurzame stallen zijn ontwikkelingsgericht en niet statisch. Voortschrijdend onderzoek en innovatie leiden ertoe dat de integraal duurzame stal van vandaag een andere stal is dan die van 2010. De lat zal geleidelijk steeds hoger worden gelegd.

De overheid bepaalt de randvoorwaarden, waarbinnen de verschillende maatschappelijke partners zoals ondernemers en maatschappelijke organisaties kunnen werken aan verdere verbetering van het dierenwelzijn, als integraal onderdeel van verdere verduurzaming.

De nota dierenwelzijn is het dierenwelzijnskompas voor de komende jaren. In januari 2008 is een werkprogramma gepubliceerd waarin de in deze nota genoemde acties verder zijn uitgewerkt. De Kamer wordt jaarlijks over de voortgang geïnformeerd via een voortgangsbrief.

De inzet van LNV is dat de samenleving de komende jaren meer inzicht krijgt ín, en respect ontwikkelt vóór het natuurlijke gedrag en de daaraan gerelateerde behoeften van dieren in hun omgeving. Zij past haar omgang en de wijze van het houden van dieren daarop aan, inclusief het aankoopgedrag van dieren of dierlijke producten. De Nederlandse samenleving zal qua dierenwelzijn in de Europese voorhoede opereren. Dit is een weerbarstig traject dat tijd vraagt. Daarom wordt hiervoor een tijdshorizon van 15 jaar gehanteerd, gerekend vanaf 2007.

LNV hecht groot belang aan een gezamenlijke aanpak van sector, ketenpartijen, retail, maatschappelijke organisaties en de overheid. Met vereende krachten is een verandering van productiewijze en consumptiegedrag te realiseren.

Deze ambitie wil LNV realiseren via de volgende lange termijn doelstellingen:

1. Het perspectief van het dier is leidend bij de inrichting van stallen en de bedrijfsvoering, zonder dat andere aspecten als economie, milieu, diergezondheid, voedselveiligheid en arbeidsomstandigheden uit het oog worden verloren.

2. Gehouden dieren kunnen behoeften voortvloeiend uit hun natuurlijk gedrag uiten, krijgen daglicht, hebben voldoende ruimte en ondergaan geen fysieke ingrepen als gevolg van de wijze van het houden. Transport van slachtvee over lange afstand vindt niet meer plaats.

3. Gehouden dieren zijn in principe zichtbaar voor burgers, ofwel in het landschap, ofwel op het bedrijf.

4. Houders van hobby- en gezelschapsdieren beschikken over voldoende kennis, informatie en ondersteuning om hun verantwoordelijkheid te nemen bij de aankoop, huisvesting en verzorging van de dieren en handelen hiernaar.

5. Consumenten beschikken over voldoende kennis, informatie en ondersteuning om in redelijkheid een afweging te kunnen maken bij hun aankoop van dierlijke producten wat dierenwelzijn betreft.

LNV wil de lange termijn ambitie met de volgende instrumenten bereiken:

Wettelijk kader

Het welzijn van dieren wordt gewaarborgd middels de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) en de op deze wet gebaseerde regelgeving. In het Coalitieakkoord zijn het verhogen van de strafmaat voor dierenmishandeling en het opleggen van een houdverbod aan dierenmishandelaars als expliciete ambities opgenomen. Het verbod op dierenmishandeling is opgenomen in de GWWD.

Handhaving

De wettelijke voorschriften hebben tot doel een basisniveau van welzijn te garanderen. In het Coalitieakkoord is de ambitie geformuleerd om de handhaving van welzijnsregelgeving verder te intensiveren. Hiervoor zijn extra middelen ter beschikking gesteld. Aan deze ambitie wordt invulling gegeven middels een verdere capaciteitsuitbreiding bij de AID en de VWA.

Financiën/innovatie

Oplossingen voor knelpunten in het welzijn van dieren moeten onder andere gevonden worden door innovatie van productie – en huisvestingssystemen. De uitdaging ligt erin dusdanige systemen te ontwikkelen, die ook economisch perspectief bieden en de doelen ten aanzien van milieu, klimaat, diergezondheid, voedselveiligheid en arbeidsomstandigheden dichterbij brengen (integraal ontwerpen).

Met innovatie- en investeringssubsidies en fiscale instrumenten wordt het toepassen van nieuwe integraal duurzame en diervriendelijke ondersteund en de ontwikkeling en marktintroductie van tussensegmenten gestimuleerd. Een nauwe samenwerking tussen praktijk, onderzoek en onderwijs, eventueel in publiek-private samenwerkingsconstructies, is daarbij nodig. De Verklaring van Noordwijk, die ervoor moet zorgen dat op termijn gestopt kan worden met het castreren van biggen, is een goed voorbeeld van hoe vereende krachten kunnen zorgen voor een beter welzijn van het dier.

Kennisontwikkeling, benutting en verspreiding

De aandacht zal de komende jaren vooral uitgaan naar kennis waar op dit moment in de praktijk behoefte aan is om de noodzakelijke verbeteringsslagen en ambitie te realiseren. De Kennisagenda Dierenwelzijn zal sturend zijn voor de inzet van deze kennisinstrumenten. Nieuwe inzichten en ontwikkelde kennis moeten worden toegepast om tot vooruitgang te leiden. Daarom is veel aandacht nodig voor de doorwerking van kennisontwikkeling.

Beoogde effecten en resultaten
Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2009 Streefwaarde Planning Bron
Outcome       
Dierenwelzijn      
1. % naleving v. bestaande welzijnsnormen 70% 2005 72% 80% 2011AID
2. % integraal duurzame stallen«0» meting 2009 1,2% 5% 2011 WUR

1. Naleving bestaande welzijnsnormen

Het genoemde percentage van 72% bij de streefwaarde 2009 betreft een gemiddelde van alle regelgeving op het gebied van dierenwelzijn. Jaarlijks wordt bekeken of een andere interventiestrategie nodig is. De uitkomst van het project programmatisch handhaven zal vanaf 2009 van invloed zijn op de wijze van handhaven en mogelijk op de streefwaarde in de toekomst.

2. Integraal duurzame stallen

In de nota Dierenwelzijn is als doelstelling opgenomen dat in 2011 5% van de stallen integraal duurzaam en diervriendelijk moet zijn waarbij voldaan moet worden aan dierenwelzijnseisen die verder gaan dan de huidige wettelijke normen. Er wordt een monitoringsinstrument opgesteld waarmee de realisatie van integraal duurzame stallen kan worden gevolgd. Deze monitor is gereed in het voorjaar van 2009. Voorjaar 2009 is ook de nul-meting gereed. Wanneer de monitor/nul-meting gereed is, zal jaarlijks worden gevolgd (en gerapporteerd in het LNV-jaarverslag) hoe de realisatie zich ontwikkelt.

Op dit moment zijn er totaal circa 105 000 stallen in Nederland. Een streefwaarde van 5% betekent dus dat het gaat om circa 5 250 integraal duurzame stallen. De verwachting is dat dit percentage een vliegwielfunctie heeft voor verdergaande groei.

Doelstelling nr. 29

Het realiseren van een beperkt aantal complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis.

Doelstelling minister LNV

De 4 gebiedsprojecten (Nota Ruimte) op het LNV-domein zullen uiterlijk in 2010 worden verkend en uitgewerkt conform de daarvoor opgestelde Nota Ruimte procedure, waarbij de rijksbetrokkenheid nader zal worden ingevuld.

Voor de 4 projecten op het gebied van Urgentieprogramma Randstad (UPR) waarvoor de minister van LNV coördinerend bewindspersoon is, worden de afgesproken mijlpalen gehaald.

De ruimtedruk in Nederland neemt toe. De vraag naar wonen, werken en recreëren groeit door en de grond wordt schaarser. Veel burgers maken zich zorgen dat hun leefomgeving wordt dichtgebouwd en nog verder verrommelt.

Het Kabinet streeft ernaar Nederland mooi te houden. Mede op basis van de Nota Ruimte wordt zorgvuldig aandacht besteed aan hoe de verdere verstedelijking (wonen en werken) zich kan ontwikkelen zonder het landschap en de leefbaarheid van het land aan te tasten. Deze ruimtelijke opgaven zijn complex en vragen veelal om een gebiedsgerichte benadering, waarin de samenhang tussen de verschillende maatschappelijke doelen gewaarborgd is.

Op het terrein van natuur, landschap, recreatie en landbouw liggen diverse integrale gebiedsopgaven die vallen onder de verantwoordelijkheid van LNV. Doel is om meer groen te realiseren, te zorgen voor een goede landbouwstructuur en slim te combineren met de overige gebiedsgerichte doelstellingen.

Zo zijn in het kader van de Nota Ruimte en het programma Randstad Urgent onder meer de projecten Greenports, de Groene Ruggengraat (het Groene Hart), Mooi en Vitaal Delfland en de Haarlemmermeer aan de Minister van LNV toegewezen. Van een deel van de Greenport projecten en de Veenweiden zal op korte termijn de uitvoeringsfase starten. Deze projecten zijn versnellingsprojecten uit de 1e tranche Nota Ruimte 2008–2010. Het overige deel betreft voornamelijk verkenningsprojecten die vallen onder de tweede tranche Nota Ruimte 2011–2014. De beleidseffecten en financiering van deze opgaven worden de komende tijd verder uitgewerkt.

Daarbij wordt rekening gehouden met de structurele verankering van (landschaps)-ontwerpen bij de Nota Ruimte-projecten, conform de toezeggingen daaromtrent in de Visie Architectuur & Ruimtelijk Ontwerp.

Andere Nota Ruimte-projecten waarvan LNV trekker is zijn Klavertje 4 (Glastuinbouw Venlo, Floriade), de Nieuwe Hollandse Waterlinie (o.a. renovatie forten en verbetering cruciale onderdelen routestructuur) en de Herstructurering Veenweidengebieden (remmen van bodemdaling en verduurzaming waterbeheer). Bij veel van de andere Nota Ruimte-projecten is LNV nauw betrokken.

Beoogde effecten en resultaten

De provincies zijn verantwoordelijk voor de realisatie van de prestaties die zijn afgesproken in de bestuursovereenkomsten in het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied. De provincies rapporteren daarover jaarlijks aan het Rijk. Het Rijk is verantwoordelijk voor de effectmetingen van het beleid. Daartoe heeft het Rijk voor de meeste ILG-doelstellingen een nulmeting uitegevoerd; voor enkele resterende doelstellingen zullen deze op korte termijn nog worden uitgevoerd. Vervolgens zal periodiek een volgende meting plaatsvinden. Hiermee heeft het Rijk een instrument om periodiek over de effecten van het beleid te kunnen rapporteren.

In 2009 zal de uitvoering van onder meer de Greenports en de Veenweiden projecten zijn gestart. Dit gebeurt door publieke en private betrokkenen in overleg met provincies en is gekoppeld aan de vastgestelde ILG beleidsdoelen en de concreet benoemde Nota Ruimte-projectprestaties.

In overleg met andere rijkspartijen zullen de verkenningsprojecten uit de Nota Ruimte nader uitgewerkt en beoordeeld worden op de maatschappelijke kosten en baten.(Tweede kamer, 2006–2007, 30 800 D nr. 6, inzake procedure FES-middelen voor projecten Nota Ruimte en Tweede Kamer, 2006–2007, 29 435 nr. 192 inzake geselecteerde projecten), Het kabinet zal naar verwachting in 2010 besluiten nemen over de rijksbijdrage uit het Nota Ruimte budget, waarna vanaf 2011 de projecten van start kunnen gaan.

De Deltacommissie (Commissie Veerman) komt in september met haar rapport over de opgaven voor Nederland voor waterveiligheid als gevolg van de klimaatverandering. LNV spreek de ambitie uit aan de slag te gaan met de uitwerking van de maatregelen uit het advies van de Deltacommissie die direct een duurzame ontwikkeling van het landelijk gebied betreffen en zal de consequenties voor landbouw, natuur, recreatie en visserij in kaart brengen.

Doelstelling nr. 41

Een maatschappelijke stage voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs.

Doelstelling minister LNV

Vanaf schooljaar 2011–2012 volgen alle leerlingen vmbo-groen een maatschappelijke stage in hun schoolloopbaan. In 2011 zijn er 10 000 stageplaatsen in het groen.

Het kabinet wil dat alle leerlingen tijdens hun schooltijd in het voortgezet onderwijs een maatschappelijke stage volgen zodat ze kunnen kennismaken met en bijdragen aan de samenleving (Coalitieakkoord). De maatschappelijke stage past in het LNV-beleid gericht op Jeugd, Natuur, Voedsel en Gezondheid. Het groene domein is bij uitstek geschikt voor maatschappelijke stages. Er zijn bijvoorbeeld mogelijkheden in natuur- en landschapsbeheer, dierverzorging, voedselkwaliteit en (zorg)boerderijen. Op kleine schaal zijn al goede ervaringen opgedaan.

De maatschappelijke stages in het groene domein beogen dat de jeugd zich bewuster wordt van voedsel en haar groene leefomgeving en daar ook zorg en respect voor heeft. LNV richt zich op de stagevervulling in het groene onderwijs zelf, met een voorbeeldfunctie voor het overig onderwijs, en op het (laten) creëren van stageplaatsen in het groene domein voor leerlingen uit groene en niet groene scholen. LNV en het groene onderwijsveld spelen verder een rol bij de bemiddeling van groene maatschappelijke stageplaatsen voor niet groene scholen. In de periode tot 2011 wordt het aantal stages en stageplekken gefaseerd opgebouwd. Op 9 oktober 2007 hebben Minister Verburg en Staatssecretaris Van Bijsterveldt met een aantal belangrijke groene organisaties overeenstemming bereikt over de creatie van 7 500 stageplaatsen. In 2011 moeten 10 000 groene plaatsen gerealiseerd zijn voor het gehele voortgezet onderwijs.

Beoogde effecten en resultaten
Outcome Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2009 Streefwaarde Planning Bron
Aantal organisaties dat groene stages aanbiedt 10 200813 20 2011 LNV
Aantal groene stageplaatsen 5002008 1 500 10 000 2011 LNV
Aantal leerlingen VMBO-groen dat maatschappelijke stage volgt* 2 000 20083 500 8 000 2011 LNV

* Vanaf schooljaar 2011–2012 is de maatschappelijke stage wettelijk verplicht in het voortgezet onderwijs. Alle leerlingen in het vmbo groen volgen vanaf dat moment een maatschappelijke stage in hun schoolloopbaan. Dat betekent dat jaarlijks ruim 8000 leerlingen van in totaal ongeveer 33 000 leerlingen (huidige leerlingaantal) een maatschappelijke stage lopen. Voor de schooljaren daaraan voorafgaand worden de volgende aantallen maatschappelijke stagiars in het vmbo groen nagestreefd: Schooljaar 2007–2008 2 000 Schooljaar 2008–2009 3 000 Schooljaar 2009–2010 4 000Schooljaar 2010–2011 6 500 Schooljaar 2011–2012 8 000 Voor het jaar 2009 is als raming het gemiddelde van de schooljaren 2008–2009 en 2009–2010 opgenomen.

Onderstaand zijn twee overzichtstabellen opgenomen waarvan overzichtstabel 1 de status van de kabinetsdoelstellingen aangeeft en overzichtstabel 2 een overzicht geeft van de geraamde bedragen per kabinetsdoelstelling voor de jaren 2009 t/m 2011.

Overzichtstabel 1: Status kabinetsdoelstellingen
Nr.Kabinetsdoelstelling Relevant begrotingsartikel (OD niveau) Stand van zaken Relevante beleidsnota’s
1Draagvlak Europa29.12 In voorbereiding Herziening Gemeenschappelijk landbouwbeleid, Tweede Kamer 2007–2008, 28 625, nr. 54
6Duurzame economische ontwikkeling, armoede bestrijding29.21 In uitvoering– Beleidsnotitie «Landbouw, Rurale Bedrijvigheid en Voedselzekerheid, 2008» (Tweede Kamer 2007–2008, 31 250, nr. 14)
   In uitvoering – Kabinetsvisie Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO)
11Hoger onderwijs met meer kwaliteit en minder uitval26.16In uitvoering – Actieplan Leerkracht Nederland (Tweede Kamer 2007–2008, 27 923 nr. 45)
   Afgerond– Actieplan examinering (Tweede kamer 2007–2008, 27 451, nr. 81)
   Afgerond– Onderwijsjaarverslag 2006–2007 (Tweede Kamer 2007–2008, 31 200, nr. 177
   In uitvoering– Meerjarenafspraak Groene Kenniscoöperatie
   In uitvoering– Beleidsagenda groene lerarenopleiding
   In uitvoering– Lissabondoelstellingen
14Versterken innovatief vermogen21.11, 21.12, 21.13,26.15, 26.16 In uitvoering– Beleidsnota Biobased economy (Tweede Kamer 2007–2008, 29 575, nr. 16
   Afgerond– Wetenschaps- en technologie-indicatoren 2008(Tweede Kamer 2007–2008, 31 288, nr.25
   Afgerond– Jaarverslag Syntens inzet voor LNV
16Minder regels, minder instrumenten, minder loketten29.21 In voorbereidingBrief aan de Kamer over voortgang aanpak regeldruk LNV
22Stimuleren duurzame consumptie en productie21.12,21.13,21.14, 22.11, 25.11 In uitvoering– Beleidsnota Biologische Landbouw, Tweede Kamer 2007–2008, 29 842, nr. 15
   In uitvoering– Brief duurzame veehouderij Toekomst van de intensieve veehouderij (Tweede Kamer 2007–2008, 28 973 nr. 18
24In 2011 tevreden over landschap, meer groene gebieden en natuur en een vitaler platteland23.11,23.12, 23.13, 23.14, 24.11, 24.12, 24.13,24.14 In voorbereiding Agenda Landschap
25Betere behandeling productie- en gezelschapsdieren en 5% van de stallen zijn integraal duurzaam en diervriendelijk21.12, 26.15 In uitvoering– Nota Dierenwelzijn (Tweede Kamer 2007–2008, 28 286, nr. 76)
   In uitvoering– Werkprogramma Dierenwelzijn (Tweede Kamer 2007–2008, 28 286, nr 97)
29Realisatie complexe ruimtelijke opgaven27.11In uitvoering– Procedure inzet FES-middelen voor Nota Ruimte, Tweede Kamer, 2006–2007, 30 800 D, nr. 6
   In uitvoering– Nota Ruimte, Tweede Kamer 2006–2007, 29 435, nr. 192
   In uitvoering– Urgentie Programma Randstad , Tweede Kamer 2007–2008, 31 089, nr. 12
41Maatschappelijke stage voor leerlingen in voortgezet onderwijs26.16 In uitvoering – Samen leven kun je leren: Plan van aanpak voor de invoering maatschappelijke stage in het Voortgezet onderwijs (Tweede Kamer 2007–2008, 31 289, nr. 10).
    – Intentieverklaring Groene invulling maatschappelijke stage
Overzichtstabel 2: Geraamde bedragen per kabinetsdoel voor 2009, 2010 en 2011 x € 1 000
Doelstelling kabinetOmschrijving kabinetsdoelstellingBeleidsartikelen/operationele doelstelling LNV-begrotingOmschrijving beleidsartikel/operationele doelstelling op LNV-begroting Geraamde uitgaven 2009Geraamde uitgaven 2010 Geraamde uitgaven 2011
1Draagvlak voor Europa 29 Algemeen   
6Duurzame ontwikkeling, armoedebestrijding 29Algemeen   
11 Hoger onderwijs met meer kwaliteit en minder uitval 26 Kennis en Innovatie725 363727 814728 339
  26.15Kennisontwikkeling en innovatie4 2804 2384 220
  26.16Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs721 083723 576724 119
14Versterken innovatief vermogen van de Nederlandse economie 21 26 Duurzaam ondernemen Kennis en innovatie 62 341 179 48355 941 172 71037 860 163 760
  21.11Verbeteren ondernemerschap- en -klimaat5 9244 2564 256
  21.12Bevorderen maatschappelijk geaccepteerde productie-voorwaarden en dierenwelzijn5 6584 9473 261
  21.13Bevorderen duurzame productiemethoden50 75946 73830 343
  26.15Kennisontwikkeling en innovatie110 636104 956101 703
  26.16Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs68 73967 75462 057
16 Minder regels, minder instrumenten, minder loketten      
22 Stimuleren van duurzame consumptie en productie 21 22 25 Duurzaam ondernemen Agrarische ruimte Voedselkwaliteiten diergezondheid 47 343 7 704 4 42944 366 7 089 4 42926 627 – 4 429
  21.12Bevorderen maatschappelijk geaccepteerde productie-voorwaarden en dierenwelzijn8251 146774
  21.13Bevorderen duurzame productiemethoden29 81630 56718 220
  21.14Bevorderen duurzame vangst16 70212 6537 633
  22.12Ruimte voor niet grondgebonden landbouw7 7047 0890
  25.11Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedsel-aanbod en consumptie-patroon4 4294 4294 429
24 In 2011 meer tevredenheid over landschap, zijn groene gebieden gerealiseerd, is het platteland vitaler en wordt geïnvesteerd in natuur 21 23 24 Duurzaam ondernemen Natuur Landschap en recreatie 3 000 457 255 148 8993 000 442 283 146 9433 000 412 679 114 434
  21.13Bevorderen duurzame productiemethoden3 0003 0003 000
  23.11Verwerven EHS84 52388 22974 198
  23.12Inrichten EHS131 830128 675120 794
  23.13Beheren EHS168 997165 913161 172
  23.14Beheer natuur buiten EHS en beschermen internationale biodiversiteit71 90559 46656 515
  24.11Nationale Landschappen24 67122 87422 380
  24.12Landschap algemeen5 6774 8855 034
  24.13Recreatie in en om de stad79 50380 76050 860
  24.14Recreatie algemeen39 04838 42436 160
25 In 2011 verbetering dierenwelzijn en moet 5% van de stallen duurzaam en diervriendelijk zijn 21 26 Duurzaam ondernemen Kennis en Innovatie6 614 6 9086 982 6 9087 432 6 908
  21.12Bevorderen maatschappelijk geaccepteerde productie-voorwaarden en dierenwelzijn6 6146 9827 432
  26.15Kennisontwikkeling en innovatie5 5005 5005 500
  26.16Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs1 4081 4081 408
29 Realiseren van enkele complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis 27 Bodem, water en reconstructie zandgebieden 52 07363 73144 815
  27.11Reconstructiezandgebieden52 07363 73144 815
41Maatschappelijke stages 26 Kennis en Innovatie1 207890871
  26.16Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs1 207890871
 Totaal gerelateerd aan kabinetsdoelen  1 702 6191 683 0861 551 154

Circa € 0,78 mld. aan uitgaven is niet direct toe te rekenen aan de kabinetsdoelen uit «Samen werken, samen leven». De niet toegerekende utigaven betreffen voornamelijk de apparaatsuitgaven en de uitvoeringskosten van beleid/bijdragen aan baten-lastendiensten.

2.1.2 Financieel kader voor 2009

In het kader van de begrotingsvoorbereiding 2009 heeft er op de LNV-begroting een allocatieve weging van beleidsprioriteiten en -posterioriteiten plaatsgevonden, die er toe strekt om beleidsambities en middelen met elkaar in overeenstemming te brengen. Met het oog op een aantal beleidsintensivering (naast de intensiveringsmiddelen tranche 2009 Coalitieakkoord) en een aantal budgettaire knelpunten die meerjarig budgettaire dekking behoeven is besloten tot een aantal ombuigingen, zowel op programma- als op apparaatsuitgaven.

De belangrijkste uitkomsten van deze weging zijn opgenomen in onderstaande tabel. In de verdiepingsbijlage is een nadere detaillering en een toelichting per beleidsartikel opgenomen.

Onderzoek en Kennisverspreiding

In 2009 zal ik intern op de LNV begroting een onderzoek uitvoeren binnen het onderzoeksbudget en het budget voor kennisverspreidingsprojecten met tot doel deze middelen opnieuw te prioriteren. Deze herprioritering moet ertoe leiden dat de inzet van deze middelen vanaf 2010 sterker worden gericht op de (versnelde) realisatie van mijn specifieke beleidsthema’s: innovatie, transitie en verduurzaming. De resultaten van deze herprioritering worden bij begroting 2010 zichtbaar gemaakt.

Uitgaven

De begroting van de uitgaven voor 2009 is ten opzichte van de meerjarencijfers in de begroting 2008 bijgesteld met € 174 mln. Deze bijstelling bestaat uit de mutaties, zoals opgenomen in onderstaande tabel.

Bedragen x € 1 mln.
 Artnr. 2008 2009 2010 20112012 2013
Stand begroting 2008  2 323 2 3032 251 2 095 2 077 2 077
1 Verduurzaming Visserij 21 20     
2 Plattelandsvoorzieningen 24 10     
3 Veenweidegebieden 27 6 812 9   
4 Maatregelen VWA/Hoekstra 2514 14 4 4 4 4
5 Blauwtong, vrijwillige vaccinatie 25 12     
6 Leerlingenaantallen 26 2 22 2 2 2
7 Kasschuif ICT-investering 292 4 5 – 3 – 4 – 4
8 Interne begrotingsreserves 21 67     
9 FES-projecten Kennis en innovatie 21/26 6  2 6  
10 Loonbijstelling 2008/Prijsbijstelling 2008 Groen Onderwijs 28 50 49 49 48 47 47
11 Eindejaarsmarge 2007 25 4     
12 Tranche 2008 CA-intensiveringsmiddelen (Voorjaarsnota 2008) div. 24 2520 15 15 14
13 Tranche 2009 CA-intensiveringsmiddelen div. 4 35 36 35 2727
14 Aanvullende Intensiveringsmiddelen uit het FESdiv. 12 26 11 20 8 4
15 Correctie op CA-taakstelling Groen Onderwijs – teldatum MBO 26  5 5 5 5 5
16 Impulsprogramma verduurzaming agroketens 21  53 1   
17 Natura 2000 23 9     
18 Dienst Regelingen 21 12     
19 Oostvaarderswold     15 14
20 Overloop DLO-bekostiging 26 10     
21 Herijking apparaatsbudgetten /Renovatie hoofdgebouw div. 10 12 12 8 7– 4
22 Kasschuif Glastuinbouw 21– 37 – 15 10 10 16 15
23 Taakstelling ICT   – 5 – 10 – 15– 15 – 15
24 Medebewind  – 2 – 3– 2 – 2   
25 Taakstellingen subsidieregelingen 21  – 1 – 3 – 5 – 5– 5
26 Beëindigen Natuurregelingen 23 – 1 – 12 – 12 – 12 – 12
27 Overige 2117 14 8 – 1 13 6
        
Stand begroting 2009  2 575 2 477 2 4032 220 2 186 2 163

De mutaties 1 t/m 12 zijn (grotendeels) in de eerste suppletore wet samenhangende met de Voorjaarsnota 2008 aan de Kamer voorgelegd.

1. Verduurzaming visserij

In de Nota van Wijziging op de begroting 2008 zijn de gevolgen van de motie van Geel c.s. (TK 31 200 nr. 16) verwerkt. De motie betreft onder meer de verduurzaming en sanering van de visserij. Hiervoor is € 20 mln. aan de LNV-begroting toegevoegd.

2. Plattelandsvoorzieningen

In de Nota van Wijziging op de begroting 2008 zijn de gevolgen van de motie van Geel c.s. (TK 31 200 nr. 16) verwerkt. De motie betreft onder meer het in stand houden van het voorzieningenniveau op het platteland. Hiervoor is € 5 mln. aan de LNV-begroting toegevoegd. Tevens is voor dit doel € 5 mln. overgeboekt vanuit de begroting van Economische Zaken.

3. Veenweidegebieden

In het kader van de uitvoering van de Nota Ruimte worden in de Veenweidegebieden projecten gestart om de bodemdaling tegen te gaan, waardoor de specifieke culturele waarden en natuurwaarden die aan de veenweiden verbonden zijn, behouden blijven. Hiervoor wordt voor de periode 2008 t/m 2011 € 35 mln. beschikbaar gesteld. Gezamenlijk met de betrokken partijen in het gebied zijn voor de Veenweideprojecten businesscases ontwikkeld waarin kosten en baten zijn doorgerekend. Op basis hiervan is een liquiditeitsprognose opgesteld en is het ritme vastgesteld waarin de rijksbijdrage beschikbaar kan worden gesteld.

4. Maatregelen VWA/Hoekstra

De bijdrage aan de Voedsel en Warenautoriteit (VWA) wordt verhoogd. Deze verhoging dient enerzijds ter dekking van maatregelen die voortvloeien uit de Kabinetsreactie op de aanbevelingen van het rapport Hoekstra (kamerstuk 26 991, nr. 177) en rapport Vanthemsche, zoals de inzet van «vliegende brigades», het vergroten van de capaciteit en kwaliteit dierenartsen en herziening van de regeling preventies.

Anderzijds dient de verhoging ter dekking van een tijdelijk financieel knelpunt in relatie tot het maatregelenpakket dat in de LNV begroting 2008 is aangekondigd om de begroting van VWA in 2011 in evenwicht te brengen. De kostendekkende tarieven uit dit maatregelenpakket zijn per 1 maart 2008 ingevoerd. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt met de roodvleessector over een verhoging van de in rekening te brengen kosten in 2008 en 2009. Dit leidt nog niet tot volledige kostendekkendheid. Tenslotte zijn er op het principe van kostendekkendheid uitzonderingen gemaakt voor kleine bedrijven.

Bij Voorjaarsnota is in totaal € 20 mln. additioneel beschikbaar gesteld aan de VWA voor het jaar 2008 en 2009. Zoals aangegeven in de reactie op het rapport van de auditcommissie Vanthemsche inzake VWA wordt naast de bijdrage van € 20 mln. structureel € 4 mln. vanuit de LNV begroting beschikbaar gesteld voor maatregelen die voortvloeien uit de aanbevelingen van dhr. Hoekstra. Van deze reeks van € 4 mln. wordt € 1,5 mln. structureel toegevoegd aan de begroting van AID voor extra inzet op het terrein van vliegende brigades en preventie.

5. Blauwtong, vrijwillige vaccinatie

Om runderen, schapen en hobbydieren vrijwillig te kunnen vaccineren tegen blauwtong worden in 2008 vaccins aangeschaft. De uitgaven hiervan worden bij de EU gedeclareerd. Hiervoor wordt (rekening houdend met de voorfinanciering) een tegemoetkoming van per saldo € 2,6 mln. verstrekt. De LNV-uitgavenbegroting wordt in 2008 verhoogd met € 11,7 mln. In 2009 wordt de LNV-ontvangstenbegroting verhoogd met € 9,1 mln., in verband met de EU-bijdrage in 2009.

6. Leerlingenaantallen

LNV volgt voor wat betreft de bekostiging van het groene onderwijs de OCW-systematiek. Dit betekent een structurele verhoging met € 2,3 mln.

7. Kasschuif ICT-investering

LNV investeert in ICT ten behoeve van kwaliteits- en efficiencyverbeteringen in de bedrijfsvoering en primair proces. Deze investeringen leiden in de eerste jaren tot extra uitgaven en in latere jaren tot besparingen in de uitvoering, welke op een zorgvuldige en beheerste wijze zullen worden ingeregeld. In verband hiermee is een kasschuif verwerkt.

8. Interne begrotingsreserves

Met ingang van 2008 zijn op de LNV-begroting interne begrotingsreserves ingesteld. Het betreft het omzetten van de garantievermogens van een drietal stichtingen, te weten het Ontwikkeling en Saneringsfonds voor de Landbouw, het Ontwikkeling en Saneringsfonds voor de Visserij en het Borgstellingsfonds. De middelen van deze fondsen werden tot 1 januari 2008 voor het grootste deel in rekening courant aangehouden bij ’s Rijks schatkist (de Rijkshoofdboekhouding).

Als gevolg van het instellen van deze interne begrotingsreserves wordt zowel de uitgaven- als de ontvangstenbegroting van LNV met € 67,3 mln. verhoogd. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de Leeswijzer.

9. FES-projecten kennis en innovatie

Vanuit het Fonds Economische Structuurversterking zijn middelen ten behoeve van kennis en innovatie overgeheveld naar de LNV-begroting voor de reeds lopende onderzoeksprojecten Aviaire Influenza, Transitie duurzame landbouw, Potato Genome Science en Plantkundig Onderzoek. Deze verhoging in 2008 betreft de doorwerking van de vertraging in de uitvoering in 2007.

10. Loonbijstelling 2008/Prijsbijstelling 2008 Groen Onderwijs

De loonbijstelling 2008 en de prijsbijstelling 2008 voor alleen het Groen Onderwijs is toegevoegd aan de LNV-begroting.

11. Eindejaarsmarge 2007

De positieve eindejaarsmarge 2007 ad € 3,6 mln. wordt vrijwel geheel ingezet ter verhoging van de bijdrage aan de VWA. Dit hangt samen met een budgetoverheveling nog in 2007 door het ministerie van VWS aan het ministerie van LNV van € 3,5 mln. als bijdrage in de oplossing van de financiële problematiek bij de VWA. Deze bijdrage wordt in 2008 aan de bijdrage VWA toegevoegd.

12. Tranche 2008 CA-intensiveringsmiddelen (Voorjaarsnota 2008)

Uit hoofde van de intensiveringen uit het Coalitieakkoord tranche 2008 is de LNV-begroting bij Voorjaarsnota als volgt verhoogd:

Omschrijving 2008 2009 20102011 2012 2013
TransitieNoordzeevisserij 10,0 10,0 5,0   
Jonge Agrariërs  1,0 1,0 1,0 1,01,0
Chemisch, biologische, radiologische en nucleair (CRBN)0,8 1,6 1,6 1,6 1,6 0,8
Groen onderwijs 12,9 12,5 12,2 12,2 12,4 12,4
Totaal23,725,119,814,815,014,2

Transitie Noordzeevisserij

LNV realiseert in goed overleg met de sector een transitie van de Noordzeevisserij om enerzijds de noodzakelijke innovatie, gericht op meer duurzaamheid, energiebesparing en samenwerking in de keten te ondersteunen en anderzijds te komen tot een betere balans tussen vangstbestanden en vangstcapaciteit.

Jonge Agrariërs

LNV zet de ondersteuning van jonge ondernemende agrariërs voort. De investeringsregeling Jonge Agrariërs biedt financiële ondersteuning voor jonge agrariërs met beperkte solvabiliteit die na de bedrijfsovername willen investeren in kwaliteitsverbetering, innovatie, dierenwelzijn, milieu, verlaging van de productiekosten, omschakeling van productie of diversificatie van productie. Naar verwacht, kan hiermede aan de vraag naar ondersteuning van Jonge Agriërs worden voldaan.

Chemisch, biologische, radiologische en nucleair (CRBN)weerstandsverhoging

Het thema CBRN-weerstandsverhoging onderzoekinstellingen richt zich op het treffen van veiligheidsmaatregelen bij publieke onderzoeksinstellingen, waaronder universiteiten en onderzoeksinstituten binnen het LNV-domein.

Groen Onderwijs

Vanuit de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zijn structureel middelen overgeboekt ten behoeve van kwaliteitsmaatregelen (voornamelijk gratis schoolboeken VO en verbetering carrièreperspectief) en maatschappelijke stages ten behoeve van het groene onderwijs.

13. Tranche 2009 CA-intensiveringsmiddelen

De tranche 2009 van de intensiveringsenveloppen uit het Coalitieakkoord wordt aan de LNV-begroting toegevoegd. Het overgrote deel van de intensiveringsmiddelen betreft intensivering van bestaand beleid. Alleen bij de reeks voor de Agenda Landschap gaat het om nieuw beleid in het kader van een nieuwe agenda voor het landschapsbeleid.

Omschrijving 2008 2009 20102011 2012 2013
21.13 Werkprogramma Schoon en zuinig (glastuinbouw)  3 3 3  
       
21.22 Handhaven Dierenwelzijn  22 2 2 1
25.12 Handhaving/preventie dierziekten Douane en AID   0,5 1,11,2 1,3
23.14 Natura 2000  7 5 1,2 1,1 
23.14 Leefgebieden  1,5 1,5 2 2 2
23.22 Exotenbeleid  1 1 1 1 1
23.22 Naleving Natuurwetgeving  1,9 2,4 2,1 2,1 2,1
24.12 Agenda landschap  3 3 3 3 3
24.13 Beheer Recreatie om de stad  1 2 3 2 3
div. Compensatie subsidietaakstelling ILG  5,65,6 5,6 5,6 5,6
       
26.16 Groen Onderwijs 0,44,9 6,2 7,4 7,3 7,5
       
Uit het FES:      
21.13 Luchtkwaliteit (FES)3 4 4 4   
Totaal3,434,936,235,427,326,5

Werkprogramma schoon en zuinig

Deze middelen zijn bestemd voor de introductie van het stimuleren van semi-gesloten kassen in de glastuinbouw ter reductie van het gebruik van fossiele brandstoffen. De middelen worden toegevoegd aan de MEI-regeling (Marktintroductie Energie Innovaties) en beschikbaar gesteld voor innovatieve energieprojecten.

Handhaven Dierenwelzijn

LNV streeft ernaar dat in 2011 5% van stallen integraal duurzaam en diervriendelijk is en stimuleert innovaties, investeringen in diervriendelijke systemen en consumentenvraag naar diervriendelijke producten. LNV intensiveert de handhaving op dierenwelzijn en streeft naar aanscherping van wettelijke eisen in Europees verband.

Handhaving/preventie dierziekten Douane en AID

Er worden middelen beschikbaar gesteld voor extra controles door de Douane ter voorkoming van de verspreiding van dierziekten zoals AI.

Natura 2000

De verhoging voor Natura 2000 houdt onder meer verband met de aanwijzing van Natura 2000-gebieden. In 2009 zal het inspraakproces voor de ontwerp-aanwijzing voor de laatste van de 162 gebieden worden afgerond. Tevens zal de procedure worden gestart om een groot deel van de gebieden, waarvoor het rijk verantwoordelijk is, definitief aan te wijzen.

De uitgavenverhoging houdt tevens verband met het opstellen van beheersplannen in het kader van Natura 2000. LNV is verantwoordelijk voor het totstandkomen van ruim 40 beheerplannen. De processen hiertoe zullen in 2009 worden voortgezet, of worden afgerond. LNV financiert ook een deel van de kosten die de provincies maken om hun beheerplannen gestalte te geven. Daarnaast neemt LNV deel aan het interbestuurlijk regiebureau Natura 2000. Voor 2008 is voor Natura 2000 € 8,5 mln. binnen de LNV-begroting vrijgemaakt (zie ook de toelichting onder nr. 17 Natura 2000). Hiermee is voor een adequate uitvoering van de werkzaamheden in het kader van Natura 2000 in totaal € 37 mln. beschikbaar.

Leefgebieden

Voor het behoud en herstel van bedreigde dier- en plantensoorten, voorheen bekend als «soortenbescherming», worden de uitgaven vanaf 2009 verhoogd.

Exotenbeleid

Vanuit het Coalitieakkoord (tranche 2009) worden extra middelen beschikbaar gesteld aan de Plantenziektenkundige Dienst ten behoeve van een coördinerende rol voor invasieve exoten nl. het signaleren van nieuwe exoten, het (laten) uitvoeren van risicoanalyses en op basis van zo’n analyse, het inzichtelijk maken van de mogelijke wijzen en consequenties van preventie, bestrijding of beheersing van exoten. Ook geeft de PD voorlichting aan het publiek en bedrijven over de risico’s van invasieve exoten. Tot slot kan de PD de opstartfase van eventuele bestrijdingsacties zonodig ondersteunen en de efficiëntie en effectiviteit van eerder genomen maatregelen evalueren. Om al deze werkzaamheden goed uit te kunnen voeren, faciliteert de PC het functioneren van een uitgebreid en flexibel netwerk invasieve exoten, bestaande uit deskundigen en behlanghebbenden van binnen en buiten de overheid. De PD benut de kennis en expertise van dit netwerk.

Naleving Natuurwetgeving

Voor de naleving van de natuurwetgeving wordt de bijdrage voor de Algemene Inspectiedienst verhoogd. Het betreft onder meer verbetering van kennis inzake risico’s en doelgroepen en verbetering van de informatieuitwisseling met andere handhavende diensten zoals politie en douane. De minister van LNV heeft op 1 juli 2008 met de handhavingspartners (provincies, openbaar ministerie, politie en douane) een convenant gesloten over de handhaving van de natuurwetgeving, waaronder CITES.

Agenda landschap

Het kenmerkende Nederlandse Landschap staat onder druk. Het kabinet wil het landschap behouden en versterken en zich hierop inzetten. In 2008 wordt de Agenda Landschap door de minister van LNV aan de kamer aangeboden. Er wordt stevig ingezet op het behoud en het versterken van de kwaliteit van het landschap. Vanaf 2009 wordt vanuit de Coalitieakkoord-middelen structureel extra € 3 mln. beschikbaar gesteld.

Beheer Recreatie om de stad

Door toename van het areaal dat ingericht wordt als recreatiegebied om de stad neemt ook het aantal hectares toe die in beheer worden genomen door natuurbeherende organisaties. Hiervoor worden Coalitieakkoord middelen ingezet die ter beschikking gesteld zijn voor beheer Recreatie om de stad.

Compensatie subsidietaakstelling ILG

In de begroting 2008 is conform het Coalitieakkoord een subsidietaakstelling verwerkt. Deze is onder meer opgelegd op de ILG-onderdelen. Conform afspraak met de provincies vindt geen korting plaats op de ILG-onderdelen. De subsidietaakstelling op de ILG-onderdelen wordt derhalve gesaldeerd met de beschikbare CA-intensiveringsmiddelen.

Groen Onderwijs

Op basis van afspraken in het Coalitieakkoord komt geld beschikbaar om te investeren in de kwaliteit van het onderwijs. Voor jongeren worden groene maatschappelijke stages gerealiseerd op het gebied van natuur- en landschapsbeheer, voedselkwaliteit en diergezondheid en zorg- en educatieboerderijen.

Luchtkwaliteit

Investeringen in luchtwassers in stallen worden gestimuleerd, waardoor de uitstoot van fijnstof vermindert en de natuurcondities verbeteren. Conform mijn toezegging aan de Kamer zal LNV een regeling openstellen voor een bedrag van in totaal € 45 mln.

14. Aanvullende intensiveringsmiddelen uit het FES

Vanuit het Fonds Economische Structuurversterking worden middelen toegevoegd aan de LNV-begroting voor de projecten Greenports, Klavertje 4, PrimAviera en de Natuurpilot IJmeer.

Omschrijving 2008 2009 20102011 2012 2013
22.12 Greenports11,9 8,1 5,7 1,4   
22.12 Klavertje 4  11,5 5,7 5,7   
22.12 PrimAviera 6,0     
23.12 Natuurpilot IJmeer   13,0 8,0 4,0
Totaal11,925,611,420,18,04,0

Greenports

Deze middelen zijn bestemd voor integrale ruimtelijke glastuinbouwprojecten met name in de zuidvleugel van de Randstad, waarmee een impuls wordt gegeven aan een duurzame, vitale en gevarieerde inrichting. Deze middelen maken deel uit van het Investeringsbudget Landelijk Gebied.

Klavertje 4

In het kader van de Nota Ruimte wordt vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) € 22,9 mln. toegekend aan de LNV begroting ten behoeve van het project Klavertje 4. Onder deze noemer wordt aan de westzijde van Venlo een omvangrijk, innovatief agro-industrieel en logistiek complex gerealiseerd. Ook de ruimtelijke en groene kwaliteit van het gebied wordt verbeterd. Klavertje 4 is een integrale gebiedsontwikkeling waarin een hoogwaardig en duurzaam economisch werklandschap voor de toekomst wordt ontwikkeld. Daarmee vormt Klavertje 4 het ruimtelijk-fysieke hart van de ontwikkeling van Greenport Venlo.

Deze € 22,9 mln. maakt deel uit van het Investeringsbudget Landelijk Gebied.

Primaviera

In het kader van de Nota Ruimte wordt € 6 mln. toegekend aan de LNV begroting voor het Greenportproject Primaviera. Dit gebied bestaat uit een met name op sierteelt gericht glastuinbouwcluster. Ten behoeve van het behoud en het versterken van deze greenport wordt oostelijk van de A4, westelijk van de kern Rijsenhout een nieuwe state-of-the-art glastuinbouwlocatie (220 ha netto glas) ontwikkeld. Deze € 6,0 mln. maakt deel uit van het Investeringsbudget Landelijk Gebied.

Natuurpilot IJmeer

Met de Natuurpilot IJmeer wordt onderzoek gedaan naar de schadelijke effecten van aanleg van woningbouw en infrastructuur voor de natuur. De pilot moet het inzicht vergroten rond het herstel, toekomstig behoud en ontwikkeling van de natuurkwaliteiten.

Vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) wordt vanaf 2011 een bijdrage geleverd van in totaal € 25 mln. voor bovengenoemd project.

15. Correctie CA-taakstelling teldatum MBO

In de begroting 2008 is vanuit het Coalitieakkoord onder meer een taakstelling ad € 7 mln. vanaf 2009 opgelegd voor wat betreft de bekostiging van het MBO Groen Onderwijs. Er is daarbij uitgegaan van de veronderstelling dat op de nieuwe teldatum in 2008 minder leerlingen zouden zijn ingeschreven op het MBO. Deze daling blijkt nu lager uit te vallen. Dit leidt tot een lagere besparing, waarvoor LNV nu wordt gecompenseerd.

16. Impulsprogramma verduurzaming agroketens

Voor een impuls op het terrein van verduurzaming in de agroketens vindt binnen de LNV-begroting een herschikking plaats als gevolg van de allocatieve weging voor in totaal € 9 mln. Voor het impulsprogramma verduurzaming agroketens wordt gedacht aan:

• het stimuleren van investeringen en projecten ter uitwerking van de toekomstvisie duurzame veehouderij en dienaangaande aangenomen Kamermoties.

• het stimuleren van klimaat- en nutriëntneutrale veehouderijketens die gebruik maken van duurzame energiebronnen en per saldo geen schadelijke emissies naar lucht, water en bodem veroorzaken;

• het in gang zetten van onderzoek naar nieuwe vormen van eiwitproductie (plantaardig, synthetisch) nu de wereldwijde vraag naar hoogwaardig dierlijk eiwit explosief groeit;

• hoogwaardige ketens gebaseerd op eindwaarde bij de consument;

• ruimtelijke inrichting en agrologistiek.

Thans wordt gewerkt aan een concrete invulling van deze impuls.

17. Natura 2000

Voor 2008 is voor Natura 2000 € 8,5 mln. binnen de LNV-begroting vrijgemaakt (zie ook de toelichting onder nr. 12 Tranche 2009 CA-intensiveringsmiddelen).

18. Dienst Regelingen

Als gevolg van het negatief resultaat over 2007 is bij DR een negatief eigen vermogen van € 11,9 mln ontstaan. Het negatief resultaat in 2007 werd grotendeels veroorzaakt door onvoorziene kosten met betrekking tot het tijdig en correct uitbetalen van de bedrijfstoeslag 2006 (BTR) en een afwaardering op ICT investeringen. Conform de regeling baten-lasten diensten zuivert LNV bij ontwerpbegroting 2009 het negatief eigen vermogen van DR aan. Zie ook «4. Diensten die een baten lastenstelsel voeren, Dienst Regelingen».

19. Oostvaarderswold

In 2012 en 2013 wordt in totaal € 29 mln. uitgetrokken voor het realiseren van de robuuste ecologische verbindingszone Oostvaarderswold. Hiermee wordt het advies uit 2006 gevolgd van het International Committee on the Management of the Oostvaardersplassen (ICMO), onder leiding van de heer Gabor, om deze verbinding versneld aan te leggen. Realisatie op korte termijn is in dit uitzonderlijke geval vereist in verband met de snel stijgende grondprijzen vanwege de grote stedelijke druk. Hiermee wordt de in de Oostvaardersplassen voorkomende edelherten de mogelijkheid geboden om via het Horsterwold te kunnen migreren naar de Veluwe (en later ook Duitsland) zodat uitwisseling van genetisch materiaal kan plaatsvinden. Hiertoe moeten gronden worden verworven en ingericht.

20. Overloop DLO-bekostiging

In 2008 worden middelen die in 2007 niet zijn bevoorschot in verband met de realisatie van de lopende onderzoeksprogrammering, alsnog eenmalig ter beschikking gesteld aan DLO ten behoeve van onderzoek in 2008. LNV volgt hiermee de aanbeveling van de Rekenkamer op betreffende de jaarlijkse subsidievaststelling DLO.

21. Herijking apparaatsbudgetten /Renovatie hoofdgebouw

In aanloop naar de krimptaakstelling Coalitieakkoord zijn, ter voorkoming van toekomstige tegenvallers, de apparaatsbudgetten van directies en diensten meerjarig op orde gebracht.

Tevens is meerjarig budget vrijgemaakt voor de renovatie van het hoofdgebouw op grond van de meest actuele inschatting van de voortgang van de renovatiewerkzaamheden.

22. Kasschuif Glastuinbouw

Om de kabinetsdoelen (in 2020) klimaatneutraal telen, reductie gebruik primaire brandstof en glastuinbouwsector leverancier van duurzame warmte en elektriciteit te kunnen realiseren zijn op de LNV-begroting middelen gereserveerd voor investeringen via de energieregelingen Marktintroductie Energie Innovatie (MEI), Investerings Regeling Energie (IRE) en Energienetwerken. In verhouding tot latere jaren is in 2008 en 2009 ruim budget beschikbaar. De uitfinanciering van de aangegane verplichtingen loopt echter meer gelijkmatig over de jaren. Het is daarom noodzakelijk om een deel van het beschikbare budget in 2008 en 2009 middels een kasschuif over latere jaren (2010 t/m 2013) te spreiden.

23. Taakstelling ICT

LNV bezuinigt de komende jaren op ICT door enerzijds te investeren in een aantal generieke applicaties (o.a. nieuw systeem voor financiën en inkoop, digitalisering kerndepartement en implementatie nieuw relatiebeheersysteem) ten behoeve van kwaliteits- en efficiencyverbeteringen in de bedrijfsvoering en primair proces en anderzijds door het aantal applicaties en oude systemen te verminderen. Dit leidt tot besparingen (in de vorm van efficiencyvoordelen, factuurreductie, inkoopvoordelen en beheerkostenreductie) van ca. € 5 mln. in 2009 oplopend tot € 15 mln. in 2011 en verder. Een verdere concretisering van deze substantiële besparingen en toebedeling naar de diensten waar deze neerslaan zal plaatsvinden bij VoorJaarsNota 2009.

24. Medebewind.

Er vindt, gebaseerd op ervaringsgegevens van de afgelopen jaren, een ramingsbijstelling plaats op uitgaven voor medebewind (Produktschappen).

25. Taakstelling Subsidieregelingen

Vooruitlopend op de geplande beleidsdoorlichting van artikel 21 Duurzaam ondernemen vindt in 2008 een doorlichting plaats van het huidige subsidie-instrumentarium van dit artikel. Nadrukkelijk is hierbij aan de orde dat, gelet op de nieuwe beleidsimpulsen die op het vlak van Duurzaam ondernemen op korte termijn effect zullen moeten resulteren (glastuinbouw, bio-based economy, schoon en zuinig), het bestaande subsidie-instrumentarium aanpassing behoeft. Deze doorlichting resulteert taakstellend in een structurele besparing van € 5 mln. vanaf 2011 welke zal worden ingezet voor het impulsprogramma verduurzaming agroketens.

26. Uitfasering Natuurregelingen

De regeling Effectgerichte Maatregelen wordt afgebouwd. Met het oog op het recent uitgebrachte advies van de Taskforce Trojan met betrekking tot Stikstof/ammoniak in relatie tot Natura 2000 en de daarin opgenomen voorstellen wordt verder uitgewerkt welk instrumentarium door het Rijk effectief kan worden ingezet voor het realiseren van een daling van de stikstofdepositie. In deze nadere uitwerking van het benodigd instrumentarium zal worden bezien op welke wijze de effecten van de bestaande afzonderlijke subsidieregeling Effectgerichte Maatregelen, die nu met ingang van 2009 gefaseerd wordt afgebouwd, meer systematisch kunnen worden ingebed binnen Natura 2000 met bijbehorende beheerplannen en de adviezen van de projectgroep overdracht programmabeheer provincies (Van Dijk).

De regeling Behoud en Herstel van Historische Buitenplaatsen is toe aan herziening. Het betreft een regeling die in het verleden is ingesteld maar gelet op de veranderende verhoudingen m.b.t. verantwoordelijkheden tussen overheid, burgers en bedrijfsleven toe is aan herijking. Er is een relevante verlaging van dit subsidie-instrumentarium voorzien omdat in toenemende mate van landeigenaren mag worden verwacht dat zij zelf meer verantwoordelijkheid nemen voor het behoud en herstel van buitenplaatsen. Uitfasering van de regeling is voorzien met ingang van 2010. LNV zal met de nog uit te brengen Agenda Landschap een nieuwe invulling geven aan de verantwoordelijkheid van het Rijk op dit domein. Daarbij zal het aanstaande advies van de Taskforce financiering Landschap worden meegenomen.

Met het uitbrengen van de Beleidsnota Natuur- en Milieu-educatie en het inzetten op een LNV-programma Jeugd is er een stevige impuls gegeven aan het vergroten van de bewustwording van de waarde van natuur in relatie tot andere waarden. Naast de overheid nemen vooral ook andere partijen verantwoordelijkheid bij de implementatie. De Regeling Draagvlak Natuur zal in het verlengde hiervan worden uitgefaseerd per 2010.

De allocatieve weging die heeft plaatsgevonden over de volle breedte van de LNV-begroting heeft geleid tot stevige aanpassingen die noodzakelijk zijn om voldoende middelen beschikbaar te krijgen om enerzijds een aantal beleidsintensiveringen mogelijk te maken en anderzijds een aantal budgettaire knelpunten op te lossen.

Ontvangsten

De begroting van de ontvangsten voor 2009 is ten opzichte van de meerjarencijfers in de begroting 2008 bijgesteld met € 49 mln. Deze bijstelling bestaat uit de mutaties, zoals opgenomen in onderstaande tabel.

Bedragen x € 1 mln.
 Artnr. 2008 2009 2010 20112012 2013
Stand begroting 2008  631 559 597570 574 574
        
1 Interne begrotingsreserves21 67      
2 FES-projecten div.8 4 5 10   
3 Blauwtong, vrijwillige vaccinatie   9     
4 Verkoop gronden BBL 24 4      
5 Tranche 2009 CA-intensiveringsmiddelen (FES) 21 3 4 4 4  
6 Aanvullende Intensiveringsmiddelen (FES) div.12 26 11 20 8 4
7 Ontvangsten ihkv Bestuursakkoord 23  8 8 8  
8 Overige  4 – 2 – 1 – 12 2
        
Stand begroting 2009  729 608 624611 584 580

De mutaties 1 t/m 14 zijn in de eerste suppletore wet samenhangende met de Voorjaarsnota 2008 aan de Kamer voorgelegd.

1. Interne begrotingsreserves Zie toelichting onder de uitgavenmutaties.

2. Fonds Economische Structuurversterking

Zie toelichting onder de uitgavenmutaties.

3. Blauwtong, vrijwillige vaccinatie

Om dieren te vaccineren tegen blauwtong worden in 2008 vaccins aangeschaft. De uitgaven hiervan (€ 11,7 mln., zie onder uitgaven) worden in 2009 bij de EU gedeclareerd.

4. Verkoop gronden BBL

In 2007 is € 18,6 mln. van de geraamde ontvangstentaakstelling ad € 22,9 mln. uit hoofde van de verkoop van gronden door het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) gerealiseerd. De resterende € 4,3 mln. wordt in 2008 ontvangen. Hiermee komt het aantal resterende landinrichtinghectares op een adequaat niveau.

5. Tranche 2009 CA-intensiveringsmiddelen(FES)

Vanuit het Fonds Economische Structuurversterking worden middelen toegevoegd aan de LNV-begroting voor de projecten Luchtkwaliteit, Greenports, Klavertje 4, Primaviera en de Natuurpilot IJmeer. Zie voor een toelichting op deze projfecten onder de uitgavenmutaties 13 en 14.

6. Aanvullende intensiveringsmiddelen (FES)

Vanuit het Fonds Economische Structuurversterking worden middelen toegevoegd aan de LNV-begroting voor de projecten Luchtkwaliteit, Greenports, Klavertje 4, Primaviera en de Natuurpilot IJmeer. Zie voor een toelichting op deze projfecten onder de uitgavenmutaties 13 en 14.

7. Ontvangsten ihkv Bestuursakkoord

Conform het Bestuursakkoord tussen Rijk en provincies draagt de Provincie Noord Holland gedurende drie jaar van 2009 tot en met 2011 in totaal € 25 mln. bij aan de financiering van het Coalitieakkoord. Dit hangt samen met de realisatie door LNV van de natuurpilots IJmeer/Markermeer.

ILG overzichtsconstructie

Om een goed inzicht te bieden in de totale omvang van het beschikbare ILG-budget en de herkomst ervan is een overzichtsconstructie opgesteld over de totale ILG-periode van 2007–2013. In deze overzichtsconstructie zijn ook de bijdragen van andere departementen aan het ILG opgenomen. In het kader van het ILG is afgesproken dat de andere betrokken departementen (VROM, V&W en OCW) hun bijdragen overboeken (via een bijdrageconstructie) naar de LNV-begroting en dat de minister van LNV zorgdraagt voor de jaarlijkse stortingen ten behoeve van de provincies.

De totale omvang van het aan de provincies beschikte ILG-budget komt uit op € 3,2 miljard.

Het beschikbaar budget voor ILG op de LNV begroting is exclusief de bijdragen van de EU en exclusief de leenplafonds voor de verwerving van EHS.

OD Naam2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013Totaal
22.11 Grondgebonden landbouw 16 12817 539 22 504 20 376 24 936 22 488 20 825144 796
 Waarvan VROM Duurzaam ondernemen 6359831 9931 9931 9931 9939 590
22.12 Infrastructuur glastuinbouw4 600 8 667 7 704 7 089    28 060
 Greenports  11 900 8 100 5 7001 400   27 100
 Proj.klavertje 4  11 500 5 700 5 700   22 900
 Proj.primavera   6 000     6 000
 Waarvan FES 11 90025 60011 4007 100  56 000
23.11 Verwerving EHS26 136 30 551 28 533 40 424 33 487 35 98636 814 231 931
 Waarvan VROM bufferzones1 1811 1751 5031 5031 5011 5011 4599 823
 Verwerving en inrichting Westerschelde 11 882 17 683 22 324 12 109  – 440 63 558
23.12 Inrichting EHS57 995 69 753 64 788 63 685 60 130 61 15759 001 436 509
 Waarvan V&W verdroging3 6003 4673 4673 4673 4673 4673 33424 269
 Knelpunten Robuuste verbindingen8 768 16 406 17 304 16 200 16 712 13 34112 672 101 403
 Milieukwaliteit EHS/VHR 39 79039 496 31 309 32 079 32 502 29 717 27 960232 853
 Waarvan VROM milieukwaliteit 3 7426 03311 76011 76011 76011 76056 815
23.13 Programma beheer binnen EHS 96 71399 127 104 579 104 805 100 946 100 46197 155 703 786
 Overig Natuur 2 400 2 3112 311 2 292 578 578 489 10 959
23.14Nationale parken 4 272 4 134 4 221 4 0393 966 3 966 3 808 28 406
 Soortenbescherming1 240 1 156 1 156 1 156 1 156 1 1561 110 8 130
 Beheer buiten EHS 9 859 7 8958 619 9 352 10 255 9 691 8 491 64 162
24.11 Nationale landschappen 12 954 12 85118 613 17 361 16 904 17 895 17 678114 256
24.12 Landschap generiek 2 8742 618 918 126 126 126 20 6 808
24.13Groen en de stad 82 244 70 406 70 764 71 00542 846 43 296 40 405 420 966
 Leefbaarheid en sociaal economische vitaliteit  10 000     10 000
 Waarvan VROM bufferzones Groen en de Stad4 7264 6984 7274 7274 7284 7284 55532 889
24.14 Landelijke routenetwerken 5 437 5 236 5 236 5 236 5 2365 236 4 602 36 219
 Waarvan V&W681656656656656656– 253 936
 Ontwikkelen & versterken toegankelijkheid 10 5836 481 6 569 5 991 3 901 3 050 2 46639 041
27.11 Reconstructie Zandgebieden45 458 41 733 42 819 35 376 34 721 42 01540 297 282 419
 Veenweiden  6 0008 000 12 000 9 000   35 000
27.12VROM Bodemsa-nering    16 813 16 813 16 81216 812 67 250
 V&W Waterbodem    8 8058 805 8 805 8 805 35 220
 VROM Duurzaam bodemgebruik  319 528 1 053 1 053 1 0531 050 5 056
          
Totaal Netto rijksbijdrage439 333 482 262 494 399 498 772 431 173416 829 400 020 3 162 788
 Resevering FES/Westerschelde 2000    24 000 24 00024 000 74 000

Overzichtsconstructie Groene Hart

Met de uitvoeringsagenda van de Nota Ruimte is een viertal gebiedsgerichte rijksprogramma’s ingesteld. VROM coördineert voor het kabinet de inzet voor de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur en de wettelijke basiskwaliteiten. De minister van LNV is programmaminister voor het Groene Hart, één van deze rijksprogramma’s die deel uitmaken van de uitvoeringsagenda. Binnen dit programma neemt het kabinet besluiten over ontwikkelingen rond wonen, werken, infrastructuur, natuur en landschap in samenhang met elkaar. Aan het rijksprogramma Groene Hart wordt intensief samengewerkt tussen rijk en regio, waarbij de regie voor dit programma in handen ligt van de regio, in het bijzonder de provincies. In de overzichtsconstructie is in beeld gebracht welke budgetten vanuit welke departementale begrotingen beschikbaar komen voor het Groene Hart en de daarmee samenhangende projecten. De definitieve toedeling van de Nota Ruimte middelen dient nog plaats te vinden. Op basis van deze definitieve toedeling kan de overzichtsconstructie verder worden gecompleteerd. 

Projecten Te nemen besluiten Verantwoordelijkheidsverdeling BegrotingOperationeel doel Bedrag
Nationaal landschap Groene Hart UitvoeringsprogrammaVakministerie: LNV Regie: Groene Hart-Provincies XIV22.11, 23 ,24 (ILG 2007 t/m 2013) € 200 mln
      
Nationaal landschap Besluit over medefinanciering Vakministerie: LNV XIV 22.11, 23, 24 (ILG 2007 t/m 2013) € 30 mln
Nieuwe Hollandse Waterlinie Uitvoeringsprogramma Regie: Liniecommissie Nota Ruimte-middelen (2011–2014) pm
Nationaal landschap Stelling van Amsterdam Voordragen werelderfgoed Vakministerie: LNV Regie: Noord HollandXIV22.11, 23, 24 (ILG 2007 t/m 2013)€ 2,79 mln
Veenweiden UitvoeringsprogrammaVakministerie: LNV Regie: convenant: Utrecht, Fesmiddelen: LNV XIV Diverse  
1) uitwerking veenweiden-agenda toekennen 40 000 ha LNHVakministerie: LNV Regie: convenant: Utrecht  Landbouw voor Natuurlijke Handicaps (LNH-regeling) 23.13 en 23.14 (ILG 2007 t/m 2013) € 3,76 mln
2) Nota Ruimte Veenweiden Besluitvorming NR middelen Vakministerie: LNV Regie: NR-middelen: LNV  Versnellingsprojecten (algemene middelen 2007–2010) € 35 mln1
3) Westelijke Veenweiden Besluitvorming middelen 2011–2014  Nota Ruimte-middelen (2011–2014) pm
4) Groen blauwe ruggegraat Opnemen Groen blauwe ruggegraat in UPR Vaststellen begrenzing Vakministerie: LNV Regie: ProvinciesXIV Nota Ruimte-middelen (2011–2014) pm
 Toekennen hectares Besluitvorming NR middelen 2011–2014  Meerjarenplan Ontsnippering V&W pm
Transformatiezone Leiden Alphen Bodegraven  Vakministerie: VROM/EZ Regie: Zuid-Holland XI en XIII   
Afronden gebiedsuitwerking Oude Rijnzone Standpunt over gebiedsvisie/uitvoeringsprogramma Vakministerie: VROM Regie: Zuid-Holland  Nota Ruimte-middelen (2011–2014) pm
Realisatie herstructurering bedrijventerreinen Oude RijnzoneStandpunt over herstructurering Vakministerie: EZ Regie: Zuid-Holland   € 7,5 mln
Gebiedsontwikkeling Groot Mijdrecht Noord PS-besluit in 2008 Besluitvorming NR middelenVakministerie: V&W Regie: Utrecht XIV Nota Ruimte-middelen (2011–2014) pm
Gebiedsontwikkeling Schaalsprong (Groene Uitweg)  Vakministerie: V&W Regie: Noord Holland  FES-middelen Noordvleugel (beschikbaarheid afh. Besluit A6-A9) € 83 mln
A) Infrastructuur (A12 en Rijn Gouwelijn Oost)  Vakministerie: V&W Regie: V&W XII € 143 mln
1) Voorbereiden uitvoeringsbesluit Rijn-Gouwe-Lijn Oostuitvoeringsbesluit Rijn-Gouwe-Lijn OostVakministerie: V&W Regie: V&W    
B) Den Haag-Gouda benutting ZSM-I A12 (4 deelprojecten)  Vakministerie: V&W Regie: V&W   Totaal (B)4 deel proj. € 122 mln
1) A12 Zoetermeer-Gouda Status: onherroepelijk WAB. Nu richting aanbesteding en uitvoering.    
2) A12 Woerden-GoudaStatus: studiefase. Binnenkort wordt WAB genomen.     
3) A12 Gouda-Woerden: 36 mln euro. Status: studiefase. Tussen startnotitie en OTB. Status: studiefase. Tussen startnotitie en OTB.     
4) A12/A20 knooppunt Gouwe Status: studiefase Er zijn nog geen uitvoerings-besluiten genomen.    

1 Hiervan heeft € 27,5 mln. Betrekking op Veenweiden binnen het Groene Hart

2.2 De beleidsartikelen

21 Duurzaam ondernemen

Algemene beleidsdoelstelling

LNV streeft naar een vitaal en duurzaam agrocomplex met inbegrip van de visserij, waarbij:

de nationale en internationale marktpositie van het agrocomplex wordt versterkt;

van natuurlijke hulpbronnen en natuurlijke grondstoffen een duurzaam gebruik wordt gemaakt;

betrouwbare en hoogwaardige producten voortgebracht worden.

Hierbij zijn de Europese kaders uitgangspunt. Op een aantal terreinen (energie en dierenwelzijn) zet het Kabinet in op een voortrekkersrol in Europa. De verduurzaming geldt niet alleen voor de milieuaspecten, maar ook voor de sociale en economische aspecten zoals bedrijfsontwikkeling en ondernemerschap.

De ambities op het terrein van energie zijn vastgelegd in het werkprogramma Schoon en Zuinig. De bijdrage van de agro-sectoren en LNV aan deze ambities zijn nader uitgewerkt in het in 2008 gesloten convenant Schone en Zuinig agro-sectoren.

Van grote invloed op het halen van deze beleidsdoelstelling zijn de ontwikkelingen bij het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) en Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Zo is met ingang van 1 januari 2006 in het kader van het vernieuwde GLB de ontkoppelde steunregeling van kracht geworden. Daarnaast is een nieuw plattelandskader voor 2007–2013 ontwikkeld (POP2). Dit nieuwe POP bevat een uitwerking van de nieuwe Kaderverordening Platteland en sluit aan bij de nationale beleidsprioriteiten. Voor de periode 2007–2013 is ook een nieuw Europees Visserijfonds (EVF) vastgesteld, waarbij ingezet wordt op verdere verduurzaming van het visserijbeleid

Verantwoordelijkheid LNV

Een krachtige positie van het agrocomplex is in de eerste plaats de verdienste, maar ook de blijvende opgave van ondernemers. LNV stelt de randvoorwaarden vast en ondersteunt de ontwikkeling van het agrocomplex, waarbij ruimte is voor duurzaam ondernemerschap en een goed klimaat voor innovatie. Daar waar nodig zorgt LNV voor kennisontwikkeling, bevordert innovatie en samenwerking, stelt robuuste regelgeving en toezichtskaders op en geeft gerichte ondersteuning.

Externe factoren

Het behalen van de doelstelling hangt af van:

• het benutten van het initiatief, de slagkracht en het innovatievermogen van de sector;

• ontwikkelingen op de (internationale) markten;

• ontwikkeling van de internationale en binnenlandse markt voor duurzame kwaliteitsproducten;

• internationale handelsafspraken;

• de ontwikkelingen in het Gemeenschappelijk Landbouw- en Visserijbeleid.

Meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Het behalen van de doelstelling heeft als effect dat:

• de economische koploperspositie van de ondernemingen binnen het Nederlandse agrocomplex op internationaal niveau verder wordt versterkt;

• een forse reductie van het gebruik van fossiele brandstoffen in sector wordt bereikt;

• betrouwbare, duurzame en kwalitatief hoogwaardige producten in Nederland worden voortgebracht en verhandeld;

• de Nederlandse samenleving waardering heeft voor de economische, ecologische en sociale bijdrage van het agrocomplex.

Indicator2005 2008 Raming 2009 Streefwaarde PlanningBron
Maatschappelijke appreciatiescore 8,0 7,5 7,67,8 2011 TNS/NIPO

De maatschappelijke appreciatiescore is gebaseerd op een door TNS NIPO uitgevoerd onderzoek een geeft in een rapportcijfer uitgedrukt de waardering weer van Nederlandse burgers voor de agrarische sector.

Kengetal 2000 2001 20022003 2004 2005 2006 2007 Bron
1. Toegevoegde waarde per fte in Ned. primaire sector€ 42 383 € 42 203 € 39 591 € 41 627€ 40 439 € 42 286 € 47 129 € 48 158LEI
2. Toegevoegde waarde in Nederlandse primaire agrosector in verhouding tot EU-15 1,95 1,85 1,75 1,791,66 1,92 2,23 2,10 LEI
3. Overschot agrarische handelsbalans € 18,4 mld.€ 18,2 mld.€ 20,0 mld.€ 19,5 mld.€ 20,7 mld.€ 21,8 mld.€ 23,0 mld. € 23,2 mld.LEI

NB De indicatoren 1 t/m 3 zijn te classificeren als kengetallen volgens de Rijksbegrotingsvoorschriften.

1. De toegevoegde waarde geeft de economische waarde weer die wordt gecreëerd door het productieproces. Zij wordt berekend door van de opbrengsten de inkopen bij anderen af te trekken en geeft de vergoeding weer die resteert voor de ingezette arbeid en kapitaal. Een fte staat voor een volwaardige arbeidskracht die full time werkt.

2 De toegevoegde waarde in verhouding tot de EU-15 geeft het verhoudingsgetal weer van de toegevoegde waarde in Nederland in vergelijking met de gemiddelde toegevoegde waarde in de landen van de EU-15.

Toegevoegde waarde per fte in Nederlandse primaire sector

kst-31700-XIV-2-9.gif

Overschot agrarische handelsbalans

kst-31700-XIV-2-10.gif

Budgettair belang LNV begroting

Procentuele verdeling uitgaven 2009 over operationele doelstellingen en apparaat

Duurzaam ondernemen

kst-31700-XIV-2-11.gif

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 mln.
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
VERPLICHTINGEN 327 430 313262 227 209 207
UITGAVEN 265 378306 281 230 218 215
Programma-uitgaven 60189 132 119 80 68 65 •
– waarvan juridisch verplicht   59 43 11 5 3
21.11 Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat 3 46*12 10 10 10 10
21.12 Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn 18 19 15 14 13 1313
21.13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw 24 64* 88 8149 36 33
21.14 Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren 6 51* 18 14 8 9 9
21.15 Bevorderen van duurzame ketens 9 9     
        
Apparaatsuitgaven 204 189 174162 150 150 149
U21.21 Apparaat 21 2019 18 16 16 16
U21.22 Baten-lastendiensten183 168 155 144 134 134 133
ONTVANGSTEN23 82* 13 12 11 7 7

Grafiek Budgetflexibiliteit

kst-31700-XIV-2-12.gif

Algemeen

* Inclusief interne begrotingsreserves
Was:Nu op OD Bedrag (€)
Borgstellingsfonds voor de landbouw21.11 40 019
Ontwikkeling en Saneringsfonds voor de Landbouw 21.13 13 448
Ontwikkeling en Saneringsfonds voor de Visserij 21.14 13 851

Met ingang van 2008 zijn er op de LNV-begroting interne begrotingsreserves ingesteld. Het betreft het omzetten van de garantievermogens van drie ZBO’s, te weten het Ontwikkeling en Saneringsfonds voor de Landbouw, het Ontwikkeling en Saneringsfonds voor de Visserij en het Borgstellingsfonds voor de Landbouw. In verband met deze vermogensoverheveling naar de LNV begroting zijn bij 1e suppletore begroting LNV 2008 zowel de uitgaven en de ontvangsten op dit artikel verhoogd met een totaal bedrag van € 67,3 mln. De operationele doelstellingen 21.11, 21.13 en 21.14 worden verhoogd met respectievelijk € 40 mln., € 13,4 mln. en € 13,9 mln.

Zoals aangegeven in de leeswijzer zijn de instrumenten van operationele doelstelling 21.15 vanaf 2009 ondergebracht bij operationele doelstelling 21.11 t/m 21.13. Onderstaand is de was/wordt tabel opgenomen behorend bij de conversie.

Nieuwe operationele doelstelling2007200820092010201120122013Oude operationele doelstelling
U21.11 Bilaterale economische samenwerking 2 698 2 922 3 322 3 322 3 3223 322 3 322 U21.15 Bilaterale economische samenwerking
U21.12 Agrologistiek486 1 000 1 000 1 000 1 000 400 400U21.15 Agrologistiek
U21.13Energie-efficiency VGI 2 068 2 020 2 095 2 0952 095 2 295 2 295 U21.15 Energie en overig
U21.13 Biobased economy  1 500     U21.15 Biobased economy
U21.13 ICT-beleidsprogramma’s  3 627 1 600      U21.15ICT-beleidsprogramma’s
           
 Totaal uitgaven 8 8799 042 6 417 6 417 6 417 6 017 6 017  
           
M21.11 Diversen I&H 45 45 45 4545 45 45 M21.15 Diversen I&H
 Totaal ontvangsten 45 45 45 45 45 45 45  

Handhaving en uitvoering

Bedragen x € 1 mln.
Baten lastendiensten 2008 2009 20102011 2012 2013
DR 107 96 8983 83 83
AID 43 41 38 3535 34
PD 17 15 15 14 1415
DLG 1 1 1 0 0 0
VWA 02 2 2 2 1
Totaal 168 155 145134 134 133

De uitvoeringskosten worden voornamelijk veroorzaakt door de uitvoering van EU-maatregelen binnen het LNV-domein.

Kennis en onderzoek

In deze tabel zijn de kennis- en onderzoeksmiddelen opgenomen, welke op artikel 26 (kennis en innovatie) budgettair zijn verwerkt, maar betrekking hebben op de algemene doelstelling van artikel 21.

Bedragen x € 1 mln.
Onderzoekstype/clusterOnderzoeksthema’s 2008 20092010 2011 2012 2013
DLOonderzoeks-programma‘s – Duurzaam Ondernemen*403434343434
 – Biologische Landbouw1099999
 – Internationaal788888
        
DLO wettelijke onderzoekstaken – Genetische bronnen.222222
 – Wettelijk visserij onderzoek555555
 – Economische informatievoorziening888888
        
Overige onderzoeks-programmering – Duurzaam Ondernemen344444
 – Biologische Landbouw011111
 – Plantgezondheid011111
 – Internationaal111111

* het betreft de clusters:

• economisch perspectiefvolle agroketens

• mineralen en milieukwaliteit

• plantgezondheid

• verduurzaming productie en transitie

Apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Raming 2009
Ambtelijk personeel Directie Landbouw 5 152
Ambtelijk personeel Directie Industrie en handel 2 356
Ambtelijk personeel Directie Visserij (incl. Rijksrederij) 5 328
Materieel (incl. Rijksrederij) 5 962
Totaal18 798

Ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Raming 2009
Ontvangsten Visserij (o a FIOV) 4 993
FES-ontvangsten 6 335
Overige ontvangsten 1 776
Totaal ontvangsten 13 104

Budgettair belang buiten LNV begroting

Fiscale maatregelen

Bedragen x € 1 mln.
 2007 20082009 2010 2011 2012 2013
Landbouwvrijstelling250 255 260 262 260 254 251
Verlaagd tarief glastuinbouw 156 166 177 182 188194 199
Verlaagd tarief sierteelt 189 196 204210 216 224 232
Lanbouwregeling 33 3335 36 37 38 40
Rode diesel 132 120126 131 136 140 145

EU-maatregelen

Bedragen x € 1 mln.
 2007 20082009 2010 2011 2012 2013
1) GLB/Markt en prijsbeleid 1 100 1 100 1 100 1 100 1 1001 100 1 100
2) GLB/Plattelandsbeleid       
  POP-As 1 9 10 8 7 6 55
  POP-As 2 0 0 0 0 00 0
3) Europees Visserij Beleid (EVF) 7 7 7 7 7 7 7
Totaal 1 1161 117 1 115 1 114 1 113 1 1121 112

21.11 Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat

Motivering

LNV wil het concurrentievermogen van het agro-complex versterken. Het beleid richt zich op het stimuleren van goed ondernemerschap bij de Nederlandse agrariërs en het creëren van een goed ondernemersklimaat voor de agri-business. Hierbij wordt gestreefd naar een zo laag mogelijke administratieve lastendruk. LNV richt zich verder op het faciliteren van ondernemers bij duurzame investeringen, internationale handel en het bieden van een gunstig perspectief voor jonge agrariërs bij de overname van een bedrijf.

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
21.11 Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat 3 280 46 437 11 995 10 32710 327 10 327 10 327
• Jonge agrariërs1 0123 2885 6684 0004 0004 0004 000
• Ondernemerschap2 2683 1303 0053 0053 0053 0053 005
• Bilaterale Economische Samenwerking  3 3223 322 3 322 3 322 3 322
• Interne Begrotingsreserve 40 019     

Instrumenten

Jonge agrariërs

• De investeringsregeling Jonge Agrariërs biedt financiële ondersteuning voor jonge agrariërs met beperkte solvabiliteit die na de bedrijfsovername willen investeren.

Bedragen x € 1 000
ActiviteitUitgaven 2009 Uitgaven 2010 Uitgaven 2011
Investeringsregeling jonge agrariërs18 1686 500 6 500

1 Incl. EU-financiering

Ondernemerschap

• De Regeling Beroepsopleiding en voorlichting geeft financiële ondersteuning aan agrariërs die advies inroepen t.a.v. bedrijfsadvies over de randvoorwaarden van het GLB.

• Via de Regeling Bedrijfsadviesdiensten worden agrariërs geholpen te voldoen aan de cross compliance voorwaarden voor inkomenssteun die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid gesteld worden.

• Het Rijk verleent steun aan agrariërs door middel van het verstrekken van een staatsgarantie. Hierdoor wordt financiering van investeringen mogelijk gemaakt die in de markt vanwege een tekort aan zekerheden moeilijk tot stand komt. Met ingang van 2008 wordt ingezet op verdere versterking van deze borgstellingsfaciliteit (€ 2 mln. per jaar) ten behoeve van de ontwikkeling van een innovatieve en duurzame primaire land- en tuinbouw. In 2009 wordt naar schatting voor € 100 mln. aan garanties verstrekt, waarmee (bij een gemiddeld garantiebedrag van €500 000) zo’n 200 agrariërs gebruik kunnen maken van de garantstelling.

Bedragen x € 1 000
ActiviteitUitgaven 2009 Uitgaven 2010 Uitgaven 2011
Beroepsopleiding/voorlichting GLB1300 300300
Bedrijfsadviesdiensten randvoorw. GLB1900900 900
Bijdrage aan borgstellingsfaciliteit 20002000 2000
Projecten emancipatie/diversiteit 109 109109
Overige projecten ondernemerschap 256 256256

1 Incl. EU-financiering

Bilaterale Economische Samenwerking

Het themagerichte en vraaggeoriënteerde BES-programma dient ter versterking van een duurzame internationale concurrentiepositie van het Nederlandse agro-bedrijfsleven en dan met name de kleine en middelgrote bedrijven (MKB). Dit programma is opgebouwd uit onderstaande activiteiten:

Bedragen x € 1 000
Activiteit Uitgaven 2009 Uitgaven 2010 Uitgaven 2011
Grote nationale en internationale vakbeurzen (w.o. Grüne Woche,Hortifair/Biologisch) 1 335 1 3351 335
CPLA 750 750 750
Uitvoeren marktanalyses200 200 200
Terugdringen handelsbelemmeringen 687687 687
Communicatie & voorlichting 350 350350

• Vakbeurzen: LNV presenteert Nederland en het Nederlands agrocomplex (MKB) op verschillende (biologische) vakbeurzen w.o. Grüne Woche, Hortifair, Biofach, Organics. In 2009 zal Nederland optreden als partnerland voor de Grüne Woche.

• CPLA: Collectieve Promotie Landbouw Activiteiten. Dit programma legt het primaat voor het opstellen en indienen van activiteiten en het – bij gunning – uitvoeren van activiteiten bij (organisaties van) het bedrijfsleven. De activiteiten hebben tot doel deelnemende Nederlandse bedrijven tijdens een collectieve activiteit, in contact te brengen met (nieuwe) zakelijke partners op buitenlandse markten waar het Nederlandse marktaandeel nog is ondervertegenwoordigd.

• Marktanalyses: Middels dit instrument worden de exportmogelijkheden voor het Nederlandse bedrijfsleven op buitenlandse markten onderzocht.

• Terugdringen handelsbelemmeringen: LNV organiseert voor die bedrijven die zelf geen toegang kunnen krijgen tot buitenlandse markten, handelsmissies/seminars/netwerkbijeenkomsten.

• Communicatie met en voorlichting aan het agro-bedrijfsleven is een belangrijk instrument Het verkennen van de omgeving om actuele (inter)nationale politieke en maatschappelijke trends en ontwikkelingen te signaleren die relevant (kunnen) zijn voor alle partijen.

21.12 Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn

Motivering

LNV wil de milieubelasting verminderen en binnen het Europese kader een voortrekkersrol vervullen bij het verbeteren van dierenwelzijn. In het kader van de nota dierenwelzijn, die begin 2008 door de Tweede Kamer is vastgesteld, en de uitwerking van het Coalitieakkoord zet LNV in op het ontwikkelen en demonstreren van nieuwe diervriendelijke en duurzame stal- en houderijsystemen en het stimuleren van duurzame en diervriendelijke productie en consumptie. LNV stimuleert ondernemers te investeren in maatregelen voor dierenwelzijn die verder gaan dan de wettelijke normen. In 2011 is 5% van de stallen integraal duurzaam en diervriendelijk, waarbij wordt voldaan aan de dierenwelzijnseisen die verder gaan dan de huidige wettelijke eisen.

Daarnaast geeft LNV samen met andere overheden en het bedrijfsleven uitvoering aan het actieplan Agrologistiek.

LNV heeft de volgende doelstellingen:

• het verbeteren en waarborgen van het welzijn van landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren aansluitend op de EU normen;

• het verlagen van het gehalte aan stikstof en fosfaat in grond- en oppervlaktewater;

• het bevorderen van de teelt van en handel in gezond en kwalitatief hoogwaardig plantaardig materiaal waarbij aan de internationale fytosanitaire eisen wordt voldaan;

• het voorkomen van problemen op het gebied van milieu, voedselveiligheid- en arbeidsbescherming door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen;

• een duurzame, innoverende en vervoersefficiënte agrologistiek.

Bedragen x € 1 000
 2007 20082009 2010 2011 2012 2013
21.12 Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn 18 115 19 107 14 85814 075 12 503 12 640 12 640
• Verbetering dierenwelzijn 4 1237 834 6 886 7 255 7 191 7 928 7 928
• Nieuw mestbeleid 2 432 2 942450 672 450 450 450
• Fytosanitair beleid 2 514 5 6032 935 2000 800 800 800
• Gewasbeschermingsbeleid 1 861 2 6943 587 3 148 3 062 3 062 3 062
• Agrologistiek   1 000 1 0001 000 400 400
• Overig (RBV, Mineralenheffing) 7 185 34      

Instrumenten

Verbetering dierenwelzijn

• Het waarborgen van dierenwelzijn van landbouwhuisdieren vindt onder meer plaats door het ontwikkelen en formuleren van normen in de Gezondheidsen Welzijnswet voor Dieren (GWWD) en de daarop gebaseerde regelgeving en het handhaven van deze regelgeving. Via de GWWD worden ook de Europese verordeningen en richtlijnen, waaronder de transportverordening, geïmplementeerd. Uitgangspunt is dat met het wetsvoorstel voor de GWWD en de nadere regelgeving ter uitvoering hiervan niet wordt afgedaan aan het beschermingsniveau dat de huidige regelgeving biedt. Het streven is om in Europees verband de wettelijke eisen voor dierenwelzijn aan te scherpen. Om te komen tot objectieve kennis voor de normering, of het zoeken naar oplossingen in de praktijk, wordt veel onderzoek verricht. LNV werkt onder andere tot 2010 aan het ontwikkelen van een dierenwelzijnindex.

• Communicatie met en voorlichting aan de houders van gezelschapsdieren is voor LNV een speerpunt. Het Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren (LICG) speelt een sleutelrol bij de ontwikkeling van objectieve informatievoorziening over de aankoop en verzorging van gezelschapsdieren. LNV zet er op in dat de sector zelf certificatie toepast vanaf 2009, om de fokkerij en handel verder te professionaliseren en transparant te maken. Het opzetten van een certificatiesysteem wordt door LNV financieel ondersteund.

• LNV geeft financiële ondersteuning aan onder andere de Landelijke Inspectiedienst voor Dieren (LID) en de Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH). Ook wordt de opvang van in beslaggenomen dieren (agressieve honden, verwaarloosde landbouwhuisdieren) bekostigd via de regeling In Beslaggenomen Goederen (IBG).

• LNV ondersteunt het onderzoek naar en innovaties in integraal duurzame stallen. In 2009 worden nieuwe voorbeeldontwerpen van duurzame stallen voor onder andere de melkvee- en varkenshouderij gepresenteerd. Prototypen van nieuwe integraal duurzame stallen kunnen via de bestaande innovatieregelingen financieel worden ondersteund. LNV ondersteunt vanaf 2009 een driejarig meetprogramma naar de milieuemissies uit nieuw ontwikkelde integraal duurzame stallen. Hiermee wordt de vergunningverlening en de toepassing van deze nieuwe stallen gefaciliteerd.

• Via de investeringsregeling integraal duurzame stallen kunnen voorloperbedrijven in de melkveehouderij, pluimveehouderij en varkenshouderij subsidie krijgen voor de nieuwbouw van of aanpassing tot integraal duurzame stallen. Voor de uitrol van duurzame stallen die aan bovenwettelijke ammoniak- en dierenwelzijneisen voldoen kan een beroep worden gedaan op fiscale instrumenten (MIA, Vamil) op basis van de Maatlat duurzame veehouderij.

• Voor de implementatie van het markt- en consumentenspoor van de nota Dierenwelzijn en het convenant over tussensegmenten ondersteunt LNV haalbaarheidsstudies en onderzoek naar nieuwe vleesproducten met een onderscheidende welzijnsclaim. Het initiatief hiervoor ligt bij ketenpartijen, maatschappelijke organisaties en de veehouderijsectoren.

Bedragen x € 1 000
Activiteit Uitgaven 2009 Uitgaven 2010 Uitgaven 2011
Bijdrage Landelijke Inspectiedienst voor Dieren 300 300 300
Bijdrage Stichting Zeldzame Huisdierrassen 200 200 200
In Beslaggenomen Goederen1 708 1 708 1 708
Projecten gezelschapsdieren (o.a. Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren) 1 933 1 9601 960
Projecten landbouwhuisdieren 2 158 2 0491 685
Investeringsregeling duurzame stallen 275 8251 275
Projecten agrobiodiversiteit 212 21363

Nieuw Mestbeleid

• Ter voorbereiding op en onderbouwing van het Vierde Actieprogramma Nitraatrichtlijn en een nieuwe derogatie voor de jaren 2010–2013 voert LNV een groot aantal onderzoeksactiviteiten uit.

• De resultaten van het mestbeleid die bereikt worden in de agrarische praktijk en in het milieu worden gemonitoord. Deze resultaten zijn input voor het Vierde Actieprogramma Nitraatrichtlijn en een nieuwe derogatieaanvraag.

Bedragen x € 1 000
Activiteit Uitgaven 2009 Uitgaven 2010Uitgaven 2011
Projecten kennisverspreiding mest 423 450450
Beroepsopleiding Kennis mestbeleid1250   
Onderzoek en monitoring derogatie 222 

1 Incl. EU-financiering

Fytosanitair beleid

• LNV ziet toe op naleving van de Plantenziektenwet, Zaaizaad- en Plantgoedwet en de Landbouwkwaliteitswet, bewaakt en beheerst de fytosanitaire status van Nederland en maakt bilaterale afspraken met landen die niet tot de EU behoren. Het beleid voor de sector teeltmateriaal is gericht op kwalitatief hoogwaardig teeltmateriaal voor de boer en de bevordering van handel en afzet. Een goed kwekersrechtstelsel is hierbij noodzakelijk voor het behoud van de leidende positie van Nederlandse veredelingsbedrijven op de wereldmarkt.

• Een belangrijk onderdeel van het fytosanitaire beleid betreft het aanpassen van de Plantenziektenwet, onder meer als gevolg van de veranderingen in het fytosanitair stelsel die in 2007 in werking zijn getreden.

• LNV zet zich door het financieren van kennis- en onderzoeksprojecten ervoor in dat de internationale fytosanitaire regelgeving uitvoerbaar is voor het bedrijfsleven en aansluit bij de economische belangen van Nederland.

Bedragen x € 1 000
Activiteit Uitgaven 2009 Uitgaven 2010 Uitgaven 2011
FES-programma fytosanitair onderzoek/kennis 2 035 1 600 
Projecten fytosanitair beleid 900 400800

Gewasbeschermingsbeleid

• LNV werkt, sinds enkele jaren, samen met het ministerie van VROM, de Vereniging van Waterbedrijven in Nederland (VEWIN), de Unie van Waterschappen en een aantal sectorpartijen in convenantsverband aan de realisatie van de milieudoelstellingen van de nota Duurzame gewasbescherming. De tussenevaluatie van de nota (2006) heeft positieve resultaten opgeleverd. De komende tijd zullen de aanbevelingen verder worden uitgewerkt, met name de aanpak voor 25 stoffen die een probleem vormen in het oppervlaktewater.

• LNV stimuleert de toepassing van en kennis over geïntegreerde gewasbescherming onder meer door demonstratieprojecten, bijscholingsbijeenkomsten (voor vakbekwaamheidsbewijzen) en informatie over goede praktijken om het gedrag van telers positief te beïnvloeden (Telen met Toekomst).

• LNV geeft door een storting in het Fonds Kleine Toepassingen (2009 € 0,5 mln.) een stimulans aan de toelating van gewasbeschermingsmiddelen voor kleine toepassingen om een effectief middelenpakket in stand te houden. Daarnaast financiert LNV, samen met de ministeries van VROM, VWS en SZW advieswerkzaamheden van het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB) t.b.v. (inter)nationale beleidsontwikkeling.

Bedragen x € 1 000
Activiteit Uitgaven 2009 Uitgaven 2010Uitgaven 2011
Projecten innovatie/management2 000 1 897 1 811
Projecten bevorderen duurzaam middelenpakket 761 500 500
Projecten handhaving, monitoring, verantwoording 450 450 450
Demonstratieprojecten gewasbescherming1 150  
LNV-bijdrage aan CTGB 261 261 261

1 Incl. EU-financiering

Agrologistiek

LNV geeft samen met het bedrijfsleven en andere overheden in het platform Agrologistiek invulling aan het Actieplan Opschaling Agrologistiek (2008 – 2011); LNV heeft hierbij vooral een stimulerende en faciliterende rol. Het Actieplan (TK 28 141, nr. 8, 2008) richt zich op:

• Het breder uitdragen van kennis en effecten

• Het betrekken van meer partijen

• Het initiëren en stimuleren van structurele veranderingen in het agro-logistieke proces

• Het inschakelen en uitbouwen van een internationaal netwerk

Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2009 Streefwaarde Planning Bron
Fytosanitair beleid       
1 % afgekeurde zendingen naar het buitenland 0,6% 2005 0,6% 0,6% 2010PD
Agrologistiek       
2 Gerealiseerde kilometerreductie 250 000 2006 pm14 mln. 2011LNV

1 Het percentage afgekeurde zendingen heeft slechts betrekking op een deel van het fytosanitaire beleid, namelijk het exportdeel

2 Bij de referentiewaarde was sprake van een gering aantal pilotprojecten. Met het Actieplan Opschaling Agrologistiek wordt massa gemaakt en een systeemsprong gestimuleerd, waardoor in 2011 in potentie 14 mln. wegkilometers kunnen worden bespaard. Dit staat gelijk aan een reductie van CO2 met 12000 ton.

21.13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw

Motivering

LNV streeft naar het bevorderen en continueren van de duurzaamheid in de verschillende sectoren van de land- en tuinbouw.

Door de biologische landbouw te stimuleren draagt LNV bij aan het bieden van een alternatief perspectief. In 2007 heeft LNV een nieuwe nota biologische landbouw uitgebracht, waarin het beleid voor de komende vier jaar is geformuleerd.

LNV stimuleert duurzaamheid in de glastuinbouwsector. Dit betreft aspecten als milieu, klimaat, ruimtelijke inrichting en gebruik van fossiele energie.

De vernieuwing van de intensieve veehouderij wordt gefaciliteerd, zodat de sector kan voldoen aan de voorwaarden die de maatschappij wenst voor dierenwelzijn, milieu, landschap, marktgerichtheid en concurrentievermogen.

In 2008 heeft LNV een toekomstvisie op de veehouderij opgesteld. Deze toekomstvisie biedt het kader voor verduurzaming van de veehouderij binnen 15 jaar. In samenwerking met ketenpartijen en maatschappelijke organisaties is die visie uitgewerkt in een concreet afsprakenkader.

De ontwikkeling van de melkveehouderij naar een economische vitale en minder milieubelastende sector wordt gestimuleerd evenals het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de akkerbouwsector.

LNV bevordert en faciliteert sector- en sectoroverschrijdende initiatieven voor samenwerking tussen ketens en in regio’s. Hiermee wordt ingezet op een breed gedragen innovatieagenda en -programma.

Bedragen x € 1000
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
21.13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw 23 83663 621 87 695 80 820 49 053 36 152 32 881
• Impulsprogramma Verduurzaming Agroketens  5 0003 0001 000  
• Glastuinbouw 8 587 24 23757 695 53 663 29 962 23 361 22 090
• Energie-efficiency VGI (MJA)  2 0952 0952 0952 2952 295
• Biobased Economy        
• Biologische landbouw 6 050 5 485 4 225 4 360 3 1353 000 2 900
• Intensieve veehouderij 1 1729 114 9 933 7 945 8 950 4 950 4 950
• Melkveehouderij 1 711 3 5693 704 4 062 2 965 2 715 715
• Akkerbouw 1 634 2 034 1 438 1 6881 638 1 588 1 538
• Innovatie en Samenwerking duurzame landbouw 4 511 3 131 1 6054 007 1 308 1 243 1 393
• Multifunctionele landbouw  2 4403 000 3 000 3 000 2 000 2 000
• ICT-beleidsprogramma’s       
• Taakstelling subsidieregeling   – 1 000 – 3 000 – 5 000– 5 000 – 5 000
• Interne begrotingsreserve 13 448      
• Overige sectoren171 163      

Instrumenten

LNV stimuleert de innovatie en de duurzaamheid van de landbouwsectoren door de innovatieve initiatieven van bedrijven, consortia of maatschappelijke organisaties te subsidiëren, door kennisverspreiding te stimuleren en door het in beeld brengen van verandering en verduurzaming in de landbouw. Verder is het organiseren van ontmoeting en debat een belangrijk onderdeel van het beleid.

Impulsprogramma Verduurzaming Agroketens

Voor een extra impuls op het terrein van verduurzaming in de agroketens wordt OD21.13 in 2009 met € 5 mln., 2010 met € 3 mln. en in 2011 met € 1 mln. verhoogd. Voor het impulsprogramma verduurzaming agroketens wordt gedacht aan de volgende onderwerpen:

• het stimuleren van investeringen en projecten ter uitwerking van de toekomstvisie duurzame veehouderij en dienaangaande aangenomen Kamermoties;

• het stimuleren van klimaat- en nutriëntneutrale veehouderijketens die gebruik maken van duurzame energiebronnen en per saldo geen schadelijke emissies naar lucht, water en bodem veroorzaken;

• het in gang zetten van onderzoek naar nieuwe vormen van eiwitproductie (plantaardig, synthetisch) nu de wereldwijde vraag naar hoogwaardig dierlijk eiwit explosief groeit;

• hoogwaardige ketens gebaseerd op eindwaarde bij de consument;

Thans wordt gewerkt aan een concrete invulling van deze impuls.

Glastuinbouw

• Het energietransitiebeleid van LNV heeft als ambitie dat vanaf 2020 in nieuw te bouwen kassen klimaatneutraal geteeld kan worden. Met het programma Kas als Energiebron wordt daar uitvoering aan gegeven. De glastuinbouwdoelen uit het convenant «Schone en Zuinige Agrosectoren» zijn inmiddels hierin geïntegreerd. Het Programma Kas als Energiebron is daarmee het beleids- en uitvoeringsprogramma voor aanzienlijke reductie van de CO2-emissie en sterk verminderde afhankelijkheid van fossiele energie voor de glastuinbouw in 2020. Om de doelen en ambities te bereiken wordt een breed instrumentarium ingezet: het energie-onderzoeksprogramma waaronder bijvoorbeeld het versnellingsprogramma implementatie semi-gesloten kassen, ondersteuning van demonstratieprojecten, voorlichting, de ontwerpwedstrijd Energieproducerende kas en het Innovatie- en Democentrum, ondernemerplatforms, communicatie onder andere via de sites www.energiek2020.nu en www.kasalsenergiebron.nl en het wegnemen van belemmeringen in wet- en regelgeving.

• Om een versnelde transitie naar minder gebruik van fossiele brandstoffen en efficiënt energiegebruik binnen de glastuinbouw te stimuleren worden investeringen in innovatieve energieconcepten financieel ondersteund met de regelingen Investeringsregeling Energiebesparing (IRE) en Marktintroductie Energie-innovatie (MEI). De MEI-regeling beoogt onder andere 700 ha (semi-)gesloten kassen te stimuleren. Dit is mede mogelijk met de extra middelen uit het werkprogramma Schoon en Zuinig tot 2012.

• De inrichting van duurzame glastuinbouwgebieden buiten de Greenports wordt ondersteund via de Stimuleringsregeling Inrichting Duurzame Glastuinbouwgebieden (Stidug). Aan alle tien gebieden zijn middelen toegezegd. Van deze 10 worden 3 nieuwe Stidugprojecten via het ILG gefinancierd (zie beleidsartikel 22).

• Het milieubeleid van LNV richt zich onder meer op het bij elkaar te brengen van partijen om de milieuproblematiek aan te pakken. Binnen het GLAMI-convenant wordt voor de glastuinbouw gewerkt aan gewasbescherming en mineralen. Met de bloembollen en paddenstoelensector zijn meerjarenafspraken-energie afgesloten. Deze beide meerjarenafspraken worden opgenomen in het convenant «Schone en Zuinige Agrosectoren».

• LNV stimuleert onder de glastuinbouw-, bloembollen- en paddestoelenondernemers de kennisverspreiding over energiebesparende maatregelen en duurzaam energieverbruik.

Bedragen x € 1 000
Activiteit Uitgaven 2009 Uitgaven 2010 Uitgaven 2011
Stidug-projecten (uitfinanciering) 3 297 4 158 640
Projecten in kader Glami-convenant 354 354 354
Demonstratieprojecten energie11 419 1 414 1 584
Energietransitieprojecten 1 205 5 1074 864
Energienetwerken 2 045 4 286 7 500
Investeringsregeling Energiebesparing 5 549 5 004 
Marktintroductie Energie-innovatie 43 40132 940 15 500
Samenwerking bij innovatieglastuinbouw/paddestoelen 750 750  

1 Incl. EU-financiering

Energie efficiency VGI (MJA)

• De Voedsel- en Genotsmiddelensector neemt deel aan het Convenant Meerjarenafspraken energie (MJA 3). LNV ondersteunt de sector bij het opstellen, uitvoeren en monitoren van energiebesparingplannen op zowel bedrijfs- als brancheniveau. Het doel is een energie-efficiencyverbetering van 30% te bereiken in 2020 (t.o.v. 1990).

Biobased Economy

• Biobased Economy is een van de thema’s uit de innovatie-agenda energie. Binnen dit thema trekt LNV de programma’s bioraffinage, consortiumvorming en plantveredeling. In 2009 wordt een start gemaakt met de uitvoering van de innovatie-agenda.

• De inzet van LNV en de agro-sectoren voor een biobased economy is verder geconcretiseerd in het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren. De afspraken uit dit convenant krijgen vorm in een jaarlijks op te stellen werkprogramma.

Biologische landbouw

• LNV zet voor 2009 in op de uitvoering van de in 2008 getekende Convenanten met marktpartijen en maatschappelijke organisaties. In samenwerking met convenantpartijen worden de instrumenten mediacampagne, ketenmanagement, meerjarige opschalingsplannen en handelsfacilitatie ter bevordering van de marktontwikkeling biologische landbouw ingezet. Ten behoeve van de verzelfstandiging van de vraagstimulering zal de financiële bijdrage van het bedrijfsleven toenemen ten opzichte van de bijdrage van de overheid.

• De vraag naar biologische producten zal in balans met het aanbod en de professionalisering van de sector bevorderd worden, o.a. door de regelingen beroepsopleiding en voorlichting en demonstratieprojecten biologische landbouw. De precieze inzet van instrumenten is afhankelijk van de herijking van de bestaande instrumenten.

• De uitwisseling van kennis en innovatie tussen biologische en gangbare landbouw wordt bevorderd, o.a. via de bedrijfsnetwerken.

• Aan biologische bedrijven zal financiële ondersteuning geboden worden voor de certificeringkosten via de Stimuleringsregeling Voortzetting Biologische Productie (SVBP). Daarnaast zal ingezet worden op communicatie om de groep potentiële omschakelaars te vergroten.

• LNV verstrekt verder subsidie aan regionale projecten en aan organisaties zoals Biologica die bijdragen aan de verdere ontwikkeling van de biologische landbouw en aan de verbinding van de biologische landbouw met de gangbare landbouw en de samenleving.

• Tenslotte zet LNV in voor een goede plaats van de biologische landbouw in het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (Health check).

Bedragen x € 1 000
Activiteit Uitgaven 2009 Uitgaven 2010 Uitgaven 2011
Regeling Stimulering Biologische Productiemethoden (RSBP) (uitfinanciering)1160   
Subsidieregeling Stimulering Biologische Productiemethoden (SSBP)11 005 1 055 691
Beroepsopleiding/voorlichting biologisch 310 310 310
Projecten convenant Biologisch 805 710 470
Projecten mediacampagne 970 940 600
Demonstratieprojecten biologische landbouw1345 450 575
Ondersteuning biologische sector 450400 255
Innovatieregeling biologische landbouw 250 500 500
Projecten ketenverbindingen255 250 75
Projecten aanpak aanbodkrapte 100100 100
Projecten ondersteuning regionale initiatieven300 300 300

1 Incl. EU-financiering

Intensieve veehouderij

• Om de overgang naar duurzame productiemethoden binnen de intensieve veehouderij te faciliteren, verspreidt LNV kennis over innovaties, worden innovatieve investeringen gesubsidieerd en fiscaal ondersteund en wordt samenwerking via onderzoek en kennis bevorderd.

• LNV bouwt in samenwerking met VROM stimulering van investeringen in duurzame stallen in de intensieve veehouderij en in de melkveehouderij verder uit door het uitbreiden van de Maatlat Duurzame Veehouderij. De uitbreiding is onder andere gericht op extra sectoren en duurzaamheidthema’s en op het beschikbare fiscale en financiële instrumentarium (VAMIL, MIA, Regeling Groenprojecten).

• Het «Programma luchtwassers» is erop gericht om via onderzoek nieuwe milieutechnologie (bijvoorbeeld gecombineerde luchtwassystemen) te optimaliseren en om de controle op de werkzaamheid en de handhaafbaarheid te verbeteren. Daarnaast is de investeringsregeling voor gecombineerde luchtwassystemen gericht op een versnelde inzet van deze nieuwe milieutechnologie in de praktijk.

Bedragen x € 1 000
Activiteit Uitgaven 2009 Uitgaven 2010 Uitgaven 2011
Samenwerking innovatie12 390 2 100 2 950
Pilotprojecten intensieve veehouderij 259 245 350
Beroepsopleiding/voorlichting veehouderij 1 400 1 4001 400
Praktijknetwerken veehouderij11 0001 000 1 000
Demoprojecten intensieve veehouderij1400 700 1 000
Investeringsregeling luchtwassystemen17 9384 000 4 000
Onderzoek luchtkwaliteit (FES)51 100  

1 Incl. EU-financiering

Melkveehouderij

• LNV richt zich op de verbetering van de functionele en fysieke inrichting van landbouwbedrijven en de verduurzaming van de landbouwproductie.

• Gebiedsgerichte projecten voor milieuverbetering en structuurverbetering van de melkveehouderij worden gesubsidieerd.

• LNV bevordert innovaties door ondersteuning van praktijkgericht onderzoek, door de vorming van een innoverende omgeving te faciliteren en door de verspreiding van deze innovaties. LNV stelt hiertoe onder andere de regeling «Samenwerking bij innovaties» open en ondersteunt de Melkvee-academie. Er wordt mede rekening gehouden met de milieugevolgen van het op termijn loslaten van het melkquotum. Het herverkavelen en herinrichten van landbouwgrond ter vergroting van bedrijfsoppervlak dichtbij de stalruimte vormt een belangrijk onderdeel van de structuurverbetering (zie ook beleidsartikel 22).

Bedragen x € 1 000
Activiteit Uitgaven 2009 Uitgaven 2010 Uitgaven 2011
Pilotprojecten herstructurering melkveehouderij 1 989 1 672 825
Beëindigings- en saneringsregeling 865 665 465
Innovatie melkveehouderij 825 1 6251 500
Demonstratieprojecten melkveehouderij155 175 325

1 Incl. EU-financiering

Akkerbouw

• Om de kwaliteit, het rendement en de duurzaamheid van de productie van de belangrijkste akkerbouwgewassen te bevorderen worden praktijkgerichte vernieuwingen gestimuleerd (project KODA). Een belangrijk onderdeel is een betere informatie-uitwisseling tussen onderzoekers en ondernemers en de ontwikkeling van betere sturing vanuit de markt/ketens. Daarbij krijgt de ondernemer praktische hulpmiddelen aangereikt. Samenwerking in de keten staat hierbij voorop, waarbij de ondernemer centraal staat. Dit project loopt door tot en met 2009.

Bedragen x € 1 000
ActiviteitUitgaven 2009 Uitgaven 2010 Uitgaven 2011
Set aside regeling (uitfinanciering)11 105 1 0551 005
Projecten Kennis op de Akker 200  
Innovatie open teelten 500 1 0001 000

1 Incl. EU-financiering

Innovatie en samenwerking duurzame landbouw

• Het bedrijfsleven heeft in samenwerking met LNV voor de meeste sectoren van land- en tuinbouw innovatieagenda’s opgesteld. Nadat eerder al de agenda’s voor tuinbouw, melkveehouderij en varkenshouderij waren opgesteld, is in 2008 de innovatieagenda pluimveehouderij aangeboden. Het ministerie faciliteert bij de nadere uitwerking en uitrol van het programma.

• Innovatieve projecten van het bedrijfsleven, waaronder met name ook projecten die aansluiten bij de innovatieagenda’s, worden financieel ondersteund door subsidieregelingen, zoals de regelingen «Innovatieprojecten» en «Samenwerking bij innovatieprojecten». Voor innovatievouchers kan het agrarisch bedrijfsleven vanaf 2008 gebruik maken van de openstelling via de begroting van EZ.

Bedragen x € 1 000
Activiteit Uitgaven 2009Uitgaven 2010 Uitgaven 2011
Projecten duurzame landbouw1 630 1 404 1 119
UIL-NN1  2 500 

1 Het gaat hier om uitfinanciering van de subsidie aan Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) voor het Uitvoeringsprogramma Innovatie Landbouw Noord-Nederland Multifunctionele landbouw

• Om de ontwikkeling van de multifunctionele landbouw te stimuleren wordt door de taskforce multifunctionele landbouw, ingesteld door de Minister van LNV december 2007, ingezet op marktontwikkeling (verbinden van vraag en aanbod) en ketenversterking. Daarbij wordt ingespeeld op de maatschappelijke vraag naar bijvoorbeeld zorg, streekproducten, recreatie en toerisme, etc.

• Door onder andere in te zetten op ontwikkelpilots wordt voor de diverse deelsectoren binnen de multifunctionele landbouw een gerichte impuls gegeven aan de noodzakelijke marktcreatie en ketenontwikkeling. Ook kunnen ontwikkelpilots worden ondersteund die een meer gebiedsgerichte invalshoek hebben. Bij de uitvoering van de ontwikkelpilots wordt tevens ingezet op de ontwikkeling en benutting van kennisnetwerken onder andere in relatie tot de verbetering van ondernemerschap.

Bedragen x € 1 000
ActiviteitUitgaven 2009 Uitgaven 2010 Uitgaven 2011
Projecten multifunctionele landbouw 3 000 3 0003 000

ICT beleidsprogramma

• De administratieve en logistieke processen bij import en export worden verbeterd door middel van ICT-toepassingen. Dit leidt tot een beter dienstverlening, administratieve lastenverlichting en een efficiëntere en effectievere controle.

Taakstellingen Subsidieregelingen

• Vooruitlopend op de geplande beleidsdoorlichting van artikel 21 Duurzaam ondernemen vindt in 2008 een doorlichting van het huidige subsidie-instrumentarium van dit artikel. Nadrukkelijk is hierbij aan de orde of, gelet op de nieuwe beleidsimpulsen die op het vlak van Duurzaam ondernemen op korte termijn effect zullen moeten resulteren (glastuinbouw, bio-based economy, schoon en zuinig), het bestaande subsidie-instrumentarium nog effectief is. Deze doorlichting resulteert structureel in een taakstelling van € 5 mln. vanaf 2011.

Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2009 Streefwaarde Planning Bron
1 Inrichting ontwikkel- ingslocaties (Stidug)1 298 ha 2005 1 298 ha in uitvoering 1 298 ha afgerond 2010 DLG

1 De nieuwe Stidug-projecten, die via het ILG gefinancierd worden, staan op beleidsartikel 22. Om deze reden is de streefwaarde gelijk aan de referentiewaarde.

21.14 Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren

Motivering

LNV streeft naar een concurrerende visserijketen, die de natuur ontziet en gezonde producten levert. Om dit te bereiken zet LNV in op een verantwoord beheer van visbestanden en ondersteuning van vernieuwing en verduurzaming van de visserij. Uitgangspunten voor de inhoudelijke keuzes en prioriteiten in het beleid zijn: een gunstig innovatieklimaat, versterking van ondernemerschap en meer samenwerking in de sector en met maatschappelijke organisaties. Hierbij is ook een rol voor regionale overheden weggelegd, bijvoorbeeld op het terrein van economische verbreding van visserijgebieden. Nederland maakt gebruik van het Europese Visserij Fonds (EVF) om deze doelen te bereiken.

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
21.14 Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren 5 824 50 877 17 593 13 5228 496 9 096 9 396
• Duurzame visserijmethodes  21 000 3 400 2 471   
• Aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet  3 100 5 177   952 500
• Innovatieve proefprojecten  6 5004 700 5 500 3 900 2 000 3 400
• Gebiedsgerichte activiteiten       
• Technische bijstand 400 400 400 400 400 400
• Innovatie, Kennisontwikkeling en verspreiding 1 475 5 026 2 916 4 151 3 1964 844 4 196
• Regeling garantstelling visserij  1 000 1 000 1 000 1 000900 900
• Binnenvisserij 481      
• Verduurzaming Noordzeevisserij 3 868      
• Interne begrotingsreserve 13 851      

In totaal is voor de periode 2007–2013 (de periode die het Operationeel Programma van het Europees Visserijfonds beslaat) € 140 mln. beschikbaar. Dit is inclusief de co-financiering uit Brussel en inclusief de € 45 mln. die aan het begin van deze kabinetsperiode voor visserij beschikbaar is gekomen. Het Operationeel Programma (OP) omvat € 120 mln. Van dit bedrag is ca. € 30 mln. ingezet voor de saneringsronde die begin 2008 heeft plaatsgevonden. In het OP staat verder aangegeven tot welke verdeling van deze middelen over de verschillende zwaartepunten en jaren is gekozen. Voor een bedrag van € 20 mln. is gekozen om dit buiten het OP te besteden. Deze middelen zijn of worden ingezet voor onder meer de Regeling Garantstelling Visserij, de Kenniskringen, de investeringsondersteuningsregeling voor 5 pulstuigen, ondersteuning van een (gezamenlijk) plan om schol met meerwaarde te vermarkten en een aantal kleinere projecten zoals de ondersteuning van visstandbeheercommissies (VBC’s) gedurende een periode van 3 jaar.

Instrumenten

• Wet- en regelgeving (Verordeningen EU op het gebied van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, De Visserijwet 1963) Controle en handhaving van (internationale) visserijregelgeving.

• Financiële ondersteuning.

• Bestuurlijke overeenkomsten zoals convenant duurzame noordzeevisserij.

Verantwoord beheer van visbestanden

• LNV werkt mee aan het bereiken van de Europese doelstelling om de omvang van de schol- en tongbestanden boven het voorzorgsniveau te brengen.

• LNV werkt mee aan Europees beleid dat is gericht op het terugdringen van het over boord zetten van commercieel niet interessante vis (discards). Europees beleid op dit terrein is nog in ontwikkeling.

• LNV zorgt dat de nationale visquota niet worden overschreden.

Vernieuwing en verduurzaming

Duurzame visserijmethodes

LNV stimuleert investeringen in duurzamere visserijtechnieken (bijvoorbeeld in de visserij op platvis, de pelagische sector en de mosselsector). Het gaat daarbij om technieken die leiden tot minder bodemberoering en discards verminderen, het toepassen van meer selectieve vistechnieken en het stimuleren van brandstofbesparing (zoals introductie van pulskor).

Aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet

LNV draagt bij aan maatregelen op het terrein van aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet. Het gaat hierbij om:

• faciliteren van het transformatieproces naar een verdere verduurzaming van de schelpdiersector (organiseren van workshops, onderzoek en opzetten van een kenniskring),

• het stimuleren van innovatieve technieken in de schelpdiercultuur (bijvoorbeeld mosselzaadinvanginstallaties) en innovatie in de viskweek op het land.

• het ondersteunen van binnenvissers bij de grote omslag die zij de komende jaren moeten maken als gevolg van het nationale beheerplan voor aal, dat in 2009 in werking treedt. Een van de mogelijkheden die in het kader van het nationaal aalbeheerplan wordt onderzocht is om de professionele bevissingsactiviteiten gedurende een nog vast te stellen periode tijdelijk stil te leggen.

• het bevorderen van duurzaamheid in de verwerking en afzet van vis. Het gaat onder meer om investeringen in kwalitatief hoogwaardige producten, de ontwikkeling van innovatieve productie-, verwerkings- en afzettechnieken, het vinden van niches in de markten of een beter gebruik van weinig benutte soorten, bijproducten en afval.

• het bevorderen van de duurzaamheid in het licht van de samenhang tussen visserij (inwinnen van mosselzaad in de waddenzee) en ecosystemen.

Innovatieve proefprojecten

LNV ondersteunt het innovatieve vermogen in de visketen. Hierbij staat samenwerking tussen vissers, ketenpartijen, maatschappelijk organisaties en kennisinstituten centraal. LNV stimuleert hiermee:

• Het ontwikkelen, verwerven en verspreiden van nieuwe kennis en/of technologie, bijvoorbeeld het onder realistische omstandigheden testen of verspreiden van nieuwe en kostenbesparende methoden om de selectiviteit van vistuig te verbeteren, bijvangsten te verminderen of de gevolgen voor natuur en milieu te beperken.

• Samenwerkingsvormen, bijvoorbeeld op het terrein van onder meer ketensamenwerking, partnerschappen tussen wetenschappers, vissers en maatschappelijke organisaties.

• Kwaliteitscertificering van visserij- en viskweekmethoden en het bevorderen van de afzet van producten die milieuvriendelijk zijn verkregen.

• Het uitzetten van glasaal. Dit wordt vanaf 2009 nader uitgewerkt in het kader van de implementatie van de Europese Aalverordening.

Het Visserij Innovatie Platform adviseert LNV wie of welke projecten voor ondersteuning in aanmerking komen.

Gebiedsgerichte activiteiten

LNV draagt bij aan gebiedsgerichte activiteiten. Hier ligt het initiatief voor het ontwikkelen van projecten bij provincies en eventueel andere overheden. De provincies stellen dan ook de nationale middelen ter beschikking. LNV beheert de middelen uit het Europees Visserij Fonds (EVF), die dan kunnen worden ingezet bij cofinanciering van deze projecten.

Technische bijstand

Onder technische bijstand vallen maatregelen op het gebied van voorbereiding, toezicht, administratieve en technische ondersteuning die voor de uitvoering van het Europese Visserij Fonds (EVF) nodig zijn. Zo neemt LNV voorlichtingsmaatregelen die gericht zijn op de begunstigden en de partners in het EVF programma, verspreidt LNV informatie en wil het gerichte feedback geven aan indieners van projecten binnen EVF. Een groot deel van de maatregelen worden door LNV Dienst regelingen uitgevoerd. Daarnaast wordt vanuit technisch bijstand ook het bestuurlijk platform visserijgemeenschap ondersteunt.

Innovatie, kennisontwikkeling en verspreiding

LNV ondersteunt projecten op de terreinen innovatie, kennisontwikkeling en verspreiding, die niet in aanmerking komen voor Europese cofinanciering. Voorbeelden hiervan zijn de kenniskringen in de Visserij, opzetten helpdesk als ondersteuning voor visstandbeheercommissies (VBC’s), opstellen aalbeheerplan, samenwerking tussen vissers en biologen in de kottersector, ondersteuning Visserij Innovatie Platform (VIP), aanvullend onderzoek problematiek visserij Waddenzee, onderzoek aalreproductie en project Zeeuwse tong.

Onder het project Zeeuwse tong worden een groot aantal innovatieve plannen op het gebied van de ontwikkeling van de aquacultuur ondergebracht. Kennisinstituten, bedrijven en overheden participeren binnen dit project. De verwachting is dat dit netwerk zal uitgroeien tot een volwaardig kennisnetwerk waarbinnen ook de verdere ontwikkeling van de Nederlandse aquacultuur een plaats krijgt.

Regeling garantstelling visserij

Regeling garantstelling visserij. Met name jonge ondernemers in de platvis- en garnalensector zijn dusdanig gefinancierd dat zij moeilijk op korte termijn fors kunnen investeren in energiebesparende technieken. De banken zijn bereid – conform de plannen voor de tuinbouwondernemers – op basis van een businessplan een lening te verstrekken. Voorwaarde is dat de overheid garant staat voor deze leningen.

Interne Begrotingsreserve

Het betreft de omzetting van de Ontwikkelings-en Saneringsfonds (O&S fonds) voor de Visserij per 1 januari 2008. O&S fonds was destijds opgezet ter ondersteuning van het europees structuurfonds FIOV 2000–2006. Het bedrag is ook bedoeld voor de uitfasering van FIOV programma.

De interne begrotingsreserve die gekoppeld is aan beleidsartikel 21.14 wordt ook aangehouden voor de meerjarige bestedingen van budgetten die onder het Europees Visserij Fonds (programma 2007–2013) worden uitgevoerd.

Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Aquatisch ecosysteem
Indicatoren ReferentiewaardePeildatum Streefwaarde Planning Bron
1. Voorzorgsniveau  2005  2010 ACFM
  Scholbestand 205 000 ton  230 000 ton  
  Tongbestand 41 000 ton  35 000 ton  
      
2. Discards 48% 200624% 2015ACFM
      
3. Visquota 2007100%2008VIRIS
  Tong10 752 10 752  
  Schol18 414 18 414  
  Kabeljauw2 125 2 125  
  Haring73 117 73 117  
  Makreel22 217 22 217  
  Horsmakreel67 464 67 464  

1 Advisory Committee on Fishery Management (ACFM).

2 Discards betreft het percentage niet-commerciële bijvangst die overboord wordt gezet. De peildatum in 2006 is gebaseerd op Advisory Committee on Fishery Management (ACFM). Het percentage is berekend over de totale vangsten en bijvangsten (schol). In 2010 is het streven om een reductie van – 20% ten opzichte van 2006 te realiseren (= 38%) en in 2015 een reductie van – 50% ten opzichte van 2006 (= 24%).

3 Het betreft de quota voor 2008. Visquota worden jaarlijks in december opnieuw vastgesteld door de Europese Visserijraad en gemeten in tonnen. VIRIS is het Visserij informatie en registratiesysteem.

21.15 Bevorderen van duurzame ketens

Zoals aangegeven in de leeswijzer zijn de instrumenten van operationele doelstelling 21.15 vanaf 2009 ondergebracht bij de operationele doelstellingen 21.11 t/m 21.13. In de hieronder staande budgettaire gevolgen van beleid tabel staan daarom alleen de realisatiecijfers 2007 en de raming vermoedelijke uitkomsten 2008. De motivatie en de toelichtingen op de instrumenten zijn opgenomen onder de operationele doelstellingen 21.11 t/m 21.13.

Bedragen x € 1 000
 2007 2008
21.15 Bevorderen van duurzame ketens 8 879 9 042
• Bilaterale economische samenwerking2 698 2 922
• Agrologistiek 4861 000
• ICT-beleidsprogramma’s 3 627 1 600
• Energie en overig 2 068 2 020
• Biobased economy  1 500

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

 Onderzoek onderwerp Nummer AD/OD Start Afgerond
BeleidsdoorlichtingDuurzaam ondernemen 21 2009 2009
Effectenonderzoek ex-postEvaluatie voorschriften emissiearm bemesten21.1220072008
 Herstructurering bedrijfsstructuur Glastuinbouw21.1320082009
 Evaluatie praktijknetwerken in de veehouderij21.1320082009
 Energie-efficiency glastuinbouw21.1320092010
 Evaluatie Innovatieregeling Intensieve Veehouderij21.1320092010
 Energie-efficiency voedings- en genotsmiddelenindustrie 21.1320122012
     
Overig evaluatieonderzoekEx-ante evaluatie landbouw en Kader Richtlijn Water121.1120072008
 Evaluatie Bilaterale Economische Samenwerking (BES)21.1220082008
 Ex-ante evaluatie landbouw en Kader Richtlijn Water221.1220092009
 Beleidsevaluatie Visie Agrologistiek21.1220112011
 Ex- post evaluatie van het LNV streekproductenbeleid21.1320072008
 Ex-ante beleidsevaluatie agrobiodiversiteit21.1320082008
 Procesevaluatie RLS-module Innovatieregeling intensieve veehouderij21.1320082009
 Transit (Transparantie en ICT)   
 Evaluatie expiriment Mosselzaadinvanginstallaties21.1420072008
 Tussentijdse evaluatie schelpdiervisserijbeleid21.1420082009
 Tussentijdse evaluatie Europees visserijfonds21.1420102010

Toelichting

• Kader Richtlijn Water: rapport Alterra nr. 1687, 16 mei 2008, www.alterra.wur.nl. In 2009 vindt een vervolg ex-ante evaluatie plaats.

• Agrobiodiversiteit: Beleidsevaluatie functioneel gebruik biodiversiteit in de landbouw (terugblik en vooruitzien).

• Streekproducten: rapport Bureau Bartels, mei 2008, bibliotheek LNV.

• Innovatieregeling intensieve veehouderij: de evaluatie van de regeling wordt gesplist in een effectevaluatie (succes en doorwerking innovatieprojecten) en een procesevaluatie (uitvoering van de regeling, aansluiting bij behoefte stakeholders).

• De geplande evaluatie van het programma TRANSIT is komen te vervallen aangezien dit programma niet kon worden ondergebracht in de bestaande Brusselse toetsingskaders.

• Evaluatie experiment mosselzaadinvanginstallaties: brief aan TK (29 684 nr. 65) van 20 februari 2008. Resultaten van deze evaluatie vormt input voor de opschaling van het experiment.

• Eerste tussenevaluatie van het beleidsbesluit schelpdiervisserij die is vastgesteld voor de periode 2005–2020.

• Tussentijdse (externe) evaluatie in 2010 van de resultaten van de in het kader van EVF uitgevoerde programma. Deze evaluatie kan aanleiding geven tot een actualisatie en aanpassing van bepaalde onderdelen van dit programma.

22 Agrarische ruimte

Algemene beleidsdoelstelling

Een toekomstgerichte, concurrerende landbouw als economische drager in het landelijk gebied.

Een vitale land- en tuinbouw is als producent van kwalitatief goede en veilige producten en als beheerder van het landelijk gebied van belangrijke economische betekenis voor Nederland. De bedrijven hebben een economisch duurzame bedrijfsvoering nodig om deze rol ook in de toekomst te kunnen blijven vervullen. Het Rijk wil daarom de positie van de primaire landbouw versterken door via structuurverbetering optimale condities te scheppen en ontwikkelingsmogelijkheden te bieden.

Verantwoordelijkheid LNV

De minister van LNV is verantwoordelijk voor:

• Het verstrekken van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) over de periode 2007 tot en met 2013 aan de provincies om de door het Rijk vastgestelde nationale doelen voor het landelijk gebied te realiseren. Op basis daarvan maakt het Rijk met de provincies zevenjarige prestatie- en budgetafspraken. De provincies zijn verantwoordelijk voor de programmering en de uitvoering van de (inrichtings)projecten. Het Rijk beoordeelt aan het eind van de ILG periode de gerealiseerde prestaties en de daaraan bestede budgetten van het Rijk en legt hierover verantwoording af aan het parlement.

• Het faciliteren van de agrarische sector bij de versterking van de ruimtelijke inrichting van de grondgebonden landbouw.

• Het ondersteunen van de ontwikkeling van de agrarische (infra)structuur glastuinbouw bij de niet grondgebonden landbouw.

Externe factoren

Behalen van deze beleidsdoelstelling hangt af van de ontwikkeling van de (wereld)voedselproductie en -prijzen en kennis over en inzicht in duurzame productie. Daarnaast is de realisatie afhankelijk van de medewerking van agrarische ondernemers en gemeenten.

Maatschappelijk effect

Behalen van de algemene beleidsdoelstelling heeft als effect een duurzame, doch competitieve land- en tuinbouwstructuur, zodat een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van de (inter)nationale marktpositie van de land- en tuinbouw en daarmee ook aan een vitaal en aantrekkelijk agrarisch cultuurlandschap. Op artikel 21 Duurzaam Ondernemen wordt de economische positie van de Nederlandse primaire sector uitgedrukt in toegevoegde waarde per fte. Dit kengetal is tevens van toepassing op dit beleidsartikel.

Budgettair belang LNV-begroting

Procentuele verdeling uitgaven 2009 over operationele doelstellingen en apparaat

kst-31700-XIV-2-13.gif

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 mln.
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
VERPLICHTINGEN 189 45 29 2819 15 17
UITGAVEN 43 54 71 5242 35 35
Programma-uitgaven 32 43 60 4133 26 25
• waarvan juridisch verplicht  60 41 33 26 25
        
22.11 Ruimte voor grondgebonden landbouw 25 19 23 22 25 26 25
22.12 Ruimte voor niet grondgebonden landbouw 7 24 3719 7 0 0
        
Apparaatsuitgaven 11 11 1111 99 10
U22.21 Apparaat 0 0 0 00 0 0
U22.22 Baten-lastendiensten 11 1111 11 9 9 10
ONTVANGSTEN 51 55 6956 51 44 44

Grafiek Budgetflexibiliteit

kst-31700-XIV-2-14.gif

Bijdrage Investeringen Landelijk Gebied (ILG)

Van de totale programma-uitgaven binnen artikel 22 is de volgende reeks bestemd voor het ILG.

Bedragen x € 1 mln.
 2007 2008 2009 2010 2011 20122013
Uitgaven via ILG 21 38 56 3932 22 21

Uitvoering en handhaving

Bedragen x € 1 mln.
 2008 2009 20102011 2012 2013
Uitvoeringskosten Dienst Landelijk Gebied       
– ILG999777
– LNV-opdrachten222222

Kennis en onderzoek

In deze tabel zijn de kennis- en onderzoeksmiddelen opgenomen, welke op artikel 26 (kennis en innovatie) budgettair zijn verwerkt, maar betrekking hebben op de algemene doelstelling van artikel 22.

Bedragen x € 1 mln.
 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Overige onderzoeksprogrammering       
• Landschap en platteland: o.a. robuuste ruimte, gebiedsontwikkeling, ruimte gebruik0 1 1 1 1 1 1

De bedragen in «overige onderzoeksprogrammering» hebben ook betrekking op artikel 24.

Apparaatuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Raming 2009
Bijdrage aan DLG 10 936
Totaal apparaatuitgaven10 936

Ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Raming 2009
Overige68 782
Totaal ontvangsten 68 782

Budgettair belang buiten de LNV begroting

Fiscale maatregelen

Bedragen x € 1 mln.
 2007 2008 2009 2010 2011 20122013
Vrijstelling landinrichting 0 1 11 1 1 1
Vrijstelling BBL 10 5 5 55 5 6
Vrijstelling cultuurgrond 163 150 140144 149 152 155

EU maatregelen

Bedragen x 1 mln.
 2007 2008 20092010 2011 2012 2013
POP-2: landinrichting/kavelruil 1e tranche811127011
POP-2: landinrichting/kavelruil 2e tranche   4121212
POP-2: duurzaamheidsinvesteringen7 23332
POP-2: verlengen bestaande contracten handicapgebieden 2000–2006   1111

22.11 Ruimte voor grondgebonden landbouw

Motivering

Verbeteren van de ruimtelijke structuur van de grondgebonden landbouw door vergroting van de landbouwkavels met tenminste 10% ten opzichte van de uitgangssituatie in het plangebied en verbeteren van de betreffende landbouwkavels. Bevorderen van een duurzame productie door de land- en tuinbouw door het opzetten van een aantal pilots agrobiodiversiteit en duurzaam bodemgebruik. De resultaten van deze pilots zullen onder andere worden gebruikt voor verdere visievorming op de duurzame landbouw en moeten leiden tot concrete toepassingsmogelijkheden voor agrarische ondernemers.

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
22.11 Ruimte voor grondgebonden landbouw25 068 18 929 22 816 22 130 25 418 26 17024 507
        
waarvan ILG       
• Grondgebonden landbouw16 12816 90521 52118 38322 94320 49518 832
• Duurzaam ondernemen 6349831 9931 9331 933  
        
waarvan niet ILG        
• Grondgebonden landbouw 8 958 1 390 312 1 754 482 3 6823 682

Instrumenten

Ruimte voor grondgebonden landbouw

In 2006 heeft LNV met de provincies een bestuursovereenkomst afgesloten om met elkaar en met Europese POP-gelden vanaf 2007 de fysieke structuur van de grondgebonden landbouw te verbeteren. In de ILG bestuursovereenkomsten met de 12 provincies zijn prestatie- en budgetafspraken gemaakt voor de periode van 7 jaar van 2007 t/m 2013. Eén van deze afspraken gaat over de structuurverbetering van grondgebonden landbouw.

De provincies zorgen ervoor als regisseur van de gebieden dat gebiedsprojecten worden uitgevoerd, waarin voor de landbouw kavelruil en bijbehorende kavelaanvaardingswerken worden ingezet. Tevens worden pilots voorgesteld door de provincies voor onder andere duurzaam gebruik agrobiodiversiteit en duurzaam bodemgebruik in de landbouw. Het Rijk stelt via het ILG financiële bijdragen beschikbaar.

Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Indicator Taakstelling 2007–2013 haPlanningNormkosten in euro per haNormbijdrae in euro per haBron
Aantal ha Structuurverbetering grondgebonden landbouw (voorheen kavelruil)143 00020131 240279MJP/Bestuursovereenkomsten

22.12 Ruimte voor niet grondgebonden landbouw

Motivering

De investeringen in de Greenports in de glastuinbouwlocaties zijn gericht op het behoud en versterken van de economische functie en gelijktijdige versterking van andere gebiedsfuncties zoals water, wonen, recreatie, landschap en natuur.

Voor de niet-grondgebonden landbouw en/of kapitaalsintensieve landbouw (tuinbouw onder glas) streeft LNV naar vormen van ruimtelijke concentratie, bundeling en sanering van verspreid liggend glas, waarbij de ontwikkeling van bedrijvigheid vooral binnen begrensde ontwikkelingsgebieden wordt gestimuleerd.

In samenwerking met de gemeenten zal daarnaast in en rond het Westland en Aalsmeer een herinrichting van de wegen en sloten plaatsvinden. Dit levert een bijdrage aan de verbetering van de agrologistiek in deze economisch vitale glastuinbouwgebieden.

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
22.12 Ruimte voor niet grondgebonden landbouw6 685 24 187 36 584 18 526 7 100  
        
waarvan ILG       
• Stidug-projecten4 4678 6677 7047 089   
• Greenports 11 90025 60011 4007 100  
        
waarvan niet ILG       
• Infrastructuurregeling Glastuinbouw 2 218 3 620 3 280 37   

Instrumenten

Stidug-projecten (ILG)

Met de Stimuleringsregeling Duurzame Glastuinbouwgebieden (STIDUG) wordt de inrichting van duurzame glastuinbouwgebieden ondersteund. Hiertoe zijn drie landbouwontwikkelingsgebieden glastuinbouw aangewezen.De locaties Zuidplaspolder; Terneuzen en Steenbergen zijnaangewezen. De financiering verloopt via het ILG.

Greenports (ILG)

Het betreft acht projecten in het kader van de nota Ruimte. Het zijn integrale projecten die volledig en samenhangend worden uitgevoerd. Aan deze projecten zijn specifieke eisen gesteld die onverkort en bindend wordt uitgevoerd. De Greenportprojecten zijn: Overbuurtsepolder (Bleiswijk), Boomawatering (Westland), 4B-Waterproject Waalblok (Westland), Rondweg Boskoop-Oost, Duin en Bollenstreek, Deurne (Noord-Brabant), Klavertje 4 Venlo, Primaviera (Aalsmeer)

Infrastructuurregeling Glastuinbouw

De infrastructuurregeling Glastuinbouw (IRG) levert een financiële bijdrage aan de verbetering van de infrastructuur in de glastuinbouwgebieden Westland en Aalsmeer.

Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Indicator Taakstelling 2007–2013Planning Rijksbijdrage voor locatie-ontwikkeling in euro per m2Bron
Aantal ha Locatie-ontwikkeling800 ha.2013Max. 3,63MJP/Bestuursovereenkomsten
     
Aantal infrastructurele projecten Westland/Aalsmeer14 projecten2011€ 9 mln. voor 14 projectenDLG
     
Aantal Greenports8 projecten2013€ 56 mln. voor 8 projectenBestuursovereenkomsten

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

 Onderzoek onderwerp Nummer AD/OD Start Afgerond
Beleidsdoorlichting Agrarische Ruimte 22 20102010
     
Overig evaluatieonderzoek Mid Term Review ILG 22 2010 2010

Voor de ILG is een evaluatie gepland op basis van de Mid Term Review rapportage over de periode 2007 – 2009. Zie ook artikel 23/24/27.

23 Natuur

Algemene beleidsdoelstelling

In 2020 zijn er duurzame condities voor het voortbestaan van alle in 1982 van nature in Nederland voorkomende soorten en populaties.

Mondiaal

Wereldwijd wordt de biodiversiteit bedreigd: plant- en diersoorten verdwijnen en ecosystemen raken verstoord; de biologische verscheidenheid verschraalt. Dit is zorgwekkend, omdat biodiversiteit vele vitale functies vervult. Biodiversiteit reguleert basale processen die het leven op aarde mogelijk maken: de productie van schone lucht en biomassa, het in stand houden van voedsel-, stikstof- en waterkringlopen en het klimaatsysteem. Daarnaast vervult biodiversiteit vitale functies in o.a. de landbouw, bosbouw, visserij en biotechnologie, en heeft biodiversiteit belangrijke sociale en recreatieve functies.

Nederland heeft zich, samen met 190 andere landen, verbonden aan de VN-Conventie inzake Biologische diversiteit (CBD). Vanuit een brede verantwoordelijkheid voor biodiversiteit werkt LNV daarom op verschillende manieren, samen met andere departementen, aan de drie doelen van CBD: biodiversiteit te beschermen, duurzaam te gebruiken, en de voordelen te delen die voortkomen uit het gebruik van genetische bronnen. In CBD-kader is internationaal de «2010-biodiversiteitsdoelstelling» afgesproken: in 2010 het verlies aan biodiversiteit wereldwijd significant terugdringen.

Om op verschillende niveaus (internationaal, Europees en nationaal) invulling te geven aan de brede biodiversiteitsdoelen heeft LNV, als eerstverantwoordelijk ministerie voor biodiversiteit, in samenwerking met andere departementen het beleidsprogramma biodiversiteit 2008–2011: «Biodiversiteit werkt, voor mensen, voor natuur, voor altijd» opgesteld. Dit programma is in mei 2008 aangenomen door de Tweede Kamer.

In de nota geeft het Kabinet aan dat Nederland ook invloed heeft op het verlies aan biodiversiteit wereldwijd door een grote ecologische voetafdruk. Daarom geeft het beleidsprogramma onder meer aandacht aan de negatieve invloed van Nederlandse import (hout, soja) op biodiversiteit, en hoe die te verminderen.

Europees

Nederland onderstreept de EU-doelstelling dat per 2010 de achteruitgang van de biodiversiteit een halt moet zijn toegeroepen.

Op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) is ongeveer 40% van de EHS aangewezen als Natura 2000 gebied. Beide richtlijnen verplichten de lidstaten de in de geselecteerde natuurgebieden aanwezige natuurwaarden in stand te houden. Het gaat om het in stand houden van duurzame populaties van soorten en habitattypen waarvoor Nederland in Europees verband belangrijk is.

Nationaal

Ook in Nederland staat de biodiversiteit zwaar onder druk. Dit blijkt o.a. uit zgn. de Rode Lijsten van bedreigde dier- en plantensoorten. Sinds 1950 is meer dan 10% van de soorten op deze lijsten uit Nederland verdwenen. Circa 45% van de nog wel aanwezige soorten wordt bedreigd of is kwetsbaar.

Een van de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang van biodiversiteit is de afname van het areaal natuur in Nederland in de afgelopen 100 jaar van circa 820 000 in 1900 tot circa 500 000 in 2000. Verder hebben ook het versnipperd grondgebruik en vergaande ontwatering geleid tot achteruitgang van de biodiversiteit.

Belangrijke instrumenten om de biodiversiteit nationaal te beschermen zijn de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet. Middels deze wetten worden bedreigde soorten beschermd tegen menselijke ingrepen (o.a. jacht, ruimtelijke ingrijpen, handel in bedreigde soorten). Daarnaast worden bepaalde soorten actief beschermd door hun leefgebieden actief te verbeteren zoals weidevogels.

De Nederlandse regering voert vanaf 1990 gericht beleid om de biodiversiteit te beschermen. Het belangrijkste onderdeel van dit beleid is de vorming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

De EHS is een ecologisch netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden. Door robuuste verbindingen tussen de natuurgebieden aan te leggen kunnen dieren en organismen zich over een groter gebied verspreiden zodat genetische uitwisseling tussen populaties kan plaatsvinden. Daarmee neemt de kans op uitsterven af.

Het kabinet heeft als doelstelling om in 2018 728 500 ha EHS gerealiseerd te hebben.

Voor de periode 2007–2013 zijn in het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) tussen Rijk en provincies in bestuursovereenkomsten afspraken gemaakt voor onder andere het realiseren van de EHS. In de bestuursovereenkomsten is vastgelegd hoe de rijksmiddelen zijn toegedeeld aan de provincies en welke prestaties de provincies hiervoor leveren. Met deze bestuursovereenkomsten ligt de regie over de voortgang van de EHS bij de provincies.

Met Natura 2000 gebieden geeft Nederland invulling aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Binnen deze gebieden wordt Europees unieke natuur beschermd. Doel is om in 2010 de teruggang van de biodiversiteit te hebben gestopt.

In 2009 moeten alle 162 gebieden in ontwerp zijn aangewezen en zal naar verwachting circa de helft van de gebieden ook definitief worden aangewezen. Tevens zullen voor circa 100 gebieden beheerplannen in concept afgerond zijn. Het opstellen van de beheerplannen wordt gedaan in nauwe samenwerking met de overige bevoegde organisaties, de ministeries van Verkeer en Waterstaat en Defensie alsmede de 12 provincies en het IPO. Voor de coördinatie is in 2008 een regiebureau Natura 2000 opgericht.

Verantwoordelijkheid LNV

LNV draagt verantwoordelijkheid voor een gezonde, natuurlijke leefomgeving voor mens, dier en plant. De minister van LNV bereikt dit door:

• via de Wet Inrichting Landelijk Gebied, die op 1 januari 2007 in werking is getreden, hebben de provincies de regie gekregen op het realiseren van Rijksdoelen waarover het Rijk en de provincies afspraken hebben gemaakt in de afgesloten ILG bestuursovereenkomsten. De Rijksdoelen w.o. EHS die via het ILG worden gerealiseerd staan herkenbaar opgenomen onder de operationele doelen. LNV stelt hiertoe het Investeringsbudget Landelijk Gebied ter beschikking aan de provincies. LNV blijft eindverantwoordelijk voor de realisatie van de EHS in 2018;

• het nakomen van de internationale afspraken op het gebied van het behoud en de ontwikkeling van de biodiversiteit in de wereld;

• het (doen) uitvoeren van wet- en regelgeving op het terrein van natuurbescherming en natuurontwikkeling, waaronder de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet;

• vergroting van de deelname van agrariërs en andere particuliere grondeigenaren aan de realisatie van de EHS;

• het beheer van natuur en landschap buiten de EHS;

• vermaatschappelijking van het natuurbeleid.

Externe factoren

Het behalen van de doelstelling hangt af van:

• Klimaatverandering: exoten.

• Toename van het ruimtebeslag door infrastructuur, stedelijke bebouwing en bedrijventerreinen.

• Milieu-effecten van onder andere industrie, vervoer en landbouw.

Maatschappelijk effect

Het behalen van de doelstellingen met betrekking tot de biodiversiteit en de EHS heeft de volgende maatschappelijke effecten:

1. dat in Nederland een leefomgeving wordt gecreëerd waarin het prettig is te wonen, te werken en te recreëren;

2. dat planten en dieren in Nederland duurzaam kunnen voorbestaan;

3. dat overheden, burgers en bedrijven zich bewust worden van de waarden van en verantwoordelijkheden voor natuur;

4. dat door aanwezigheid en gebruik van de natuur de gezondheid van de Nederlanders wordt bevorderd.

Meetbare gegevens bij algemene doelstelling

Als indicator voor de verbetering of verslechtering van de biodiversiteit is gekozen voor de zgn. rode lijsten. In de rode lijsten worden de soorten vermeld die ernstig bedreigd worden met uitsterven dan wel uitgestorven zijn.

Indicator Referentie-waardePeildatum Raming 2009 Streef-waarde Planning Bron
Outcome       
1. «soorten»106 2002 110 100 2020 LNV, CBS
2. «populaties» (mate van instandhoudhouding van omvang van populaties) Gunstig: 19% Zeer ongunstig: 47% 2007Gunstig: 19% Zeer ongunstig: 47% Gunstig: 29% Zeer ongunstig: 37% 2013 LNV

NB: In ontwikkeling is een indicator «kwaliteit en kwantiteit van de hoofdecosystemen» welke in de begroting 2010 zal worden opgenomen. Deze indicator wordt weergegeven middels een in ontwikkeling zijnde kaart «natuurtypen». Naast een twintigtal natuurtypen wordt de kwaliteit per natuurtype weergegeven middels een huidig en een gewenst kwaliteitsniveau.

• De indicator «soorten» geeft via een indexcijfer het verloop aan van het aantal bedreigde soorten in ons land. Dat is het totaal aantal soorten dat op officiële Nederlandse Rode Lijsten is aangemerkt als «verdwenen», «ernstig bedreigd», «bedreigd», «kwetsbaar» of «gevoelig». Deze indicator is gebaseerd op een voorlopige selectie van rode lijsten.

• De indicator «populaties» (verzameling van soorten) geeft de staat van instandhouding aan van de Europees-rechtelijk belangrijke populaties en habitats (gebieden) van soorten in Nederland. Voor de uitwerking van deze indicator is aangesloten bij de rapportage over de habitatrichtlijn over de periode 2002–2006 die eind juli 2007 naar de Europese commissie is gestuurd.

• Het percentage omvang van populaties met een gunstige staat van instandhouding is in de periode 2007–2013 met 10% toegenomen ten opzichte van de meting in de periode 2000–2007 en de omvang van populaties met een zeer ongunstige staat van instandhouding is in de periode 2007–2013 met 10% afgenomen ten opzichte van de periode 2000–2007;

Budgettair belang LNV begroting

Procentuele verdeling uitgaven 2009 over operationele doelstellingen en apparaat

kst-31700-XIV-2-15.gif

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x (€ 1 mln.)
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
VERPLICHTINGEN 2 326 338 286 272247 258 281
• waarvan garanties 8354 49 52 34 44 51
UITGAVEN 520540 533 515 485 492 489
Programma-uitgaven447 463 457 442 413 420 421
• waarvan juridisch verplicht   327 316295 298 299
        
23.11 Verwerven Ecologische Hoofdstructuur 85 78 85 88 74 79 87
23.12 Inrichten Ecologische Hoofdstructuur 123 139 132129 121 129 127
23.13 Beheren Ecologische Hoofdstructuur 171 168 169 166 161 161 157
23.14 Beheer natuur buiten EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit 68 78 72 59 57 5150
        
Apparaatsuitgaven 73 77 76 73 7272 68
U23.21 Apparaat 7 7 7 6 6 66
U23.22 Baten-lastendiensten 66 70 69 6766 66 62
ONTVANGSTEN 15 86 27 34 4229 25

Grafiek budgetflexibiliteit

kst-31700-XIV-2-16.gif

Bijdrage Investeringen Landelijk Gebied

Van de totale programma-uitgaven binnen artikel 23 is de volgende reeks bestemd voor het ILG.

Bedragen x 1 mln.
 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Uitgaven artikel 23 via ILG 288 285 286 260 256247

Eind 2006 zijn met de provincies bestuursovereenkomsten gesloten met betrekking tot het Investeringsbudget Landelijk Gebied voor de periode 2007 t/m 2013. De meerjarige budgetten zijn verdeeld en toegelicht bij de operationele doelstellingen 23.11 t/m 23.14.

De verantwoording over de gerealiseerde prestaties door de provincies vindt plaats in 2014, na afloop van de ILG-periode. In het kader van de EHS als groot project leveren de provincies jaarlijks voortgangsinformatie op. Deze informatie wordt separaat aan de Tweede Kamer toegezonden.

Handhaving en uitvoering

In onderstaande tabel zijn de budgetten opgenomen van de baten[lastendiensten onderverdeeld naar uitvoering- en handhavingsactiviteiten.

Bedragen (x € 1 mln.)
 2008 2009 2010 2011 2012 2013
DLG waarvan:444140383835
• ILG-opdrachten383534333330
• Niet ILG-opdrachten766665
DR waarvan: 20 21 21 21 21 21
• uitvoering en bestuurlijke handhaving van Ff-wet, CITES3 3 3 3 3 3
• ILGprogrammabeheer 13 13 13 13 13 13
• overig 4 5 5 5 5 5
AID waarvan: 5 5 5 5 5 5
• handhaving Nb-wet/FF-wet 4 4 4 4 44
• handhaving programmabeheer 1 1 1 11 1
PD       
1 exotenbeleid  1 11 1 1

DLG

De minister van LNV stelt aan de provincies uitvoeringscapaciteit beschikbaar t.b.v. het realiseren van ILG doelen. Daarbij gaat het om grondverwerving, inrichting, planvorming en Programma Beheer.

Naast de ILG-opdrachten zet de minister van LNV directe opdrachten uit, dit betreft het opstellen van bepaalde beheersplannen Natura 2000, ecologische advisering bij de ontheffingverlening ruimtelijke ingrepen van de Flora- en Faunawet, ecologische advisering bij subsidieverlening regeling EGM, verwerving en inrichting NURG.

DR

Natuurwetgeving

Het rapport «Over wetten van de natuur – Evaluatie van de natuurwetgeving: bevindingen en beleidsconclusies» bevat een aantal actiepunten, zoals het digitaliseren van aanvragen op basis van de regeling afgifte en kenmerken pootringen en andere merktekens, het invoeren van een informatieuitwisselingssysteem tussen uitvoerende en handhavende diensten en het invoeren van elektronische dienstverlening CITES. In 2008 is een start gemaakt met deze actiepunten. Deze activiteiten worden de eerstvolgende jaren voortgezet. Door de invoer van Programmatisch handhaven worden ook taken als nalevingsmeting en communicatie naar doelgroepen versterkt. Daarnaast wordt de toezicht- en opsporingcapaciteit Natuurwetgeving structureel uitgebreid. Dit met name op het beleidsterrein CITES.

Programma Beheer

Het Programma Beheer is een onderdeel van het ILG. De uitvoerings- en handhavingskosten worden gefinancierd door LNV. De provincies bereiden een vereenvoudiging van de regelgeving voor. Door deze moeten zowel de administratieve lasten als uitvoeringskosten gaan dalen. Doel was om deze vereenvoudiging door te voeren per 1 januari 2009. Deze vereenvoudiging is echter uitgesteld. Voor handhaving is het uitgangspunt dat wordt voldaan aan de controle-eis direct voortvloeiend uit EU-controleverordeningen (POP).

PD

Vanuit het Coalitieakkoord (tranche 2009) worden extra middelen beschikbaar gesteld aan de Plantenziektenkundige Dienst ten behoeve van een coördinerende rol voor invasieve exoten nl. het signaleren van nieuwe exoten, het (laten) uitvoeren van risicoanalyses en op basis van zo‘n analyse, het inzichtelijk maken van de mogelijke wijzen en consequenties van preventie, bestrijding of beheersing van exoten. Ook geeft de PD voorlichting aan het publiek en bedrijven over de risico’s van invasieve exoten. Tot slot kan de PD de opstartfase van eventuele bestrijdingsacties zonodig ondersteunen en de efficiëntie en effectiviteit van eerder genomen maatregelen evalueren. Om al deze werkzaamheden goed uit te kunnen voeren, faciliteert de PD het functioneren van een uitgebreid en flexibel netwerk invasieve exoten, bestaande uit deskundigen en belanghebbenden van binnen en buiten de overheid. De PD benut de kennis en expertise van dit netwerk.

Kennis en onderzoek

In deze tabel zijn de kennis- en onderzoeksmiddelen opgenomen, welke op artikel 26 (kennis en innovatie) budgettair zijn verwerkt, maar betrekking hebben op de algemene doelstelling van artikel 23.

Bedragen x 1mln.
 2008 2009 2010 2011 2012 2013
• DLO onderzoeksprogramma‘s 7,4 7,47,4 7,4 7,4 7,4
• DLOwettelijke onderzoekstaken 9,3 9,3 9,3 9,3 9,39,3
• Niet-DLO onderzoeksprogrammering1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5

Apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Raming 2009
Ambtelijk personeel Directie Natuur 6 075
Materieel842
Overig apparaat  
Totaal 6 955

Ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Raming 2009
EU-bijdragen 2 096
Opbrengsten jachtakten 1 031
Bijdragen van derden 23 159
Overige 562
Totaal26 848

Budgettair belang buiten de LNV-begroting

Fiscale maatregelen

Fiscale maatregelen dragen bij aan het beleidsdoel van artikel 23. Naast onderstaande regelingen neemt ook de Natuurschoonwet een belangrijke plaats in. Deze Nederlandse wet biedt aan eigenaars van landgoederen fiscale voordelen.

Bedragen x 1 mln.
 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Bosbouwvrijstelling 1 1 1 1 1 1 1
Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer 10 10 1011 11 11 12
Vrijstelling bos- en natuurterreinen en landgoederen forfaitaire rendement444444 4
Vrijstelling natuurgrond0222222

EU-maatregelen

Vanuit POP2 komen middelen ten goede aan het groene domein. Een belangrijk deel van Programma Beheer (SAN) wordt hieruit medegefinancierd.

Bedragen x 1 mln.
 2007 2008 20092010 2011 2012 2013
Plattelands Ontwikkelingsprogramma 15 15 15 15 15 1515

23.11 Verwerven Ecologische Hoofdstructuur

Motivering

Het verwerven van gronden ten behoeve van de terreinbeherende organisaties ten behoeve van het realiseren van de EHS.

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
23.11 Verwerven Ecologische Hoofdstructuur85 209 77 540 84 523 88 229 74 198 78 93686 524
        
waarvan ILG:       
• Verwerven EHS 26 13630 551 28 533 40 424 33 487 35 986 36 814
• Verwerven en inrichten Westerschelde 11 88217 683 22 324 12 109   – 440
        
waarvan niet ILG:       
• Verwerven Nurg 18 2523 580 3 940 3 970 4 023 4 262 4 262
• Rente en aflossing 28 939 25 726 29 72631 726 36 688 38 688 45 888

Instrumenten

Waarvan ILG

Verwerven EHS

Voor overdracht aan Staatsbosbeheer worden grondaankopen gedaan door de Dienst Landelijk Gebied/Bureau Beheer Landbouwgronden (DLG/BBL) die door de provincies worden gefinancierd. Voor de particuliere natuurbeschermingsorganisaties worden de grondaankopen gesubsidieerd door de provincies. Financiering vindt plaats door middel van leningen buiten begrotingsverband door de Vereniging Natuurmonumenten. Vanwege de geplande afronding van de EHS in 2018 worden de laatste grondaankopen in 2015 uitgevoerd. Alleen voor de tweede tranche robuuste verbindingen wordt ook na 2015 nog grond aangekocht.

Verwerven en inrichten Westerschelde

Voor de Westerschelde als Natura 2000-gebied is binnen de ILG periode 2007 t/m 2013 140 mln. beschikbaar waarvan € 110 mln. via het FES.

Waarvan niet ILG

Verwerven Nurg en Maaswerken

In het kader van de Nadere Uitwerking Rivierengebied (NURG) werken V&W en LNV gezamenlijk aan projecten ter verbetering van de veiligheid (hoogwaterbescherming) en ontwikkeling van natuur in het rivierengebied. Het betreft vnl. gebieden langs de Maas (Grensmaas en Zandmaas Pakket I).

Rente en aflossing

Voor de aankopen voor de particuliere natuurbeschermingsorganisaties (de Vereniging Natuurmonumenten en de 12 provinciale Landschappen) wordt het rijksaandeel in de grondverwerving gefinancierd door middel van jaarlijkse leningen aan de Vereniging Natuurmonumenten (€ 40 mln.) waarbij het Rijk de kosten van de rente en aflossing voor zijn rekening neemt. Voor de grondaankopen ontvangen de particuliere terreinbeherende organisaties een subsidie van de provincies in de kosten van de grondverwerving op grond van provinciale subsidieregelingen. Financiering vindt plaats uit de leningen. Zoals afgesproken in de ILG-bestuursovereenkomsten wordt door provincies een autonome bijdrage geleverd ter financiering van de EHS (jaarlijks € 10 mln.)

Natte natuur

In 2007 is het budget voor natte natuur overgeheveld naar V&W. De verwerving van Delta natuur en Zandmaas Pakket II is ondergebracht in het ILG.

Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Instrument   Oorspronkelijke taakstelling in ha Restanttaak stelling in ha 1–1–2007Taakstelling in ha 2007–2013 Normkosten in euro
NIEUWE EHS130 44436 770  
     
ILG    
Nieuwe natuur102 96117 29416 02331 339
Robuuste verbindingen16 30314 6535 72231 339
Natte natuur2 8602 5682 56838 000
w.v. Zandmaas II460410410 
w.v. Overig natuur 2 4002 1582 158 
Niet ILG  Taakstelling 2009 
Nieuwe natuur8 3202 25524631 339
w.v. NURG7 0001 394125 
w.v. Grensmaas en Zandmaas I1 320861121 
     
WESTERSCHELDE (ILG)60060060031 000

Nieuwe natuur

kst-31700-XIV-2-17.gif

Robuuste verbindingen

kst-31700-XIV-2-18.gif

Nieuwe natuur

kst-31700-XIV-2-19.gif

23.12 Inrichten Ecologische Hoofdstructuur

Motivering

Het inrichten van gronden in de EHS om de juiste fysieke condities te verkrijgen die nodig zijn om de gewenste natuurdoelen en de gewenste kwaliteit te kunnen realiseren. Het aanwezig zijn van de juiste fysieke condities maakt vervolgens een effectief beheer mogelijk. De inrichting betreft zowel gronden die LNV en de provincies verwerven en doorleveren aan de terreinbeherende organisaties als gronden die in bezit zijn van particulieren.

Inrichting van gronden vindt plaats wanneer de planologische functie wijzigt van bijvoorbeeld de bestemming «landbouw» in de bestemming «natuur». De inrichting is mede gericht op het ter plaatse na te streven natuurdoeltype alsmede op de ter plaatse voorkomende bedreigde soorten, met name de doelsoorten in het Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid.

Er is inmiddels veel grond voor de EHS aangekocht. Een groot deel hiervan is nog niet ingericht. In veel gevallen gaat het hierbij om zogenaamde ruilgronden die bij de verwerving aan de EHS worden toegerekend. Deze ruilgronden worden gebruikt in landinrichtingsprojecten. Het systeem van landinrichting brengt echter met zich mee dat het enkele jaren duurt voordat een project wordt afgerond. Gedurende die jaren worden er wel inrichtingskosten gemaakt (het «onderhanden werk»). Deze hectares worden «natuur» als het gehele project gereed is en de ruilgronden worden doorgeleverd aan een particuliere natuurbeschermingsorganisatie of Staatsbosbeheer. Dit leidt er toe dat er pas sprake is van afgeronde inrichting ten behoeve van de EHS als het landinrichtingsproject in zijn geheel wordt opgeleverd. In de tabel met meetbare gegevens staan de prestaties in hectares vermeld.

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
23.12 Inrichten Ecologische Hoofdstructuur 123 040139 272 131 830 128 675 120 794 129 301127 244
        
Waarvan ILG:       
• Inrichten EHS 66 76369 753 64 788 63 685 60 130 61 157 59 001
• Inrichten robuuste verbindingen  16 40617 304 16 200 16 712 13 341 12 672
• Milieukwaliteit EHS, Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn 39 790 39 496 31 30932 079 32 502 29 717 27 960
        
Waarvan niet ILG:        
• Inrichten EHS  3 813 3 752 3 783 5 140 4 2336 913
• Mainport Rotterdam  6 307 6 2676 310 6 310 6 353 6 398
• Natte natuur  3 497 8 410 6 618   
• Oostvaarderswold     14 500 14 300
• NURG en Maaswerken 8 030       
• IJsselmeer en Rijkswateren 8 457       

Instrumenten

waarvan ILG

Inrichten EHS en Inrichten robuuste verbindingen

Ten behoeve van realisatie van de EHS moet in de periode 2007 t/m 2013 45 714 ha nieuwe natuur, 2 857 Natte natuur en 7 230 ha Robuuste verbindingen worden ingericht. De PNB’s kunnen hiervoor subsidie aanvragen terwijl de natuurgronden t.b.v. SBB na te zijn ingericht worden overgedragen.

Milieukwaliteit EHS, Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn

Het budget is bedoeld om verdroging, vermesting en verzuring van bepaalde natuurgebieden tegen te gaan. De betreffende verdrogingsgevoelige gebieden zijn aangewezen in de zgn. TOP-lijst.

Waarvan niet ILG

Inrichten EHS

In het kader van de Nadere Uitwerking Rivierengebied werken V&W en LNV gezamenlijk aan projecten ter verbetering van de veiligheid en ontwikkeling van natuur in het rivierengebied. Het betreft vnl, de uiterwaarden langs de grote rivieren in Overijssel, Gelderland en Utrecht (NURG) alsmede de gebieden langs de Maas (Grensmaas en Zandmaas).

Mainport Rotterdam

In kader van Project Mainport Rotterdam (PMR) worden natuur en recreatiegebieden ontwikkeld met een omvang van 750 ha. De Rijksbijdrage (LNV, VROM, EZ) van € 6 mln. per jaar verhoogd met 2% inflatiecorrectie wordt betaald via de LNV-begroting.

Natte natuur

Betreft ontwikkeling van projecten op en langs het Ijsselmeer in het kader van de ontwikkeling van grootschalige natte natuur.

Oostvaarderswold

In 2012 en 2013 wordt in totaal € 29 mln. uitgetrokken voor het realiseren van de robuuste ecologische verbindingszone Oostvaarderswold. Hiermee wordt het advies uit 2006 gevolgd van het International Committee on the Management of the Oostvaardersplassen (ICMO), onder leiding van de heer Gabor, om deze verbinding versneld aan te leggen. Realisatie op korte termijn is in dit uitzonderlijke geval vereist in verband met de snel stijgende grondprijzen vanwege de grote stedelijke druk. Hiermee wordt de in de Oostvaardersplassen voorkomende edelherten de mogelijkheid geboden om via het Horsterwold te kunnen migreren naar de Veluwe (en later ook Duitsland) zodat uitwisseling van genetisch materiaal kan plaatsvinden. Hiertoe moeten gronden worden verworven en ingericht.

Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Instrument  Oorspronkelijke taakstelling in ha Restanttaak stelling in ha 1–1–2007Taakstelling in ha 2007–2013 Normkosten in euro
NIEUWE EHS176 715125 929  
     
ILG    
Nieuwe natuur137 67091 19245 7149 600
Robuuste verbindingen24 36524 3657 23013 341
Natte natuur3 3602 8572 857 
w.v. Noord Nederland500   
w.v. Zandmaas II460460460 
w.v. Delta Natuur2 4002 3972 397 
   Taakstelling 2009 
Niet ILG    
Nieuwe natuur8 3205 6866109 600
w.v. NURG7 0004 366500 
w.v. Grensmaas en Zandmaas I1 3201 320110 
Natte natuur: IJsselmeer3 0001 829210 
     
WESTERSCHELDE (ILG)600600600 
     
MILIEUKWALITEIT (ILG)    
Maatregelen verdroging, verzuring, vermesting65 00065 00065 000 
     
MAINPORT ROTTERDAM (Niet ILG)    
Inrichting Mainport Rotterdam750750750 

Natte natuur (ILG)

In de bestuursovereenkomsten met de provincies zijn de te realiseren hectares voor droge en natte natuur samengevoegd. Met de provincie Zeeland bestaat een aparte afspraak over de Westerschelde (600 ha).

Natte natuur (niet ILG)

Betreft IJsselmeer. Met V&W zijn gesprekken gaande om de budgetten en taken naar hen over te hevelen.

Nieuwe natuur

kst-31700-XIV-2-20.gif

Robuuste verbindingen

kst-31700-XIV-2-21.gif

Natte natuur

kst-31700-XIV-2-22.gif

23.13 Beheren Ecologische Hoofdstructuur

Motivering

Het in een samenhangend netwerk beheren van bestaande natuur, de aangewezen Natuurbeschermingsgebieden, Natura–2000-gebieden en 20 Nationale Parken. Het beheer is primair bedoeld om bestaande natuurwaarden (planten, dieren en ecosystemen) in stand te houden en zo mogelijk te verbeteren. Een belangrijke nevendoelstelling van beheer is het voldoen aan recreatieve behoeften en de openstelling van natuurterreinen door particulieren en particuliere natuurbeschermingsorganisaties, tenzij bijzondere soorten of ecosystemen daardoor niet goed kunnen voortbestaan.

Het beheer biedt voldoende mogelijkheden en garanties voor de realisatie van het na te streven natuurdoeltype alsmede voor de bescherming van de bedreigde soorten die van de beheerde gebieden afhankelijk zijn (met name de doelsoorten van het Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid) als de milieucondities op peil zijn gebracht.

De budgetten voor beheer binnen en buiten de EHS maken voor een groot deel onderdeel uit van het ILG en omvatten het natuurbeheer, agrarisch natuurbeheer en landschapsbeheer, zowel binnen als buiten de EHS.

Bedragen (x € 1 000)
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
23.13 Beheren Ecologische Hoofdstructuur171 093 168 224 168 997 165 913 161 172160 922 157 230
        
waarvan ILG:       
• Programma beheer 99 11399 127 104 579 104 805 100 946 100 46197 155
• Natuur overig  2 311 2 3112 292 578 578 489
        
waarvan niet ILG:       
• Beheer door SBB 53 80652 720 49 237 48 951 48 024 48 024 48 024
• Behoud en herstel historische buitenplaatsen 2 5313 136 3 085     
• Overig beheer15 643 10 930 9 785 9 865 11 624 11 85911 562

Instrumenten

Waarvan ILG

Programma beheer

In totaal wordt voor programmabeheer door LNV voor € 700 mln. aan verplichtingen aangegaan richting provincies. De provincies verzorgen de uitvoering van de provinciale regelingen voor SAN en SN.

Natuur Overig

Betreft vergoeding voor «boeren voor natuur» in bepaalde gebieden (polder van Biesland, Twickel, Ooijpolder, Groen Woud)

Waarvan niet ILG

Beheer door SBB

Betreft vergoeding aan SBB voor beheer van natuurgebieden

Behoud en herstel historische buitenplaatsen

De regeling Behoud en Herstel van Historische Buitenplaatsen is toe aan herziening. Het betreft een regeling die in het verleden is ingesteld maar gelet op de veranderende verhoudingen m.b.t. verantwoordelijkheden tussen overheid, burgers en bedrijfsleven toe is aan herijking. Er is een relevante verlaging van dit subsidie-instrumentarium voorzien omdat in toenemende mate van landeigenaren mag worden verwacht dat zij zelf meer verantwoordelijkheid nemen voor het behoud en herstel van buitenplaatsen. Uitfasering van de regeling is voorzien met ingang van 2010.

Overig beheer

Betreft een bijdrage aan ganzenbeheer, financiering weidevogels en veenweidegebieden, bijdrage aan unie van landschappen en een bijdrage aan het Kroondomein.

Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Instrument Oorspronkelijke taakstelling in ha Aantal ha. In beheer 1-1-2007
Beheer ILG en niet ILG 728 500  
Bestaande EHS453 500 453 500
Nieuwe EHS 275 000139 991
Instrument Oorspronkelijke taakstelling in ha Aantal ha. In beheer 1-1-2007 Taakstelling in ha 2007–2013
ILG    
Nieuwe EHS 207 72893 495 62 375
• w.v. Particulier beheer110 043 35 413 33 789
• w.v. Agrarisch natuurbeheer (incl. ganzenbeheer)97 685 (35 000)58 082 (32 736)28 586(6 380)
Bestaande natuur (PNB’s, particulieren en gemeenten)182 174182 174nvt
Instrument Oorspronkelijke taakstelling in ha Aantal ha. In beheer 1-1-2007 Taakstelling in ha 2009
Niet-ILG    
Staatsbosbeheer nieuwe EHS67 272 46 496 2 400
Staatsbosbeheer bestaande natuur130 218 130 218 nvt
Hectares gefinancierd door derden141 108 141 108 nvt

• Agrariërs ontvangen een vergoeding in het kader van SAN voor bestaande 6 jarige beheers overeenkomsten en het aangaan van nieuwe beheersovereenkomsten.

• Particuliere natuurbeschermingsorganisaties en particulieren ontvangen een vergoeding voor beheer van bestaand areaal en uitbreiding nieuw areaal a € 80, per ha in de periode 2007 t/m 2013.

• Particulieren en agrariërs ontvangen een vergoeding voor waardedaling door functiewijziging van landbouwgrond naar natuurgrond (SN-functiewijziging).

• Hectares gefinancierd door derden, betreft: co-financiering door o.a. waterschappen en gemeenten.

Beheren nieuwe EHS

kst-31700-XIV-2-23.gif

Beheren nieuwe EHS

kst-31700-XIV-2-24.gif

Beheren nieuwe EHS

kst-31700-XIV-2-25.gif

23.14 Beheer van de natuur buiten de EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit

Motivering

Nationaal

• Voldoen aan de internationale verplichting om een of meer nationaal of internationaal belangrijke ecosystemen als nationaal park aan te wijzen.

• Het bieden van duurzame bescherming aan alle doelsoorten van het soortenbeleid.

• Vermaatschappelijking van het natuurbeleid.

Internationaal

1. Voldoen aan de internationale verplichtingen die tot doel hebben het verlies aan biodiversiteit in de wereld een halt toe te roepen.

2. Het verduurzamen van handelsketens (m.n. hout, soja en palmolie), het beschermen en duurzaam gebruiken van ecologische netwerken (waaronder Natura–2000 en het PAN-Europees-Ecologische Netwerk), duurzaam gebruik en beheer van mariene biodiversiteit (inclusief verduurzaming visserij) en het ontwikkelen van nieuwe financieringsmogelijkheden voor biodiversiteit.

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
23.14 Beheer natuur buiten EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit 67 818 77 866 71 90559 466 56 515 51 157 50 180
        
waarvan ILG:        
• Bijdrage nationale parken 4 272 4 134 4 221 4 0393 966 3 966 3 808
• Soortenbescherming1 240 1 156 1 156 1 156 1 156 1 1561 110
• Beheer van natuur buiten EHS 9 8597 895 8 619 9 352 10 255 9 691 8 491
        
waarvan niet ILG:       
• Gegevensautoriteit natuur4 771 4 953 4 000 2 000 2 000  
• Beheer door SBB 12 340 12 19911 156 11 372 11 352 11 013 11 013
• Bijdrage nationale parken 1 5481 713 1 713 1 715 1 784 1 784 1 796
• Faunafonds 9 536 8 310 8 183 7 9657 890 7 890 7 890
• Overige nationale bijdragen 15 432 15 772 18 320 9 702 9 3605 805 5 805
• Internationale subsidies en contributies 1 081 1 025 1 065 997 1 0271 027 1 027
• Natuurbeschermingswet3 831 14 622 10 419 8 181 4 261 5 3615 776
• Soortenbescherming 3 908 6 0873 053 2 987 3 464 3 464 3 464

Instrumenten

Waarvan ILG

Bijdrage nationale parken

Betreft een subsidieregeling onder meer een vergoeding voor bezoekercentra behorend bij Nationale parken.

Soortenbescherming

Betreft een subsidieregeling voor de bescherming van soorten die ernstig bedreigd worden door middel van specifieke soortgerichte maatregelen. Het aantal ernstig en bedreigde soorten neemt sterk toe zodat met individuele beschermingsprogramma’s het niet mogelijk is het verdwijnen van soorten te voorkomen. Om effectiever en efficiënter te kunnen werken aan het behoud van soorten wordt ingezet op de implementatie van de leefgebiedenbenadering. Hierbij wordt vooral ingezet op maatregelen en ingrepen die voordelen opleveren voor groepen van soorten en wordt getracht om het belang van soorten vroegtijdig te laten meenemen in diverse planologische ontwikkelingen.

Beheer van natuur buiten EHS

Betreft een vergoeding aan particuliere natuurbeschermingsorganisaties voor beheer bestaand areaal en uitbreiding nieuw areaal in de periode 2007 t/m 2013.

Waarvan niet ILG

Gegevensautoriteit natuur

Betreft een vergoeding voor het aanleggen van data-bases voor het in beeld brengen van beschermde diersoorten in Nederland en in het bijzonder op potentiële bouwlocaties.

Beheer door SBB

Betreft vergoeding aan Staatsbosbeheer voor beheer van natuurgebieden buiten de EHS.

Bijdrage nationale parken

Betreft een subsidieregeling ter ondersteuning van Nationale Parken, die één of meer nationaal of internationaal belangrijke ecosystemen vertegenwoordigen. De aandacht van LNV bij de kwaliteitsverbetering van de parken gaat onder meer uit naar uitbreidingsplannen en het bevorderen van (internationale) samenwerking.

Faunafonds

Het faunafonds vergoedt schade aan agrarische percelen veroorzaakt door beschermde diersoorten. LNV verstrekt hiervoor subsidie. Rijk en provincies hebben een Bestuursakkoord 2009–2011 gesloten waarmee is overeengekomen bevoegdheden van de Boswet, de Flora en Faunawet en taken van het Faunafonds te decentraliseren. Het streven is erop gericht de decentralisatie van het Faunafonds – waarvoor een formeel wettelijke regeling vereist is – uiterlijk in 2010 te realiseren.

Regeling Draagvlak Natuur

Met het uitbrengen van de Beleidsnota Natuur- en Milieu-educatie en het inzetten op een LNV-programma Jeugd is er een stevige impuls gegeven aan het vergroten van de bewustwording van de waarde van natuur in relatie tot andere waarden. Naast de overheid nemen vooral ook andere partijen verantwoordelijkheid bij de implementatie. De Regeling Draagvlak Natuur zal in het verlengde hiervan worden uitgefaseerd per 2010.

Effectgerichte maatregelen (EGM)

De regeling Effectgerichte Maatregelen wordt afgebouwd. Met het oog op het recent uitgebrachte advies van de Taskforce Trojan met betrekking tot Stikstof/ammoniak in relatie tot Natura 2000 en de daarin opgenomen voorstellen wordt verder uitgewerkt welk instrumentarium door het Rijk effectief kan worden ingezet voor het realiseren van een daling van de stikstofdepositie. In deze nadere uitwerking van het benodigd instrumentarium zal worden bezien op welke wijze de effecten van de bestaande afzonderlijke subsidieregeling Effectgerichte Maatregelen, die nu met ingang van 2009 wordt uitgefaseerd, meer systematisch kunnen worden ingebed binnen Natura 2000 met bijbehorende beheerplannen en de adviezen van de projectgroep overdracht programmabeheer provincies (Van Dijk).

Regeling Versterking natuur en bosbeheer

Deze regeling is er voor de verbetering van de kwaliteit van het bos en het bosbeheer. Onderdeel hiervan is de verbetering van de bedrijfseconomische resultaten van de samenwerkende bos- en landgoedeigenaren. Dit gebeurt vooral middels voorlichting aan specifiek de kleine boseigenaren. De subsidie gaat naar de Unie van Bosgroepen, waar de 4 afzonderlijke bosgroepen (Noord-Oost Nederland, Midden Nederland, Brabant, Zuid-Nederland) in deelnemen (€ 0,6 mln.).

Internationale subsidies en contributies

Dit budget is voor bijdragen en contributies voor internationale organisaties t.b.v. het nakomen door Nederland van internationale verplichtingen.

Natuurbeschermingswet

In kader van Nb-wet moeten voor alle 162 aangewezen gebieden beheerplannen worden opgesteld door de beheerders. Hiervoor ontvangen de beheerders een vergoeding van LNV.

Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Indicatoren Oorspronkelijke taakstelling in ha Aantal ha. In beheer 1-1-2007
Bestaand bos, natuur en landschap 104 31284 309
• door PNB’s 48 628 43 955
• door Staatsbosbeheer 40 354 40 354
• hectares gefinancierd door derden 15 330 
Agrarisch natuurbeheer buiten EHS 21 000 25 287
Ganzenfoerageergebieden 30 000 27 887

• Reeds in 2005/2006 is besloten de uitbreiding van het areaal voor bos, natuur en landschap stop te zetten. Taakstelling en realisatie zijn 77 650 ha.

• De taakstelling en realisatie bestaande natuur beheerd door SBB kunnen toenemen door overdracht van gronden door bv Defensie. Het aantal hectares in beheer bij Staatsbosbeheer is de stand 1-1-2008.

• De hectares genoemd bij de Ganzenfoerageergebieden zijn onderdeel van het totaal van 65 000 ha onder OD 23.13.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

 Onderzoek onderwerp Nummer AD/OD Start Afgerond
Beleidsdoorlichting IBO Natuur 23 20082009
     
Effectenonderzoek ex-post Evaluatie natuurwetgeving 23.13/14 2007 2008
 Meerjarenprogramma Ontsnippering 23.11 2007 2009
     
Overig evaluatieonderzoek Natuurbalans 2008 23 20072008
 Evaluatie winterganzenopvang 23.14 20072008
 Evaluatie van Staatsbosbeheer 23.13/142008 2009
 Natuurbalans 2009 23 2008 2009
 Natuurbalans 2010 23 2009 2010
 Mid-Term-Review 23 2010 2010

• Evaluatie natuurwetgeving: brief aan TK (31 536, nr. 1) van 11 juli 2008.

• De Natuurbalans is een jaarlijkse rapportage van het Planbureau voor de leefomgeving. De ontwikkeling van de kwaliteit van natuur en landschap wordt in het licht bezien van het gevoerde beleid.

• Voor het ILG is een evaluatie gepland op basis van de MID Term Review rapportage over de periode 2007–2009. Zie ook artikel 22, 24 en 27.

24 Landschap en Recreatie

Algemene beleidsdoelstelling

Behouden en versterken van landschappen en een recreatief aantrekkelijk Nederland.

Het landschap heeft belangrijke waarden voor de samenleving. Nederlanders maken zich dan ook zorgen over de achteruitgang van het landschap. De verschillende landschappen hebben een eigen identiteit en kwaliteit en vertegenwoordigen belangrijke cultuurhistorische, architectonische, ecologische, recreatieve en esthetische waarden. Een aantrekkelijk landschap biedt volop kansen voor welzijn en economie. Het Rijk wil het Nederlands landschap in al zijn diversiteit voor de toekomst behouden en ontwikkelen, met daarbij speciale aandacht voor de Nationale landschappen.

Het aanbod en de diversiteit van gebieden en plaatsen voor dagrecreatie is niet toereikend om tegemoet te komen aan de maatschappelijke behoefte en wens om te ontspannen. De toegankelijkheid van het landelijk gebied voor recreatief gebruik is nog onvoldoende en staat bovendien onder grote druk met name in de Randstedelijke gebieden. Daarom wil het Rijk het landelijk gebied aantrekkelijk en toegankelijk maken voor dagrecreatie. Het accent in het beleid ligt op het creëren van dagrecreatiemogelijkheden met name in en om steden, de Nationale Landschappen en de verbetering van de recreatieve toegankelijkheid door middel van het realiseren van landelijke routenetwerken voor wandelen, fietsen en varen. Verder zal het aanleggen van wandelpaden over boerenland worden gestimuleerd. Daarnaast is ruimte voor recreatief ondernemerschap ter vergroting en versterking van het aanbod van recreatieve voorzieningen.

Verantwoordelijkheid LNV

LNV is verantwoordelijk voor:

• Vier nationale beleidsprioriteiten: nationale landschappen, toegankelijke gebieden in en om de stad (Groen en de Stad), Landelijke Routenetwerken en het beheer van recreatiegebieden en recreatieve voorzieningen;

• De Rijksdoelen die via het ILG worden gerealiseerd en herkenbaar zijn opgenomen onder de operationele doelen. LNV stelt hiertoe het budget ter beschikking aan de provincies. De provincies zijn verantwoordelijk voor de programmering en de uitvoering;

• Het eindresultaat van landschapsbeheer in landschap in de Nationale Landschappen;

• Het behoud en de ontwikkeling van de cultuurhistorie in de Nationale Landschappen waaronder Belvedère;

• Het faciliteren en stimuleren van activiteiten gericht op het generieke landschapsbeleid en de beleidsdoelstellingen zoals burgerparticipatie en voorlichting, kennis, ontwerpkwaliteit en financieringsconstructies;

• De versterking van de recreatiefunctie onder andere door het leveren van kennis en deskundigheid aan de sector.

Externe factoren

Behalen van deze beleidsdoelstelling hangt vooral af van:

• Participatiebereidheid van particuliere organisaties;

• Mate van verstedelijking, woningbouw, infrastructuur, bedrijvigheid;

• Ontwikkeling grondprijzen.

Maatschappelijk effect

Behalen van de algemene beleidsdoelstellingen hebben als effecten:

• Behoud en verbetering kernkwaliteiten (natuurwaarde, culturele waarde, gebruikerswaarde en belevingswaarde) van nationale en overige landschappen;

• Toename van gebruik en tevredenheid van groene gebieden in en om de stad;

• Toegenomen gebruikerswaarde van recreatiegebieden.

IndicatorStreefwaarde Nulmeting 2007Meetmethode Planning Bron
Recreatie     
Gebruik recreatieve voorzieningen in de RandstadZelfde niveau als rest van NederlandInwoners Randstad gemiddeld 25% minderEnquete Continu Vrije Tijds Onderzoek (CVTO) 2006/20072013Monitor AVP en begroting
      
Tevredenheid recreatieve voorzieningen in de Randstad Zelfde niveau als rest van Nederland In Randstad 65,8% van de maximale score, buiten Randstad 74,5% Enquete Continu Vrije Tijds Onderzoek (CVTO) 2006/2007Enquete Woon-onderzoek 2006 2013 Monitor AVP en begroting

Budgettair belang LNV begroting

Procentuele verdeling uitgaven 2009 over operationele doelstellingen en apparaat

kst-31700-XIV-2-26.gif

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 mln.
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
VERPLICHTINGEN 685 93 84 8480 83 84
UITGAVEN 180 189 186 184149 150 147
Programma-uitgaven 147 151 149147 114 116 112
• waarvan juridisch verplicht   105 103 75 76 74
        
24.11 Nationale Landschappen 16 20 25 23 2223 23
24.12 Landschap Algemeen 6 5 65 5 5 5
24.13 Groen en de stad 85 88 8081 51 51 49
24.14 Recreatie 40 39 3938 36 36 35
        
Apparaatsuitgaven 34 3838 37 35 34 34
U24.21 Apparaat 6 55 4 4 4 4
U24.22 baten-lastendiensten28 33 33 32 31 30 30
ONTVANGSTEN 2333 29 29 6 6 6

Grafiek Budgetflexibiliteit

kst-31700-XIV-2-27.gif

Bijdrage Investeringen Landelijk Gebied (ILG)

Van de totale programma-uitgaven binnen artikel 24 is de volgende reeks bestemd voor het ILG.

Bedragen x € 1 mln.
 2007 2008 2009 2010 2011 20122013
Uitgaven via ILG 114 108 102100 69 70 65

Handhaving en uitvoering binnen de LNV begroting

Bedragen x € 1 mln.
Uitvoeringskosten Dienst Landelijk Gebied 20082009 2010 2011 2012 2013
– ILG272726252424
– LNV-opdrachten 666555

De uitvoeringskosten Dienst Landelijk Gebied zijn met name voor het realiseren van recreatiegebieden.

Kennis en onderzoek

In deze tabel zijn de kennis- en onderzoeksmiddelen opgenomen, welke op artikel 26 (kennis en innovatie) budgettair zijn verwerkt, maar betrekking hebben op de algemene doelstelling van artikel 24.

Bedragen x € 1 mln.
 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
DLO onderzoeksprogramma’s        
– Vitaal Landelijk Gebied8898888
        
Overige onderzoeksprogrammering        
– Landschap en platteland: o.a. robuuste ruimte, gebiedsontwikkeling, ruimte gebruik 111111

De bedragen in «overige onderzoeksprogrammering» hebben ook betrekking op artikel 22.

Apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Raming 2009
Ambtelijk Personeel Directie Platteland 4 418
Materieel158
Totaal4 576

Ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Raming 2009
Overige28 559
Totaal ontvangsten 28 559

Budgettair belang buiten de LNV begroting

EU maatregelen

Bedragen x € 1 mln.
 2007 2008 2009 2010 2011 20122013
POP-2: nieuwe contracten Veenweiden2222222
POP-2: communicatie en evaluatie0,4  0,3   
POP-2: plattelandsnetwerk0,30,30,30,30,30,30,3

24.11 Nationale Landschappen

Motivering

Behouden, beheren en versterken van de unieke landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van 20 Nationale Landschappen en vergroten van de recreatieve-toeristische betekenis en het versterken van de cultuurhistorische waarde van de Nationale landschappen. Het Rijk is eindverantwoordelijk, de uitvoering berust bij de provincies.

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
24.11 Nationale Landschappen15 922 19 793 24 671 22 874 22 380 23 37123 154
        
waarvan ILG       
• Nationale Landschappen 12 954 12 851 18 613 17 36116 904 17 895 17 678
        
waarvan niet-ILG       
• Versterking beheer en behoud landschapskwaliteiten  4 123 4 117 4 1094 106 4 106 4 106
• Cultuurhistorie/Belvedère  1 328 440    
• Monitoring, onderzoek en communicatie2 968 1 491 1 501 1 404 1 370 1 3701 370

Instrumenten

Waarvan ILG

Nationale Landschappen

In het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied worden rijksbijdragen verleend voor investeringsprojecten, agrariërs en terreinbeherende organisaties voor landschapsbeheer. Hier valt o.a. het programmabeheer, de groene diensten en het landschapsbeheer Nederland onder. De Nationale Landschappen zijn door de provincies nader begrensd en bijna allemaal vastgelegd in streekplannen op basis van door het Rijk aangegeven globale gebiedsaanduiding in de Nota Ruimte. De planologische bescherming conform de voorwaarden die hierover gesteld zijn in de Nota Ruimte wordt via de provincie, door een AMvB geborgd volgens de Wet ruimtelijke ordening.

Waarvan niet ILG

Versterking beheer en behoud landschapskwaliteiten

Natuurgebieden in nationale landschappen dragen bij aan de identiteit van het cultuurlandschap en de recreatieve gebruiks- en belevingswaarde. In dat opzicht versterken het beleid voor de nationale landschappen en voor de EHS elkaar. Natuurbeheer vindt daarom plaats in harmonie met de gebiedsspecifieke landschapskwaliteiten. Ook buiten de natuurgebieden is veelal sprake van een hoge natuurkwaliteit, met name gekoppeld aan het netwerk van gebiedseigen landschapselementen, slootkanten en watergangen. Versterking en beheer van deze netwerken zijn gewenst om natuurgebieden met elkaar te verbinden, leefgebieden voor planten- en diersoorten in stand te houden en de landschappelijke en recreatieve kwaliteit van nationale landschappen te behouden en te vergroten.

Cultuurhistorie

Ook buiten de reikwijdte van het ILG zet het Rijk zich in om het Belvedère doel «behoud door ontwikkeling» te realiseren (Nota Belvedère). Dit gebeurt onder andere door de subsidieregeling Belvedère en door het activiteitenprogramma van het projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het projectbureau Belvedère heeft opdracht gekregen de ontwikkelingsstrategie «behoud door ontwikkeling» verder uit te werken. De opdracht is aangenomen tot 2009: na 2009 moeten markt en lagere overheden de strategie hebben geadopteerd. Ook na 2009 blijft LNV beleidsverantwoordelijk voor het Belvedèrebeleid in het landelijk gebied.

Monitoring, onderzoek en communicatie

Het Rijksbeleid voor Nationale Landschappen zal grotendeels door de provincies worden uitgevoerd. Ter evaluatie van dit beleid heeft het Rijk wel een taak om de beschreven kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen te monitoren. Daarvoor is in overleg met het ministerie van VROM en het Planbureau voor de leefomgeving een meetsysteem opgezet en per landschap metingen uitgevoerd. Dit meetsysteem levert de input voor de monitoring Nota Ruimte en Agenda Vitaal Platteland en voor de Natuurbalans. Voor de ontwikkeling en instandhouding van de 20 Nationale Landschappen is draagvlak bij burgers, ondernemers en maatschappelijke organisaties noodzakelijk. LNV heeft daartoe in 2006 in overleg met provincies een communicatieplan opgesteld voor voorlichtings- en communicatieactiviteiten voor het brede publiek en landelijke organisaties. Daaraan zal in 2009 verdere uitvoering worden gegeven.

Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

ILG
IndicatorOorspronkelijke taakstelling in ha Restanttaakstelling per 1 januari 2007 Taakstelling 2007–2013 Normkosten Bron
Realisatie provinciale uitvoeringsprogramma ’s Nationale Landschappen  nvt 20 Rijksbijdrage bedraagt maximaal 50% van de kosten van de provincie MJP 2007–2013
      
Aantal hectares te verwerven bos en landschap665 665 498 Nvt MJP 2007–2013
      
Aantal hectares in te richten bos en landschap 2 9462 946 2 946 Nvt MJP 2007–2013
      
Aantal in te richten landschap in km 2 403 2 403 2 403Nvt MJP 2007–2013

De kosten en rijksbijdragen worden per nationaal landschap bepaald op basis van het uitvoeringsprogramma.

24.12 Landschap Algemeen

Motivering

Ontwikkelen van landschap met kwaliteit door de provincies en gemeenten door het scheppen van condities om ruimtelijke ontwikkelingen gepaard te laten gaan met een toename van landschappelijke kwaliteit. Het Rijk heeft de provincies de verantwoordelijkheid gegeven voor de basiskwaliteit van het landschap. Het Rijk heeft hierbij een faciliterende en stimulerende rol. LNV stelt in samenwerking met VROM een Agenda Landschap op om de kwaliteit van het Nederlandse landschap te verhogen. In deze Agenda zal onder andere aan de orde komen de visie van het kabinet op landschap en landschapsbeleid, de strategie voor de komende kabinetsperiode, de lopend en nieuwe acties op het gebied van landschap en de wijze van financiering.

Bedragen (x € 1 000)
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
24.12 Landschap Algemeen 5 7284 750 5 677 4 885 5 034 5 018 4 912
        
waarvan ILG       
• Landschapgeneriek 2 874 2 618 918 126 126 126 20
        
waarvan niet-ILG       
• Agenda Landschap  3 000 3 000 3 000 3 000 3 000
• Projectfinanciering 2 854 2 132 1 7591 759 1 908 1 892 1 892

Instrumenten

Waarvan ILG

Landschap generiek

In het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied worden rijksbijdragen verleend aan provincies voor het ontwikkelen van landschap met kwaliteit. Provincies scheppen condities om ruimtelijke ontwikkelingen gepaard te laten gaan met een toename van de landschappelijke kwaliteiten.

Waarvan niet ILG

Agenda Landschap

LNV stelt in samenwerking met VROM een Agenda Landschap op om de kwaliteit van het Nederlandse landschap te verhogen. In deze Agenda zal onder andere aan de orde komen de visie van het kabinet op landschap en landschapsbeleid, de strategie voor de komende kabinetsperiode, de lopende en nieuwe acties op het gebied van landschap en de wijze van financiering. De Agenda Landschap richt zich op het versterken van betrokkenheid van burgers, het zorgvuldig omgaan met de schaarse ruimte en het organiseren van duurzame financiering zoals o.a. is aangegeven door de Taskforce Rinnooy Kan «Financiering landschap Nederland». In de Agenda Landschap zal ook worden aangegeven wat de raakvlakken en verbindingen zijn met de beleidsontwikkeling op het gebied van water, biodiversiteit, CO2/klimaatbeleid, infrastructuur en grondexploitatie. Tevens zullen pilots (voorbeeldgebieden) worden uitgevoerd.

Projectfinanciering

Door middel van het financieren van lokale kleinschalige projecten wordt een impuls gegeven aan het landschap. Voor deze projecten worden overbruggingsbijdragen verstrekt en vindt financiële ondersteuning plaats. Voorbeelden van deze projecten zijn onder andere projecten inzake burgerinitiatieven en voorbeeldprojecten inzake politieke en bestuurlijke aandacht waar LNV trekker van is.

Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

De meetbare prestatiegegevens worden ontwikkeld als de Agenda Landschap is opgesteld.

24.13 Groen en de Stad

Motivering

Realiseren van ca. 16 000 ha Recreatie om de Stad (RodS): openbaar grootschalig groen met een gemiddelde opvangcapaciteit van ten minste 20 personen per dag per ha, dat volledig is opengesteld en zonder betaling toegankelijk is voor het publiek en bereikbaar is via wandel- en fietspaden vanuit de woonomgeving.

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
24.13 Groen en de Stad 84 994 87 92579 503 80 760 50 860 51 310 49 419
        
waarvan ILG       
• Groen en de Stad (grootschalig groen) 82 244 70 406 70 764 71 00542 846 43 296 40 405
• Leefbaarheid en sociaal economische vitaliteit  10 000     
        
waarvan niet-ILG       
• Beheer Groen en de Stad 2 000 3 000 4 000 5 000 6 000 7 000
• Kaderwet LNV projectbijdrage 2 750 2 7192 739 2 755 14 14 14
• Groene partners  1 800 2 000 2 000 2 000  
• Netwerk veelzijdig platteland  1 0001 000 1 000 1 000 2 000 2 000

Instrumenten

Waarvan ILG

Groen en de Stad (grootschalig groen)

Voor het bereiken van de doelstelling ca. 16 000 ha openbaar grootschalig groen om de stad is in het beleidsprogramma een intensivering voor verwerven en inrichting van groene gebieden voorzien via het ILG. Het Rijk heeft daarnaast de opgave 50% van de beheerskosten voor Groen en de Stad gebieden te financieren.

Op basis van een normkostenevaluatie zal de normbijdrage van het Rijk per hectare worden bezien.

Leefbaarheid en sociaal economische vitaliteit

Ten behoeve van het versterken van de leefbaarheid en het (kleinschalig) ondernemerschap op het platteland wordt éénmalig een bedrag van € 10 mln. via het ILG beschikbaar gesteld. LNV en EZ dragen beide voor € 5 mln. hieraan bij.

Waarvan niet ILG

Beheer Groen en de Stad

Ook buiten het ILG zijn bedragen beschikbaar gesteld om afspraken uit het convenant Grote Steden Beleid (GSB) te realiseren. Op 1 januari 2005 is het tweede Investeringsregeling Stedelijke Vernieuwing (ISV) ingegaan. Deze regeling loopt tot 31 december 2009.

Kaderwet LNV projectbijdrage

De Kaderwet hecht een groot belang aan de samenhang tussen de keuze van woningbouw- en bedrijfslocaties, de daarvoor benodigde infrastructuur, de daarbij behorende afweging van milieu- en economische doelstellingen en het verwezenlijken van (her)inrichting van landelijke gebieden (recreatie, landschap). Op basis van deze wet verstrekt LNV in de vorm van subsidies een bijdrage aan regionaal groen.

Groene partners

Meer kwalitatief hoogwaardig en toegankelijk groen in en om de stad draagt wezenlijk bij aan aansprekende en duurzame woon- en werkmilieus in stedelijke gebieden. Naast de daadwerkelijke bereikbaarheid van de recreatiegebieden om de stad gaat het ook om het vergroten van de bekendheid bij de stadsbewoners en het betrekken van verschillende maatschappelijke organisaties zoals woningbouwcorporaties, projectontwikkelaars en sportorganisaties bij de ontwikkeling van groene gebieden. Waar nodig vervult het Rijk een stimuleringsrol bij de balans tussen rood en groen en bij de verbreding van het thema groen. Het gaat erom dat partijen elkaars wederzijdse versterkingsmogelijkheden herkennen en benutten.

Netwerk veelzijdig platteland

De huidige kennisontwikkeling en -verspreiding over duurzame ontwikkelingen op het platteland is nog erg versnipperd, waardoor betrokken partijen – (agrarische) ondernemers, ketenpartijen, maatschappelijke organisaties, overheden, etc – de reeds opgedane ervaringen en de beschikbare kennis onvoldoende benutten. Daar waar activiteiten in de regio’s aansluiten op LNV doelen en deze de LNV doelen versterken, worden ze financieel ondersteund. LNV draagt bij aan de ontwikkeling van een open kennisnetwerk door regionale transities te stimuleren en kennisuitwisseling tussen gebieden te vergroten. De grote diversiteit aan netwerken met verschillende soorten deelnemers maakt dat vele verbindingen tussen maatschappelijke organisaties, onderzoek en onderwijs tot stand komen. Deze leiden tot een versnelling in de ontwikkeling, verspreiding en toepassing van innovatieve ideeën. LNV ziet netwerken dan ook als een goed middel om samen te innoveren en de benodigde kennis daarvoor te mobiliseren. LNV zal de ontwikkeling van een (inter-)nationaal kenniscentrum voor veelzijdig platteland faciliteren. Dit kenniscentrum heeft onder andere tot taak om de rol in te vullen van informatiepunt/kennisloket voor ondernemers, gebiedsorganisaties en andere betrokken partijen, maar zal zich ook richten op het ontsluiten en verspreiden van (bestaande) onderzoeksresultaten en de organisatie van de vraagarticulatie voor de diverse onderzoeks- en voorlichtingsprogramma’s. Het verbinden en schakelen met relevante kennisinstellingen en regionale organisaties is een belangrijk uitgangspunt voor dit kenniscentrum.

Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

NIET ILG
IndicatorOorspronkelijke ha Realisatie taakstelling per 1 januari 2008 ha Restant taakstelling 2007–2013 ha Planning Bron
Regionaal groen (ha) 492 160 332 2010MJP2

24.14 Recreatie algemeen

Motivering

Ontwikkelen en onderhouden van een landelijk aaneengesloten routenetwerk voor wandelen, fietsen en varen. Het verbeteren en vergroten van de toegankelijkheid voor recreatief medegebruik in natuurgebieden, Nationale landschappen en landbouwgronden. Het bieden van ruimte voor recreatief ondernemerschap door het opheffen van belemmeringen.

Bedragen (x € 1 000)
 2007 20082009 2010 2011 2012 2013
24.14 Recreatie40 124 38 573 39 048 38 424 36 160 35 64734 429
        
waarvan ILG       
• Toegankelijkheid 10 5826 481 6 569 5 991 3 901 3 050 2 466
• Routenetwerken 5 437 5 236 5 2365 236 5 236 5 236 4 602
        
Waarvan niet-ILG       
• Routenetwerken 336600 300 300 300 300 300
• Kennis en deskundigheid voor recreatie 1 653 1 453 1 6941 692 1 694 1 735 1 735
• Staatsbosbeheer voor recreatieve voorzieningen 21 044 24 019 24 196 24 20724 049 24 346 24 346
• Midden-Delfland1 072 784 1 053 998 980 980 980

Instrumenten

Waarvan ILG

Toegankelijkheid en routenetwerken

In het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied worden rijksbijdragen verleend voor de kosten van het knelpuntvrij maken, kwaliteitsbewaking en onderhoud. De provincies maken de programmering en voeren het uit. Indien het routenetwerk, na knelpuntvrij te zijn gemaakt, wordt verstoord, geldt het principe dat de «vervuiler» betaalt.

Waarvan niet ILG

Routenetwerken

Het Rijk neemt het initiatief voor een Programma toegankelijkheid om te komen tot een samenhangende inzet van partijen. Het Rijk organiseert en faciliteert hiertoe het opstellen van een gezamenlijke agenda gericht op de samenhangende inzet van Rijk, andere overheden en organisaties (ANWB, terreinbeheerders etc.). Belangrijke thema’s zijn toegankelijkheid van het landelijk gebied (natuurgebieden, landbouwgronden, oevers) ook vanuit de directe woonomgeving en het voorkomen van doorsnijding door infrastructuur.

Kennis en deskundigheid voor recreatie

Het Rijk zet kennis en deskundigheid in om uitvoering te kunnen geven aan het recreatiebeleid. Dit vindt onder andere plaats in de vorm van het houden van voorlichtingscampagnes, via een website, via kenniscoördinatie en door het verstrekken van bijdragen in projecten uitgevoerd door landelijke organisaties voor wandelen en fietsen.

Staatsbosbeheer voor recreatieve voorzieningen

In het kader van de Wet Verzelfstandiging Staatsbosbeheer zijn afspraken gemaakt met Staatsbosbeheer om de recreatieve voorzieningen te beheren oftewel het instandhouden en herstellen van bos-, natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden in de gebieden van Staatsbosbeheer.

Midden-Delfland

In de Regeling Rijksrecreatieschappen is uitsluitend nog een bijdrage voor Midden-Delfland opgenomen. Midden Delfland is een project waaraan al diverse jaren wordt gewerkt. De kern van het project is het duurzaam veiligstellen van de pen ruimte en het bieden van recreatieve voorzieningen aan de omringende bewoners van de steden. Onderdelen van dit plan zijn het realiseren van een nieuw glastuinbouwgebied van ca 500 hectare, het zorgen voor de waterbeheersing, recreatie en natuur. DLG levert een belangrijke bijdrage aan de uitvoering van dit project.

Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

ILG
Indicator Landelijke RoutenetwerkenOorspronkelijke taakstelling knelpuntvrij in km Realisatie taakstelling per 1–1–2007 in km Restant taakstelling ILG 2007–2013 Normkosten in euro per kmNormbijdrage in euro per km Bron
Realisatie wandelen4 750 874 3 876 769 231 MJP
Realisatie fietsen 4 500 1 770 2 730 4 334 1 300 MJP
Realisatie varen 4 400 2 341 2 059 165 91216 591 MJP
Wandelen over boerenland 1 000 130870 nvt Nvt MJP
NIET ILG
Indicator Streefwaarde Realisatie 1–1–2007 ha Raming 2009 Bron
Recreatief beheer RodS, natuur- en recreatiegebieden* 232 075 ha 220 060 ha1 800 ha SBB, Recreatieschappen
Beheer Midden-Delfland1 691 909 782 MJP

* beheer door Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten (Haarzuilens).

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

 Onderzoek onderwerp Nummer AD/OD Start Afgerond
Beleidsdoorlichting IBO Natuur 24 20082009
Overig evaluatieonderzoekBelvedère24.1120082008
 Evaluatie van Staatsbosbeheer24.1420082009
 Mid Term Review ILG2420102010

Voor de ILG is een evaluatie gepland op basis van de Mid Term Review rapportage over de periode 2007 – 2009. Zie ook artikel 22/23/27.

25 Voedselkwaliteit en Diergezondheid

Algemene beleidsdoelstelling

Een kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod, een verantwoord consumptiepatroon en een hoog gezondheidsniveau van de Nederlandse veestapel.

Deze doelstelling richt zich op een verantwoorde productie en consumptie van voedsel. Dierhouders, producenten en consumenten hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid. Dierhouders en producenten van voedsel zijn primair verantwoordelijk voor het waarborgen van de diergezondheid, voedselveiligheid en voedselkwaliteit. Consumenten hebben een eigen verantwoordelijkheid om op een zorgvuldige en veilige manier met voedsel en waarden rond voedsel om te gaan. LNV heeft als taak om – veelal in internationaal en Europees verband – eisen en randvoorwaarden te stellen waar binnen partijen hun verantwoordelijkheid kunnen invullen.

Wereldwijd

De toename van de grensoverschrijdende handel en de klimaatverandering hebben een weerslag op het diergezondheidsbeleid en vereisen nieuwe inspanningen van de overheid. «Emerging diseases» (ziekten die nieuw opduiken in een populatie of al op kleine schaal voorkwamen, maar zich snel hebben kunnen uitbreiden) kunnen een bedreiging vormen voor de diergezondheid en zelfs voor de volksgezondheid door de sprong van dier naar mens te maken. Ziektekiemen kunnen ook gebruik maken van vectoren (tussen-gastheren, met name insecten) voor hun verplaatsing. Hun leefgebieden verschuiven richting de polen waardoor de kans op insleep van ziekten uit (sub)tropische landen toeneemt.

De wereld wordt geconfronteerd met stijgende voedselprijzen. Zowel conjuncturele als oorzaken liggen hieraan ten grondslag. Het voedselaanbod is structureel achteruitgegaan door verminderde aandacht voor de landbouw in ontwikkelingslanden, een inkrimpend landbouwareaal, programma’s voor aanbodbeheersing en afbouw van interventievoorraden in de westerse landen. Tegelijkertijd stijgt de vraag naar voedsel door een toenemende wereldbevolking en veranderingen van het voedingspatroon in landen met opkomende economieën, zoals China, India en Brazilië. De hogere prijzen voor fossiele brandstoffen hebben ook directe gevolgen voor de productiekosten.

Europees

Binnen de Europese «Animal Health Strategy» 2007–2013 staat het voorkomen van ziekten voorop. De ondertitel luidt dan ook «Prevention is better than cure».

De EU werkt op dit moment aan een witboek over «bio preparedness» met mogelijke maatregelen tegen bioterrorisme en voor «bio security». LNV levert hier in nauw overleg met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) en andere betrokken ministeries een bijdrage aan.

Producten van buiten de EU dienen op de Europese markt te voldoen aan dezelfde eisen als die uit de EU afkomstig zijn. De controleregels die binnen de EU gelden voor de invoer van voedingsmiddelen worden in 2009 geëvalueerd en mogelijk herzien. Toekomstige controles zullen in beginsel plaatsvinden na een analyse van de risico’s van niet-naleving van de regels. De EU kent nog geen geharmoniseerde regels voor hoe om te gaan met (producten van) gekloonde dieren van buiten de unie; hierover zal de Europese Commissie een discussie starten.

Nationaal

De samenleving heeft grote belangstelling voor de zorg voor en de gezondheid van dieren. Het gaat hierbij niet alleen om gezelschapsdieren, waaronder katten, honden en konijnen, maar ook om wilde dieren en om dieren die om commerciële redenen gehouden worden. Verder neemt het aantal hobbymatig gehouden paarden, kippen, schapen en geiten sterk toe. Al deze categorieën dieren hebben een plaats gekregen in de Nationale Agenda Diergezondheid van LNV.

In 2009 zal de eerste tranche van noodzakelijke fysieke maatregelen op het gebied van terrorisme worden geïmplementeerd, die gericht zijn op het tegengaan van ongeoorloofde verwerving van CBRN (chemisch, biologisch, radiologisch of nucleair) -agentia en -kennis bij onderzoeks- en kennisinstellingen binnen het LNV-domein. Verder beziet LNV onder leiding van de NCTb of de regelgeving voor het werken met veterinair risicovolle biologisch actieve agentia, zoals dierpathogenen (dierziektenverwekkers), in de praktijk afdoende blijkt. De meeste inspanningen van LNV als bedrijfsleven zijn gericht op het voorkómen van voedselverontreiniging of de insleep van besmettelijke dierziekten.

Er is een toenemende structureel politiek-maatschappelijke belangstelling voor het thema duurzaamheid. De Nederlandse consument heeft een belangrijke rol omdat hij via zijn consumptiepatroon mondiaal gezien hier invloed op heeft. Het thema Biodiversiteit, voedsel en vlees is één van de zes thema’s die het kabinet heeft benoemd binnen de Kabinetsbrede Aanpak Duurzame Ontwikkeling (KADO). LNV trekt dit thema samen met VROM en Ontwikkelingssamenwerking. Om te komen tot een gedeelde probleemperceptie en -definitie zal LNV een dialoog voeren met zijn stakeholders.

LNV participeert in de uitwerking van de Kabinetsvisie Nanotechnologie van november 2006. In het najaar 2008 zal de Commissie Maatschappelijke Dialoog Nanotechnologie worden geïnstalleerd die zich gaat bezig houden met een maatschappelijke dialoog en ethische afwegingen rondom deze nieuwe technologie.

Verantwoordelijkheid LNV

In internationaal en Europees verband worden normen gesteld aan de voedselkwaliteit en diergezondheid. LNV draagt namens Nederland bij aan het totstandkomen van deze normen. Binnen de internationale kaders:

• stelt LNV eisen en voorwaarden waarbinnen de voedselproductie kan plaatsvinden en controleert op transparante en consequente wijze;

• stelt LNV eisen en voorwaarden aan de preventie en «early warning» van dierziekten met het oog op de diergezondheid, het dierenwelzijn, het maatschappelijk draagvlak voor de dierhouderij en de gevolgen voor de handel;

• stimuleert LNV een gezond en duurzaam aanbod van voedingsmiddelen door het bedrijfsleven;

• zorgt LNV dat de consument in staat wordt gesteld om een bewuste en duurzame keuze voor voedsel te maken.

LNV is op de beleidsterreinen voedselkwaliteit en diergezondheid verantwoordelijk voor het stellen van de (wettelijke) kaders waarbinnen producenten en consumenten elk hun verantwoordelijkheid kunnen invullen. LNV is ook verantwoordelijk voor de randvoorwaarden voor het toezicht op de naleving van wettelijke kaders, het op transparante en consequente wijze controleren en het informeren van de partijen over voedselkwaliteit en diergezondheid. In de aanstaande nota Voedsel en consument van LNV worden de doelstellingen voor het voedselbeleid beschreven bezien vanuit het perspectief van de consument.

Op het gebied van voedselveiligheid deelt LNV de verantwoordelijkheid met VWS. Hier wordt nauw samengewerkt tussen de ministeries van LNV en VWS, zodat optimale synergie behaald kan worden. LNV is verantwoordelijk voor de vleeskeuring, de goedkeuring van de hygiënecodes voor bedrijven in de primaire productie, het diergeneesmiddelenbeleid, diervoeders en de destructie van dierlijk afval.

Op het gebied van diergezondheid is LNV in geval van een uitbraak van een bestrijdingsplichtige dierziekte verantwoordelijk voor een zo snel, effectief mogelijke en maatschappelijk verantwoorde bestrijding van de ziekte.

Externe factoren

Het behalen van deze doelstelling hangt af van:

• de naleving van het normenkader ten aanzien van voedselveiligheid, kwaliteit, handel en diergezondheid;

• bewustzijn en bereidheid van de consumenten, producenten en «retail» tot een verantwoorde productie, behandeling, aankoop en bereiding van voedsel;

• de mogelijkheid om aangifteplichtige dierziekten buiten Nederland te houden.

Maatschappelijk effect

Het behalen van deze doelstelling heeft als beoogde maatschappelijke effecten dat:

1. de consument kan beschikken over veilig voedsel;

2. het vertrouwen van consumenten in Nederland, de EU en de handelspartners in het in Nederland geproduceerde en verhandelde voedsel wordt behouden;

3. voedsel maatschappelijk verantwoord geproduceerd wordt;

4. consumenten bij de aankoop van hun voedsel rekening houden met de mate waarin wordt voldaan aan (maatschappelijke) eisen van dierenwelzijn, diergezondheid, gezondheid, milieu en «fair trade»

5. dieren gezond zijn en blijven en de kosten, zowel economisch als maatschappelijk, van uitbraken van dierziekten worden beperkt.

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2009 Streefwaarde Bron
1. Het vertrouwen van consumenten in voedsel 3,12004 3,1 Behoud consumenten- vertrouwen VWA-monitor voedselveiligheid
2. Aantal bedrijven besmet met een aangifteplichtige dierziekte 60 2005 0 0VWA

• De VWA meet jaarlijks het vertrouwen van consumenten in de veiligheid van voedsel. Dit wordt uitgedrukt in een waarde op een schaal 1–5;

• Hoewel besmettingen met aangifteplichtige dierziekten onvermijdelijk zijn, is het niet goed mogelijk om hun aantal te voorspellen. Het streven van LNV is om bedrijven volledig van deze ziekten gevrijwaard te laten zijn of blijven.

O.a. de volgende indicatoren van een maatschappelijk verantwoorde productie van voedsel zijn te vinden in de beleidsagenda, doelstelling 22 (het stimuleren van duurzame consumptie en productie):

1. Aandeel duurzame energie in glastuinbouw ten opzichte van totaal energieverbruik;

2. Energie-efficiencyverbetering (t.o.v. 2001) Voedings- en genotsmiddelenindustrie;

3. Biologische landbouw: jaarlijks 10% groei consumentenbestedingen;

4. Jaarlijks 5% groei in biologisch areaal. \ {tk3}Budgettair belang LNV begroting}

Procentuele verdeling uitgaven 2009 over operationele doelstellingen en apparaat

Voedselkwaliteit en diergezondheid

kst-31700-XIV-2-28.gif

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 mln.
25 Voedselkwaliteit en diergezondheid2007 2008 2009 20102011 2012 2013
VERPLICHTINGEN 115 129101 71 67 68 67
UITGAVEN 112 127102 73 68 68 67
Programma-uitgaven 3155 48 30 30 30 29
– waarvan juridisch verplicht   12 12 12 12 12
25.11 Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon 18 22 27 11 11 11 10
25.12 Handhaven diergezondheidsniveau 13 3321 19 19 19 19
        
Apparaatsuitgaven 8172 54 43 38 38 38
25.21 Apparaat 77 6 6 5 5 5
25.22 Baten-lastendiensten74 65 48 37 33 33 33
ONTVANGSTEN 1116 10 1 1 1 1

Grafiek budgetflexibiliteit

kst-31700-XIV-2-29.gif

Handhaving en uitvoering

Bedragen x € 1 000
 2008 2009 2010 2011 20122013
Dienst Regelingen 2 2 2 2 2 2
Voedsel en Warenautoriteit (VWA) 50 36 25 23 2323
Algemene Inspectiedienst 12 10 10 9 99

DR

De bijdrage aan de DR betreft de uitvoering van de identificatie en registratie van dieren (runderen, schapen en geiten en varkens), de dierziektenbestrijding waaronder een parate crisisorganisatie en het beheer van het Diergezondheidsfonds, beroep en bezwaarzaken samenhangend met LNV-regelgeving en maatwerkopdrachten zoals contractbeheer met de destructor Rendac B.V.

De werkzaamheden van uitvoering, handhaving en toezicht tijdens (dreigende) crises worden zonodig lopende het begrotingsjaar bepaald en in beginsel als meerwerk aan de agentschappen gegund. De kosten komen mede afhankelijk van de afspraken in het convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten ten laste van de LNV-begroting of de begroting van het Diergezondheidsfonds.

VWA

De bijdrage aan de VWA wordt verstrekt voor de uitvoering en het toezicht op het gebied van diergezondheid en dierziekten, diervoeders, dierlijke bijproducten, levende dieren en producten, vlees, import, contaminanten en residuën en pathogene micro-organismen. De VWA voorziet daarnaast in onafhankelijke risicobeoordeling en risicocommunicatie, incidentenmanagement, beleidsadvisering en de afhandeling van klachten. Het toezicht op levende dieren en levende producten zal in 2009 verder worden gemoderniseerd, nadat daar in 2008 naar aanleiding van de rapporten van de heer Hoekstra (modernisering activiteiten levende dieren en levende producten) en de heer Vanthemsche (toezicht op diertransporten en slachterijen) een begin mee is gemaakt. Hiervoor zijn extra middelen beschikbaar. Ook de vleeskeuring zal worden aangepast aan de veranderde omstandigheden. Hiertoe worden initiatieven ontwikkeld.

AID

De werkzaamheden van de AID betreffen de controle en verificatie op het gebied van identificatie en registratie van runderen, schapen en geiten, varkens en paarden, vervoer van dieren, diergeneesmiddelen, hormonen, diervoeders, vlees, dierlijke bijproducten en destructie, traceerbaarheid en hygiëne. De AID verzorgt tevens beleidsadvisering en handhavingscommunicatie hierover. Opsporingsactiviteiten van de AID voor voedselkwaliteit en diergezondheid worden verantwoord op beleidsartikel 29 Algemeen.

Kennis en onderzoek

In onderstaande tabel zijn de kennis- en onderzoeksmiddelen opgenomen, welke op artikel 26 (kennis en innovatie) budgettair zijn verwerkt, maar betrekking hebben op de algemene doelstelling van artikel 25.

Bedragen x € 1 mln.
 2008 2009 2010 2011 20122013
DLO onderzoeksprogramma’s Voedselkwaliteit- en veiligheid, diergezondheid4 4 4 4 4 4
       
DLO wettelijke onderzoekstaken      
• Voedselkwaliteit15 15 15 15 15 15
• Diergezondheid 14 14 14 1414 14
• Niet DLO onderzoeksprogramma’s VD 1 1 1 1 1 1

De budgetten van beleidsartikel 26 (Kennis en Innovatie) worden jaarlijks, voorafgaand aan elk begrotingsjaar gealloceerd over de verschillende beleidsdoelstellingen. Met uitzondering van de budgetten voor de «niet DLO onderzoeksprogramma’s VD», die voor een deel ook lopende het begrotingsjaar worden verdeeld. Dit betekent dat er formeel in de ontwerpbegroting voor beleidsartikel 25 voor 2009 en verder en voor de overige programma’s ook voor 2008 nog geen middelen beschikbaar zijn. De genoemde bedragen voor die jaren zijn zodoende indicatief.

Diergezondheidsfonds

In onderstaande tabel is het budgettaire belang weergegeven van de middelen vanuit het Diergezondheidsfonds.

Bedragen x € 1 mln.
 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
UITGAVEN15,655,211,010,410,411,010,4
ONTVANGSTEN11,128,411,010,410,411,010,4

In 2008 is een incidentele post voor Bluetongue vaccinatie verwerkt.

Apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Raming 2009
Ambtelijk Personeel Directie Voedselkwaliteit en Diergezondheid 4 953
Ambtelijk Personeel RDA135
Materieel 1 129
Overig apparaat 108
Totaal6 325

Ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Raming 2009
EU-bijdrage blue tongue vaccinatie 9 100
Uitvoering I&R runderen 600
BSE-laboratoria 430
Overig217
Totaal 10 347

De EU bijdrage Bluetongue is in 2008 voorgefinancierd door het Ministerie van Financiën.

Budgettair belang buiten de LNV begroting

EU-maatregelen

In onderstaande tabel is het budgettaire belang weergegeven van de middelen vanuit de EU.

Bedragen x € 1 mln.
 2007 2008 20092010 2011 2012 2013
1. BSE/TSE testkosten 5,3 4,1 3,5 3,3 3,0 3,0 3,0
2. Salmonella 0,6 0,4 0,4 0,40,4 0,4 0,4

TSE («transmissible» of overdraagbare spongiforme encefalopathieën) is de verzamelnaam voor de ziekten BSE bij runderen, Scrapie bij schapen en geiten en CWD bij herten en hertachtigen. Het genoemde bedrag heeft de status van aanvraag bij de EU (25–04–2008). De EU-bijdrage komt ten goede aan meerdere partijen, niet alleen de rijksoverheid. Vooral het aantal te testen schapen en geiten is aan verandering onderhevig en kan aanleiding zijn voor lagere aanvragen na 2009.

De EU vergoedt 50% van de onderzoeken van Pluimvee op zoönotische salmonella. De declaratie bij de EU wordt door LNV ingediend ten behoeve van het Productschap voor Pluimvee en Eieren (PPE).

25.11 Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon

Motivering

Het voedselkwaliteitsbeleid van LNV richt zich op het brede spectrum van waarden dat verbonden is met de productie en de consumptie van voedsel. LNV wil niet alleen een hoog voedselveiligheidsniveau behouden, maar ook bevorderen dat andere kwaliteitsaspecten worden geïntegreerd in de voedselkolom. Hierbij richt LNV zich niet alleen tot de ketenpartijen, maar ook tot de consumenten die zich bewust moeten zijn van het belang van een zorgvuldige voedselbehandeling en -bereiding voor de veiligheid van hun voedsel. Daarnaast streeft LNV ernaar om de voedingsgewoonten van consumenten, de jeugd in het bijzonder, te verbeteren.

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
25.11 Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon 17 669 22 056 27 22610 837 10 879 10 880 10 062
Risicomanagement575 2 103 3 147 2 757 2 777 2 7781 960
Voedselveiligheid 3 942 2 5542 980 2 981 3 003 3 003 3 003
Consument, transparantie en ketenomkering 4 149 4 429 4 4294 429 4 429 4 429 4 429
Destructie 8 81112 200 16 000     
Biotechnologie23 340 240 240 240 240 240
Overig169 430 430 430 430 430 430

Instrumenten

Risicomanagement

• LNV geeft mede vorm aan, implementeert en handhaaft Europese regelgeving voor de veiligheid van diervoeders en voedingsmiddelen van plantaardige en dierlijke oorsprong, diergeneesmiddelen en dierlijke bijproducten. In dit kader kunnen specifiek worden genoemd onderzoek en monitoring zoönosen en TSE’s, onderzoek en de uitwerking van het beleidsstandpunt inzake antibioticumresistentie en wijziging van de Europese Verordening inzake dierlijke bijproducten.

Voedselveiligheid

• LNV stimuleert duurzame en gezonde voedingspatronen door diverse voedselinitiatieven te ondersteunen waaronder de Week van de Smaak.

• De borging van de voedselveiligheid van producten bestemd voor de EU-markt vindt o.a. plaats door middel van internationale capacity building projecten. LNV ondersteunt hierbij eventueel in samenwerking met internationale organisaties (EU, FAO), de verbetering van de inspectie van exportproducten. Dit gebeurt door middel van bijvoorbeeld trainingen van inspecteurs en verbetering van de inspectie organisatie.

• Daarnaast vindt beleidsontwikkeling plaats op het gebied van diergeneesmiddelen.

Consument, transparantie en ketenomkering

• LNV verstrekt subsidies aan het Voedingscentrum Nederland en aan de Consumentenbond, ten behoeve van voorlichting, communicatie en educatie aan consumenten.

• Smaaklessen op basisscholen moeten bij de jeugd bijdragen aan het bewust omgaan met voedsel.

• Er worden themabijeenkomsten verzorgd met het Consumentenplatform om de wensen van de consument in kaart te brengen. Ook marktpartijen worden door LNV betrokken bij een gezond en duurzaam voedselaanbod.

• LNV levert een bijdrage aan onderzoek naar risico’s en kansen bij nanotechnologie.

Destructie

• LNV subsidieert de destructieuitgaven (overheidsbijdrage) voor het transport en de verwerking van kadavers. Vanaf 2010 is hiervoor geen post meer opgenomen, omdat LNV de inspanningsverplichting op zich neemt de kosten van destructie van dierlijke kadavers ten laste van het bedrijfsleven te brengen en mee te nemen in de nog te maken financieringsafspraken met de sector in het kader van verlenging van het convenant dierziektebestrijding.

Biotechnologie

• Moderne biotechnologie kan bijdragen aan duurzame landbouw, een beter milieu en volksgezondheid. In dit kader stimuleert LNV onderzoek door, o.a. financiële bijdragen te verlenen aan het Technologisch Top Instituut Groene Genetica, het Netherlands Genomics Initiative (NGI), en de ontwikkeling van een genetisch gemodificeerde aardappel met resistentie tegen de aardappelziekte. In de onderzoeksprogramma’s wordt veel aandacht besteed aan communicatie.

Overig

• Het CVI erkent en houdt toezicht op private laboratoria om BSE testen uit te mogen voeren. De private laboratoria betalen voor de erkenning (zie toelichting op de ontvangsten).

Daarbij zet LNV de volgende generieke instrumenten in voor het bereiken van de doelstelling:

Wet- en regelgeving

LNV zet hierbij de Europese wet- en regelgeving op het gebied van voedsel- en diervoederveiligheid (een deel van het Hygiënepakket) en diergeneesmiddelen in, de Destructiewet, de Kaderwet Diervoeders, de Diergeneesmiddelenwet, de Gezondheids- en welzijnswet voor Dieren, de Landbouwwet, de Wet uitoefening Diergeneeskunde en Regeling vleeskeuring.

Uitvoering, handhaving en toezicht

Dit behelst onder andere de keuring van dierlijke (bij)producten, crisismanagement, terrorismebestrijding; handhaving en toezicht wet- en regelgeving.

Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2009 Streefwaarde Planning Bron
1. Aantal positief bevonden dieren uit monitoring BSE 3 2005 2 tot 3 0 2009 VWA
2. Aantal positief bevonden bedrijven uit monitoring scrapie 37 2005 15–35 5–25 2009VWA
3. Nalevingsniveau productie van voedsel conform Hygiëneverordeningen Geen 2004 90% 90% 2009VWA/AID
4. Nalevingsniveau aanmelden kadavers gemiddeld over sectoren rund, varken, schaap/geit 75–99% 200495% 95% 2009 AID
5. Aantal internationale «capacity building» projecten voedselveiligheid 1 2005 2 2 2009LNV
6. Aantal basisscholen met smaaklessen Beperkt aantal 2005 1 500 3 000 2012 LNV

1. De indicator is een maat voor risico’s ten aanzien van volksgezondheid, consumentenvertrouwen en internationale handel. Het betreft een EU-verplichte monitoring waarbij gestreefd wordt naar de permanente waarde nul, maar er blijft een kleine, maar realistische, kans dat BSE gevallen worden aangetroffen.

2. Deze indicator is een maat voor risico’s ten aanzien van volksgezondheid, consumentenvertrouwen en internationale handel. Deze indicator houdt verband met voorkomen van scrapie in het algemeen waarvoor een verplichte monitoring vanuit EU geldt. Zowel BSE als Scrapie behoren tot de TSE’s. De streefwaarde heeft een grotere marge, omdat er onzekerheid is over te verwachten EU-besluitvorming ten aanzien van de monitoringintensiteit en de te gebruiken analysemethode. Deze twee variabelen beïnvloeden de hoeveelheid dieren met Scrapie die zal worden gevonden.

3. Deze indicator geeft door middel van nalevingsniveau van wet- en regelgeving op het terrein van voedselhygiëne mede een aanwijzing voor de mate waarin ons voedsel veilig (geproduceerd) geacht mag worden.

4. De mate waarin de destructieregelgeving wordt nageleefd geeft een indicatie van het niveau van veilige voedselproductie. De referentiewaarde bij deze indicator varieert per sector.

5. Deze internationale «capacity building» projecten zijn gericht op borging van de voedselveiligheid.

6. Deze indicator geeft inzicht in de mate waarin de (toekomstige) consument vertrouwd gemaakt wordt met de verschillende publieke waarden die met voedsel(productie) samenhangen op basis waarvan de consument geholpen kan worden om in zijn koopgedrag zich hiervan bewust te zijn en om zijn voedingspatroon en beheersing van gezondheidseffecten als gevolg van voedselrisico’s te verbeteren.

25.12 Handhaven diergezondheidsniveau

Motivering

Het diergezondheidsbeleid is gericht op het gezond houden van de Nederlandse veestapel en in het bijzonder het voorkomen van uitbraken van aangifteplichtige dierziekten. Indien zich een uitbraak voordoet, spant LNV zich ervoor in om de gevolgen op maatschappelijk en economisch vlak (met name de handel) zo beperkt mogelijk te houden en rekening te houden met de ethische en dierenwelzijnsaspecten van de bestrijding. Ook de mogelijke gevolgen van dierziekten voor de volksgezondheid worden in ogenschouw genomen.

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 20092010 2011 2012 2013
25.12 Handhaven diergezondheidsniveau 12 696 33 371 21 03118 932 18 823 18 823 18 823
1. Preventieve diergezondheid 150 256250 250 250 250 250
2. Identificatie en registratie 1 604 1 907 1 460 1 460 1 4601 460 1 460
2. Monitoring, «early warning» en bewaking 4 797 6 185 6 200 5 199 5 1905 190 5 190
3. Handhaving veterinaire veiligheid2 595 3 761 3 800 3 738 3 638 3 6383 638
4. Crisisorganisatie en -management 2 81719 447 9 321 8 285 8 285 8 285 8 285
6. Overig (BSE, BTW varkenspest, Vogelpest, schikking fokverbod KVP, overig) 7331 815     

Instrumenten

Preventieve diergezondheid

• Voorlichting en communicatie vormen een belangrijk aandachtspunt voor LNV bij de bestrijding en preventie van dierziekten en diergezondheid, inclusief de hobbydierhouderij.

• Het identificeren, agenderen en problematiseren van de gevolgen van de structuur van de Nederlandse veehouderij voor de preventie en bestrijding van dierziekten is een taak van LNV. Hierbij blijft LNV voor het naleven van preventieregels zoeken naar de aansluiting bij het eigen initiatief van de sector t.a.v. bedrijfsgebonden ziekten.

• In het kader van de preventieve diergezondheid initieert LNV (innovatief) onderzoek over de gevolgen van klimaatswijziging in relatie tot opkomende dierziekten, met name die dierziekten die ook gevolgen voor de mens kunnen hebben.

Identificatie en registratie

• Binnen EU verband is vastgesteld dat per 1 januari 2010 alle schapen en geiten dienen te zijn voorzien van elektronische identificatiemiddelen en dat in de registratie, naast andere gegevens, de individuele identificatiecode van een dier moet worden vermeld. LNV draagt zorg voor de implementatie en voorlichting van de nieuwe EU-regelgeving inclusief de nieuwbouw van een centrale database voor schapen en geiten.

Monitoring, early warning en bewaking

• Van groot belang is het tijdig signaleren van een besmetting. Dit gebeurt o.a. door onderzoek en monitoring van dierziekten als scrapie, Bluetongue en BSE. Financiering vindt met name plaats via een LNV bijdrage aan het Diergezondheidsfonds (DGF).

Handhaving veterinaire veiligheid

• Eveneens worden in het kader van het tijdig signaleren van een besmetting bewakingsprogramma’s uitgevoerd zoals brucella melitensis, KVP, MKZ en AI. Financiering vindt met name plaats via een LNV bijdrage aan het DGF.

Crisisorganisatie

• LNV organiseert paraatheidsoefeningen om de crisisorganisatie van dierziekte en voedselveiligheid bekwaam te houden. Hiertoe behoren ook oefeningen en het formuleren van een beleidsstrategie met betrekking tot chemisch biologisch, radiologisch en nucleair (CBRN) terrorisme.

• Onderzoek en stimulering van vaccinproductie en het voorraadbeheer van vaccins.

• Onderdeel van de crisisorganisatie van dierziekte en voedselveiligheid betreft het opstellen en actualiseren van beleidsdraaiboeken.

In 2009 zal de LNV-crisisorganisatie voor dierziektenbestrijding verder worden geprofessionaliseerd. Op grond van een analyse in 2008 van de bestrijdingsstrategieën, de diagnostiek en de opkomende nieuwe dierziekten, zullen in 2009 de noodzakelijke maatregelen worden geïmplementeerd ter verbetering van de efficiency van de crisisorganisatie. De daling ten opzichte van de begroting 2008 houdt verband met de incidentele uitgaven voor Bluetongue vaccinatie in 2008 van € 11 mln.

Daarbij zet LNV de volgende generieke instrumenten in voor het bereiken van de doelstelling:

Wet- en regelgeving

LNV zet hierbij de Europese wet- en regelgeving op het gebied van diergezondheid en dierziektenbestrijding in en de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren.

Uitvoering, handhaving en toezicht

Betreft onder andere management van dierziektencrises.

Internationale samenwerking en diplomatie

Betreft onder andere beïnvloeding binnen EU- en OIE-verband, internationale «capacity building» projecten, technische assistentie en ondersteuning, waaronder het AI Indonesië project met medefinanciering van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2009 Streefwaarde Planning Bron
1. «early warning» bestrijdingsplichtige ziekten20 2005 8 4 2010 Evaluatie
2. Vaccinbanken 2 2006 3 3 2009 VD
3. Aantal beleidsdraaiboeken voor bestrijdingsplichtige ziekten en voedselkwaliteit 5 2005 12 122009 VD
4. Aantal internationale «capacity building» projecten dierziektebestrijding 2 2007 2 22009 VD

1. Deze indicator duidt het aantal dagen tussen besmetting (vermeerderd met de ziekteafhankelijke incubatieperiode) en ontdekking. Het zo snel mogelijk ontdekken van een uitbraak van een bestrijdingsplichtige dierziekte is van groot belang om de ziekte snel en efficiënt te kunnen bestrijden. Daarbij is het noodzakelijk dat de houder van het dier eventuele verdachte verschijnselen snel meldt.

2. Bij de bestrijding van dierziekten kan het instrument noodvaccinatie van grote waarde zijn. Om zo snel mogelijk met vaccineren te kunnen beginnen moet er vaccin beschikbaar zijn. Deze beschikbaarheid van vaccin voor een bepaalde ziekte scharen we onder de indicator vaccinbank.

3. Door de inspanningen van de afgelopen jaren is inmiddels een groot aantal beleidsdraaiboeken op het gebied van de bestrijdingsplichtige dierziekten (onder andere AI, MKZ en KVP) en voedselveiligheid (onder andere diervoeders) opgesteld. In de loop van 2009 zullen naar verwachting de laatste beleidsdraaiboeken kunnen worden vastgesteld. Vanaf dat moment zal vooral sprake zijn van onderhoud teneinde de draaiboeken up-to-date te houden. Overigens zal Nederland in casu LNV zich blijven voorbereiden op nieuw opkomende dier- en infectieziekten, waarvoor zonodig nieuwe draaiboeken worden ontwikkeld.

4. Deze internationale «capacity building» projecten zijn gericht op een brongerichte dierziektenbestrijding waardoor ook het uitbraakrisico binnen de eigen landsgrenzen afneemt.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

 Onderzoek onderwerp Nummer AD/OD Start Afgerond
Beleidsdoorlichting Voedselkwaliteit en Diergezondheid 25 2008 2008
     
Overig evaluatieonderzoek Rapport Hoekstra/Vantemsche* 25.11 20082008

* Rapport Hoekstra/Vantemsche: brieven aan TK (26 991 nr. 177 en 205) van 20 maart en 20 juni 2008.

26 Kennis en Innovatie

Algemene beleidsdoelstelling

Ontwikkeling en ontsluiting van voor beleid, samenleving en bedrijfsleven relevante kennis en onderhouden van voorzieningen voor onderwijs aan (toekomstige) beroepsbeoefenaren.

Omschrijving

Inzet van kennis is nodig om het vernieuwend vermogen van Nederland te vergroten, maatschappelijk verantwoord ondernemen te stimuleren en de maatschappelijke vraagstukken op te lossen. In het Coalitieakkoord (2007) worden kennis en innovatie de basis genoemd van duurzame ontwikkeling van de welvaart. Kennis en innovatie zijn ook centrale begrippen in de Lissabonstrategie (2000) van de Europese Unie. In het rapport Leerkracht (2007) van de Commissie Rinnooy Kan wordt de noodzaak van een adequaat kennisniveau onderschreven. Ook de agrosector behoeft vernieuwingsvermogen om voor de toekomst op concurrerende en duurzame wijze te kunnen blijven produceren.

LNV kiest voor een integraal kennis -en innovatiebeleid, waarbij gebruik wordt gemaakt van de kracht van de samenwerking binnen het kennissysteem voor de sector voedsel en groen. Centraal staat de interactie tussen maatschappij, beleid en kennisinstellingen. Kernbegrippen in dit verband zijn: vraagsturing en doelgroepgerichte benadering. De groene kennisinfrastructuur vormt de kern van het kennisstelsel dat rondom thema’s als duurzame landbouw, natuurkwaliteit en gezonde voeding is georganiseerd. Om deze kern fungeert een netwerk van nationale en internationale partners.

De Groene Kenniscoöperatie, een samenwerkingsverband van groene kennisinstellingen, wordt ondersteund om beschikbare kennis beter te benutten in de praktijk. In dat verband programmeren de instellingen voor groen vmbo, mbo, hbo en WUR gezamenlijke activiteiten in aansluiting op de kennisvraag vanuit de sector. De ontwikkeling van competentiegericht beroepsonderwijs sluit hierop aan.

Met andere departementen wordt samengewerkt in de nieuwe interdepartementale organisatie voor kennis en innovatie, een vervolg op het project Nederland Ondernemend Innovatieland.

Scholing, doorstroom en het verminderen van het aantal voortijdige schoolverlaters vraagt om een gezamenlijke inzet van EZ, OCW en LNV. Op basis van afspraken in het Coalitieakkoord komt geld beschikbaar om te investeren in de kwaliteit van het onderwijs. Voor jongeren worden groene maatschappelijke stages gerealiseerd op het gebied van natuur- en landschapsbeheer, voedselkwaliteit en diergezondheid en zorg- en educatieboerderijen. Tot slot wordt geïnvesteerd in kennisontwikkeling voor actuele maatschappelijke vraagstukken (dierenwelzijn, groene economie, klimaat), kennis voor toekomstige vraagstukken op terrein van vernieuwingen en innovaties (kennisbasisonderzoek) en onderzoek in kader van wettelijke onderzoekstaken.

Verantwoordelijkheid LNV

De minister van LNV heeft een stelselverantwoordelijkheid voor het groene onderwijs: voorzieningen in stand houden voor onderwijs aan (toekomstige) beroepsbeoefenaren. Binnen het kader van het algemeen (OCW) onderwijsbeleid versterkt LNV de functies van het groen beroepsonderwijs voor de sector voedsel en groen. De minister van LNV is verantwoordelijk voor het scheppen van stimulerende randvoorwaarden voor innovatie en het ontsluiten van kennis binnen de groene sector.

• LNV wil doelgroepen en stakeholders inspireren door continu informatie, verkenningen en mogelijke toekomstbeelden beschikbaar te stellen.

• In overleg met stakeholders worden kennis- en innovatieagenda’s opgesteld die richtinggevend zijn voor de inzet van subsidies en de inzet van kennisinstellingen.

• LNV stimuleert en faciliteert LNV-doelgroepen – met name de agrosectoren – bij innovatie en kennisbenutting.

• LNV zorgt voor een up-to-date kennissysteem voor het gehele beleidsterrein van LNV.

Externe factoren

Het behalen van deze doelstelling hangt af van de samenwerking met en de inzet van bedrijven en andere overheden (op nationaal en internationaal niveau), onderwijs- en onderzoeksinstellingen.

Maatschappelijk effect

Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat:

• kennis in het agrofoodcomplex en de groene ruimte bijdraagt aan innovatief en concurrerend ondernemerschap, duurzaam ondernemen, veilig voedsel, levende natuur en vitaal platteland;

• er voldoende gekwalificeerde beroepsbeoefenaren zijn voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte;

• er een internationaal hoogwaardig kenniscentrum is voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte (in de vorm van Wageningen Universiteit en Researchcentrum).

Meetbare gegevens bij algemene beleidsdoelstelling

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2009 Streefwaarde Planning Bron
Kennisbenutting door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke partijen 78 % 2008 ≥ 85% stijgend2011 PROSU BV
Positie Nederland op basis van citatie-impactscores (2003–2006) landbouw- en voedingswetenschappen3e plaats 2003–2006 ≥ 3e plaats 1e of 2e plaats2011 NOWT/CWTS
Positie Wageningen Universiteit binnen top van de wereld 148 2007 hoger stijgenddoorlopendTHES
Inkomsten kennisvalorisatie en spin-outs WUR1€ 2 mln. 2006 >&€ 3 mln. 2010 WUR 

1 De omvang van het bedrag dat WUR uit kennisvalorisatie en zgn. spin-outs binnenhaalt is een indicator van de mate waarin WUR er in slaagt wetenschappelijke kennis om te zetten in maatschappelijk nuttige c.q commercieel interessante toepassingen en producten.

Ontwikkeling van het aantal gediplomeerden/afgestudeerden in het groen onderwijs

kst-31700-XIV-2-30.gif

bron: Onderwijsinstellingen/Cfi

Budgettair belang LNV begroting

Procentuele verdeling uitgaven 2009 over operationele doelstellingen en apparaat

Kennis en innovatie

kst-31700-XIV-2-31.gif

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 mln.
  2008 2009 2010 2011 20122013
VERPLICHTINGEN  1 035 963 952 948945 945
waarvan garanties  0 0 0 00 0
UITGAVEN  984 977 970 962948 948
Programma-uitgaven  970 963 957950 936 936
waarvan juridisch verplicht  926907 658 654 637 634
        
26.15 Kennisontwikkeling en innovatie  182173 165 163 160 160
26.16 Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs  788 790 792 787776 776
        
APPARAATSUITGAVEN  14 14 1312 12 12
26.21 Apparaat  13 13 12 1111 11
26.22 Baten- lastendiensten  1 11 1 1 1
ONTVANGSTEN  30 24 21 199 9

Grafiek budgetflexibiliteit

kst-31700-XIV-2-32.gif

Toelichting op:

Handhaving en uitvoering

Er zijn uitvoeringskosten Dienst Regelingen voor het aanbesteden en uitvoeren van de overige onderzoeksprogrammering, regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs en projecten kennisverspreiding.

Bedragen x € 1 mln.
 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Uitvoeringskosten Dienst Regelingen 1,2 0,6 0,7 0,70,7 0,7

Kennis en onderzoek

Uitgaven voor kennis en innovatie verdeeld over thema’s

kst-31700-XIV-2-33.gif

De verdeling van de budgetten is voorlopig. Op basis van onder andere vraagsturing wordt in de loop van 2009 geprioriteerd.

Bedragen x € 1 000
Groene thema’sInstrumenten  
 DLOonderzoeksprogramma’s DLO wettelijke onderzoekstakenNiet-DLO onderzoeksprogrammering Regeling Kennisverspreiding en Innovatie Groen OnderwijsKennisverspreidingsprojecten/ NME/kenniskringen Totaal
Landschap en platteland: o.a robuuste ruimte, gebiedsontwikkeling, ruimte gebruik 8 762  982 1 034 10 778
Natuur: o.a EHS, biodiversiteit, jeugd en natuur, natuur en gezondheid, water, klimaat 7 369 9 290 1 474 517 7 76326 413
Economisch perspectiefvolle agroketens: o.a. Biobased economy, markt en concurrentiekracht, effectentoekomstig GLB, WTO 6 926  1 4741 034  9 434
Biologische landbouw: o.a. Verduurzaming biologische ketens, stimulering biologische producten, verhoging aanbod en kwaliteit 9 083  492 517 1 158 11 250
Mineralen en milieu: o.a Nitraatrichtlijn, luchtkwaliteit, kaderrichtlijn water 5 223  492517 773 7 005
Plantgezondheid: o.a. fytosanitair, gewasbescherming 12 3122 150 492 517 773 16 244
Verduurzaming productie en transitie: o.a. ondernemerschap, tuinbouw, bodem, visserij 11 121 12 718 1 6712 068 1 236 28 814
Voedselkwaliteit:o.a.voedselveiligheid, voeding en gezondheid 4 58214 720 982 517 773 18 273
Diergezondheid: o.a. vaccinatie, preventie  13 676    16 977
Kennis:o.a. kenniscirculatie, netwerken 1 508  194 1 371143 3 216
Internationaal: o.a. biodiversiteit, armoedebestrijding 7 832  982517 387 9 718
Totaal74 71852 554 9 235 8 609 13 006 158 112

Apparaatsuitgaven:

Bedragen x € 1 000
 Raming 2009
Ambtelijk Personeel Directie Kennis 10 192
Ambtelijk Personeel InnovatieNetwerk 905
Materieel 1 428
Overig apparaat 100
Uitvoeringskosten Dienst regelingen683
Totaal apparaatsuitgaven 13 308

Ontvangsten:

Bedragen x € 1 000
 Raming 2009
Rente en aflossing over de verstrekte lening aan de Stichting DLOinzake aankoop van grond en gebouwen 8 802
FES-ontvangsten15 000
Overige ontvangsten 92
Totaal ontvangsten23 894

Voor een vijftal projecten zijn ten laste van het Fonds Economische Structuurversterking (FES) middelen aan de LNV-begroting toegevoegd. Het betreft de projecten Transitie Duurzame Landbouw, Potato Genomics, Phytophtora, TTI Groene Genetica en Aviaire Influenza.

Budgettair belang buiten de LNV-begroting

EU maatregelen

Bedragen x € 1 mln
 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Zevende kaderprogramma Onderzoek* 23,5 23,5 23,523,5 23,5 23,5

* De (extra) EU-middelen die Wageningen Universiteit onttrekt aan het 7de kaderprogramma Onderzoek lopen niet via de begroting van LNV, maar direct van de EU naar de WUR. Wel zet de WUR departementale middelen LNV in voor de benodigde cofinanciering (50%).

De EU-maatregelen hebben betrekking op door DLO uitgevoerd onderzoek.

26.15 Kennisontwikkeling en innovatie

Motivering

Kennisvragen in relatie tot maatschappelijke vraagstukken beantwoorden, innovaties met betrekking tot thema’s van LNV-beleid bevorderen, kennisdoorstroming realiseren.

Bedragen x € 1 000
 2008 2009 2010 2011 2012 2013
26.15 Kennisontwikkeling en innovatieKennisontwikkeling t.b.v. maatschappelijke vraagstukken181 365 172 970 164 742 163 292 160 182160 153
       
• DLOonderzoeksprogramma’s184 708     
• DLO ond. progr. Vitaal landelijk gebied  8 487 7 752 7 658 7 7437 740
• DLO ond. progr. Ecologische hoofdstructuur  7 137 6 518 6 439 6 5116 508
• DLO ond. progr. Econ. perspectiefvolle agroketens  6 708 6 127 6 0526 119 6 117
• DLO ond. progr. Biologische landbouw  8 797 8 035 7 9368 025 8 021
• DLO ond. progr. Mineralen en milieu-kwaliteit  5 059 4 621 4 5654 616 4 614
• DLO ond. progr. Plantgezondheid  14 136 12 851 12 509 12 76612 761
• DLO ond. progr. Verduurzaming productie en transitie  10 771 9 838 9 7189 826 9 822
• DLO ond. progr. Voedselkwal. en -veiligh., diergezdh.  4 438 4 0544 004 4 049 4 047
• DLO ond. progr. Kennis  1 461 1 334 1 318 1 3331 332
• DLO ond. progr. Internationale samenwerk.  7 586 6 929 6 845 6 921 6 918
• DLO wettelijke onderzoekstaken 54 51952 554 52 058 51 880 51 880 51 880
• Niet-DLO onderzoeksprogrammering 7 2169 235 9 374 9 346 9 346 9 346
       
Ontsluiten van kennis via groen onderwijs voor bedrijfsleven en samenleving       
• Groene Kenniscoöperatie4 300 4 280 4 238 4 220 4 220 4 220
• School als kenniscentrum 3 500 5 0005 000 5 000 5 000 5 000
• Regeling Kennisverspr. en Innovatie Groen Onderwijs 8 4618 609 8 527 8 490 8 490 8 490
       
Bevorderen van innovaties bij stakeholders      
• Bijdrage InnovatieNetwerk 3 890 3 925 3 925 3 9233 923 3 923
• Innovatiesubsidies2 117 1 781 1 222 1 036 1 036 1 036
• Kenniskringen/lerende netwerken 2 551 1 9901 297 1 293 1 318 1 318
• Kennisverspreidingsprojecten 5 603 6 0166 042 6 060 7 060 7 060
• Natuur- en milieueducatie 4 500 5 000 5 000 5 000  

1 De verdeling over budgetten DLO-onderzoeksprogramma’s is voorlopig. Jaarlijks wordt geherprioriteerd.

Instrumenten

Kennisontwikkeling ten behoeve van maatschappelijke vraagstukken

DLO onderzoeksprogramma’s

Deze programma’s richten zich op actuele maatschappelijke vragen binnen de onderzoeksdomeinen groene ruimte, groene economie en voedsel. Het gaat hier om toepassingsgericht onderzoek ten behoeve van beleids- en praktijkvragen op LNV-relevante terreinen.

Binnen het onderzoeksdomein groene ruimte worden onderzoeksvragen uitgewerkt gericht op de waarde van onze aarde en een mooi landschap. Algemene invalhoeken zijn enerzijds de Ecologische hoofdstructuur en biodiversiteit en anderzijds robuuster ruimtegebruik en gebiedsontwikkeling. Accenten voor 2009 zijn op het gebied van natuur o.a. leefgebiedenbenadering en Natura 2000 en voor landschap o.a. relatie groen en gezondheid, sociale cohesie en veiligheid.

Binnen het onderzoeksdomein groene economie worden onderzoeksvragen uitgewerkt gericht op duurzaam ondernemen, mineralen en milieu, plantgezondheid, agroketens en biologische landbouw. Het gaat hier om een omvangrijk domein met vele invalshoeken en de volgende aandachtsvelden: transitie (inclusief innovatie) naar een duurzame landbouw en visserij, milieuvriendelijk gebruik van mineralen en gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw, ondersteunen fytosanitair beleid, markt – concurrentiekracht – macrotrends, ontwikkeling naar biologische landbouw. Accenten voor 2009 zijn o.a. dierenwelzijn, luchtkwaliteit stallen, activiteiten vanuit de beleidsnota «Biologische landbouwketen 2008–2011», ondersteuning van het interdepartementale beleidsplan «Schoon en zuinig» op het gebied van glastuinbouw, multifunctionele landbouw.

Binnen het onderzoeksdomein voedsel worden onderzoeksvragen uitgewerkt gericht op voedselkwaliteit en diergezondheid. Algemene invalshoeken zijn enerzijds de duurzaamheid in productie en de voedselveiligheid en anderzijds bestrijding van dierziekten. Accenten voor onderzoek in 2009 zijn voor voedselkwaliteit o.a. duurzaam consumeren, en voor diergezondheid o.a. risico gebaseerde preventie en ontwikkelen nieuwe vaccins. Voor diergezondheid zijn de beleidslijnen en prioriteiten genoemd in de «Nationale Agenda Diergezondheid» leidend.

Een specifieke plaats wordt ingenomen door onderzoek gericht op kenniscirculatie en kennisbenutting. Een sleutelrol hierin speelt de verbinding van onderzoek met het groene onderwijs (in het kader van de Groene Kennis Coöperatie en School als Kenniscentrum).

De internationale component van de drie genoemde onderzoeksdomeinen wordt speciaal opgepakt in een apart onderzoeksdomein. De algemene invalshoeken zijn: de integratie van ontwikkelingslanden en hun opkomende markten in de wereldeconomie en de ontwikkeling en het beheer van land, water en natuurlijke hulpbronnen. Accenten voor 2009 sluiten aan bij de recent verschenen beleidsnota «Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid».

Wettelijke onderzoekstaken

De wettelijke onderzoekstaken vloeien voort uit nationale dan wel EU verplichtingen, zoals het in beheer houden van vaccins welke in tijden van een dierziektecrisis worden ingezet. Daarnaast betreft het verplichtingen op het terrein van visserij (o.a. visbestanden), natuur (o.a. Milieu- en Natuur Planbureau), economie (landbouwtelling), genenbanken (plantenrassen) en voedselveiligheid (analyses ten behoeve van de Voedsel en Waren Autoriteit en de AID). Het betreft taken die van essentieel belang geacht worden voor natuurbescherming, diergezondheid, economische ontwikkeling en voedselkwaliteit.

Niet-DLO onderzoeksprogrammering

Dit begrotingsonderdeel wordt ingezet om buiten DLO specifieke deskundigheid uit het nationale en internationale (universitaire) kennisveld te benutten in kennisontwikkeling voor actuele maatschappelijke vraagstukken. Hierbij gaat het met name om kortlopend strategisch en toegepast onderzoek. Voorbeelden van projecten in 2009 zijn: het project Antibioticaresistentie, dat de Faculteit Diergeneeskunde trekt, gericht op het inzichtelijk krijgen van risico’s op het opstaan van resistentie en op preventiemaatregelen hiervoor en het project Natuurherstel door herstel van de bodembiodiversiteit uitgevoerd door de NIOO-KNAW. Dit project richt zich op het vinden van verklarende factoren voor situaties waarin natuurherstel vertraagt, kennis nodig voor de uitwerking van de beheersplannen voor de Natura 2000 gebieden.

Ontsluiten van kennis via het groen beroepsonderwijs ten behoeve van bedrijfsleven en samenleving

Groene Kenniscoöperatie

Er is een bestuurlijke meerjarige afspraak voor de periode 2006–2010 met de groene onderwijsinstellingen. LNV ondersteunt hiermee het proces van gezamenlijke programmering van de groene kennisinstellingen (o.a. Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs) en het versterken van de rol van onderwijsinstellingen bij kennisbenutting in de regio en de versterking van de as onderzoek-onderwijs-bedrijfsleven (School als Kenniscentrum). De Groene Kennis Coöperatie (platform-organisatie) legt via vraaggestuurde kennisprogramma’s een verbinding tussen groene onderwijsinstellingen (75 000 leerlingen/studenten), onderzoeksinstellingen, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Via Groen kennisnet wordt relevante beschikbare kennis op maat ontsloten via internet voor de diverse doelgroepen, met daarbij bijzondere aandacht voor door LNV (mede) gefinancierde kennis.

School als Kenniscentrum

LNV verleent subsidies met betrekking tot het concept «School als regionaal kenniscentrum». Met dit concept worden kennisontsluiting en -benutting in de regio versterkt. Hiermee wordt bereikt dat publieke kennis wordt ontsloten die beter is toegesneden op praktijksituaties binnen onderwijs, onderzoek, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs

AOC’s, scholengemeenschappen met een afdeling landbouw en natuurlijke omgeving, HAS’en en Wageningen Universiteit (exclusief de leerstoelgroep Educatie- en Competentiestudies), kunnen via de Regeling Kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs subsidieaanvragen indienen voor programma’s of projecten met doel kennisverspreiding of innovatie in het groene onderwijs.

Bevorderen van innovaties bij stakeholders

Bijdrage Innovatienetwerk

LNV subsidieert het InnovatieNetwerk met als doel het bij elkaar brengen van kennis uit praktijk- en onderzoekswereld ten behoeve van het ontwikkelen van grensverleggende vernieuwingen in landbouw, agribusiness, voeding en groene ruimte. Doelgroepen van het InnovatieNetwerk zijn overheid en bedrijfsleven. Target voor 2010 is dat er 30 robuuste grensverleggende concepten worden ontwikkeld waarvan 15 hun betekenis hebben gekregen in de praktijk. De stand van zaken (begin 2008) is weergegeven in onderstaand schema.

Concepten Aantal concepten in oriëntatiefase Aantal concepten in ontwikkelingsfase Aantal concepten in realisatie- of afrondingsfase Totaal
Ruimte creëren 2 3 12 17
Duurzaam ondernemen5 12 9 26
Gezonde samenleving 2 5 512
Totaal 9 20 26 55

Innovatiesubsidies

Het betreft innovatiesubsidies aan ondernemers en andere doelgroepen. Het gaat met name om SBIR (Small Business Innovation Research) en inzet van Syntens. Via het SBIR-programma besteedt de overheid een deel van haar O&O budget rechtstreeks aan bij het midden- en kleinbedrijf (MKB). Doel is het ontwikkelen van innovaties door het MKB op het gebied van maatschappelijk relevante thema’s. In dat kader heeft LNV (in samenwerking met EZ) twee pilots gestart: «biobased economy» en «stimulering innovatie».

Kenniskringen/lerende netwerken

Via kenniskringen van belanghebbenden (terreinbeherende organisaties en ondernemers) wordt met subsidies uitwisseling van kennis en ervaringen gestimuleerd. Uit deze netwerken komen praktijkgerichte onderzoeksvragen voort. Ze zorgen ook voor een goede benutting van kennis uit onderzoek in de praktijk. Gezien de interactie met beleidsontwikkeling en/of -implementatie is de LNV betrokkenheid actief en initiërend.

De netwerken kennen een koppeling naar onderwijsinstellingen zodat ook toekomstige beroepsgroepen vertrouwd raken met de nieuwste inzichten. In de onderstaande tabel zijn enkele netwerken met hun bereik opgenomen.

Lerend netwerk Aantal deelnemers/organisaties
Melkvee Academie 1 000
Telen met Toekomst 300
Kennis op de Akker 400
Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 47
Kenniskring Weidevogellandschap 16

Het kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN) is gestart in 2006. Doel is het ontwikkelen van maatregelen om negatieve gevolgen van verdroging, vermesting en verzuring tegen te gaan. Het levert kennis op voor implementatie van belangrijke beleidsitems zoals Natura 2000, realiseren van natuurterreinen en leefgebiedplannen. Samenwerking tussen onderzoekers, beheerders en beleid is de sleutel tot succes. Betrokkenheid van het onderwijs is essentieel.

Kennisverspreidingsprojecten

Met de kennisverspreidingsprojecten zet LNV in op een betere ontsluiting van de ontwikkelde kennis voor gebruik door ondernemers en maatschappelijke groepen. Deze projecten richten zich o.a. op bewustwording en gedragsverandering rond thema’s als Jeugd, Natuur en Gezondheid, Mineralen en milieu en de Nationale Landschappen. Een voorbeeld hiervan zijn de Smaaklessen.

Smaaklessen zijn in 2006 op 500 basisscholen geïntroduceerd met doel jongeren al vroeg te interesseren voor voedsel en smaak. De leerkracht wordt ondersteuning geboden door «de kok in de klas», instructies en proeflessen voor leerlingen. Voor het schooljaar 2008–2009 wordt de inzet uitgebreid tot 1500 scholen. Doelstelling is om in 2012 op deze manier 3 000 basisscholen te hebben bereikt.

Natuur- en milieueducatie

Met dit instrument worden leerprocessen bevorderd die leiden tot gewenste kennis, houding en gedrag ten opzichte van natuur- en milieu.

Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Indicator Referentie waardePeildatum Raming 2009 Streef waarde Planning Bron
Aantal aansluitingen Groen kennisnet 56 000 200665 000 70 000 2009 LNV

26.16 Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs

Motivering

Een kwalitatief hoogwaardig, innovatief en doelmatig functionerend stelsel van groen onderzoek en onderwijs garanderen. Stimuleren van vernieuwing in de groene onderzoek- en onderwijsinstellingen.

Bedragen x € 1 000
 2008 2009 20102011 2012 2013
26.16 Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs 788 619 790 919 792 018 786 844776 394 776 552
       
Waarborgen van onderzoek en onderwijs      
• Bekostiging DLOKennisbasis 49 480 46 584 45 970 47 391 42 80142 801
• Bekostiging WU 152 197 153 402154 151 154 016 153 994 153 971
• Bekostiging HBO-groen 59 984 61 00663 474 63 378 63 331 63 288
• Bekostiging MBO-groen 129 760 118 120115 652 115 404 115 268 115 449
• Bekostiging VOA 9 008 9 008 9 0089 008 9 008 9 008
• Bekostiging VMBO-groen302 105 315 013 316 816 318 010 318 228318 267
• Bekostiging Aequor 7 317 7 3176 317 6 314 6 314 6 314
• Basisfinanciering overige kennisinstellingen 8962 067 2 067 2 066 2 066 2 066
• Subsidies ondersteuningsstructuur 6 805 6 8396 850 6 845 6 845 6 845
• Praktijkleren 31 725 33 077 32 80132 679 34 179 34 179
       
Vernieuwen van onderzoek en onderwijs       
• Vernieuwing onderzoeksinfrastructuur18 538 14 360 13 924 6 118  
• Ontwikkeling kennisbeleid 4 997 7 0767 043 7 731 6 483 6 483
• OCW-conforme onderwijssubsidies 15 807 17 050 17 945 17 88417 877 17 881

Instrumenten

Waarborgen van onderzoek en onderwijs

Bekostiging DLO Kennisbasis

De bekostiging van de DLO kennisbasis betreft funderend onderzoek. Dit in tegenstelling tot de onderzoeksprogrammering DLO die zich richt op toegepast onderzoek. In het kader van het Strategisch Plan WUR zijn voor de middellange en lange termijn bestuurlijke afspraken gemaakt over de ontwikkelingsrichting van expertises, die van belang zijn voor de verdere ontwikkeling van de Nederlandse samenleving in een nationaal en een internationaal perspectief. Tevens worden de middelen ingezet ter co-financiering van EU onderzoeksmiddelen (7e Kaderprogramma, in 2007 werd € 23,5 mln. ingezet). Voor het onderzoek zet LNV er op in dat voor Nederland belangrijke thema’s op de EU-onderzoeksagenda (7e Kaderprogramma) komen. LNV werkt mee aan de ontwikkeling van gezamenlijke onderzoeksagenda’s met andere landen. Een deel van de middelen is bestemd voor de FES-projecten Phytophtora en Patato Genomics.

Bekostiging WU, HBO-groen, MBO-groen, VOA, en VMBO-groen

kst-31700-XIV-2-34.gif

Bron: Silo

Het betreft normatieve bekostiging gebaseerd op de wet. LNV bekostigt het onderwijs aan Wageningen Universiteit, 5 HBO-instellingen, 12 agrarische opleidingscentra voor VMBO/MBO, de MBO-opleiding Landstede en 37 groene afdelingen van scholengemeenschappen. VOA betreft middelen ten behoeve van Voorbereidende en ondersteunende activiteiten voor niveau 1 en 2 leerlingen in het MBO.

Het groen hoger onderwijs wordt door studenten in hoge mate gewaardeerd zoals blijkt uit de resultaten van de nationale studentenenquête Choice 2006–2007. Wageningen Universiteit krijgt de hoogste waardering van de Nederlandse Universiteiten. Has Den Bosch wordt als op twee na beste beoordeeld van de HBO-instellingen.

De kwaliteitszorg was in 2007 op de vmbo-vestigingen van aoc’s beter op orde dan in het regulier voortgezet onderwijs. (Onderwijsjaarverslag 2007, Onderwijsinspectie).

Bekostigde aantallen binnen het groene onderwijs

Bedragen x € 1 000
InstrumentType studenten/getuigschriften/promotiesAantallen Prijs bedrag Uitgaven 2009
Bekostiging WUEerstejaars1 0743,9064 195  
 Ongedeelde getuigschriften12340,8815 028  
 Bachelor getuigschriften31722,9157 264  
 Master getuigschriften62717,96611 265 
 Promoties25174,13518 608  
 Vaste componenten  107 042153 402
Bekostiging HBO-groenStudenten7 5197,69857 885  
 Vaste componenten  3 12161 006
Bekostiging MBO-groenstudenten beroeps-opleidende leerweg17 0225,25989 519 
 studenten beroeps-begeleidende leerweg9 3683,05328 601118 120
Bekostiging VOAleerlingen niveau 12 1221,9924 227  
 leerlingen niveau 26 0010,7974 7819 008
Bekostiging VMBO-groen leerlingen VMBO/VBO19 0006,229118 351 
 leerlingen VMBO/LWOO15 2009,348142 090 
 Vaste componenten  54 572315 013

In de periode 2008–2013 wordt in samenwerking met OCW een experiment uitgevoerd met een geïntegreerde leerweg voor de bovenbouw van het vmbo tot mbo niveau 2. Doel van dit experiment is dat leerlingen voor wie de overgang van vmbo basisberoepsgerichte leerweg naar mbo niveau 2 problematisch is gemakkelijker een mbo niveau 2 diploma kunnen behalen.

Ontwikkeling aantallen studenten/leerlingen groen onderwijs van 2000 t/m 2014

kst-31700-XIV-2-35.gif

bron: Cfi

Bekostiging Aequor

Aequor (kenniscentrum voor voedsel en leefomgeving) zorgt in overleg met het bedrijfsleven voor begeleiding en selectie van leerbedrijven en een landelijke kwalificatiestructuur voor het MBO (ontwikkeling naar een competentiegerichte kwalificering).

Basisfinanciering overige kennisinstellingen

Het betreft input-financiering voor onderzoek uitgevoerd door o.a. het Planbureau voor de leefomgeving en KNAW Academie Hoogleraren.

Subsidies ondersteuningsstructuur

Subsidies aan ondersteunende instellingen betreffen onder andere: ontwikkelen van leermiddelen (Ontwikkelcentrum), verzorgen van onderwijskundige begeleiding (Landelijke Pedagogische Centra), vernieuwing van de examens VMBO in aansluiting op competentiegericht MBO en toetsing (CITO), dienstverlening vernieuwing groen onderwijs (Vakgroep Educatie en Competentie Studies van Wageningen Universiteit).

Praktijkleren

Het betreft de vraaggestuurde inzet voor simuleren van praktijksituaties met specifieke en dure apparatuur.

Vernieuwen van onderzoek en onderwijs

Vernieuwen onderzoeksinfrastructuur

Het betreft subsidie voor het stimuleren van samenwerkingsverbanden en strategische speerpuntprogramma’s bij onderzoeksinstellingen gericht op verbeteren kennisinfrastructuur en het innovatief vermogen van het bedrijfsleven (Transitie duurzame landbouw, TTI Groene Genetica, Aviaire Influenza).

Een prioriteit is het onderzoek Aviaire Influenza waarvoor in 2006 € 15 mln. (middelen voor meerdere jaren) beschikbaar is gesteld. Doel is voorkomen van een catastrofale grieppandemie door versnelde ontwikkeling van veterinaire vogelgriepvaccins.

Ontwikkelen kennisbeleid

Deze middelen worden ingezet om innovaties in het kennisbeleid zelf (methoden en infrastructuur) te ondersteunen. Anders gezegd, het is de «kraamkamer» voor initiatieven die potentieel kunnen leiden tot structurele veranderingen in het kennisinstrumentarium en de inzet daarvan. Als het instrument aanslaat krijgt het vervolgens een plaats binnen de andere begrotingsposten van artikel 26. Voorbeelden van initiatieven die in eerste instantie uit deze post zijn gefinancierd zijn: de kenniskringen (o.a. weidevogels) en de melkveeacademie.

Bedragen x € 1 000
Instrument Kas 2009Doelgroep thema
Vernieuwing onderzoeksinfrastructuur 14 360 Onderzoeksinstellingen en bedrijfsleven TTI Groene Genetica Transforum Aviaire Influenza
Ontwikkelen kennisbeleid 7 076Onderzoeksinstellingen en bedrijfsleven Wetenschappelijke infrastructuur Experimenteerruimte kennisinstrumenten

OCW-conforme onderwijssubsidies

Gelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor groen en overig onderwijs zijn cruciaal. De toenemende internationalisering van het onderwijsbeleid komt tot uitdrukking in grotere internationale mobiliteit van studenten en docenten én in doorwerking van de Lissabonafspraken: vermindering voortijdig schoolverlaten, verhoging van opleidingsniveau, deelname leven lang leren, het stimuleren van bêta-studies. In 2009 wordt verder uitvoering gegeven aan de in januari 2006 vastgestelde brief Uitvoering plan van aanpak harmonisatie groen onderwijs.

Aandachtpunten zijn:

• Realiseren van maatschappelijke stages door het verstrekken van subsidies aan onderwijsinstellingen, stagebiedende en intermediaire organisaties. De groene sector biedt veel mogelijkheden voor de verplichte maatschappelijke stage voor jongeren. LNV wil de invulling hiervan dan ook met voortvarendheid ter hand nemen. In de periode 2008–2011 zal het aantal stages en stageplekken gefaseerd worden opgebouwd.

• Stimuleren van competentiegerichte leerarrangementen door subsidies. Het curriculum van het groene onderwijs krijgt steeds meer de vorm van competentiegerichte leerarrangementen. Deze richten zich op het integreren van vakkennis en vaardigheden in het vermogen om competent te handelen in aansluiting op de eisen vanuit de beroepspraktijk (bedrijfsleven). Het groene onderwijs volgt het regulier onderwijs in algemene onderwijszaken, maar onderscheidt zich door nauw contact met het bedrijfsleven, zowel primaire producenten alsverwerkende industrie, handel, logistiek en toeleveranciers. Het groen onderwijs kan fungeren als proeftuin op dit gebied.

• Terugdringen voortijdig schoolverlaten door het verstrekken van subsidies voor nieuwe doorstroomprofielen, verbeteren van de examinering en begeleiding van zorgleerlingen. In lijn met de Lissabon-doelstellingen (EU) wil LNV samen met bedrijfsleven bijdragen aan de doorgroei van Nederland als concurrerende kenniseconomie door het verder terugdringen van voortijdig schoolverlaten in en door het groen onderwijs (bijdrage aan «Aanval op de uitval»). De AOC’s bieden een aansprekende leeromgeving voor een relatief groot aantal zorgleerlingen. Toch zijn de prestaties op het gebied van preventie van voortijdig schoolverlaten relatief goed. De positieve factoren daarin worden verder ontwikkeld en beschikbaar gesteld aan het onderwijs in de andere sectoren.

• Bevordering van de hogere niveaus in het groen MBO, doorstroom naar HBO en het bevorderen van levenslang leren van werkenden in de sector.

• Ontwikkeling van groene beroepsopleidingen die ook voor allochtone jongeren aantrekkelijk zijn.

LNV richt zich bij maatschappelijke stages zowel op de stagevervulling in het groene onderwijs zelf, met een voorbeeldfunctie voor het overig onderwijs, als op het (laten) creëren van stageplaatsen in het groene domein. Groene maatschappelijke stageplaatsen zijn onder meer te creëren in de sfeer van natuur- en landschapsbeheer, educatie, recreatieve activiteiten en veldmonitoring. LNV en het groene onderwijsveld kunnen verder een rol spelen bij de bemiddeling en begeleiding van groene maatschappelijke stageplaatsen voor niet-groene scholen.

Ontwikkeling ongediplomeerde uitstroom groen onderwijs van 2002 tot 2007

kst-31700-XIV-2-36.gif

bron: onderwijsinstellingen, Cfi

Ontwikkeling ongediplomeerde uitstroom niet groen onderwijs van 2002 tot 2007

kst-31700-XIV-2-37.gif

bron: Kerncijfers 2003–2007, OCW (slaagkanstabellen) en Cfi.

Voortijdig schoolverlaters naar onderwijsrichting in schooljaar 2005–2006
Sector Percentage VSV van de uitstroom
Groen 26,3
Zorg en Welzijn 27,5
Economie35,6
Techniek 38,4

Het betreft het aantal leerlingen dat geen startkwalificatie (een diploma op minimaal mbo-2 niveau) behaalt.

Bron: CFI

Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Indicator Referentie waardePeildatum Raming 2009 Streef waarde Planning Bron
1. Aantal groene stageplaatsen   1 50010 000 2011 Instellingen
2. Doorstroom leerlingen       
  Van VMBO- naar MBO groen32 %2006≥32 %hoger2011OCW
  Van MBO- naar HBO groen26 %12007≥26 %hoger2011Cfi
3. Positie Wageningen Universiteit nationale studentenenquête eerste 2007eerste eerste 2011 Choice

1. Betreft de doorstroom gediplomeerden MBO-groen niveau 4. Er stroomt ook een klein percentage door naar het niet-groen HBO. In het algemeen wordt doorstroom gestimuleerd.

Doorstroom van MBO naar vervolgopleiding
MBO-richting Percentage schoolverlaters MBO-BOL dat doorstroomt naar een vervolgopleiding in 2006
Groen 28,6
Gezondheidszorg 29,5
Sociaal-cultureel 39,1
Techniek 48,0
Economie51,3

Bron: De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2012, ROA

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
 Onderzoek onderwerp Nummer AD/OD Start Afgerond
Beleidsdoorlichting Effectiviteit van het kennis- en innovatie beleid 26 2012 2012
     
OverigMidterm review Groene Kenniscoöperatie 26.15 20082008
evaluatieonderzoek Subsidieregeling DLO26.15 2008 2008
 Wettelijke onderzoekstaken26.15 2008 2009
 Regeling Innovatie Groen Onderwijs 26.15 2008 2009
 InnovatieNetwerk 26.15 2010 2010
 Praktijkleren in het groene onderwijs 26.16 20092009

• Conform de afspraken in de overeenkomst worden voor einde van de looptijd de Wettelijke onderzoekstaken geëvalueerd. In 2008 en 2009 lopen 5 WOT-overeenkomsten af. De evaluaties van WOT Voedselveiligheid en WOT Genetische bronnen zijn in 2008 gestart en worden in 2008 afgerond. De evaluaties van WOT Natuur en milieu, WOT Visserij en WOT Economische informatievoorziening starten in 2008 en worden in 2009 afgerond. WOT Diergezondheid loopt tot 2012. Hiervoor is in 2008 een midterm evaluatie afgerond. Op grond van de evaluaties zal worden bekeken of en welke wijzigingen aangebracht dienen te worden in de overeenkomsten.

• Evaluaties van de regeling innovatie groen onderwijs en praktijkleren vinden plaats met doel deze instrumenten eventueel aan te passen.

• De evaluatie van het InnovatieNetwerk vindt plaats in het kader van een in 2010 aflopende meerjarenafspraak.

27 Bodem, water en reconstructie zandgebieden

Algemene beleidsdoelstelling

Het geven van een impuls aan de zandgebieden in Zuid- en Oost-Nederland en het veiligstellen van de gebruiksmogelijkheden van de bodem en het op orde krijgen en houden van een duurzaam watersysteem.

Het Rijk geeft prioriteit aan de reconstructie van de zandgebieden in Zuiden Oost-Nederland (Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg). Deze reconstructie beoogt het realiseren van een goede ruimtelijke structuur, in het bijzonder voor duurzame landbouw, de natuur, het milieu en een duurzame waterhuishouding, alsmede het creëren van een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat in de zandgebieden voor het realiseren van de reguliere beleidsdoelen in het landelijk gebied. Het doel is de (gebruiks)waarde van de bodem te behouden en waar nodig te herstellen. Het Rijk stimuleert daarom een duurzamer gebruik van de bodem.

De vijf betrokken provincies (Limburg, Noord-Brabant, Gelderland, Overijssel, Utrecht) hebben 12 reconstructieplannen opgesteld voor 12 reconstructiegebieden met de daarbij behorende uitvoeringsprogramma’s. De reconstructieplannen zijn inmiddels goedgekeurd door het Rijk en moeten in 2015 gerealiseerd zijn.

Verantwoordelijkheid LNV

LNV is verantwoordelijk voor het wettelijk kader Reconstructie, middelen voor de Rijksdoelen en coördinatie van Rijksinzet. LNV faciliteert de provincies bij het tot stand komen van geïntegreerd gebiedsgericht beleid waarin de sectorale Rijksdoelen gerealiseerd worden. Voor bodem en water zijn respectievelijk VROM en V&W de eerst verantwoordelijke ministeries. Het budget wordt via het ILG aan de provincies ter beschikking gesteld. De provincies zijn verantwoordelijk voor de programmering en de uitvoering van de (inrichtings)projecten. Het Rijk beoordeelt aan het eind van de ILG periode de gerealiseerde prestaties en de daaraan bestede budgetten van het Rijk en legt hierover verantwoording af aan het parlement.

Externe factoren

Behalen van deze beleidsdoelstelling hangt af van het bestuurlijke draagvlak in de betreffende reconstructie- en waterregio’s, de klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak.

Maatschappelijk effect

Het behalen van de algemene beleidsdoelstelling voor reconstructie zandgebieden heeft als effecten:

• Ontwikkeling van de structuur van de landbouw in de extensiverings-, verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden.

• Structuur bedrijvigheid in reconstructiegebieden, zowel binnen als buiten de landbouw (ook bij sociaal-economische vitaliteit).

• Tevredenheid/beleving van de bewoners met betrekking tot het voorzieningenniveau in de eigen plattelandsgemeente (ook bij sociaal-economische vitaliteit).

IndicatorStreefwaarde Waarde nulmetingMeetmethode Bron
ReconstructieZandgebieden     
     
Versnelling realisatie rijksdoelen in de reconstructiegebiedenMinimaal behouden gelijke verhouding aan de rest van Nederland1. Recreatief gebruik: Reconstructiegebieden 44 Niet reconstructiegebieden 41 Nederland 42Enquete Continu Vrije Tijds Onderzoek (CVTO) 2006/2007Monitor AVP en begroting
     
 Minimaal behouden gelijke verhouding aan de rest van Nederland 2. Tevredenheid recreatief aanbod: Reconstructiegebieden 7,63 Niet reconstructiegebieden 7,23 Nederland 7,33 Enquete WoOnderzoek 2006  
     
 Minimaal behouden gelijke verhouding aan de rest van Nederland 3. Landschap (waardering kwaliteit): Reconstructiegebieden 7,46 Niet reconstructiegebieden 7,27 Nederland 7,30 Enquete Belevingswaarden Monitor  
     
 Minimaal behouden gelijke verhouding aan de rest van Nederland 4. Landbouw (toegevoegde waarde (euro/arbeidjaareenheid): Reconstructiegebieden 51 000 Niet reconstructiegebied 48 000 Nederland 49 000Bedrijven Informatienet (LEI) 

Streefwaarde

Het doel voor reconstructiegebieden is om de verhouding ten opzichte van de rest van Nederland te behouden en de rijksdoelen in de reconstructiegebieden voor natuur, recreatie, landschap en sociaal economische vitaliteit te realiseren in dezelfde termijn als de rest van Nederland.

1. Recreatief gebruik

De indicator geeft het aantal groen/blauwe activiteiten per inwoner/per jaar aan in recreatieve gebieden.

2. Tevredenheid recreatief aanbod

Hier wordt de waardering aangegeven van het recreatieve aanbod in een rapportcijfer.

3. Landschap

Hier wordt de waardering van de kwaliteit van het landschap aangegeven in een rapportcijfer.

4. Landbouw (toegevoegde waarde)

Het gaat hier om de toegevoegde waarde van de landbouw in het betreffende gebied.

Budgettair belang LNV begroting

Procentuele verdeling uitgaven 2009 over operationele doelstellingen en apparaat

kst-31700-XIV-2-38.gif

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1mln.
 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
VERPLICHTINGEN 449 29 28 46 27 1717
UITGAVEN 84 71 72 108 89 8684
        
Programma-uitgaven 63 51 53 90 7169 67
• waarvan juridisch verplicht   4885 68 65 63
        
27.11 Reconstructiezandgebieden 63 50 52 64 45 42 40
27.12 Bodem en Water  1 1 27 27 27 27
        
Apparaatsuitgaven 21 20 19 18 17 1717
U27.21 Apparaat  0 0 0 0 0 0
U27.22 baten-lastendiensten 21 20 19 18 1717 17
ONTVANGSTEN 0 0 1 27 27 2727

Grafiek Budgetflexibiliteit

kst-31700-XIV-2-39.gif

Bijdrage Investeringen Landelijk Gebied (ILG)

Van de totale programma-uitgaven binnen artikel 27 betreft de volgende reeks bestemd voor het ILG.

Bedragen x € 1 mln.
 2007 2008 2009 2010 2011 20122013
Uitgaven via ILG 45 48 51 7470 69 67

De ministeries van V&W en VROM leveren vanaf 2010, in het kader van het ILG, bijdragen ten behoeve van de verbetering van de Water- en bodemkwaliteit en de Bodemsanering.

Uitvoering en handhaving

Bedragen x € 1 mln.
Uitvoeringskosten Dienst Landelijk Gebied2008 2009 2010 2011 2012 2013
• ILG161514141414
• LNV-opdrachten444333

De uitvoeringskosten Dienst Landelijk Gebied zijn voornamelijk voor het inrichten van bodem, water en reconstructie zandgebieden.

Kennis en onderzoek

Hiervoor verwijzen wij u naar artikel 24.

Apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Raming 2009
Bijdrage aan DLG 19 157
Totaal apparaatuitgaven19 157

Ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Raming 2009
Bijdrage derden 548
Totaal ontvangsten 548

Het Ministerie van VROM levert, in het kader van het ILG, een bijdrage voor het duurzaam bodemgebruik (€ 0,3 mln.).

27.11 Reconstructie zandgebieden

Motivering

Realiseren van een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat door het verbeteren van de ruimtelijke structuur van de concentratiegebieden, in het bijzonder voor landbouw, natuur, milieu en water.

De reconstructie zandgebieden is een gebiedscategorie waarbinnen diverse Rijksdoelen worden gerealiseerd. Deze doelen liggen op het terrein van:

• Flankerend natuurbeleid binnen en buiten de EHS. Het betreft het terugdringen van ammoniakemissie, ontsnippering robuuste verbindingen en verdrogingsbestrijding.

• Duurzaam waterbeheer en duurzaam bodemgebruik.

• Realiseren van duurzame landbouw.

• Overige Rijksdoelen.

Bedragen (x € 1 000)
 2007 20082009 2010 2011 2012 2013
27.11 Reconstructie zandgebieden 63 227 50 22152 073 63 731 44 815 42 015 40 297
        
waarvan ILG       
• Reconstructiezandgebieden 45 458 41 733 42 819 35 37634 721 42 015 40 297
• Veenweidegebieden 6 000 8 000 12 000 9 000  
        
Waarvan niet-ILG       
• Agenda Vitaal Platteland2 505 1 058     
• Reconstructie Algemeen 324 891 335 1 094  
• Rijksacties MJP-2 1 262 1 106 36316 020    

Waarvan ILG

Reconstructie zandgebieden

In het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied en de Reconstructiewet worden rijksbijdragen verleend voor reconstructie zandgebieden. Bij de ILG afspraken is voorzien in een Mid Term Review waarna de afspraken tussen het Rijk en de provincies worden herijkt. De doelstelling reconstructie zandgebieden is het aanpakken van de gestapelde problematiek die ontstaan is door de hoge veedichtheid (vermesting, verzuring en geuroverlast) en de aanwezigheid van veel kwestbare natuur (voor verzuring gevoelig). Door een integrale, gebiedsagerichte aanpak wordt getracht de landbouw weer kansen te geven en tegelijkertijd ook de milieu- en natuurkwaliteit te verbeteren.

Veenweidegebieden

De veenweidegebieden zijn internationaal gezien unieke cultuurlandschappen. Door regionale verschillen in de problematiek is een gedifferentieerde aanpak van de veenweidegebieden gewenst. Centraal daarin staat het gebiedsspecifiek handhaven of verhogen van de grondwaterstanden, het al dan niet aanpassen van het grondgebruik, dan wel het uitsluiten van activiteiten die leiden tot peilverlaging.

Waarvan niet ILG

Reconstructie Algemeen

Bij reconstructie algemeen worden bijdrage geleverd aan projecten voor (her)inrichting van gebieden die een goede ruimtelijke structuur bevorderen voor landbouw, natuur, landschap, recreatie, water, milieu en infrastructuur. Daarnaast moet de reconstructie het woon-, werk- en leefklimaat en de economische structuur verbeteren.

Rijksacties MJP-2

Met deze bijdragen wordt onder andere de actualisatieslag van het MJP-2 gefinancierd. Tevens betreffen de bijdragen financieringsafspraken uit Rijksconvenanten en -samenwerkingsverbanden zoals het Bufferzoneconvenant en het Meerjarenprogramma Ontsnippering en het Nationaal Bestuursakkoord Water.

27.12 Bodem en water

Motivering

Het bodemgebruik en de (water)bodemkwaliteit zijn op elkaar afgestemd. De realisatie van de gewenste bodemkwaliteit vindt plaats door sanering. Het hebben van de juiste hoeveelheid water op het juiste moment op de juiste plaats voor de vereiste gebruiksfuncties. Het bereiken van een goede ecologische en chemische kwaliteit in het Nederlandse deel van de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde en Eems en in de Noordzee. Tevens het beschermen van het land tegen overstromingen.

Op dit artikel worden de middelen zichtbaar gemaakt die vanuit VROM en V&W beschikbaar worden gesteld ten behoeve van de ILG-doelen waterkwaliteit, bodemsanering en duurzaam bodemgebruik. De ministeries van VROM en V&W houden de beleids-verantwoordelijkheid voor deze thema’s. De verantwoording over de inzet van deze middelen en de gerealiseerde prestaties vindt plaats in de respectievelijke begrotingen en jaarverslagen van VROM en V&W.

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
27.12 Bodem en Water  319 528 26 671 26 67126 670 26 667
        
waarvan ILG       
• Duurzaam watergebruik 319 528 1 053 1 053 1 053 1 050
• Bodemsanering    16 813 16 81316 812 16 812
• Waterkwaliteit   8 805 8 805 8 805 8 805

Bodem en Water

In het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied en de Reconstructiewet worden rijksbijdragen verleend voor bodem en water. Tevens zijn van belang de Nationale Beleidsbrief Bodem en beleidsbrief duurzaam bodemgebruik in de landbouw (2006), de Europese Bodemstrategie, de EU Kaderrichtlijn Water en Nutriënpilots.

De Ministeries van V&W en VROM leveren vanaf 2010 bijdragen voor de verbetering van de Water- en bodemkwaliteit en de Bodemsanering.

Voor meetbare gegevens wordt verwezen naar de departementale begrotingen 2009 van VROM (beleidsartikel 4) en van V&W (beleidsartikel 31).

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

 Onderzoek onderwerp Nummer AD/OD Start Afgerond
Beleidsdoorlichting Bodem, water en reconstructie zandgebieden 27 2010 2010
     
Overig evaluatieonderzoek Mid Term Review ILG27 2010 2010

Voor de ILG is een evaluatie gepland op basis van de Mid Term Review rapportage over de periode 2007 – 2009. Zie ook artikel 22/23/24.

2.3 De niet-beleidsartikelen

28 Nominaal en onvoorzien

Budgettaire gevolgen van beleid

Dit niet-beleidsartikel bevat de posten prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien.

Bedragen x € 1 mln.
 2007 2008 20092010 2011 2012 2013
VERPLICHTINGEN 00,1 – 1,8 – 3,2 – 5,1 – 4,9 – 4,9
UITGAVEN 0 0,1 – 1,8 – 3,2 – 5,1– 4,9 – 4,9
28.11 Prijsbijstelling 0 0 00 0 0 0
28.12 Loonbijstelling 0 0 00 0 0 0
28.13 Onvoorzien 0 0,1– 1,8 – 3,2 – 5,1 – 4,9 – 4,9
ONTVANGSTEN        

De subsidietaakstelling zoals opgelegd bij Coalitieakkoord en de aanvullende subsidietaakstelling opgelegd bij de begroting 2008, voorzover betrekking hebbend op de ILG-onderdelen, worden tranchegewijs verrekend met de intensiveringstranches voor het ILG die uit hoofde van het Coalitieakkoord ter beschikking komen. Het restant van deze aanvullende subsidietaakstelling wordt derhalve verwerkt en verrekend in de begroting 2010 met de intensiveringsgelden die in de begroting 2010 voor het ILG beschikbaar worden gesteld.

De uitgaven ten behoeve van de geo-basisregistraties Rijk (Adressen en Gebouwen, Topografie en Grootschalige Basiskaart Nederland) van alle departementen worden budgettair begroot en verwerkt op de VROM begroting. De definitieve toedeling van de LNV bijdrage vindt plaats bij Voorjaarsnota 2009.

Bij augustusbesluitvorming in het kader van de begrotingsvoorbereiding 2009 is afgesproken dat de kosten van het Nationaal Bureau Verbindingsbeveiliging via een verdeelsleutel worden gebudgetteerd op de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hiertoe draagt elk departement bij. De bijdrage van LNV heeft betrekking op 2008 en 2009.

Loon- en prijsbijstelling

Op dit onderdeel wordt de loonbijstelling verwerkt in het kader van algemene salarismaatregelen en de overige specifieke salarismaatregelen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en premie sociale zekerheid. Vanuit dit artikel wordt de loon- en prijsbijstelling toegedeeld aan de loon- en prijsgevoelige beleidsartikelen.

Bedragen x € 1 000
Artikel Verdeling loon- en prijsbijstelling 2008 2009 2010 2011 20122013
21 Duurzaam ondernemen 4 1053 936 3 768 3 479 3 479 3 479
22Agrarische ruimte 293 285 281 250233 233
23 Natuur 6 371 6 419 6 3666 178 6 164 6 085
24 landschap en recreatie 1 593 1 632 1 598 1 542 1 5411 541
25 Voedselkwaliteit en diergezondheid 1 875 1 597 1 512 1 4141 414 1 414
26 Kennis en innovatie30 297 30 294 30 071 29 980 29 839 29 839
27 Bodem, water reconstr.zandgebieden 530 500 470446 447 447
28 Onvoorzien -49 550– 49 068 – 48 302 – 47 271 – 47 099– 47 020
29 Algemeen 4 486 4 405 4 2363 982 3 982 3 982

29 Algemeen

Omschrijving

Op dit artikel worden de uitgaven, zowel apparaat als programma, toegelicht die niet vallen onder de beleidsartikelen. Dit betreft de apparaatsuitgaven van een aantal algemene onderdelen van het kerndepartement, internationale contributies en de uitvoering van EU maatregelen door onder meer de productschappen.

Budgettair belang LNV begroting

Procentuele verdeling uitgaven 2009 over operationele doelstellingen en apparaat

Algemeen

kst-31700-XIV-2-40.gif

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 mln.
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
VERPLICHTINGEN 267,4 234,3 231,2223,3 201,2 194,4 176,7
UITGAVEN 267,3232,1 231,2 223,3 201,2 194,4 183,7
Programma-uitgaven 50,5 40,1 39,4 38,9 38,239,6 39,6
        
29.11 Internationale contributies 10,48,3 8,3 8 ,3 8,3 8,3 8,3
29.12 Uitvoering van EU-maatregelen 40,1 31,8 31,1 30,6 29,931,3 31,3
        
Apparaatsuitgaven 216,8 191,9191,8 184,3 163,0 154,8 144,1
29.21 Apparaat206,3 175,8 182,2 175,2 154,7 146,5 135,8
29.22 Baten-lastendiensten 10,4 16,2 9,6 9,28,3 8,3 8,3
ONTVANGSTEN 345,2 427,3 436,0444,4 453,0 461,8 461,8

29.11 Internationale contributies

LNV voldoet jaarlijks aan de contributieverplichtingen uit hoofde van het Nederlands lidmaatschap van internationale organisaties die zich bewegen op het beleidsterrein van LNV. De contributie aan de FAO (Food and Agricultural Organisation) van de Verenigde Naties is veruit de grootste en behelst ca. 80 procent van het budget voor internationale contributies. De FAO-contributie wordt toegerekend aan de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Dit is het cluster van buitenlanduitgaven enontvangsten op de Rijksbegroting.

29.12 Uitvoering van EU-maatregelen

Op dit artikel worden uitgaven geraamd die samenhangen met de uitvoering van het markt- en prijsbeleid van de Europese Unie. Concreet gaat het hier om de interventiekosten, de medebewindskosten, de uitgaven uit hoofde van de apurementprocedure en de kosten van schikkingen die samenhangen met de uitvoering van de Regeling Superheffing. Onder »interventiekosten» worden de kosten van in-, op- en uitslag verstaan van de marktordeningproducten zuivel, rundvlees, varkensvlees en granen.

De medebewindskosten betreffen de vergoedingen voor taken die door de productschappen in medebewind worden verricht. Deze taken omvatten de uitvoering van maatregelen in het kader van het markt- en prijsbeleid van de Europese Unie en hebben in hoofdzaak betrekking op het opleggen van heffingen, het verlenen van exportrestituties, alsmede de administratie hiervan. Onder apurement vallen de uitgaven in het kader van financiële correcties door de Europese Commissie op de uitkering van Europese subsidies.

Apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
Personeel algemene leiding en stafdirecties35 703 39 085 38 353 36 713 33 790 33 79033 790
Personeel overige directies 43 977 39 22637 411 35 731 33 485 33 485 33 485
Materieel 29 064 22 171 18 924 17 64616 843 15 883 15 883
Materieel Ministerie algemeen en huisvesting 49 214 36 107 48 690 47 23132 699 25 476 21 769
Overig personeel en post-actieven 48 365 39 166 38 813 37 85937 856 37 856 30 856
Bijdrage aan AID/DICTU 10 429 16 166 9 582 9 1678 329 8 329 8 329
Totaal apparaatsuitgaven216 752 191 921 191 773 184 347 163 002154 819 144 112

Personeel algemene leiding en stafdirecties betreffen de personele uitgaven van de algemene leiding en de stafdirecties Bureau Bestuursraad, Personeel en Organisatie, Financieel Economische Zaken, Informatiemanagement en Facilitaire Zaken, de Auditdienst en de directie Communicatie.

Personeel overige directies betreffen de personele uitgaven voor de directies Juridische Zaken, Internationale Zaken (inclusief de vertegenwoordiging buitenland) Regionale Zaken en de Projectdirecties.

Op dit artikel worden tevens de algemene concernbrede materiële uitgaven geraamd, zoals huisvestings- en automatiseringsuitgaven, die niet zijn toe te rekenen aan de beleidsartikelen.

Voorts wordt de bijdrage voor opsporingsactiviteiten van de AID geraamd op dit artikel.

De tijdelijk hogere concernbrede materiële uitgaven 2009 en 2010 hangen met name samen met investeringen in ICT en de renovatie van het hoofdgebouw.

Ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Raming 2009
Landbouwheffingen 421 710
EU-ontvangsten 5 684
Overige ontvangsten 8 572
Totaal ontvangsten435 966

De ontvangsten hebben met name betrekking op de landbouwheffingen. In de bijlage Europese geldstromen worden de ontvangsten uit hoofde van de landbouwheffingen nader toegelicht. Daarnaast worden op dit artikel ontvangsten geraamd voor de uitvoering van EU-landbouw-maatregelen. Tot slot is sprake van diverse overige ontvangsten, met name apparaatsontvangsten.

3. BEDRIJFSVOERING

In dit hoofdstuk worden de specifieke verbeteringen in de kwaliteit van de bedrijfsvoering van het concern toegelicht.

LNV zichtbaar laten en zichtbaar doen

LNV staat de komende jaren voor een stevige veranderopgave die meer omvat dan alleen een krimpoperatie. Sinds 2007 geeft LNV invulling aan het programma «Zichtbaar Laten en zichtbaar doen». Dit staat in het teken van beter, slimmer en anders werken.

Beter door de beleidsinzet van LNV beter aan te sluiten op de samenleving, beter zichtbaar te zijn en tegelijkertijd verbinding te houden met specifieke doelgroepen en sectoren.

Slimmer door de doelmatigheidsopgave van het Rijk (een taakstelling van € 52,2 mln. en 1090 fte, inclusief baten-lastendiensten) in te vullen en te voorkomen dat discontinuïteit optreedt in bedrijfsvoering en uitvoering.

Anders door de mobiliteit en bredere inzetbaarheid van medewerkers in te vullen. Dit maakt het gemakkelijker om programmatisch en projectmatig te werken en onderling personeel uit te wisselen.

Voor 2009 zijn onder andere grote opgaves het fusietraject van de drie inspecties (AID, VWA en PD) en de verandering binnen de beleidskern naar een indeling op basis van stelseldirecties en programmadirecties. Verder staan DICTU en de Directie Kennis voor aanzienlijke opgaven ook door het outsourcen van taken. Het samengaan van de P&O-directie en de directie Informatisering en Facilitaire Zaken in een Directie Bedrijfsvoering en het scheiden van beleid en uitvoering in de bedrijfsvoering is een belangrijke opgave voor de staf.

De combinatie van krimp en verandering leidt bij LNV tot 550 personele knelpunten. Binnen de Rijksoverheid heeft LNV de zwaarste inspanning te leveren op het gebied van het sociaal flankerend beleid.

Na onderzoek zal LNV in 2009 komen met spelregels voor externe inhuur die passen binnen de taakstelling.

LNV neemt actief deel aan de interdepartementale gremia om beleidskaders te ontwikkelen die de veranderopgave ondersteunen. LNV benut daarbij de expertise en best practices binnen het Rijk.

Ontwikkeling Bedrijfsvoering

Steeds meer is zichtbaar dat werkprocessen zich over de volle breedte van de stafkolom uitstrekken. Gezamenlijk optreden en een op elkaar afgestemd geluid vanuit bedrijfsvoering zijn wenselijk.

De staf streeft naar synergie en samenhang van haar nu nog onderscheiden werkzaamheden. Ze beoogt daarmee verbetering van efficiency, kwaliteit en kostenbesparing en aansluiting bij maatschappelijke en interdepartementale ontwikkelingen. Nadrukkelijk ziet de staf mogelijkheden om winst in termen van efficiency en kwaliteit te behalen uit het verder professionaliseren van de bedrijfsvoering.

In 2009 zal door samengaan van IFZ en P&O één Directie Bedrijfsvoering zijn ontstaan. Bij de inrichting van de topstructuur wordt gekozen voor spiegeling aan de inrichtingswijze bij DGOBR (een herkenbare P&O, Informatie en Facilitaire kolom). Hiermee kiest LNV er dus nadrukkelijk voor om de inrichting te koppelen aan de rijksbrede wijze van organisatie-inrichting. Bij de Directie Bedrijfsvoering ligt de focus vooral op het doorvertalen van interdepartementale en aanvullend ontwikkelen van integrale beleidsvisies, waarbij nadrukkelijk de verbinding met het primaire proces van LNV wordt gezocht.

Tegelijkertijd zal één Dienst bedrijfsvoering ontstaan waarin de uitvoerende taken op het terrein van bedrijfsvoering worden ondergebracht.

In 2011 heeft de bedrijfsvoering bij LNV een geheel nieuw gezicht gekregen. Taken die nu bij verschillende directies zijn belegd, zijn geïntegreerd tot «bedrijfsvoering». Beleid en uitvoering op dat brede terrein zijn in twee verschillende, elkaar aanvullende organisaties ondergebracht. Dit tandem is in 2011 niet alleen ingericht en toegerust op eisen en omstandigheden van dat moment, maar ook klaar om doorgaande bewegingen van samenvoeging van beleid en/of uitvoering – binnen LNV of op rijksniveau – op te vangen en om uitvoerende werkzaamheden die we als overheid niet langer zelf doen, in te kopen. Ze zijn zodanig ingericht dat binnen LNV, met BZK en interdepartementaal adequaat over de bedrijfsvoering kan worden gecommuniceerd.

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit draagt bij aan de realisatie van de Kabinetsbrede Aanpak Duurzame Ontwikkeling (KADO) door de criteria uit het Duurzame Inkopen beleid voor Inkopen; zoals beschreven in de begroting van het ministerie van VROM, te implementeren.

P-Direkt

Op het gebied van administratieve HRM-processen streeft LNV naar doelmatigheid en hogere kwaliteit. Met betrekking tot de vorming van P-direkt betekent dit nauwe samenwerking met de andere PerCC-departementen. Als voorbereiding op P-direkt is LNV een eigen kwaliteits- en efficiencytraject gestart.

In 2008 heeft LNV de introductie en vervanging van systemen op het gebied van zelfbediening, personeelsinformatie, p-dossierbeheer en salaris in gang gezet. In de periode tot 2011 worden de overige Rijksbrede P-systemen ontwikkeld en geïmplementeerd.

Digitalisering van Kerndepartement

In 2008 is gestart met de implementatie van het Document Management Systeem (DMS) binnen het kerndepartement (staf- en beleidsdirecties) en is de Documentatie en Informatievoorziening-Share voor het kerndepartement gerealiseerd. De implementatie zal, in tegenstelling tot de eerdere prognose, half 2009 worden afgerond. Op basis van de resultaten van de Pilot in 2008 zal worden bepaald of eDocs ingezet kan worden bij de uitvoerende diensten. Besluitvorming hierover kan in eerste helft van 2009 plaatsvinden. Na de implementatie van het DMS zal met de directies het plan worden opgesteld voor plateau 2, het optimaliseren van de documentgerelateerde processen binnen het kerndepartement. De uitvoering hiervan is in voorzien in de tweede helft van 2009.

Verbetering financiële bedrijfsvoeringssystemen en E-procurement

LNV heeft in 2007 besloten om de bedrijfsvoering te professionaliseren en te digitaliseren voor de domeinen inkoop bedrijfsmiddelen en de financiële functie. Gezien de nauwe verwevenheid van de daarbij behorende processen is een programma organisatie E&F geformeerd dat erop gericht is de inkoop- en financiële functie qua processen niet alleen te professionaliseren maar ook te integreren, inclusief de daarbij behorende ICT. Het bestel- en inkoopproces wordt hierdoor efficiënter doordat minder processtappen noodzakelijk zijn. Administratieve lasten worden intern en extern verminderd.

LNV vervangt daarnaast de bestaande begrotings- en financiële systemen door één nieuw financieel systeem voor heel LNV.

Het doel is te komen tot een modernisering en kwaliteitsverbetering op het gebied van de financiële bedrijfsvoering. Met als belangrijkste resultaten een verbetering van de (management/stuur)informatie, een transparanter en eenduidiger procesverloop. Voor de ICT zet LNV een ERP-systeem in.

Proces- en ketenintegratie stellen LNV in staat om de bedrijfsvoering op moderne leest te schoeien en op digitale wijze met andere overheidsinstellingen en het bedrijfsleven te communiceren.

4. DIENSTEN DIE EEN BATEN-LASTENSTELSEL VOEREN

Algemene Inspectie Dienst (AID)

Profiel

De Algemene Inspectiedienst (AID) is een handhavingorganisatie van het Ministerie van LNV die, door middel van de instrumenten controle, verificatie en opsporing, de naleving van de LNV-regelgeving op programmatische wijze bevordert. Waar effectief uit oogpunt van naleving wordt de inzet van hiervoor bedoelde instrumenten begeleid door handhavingcommunicatie. Op basis van waarnemingen en ervaringen in de handhavingpraktijk adviseert de AID de Minister en beleidsdirecties van LNV over voorgenomen of reeds vigerend beleid en regelgeving. Ten behoeve van de uitvoering van deze taak beschikken de ambtenaren AID over toezichthoudende en opsporingsbevoegdheden. Deze bevoegdheden worden in onderlinge samenhang ingezet. Opsporing vindt plaats onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie.

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2009

Bedragen x € 1 ooo
 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Baten       
opbrengst moederdepartement 66 802 70 171 65 844 62 37156 330 56 330 56 330
opbrengst overige departementen0       
opbrengst derden 1 265 382300 300 300 300 300
rentebaten 428 100100 100 100 100 100
buitengewone baten 0      
exploitatiebijdrage 0      
Totale baten68 49570 65366 24462 77156 73056 73056 730
        
Lasten       
apparaatskosten       
• personele kosten43 95444 24342 24739 63035 86735 86735 867
• materiele kosten19 77722 69519 82218 57316 08916 15816 425
rentelasten 312 434 410 446 413 400 394
afschrijvingskosten       
• materieel 2 5222 501 2 595 2 495 2 413 2 154 1 910
• immaterieel 524 780 1 170 1 6191 948 2 151 2 134
Overige lasten       
• dotaties voorzieningen 0      
• buitengewone lasten 0      
Totale lasten67 08970 65366 24462 77156 73056 73056 730
        
Saldo van baten en lasten1 406      

Baten

Opbrengst moederdepartement

Van het moederdepartement wordt jaarlijks een opdracht ontvangen, zoals afgesproken in het aansturingprotocol AID. De opbrengst van de AID wordt gevormd door te leveren diensten in aantallen productieve uren te vermenigvuldigen met de vastgestelde prijs. Voor de omzet van de AID is uitgegaan van de bedragen zoals opgenomen in de meerjarenbegroting LNV. De actuele meerjarenbegroting laat vanaf 2009 een sterke daling zien in de budgetten die de beleidsdirecties ter beschikking staan voor het inkopen van handhavingcapaciteit bij de AID. Deze krimp volgt uit de invulling van de taakstellingen die door het Kabinet zijn vastgesteld. De kostenbegroting voor 2009 en volgende jaren is sluitend gemaakt op de beschikbare budgetten. Indien de krimp zal leiden tot een tijdelijk aanbodoverschot aan personeel, geeft deze meerjarenbegroting geen correct beeld van de werkelijkheid. Veel kosten hebben immers een relatief constant karakter, zijn moeilijk te beïnvloeden en niet van het een op andere moment te reduceren. Voor de investeringsbegroting is ervan uitgegaan dat het personeelsbestand meebeweegt met de voorziene krimp in het werkpakket. Deze bepaalt de omvang van de vervangingsinvesteringen.

In onderstaande tabel is aangegeven hoe de totale omzet van de AID in de afgelopen jaren over de huidige vijf producten is verdeeld. Omdat de opdracht voor 2009 ten tijde van het opstellen van deze begroting nog niet precies bekend is, is de productverdeling over 2009 nog niet opgenomen.

Producten en omzetaandeel (%)
 2005 20062007 2008
Controle 70,5 74,1 72,0 72,0
Verificatie 13,0 11,2 12,5 12,5
Opsporing13,0 12,3 13,0 13,0
Beleidsadvisering 3,01,9 2,0 2,0
Handhavingscommunicatie 0,5 0,50,5 0,5
Totaal 100 100 100 100

Opbrengst derden

De reguliere opbrengsten derden hebben hoofdzakelijk betrekking op:

• de ontvangen vergoeding voor het gebruik van dienstauto’s door medewerkers en

• incidentele dienstverlening aan andere handhavingorganisaties.

Rentebaten

De rentebaten worden verkregen uit het positieve saldo op de rekening courant en, eventueel, het plaatsen van termijndeposito’s. Er is gerekend met de rentetarieven voor deposito’s welke, afhankelijk van de looptijd, variëren van 1,86 tot 1,89%.

Lasten

Personele kosten

De personele kosten hebben betrekking op de salariskosten van zowel vast als tijdelijk personeel.

Voor 2009 is uitgegaan van een gemiddelde personele formatie van 675 fte. De gemiddelde personele kosten per fte bedragen in 2009 bijna 56 duizend euro.

De gemiddelde personele bezetting zal zich ontwikkelen naar gelang de omvang van het werkpakket dat de komende jaren door de opdrachtgevers bij de AID wordt neergelegd. Vanwege de voorziene krimp is er in de begroting van uitgegaan dat vanaf het jaar 2009 geen externe krachten meer worden ingehuurd.

Materiële kosten

De voor 2009 begrote materiële kosten bestaan uit beleidsondersteunende specifieke kosten (1,3 mln. euro), de directe kosten voor de operationele uitvoering (5,9 mln. euro) en indirecte kosten (12,7 mln. euro). Specifieke kosten hebben betrekking op (veelal) constante kosten die een specifieke en eenduidige relatie hebben met één product. Een voorbeeld hiervan zijn de kosten die het gevolg zijn van externe ondersteuning bij visserijcontroles. Directe materiële kosten hebben een direct, ondersteunend verband met de uitvoering van een bepaalde controle- of opsporingsactiviteit. Hieronder vallen bijvoorbeeld de kosten van dienstauto’s, telefonie en dergelijke.

Rentelasten

De rentelasten zijn het gevolg van de leningen die de AID afsluit voor investeringen via de leen- en depositofaciliteit van het Ministerie van Financiën. In het overzicht van baten en lasten is uitgegaan van een gemiddeld rentepercentage van 3%.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten hebben betrekking op de materiële en immateriële vaste activa. De materiële activa hebben hoofdzakelijk betrekking op de vervanging van dienstauto’s, vaartuigen en meubilair, de immateriële activa op software, onderhoud aan het bedrijfsinformatiesysteem SPIN en overige maatwerk informatiesystemen. De afschrijvingskosten volgen uit de geraamde boekwaarde van de activa per 1 januari van elk jaar. Bij de waarde van de activa wordt rekening gehouden met het meerjarig investeringsprogramma van de AID. Dit programma is gericht op continuïteit van de bedrijfsvoering en heeft betrekking op vervangingsinvesteringen voor de operationele uitvoering alsmede uitbreidingsinvesteringen in immateriële vaste activa (informatiesystemen). Daarbij wordt ook rekening worden gehouden met noodzakelijke investeringen ter ondersteuning van het handhaven van nieuwe wetgevingscomplexen.

De ambitie is om de jaarlijkse investeringen op termijn in de pas te laten lopen met de jaarlijkse afschrijvingen. De afschrijvingen vinden lineair plaats. De afschrijvingstermijnen bedragen voor:

• ICT hardware servers, randapparatuur, infrastructuur en telecomapparatuur: 5 jaar

• ICT hardware desktops: 4 jaar

• ICT hardware laptops/tablets e.d.: 3 jaar

• Software en maatwerksystemen: 5 jaar

• Dienstauto’s: 5 jaar

• Vaartuigen: 3 jaar

• Controleapparatuur: 5 jaar

• Inventarissen: 10 jaar.

Deze termijnen zijn in overeenstemming met de richtlijnen van het Ministerie van Financiën.

Per 1 januari 2008 zijn vrijwel alle activa op het gebied van ICT overgedragen aan de Dienst ICT Uitvoering (DICTU). Daarom is een deel van de leningen bij het Ministerie van Financiën vervroegd afgelost.

Saldo van baten en lasten

Voor 2009 zijn de begrote baten gelijk aan de begrote lasten.

In het kader van de voorziene krimp die de AID de komende jaren door gaat maken, wordt de kostendekkendheid van de tarieven in de komende jaren opnieuw voor het licht gehouden.

Kasstroomoverzicht 2009

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
1. Rekeningcourant RHB 1 januari (incl. deposito)7 9118 3777 1807 6697 7026 9066 261
2. Totaal operationele kasstroom4 449 1 337 3 740 4 089 4 335 4 3064 044
  -/- totaal investeringen 5 266 5 3275 735 4 085 3 960 3 960 3 960
  +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen 630 1 249340 0 0 0 0
3. Totaal investeringskasstroom –/– 4 636 –/– 4 078 –/– 5 395 –/– 4 085 –/– 3 960 –/– 3 960 –/– 3 960
  -/- eenmalige uitkering aan moederdepartement703 0 0 0 0 0 0
  +/+ eenmalige storting door moederdepartement 0 0 0 0 0 00
  -/- aflossingen op leningen 2 756 3 4033 251 4 056 5 131 4 951 4 496
  + beroep op leenfaciliteit 4 112 4 947 5 395 4 0853 960 3 960 3 960
4. Totaal financieringskasstroom 653 1 544 2 144 29 –/– 1 171 –/– 991 –/– 536
5. Rekeningcourant RHB 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4) (maximale roodstand 0,5 mln.euro)8 3777 1807 6697 7026 9066 2615 809

Het kasstroomoverzicht toont aan dat de AID meerjarig een positief saldo op de rekening courant bij het Ministerie van Financiën voorziet. De investeringen zijn gebaseerd op de meerjarige investeringsbegroting van de AID. De investeringen in immateriële vaste activa hebben hoofdzakelijk betrekking op de aanschaf van nieuwe beleidsondersteunende informatiesystemen en de update van bestaande systemen. De investeringen in materiële vaste activa hebben betrekking op de reguliere vervangingsinvesteringen voor vervoermiddelen en inventaris. De stijging van de investeringen leidt ook tot een toename van de jaarlijkse aflossingen bij het Ministerie van Financiën.

Overzicht vermogensontwikkeling 2009

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
1. Eigen vermogen per 1 januari1 8722 0363 4421 4981 4981 4981 498
2. Saldo van baten en lasten voorafgaand jaar 1 826 1 406 –/- 1 944 0 0 0 0
  Uitkering aan moederdepartement –/– 703 0 00 0 0 0
  Bijdrage moederdepartement ter versterking van eigen vermogen 0 0 0 0 0 00
  Overige mutaties –/– 959 0 0 00 0 0
3. Totaal directe mutaties in eigen vermogen –/– 1 662 0 0 0 0 0 0
4. Eigen vermogen per 31 december (1+2+3)2 0363 4421 4981 4981 4981 4981 498

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de AID vanaf 2009 een constante omvang van het eigen vermogen voorziet. Hierbij is ervan uitgegaan dat het positieve exploitatieresultaat over 2007 als exploitatiereserve door de eigenaar aan de AID beschikbaar wordt gesteld.

Een deel van het eigen vermogen bestaat uit de verplichte reserve die, conform de waarderingsgrondslagen voor baten-lastendiensten, moet worden aangehouden voor de boekwaarde van immateriële vaste activa. Daardoor is maar een deel van het eigen vermogen als vrije reserve beschikbaar voor het opvangen van financiële tegenvallers in de bedrijfsvoering.

Prestaties

De prestaties die de AID levert worden gevormd door het aantal directe uren per product/dienst waarvoor de AID een opdracht heeft gekregen en de daarmee bereikte resultaten. Deze resultaten worden onder meer gemeten door middel van een aantal doelmatigheidscriteria.

Doelmatigheidsgegevens

Meetplan doelmatigheid

De AID onderscheidt een mix van indicatoren en prikkels voor het meten van de doelmatigheid. Deze kengetallen zijn opgenomen in een meetplan. De meeste normen hebben een relatief vast karakter. Met name de efficiencynormen zijn de afgelopen jaren reeds sterk aangescherpt. In totaliteit is in de periode 2005–2008 een efficiencytaakstelling in de tarieven doorgevoerd van ca. 5%. Ook in 2009 wordt daar voor bijna 1% aan efficiency in doorgevoerd. De aandacht voor het zo efficiënt mogelijk uitvoeren van onze activiteiten is erg groot en speelt een voorname rol in de interne sturing en bij het nemen van investeringsbeslissingen.

Desondanks is in het verloop van de tarieven een stijging waarneembaar. Deze is het gevolg van:

• jaarlijkse loonbijstellingen op de personele kosten en prijsbijstellingen op de materiële kosten;

• de doorbelasting van huisvestingskosten die met ingang van het jaar 2008 tot een stevige correctie in het tarief heeft geleid;

• kostenstijgingen als gevolg van veranderingen in kwaliteitseisen die worden gesteld aan de controle- en opsporingsprocessen en de bedrijfsvoering.

Het doorvoeren van de eerstgenoemde twee tariefcorrecties verloopt voor de opdrachtgevende beleidsdirecties veelal budgetneutraal.

De komende jaren zal de druk op de tarieven sterk toenemen als gevolg van de krimp in de organisatie. Dit zal leiden tot een (tijdelijk) dekkingstekort op constante kosten en een tariefstijging in 2009.

De mate van selectiviteit van controles bepaalt onder meer de effectiviteit van de AID: het gericht controleren daar waar de kans op overtreding (treffers) zo groot mogelijk is geeft een maximaal effect van het instrument handhaving. De kwaliteit van risicoanalyse beïnvloedt het percentage treffers. Het percentage treffers bij de selecte controles is een indicator voor de kwaliteit van het product controle.

Op basis van risicoanalyse is door de betaalorganen en/of de Europese Commissie bepaald dat verificaties binnen een bepaalde periode uitgevoerd moeten worden. Het percentage tijdig uitgevoerde verificaties is een indicator voor de kwaliteit van het product verificatie.

De normering voor het ziekteverzuim is op de Verbaannorm afgestemd en zal derhalve meebewegen met onder andere de demografische samenstelling van het personeelsbestand.

 2005 2006 2007 20082009
Gegronde klachten versus contacten met gecontroleerden (%) 0,0196 0,0196 0,0196 0,01960,0196
Goedkeurende accountantsverklaring Ja Ja JaJa Ja
Gemiddelde kostprijs (€/uur) 76,47 73,9277,49 84,39 90,00
Gerealiseerde verkoopbare uren als percentage totale aanbod productieve formatie (%) 100 100100 100 100
Ziekteverzuim (%) 5,2 4,3 4,34,3 4,3
Treffers bij selecte controles (%) 15 1515 15 15
Tijdigheid uitgevoerde verificaties (%)60 70 80 90 90
Kosten per controle (€/stuk)910 900 895 895 895
Kosten per verificatie (€/stuk) 602 600 595 595 595
Kosten per onderzoek (€/stuk) 324 500 320 000 315 000315 000 315 000

De implementatie van het concept «programmatisch handhaven» zal hoogstwaarschijnlijk leiden tot een aanpassing van de kwaliteitsindicatoren die van toepassing zijn op de primaire processen. Deze zullen in toenemende mate worden gericht op effectmeting (outcome) in plaats van output Met betrekking tot de kwaliteit van de AID worden – naast monitoring met behulp van de genoemde indicatoren – ook kwaliteitsaudits uitgevoerd door onder meer de interne auditafdeling, die nagaat of er conform de wet- en regelgeving en voorgeschreven processen door de AID wordt gewerkt. Daarnaast voert de Europese Commissie ten aanzien van betaalorgaanactiviteiten inspecties uit op de werkwijze en uitvoering van de AID.

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

Profiel

De Dienst ICT Uitvoering (DICTU) is binnen het Ministerie van LNV verantwoordelijk voor het leveren van ICT services en -Ondersteuning aan alle onderdelen van het ministerie en ondersteuning van enkele aan het ministerie aanverwante PBO’s en ZBO’s.

De missie van DICTU luidt: «De Dienst ICT Uitvoering draagt bij aan het succes van LNV door te zorgen voor betrouwbare, gestandaardiseerde en kostenefficiënte ICT services die de bedrijfsprocessen van LNV optimaal ondersteunen.

DICTU levert aan haar opdrachtgevers de volgende ICT services:

• Applicatiebeheer en ontwikkeling;

• Inrichting en beheer van werkplekken;

• Beheer van de technische infrastructuur;

Bij de levering van deze diensten wordt onderscheid gemaakt in standaard dienstverlening en bijzondere dienstverlening met een meer maatwerk karakter.

In de voorliggende ontwerpbegroting 2009 zijn de immateriële ICT activa van de overige Baten-Lastendiensten en het concern van LNV nog opgenomen in de balansen van deze diensten en het LNV concern. De immateriële activa van de overige baten-lastendiensten en het concern van LNV worden per 1 januari 2009 overgedragen aan DICTU In de voorliggende begroting van DICTU zijn de afschrijvingskosten van de immateriële ICT activa van de baten-lastendiensten en het concern derhalve niet meegenomen.

In de 1e suppletore begrotingswet 2009 van LNV zullen deze afschrijvingskosten en het beroep op de leenfaciliteit worden vastgesteld.

Begroting van baten en lasten

Bedragen x € 1000
 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Baten      
Opbrengst moederdepartement: 131 804 109 100 107 200 101 50099 600 99 600
Opbrengst derden 1 000 1 0001 000 1 000 1 000 1 000
Rentebaten 0 00 0 0 0
Buitengewone baten 0 0 0 00 0
Exploitatiebijdragen 0 0 0 0 00
Totaal baten132 804110 100108 200102 500100 600100 600
       
Lasten      
Apparaatskosten:      
– Ambtelijk personeel 19 91917 655 17 461 16 191 14 863 14 863
– Overig personeel 29 676 30 541 28 00025 100 25 000 25 000
– Diensten derden19 250 16 000 16 000 16 000 16 000 16 000
– Exploitatiekosten 12 997 11 026 12 00012 000 12 000 12 000
– Kosten Bijzondere dienstverlening 35 000 25 000 25 000 25 00025 000 25 000
Huisvesting 2 100 2 0002 200 2 200 2 200 2 200
Rentelasten regulier1 065 1 200 1 200 1 200 1 200 1 200
Afschrijvingskosten:      
– Conversielening Materieel5 500 2 528 2 000 500 0 0
– Investeringen Materieel 991 3 250 3 5003 500 3 500 3 500
– Investeringen Immaterieel 1 000 900 800 800 800 800
Totaal lasten127 498110 100108 161102 491100 563100 563
Saldo van baten en lasten5 30603993737

Algemeen

De baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben.

Baten

Opbrengst moederdepartement

DICTU levert ICT gerelateerde diensten aan de LNV organisatie. Deze diensten variëren van hardware tbv de werkplek tot projectleiding voor een ontwikkelingstraject. Hieronder zijn de uitgangspunten per «servicecategorie» uiteengezet.

De verdeling per productgroep wordt in onderstaande tabel weergegeven.

Productgroep x € 1000 2008 2009 2010 2011 2012
Applicatie Services 52 338 46 600 44 70042 000 41 100
Werkplek Services 21 530 17 00017 000 17 000 17 000
Infra21 53820 50020 50019 50018 500
Detachering1 3980000
Bijzondere dienstverlening35 00025 00025 00025 00025 000
      
Totaal 131 804 109 100 107 200 101 50099 600

Opbrengsten worden gegenereerd door de producten die DICTU levert te vermenigvuldigen met de vigerende tarieven. In de paragraaf prestaties zijn de begrote aantallen producten vermeld. Naast opbrengsten voor standaard dienstverlening biedt DICTU ook specifieke diensten aan onder de noemer «Bijzondere dienstverlening». Dit betreft specifieke inhuur of hardware.

Lasten

Ambtelijk Personeel

DICTU is een vraaggestuurde dienst die in staat moet zijn om relatief flexibel om te gaan met fluctuaties in de vraag naar ICT diensten. In de komende jaren wordt een behoorlijke reductie van de vraag naar ICT diensten verwacht wat zich ook uit in de omzet. Hierop zal ook het lastenniveau moeten worden aangepast.

Tegelijkertijd brengt DICTU in het kader van de krimptaakstelling het aantal fte ambtelijk personeel terug tot ca. 225 fte in 2011

Overig personeel

De totale inhuur van externen blijft per saldo in lijn met 2008. De stijging van de totale kosten kan worden verklaard door de toename van het gemiddelde inhuurtarief. Na 2009 zal het aantal externen sterker dalen.

Begrote fte’s 2007 2008 20092010 2011 2012
Totaal Ambtelijk personeel 385333 285 255 225 225
Totaal Overig personeel289 229 218 177 100 100
Totaal 674562 503 432 325 325

Exploitatiekosten

De post exploitatiekosten bestaat voornamelijk uit onderhoudscontracten ten behoeve van infrabeheerscomponenten.

Huisvestingskosten

De huisvestingskosten van DICTU bestaan uit:

• huurkosten hoofdkantoor Den Haag

• huurkosten rekencentrum Assen

• huurkosten rekencentrum Ede.

De huisvestingskosten dalen in 2009 door:

• een daling van de totale huurlasten als gevolg van het sluiten van het rekencentrum in Ede

• een daling van de kosten door het efficiënter benutten van de huidige ruimten

De huisvestingskosten stijgen in 2009 door:

• een stijging van de huisvestingskosten door verbouwingskosten in de vestiging te Assen.

Per saldo zijn de huisvestingskosten 2009 in lijn met 2008.

Rentelasten

De rentelasten hebben betrekking op de financiering van de vaste activa d.m.v. leningen. In de begroting is rekening gehouden met een gemiddeld percentage van 4,6%.

Afschrijvingskosten en grondslagen Activa

Afschrijvingskosten bestaan uit de door DICTU overgenomen activa als gevolg van de overgedragen activa (hardware) vanuit de overige baten-lastendiensten en het concern van LNV per 1 januari 2008.

De conversielening voor materiële vaste activa wordt tot nihil afgeschreven in 2011.

Grondslagen activa

Onder vaste activa (zowel materieel als immaterieel) worden die goederen bedoeld die bestemd zijn om duurzaam in de bedrijfsuitoefening te worden gebruikt. Bij DICTU is bepaald dat het daarbij gaat om goederen die bijdragen aan de bedrijfsuitoefening met een levensduur van meer dan een jaar en een aanschafprijs per eenheid van meer dan € 500,–. De vaste activa worden gewaardeerd tegen historische kostprijs.

Bedragen x € 1 000
 2008 2009 2010 2011 20122013
1. Rekening courant RHB 1 januari0706039937
2a. saldo van baten en lasten 5 306 0 39 9 37 37
2b. gecorrigeerd voor afschrijvingen 7 491 6 6786 300 4 800 4 300 4 300
2c. gecorrigeerd voor mutaties in werkkapitaal 0 0 0 0 0 0
2. Totaal operationele kasstroom 12 797 6 6786 339 4 809 4 337 4 337
3a. -/- totaal investeringen – 25 994 – 10 000 – 10 000– 10 000 – 10 000 10 000
3b. + totaal boekwaarde desinvesteringen 0 0 0 0 0 0
3. Totaal investeringskasstroom – 25 994– 10 000 – 10 000 – 10 000 10 000– 10 000
4a. -/- uitkering aan moederdepartement– 4 600 – 706 0 – 39 – 9 – 37
4b. + storting door moederdepartement 0 0 00 0 0
4c. -/- aflossingen op leningen– 7 491 – 6 678 – 6 300 – 4 800– 4 300 – 4 300
4d. + beroep op leenfaciliteit 25 994 10 000 10 000 10 00010 000 10 000
4. Totaal financieringskasstroom13 903 2 616 3 700 5 161 5 691 5 663
5. Rekening courant RHB 31 december (=1+2+3+4)70603993737

De operationele kasstroom bestaat uit het saldo van baten en lasten, afschrijvingen en de mutaties werkkapitaal.

De investeringskasstroom bestaat uit investeringen van materiële vaste activa en immateriële vaste activa.

Prestaties

Bedragen x € 1 000Variabelen Realisatie 2007 Raming 2008 Raming 2009
Werkplekken Aantal 9 4109 000 8 000
Infra Abonnement/vast bedrag in € 1 000 22 434 21 538 21 000
ApplicatiebeheerUren 69 924 125 830 145 000
Applicatieontwikkeling Uren 145 514 204 821131 171
Outsourcing Vast bedrag in € 1 000 11 00019 250 17 600
Bijzondere dienstverlening Vast bedrag in € 1 000 18 000 35 000 25 000

Doelmatigheid

 realisatie raming
 2005 2006 20072008 2009
kostprijs in € per eenheid product     
gewogen kostprijs beheer 4 1404 830 4 713 4 839
gewogen kostprijs ontwikkeling152 154 102 109
productie     
beheer werkplekken 9 5009 100 9 000 8 000
ontwikkeling uren 470 000 500 000 509 000 501 000
kwaliteit     
betrouwbaarheid  
beschikbaarheid 98% 98%
reactiesnelheid < 2 u; 1 u < 2 u; 1 u

Kostprijzen:

• Gewogen kostprijs voor de beheerstaken (zoals werkplek-, infrastructuur- en applicatiebeheer)

• Gewogen uurtarief voor de ontwikkeltaken

Kwaliteit:

• Betrouwbaarheid van de systemen

• Beschikbaarheid van systemen

• Reactiesnelheid bij foutmeldingen (Voor werkplek sneller dan 2 uur en voor applicaties sneller dan 1 uur).

Bovenstaande informatie komt uit de «Service catalogus DICTU». De DICTU onderscheidt een drietal servicelevels te weten: Basis, Basis24 en Basisplus 24. Elk servicelevel kent een eigen prijsniveau. In de tabel zijn de cijfers en streefwaarden van servicelevel Basis opgenomen. Reactiesnelheid is voor werkplek sneller dan 2 uur en voor applicaties sneller dan 1 uur.

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

Profiel

De Dienst Landelijk Gebied is een uitvoerende dienst van LNV die in opdracht van provincies, rijk en andere overheden beleid vertaalt naar uitvoering in concrete projecten voor het inrichten van groene gebieden voor Natuur, Recreatie, Milieu en Landbouw. Met ingang van 1 januari 2007 en de inwerkingtreding van de Wet Inrichting Landelijk Gebied zijn de provincies de grootste opdrachtgever van DLG. DLG verwerft hiervoor gronden, richt die gronden opnieuw in en draagt gebieden vervolgens over aan gebiedsbeherende instanties en agrariërs. Daarnaast worden geldstromen bij elkaar gebracht. DLG zoekt naar samenwerking en oplossingen die passen bij de (bestuurlijke) wensen en de eigenschappen van het gebied. Als EU-betaalorgaan is DLG verantwoordelijk voor het uitbetalen van een breed scala aan POP-regelingen.

De producten van DLG ten behoeve van provincies en LNV zijn gericht op uitvoeren van beleid wat is vastgelegd in de ILG en in de LNV begroting.

De visie en strategie van DLG 2008–2011 geeft richting aan de ambitie om de autoriteit op het terrein van gebiedsontwikkeling voor alle overheden te zijn. DLG onderscheidt zich doordat zij in staat is een opdracht – in zijn geheel – van plan tot oplevering uit te voeren.

De kracht van DLG ligt in de combinatie van het kennen van het gebied, het kennen van de mensen in het gebied en het kennen van het beleid van verschillende overheden.

DLG werkt aan vele en diverse gebiedsgerichte projecten in het landelijk gebied. Waar voorheen projecten een lange looptijd hadden, zijn de landinrichtingsprojecten tegenwoordig opgeknipt in termijnen met kortere doorlooptijden. Daarbij worden steeds vaker nieuwe media als internet en GIS-visualisaties ingezet.

DLG stimuleert en begeleidt grondeigenaren zoveel mogelijk om gronden vrijwillig te ruilen. Eén derde van de groenprojecten van DLG ligt binnen een straal van 10 km van de grote steden. DLG helpt steden (zoals Rotterdam en Breda) met ontwikkelingsgericht werken, PPS-constructies en anticiperend aankopen, de groenprojecten in de stadsranden te realiseren. DLG koopt daarnaast grond aan voor de realisatie van de EHS.

De producten/diensten van DLG zijn weergegeven in onderstaande tabel.

BedrijfsprocesProduct/Dienst
1. Omzetten grond1.1 Verwerving grond 1.2 Vervreemding grond 1.3 Exploitatie grond
2. Inrichten landelijk gebied 2.1 Planvorming 2.2 Planuitvoering
3. Uitvoeren subsidieregelingen 3.1 Adviezen aanvragen 3.2 Uitvoering subsidieregelingen
4. Adviseren 4.1 Advisering algemeen en beleid 4.2 Informatieverstrekking

De grondverwervingtransacties die plaatsvinden in het bedrijfsproces Omzetten grond (1.) worden verricht door het ZBO Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL). De medewerkers van DLG voeren de werkzaamheden uit voor BBL.

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2009

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
Baten       
Opbrengst moederdepartement96 875 109 131 104 178 100 919 94 89293 612 91 930
Opbrengst overige departementen 4 7132 435 2 745 2 778 2 712 2 569 2 551
Opbrengst derden 10 894 11 349 11 702 11 84111 562 10 952 10 876
Rentebaten 587 581300 300 300 300 300
Buitengewone baten  
Exploitatiebijdrage  
Verborgen opbrengsten 6 909
Totale baten119 978123 496118 925115 838109 466107 433103 357
        
Lasten       
Apparaatskosten       
• personeel 83 90184 545 77 870 72 684 68 214 66 610 62 908
• materieel 22 607 29 759 31 34431 769 29 601 29 150 29 193
Rentelasten 508942 1 055 1 211 1 289 1 350 1 411
Afschrijvingskosten       
• materieel 2 2624 075 2 161 2 589 3 762 2 973 3 245
• immaterieel 1 413 4 075 6 395 7 4856 500 7 250 6 500
Dotaties aan voorzieningen 98100 100 100 100 100 100
Buitengewone lasten4  
Verborgen lasten 6 909
Totale lasten117 702123 496118 925115 838109 466107 433103 357
        
Saldo van baten en lasten2 276 

Baten

Opbrengst moederdepartement

Het moederdepartement geeft jaarlijks een opdracht aan DLG, zoals afgesproken in het aansturingprotocol «opdrachtgever van het Rijk voor DLG, inclusief de inzet van DLG voor BBL». Deze opdracht omvat ten eerste de werkzaamheden die DLG, als onderdeel van de afspraken gemaakt tussen Rijk en provincies in de bestuursovereenkomsten, verricht ten behoeve van de provinciale overheden. Ten tweede omvat deze opdracht de levering van producten en diensten direct aan LNV. In de opdracht wordt vastgesteld welke diensten en producten DLG levert en welke bijdrage van het moederdepartement hiervoor wordt ontvangen.

Opbrengst overige departementen

De opbrengsten overige departementen hebben voornamelijk betrekking op het ministerie van Verkeer en Waterstaat en samenwerkingsverbanden tussen diverse departementen.

Opbrengsten derden

De opbrengsten derden hebben voornamelijk betrekking op opdrachten van de provincies buiten de bestuursovereenkomst Rijk-provincies en opdrachten van samenwerkingsverbanden waarin ook gemeenten en waterschappen participeren.

Rentebaten

Er is gerekend met 3,00% rente (rentestand rekening courant 15 april 2008).

Lasten

Personele Kosten

De personele kosten hebben betrekking op de salariskosten van zowel vast als tijdelijk personeel. De gemiddelde sterkte wordt geraamd op 1 330 fte, waarvan aan ambtelijk personeel is geraamd op 1 290 fte tegen een gemiddelde prijs van € 56 078. Daarnaast zijn er kosten geraamd voor de inhuur van derden om werk te kunnen uitvoeren. Het betreft o.a. kosten verband houdend met de implementatie van ICT-systemen.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan uit personeelsgerelateerde kosten (reis- en verblijfskosten, opleidingskosten) 16%, bureaukosten 8%, huisvestingskosten 52%, automatiseringsuitgaven 4% en overige kosten (waaronder diensten derden en GISCC) 10%. Onder de materiële kosten vallen ook de (additionele) uitvoeringskosten voor opdrachten van het moederdepartement en tot 2010 voor huurlasten die nog niet in de C en D opdrachten worden doorbelast.

Rentelasten

De rentelasten vloeien voort uit de financiering van de investeringen van DLG via de leen- en depositofaciliteit van het Ministerie van Financiën. De gehanteerde rentepercentages zijn:

3 jaar: 3,73%

4 jaar: 3,75%

5 jaar: 3,76%

7 jaar: 3,93%

10 jaar: 4,26%

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten hebben betrekking op materiële en immateriële vaste activa. De afschrijvingskosten volgen uit de boekwaarde van de activa en uit het investeringsprogramma van DLG. De afschrijvingen vinden lineair plaats met een afschrijvingstermijn van 3 tot 10 jaar.

Onder de materiële activa vallen onder andere kantoorverbouwingen en kantoorinventaris, beide met een afschrijvingstermijn van 10 jaar, en computerhardware met een afschrijvingstermijn van 3 en 4 jaar. De immateriële vaste activa betreffen voor het grootste deel software uit eigen ontwikkeling met een afschrijvingstermijn van 4 jaar en daarnaast uit softwarelicenties die in 3 jaar worden afgeschreven.

Dotaties aan voorzieningen

Als dotaties aan voorzieningen zijn opgenomen dubieuze debiteuren.

Kasstroomoverzicht 2009

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 20092010 2011 2012 2013
1. Rekeningcourant RHB 1 januari13 2155 5146 4086 4086 4086 4086 408
2. Totaal operationele kasstroom – 429 8 7228 555 10 074 10 262 10 223 9 745
3a. -/- totaal investeringen 10 936 8 214 14 87312 957 8 723 13 408 8 013
3b. + totaal boekwaarde desinvesteringen 0 0 0 0 0 0 0
3. Totaal investeringskasstroom – 10 936– 8 214 – 14 873 – 12 957 – 8 723– 13 408 – 8 013
4a. -/- uitkering aan moederdepartement 0 0 0 0 0 0 0
4b. + storting door moederdepartement 0 0 0 0 00 0
4c. -/- aflossingen op leningen 6 9087 828 8 555 10 074 10 262 10 223 9 745
4d. + beroep op leenfaciliteit 10 572 8 21414 873 12 957 8 723 13 408 8 013
4. Totaal financieringskasstroom 3 664 3856 317 2 883 – 1 539 3 184 – 1 732
5. Rekeningcourant RHB 31 december (incl. deposito)5 5146 4086 4086 4086 4086 4086 408

De stijging van de operationele kasstroom (vanaf 2007) wordt met name veroorzaakt door stijging van de afschrijvingskosten als gevolg van de in eerdere jaren gedane investeringen.

De investeringen betreffen vervangings- en uitbreidingsinvesteringen van bestaande materiële en immateriële vaste activa. Het bedrag voor 2009 is als volgt opgebouwd:

• Verbouwingen €  2,7 mln

• Hard- en software, inventaris, overige materiële vaste activa €  1,2 mln

• Immateriële vaste activa (software uit eigen ontwikkeling) € 11,0 mln

Overzicht vermogensontwikkeling

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
1. Eigen vermogen per 1 januari4 8446 1816 1816 1816 1816 1816 181
        
2. Saldo van baten en lasten voorgaand jaar 2 276 0 0 0 00 0
        
3a. Uitkering aan moederdepartement 00 0 0 0 0 0
3b. Bijdrage moederdepartement aan versterking eigen vermogen 0 0 00 0 0 0
3c. Overige mutaties – 9390 0 0 0 0 0
        
4. Eigen vermogen per 31 december6 1816 1816 1816 1816 1816 1816 181

Prestaties

De prestaties die DLG levert worden gevormd door het aantal directe uren per product/dienst waartoe DLG een opdracht heeft verkregen en de daarmee bereikte resultaten.

Met de komst van de WILG is het voor DLG niet meer mogelijk om een goede raming van de uren naar productgroep en de bijbehorende te verwachten prestaties te geven. De provincies bepalen zelf de ureninzet en de door DLG te leveren prestatie en leggen dit vast in een provinciale prestatieovereenkomst (PPO) met DLG. De invloed van DLG op de raming van de te realiseren prestaties is daarmee sterk verminderd. De prestaties in onderstaande tabel zijn derhalve een indicatie van de te leveren prestaties.

ProductenUren en % van totaal uren  
 Realisatie 2007Raming 2008 Raming 2009
Verwerving/Vervreemding grond190 465 17% 168 398 14% 136 896 11%
Exploitatie grond 17 018 1% 24 165 2%19 339 2%
Planvorming 175 610 15% 128 91111% 140 856 12%
Planuitvoering 428 669 38%575 626 48% 527 516 44%
Adviezen aanvragen56 892 5% 74 211 6% 92 905 8%
Uitvoering subsidieregelingen 101 766 9% 117 75210% 127 380 11%
Advisering algemeen en beleid164 282 14% 88 425 7% 126 392 10%
Informatieverstrekking 8 830 1% 18 689 2%23 884 2%
Totaal 1 143 532 100%1 196 177 100% 1 195 168 100%
ProductenAantallen Prestatie Realisatie 2007Raming 2008 Raming 2009
Verwerving grond Ha verworven 6 686 7 000 5 691
Vervreemding grondHa vervreemd 6 625 8 600 6 991
Exploitatie grondHa gemiddeld in bezit 37 700 45 000 36 012
Planvorming Ha onderhanden 230 379 410 000447 991
Planuitvoering Ha onderhanden 615 176750 000 687 317
Adviezen aanvragen Geleverde adviezen aanvragen 24 212 7 500 9 389
Advisering algemeen en beleid Schriftelijke Adviesopdrachten 1e, 2e en 3e 268 110119

De cijfers geven het resultaat van de realisatie over 2007 alsmede een raming van de indicatoren over 2008 en 2009. De prestatie-indicatoren geven een beeld van wat DLG realiseert met de inzet van uren op de verschillende producten van DLG.

De cijfers m.b.t. grond hebben betrekking op opdrachten 1e, 2e en 3e en zijn excl. toedeling en inbreng van het Bureau Beheer Landbouwgronden in landinrichtingsprojecten. Onder het product verwerving grond worden ook de uren voor vervreemding grond weergegeven.

Projecten die DLG uitvoert dragen veelal bij aan realisatie van meerdere beleidsartikelen. Producten zijn daarom niet rechtstreeks aan één artikel te koppelen.

Doelmatigheidsgegevens

DoelmatigheidsindicatorenRealisatie 2007 Raming 2008 Raming 2009
Gem. aant. direct productieve uren per fte werkzaam in de projecten 1 164 1 180 1 180
Verhouding tussen directe en indirecte uren 66,5%/33,5%67,2%/32,8% 67,8%/32,2%
Verhouding tussen directe en indirecte uren 69,6%/30,4% 70,3%/29,7% 70,9%/29,1%
waarbij fin toeslag is toegerekend aan dir uren   
Gemiddelde prijs per uur (LNV tarief) € 92,02€ 96,11 € 98,02
exclusief huisvestingskosten   
Gemiddelde prijs per uur (LNV tarief) inclusief huisvestingskosten€ 102,25€ 104,22

Bovenstaande gegevens laten zien dat voor 2009 verdere verbeteringen van de doelmatigheid worden verwacht. Dit uit zich in een relatief hoger aantal direct productieve uren. Ook kent het tarief met een stijging van lager dan 2% een gematigde ontwikkeling.

Dienst Regelingen (DR)

Profiel

DR heeft als ambitie om overheidsregelingen uit te voeren op een servicegerichte, transparante en toegankelijke wijze voor zowel de opdrachtgevers als de doelgroepen. Daartoe wordt hard gewerkt aan het transparanter maken van uitvoeringsprocessen en aan de communicatie met de sector.

De belangrijkste opdrachtgever van DR is het Ministerie van LNV. Naast enkele andere uitvoerende organisaties van LNV, zoals DLG en de AID, is de DR «huisuitvoerder» van LNV regelingen. Daarnaast voert DR regelingen uit voor overige departementen en overheden.

DR streeft ernaar partner in beleid voor opdrachtgevers te zijn, onder meer door het werken met uitvoeringsscenario’s waardoor kennis van de uitvoering wordt ingebracht in het beleidstraject.

Een belangrijke ambitie van DR is om uit te groeien tot het Europese Betaalorgaan van de overheid. DR is benoemd tot Certificerende Autoriteit voor de Structuurfondsen ESF en EFRO. De werkvelden waarop DR in opdracht van LNV werkzaam is, zijn onder meer:

• De uitvoering van EU-regelingen, verordeningen en verplichtingen;

• Identificatie en Registratie van dieren, relaties en bedrijven;

• Vergunningen en ontheffingen voor het landelijk gebied;

• Subsidieregelingen en financieringsregelingen;

• Het plattelandsontwikkelingsbeleid;

• Het mestbeleid;

• Facilitaire ondersteuning bij crisisbestrijding.

Het gaat hierbij enerzijds om het uitvoeren van subsidieregelingen (bijvoorbeeld: Bedrijfstoeslagregeling), anderzijds om het uitvoeren van «regulerende regelingen» (bijvoorbeeld het mestbeleid, dat gericht is op het bereiken van milieudoelstellingen). Doelgroepen zijn agrarische ondernemer en organisaties als bijvoorbeeld natuurbeschermingsorganisaties.

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2009

Bedragen x€ 1 000
 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Baten       
opbrengst moederdepartement 145 256 118 525 115 936 113 228107 628 107 629 107 029
opbrengst overige departementen 2 239 6 700 5 900 5 300 5 3005 300 5 300
opbrengst derden 16 416 12 40012 400 16 000 16 000 16 000 16 000
rentebaten 478 200 200 200 200 200 200
buitengewone baten 0 0 0 0 0 0 0
exploitatiebijdrage 0 0 0 0 0 0 0
Totale baten164 389137 825134 436134 728129 128129 129128 529
        
Lasten       
apparaatskosten       
• personele kosten 89 57367 428 61 728 61 030 57 793 57 290 56 650
• materiële kosten 73 333 50 397 45 60849 098 48 535 52 039 52 579
rentelasten1 344 1 800 1 900 1 800 1 800 1 8001 800
afschrijvingskosten       
• materieel 3 8833 400 1 000 1 000 1 000 1 000 1 000
• immaterieel 11 434 14 800 24 20021 800 20 000 17 000 16 500
dotaties voorzieningen 0 0 0 0 0 0 0
buitengewone lasten 0 0 0 0 0 0 0
Totale lasten179 567137 825134 436134 728129 128129 129128 529
        
Saldo van baten en lasten– 15 178000000

Toelichting:

Baten

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst moederdepartement betreft het beschikbare budget ter uitvoering van de LNV-opdrachten. In 2009 voert DR circa 166 regelingen uit. De drie grootste regelingen zijn het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), het Nieuw Mestbeleid (NMB) en Programma Beheer. De terugloop in de opbrengst moederdepartement heeft met name betrekking op de daling van de uitvoeringskosten op het gebied van GLB en NMB.

Opbrengst overige departementen

De opbrengst overige departementen heeft betrekking op de uitvoering van regelingen in opdracht van o.m. de Ministeries van VROM en BZK.

De opbrengst derden betreffen onder meer de opbrengsten uit hoofde van I&R activiteiten, Grondkamers, opdrachten voor gemeenten en overige opdrachtgevers.

Rentebaten

De rentebaten hebben betrekking op de rentevergoeding over het saldo van de rekening-courant en deposito’s bij het Ministerie van Financiën. Gerekend is met ca. 2%

Lasten

Personele kosten

De personele kosten van € 61,7 mln. hebben betrekking op de salariskosten van zowel de vaste als tijdelijke formatie. Het gemiddeld aantal ambtelijk personeel (tijdelijk en vast) komt uit op circa 1 175 fte. tegen een gemiddelde prijs van € 52 500.

Materiële kosten

De materiële kosten bedragen € 45,6 mln. en hebben betrekking op huisvestingskosten (huurkosten, schoonmaak onderhoud installaties, energiekosten etc.), automatiseringskosten, logistieke kosten, diensten derden en overig personeelsgebonden kosten (opleiding, reis- en verblijfkosten e.d.).

Rentelasten

De rentelasten, ad. € 1,9 mln., hebben betrekking op de financiering van de vaste activa d.m.v. leningen bij het Ministerie van Financiën. De rentepercentages van de nog uitstaande leningen varieert van 2,64% tot 5,55%.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten bedragen € 25,2 mln. en hebben betrekking op de materiële en immateriële vaste activa. De afschrijvingen vinden lineair plaats en zijn gebaseerd op de historische aanschafwaarde met de volgende afschrijvingstermijnen:

Verbouwingen 10 jaar

Kantoorinventaris 7 jaar

Hardware en software 4 jaar

(Kantoor)machines en installaties 7 jaar

Transportmiddelen 5 jaar

Verbouwingen, kantoorinventaris, (kantoor)machines en installaties, hardware en transportmiddelen vallen onder de materiële vaste activa. De immateriële vaste activa betreffen met name de ICT-systemen die voor de uitvoering van de regelingen benodigd zijn. Vanwege de grote investeringen die de afgelopen jaren daarin gedaan zijn, o.a. ten behoeve van de bedrijfstoeslagregeling (BTR), nemen de afschrijvingskosten fors toe. De afschrijvingen op materiële vaste activa lopen terug, omdat ICT-hardware vanaf 1 januari 2008 niet meer door DR zelf wordt aangeschaft, maar door DICTU. Het ligt in het voornemen om het generieke deel van de immateriële vaste activa per 1 januari 2009 over te hevelen naar DICTU.

Kasstroomoverzicht 2009

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 20092010 2011 2012 2013
1. Rekeningcourant RHB 1 januari (incl. deposito)16 8267545 8856 9725 7498 1049 676
2. Totaal operationele kasstroom 7 14210 056 20 961 17 652 20 252 17 252 16 618
3a –/– totaal investeringen – 32 379– 18 000 – 15 000 – 15 000 15 000– 15 000 – 15 000
3b + totaal boekwaarde desinvesteringen 0 1 229 0 0 0 0 0
3. Totaal investeringskasstroom – 32 379– 16 771 – 15 000 – 15 000 15 000– 15 000 – 15 000
4a –/– eenmalige uitkering aan moederdepartement 0 0 0 0 0 00
4b. + eenmalige storting door moederdepartement 012000 0 0 0 0 0
4c. -/- aflossingen op leningen – 14 835 – 18 154 – 19 874– 18 875 17 897 – 15 680 – 15 038
4d + beroep op leenfaciliteit 24 000 18 000 15 00015 000 15 000 15 000 15 000
4. Totaal financieringskasstroom 9 165 11 846 – 4 874– 3 875 – 2 897 – 680 – 38
5. Rekeningcourant RHB 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4) (maximale roodstand 0,5 mln.euro)7545 8856 9725 7498 1049 67611 256

De operationele kasstroom bestaat uit het saldo van baten en lasten, de afschrijvingen en de mutaties in het werkkapitaal. In 2009 is voor € 14,5 mln. aan investeringen in ICT voorzien in verband met de uitvoering van regelingen en voor € 0,5 mln. aan inventaris en installaties.

Om een beter evenwicht te krijgen tussen de ambities van DR en de beschikbare middelen wordt onderzocht op welke manier het bestaande opdrachtenpakket van DR kan worden teruggedrongen en welke maatregelen noodzakelijk zijn om kostenbesparingen te realiseren zoals het gecombineerd inwinnen van informatie.

De eenmalige storting door moederdepartement betreft de aanzuivering van het negatief eigen vermogen ultimo 2007. Het negatief resultaat in 2007 werd grotendeels veroorzaakt door onvoorziene kosten met betrekking tot het tijdig en correct uitbetalen van de bedrijfstoeslag 2006 (BTR) en een afwaardering op ICT investeringen. Maatregelen worden getroffen om de oorzaken hiervan aan te pakken.

Prestaties

LNV-opdrachtgever Aantal regelingen Aantal prestaties (uitvoering) Integrale kosten (in € mln.)
 20082009 2010 2008 2009 2010 2008 2009 2010
Directie Landbouw 81 80 80 426 199 426 198426 198 94,2 91,3 88,7
Directie Visserij 8 8 8 367 367 367 0,20,2 0,2
Directie Natuur 43 43 43 66 31566 315 66 315 20,3 21,6 21,5
Directie Platteland 3 3 3 5 5 5 0,2 0,2 0,2
Directie Voedselkwaliteit en diergezondheid29 29 29 1 030 1 030 1 030 2,4 1,91,9
Directie Kennis 3 3 3 1 133 1 1331 133 1,2 0,7 0,7
Overig LNV      0 0 0
Totaal LNV 167166 166 495 049 495 048 495 048 118,5115,9 113,2

In het prestatie-overzicht is op te maken dat zowel het aantal voor LNV uitgevoerde regelingen als de financiering daarvan terugloopt. De terugloop zit met name op het opdrachtenpakket van Directie Landbouw.

Kwaliteitsindicatoren

In het agentschapstraject zijn formeel een aantal doelmatigheidsindicatoren vastgesteld voor begroting en verantwoording. Hieronder worden deze weergegeven.

In de nulmeting kwaliteitsindicatoren is aan de Tweede Kamer een aantal normen voor 2006 voorgesteld. Deze normen worden overgenomen in de doelmatigheidsindicatoren 2009.

Op dit moment wordt bekeken of er niet voor alle baten-lastendiensten van LNV een vaste set van indicatoren ontwikkeld kan worden.

Percentage gegronde bezwaren

DR besteedt aandacht aan het verbeteren van het bezwaar- en beroeptraject. Tegelijkertijd wordt hiermee energie gestoken in het terugdringen van het aantal gegrondverklaringen. DR verwacht in 2009 35% van de bezwaren gegrond te zullen verklaren.

Omschrijving / jaar2007 2008 2009
Percentage gegrond 31% 35%35%

Uurtarief

In voorgaande jaren heeft DR het tarief constant weten te houden, ondanks de inflatie. Met ingang van 2008 is het tarief verhoogd tot € 64,19. Het tarief voor 2009 zal nog nader worden vastgesteld, vooralsnog is daar het tarief van 2008 aangehouden.

Omschrijving / jaar 20072008 2009
Uurtarief 57,38 64,19 64,19

Score vanuit omgeving

DR blijft veel waarde hechten aan de tevredenheid van de doelgroep. Deze indicator is het resultaat van een klanttevredenheidsonderzoek dat eens in de twee jaar gehouden wordt. Het laatste onderzoek dateert van het tweede kwartaal 2008.

Omschrijving / jaar 20072008 2009
Score 6,2 6,5 6,5

Gerealiseerde productiviteit

De productiviteit van de ambtelijke medewerkers zegt iets over de doelmatigheid van bedrijfsvoering: hoe efficiënt is de dienst, gegeven de inzet van ambtelijk personeel, in het realiseren van haar doelstellingen en de uitvoering van haar productenpakket? Directe uren buiten jaarplan en indirecte (productieve) uren worden meegenomen. Uren voor ziekte en verlof worden buiten beschouwing gelaten. Hoe hoger dit percentage, hoe efficiënter het omzettingsproces beschikbare uren naar productieve uren. Dit heeft een kostenverlagend effect.

Omschrijving / jaar 20072008 2009
Percentage 76,3% 76,5%76,5%

Telefonische bereikbaarheid

Een van de indicatoren die een groot effect heeft op de tevredenheid van de doelgroepen is de telefonische bereikbaarheid. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen servicelevel (het percentage van de inkomende telefoongesprekken dat binnen 30 seconden is behandeld) en de bereikbaarheid (het percentage binnenkomende calls aan dat daadwerkelijk wordt opgenomen).

Doelstelling voor 2009 blijft een servicelevel van 70% en een bereikbaarheid van minimaal 90%.

Omschrijving / jaar 2007 20082009
Telefonische bereikbaarheid Service-level 59% binnen 30 seconden 70% binnen 30 seconden 70% binnen 30 seconden
Bereikbaarheid 89% 90% 90%

Aantal klachten

De ontvangen klachten zijn divers en variëren van te lange doorlooptijden en onjuiste registraties tot regelgeving en het beleid van LNV. DR stelt zichzelf als doel in 2009 minder dan 50 formele klachten te ontvangen.

Omschrijving / jaar 2007 2008 2009
Aantal ontvangen formele klachtenbrieven 77 < 50 < 50

Aantal incidenten met betrekking tot DR

Door middel van kwartaalrapportages en overige communicatie richting bijvoorbeeld de Tweede Kamer wil DR het aantal incidenten met betrekking tot de uitvoeringsaspecten van de diverse regelingen zo veel mogelijk beperken.

Omschrijving / jaar 20072008 2009
Aantal incidenten waarover gesproken wordt dat te maken heeft met DR beperkt beperktBeperkt

Doelgroep

Sinds 2004 maakt DR gebruik van praktijkpanels. Sinds 2008 is gestart met een extra vorm van doelgroepparticipatie. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een internetpanel. Daarnaast kunnen deelnemers ook nog voor fysieke bijeenkomsten worden gevraagd. Het grote voordeel van deze nieuwe panels is dat ze flexibeler zijn. DR vindt het van belang dat het bij de deelnemers aan de doelgroepparticipatie duidelijk is wat er met de uitkomsten hiervan gedaan wordt.

Omschrijving / jaar 2007 2008 2009
Tevredenheid praktijkpanels over opvolging adviezen voldoende voldoende voldoende

Plantenziektenkundige Dienst (PD)

Profiel

In 2009 zal de PD verdere invulling geven aan haar positie als fytosanitaire autoriteit en gezaghebbende organisatie voor het werkveld plantgezondheid en in die hoedanigheid dienen als kennisadvies en auditdienst.

In deze hoedanigheid draagt de dienst bij aan de volgende beleidsdoelen:

• Het voorkomen dat ziekten en plagen en ongewenste planten binnen Nederland en over de wereld worden verspreid (weren en vrijwaren);

• De bevordering van een duurzame beheersing van ziekten en plagen (monitoren, beheersen en bestrijden);

• Borgen van de kwaliteit van uitbestede taken (operationele sturing en operationeel toezicht)

• Het behoud en ontwikkeling van kennis op het gebied van plantgezondheid

De PD realiseert deze beleidsdoelen door:

1. Advisering en vertegenwoordiging in opdracht van LNV op het gebied van fytosanitair, gewasbescherming en natuur beleid.

2. Kennis- en methodeontwikkeling binnen het werkveld plantgezondheid

3. Uitvoering van wettelijke taken (o.a. beleidsimplementatie, inspecties, certificaten, operationeel toezicht, diagnoses en beschikkingen)

4. Kaderstellend referentielaboratorium op het gebied van fytosanitaire diagnostiek

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2009

Bedragen x € 1000
 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Baten       
opbrengst moederdepartement 23 419 16 623 16 036 15 72815 411 15 411 15 811
opbrengst overige departementen       
opbrengst derden 10 508 2 1462 146 2 146 2 146 2 146 2 146
rentebaten171 50 30 50 50 50 50
buitengewone baten        
exploitatiebijdrage       
Totale baten34 09818 81918 21217 92417 60717 60718 007
        
Lasten       
Apparaatskosten       
• personele kosten 20 54310 387 7 772 8 709 8 392 8 392 8 792
• materiële kosten 11 322 7 612 9 4258 150 8 150 8 150 8 150
Rentelasten 121120 165 165 165 165 165
afschrijvingskosten       
• materieel 875 400375 400 400 400 400
• immaterieel679 300 475 500 500 500 500
Overige kosten        
• dotaties voorzieningen 365       
Totale lasten33 90518 81918 21217 92417 60717 60718 007
        
Saldo van baten en lasten193000000

Baten

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst van het moederdepartement betreft een vergoeding voor onder andere de uitvoering van wettelijke taken, adviezen en vertegenwoordiging in opdracht, en kennis en methodeontwikkeling.

Bedragen x € 1 000
OmschrijvingenBedragen
Adviezen en vertegenwoordiging in opdracht2 598
Kennis2 152
Beleidsimplementatie 4 381
Beschikkingen933
Diagnoses2 904
Inspecties 2 678
Toezicht 390
Taakstelling – 352
  
Totaal 16 036

Lasten

Personele kosten

De gemiddelde kosten per fte ambtelijk personeel bedragen € 58 000.

Materiële kosten

De materiële kosten bedragen voor 2009 € 9,4 mln. Deze kosten bestaan onder andere uit de huisvestingskosten (huur RGD, onderhoud, gas, water en licht, (circa 36%)) en het onderhoud aan ICT-systemen (circa 29%).

Rentelasten

De rentelasten hebben met name betrekking op de leningen waarop de Regeling Leen- en depositofaciliteit van toepassing is. De rentepercentages zijn afhankelijk van de looptijd van de leningen en varieert van 2,52% tot 5,55%.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten zijn uitgesplitst naar materiële en immateriële afschrijvingen. De gehanteerde afschrijvingstermijn voor automatiseringsapparatuur en datacommunicatie bedraagt 3 jaar. De gebruikte afschrijvingstermijn voor investeringen in inventaris, installaties laboratorium en telecommunicatie is 5 jaar en afschrijvingen op inventaris is 10 jaar.

Dotaties aan voorzieningen

Er vindt geen dotatie aan de voorzieningen voor assurantie eigen risico en dubieuze debiteuren plaats.

Kasstroomoverzicht

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 20092010 2011 2012 2013
1. Rekening-courant RHB 1 januari (incl. deposito)4 6244 0462 5001 5001 5001 5001 500
2. Totaal operationele kasstroom 1 459– 1 496 0 1 000 1 000 1 000 1 000
  -/- totaal investeringen – 1 485 – 1 250– 1 000 – 1 000 – 1 000 – 1 000– 1 000
  +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen142 90
3. Totaal investeringskasstroom – 1 343 – 1 160 – 1 000– 1 000 – 1 000 – 1 000 – 1 000
  -/- eenmalige uitkering aan moederdepartement – -  
  +/+ eenmalige storting door moederdepartement
  -/- aflossingen op leningen – 1 094– 900 – 1 000 – 1 000 – 1 000 – 1 000– 1 000
  + beroep op leenfaciliteit 4002 000 1 000 1 000 1 000 1 000 1 000
4. Totaal financieringskasstroom – 694 1 1000 0 0 0 0
5. Rekening-courant RHB 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4) (maximale roodstand 0,5 mln. euro)4 0462 5001 5001 5001 5001 5001 500

De investeringen hebben betrekking op het ontwikkelen en aanpassen van hardware, zodat onder andere wordt voldaan aan de uitkomsten van de instellingseisen baten-lastendiensten.

Prestaties

Omschrijvingen Uren
Advies en vertegenwoordiging in opdracht22 020
Kennis18 238
Beleidsimplementatie24 678
Beschikkingen7 902
Diagnoses21 740
Inspecties 22 693
Toezicht 3 297
Subtotaal120 568
Additionele opdrachten 24 824
Totaal145 392

In overleg met opdrachtgevers en eigenaar zijn een aantal prestatiegegevens op het gebied van doelmatigheid en doeltreffendheid afgesproken. Het meerjarenbeeld van de doelmatigheidsindicatoren geeft aan in hoeverre de dienst erin slaagt een zekere mate van doelmatigheid te realiseren. Hierbij is het van belang de indicatoren in hun onderlinge samenhang te bezien.

Doeltreffendheid

De doeltreffendheid van de indicatoren blijkt uit de meerjarencijfers en door de indicatoren in hun onderlinge samenhang te bekijken.

Fytosanitaire indicatoren

 2007 2008 2009
1a Weren 1,31% 0,88% 0,88%
2b Monitoren 0,31%1% 1,Z
3c Vrijwaren 0,02% 1% 1%
4d Notificaties (inkomend) 0,5% 1% 1% 5
Aantal Quick scans 32 76 76
6f Aantal PRA’s 3 55

Definities

• Weren = Aantal Q-vondsten bij weren/ aantal zendingsinspecties weren x 100%

• Monitoren = Aantal Q-vondsten bij monitoren / aantal bedrijfs- en perceelinspecties monitoring x 100%

• Vrijwaren = Aantal Q-vondsten bij vrijwaren / aantal zendingsinspecties vrijwaren x 100%

• Notificaties = Aantal zendingen afgekeurd door landen/aantal zendingen naar landen x 100%

• Aantal Quickscans = Aantal uitgevoerde Quickscans

• Aantal PRA’s = aantal uitgevoerde PRA’s

• Tijdigheid opgelegde maatregel = Tijd tussen vastgestelde diagnose en opleggen (=wegsturen naar betrokken team of direct naar lijdend voorwerp) standaardmaatregel

Voor een nadere analyse van de status van het fytosanitair systeem in Nederland wordt verwezen naar het rapport fytosanitaire signalering dat in het voorjaar van 2007 is opgeleverd.

Kennis

 20072008 2009
1 Expertbijdragen 581 150 216
2 Publicaties 47 25 19
3 Eliminatiescenario’s 4 34 34
4 Diagnostische protocollen 82 23 17

Definities

• Expert bijdragen = bijdragen aan vastgestelde expertgroepen

• Publicaties = publicaties + voordrachten in/aan vastgestelde lijst vakbladen/congresssen-fora

• Eliminatiescenario’s = Aantal eliminatiescenario’s t/m jaar X

• Diagnostische protocollen = Aantal diagnostische protocollen jaar X

Kwaliteit Klanttevredenheid

 2007 2008 2009
1 Bezwaar 14 1616
2 Klachten 3 8 8
3 Klanttevredenheid/Klachten product advies 5 >3,5>3,5
4 Doorlooptijd inspecties Pm Pm Pm
5 Doorlooptijd diagnoses Nvt Nvt Nvt
6 Doorlooptijd notificaties 10 5 Nvt

Definities

1. Bezwaar = Het cumulatief aantal schriftelijk ingediende klachten tegen een beschikking (o.a. een factuur)

2. Klachten = Het cumulatief aantal schriftelijk ingediende klachten.

3. Klanttevredenheid/klachten product advies = aantal ontvangen klachten per product (inspecties, audits, diagnoses), aantal juridische procedures (beschikkingen)

4. Doorlooptijd inspectie = Tijd geplande aanvang inspectie minus feitelijke aanvangstijd

5. Afgehandelde diagnose = In 2006: aantal afgehandelde diagnoses

6. Doorlooptijd notificaties (werkdagen) = Het gemiddelde aantal werkdagen tussen diagnose van een Q-vondst en het uitsturen van een notificatie naar het exporterende land.

Voedsel en Warenautoriteit

Profiel

De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) werkt aan veilig en gezond voedsel, veilige producten en gezonde dieren. Daartoe brengt de VWA risico’s in beeld, beoordeelt ze, communiceert erover met, en maakt ze beheersbaar in de samenleving.

De VWA draagt bij aan het beheersen en verminderen van gezondheids- en veiligheidsrisico’s. Hiertoe bewaakt de VWA de veiligheid van voedsel, consumentenartikelen en diergezondheid in de hele productie- en handelsketen.

De VWA wil haar missie realiseren door het uitoefenen van drie kerntaken, die samen de strategische driehoek vormen:

1. Toezicht op naleving van wet- en regelgeving op het gebied van voedsel, waren, diergezondheid en dierenwelzijn;

2. Risicobeoordeling en onderzoek: het signaleren en analyseren van (mogelijke) bedreigingen en het uitvoeren van wetenschappelijke risicobeoordeling;

3. Risicocommunicatie: het communiceren over risico’s en het beheersen en verminderen daarvan op basis van betrouwbare informatie.

De VWA ontvangt een bijdrage van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (beleidsartikel 21 en 25) en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (beleidsartikel 41).

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2009

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
Baten       
opbrengst moederdepartement46 762 45 145 32 404 21 282 18 094 18 09417 394
opbrengst overige departementen 75 138 74 00180 285 69 552 63 631 63 631 63 631
Opbrengst DGF (plus overig) 724 500 500 500 500500 500
opbrengst derden 47 078 49 50056 200 58 400 60 400 60 400 60 400
rentebaten 511       
buitengewone baten       
Totale baten170 213169 146169 389149 734142 625142 625141 925
        
Lasten       
apparaatskosten       
• personele kosten106 616 105 547 106 291 93 163 85 25985 184 84 807
• materiele kosten 52 27955 207 52 601 44 809 45 051 45 051 44 806
rentelasten 999 1 035 1 156 1 211 1 0331 088 1 112
afschrijvingskosten       
• materieel 5 0225 477 5 738 5 993 6 282 6 302 6 200
• immaterieel 1 371 1 880 3 103 4 0584 500 4 500 4 500
Overige lasten       
• dotaties voorzieningen365  500 500 500 500 500
• buitengewone lasten       
Totale lasten166 652169 146169 389149 734142 625142 625141 925
        
Saldo van baten en lasten3 561      

Vanaf vorig jaar is gestart met een groot aantal maatregelen om de VWA te versterken tot een moderne en toekomstbestendige dienst, die (inter)nationaal een gezaghebbende en vertrouwenwekkende positie heeft en op pro-actieve en risicogebaseerde wijze slagvaardig en flexibel invulling geeft aan heet toezicht en beschikt over een goed getrainde crisisorganisatie. Het maatregelenpakket bestond uit de volgende componenten:

Efficiëncy

Om de kosten van de VWA te verlagen worden de labaratoria en bedrijfsvoering geconcentreerd en gecentraliseerd, het aantal FTE management en staf vermindert en vindt fusie met de AID en PD plaats. Hiertoe is een Voorgenomen Kaderbesluit opgesteld waarin de verdere plannen zijn uitgewerkt.

Andere inrichting/tweede lijns toezicht

De ambitie voor de lange termijn is de VWA te ontwikkelen naar een organisatie die zich grotendeels toelegt op tweede lijns toezicht en toezicht op controle. Voorbeelden hiervan zijn systeemtoezicht Productveiligheid en toezicht op controle diervoeders.

Aanpassen roodvleesconvenant

Met de roodvleessector is overleg gestart over het aanpassen van het roodvleesconvenant.

Kostendekkende tarieven

In maart 2008 is het nieuwe tariefstelsel van kracht. Hiermee is een forse stap gezet naar kostendekkende tarieven. Wel zullen de gevolgen van de verbeteringen uit het rapport van Hoekstra en Vantemsche worden meegenomen in voorstellen voor de tarieven 2009.

Baten

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst moederdepartement ad € 32,4 mln. is ten opzichte van vorig jaar gestegen als gevolg van de extra middelen voor het versterken en verbeteren van het toezicht op Dierenwelzijn en Levende Dieren.

Opbrengst overige departementen

Deze opbrengsten bestaan uit de bijdragen van het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport. De bijdrage van VWS ad € 80,3 mln. bestaat uit de volgende componenten:

1. Structurele bijdrage 2009 € 65,5 mln.

2. RIVM programma 9 €  6,5 mln.

3. Bureau Risicobeoordeling €  0,3 mln.

4. Intensivering toezicht alcohol en jeugd €  3,0 mln.

5. Intensivering rookvrije horeca en sport €  1,8 mln.

6. Toezicht in de zuivel door COKZ €  1,3 mln.

7. Toezicht eieren en eiproducten CPE €  0,2 mln.

8. Toevoeging lpb uit 2008 €  1,7 mln.

Opbrengst DGF

De post opbrengst DGF ad € 0,5 mln. heeft betrekking op inkomsten voor dierziektebestrijding. De afgelopen jaren is er sprake van een reguliere inzet van de VWA voor het afhandelen van verdenkingen en de bestrijding van uitbraken van onder andere Vogelpest en Blue Tongue.

Opbrengst derden

De opbrengsten derden bestaat vooral uit retributie-inkomsten die bij het bedrijfsleven voor keuringen en inspecties in rekening worden gebracht. Als gevolg van de invoering van het nieuwe retributiestelsel en het op basis van Europese Regelgeving verplicht in rekening brengen van herinspecties en de intensiveringen op het gebied van de verbeteragenda Levend Vee zijn de inkomsten € 7 mln. hoger dan voorgaand jaar.

Rentebaten

Er zijn geen rentebaten geraamd.

Lasten

Personele kosten

De personele kosten bestaan uit salarissen, sociale lasten, opleidingskosten en overige direct aan het personeel gerelateerde kosten. Totaal bestaat de VWA uit circa 1 600 FTE. Hierbij is rekening gehouden met de instroom van extra FTE dierenartsen en extra DHT controleurs. De totale personeelskosten bedragen € 106,3 mln. De kosten zijn inclusief inhuur derden, practitioners en uitzendkrachten.

Materiële kosten

De materiële kosten bedragen in totaal ad € 52,6 mln. In deze kosten is rekening gehouden met een bedrag ad € 10,5 mln. voor ICT. Daarnaast bevat deze post circa € 7 mln. aan uitbesteed onderzoek bij het RIVM en € 9 mln. reis en verblijfskosten. De totale huisvestingskosten worden geraamd op een bedrag € 13 mln. De overige kosten bestaan uit bureaukosten, specifieke kosten (kleding, laboratoriumbenodigdheden) en algemene kosten.

Rentelasten

De rentelasten ad € 1,2 mln. zijn gebaseerd op uitstaande leningen en de verwachte investeringen gespecificeerd naar looptijd. De rente op de lopende leningen varieert van 2,5 % tot 5,6%.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten voor activa zijn het gevolg van investeringen in materiële en immateriële vaste activa. Gebouwen (verbouwingen) worden in 10 jaar afgeschreven, laboratoriumapparatuur en inventaris in 7 jaar, dienstauto’s in 5 jaar en automatiseringsapparatuur, software en systeemontwikkeling in 3 jaar. Totaal bedragen de afschrijvingskosten € 8,8 mln.

Dotaties aan voorzieningen

De dotatie aan voorziening betreft de dotatie voor de voorziening dubieuze debiteuren ad € 0,3 mln. en de voorziening claimrisico’s ad € 0,2 mln. van toepassing.

Kasstroomoverzicht

Bedragen in € 1 000
 2007 2008 20092010 2011 2012 2013
1. Rekeningcourant RHB 1 januari (incl. deposito)– 7112 20814 04516 05617 57620 84823 101
2. Totaal operationele kasstroom18 744 7 357 8 841 10 051 10 782 10 80210 700
  -/- totaal investeringen – 4 279– 9 230 – 9 230 – 9 230 – 9 230– 9 230 – 9 230
  +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen 152 645
3. Totaal investeringskasstroom – 4 127– 8 585 – 9 230 – 9 230 – 9 230– 9 230 – 9 230
  -/- eenmalige uitkering aan moederdepartement
  +/+ eenmalige storting door moederdepartement
  -/- aflossingen op leningen – 7 338 – 5 640 – 7 355– 8 531 – 7 510 – 8 549 – 8 867
  + beroep op leenfaciliteit 5 000 9 2309 230 9 230 9 230 9 230 9 230
4. Totaal financieringskasstroom – 2 338 3 5901 875 699 1 720 681 363
5. Rekeningcourant RHB 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4) (maximale roodstand 0,5 mln.euro)12 20814 57016 05617 57620 84823 10124 934

De operationele kasstroom bestaat uit het saldo baten en lasten, de afschrijvingskosten en de mutaties in het werkkapitaal. De investeringen bestaan uit € 2,0 mln. dienstauto’s, € 2,2 mln. inventaris en laboratoriumapparatuur en € 5,0 mln. software en ICT systeemontwikkeling.

Overzicht vermogensontwikkeling

Bedragen x € 1 000
 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
1. Eigen vermogen per 1 januari– 1561 5671 5671 5671 5671 5671 567
2. Saldo van baten en lasten voorafgaand jaar 3 561
  Uitkering aan moederdepartement
  Bijdrage moederdepartement ter versterking van eigen vermogen       
  Overige mutaties – 1 838      
3. Totaal directe mutaties in eigen vermogen – 1 838
4. Eigen vermogen per 31 december (1+2+3)1 5671 5671 5671 5671 5671 5671 567

Uitgangspunt is dat het saldo van baten en lasten jaarlijks wordt toegevoegd of onttrokken aan het eigen vermogen van de VWA.

Kerncijfers

Inspecties en keuringsuren

 2009 2008
 Aantal uren Aantal uren
Voedselveiligheid 200 000 250 000
Productveiligheid 45 000 45 000
Drank, horeca, tabak100 000 62 000
Overige inspecties 175 000172 000
(netto) Keuringsuren 275 000 253 000

Bestuurlijke boetes

De afdeling Bestuurlijke Boetes van de VWA is in opdracht van de minister van VWS de uitvoerder van het handhavingsinstrument «bestuurlijke boetes». Bij overtredingen van de Warenwet, de Tabakswet en – sinds 2005 – de Dranken Horecawet wordt via deze weg een boete opgelegd. De afdeling maakt op basis van de door controleambtenaren opgemaakte boeterapporten beschikkingen op en voert verweer bij bezwaar- en beroepsprocedures. Met name als gevolg van het handhaven van het rookverbod in de Horeca is een stijging in het aantal boetebeschikkingen mogelijk.

Aantal boetebeschikkingen per wet 2009 2008 2007
Warenwet 3 300 4 200 4 566
Tabakswet 300200 245
Drank- en Horecawet 400 400 448
Aantal bezwaren en beroepen2009 2008 2007
Bezwaren 400 500 550
Beroepen 80 100 80
Hoger beroep 40 4040

Extern gerichte indicatoren

Telefonische bereikbaarheid van de VWA

Ten aanzien van de bereikbaarheid van het melden van klachten in het kader van product- en voedselveiligheid (meldkamer) is het beleid van de VWA een bereikbaarheid van 24 uur per dag, 7 dagen per week. Voor de bereikbaarheid van de regiokantoren ten behoeve van het aanvragen van keuringen is het beleid om bereikbaar te zijn tijdens kantooruren. De kantooruren voor de VWA zijn van 8.00 uur tot 17.00 uur van maandag tot en met vrijdag behalve op nationale feestdagen.

Klachten over het handelen VWA

Deze indicator heeft betrekking op de uitvoering van het beleid door de VWA medewerkers (inclusief facturering VWA). Het beleid zelf is vastgesteld door de beide opdrachtgevers, de ministeries van LNV en VWS. In onderstaande tabel staat behalve het absolute aantal klachten ook het relatieve belang ervan weergegeven in kolom %. Dit percentage is berekend door het aantal klachten te delen door het aantal inspecties respectievelijk monsteranalyses en -voor de keuring – door het aantal uren.

Werkzaamheden Streefwaarde 2009Streefwaarde 2008
 % %
Inspecties 0,060,07
Monsteranalyses 0,05 0,06
Keuringen 0,020,02

Afhandelsnelheid informatieverzoeken en klachten/incidentmeldingen

Het streven is dat de informatieverzoeken en klachten/incidentmeldingen die bij de meldkamer van de VWA binnenkomen binnen 6 weken worden afgehandeld. Voor een deel van deze verzoeken kan de behandeltermijn van 6 weken vaak niet worden gehaald, omdat het handhavingstraject langer is.

 Streefwaarde 2009 Streefwaarde 2008 Realisatie 2007
Totale hoeveelheid verzoeken en klachten / meldingen 40 000 40 00034 482
waarvan klachten over voedsel, producten en dieren6 500 6 500 5 151
percentage behandeling verzoeken, klachten/meldingen < 6 weken 95% 90% 94%

Bekendheid

Met betrekking tot de naamsbekendheid van de VWA wordt een onderscheid gemaakt tussen spontane en geholpen naamsbekendheid. Op middellange termijn wordt gestreefd naar een spontane naamsbekendheid van 25% en van een geholpen naamsbekendheid van 50%.

 Streefwaarde 2009 Streefwaarde 2008 Verwachting 2008
Spontaan 20%15% 15,3%
Geholpen 80% 70% 70,2%

5. VERDIEPINGSBIJLAGE

Beleidsartikel 21 Duurzaam ondernemen

A. Opbouw uitgaven beleidsartikel x € 1 000
 2008 2009 20102011 2012 2013
Stand ontwerpbegroting 2008 301 967290 511 252 042 209 787 199 288 199 288
Mutatie NvW 2008 20 000      
Mutatie 1e suppletore begroting 2008 73 426 9 157 4 517 276613 613
Nieuwe mutaties      
1. Impulsprogramma Verduurzaming Agroketens  5 000 3 000 1 000  
2. Overgangsproblematiek Rijksrederij 2 0001 100 1 100 1 100 1 100 1 100
3. Dienst Regelingen 11 900     
4. Aanloopkosten Schoon en Zuinig1 500      
5. Werkprogramma Schoon en Zuinig  3 000 3 000 3 000  
6. Afronding Plantkeur 1 200   700700 1 100
7. Dierenwelzijn 2 000 2 000 2 000 2 000 1 000
8. Luchtwassers 3 000 4 000 4 000 4 000  
9. Taskforce Multifunctionele Landbouw 1 0001 000 1 000 1 000   
10. Kasschuif Glastuinbouw – 37 300 – 14 500 10 30010 000 16 400 15 100
11. Taakstellingen Subsidieregelingen  – 1 000 – 3 000 – 5 000– 5 000 – 5 000
12. Telen met Toekomst– 2 000      
13. Subsidietaakstelling – 153 – 304 – 604 – 604 – 604
14. Loonbijstelling 4 105 3 936 3 7683 479 3 479 3 479
15. Overige – 3 1071 609 – 202 – 278 321 – 1 500
Stand ontwerpbegroting 2009 377 691 305 660 281 221230 460 218 297 214 576

Toelichting

1. Impulsprogramma Verduurzaming Agroketens

Voor een extra impuls op het terrein van verduurzaming in de agroketens wordt dit artikel in 2009 met € 5 mln., 2010 met € 3 mln. en in 2011 met € 1 mln. verhoogd. Voor het impulsprogramma verduurzaming agroketens wordt gedacht aan de volgende onderwerpen:

• het stimuleren van investeringen en projecten ter uitwerking van de toekomstvisie duurzame veehouderij en dienaangaande aangenomen Kamermoties;

• het stimuleren van klimaat- en nutriëntneutrale veehouderijketens die gebruik maken van duurzame energiebronnen en per saldo geen schadelijke emissies naar lucht, water en bodem veroorzaken;

• het in gang zetten van onderzoek naar nieuwe vormen van eiwitproductie (plantaardig, synthetisch) nu de wereldwijde vraag naar hoogwaardig dierlijk eiwit explosief groeit;

• hoogwaardige ketens gebaseerd op eindwaarde bij de consument;

• ruimtelijke inrichting en agrologistiek.

Thans wordt gewerkt aan een concrete invulling van deze impuls.

2. Overgangsproblematiek Rijksrederij

Per 1 januari 2008 is met terugwerkende kracht de Rijksrederij van start gegaan. De Rijksrederij is ondergebracht bij Rijkswaterstaat, een baten-lastendienst van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Binnen deze rederij worden de schepen van Rijkswaterstaat, de Douane, LNV en de Kustwacht beheerd. Hierdoor wordt LNV geconfronteerd met overgangskosten en meerkosten en wordt er in 2008 € 2,2 mln. en vanaf 2009 jaarlijks € 1,1 mln. toegevoegd. De verwachting is dat de Rijksrederij op termijn leidt tot een efficiëntiewinst.

3. Dienst Regelingen

Als gevolg van het negatief resultaat over 2007 is bij DR een negatief eigen vermogen van € 11,9 mln ontstaan. Het negatief resultaat in 2007 werd grotendeels veroorzaakt door onvoorziene kosten met betrekking tot het tijdig en correct uitbetalen van de bedrijfstoeslag 2006 (BTR) en een afwaardering op ICT investeringen. Conform de regeling baten-lasten diensten zuivert LNV bij ontwerpbegroting 2009 het negatief eigen vermogen van DR aan.

4. Aanloopkosten Schoon & Zuinig

In het werkprogramma Schoon en Zuinig heeft het kabinet uitgesproken de transitie naar een biobased economy voortvarend te willen aanpakken. De biobased economy is een economie waarin bedrijven non-food toepassingen vervaardigen uit groene grondstoffen oftewel biomassa. Het gaat om toepassingen als transportbrandstoffen, chemicaliën, materialen en energie (elektriciteit en warmte). De overheidsvisie biobased economy richt zich op de ontwikkeling van technologieën die duurzamer zijn en niet of minder in concurrentie treden met de voedselproductie (2e generatie technologieën). Biobased economy biedt de kans om een belangrijke impuls te geven aan Nederland Innovatieland. Voor de financiering van de aanloopkosten wordt dit artikel met € 1,5 mln. verhoogd.

5. Werkprogramma Schoon en Zuinig

Vanuit het Coalitieakkoord (tranche 2009) worden extra middelen beschikbaar gesteld ten behoeve van het werkprogramma Schoon en Zuinig. Met het project «Schoon en Zuinig» heeft het kabinet ambitieuze doelstellingen geformuleerd voor de reductie van CO2, verhoging van energiebesparing en verhoging van het aandeel duurzame energie. Deze middelen zijn bestemd voor de introductie van het stimuleren van semi-gesloten kassen in de glastuinbouw ter reductie van het gebruik van fossiele brandstoffen. De middelen worden toegevoegd aan de MEI-regeling (Marktintroductie Energie Innovaties) en beschikbaar gesteld voor innovatieve energieprojecten.

6. Afronding Plantkeur

Sinds 1 september 2007 heeft het ministerie van LNV de inspectietaken van de Plantenkundige Dienst overgedragen aan de vier keuringsdiensten in de plantaardige sector. Hierdoor is het project Plantkeur beëindigd. De vier keuringsdiensten zorgen nu voor de import- en exportinspecties op plantenziekten en voor de controles op kwaliteit van groenten en fruit. De minister van LNV is nog steeds eindverantwoordelijk voor de inspecties. Voor de afronding van het project Plantkeur wordt dit artikel voor de periode 2008–2013 in totaal met € 3,7 mln. verhoogd.

7. Dierenwelzijn

Het streven van LNV is dat in 2011 80% van de regelgeving op het terrein van dierenwelzijn wordt nageleefd. Om deze doelstelling (onderdeel van Kabinetsdoelstelling 25) te kunnen realiseren wordt de handhaving op dierenwelzijn door de AID en de VWA geïntensiveerd. In tranche 2008 is hiervoor reeds structureel € 2 mln. budget aan de LNV-begroting toegevoegd. Tranche 2009 betreft een structurele reeks van € 2 mln. En vanaf 2010 (tranche 2010) is conform Kabinetsafspraak nog jaarlijks € 1 mln. budget gereserveerd. Vanaf 2010 is er dus in totaal € 5 mln. aanvullend budget beschikbaar voor de handhaving van dierenwelzijnsregelgeving.

8. Luchtwassers

Vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) worden er middelen toegevoegd aan de LNV-begroting voor het Programma Luchtwassers. Doel van dit programma is het realiseren van een versnelde inzet van een nieuwe generatie geïntegreerde technieken, met name gecombineerde luchtwassers, die gericht zijn op een substantiële vermindering van de emissies van fijn stof, ammoniak en geur door de intensieve veehouderij.

9. Taskforce Multifunctionele Landbouw

In aansluiting op mijn brief aan de Kamer van 17 oktober 2007 over (de doelstellingen van) multifunctionele landbouw en in aansluiting op de behandeling van de LNV-begroting 2008 is de Taskforce Multifuntionele Landbouw ingesteld en van start gegaan.

Voor de financiering wordt vanuit artikel 24 budget overgeheveld naar artikel 21.

10. Kasschuif Glastuinbouw

Om de kabinetsdoelen (in 2020) klimaatneutraal telen, reductie gebruik primaire brandstof en glastuinbouwsector leverancier van duurzame warmte en elektriciteit te kunnen realiseren zijn op de LNV-begroting middelen gereserveerd voor investeringen via de energieregelingen Marktintroductie Energie Innovatie (MEI), Investerings Regeling Energie (IRE) en Energienetwerken. In verhouding tot latere jaren is in 2008 en 2009 ruim budget beschikbaar. De kasbesteding van de energieregelingen loopt echter meer gelijkmatig over de jaren. Het is daarom noodzakelijk om een deel van het beschikbare budget in 2008 en 2009 middels een kasschuif over latere jaren (2010 t/m 2013) te spreiden.

11. Taakstellingen Subsidieregelingen

Vooruitlopend op de geplande beleidsdoorlichting van artikel 21 Duurzaam ondernemen vindt in 2008 een doorlichting van het huidige subsidie-instrumentarium van dit artikel. Nadrukkelijk is hierbij aan de orde of, gelet op de nieuwe beleidsimpulsen die op het vlak van Duurzaam ondernemen op korte termijn effect zullen moeten resulteren (glastuinbouw, bio-based economy, schoon en zuinig), het bestaande subsidie-instrumentarium nog effectief is. Deze doorlichting resulteert structureel in een taakstelling van € 5 mln. vanaf 2011.

12. Telen met Toekomst

Voor het project Telen met Toekomst is € 2 mln. toegekend aan Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO).

13. Subsidietaakstelling

Deze mutaties worden toegelicht bij artikel 28.

14. Loonprijsbijstelling

Deze mutaties worden toegelicht bij artikel 28.

B. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x € 1 000
 2008 2009 20102011 2012 2013
Stand ontwerpbegroting 2008 9 8699 104 8 469 6 769 6 769 6 769
Mutatie 1e suppletore begroting 2008 68 205      
Nieuwe mutaties       
1. Luchtwassers (FES)3 000 4 000 4 000 4 000 4 000 
2. Overig 500      
Stand ontwerpbegroting 2009 81 574 13 104 12 469 10 7696 769 6 769

Toelichting

1. Luchtwassers

Vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) worden middelen toegevoegd aan de LNV-begroting voor het Programma Luchtwassers.

Beleidsartikel 22 Agrarische ruimte

A. Opbouw uitgaven beleidsartikel x € 1 000
 2008 2009 20102011 2012 2013
Stand ontwerpbegroting 2008 42 87845 199 39 908 34 906 34 985 34 985
Mutatie 1e suppletore begroting 2008 – 602 – 618 – 36– 73 – 73 – 73
Nieuwe mutaties      
1. Greenports 11 9008 100 5 700 1 400   
2. Klavertje 4  11 500 5 700 5 700  
3. Primaviera  6 000    
4. Overig 163 155 151 120103 103
Stand ontwerpbegroting 2009 54 339 70 33651 423 42 053 35 015 34 459

Toelichting

1. Greenports

In het kader van de Nota Ruimte wordt vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) € 27,1 mln toegekend aan de LNV begroting voor de Greenports. Dit zijn integrale ruimtelijke glastuinbouwprojecten met name in de zuidvleugel van de Randstad, waarmee een impuls wordt gegeven aan een duurzame, vitale en gevarieerde inrichting.

2. Klavertje 4

In het kader van de Nota Ruimte wordt vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) € 22,9 toegekend aan de LNV begroting ten behoeve voor het project Klavertje 4. Onder deze noemer wordt aan de westzijde van Venlo een omvangrijk, innovatief agro-industrieel enlogistiek complex gerealiseerd. Ook de ruimtelijke en groene kwaliteit van het gebied wordt verbeterd. Klavertje 4 is een integrale gebiedsontwikkeling waarin een hoogwaardig en duurzaam economisch werklandschap voor de toekomst wordt ontwikkeld. Daarmee vormt Klavertje 4 het ruimtelijk-fysieke hart van de ontwikkeling van Greenport Venlo.

3. Primaviera

In het kader van de Nota Ruimte wordt vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) € 6,0 mln. toegekend aan de LNV begroting voor het Greenportproject Primaviera. Dit gebied bestaat uit een met name op sierteelt gericht glastuinbouwcluster. Ten behoeve van het behoud en het versterken van deze greenport wordt oostelijk van de A4, westelijk van de kern Rijsenhout een nieuwe state-of-the-art glastuinbouwlocatie (220 ha netto glas) ontwikkeld. Het toevoegen van de middelen aan de LNV begroting bij augustusbriefbrief is de technische uitwerking van dit besluit.

B. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x € 1 000
 2008 2009 20102011 2012 2013
Stand ontwerpbegroting 2008 42 82043 182 44 231 44 231 44 231 44 231
Mutatie 1e suppletore begroting 2008       
Nieuwe mutaties       
1. FES Greenports 11 900 8 100 5 700 1 400  
2. FES Klavertje 4  11 5005 700 5 700   
3. FES Primaviera 6 000     
Stand ontwerpbegroting 200954 720 68 782 55 631 51 331 44 23144 231

Toelichting

Op dit artikel worden de bijdragen uit het FES verantwoord ter compensatie van de uitgaven voor Greenports, Klavertje 4 en Primaviera.

Beleidsartikel 23 Natuur

A. Opbouw uitgaven beleidsartikel x € 1 000
 2008 2009 20102011 2012 2013
Stand ontwerpbegroting 2008 516 929511 288 508 302 480 826 474 996 474 996
Mutatie amendement 2008 8 000      
Mutatie 1e suppletore begroting 2008 – 1 033 791 734 463– 932 – 932
Nieuwe mutaties      
1 Natura 2000 8 500 7 0005 000 1 200 1 100  
2 Naleving natuurwetgeving  2 788 2 150 1 850 1 8501 850
3 Natuurpilot IJmeer    13 0008 000 4 000
4 Leefgebiedenbenadering 1 500 1 500 2 000 2 000 2 000
5 Leren voor duurzaamheid 1 000 1 000 1 0001 000   
6 Oostvaarderswold    14 500 14 300
7 Subsidietaakstelling ILG  3 8353 835 3 835 3 835 3 835
8 Exotenbeleid 1 000 1 000 1 000 1 000 1 000
9 Beëindiging subsidieregelingen  – 1 000– 12 000 – 12 000 – 12 000 – 12 000
10 Bijdrage Natuur en Milieueducatie  – 2 000– 2 000 – 2 000   
11 Aanvullende subsidietaakstelling  – 317 – 633 – 1 269– 1 269 – 1 269
12 Loonbijstelling 20086 371 6 419 6 367 6 178 6 165 6 086
13 Overige – 40 776 998 – 12 003– 7 528 – 4 522
Stand ontwerpbegroting 2009539 727 533 080 516 253 484 080 491 717489 344

Toelichting

1.  Natura 2000

De verhoging voor Natura 2000 houdt onder meer verband met de aanwijzing van Natura 2000-gebieden. In 2009 zal het inspraakproces voor de ontwerp-aanwijzing voor de laatste van de 162 gebieden worden afgerond. Tevens zal de procedure worden gestart om een groot deel van de gebieden, waarvoor het rijk verantwoordelijk is, definitief aan te wijzen.

De uitgavenverhoging houdt tevens verband met het opstellen van beheersplannen in het kader van Natura 2000. LNV is verantwoordelijk voor het totstandkomen van ruim 40 beheerplannen. De processen hiertoe zullen in 2009 worden voortgezet, of worden afgerond. LNV financiert ook een deel van de kosten die de provincies maken om hun beheerplannen gestalte te geven. Daarnaast neemt LNV deel aan het interbestuurlijk regiebureau Natura 2000. Hiermee is voor een goede uitvoering van de werkzaamheden in het kader van Natura 2000 in totaal € 37 mln. beschikbaar.

2.  Naleving natuurwetgeving

Voor de naleving van de natuurwetgeving wordt de bijdrage voor de Algemene Inspectiedienst verhoogd. Het betreft onder meer verbetering van kennis inzake risico’s en doelgroepen en verbetering van de informatieuitwisseling met andere handhavende diensten zoals politie en douane. De minister van LNV heeft op 1 juli 2008 met de handhavingspartners (provincies, openbaar ministerie, politie en douane) een convenant gesloten over de handhaving van de natuurwetgeving, waaronder CITES.

3. Natuurpilot IJmeer

Met de Natuurpilot IJmeer wordt onderzoek gedaan naar de schadelijke effecten van aanleg van woningbouw en infrastructuur voor de natuur. De pilot moet het inzicht vergroten rond het herstel, toekomstig behoud en ontwikkeling van de natuurkwaliteiten.

Vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) wordt vanaf 2011 een bijdrage geleverd van in totaal € 25 mln. voor bovengenoemd project.

4. Leefgebiedenbenadering

Ten behoeve van het behoud en herstel van bedreigde dier- en plantensoorten, voorheen bekend als «soortenbescherming» worden de uitgaven vanaf 2009 verhoogd.

5. Leren voor duurzaamheid

Het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking levert een bijdrage aan het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling. Middels dit programma draagt LNV bij aan bewustwording en houdingsverandering bij burgers rond thema’s als plattelandsontwikkeling, voedselveiligheid, voedselzekerheid, landschap, milieu en dierenwelzijn.

6. Oostvaarderswold

In 2012 en 2013 wordt in totaal € 29 mln uitgetrokken voor het realiseren van de robuuste ecologische verbindingszone Oostvaarderswold. Hiermee wordt het advies uit 2006 gevolgd van het International Committee on the Management of the Oostvaardersplassen (ICMO), onder leiding van de heer Gabor, om deze verbinding versneld aan te leggen. Realisatie op korte termijn is in dit uitzonderlijke geval vereist in verband met de snel stijgende grondprijzen vanwege de grote stedelijke druk. Hiermee wordt de in de Oostvaardersplassen voorkomende edelherten de mogelijkheid geboden om via het Horsterwold te kunnen migreren naar de Veluwe (en later ook Duitsland) zodat uitwisseling van genetisch materiaal kan plaatsvinden.

Hiertoe moeten gronden worden verworven en ingericht.

7. Subsidietaakstelling ILG

In de begroting 2008 is conform het Coalitieakkoord een subsidietaakstelling verwerkt. Deze is onder meer opgelegd op de ILG-onderdelen. Er is besloten de subsidietaakstelling op de ILG onderdelen tranchegewijs te compenseren uit de eveneens tranchegewijs toe te delen CA-middelen.

8. Exotenbeleid

Vanuit het Coalitieakkoord (tranche 2009) worden extra middelen beschikbaar gesteld aan de Plantenziektenkundige Dienst ten behoeve van een coördinerende rol voor invasieve exoten nl. het signaleren van nieuwe exoten, het (laten) uitvoeren van risicoanalyses en op basis van zo’n analyse, het inzichtelijk maken van de mogelijke wijzen en consequenties van preventie, bestrijding of beheersing van exoten. Ook geeft de PD vorolichting aan het publiek en bedrijven over de risico’s van invasieve exoten. Tot slot kan de PD de opstartfase van eventuele bestrijdingsacties zonodig ondersteunen en de efficiëntie en effectiviteit van eerder genomen maatregelen evalueren. Om al deze werkzaamheden goed uit te kunnen voeren, faciliteert de PD het functioneren van een uitgebreid en flexibel netwerk invasieve exoten, bestaande uit deskundigen en belanghebbenden van binnen en buiten de overheid. De PD benut de kennis en expertise van dit netwerk.

9.  Beëindiging subsidieregelingen

De regeling Effectgerichte Maatregelen wordt afgebouwd. Met het oog op het recent uitgebrachte advies van de Taskforce Trojan met betrekking tot Stikstof/ammoniak in relatie tot Natura 2000 en de daarin opgenomen voorstellen wordt verder uitgewerkt welk instrumentarium door het Rijk effectief kan worden ingezet voor het realiseren van een daling van de stikstofdepositie. In deze nadere uitwerking van het benodigd instrumentarium zal worden bezien op welke wijze de effecten van de bestaande afzonderlijke subsidieregeling Effectgerichte Maatregelen, die nu met ingang van 2009 gefaseerd wordt afgebouwd, meer systematisch kunnen worden ingebed binnen Natura 2000 met bijbehorende beheerplannen en de adviezen van de projectgroep overdracht programmabeheer provincies (Van Dijk).

De regeling Behoud en Herstel van Historische Buitenplaatsen is toe aan herziening. Het betreft een regeling die in het verleden is ingesteld maar gelet op de veranderende verhoudingen m.b.t. verantwoordelijkheden tussen overheid, burgers en bedrijfsleven toe is aan herijking. Er is een relevante verlaging van dit subsidie-instrumentarium voorzien omdat in toenemende mate van landeigenaren mag worden verwacht dat zij zelf meer verantwoordelijkheid nemen voor het behoud en herstel van buitenplaatsen. Uitfasering van de regeling is voorzien met ingang van 2010.

Met het uitbrengen van de Beleidsnota Natuur- en Milieu-educatie en het inzetten op een LNV-programma Jeugd is er een stevige impuls gegeven aan het vergroten van de bewustwording van de waarde van natuur in relatie tot andere waarden. Naast de overheid nemen vooral ook andere partijen verantwoordelijkheid bij de implementatie. De Regeling Draagvlak Natuur zal in het verlengde hiervan worden uitgefaseerd per 2010.

10. Bijdrage Natuur en Milieueducatie

Op grond van de nota Natuur en Milieu Educatie (NME) die 22 februari 2008 naar de Tweede Kamer is gestuurd worden middelen overgeheveld vanuit artikel 23 Natuur naar artikel 26 Kennis en Innovatie.

B. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x € 1 000
 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Stand ontwerpbegroting 2008 85 795 18 515 25 462 21 06021 060 21 060
Nieuwe mutaties      
1 Ontvangsten ihkv Bestuursakkoord 8 333 8 333 8 334   
2 Natuurpilot IJmeer (FES)    13 000 8 000 4 000
Stand ontwerpbegroting 2009 85 795 26 848 33 795 42 39429 060 25 060

Toelichting

Ontvangsten ihkv Bestuursakkoord

Conform het Bestuursakkoord tussen Rijk en provincies draagt de Provincie Noord Holland gedurende drie jaar van 2009 tot en met 2011 in totaal € 25 mln. bij aan de financiering van het Coalitieakkoord. Dit hangt samen met de realisatie door LNV van de natuurpilots IJmeer/Markermeer.

Natuurpilot IJmeer (FES)

Vanuit het fonds Economische Structuurversterking worden middelen toegekend voor de natuurpilot IJmeer (zie toelichting onder de uitgaven, punt 3).

Beleidsartikel 24 Landschap en recreatie

A. Opbouw uitgaven beleidsartikel x € 1 000
 2008 2009 20102011 2012 2013
Stand ontwerpbegroting 2008 177 693181 564 177 855 142 605 142 909  
Mutatie NvW 2008 5 000      
Mutatie 1e suppletore begroting 2008 12 942 10 131 12 077 39 139 139
Nieuwe mutaties       
1. Agenda Landschap 0 3 000 3 000 3 000 3 0003 000
2. Beheer en recreatie om de Stad 01 000 2000 3 000 2 000 3 000
3. Multifunctionele Landbouw – 1 000 – 1 000– 1 000 – 1 000  
4. Veenweiden – 13 000– 10 000 – 12 000   
5. Plattelandsvoorzieningen 5 000     
6. Loonbijstelling 2008 1 5931 632 1 598 1 542 1 541 1 541
7. Overig 959 156 110 20 129– 3 898
Stand ontwerpbegroting 2009 189 187186 483 183 640 149 206 149 493146 241

Toelichting

1. Agenda Landschap

Het kenmerkende Nederlandse Landschap staat onder druk. Het kabinet wil het landschap behouden en versterken en zich hierop inzetten. In 2008 is de agenda landschap door de minister van LNV aan de kamer aangeboden. Er is stevig ingezet op het behoud en het versterken van de kwaliteit van het landschap. Vanaf 2009 wordt er vanuit de Coalitieakkoord middelen structureel € 3 mln. aan de LNV begroting toegevoegd.

2. Beheer en recreatie om de Stad

Door toename van het areaal dat ingericht wordt als recreatiegebied om de stad neemt ook het aantal hectares toe die in beheer worden genomen door natuurbeherende organisaties. Hiervoor worden Coalitieakkoord middelen ingezet die ter beschikking gesteld zijn voor beheer Recreatie om de stad.

3. Multifunctionele Landbouw

In aansluiting op mijn brief aan de Kamer van 17 oktober 2007 over (de doelstellingen van) multifunctionele landbouw en in aansluiting op de behandeling van de LNV-begroting 2008 is de Taskforce Multifuntionele Landbouw ingesteld en van start gegaan.

Voor de financiering wordt vanuit artikel 24 budget overgeheveld naar artikel 21.

4. Veenweiden

In het gebiedenbeleid kennen we een aantal instrumenten die niet gericht zijn op het realiseren van de sectorale doelen van het Rijk in het landelijk gebied, maar op het oplossen van specifieke problemen in specifieke gebieden. De veenweiden is daar een voorbeeld van. Gezien de aard van de uitgaven hoort dit budget thuis op artikel 27/operationele doelstelling 27.11 Reconstructie Zandgebieden.

5. Plattelandsvoorzieningen

In de Nota van Wijziging op de begroting 2008 zijn de gevolgen van de motie van Geel c.s. (TK 31 200 nr. 16) verwerkt. De motie betreft onder meer het voorzieningenniveau op het platteland. Deze € 5 mln. betreft de overboeking vanuit Economische Zaken, die ook bijdragen aan plattelandsvoorzieningen.

6. Loonbijstelling 2008

Dit wordt toegelicht bij artikel 28.

B. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x € 1 000
 2008 2009 20102011 2012 2013
Stand ontwerpbegroting 2008 28 52928 559 28 559 5 660 5 660 5 660
Mutatie NvW 2008       
Mutatie amendement 2008      
Mutatie 1e suppletore begroting 20084 300      
Nieuwe mutaties      
Stand ontwerpbegroting 2009 32 82928 559 28 559 5 660 5 660 5 660

Beleidsartikel 25 Voedselkwaliteit en diergezondheid

A. Opbouw uitgaven beleidsartikel x € 1 000
 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Stand ontwerpbegroting 2008 90 672 83 461 62 614 59 07359 073 59 073
Mutatie 1e suppletore begroting 200826 582 11 595 1 573 1 421 1 422 604
Nieuwe mutaties       
1 VWA en AID 4 000 4 000 4 000 4 000 4 0004 000
2 Preventie/douane 1 700 1 7002 338 2 338 2 338 2 338
3 Loonbijstelling 2008 1 875 1 597 1 5121 414 1 414 1 414
4 Overige 1 905284 284 306 306 91
Stand ontwerpbegroting 2009126 734 102 637 72 321 68 552 68 55367 520

Toelichting

1. VWA en AID

De bijdrage aan de Voedsel en Warenautoriteit (VWA) en de Algemene Inspectiedienst (AID) wordt verhoogd. Deze verhoging dient enerzijds ter dekking van maatregelen die voortvloeien uit de Kabinetsreactie op de aanbevelingen van het rapport Hoekstra (kamerstuk 26 991, nr. 177), zoals de inzet van «vliegende brigades», het vergroten van de capaciteit en kwaliteit dierenartsen en herziening van de regeling preventies. Anderzijds dient de verhoging ter dekking van een tijdelijk financieel knelpunt in relatie tot het maatregelenpakket dat in de LNV begroting 2008 is aangekondigd om de begroting van VWA in 2011 in evenwicht te brengen. De kostendekkende tarieven uit dit maatregelenpakket zijn per 1 maart 2008 ingevoerd. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt met de roodvleessector over een verhoging van de in rekening te brengen kosten in 2008 en 2009. Dit leidt nog niet tot volledige kostendekkendheid. Tenslotte zijn er op het principe van kostendekkendheid uitzonderingen gemaakt voor kleine bedrijven.

2. Preventie/douane

LNV draagt bij in de kosten van extra controles door de Douane ter voorkoming van de verspreiding van dierziekten zoals AI. Op grond hiervan wordt het onderhavige artikel structureel verhoogd.

B. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x € 1 000
 2008 20092010 2011 2012 2013
Stand ontwerpbegroting 200813 447 1 247 1 247 1 247 1 247 1 247
Mutatie 1e suppletore begroting 2008 900 9 100    
Nieuwe mutaties      
1 Ontvangsten AI Indonesië 900     
2 Overige 750     
Stand ontwerpbegroting 2009 15 99710 347 1 247 1 247 1 247 1 247

Toelichting

Ontvangsten AI Indonesië

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken levert een bijdrage in het kader van het Partnerschap Preventie en Bestrijding Vogelgriep Indonesië. Deze bijdrage vindt plaats door middel van een desaldering. Het betreft hier de 2e tranche 2008. De 1e tranche is reeds bij Voorjaarsnota 2008 verwerkt. De uitgavenverhoging van eveneens € 0,9 mln. is bij punt 4 onder «overige» opgenomen.

Beleidsartikel 26 Kennis en Innovatie

A. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 2008 2009 20102011 2012 2013
Stand ontwerpbegroting 2008 919 908917 358 909 147 897 332 892 700 892 700
Mutatie amendement 2008 – 8 000     
Mutatie 1e suppletore begroting 200830 066 17 286 16 982 20 452 14 265 14 211
Nieuwe mutaties 42 180 42 553 43 280 43 67640 935 41 098
1. Loon- en prijsbijstelling 200830 297 30 294 30 070 29 980 29 838 29 838
2. Coalitieakkoordmiddelen 245 10 06711 416 12 574 12 442 12 654
3. Natuur- en Milieueducatie  3 000 3 000 3 000  
4. Overloop DLO-bekostiging 9 500     
5. Aanvullende subsidietaakstelling – 348 – 697 – 1 394 – 1 394– 1 394
6. Overig 2 138 – 460 – 509– 484 49  
Stand ontwerpbegroting 2009 984 154977 197 969 409 961 460 947 900948 009

Toelichting

Loon- en prijsbijstelling 2008

Met deze mutatie wordt de loon- en prijsbijstellingstranche 2008 toebedeeld aan de relevante onderdelen.

Coalitieakkoordmiddelen

Op basis van afspraken in het Coalitieakkoord komt geld beschikbaar om te investeren in de kwaliteit van het onderwijs. Voor jongeren worden groene maatschappelijke stages gerealiseerd op het gebied van natuuren landschapsbeheer, voedselkwaliteit en diergezondheid en zorg- en educatieboerderijen

Natuur- en Milieueducatie

Vanuit beleidsartikel 23 wordt een bijdrage geleverd ten behoeve van de uitvoering van de nota Natuur- en Milieu educatie. (€ 2,0 mln.) Daarnaast wordt door VROM € 1,0 mln. toegekend (tot 2011), zodat voor Natuur- en Milieu-educatie tot 2011 € 5,0 mln. beschikbaar is.

Overloop DLO-bekostiging

In 2008 worden middelen die in 2007 niet zijn bevoorschot alsnog ter beschikking gesteld aan DLO.

B. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x € 1 000
 2008 2009 20102011 2012 2013
Stand ontwerpbegroting 2008 24 41823 591 19 396 13 589 8 894 8 894
Mutatie amendement 2008       
Mutatie 1e suppletore begroting 2008 5 869 303 1 646 5 868  
Nieuwe mutaties 89      
Stand ontwerpbegroting 2009 30 376 23 894 21 042 19 4578 894 8 894

Beleidsartikel 27 Bodem, water en reconstructie in zandgebieden

A. Opbouw uitgaven beleidsartikel x € 1 000
 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Stand ontwerpbegroting 2008 64 635 62 922 95 595 78 76784 879 84 879
Mutatie 1e suppletore begroting 2008– 104 – 36 – 71 – 145 – 145 – 145
Nieuwe mutaties      
1. Veenweiden 6 0008 000 12 000 9 000   
2. Loonbijstelling530 500 470 446 447 447
3. Overig– 189 439 439 439 439 – 1 242
Stand ontwerpbegroting 2009 70 872 71 825 108 433 88 50785 736 84 055

Toelichting

1. Veenweidegebieden

In het kader van het Programma Groene Hart worden in de Veenweidegebieden projecten gestart om de bodemdaling tegen te gaan, waardoor de specifieke culturele waarden en natuurwaarden die aan de veenweiden verbonden zijn, behouden blijven. Hiervoor wordt voor de periode 2008 t/m 2011 € 35 mln. beschikbaar gesteld. Gezamenlijk met de betrokken partijen in het gebied zijn voor de Veenweideprojecten businesscases ontwikkeld waarin kosten en baten zijn doorgerekend. Op basis hiervan is een liquiditeitsprognose opgesteld en is het ritme vastgesteld waarin de rijksbijdrage beschikbaar kan worden gesteld.

Gezien de aard van de uitgaven hoort dit budget thuis op artikel 27/operationele doelstelling 27.11 Reconstructie Zandgebieden en is dit instrument van artikel 24 hiernaartoe verplaatst.

2. Loonbijstelling

Dit wordt toegelicht bij artikel 28.

B. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x € 1 000
 2008 2009 20102011 2012 2013
Stand ontwerpbegroting 2008 331548 26 711 26 711 26 710 26 710
Mutatie 1e suppletore begroting 2008       
Nieuwe mutaties      
Stand ontwerpbegroting 2009 331 54826 711 26 711 26 710 26 710

Beleidsartikel 28 Nominaal en onvoorzien

A. Opbouw uitgaven beleidsartikel x € 1 000
 2008 2009 20102011 2012 2013
Stand ontwerpbegroting 2008 – 500– 2 822 – 5 643 – 11 450 – 11 450– 11 450
Mutatie 1e suppletore begroting 2008 50 40450 068 50 302 51 441 51 269 51 190
Nieuwe mutaties       
1. Loon- en prijsbijstelling 2008 – 49 550 – 49 068 – 48 302– 47 271 47 099 – 47 020
2. Geobasisregistratie  – 1 619 – 2 197– 2 219 – 2 051 – 2 051
3. NBV– 56– 218     
4. Overig – 3541 822 2 684 4 408 4 408 4 408
Stand ontwerpbegroting 2009 – 56 – 1 837 – 3 156– 5 091 – 4 923 – 4 923

Toelichting

Loon en prijsbijstelling 2008

Met deze mutatie wordt de loon- en prijsbijstellingstranche 2008 toegedeeld aan de relevante onderdelen.

Geobasisregistratie

LNV levert een bijdrage aan het ministerie van VROM voor de basisregistraties Adressen en Gebouwen, Topografie en Grootschalige Basiskaart Nederland. Deze basisregistraties maken onderdeel uit van het stelsel van basisregistraties dat overheidsbreed wordt opgesteld om enerzijds de regeldruk van en de dienstverlening aan burgers te verbeteren en anderzijds een efficiënte en effectieve overheid te bewerkstelligen.De definitieve toedeling van deze bijdrage zal plaatsvinden bij Voorjaarsnota 2009.

Nationaal Bureau Verbindingsbeveiliging

De kosten van het Nationaal Bureau Verbindingsbeveiliging (NVB) worden begroot bij het ministerie van BZK. Elk departement draagt middels een verdeelsleutel hier aan bij. Voor de jaren 2008 en 2009 wordt de LNV bijdrage hiertoe budgettair verwerkt. Het NBV adviseert en ondersteunt de departementen om hun ICT beveiligingsrisico’s terug te dringen. Reden hiervoor is dat de beveiliging van de bijzondere informatie binnen de Nederlandse overheid steeds complexer wordt en dit risico’s met zich meebrengt door toenemende complexiteit in de ICT architectuur en onvoldoende bekendheid met beveiligingsrisico’s.

Overig

Bij begroting 2008 is besloten tot een aanvullend pakket van maatregelen, waaronder een aanvullende subsidietaakstelling. Deze aanvullende subsidietaakstelling is verwerkt op artikel 28 «Nominaal en onvoorzien» en wordt nu voor wat betreft de niet ILG-onderdelen toebedeeld aan de beleidsartikelen (exclusief het deel dat betrekking heeft op het ILG).

De aanvullende subsidietaakstelling op de ILG-onderdelen wordt niet toebedeeld maar tranchegewijs gecompenseerd vanuit de eveneens tranchegewijs toe te delen CA-middelen.

Het saldo stand ontwerpbegroting 2009 betreft het restant van de aanvullende subsidietaakstelling op ILG-onderdelen dat bij de volgende tranches van de CA-middelen wordt gecompenseerd.

Daarnaast is besloten dat alle departementen bijdragen aan VROM en BZK in de kosten van geobasisregistratie en het NBV. Definitieve toedeling van deze bijdrage zal plaatsvinden bij Najaarsnoto 2008 en Voorjaarsnota 2009.

Beleidsartikel 29 Algemeen

A. Opbouw uitgaven beleidsartikel x € 1 000
 2008 2009 20102011 2012 2013
Stand ontwerpbegroting 2008 209 092213 853 211 329 203 597 199 288 199 288
Mutatie 1e suppletore begroting 2008 7 767 6 7527 032 – 2 657 3 343 – 8 857
Nieuwe mutaties15 24810 5844 965265– 8 209– 6 716
1. Loon- en prijsbijstelling 20085 1144 9114 7384 4714 3974 390
2. Sociaal Flankerend Beleid 2 666     
3. Herijking apparaatsbudgetten/renovatie hoofdgebouw 10 200 12 70012 900 8 800 – 5 600 – 2 900
4. Taakstelling ICT  – 5 000 – 10 000– 15 000 – 15 000 – 15 000
5. Medebewind – 2 100 – 2 500 – 2 200– 1 500 – 100 – 100
6. Overig – 632473 – 473 3 494 8 094 6 894
Stand ontwerpbegroting 2009232 107231 189223 326201 205194 422183 715

Toelichting

Loon en prijsbijstelling 2008

Met deze mutatie wordt de loon- en prijsbijstellingstranche 2008 toegedeeld aan de relevante onderdelen.

Sociaal Flankerend Beleid

Vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden rijksbreed middelen ter beschikking gesteld voor het uitvoeren van maatregelen in het kader van sociaal flankerend beleid. Dit betreft het aandeel voor LNV.

Herijking apparaatsbudgetten/renovatie hoofdgebouw

In aanloop naar de krimptaakstelling Coalitieakkoord zijn de apparaatsbudgetten van directies en diensten meerjarig op orde gebracht in lijn met de krimptaakstelling.

Tevens is meerjarig budget vrijgemaakt voor de renovatie van het hoofdgebouw op grond van de meest actuele inschatting van de voortgang van de renovatiewerkzaamheden.

Taakstelling ICT

LNV bezuinigt de komende jaren op ICT door enerzijds te investeren in een aantal generieke applicaties (o.a. nieuw systeem voor financiën en inkoop, digitalisering kerndepartement en implementatie nieuw relatiebeheersysteem) ten behoeve van kwaliteits- en efficiencyverbeteringen in de bedrijfsvoering en primair proces en anderzijds door het bestaande applicatielandschap te saneren door het uitfaseren van oude systemen. Dit leidt tot besparingen (in de vorm van efficiencyvoordelen, factuurreductie, inkoopvoordelen en beheerkostenreductie) van ca. 5 mln. in 2009 oplopend tot 15 mln. in 2011 en verder. Een verdere concretisering van deze besparingen en toebedeling naar de diensten waar deze neerslaan zal plaatsvinden bij Voorjaarsnota 2009.

Medebewind

Er vindt een ramingsbijstelling plaats op uitgaven voor medebewind (Produktschappen).

B. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x € 1 000
 2008 2009 20102011 2012 2013
Stand ontwerpbegroting 2008 425 716433 985 442 665 450 901 459 676 459 676
Mutatie amendement 2008       
Mutatie 1e suppletore begroting 2008 2 254 2 654 2 654 2 6542 654 2 654
Nieuwe mutaties – 673 – 673– 919 – 552 – 552 – 552
Stand ontwerpbegroting 2009 427 297 435 966 444 400453 003 461 778 461 778

BIJLAGE MOTIES EN TOEZEGGINGEN

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

Omschrijving motieVindplaats Stand van zaken
Spreekt uit, dat bij de herziening van het destructiebestel de overheidsbijdrage voor het ophalen en verwerken van kadavers gedurende de periode 2007–2011 ten minste op het huidige niveau blijft. 24 oktober 2006 Motie Atsma, 27 495, nr. 34H De overheidsbijdrage voor de jaren 2008 en 2009 is in de begroting van LNV opgenomen.
verzoekt de regering deze evaluatie niet af te wachten en reeds nu de Europese discussie te openen over het limiteren van de reisduur tot acht uur. 12 september 2007 Motie Van Velzen/Van der Ham 28 286 nr. 59 Wordt uitgevoerd.
verzoekt de regering zich in te spannen om transporten van levend vee ten bate van fictieve herkomstlabeling te verbieden. 12 september 2007 Motie van der Ham c.s. 28 286 nr. 67 Wordt uitgevoerd.
Verzoekt de regering voor stalkeuringen over te gaan tot een 100% controle bij ondernemers die zich niet verbonden hebben aan een kwaliteitssysteem dat het dierenwelzijn tijdens transport waarborgt. 12 september 2007 Motie Ormel c.s. 28 286 nr. 68 Zie TK-brief 28 286 nr. 93 van 21 december 2007.
Verzoekt de regering zich in te spannen voor een Europese limiet aan de transporttijd en/of -afstand en haar concrete inzet daaromtrent onderdeel uit te laten maken van de nota Dierenwelzijn. 12 september 2007 Motie Cramer c.s. 28 286 nr. 75 Zie Nota Dierenwelzijn28 286 nr. 97 (TK-brief van 12 oktober 2007).
Verzoekt de regering, te inventariseren welke bureaucratische knelpunten er zijn bij het samenwerken in agrarisch natuurbeheer en met aanbevelingen te komen hoe het subsidieverleningsproces beter en vooral sneller kan.15 oktober 2007 Motie Polderman c.s. 31 200 XIV nr. 33 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 216 van 7 mei 2008.
Verzoekt de regering, samen met de provincies en vertegenwoordigers van boerenorganisaties en terreinbeheerders het animo voor de ganzenopvang te verhogen en een duurzame basis te leggen voor de ganzenopvang in Nederland en te komen met een afdoende regeling voor gewasrotatie en de Kamer hierover te rapporteren. 15 oktober 2007 Motie Jager / Jacobi 31 200 XIV nr. 35 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 216 van 7 mei 2008.
Verzoekt de regering – om met een positieve grondhouding te onderzoeken of zelfsturing in het landelijk gebied de regeldichtheid kan verminderen, zonder dat wettelijke vereisten worden omzeild en; – de Noordelijke Friese Wouden aan te wijzen voor een pilot zelfsturing. 15 oktober 2007 Motie Jacobi / Atsma 31 200 XIV nr. 40 Afgedaan met TK-brief 31 200 XIV nr. 216 van 7 mei 2008.
Verzoekt de regering het initiatief te nemen om zo veel mogelijk van de Nederlandse vis (inclusief de aquacultuur) onder een duidelijk herkenbaar keurmerk op het gebied van duurzaamheid en kwaliteit te laten vallen, op basis van de richtlijnen van het Marine Stewardship Council; Verzoekt de regering een onafhankelijke instelling die onder de MSC-criteria geaccrediteerd is, de certificering en controle op zich te laten nemen.15 oktober 2007 Motie Jacobi / Koppejan 31 200 XIV nr. 57Ik ben op dit moment in gesprek met betrokken partijen, onder meer over een gezamenlijke aanpak rond certificering en de Viswijzer. Ik laat u rond de zomer weten wat dit heeft opgeleverd.
Verzoekt de regering, de productie van ganzen- en eendenlever in Europa op de agenda te zetten en aan te dringen op een Europees verbod op deze productiewijze. 1 november 2007 Motie Van Velzen c.s. 31 200 XIV nr. 105 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 216 van 7 mei 2008.
Verzoekt de regering, samen met MKB Nederland en de coöperatie SAM en andere betrokkenen op korte termijn twee proefprojecten [met nieuwe innovatieve mobiele voorzieningen waarin meerdere functies worden gecombineerd – red.] in respectievelijk Noord- en Zuid-Nederland uit te werken; Verzoekt de regering, de Kamer binnen drie maanden over de haalbaarheid te informeren. 1 november 2007 Motie Atsma c.s. 31 200 XIV nr. 110 De Tweede Kamer kan binnenkort een brief over de uitvoering van de motie Atsma, en tevens de motie van Geel (31 200, nr. 16), verwachten.
Verzoekt de regering, op korte termijn de voor- en nadelen van het realiseren van één dienst voor grondzaken in beeld te brengen en de Kamer daarna nadere voorstellen te doen. 1 november 2007 Motie Atsma c.s. 31 200 XIV nr. 111 Conform de motie wordt er op dit moment gewerkt aan een inventarisatie van de voor- en nadelen van het realiseren van één dienst voor grondzaken. Nadat ik dit met mijn collega’s in het kabinet heb besproken kan ik u nadere voorstellen voorleggen.
Verzoekt de regering, de mogelijkheden en onmogelijkheden van landwinning in de Noordzee in beeld te brengen, en daarover de Kamer binnen een jaar te informeren.1 november 2007 Motie Atsma c.s. 31 200 XIV nr. 112 De Deltacommissie, die in september 2007 is ingesteld onder voorzitterschap van de heer Veerman, zal in haar advies ingaan op de vragen die in de motie Atsma zijn gesteld. U kunt vervolgens een kabinetsreactie tegemoet zien.
Verzoekt de regering onderzoek te doen naar de oorzaken van het veelal toepassen van compensatiemaatregelen in plaats van projectalternatieven en alternatieven uit onderzoek naar mitigatie die compensatiemaatregelen kunnen voorkomen; Verzoekt de regering in dit onderzoek bijzondere aandacht te besteden aan de effectiviteit van de onderzoeken naar mitigatie en projectalternatieven ter voorkoming van compensatiemaatregelen gegeven de strekking van de relevante Europese richtlijnen en nationale en Europese jurisprudentie. 1 november 2007 Motie Snijder-Hazelhoff c.s. 31 200 XIV nr. 114 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 216 van 7 mei 2008.
Verzoekt de regering aan de pilots naming and shaming op het gebied van residuen van bestrijdingsmiddelen op groenten en fruit, het gebruik van frituurvet door cafetaria’s en HACCP op slachthuizen, een pilot openbaarmaking gegevens inspectie diertransporten toe te voegen. 1 november 2007 Motie Waalkens c.s. 31 200 XIV nr. 115 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 216 van 7 mei 2008.
Verzoekt de minister zelf de regie in handen te nemen en te komen met een voorstel waarin de kosten van (onbedoelde) contaminatie door ggo-gewassen verhaald worden op de veroorzakers, bijvoorbeeld door instelling van een schadefonds; Verzoekt de regering in het specifieke geval van (onbedoelde) contaminatie de aansprakelijkheidsstelling wettelijk te regelen, waarbij de aansprakelijkheid gelegd wordt bij degene die door teelt of verwerking van ggo-gewassen de bron van contaminatie is. 1 november 2007 Motie Waalkens c.s. 31 200 XIV nr. 116 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 216 van 7 mei 2008.
Vraagt de minister het voor deze kabinetsperiode in de volgende jaren gereserveerde bedrag voor de soortenbescherming structureel te verhogen. 1 november 2007 Motie Waalkens c.s. 31 200 XIV nr. 117 Afgedaan met TK-brief 31 200 XIV nr. 216 van 7 mei 2008.
Verzoekt de regering méér handhavers, waaronder BOA’s, in te zetten in de strijd tegen illegale jacht en (vis)stroperij; Verzoekt de regering voorts het opleidingstraject en de bevoegdheden van de groene BOA’s te heroverwegen, zodat zij hun taken optimaal kunnen uitoefenen. 1 november 2007 Motie Graus c.s. 31 200 XIV nr. 119 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 216 van 7 mei 2008.
Verzoekt de regering in samenspraak met de opstellers van het Deltaplan een onafhankelijke commissie in te stellen die de overheid van advies dient over mogelijke financieringsvormen om het Deltaplan «Nederland weer mooi» tot uitvoer te kunnen brengen.1 november 2007 Motie Cramer / Atsma 31 200 XIV nr. 121 De Task Force Financiering Landschap is opgericht. Deze zal in het najaar met de eerste resultaten komen.
Verzoekt de regering om bij de midterm review van het ILG een sociaal-economische component in het ILG op te nemen als blijkt dat de Sociaal Economische Vitaliteit daalt. 1 november 2007 Motie Van der Vlies c.s. 31 200 XIV nr. 133 Bij de midterm review van het ILGzal worden vastgesteld of de sociaal-economische vitaliteit op het platteland daalt. Zo ontstaat zicht op de wenselijkheid van opname van een sociaal economische component in het ILG.
Verzoekt de regering om de Kamer voor 1 mei 2008 inzicht te geven in de verbindingen tussen de diverse praktijkgerichte projecten en pilots, sectorale innovatieprogramma’s en kennisnetwerken en met voorstellen te komen om de aansluiting tussen deze instrumenten voor kennisverspreiding en innovatie te verbeteren. 1 november 2007 Motie Van der Vlies c.s. 31 200 XIV nr. 134 Afgedaan met TK-brief 31 200 XIV nr. 217 van 19 mei 2008.
verzoekt de regering zich nadrukkelijk in te zetten samen met eventueel gelijkgestemde lidstaten om op een zo kort mogelijke termijn te bewerkstelligen dat de relevante verordeningen van de Europese Unie zodanig worden gewijzigd dat het voor lidstaten mogelijk wordt om op structurele basis voorschotten op de bedrijfstoeslagen uit te betalen; verzoekt de regering voorts om bij de Europese Commissie te bepleiten dat deze het uitbetalen van voorschotten op de bedrijfstoeslagen, zoals bedoeld in artikel 28, lid 3, onder b, van verordening 1782/2003, in ieder geval toestaat zolang niet kan worden voldaan aan bovenstaand verzoek. 11 december 2007 Motie Snijder-Hazelhoff / Jacobi 28 625 nr. 53 Wordt betrokken bij de Health Check.
Verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze regionale, grondgebonden veehouderij in Nederland gestimuleerd kan worden. 13 december 2007 Motie Van Velzen, 31 060 nr. 13 Afgedaan met Kamerbrieven 28 973 nr. 18 van 16 januari 2008 en 28 973 nr. 28 van 21 mei 2008.
Verwacht van de regering bij de beleidsveranderingen voor de veehouderijsector een duurzaamheidstoets uit te voeren volgens onder andere de doelstellingen van het burgerinitiatief en de Kamer hierover te informeren. 13 december 2007 Motie Waalkens c.s. 31 060 nr. 22Zie Kamerbrief 31 060 nr. 25 van 23 april 2008.
Verzoekt de regering voor kalkrestproducten van de Nederlandse suikerindustrie een vergelijkbare uitzonderingspositie te blijven verschaffen zoals dit nu al is geregeld voor compost. 20 december 2007 Motie Snijder-Hazelhoff / Koopmans 28 385 nr. 98 Afgedaan met TK-brief 28 385 nr. 105 van 1 februari 2008.
Verzoekt de regering om toestemming te geven voor en ondersteuning te bieden aan enkele grootschalige pilots waarbij mineralenconcentraat uit (on)vergiste mest aangewend mag worden boven de gebruiksnormen voor dierlijke mest. 20 december 2007 Motie Van der Vlies c.s. 28 385 nr. 99 Zie TK-brief 28 385 nr. 111 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering in overleg met betrokken boerenorganisaties ontheffing te verlenen voor experimenten met verschillende gesloten kringloopsystemen en, indien deze succesvol zijn, te komen tot een geborgd certificeringsysteem voor deze manier van bedrijfsvoering. 20 december 2007 Motie Polderman 28 385 nr. 100 Zie TK-brief 28 973 nr. 30 van 24 juni 2008.
Verzoekt de regering de werkingscoëfficiënt en de gebruiksnormen voor bedrijven die weiden en opstallen zodanig te middelen dat er niet meer milieuruimte wordt gebruikt, maar dat de discriminatoire werking er uit wordt gehaald om daarmee de weidende bedrijven een betere uitgangspositie te geven. 20 december 2007 Motie Waalkens c.s. 28 385 nr. 102 Deze motie zal worden uitgevoerd bij de herziening van de regeling in oktober. Deze regeling gaat in per 2009.
De motie benadrukt het belang van keuzevrijheid van producent en consument om te kunnen kiezen voor «ggo vrije» producten. Om die keuzevrijheid te behouden, verzoekt het lid Polderman de regering er in Europa op aan te dringen om de aanvoer van ggo vrije soja te garanderen door middel van het opzetten van ggo vrije ketens van soja. 29 januari 2008 Motie Polderman c.s. 31 200 XIV nr. 173 Afgedaan met TK-brief 31 200 XIV nr. 223 van 6 juni 2008.
Verzoekt de regering een inventarisatie te doen naar de kansen en risico’s van sojaproductie voor ontwikkelingslanden en de Kamer hierover binnen zes maanden te informeren en de Europese alternatieven voor soja te onderzoeken en rassen- en teeltonderzoek te stimuleren en eveneens de Tweede Kamer hierover te informeren. 29 januari 2008 Motie Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. 31 200 XIV nr. 174 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 223 van 6 juni 2008. Dit jaar zal ik de Kamer hierover nader informeren.
Verzoekt de regering om het gebruik van duurzaam veevoer, gebaseerd op Europese eiwitten of duurzame soja, als voorwaarde voor het verkrijgen van subsidie onder de subsidieregeling «Maatlat Duurzame Veehouderij/MIA/Vamil» te laten gelden. 29 januari 2008 Motie Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. 31 200 XIV nr. 175 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 223 van 6 juni 2008.
Verzoekt de regering een concrete maatregel uit te werken waarmee de vraag naar gecertificeerde soja (de zogenaamde «Basel soja») op korte termijn gestimuleerd kan worden, zodat dit een positieve prikkel geeft aan de uitbreiding van de productie van gecertificeerde soja in Zuid-Amerika.29 januari 2008 Motie Wiegman-van Mepplen Scheppink c.s. 31 200 XIV nr. 176 Afgedaan met TK-brief 31 200 XIV nr. 223 van 6 juni 2008.
Verzoekt de regering een overzicht te geven van: • de aantallen veterinaire overtredingen in 2007;• de aard van de overtredingen; • de hoeveelheid overtredingen die zijn doorgegeven aan het Openbaar Ministerie; • de opgelegde sancties aan vervoerders van levende dieren met betrekking tot veterinaire overtredingen. 4 februari 2008 Motie Van Velzen 28 286 nr. 98 Afgedaan met TK-brief 28 286 nr. 214 van 7 mei 2008.
Verzoekt de regering de import van producten van vossen- en chinchillabont in Nederland te verbieden. En verzoekt de regering tevens in Europa het debat over vossen en chinchilla’s te intensiveren met als eerste doel een Europees verbod op het fokken van vossen en chinchilla’s voor bont. 4 februari 2008 Motie Van Velzen 28 286 nr. 108 Zie TK-brief 28 286 nr. 222 van 1 juli 2008.
Verzoekt de regering te onderzoeken welke diersoorten in Nederland gehouden worden voor dierlijke producten en voor deze soorten onderzoek te doen naar welzijnsaspecten. Verzoekt de regering tevens regelgeving op te stellen om er zorg voor te dragen dat het welzijn van de dieren in deze sectoren ook gegarandeerd is. 4 februari 2008 Motie Van Velzen 28 286 nr. 109 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering een centrale, transparante en onafhankelijke registratie van het gebruik van receptplichtige diergeneesmiddelen bij landbouwhuisdieren te bevorderen. 4 februari 2008 Motie Ormel / Waalkens 28 286 nr. 110 Zie TK-brief 28 286 nr. 221 van 30 juni 2008. De Taskforce antibioticaresistentie dierhouderij komt naar verwachting in het voorjaar 2009 met de resultaten. Op basis van deze resultaten en de private initiatieven zal duidelijk worden of er een centraal register komt en hoe deze er dan uit moet zien.
Verzoekt de regering de mogelijkheden te onderzoeken om te komen tot een privaatrechtelijke Orde voor dierenartsen. 4 februari 2008 Motie Ormel 28 286, nr. 111 Zie TK-brief 30 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008. De KNMvD voert op dit moment met haar leden en haar omgeving discussie over haar positie en betrekt hierin ook het aspect van de orde. Over de uitkomst zal ik de Kamer nader informeren.
Verzoekt de regering in overleg met het KWPN te bevorderen dat de toekomst van het Gelderse paard veilig wordt gesteld. 4 februari 2008 Motie Ormel / Snijder-Hazelhoff 28 286, nr. 113 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering dierenspeciaalzaken, import- en groothandel van overige diersoorten te betrekken bij het overleg ter voorbereiding van een privaat certificatiestelsel. 4 februari 2008 Motie Snijder-Hazelhoff 28 286 nr. 115 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering dit kader voor december 2008 te ontwikkelen en aan de Kamer voor te leggen. Verzoekt de regering tevens de Kamer te informeren over de toepassing van dit afwegingskader op toekomstige besluiten die raken aan dierenwelzijn. 4 februari 2008 Motie Waalkens / Cramer 28 286 nr. 117 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering opleiding mogelijk te maken tot paraveterinair dierenambulancepersoneel. 4 februari 2008 Motie Graus / Ormel 28 286 nr. 120 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering om een voortzetting van de monitoring in en rond kassen waar nu en in het verleden Lucky bamboo heeft gestaan en zo spoedig mogelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de aanwezigheid van tijgermuggen rond de invoerroute en de Kamer hierover te informeren. Verzoekt de regering tevens importeurs van Lucky bamboo te verplichten deze planten na aankomst in quarantaine te plaatsen tot duidelijk is dat zich geen tijgermuggen dan wel hun eieren en larven meer op de planten bevinden en de Plantenkundige Dienst hierop toe te laten zien. 4 februari 2008 Motie Cramer / Waalkens 28 286 nr. 122 Afgehandeld met TK-brief 28 286 nr. 208 van 27 maart 2008.
Verzoekt de regering over te gaan tot verplicht cameratoezicht op veemarkten en de Kamer hierover te informeren. 4 februari 2008 Motie Thieme 28 286 nr. 149Zie TK-brief 28 286 nr. 209 van 3 april 2008.
Verzoekt de regering het voornemen om per 2009 rubberen matten verplicht te stellen in stallen waar vleeskalveren anders dan op stro gehuisvest worden, op te schorten. Verzoekt de regering grootschalig praktijkonderzoek te faciliteren waarin alternatieve vloertypen vergeleken worden op de effecten op loop- en ligcomfort, infectiedruk en stalklimaat, dit onderzoek te koppelen aan de welzijnsmonitor voor vleeskalveren en op basis van de resultaten een besluit te nemen over verplichte toepassing van rubberen matten of andere vloertypen. 4 februari 2008 Motie Ormel c.s. 28 286 nr. 170 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering binnen twee maanden over te gaan tot ratificering van de Europese overeenkomst ter bescherming van kleine huisdieren (ETS-125, 1987). 4 februari 2008 Motie Thieme / Ouwehand 28 286 nr. 172 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering om binnen een half jaar met een plan van aanpak te komen om de malafide hondenhandel tegen te gaan.4 februari 2008 Motie Ouwehand / Thieme 28 286 nr. 192 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering de doorontwikkeling van deze alternatieven te faciliteren, hoge prioriteit te geven en de Kamer een overzicht te geven van de stappen die de regering gaat zetten. 4 februari 2008 Motie Waalkens / Cramer 28 286 nr. 197 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering het toezicht op juiste toepassing van de elektrische bedwelmingsmethode te verscherpen.4 februari 2008 Motie Van Velzen 28 286 nr. 198 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering om nu al maatregelen te nemen ter bestrijding van de handel in soja uit net ontboste gebieden, waarvoor waardevolle natuurgebieden zijn vernietigd en/of waarbij slavernij is gebruikt. 12 februari 2008 Motie Koser Kaya c.s. 31 060 nr. 24 Afgedaan met TK-brief 31 200 XIV nr. 223 van 6 juni 2008.
Verzoekt de regering met de sectoren te onderzoeken welke mogelijkheden er bestaan voor het opzetten, voeden en beheren van een «revolving fund», waardoor de vereiste overgangstermijn van twee jaar overbrugd kan worden. Verzoekt de regering de opdracht aan de task force biologische landbouw zodanig in te richten dat wordt gestreefd naar meerjarige ketenafspraken encontracten, waardoor een stevige basis ontstaat voor de ambitie dat de biologische landbouw 10% van de productie zou moeten omvatten. 3 maart 2008 Motie Jacobi / Atsma 29 842 nr. 32 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de mosselzaadvisserij uitgevoerd kan blijven worden conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in het beleidsbesluit «Ruimte voor een Zilte Oogst» en de PKB Waddenzee. 6 maart 2008 Motie Koppejan / Jacobi 21 501-32 nr. 265 Zie TK-brief 29 675 nr. 45 van 26 juni 2008.
Verzoekt de regering zo spoedig mogelijk duidelijkheid te geven over de verduurzaming van de mosselvisserij, een einddoel te formuleren en een tijdpad om dat te bereiken. 6 maart 2008 Motie Polderman 21 501-32 nr. 266 Zie TK-brief 29 675 nr. 45 van 26 juni 2008.
Verzoekt de regering zich te verbinden aan een inspanningsverplichting om uiterlijk medio april 2008 voorzieningen te treffen die deze desastreuze gevolgen voor de mosselvissers ongedaan maken, waardoor de mosselsector voor Nederland behouden blijft. 6 maart 2008 Motie Graus 21 501-32 nr. 267 Zie TK-brief 29 675 nr. 45 van 26 juni 2008.
Verzoekt de regering om bij het opstellen ten aanzien van de ammoniakdepositie de kritische depositiewaarden te beschouwen als streefwaarden; Verzoekt de regering om individuele ondernemers niet af te rekenen op de overschrijding van de kritische depositiewaarde door de achtergronddepositie doch te handelen conform de, onder meer met de provincies, gemaakte afspraken. 6 maart 2008 Motie Jager 31 200 XIV nr. 188 Zie TK-brief 30 654 nr. 51 van 30 juni 2008.
Verzoekt de regering in principe uit te sluiten dat door de opneming van nieuwe natuur in de begrenzing van Natura 2000 de ontwikkelingsruimte van bedrijven extra beperkingen ondervindt. 6 maart 2008 Motie Jager / Graus 31 200 XIV nr. 189 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering bij de midterm review van het POP2 in 2009 te bezien of de mogelijkheid van cofinancieren van Natura 2000-maatregelen voor agrariërs op landbouwgrond in het kader van het Plattelandsprogramma 2007–2013 kan worden geactiveerd. 6 maart 2008 Motie Cramer / Jager 31 200 XIV nr. 190 Afgedaan met TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering het bestaande Steunpunt Natura 2000 open te stellen voor en actieve ondersteuning te laten verlenen aan particulieren en relevante organisaties en deze ondersteuning zoveel als mogelijk te bundelen met de ondersteuning bij de Kaderrichtlijn water en de Kamer hierover te informeren. 6 maart 2008 Motie Cramer / Snijder-Hazelhoff 31 200 XIV nr. 191Afgedaan met TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering om in de definitieve aanwijzingsbesluiten van de eerste tranche en de nog te nemen ontwerpaanwijzingsbesluiten van de tweede tranche bij wijziging van doelen van de status herstel naar behoud, een expliciete ecologische motivering toe te voegen die aangeeft waarom deze keuze verantwoord is en hoe en in welke mate in de verschillende Natura 2000-gebieden zal worden gezorgd voor een gunstige staat van instandhouding voor de betreffende soort of habitat op nationaal niveau. 6 maart 2008 Motie Polderman 31 200 XIV nr. 192 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering geen maatregelen die extra beperkingen opleveren op te nemen in beheerplannen van Natura 2000-gebieden ten aanzien van soorten die niet of niet duurzaam in het gebied voorkomen, maar waarvoor wel instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd; Verzoekt de regering voorts instandhoudingsdoelen aan te passen wanneer uit ecologisch-wetenschappelijk onderzoek blijkt dat in een Natura 2000-gebied geen gunstige omstandigheden zijn voor de vestiging van nieuwe duurzame populaties van soorten die niet of niet duurzaam voorkomen en waarvoor het gebied wel is aangewezen. 6 maart 2008 Motie Snijder-Hazelhoff 31 200 XIV nr. 194 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
* Verzoekt de regering verder onderzoek te doen naar maatregelen die mogelijk of nodig zijn om de infectiedruk laag te houden, waaronder de door het RIVM genoemde maatregelen als het niet mengen van diersoorten op één bedrijf en onderlinge afstanden tussen bedrijven in de intensieve veehouderij; * Verzoekt de regering tevens op basis van de uitkomsten van dit onderzoek te komen met voorstellen ten aanzien van het houden van dieren om de volksgezondheidsrisico’s te beperken; * Verzoekt de regering voorts een internationale conferentie te organiseren in samenwerking met OIE, WHO, FAO, Nederlandse en internationale wetenschappers om kennis uit te wisselen en tot meer verdieping te komen. 12 maart 2008 Motie Jacobi / Koopmans 28 973 nr. 23Wordt uitgevoerd.
Verzoekt de regering de overgangstermijn voor het koudmerken in het Ingrepenbesluit van de Gwwd met drie jaar te verlengen tot juli 2011. 12 maart 2008 Motie Waalkens c.s. 21 501-32 nr. 254 Afgedaan met TK-brief 21 501–32 nr. 285 van 19 mei 2008.
Verzoekt de regering in de eerstvolgende voortgangsrapportage Duurzaam inkopen aan te geven of en, zo ja, op welke wijze dierenwelzijn integraal kan worden opgenomen in de duurzaamheidscriteria. 2 april 2008 Motie Ouwehand 30 196 nr. 30 Afgedaan met TK-brief van de minister van VROM 30 196 nr. 33 van 23 mei 2008.
Verzoekt de regering tot zowel kwalitatieve als kwantitatieve opbouw van het aantal controles, geïntensiveerde opsporing en vervolging, betere samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven, het inzetten van meer onaangekondigde controles door meerdere handhavers en controleurs van AID en VWA bij slachterijen, om het «waarschuwingssysteem» voor te zijn en de kans op intimidatie en/of bedreiging van deze controleurs en handhavers te verkleinen. 3 april 2008 Motie Graus 26 991 nr. 180 Afgedaan met TK-brief 26 991 nr. 205 van 20 juni 2008.
Verzoekt de regering aan te geven op welke wijze de opsporingsactiviteiten enerzijds en de borging van voedselveiligheid, dierwelzijn en volksgezondheid anderzijds gestalte krijgen in de nieuwe organisatie, alvorens over te gaan tot fusie van VWA, AID en PD; verzoekt de regering tevens alvorens door te gaan met de fusie van VWA, PD en AID, een inventarisatie te maken van verbeterpunten die bij de VWA gerealiseerd moeten zijn voordat de fusie plaatsvindt en aan te geven welke in de fusie plaatsvinden en hierover de Kamer binnen zes maanden te rapporteren. 3 april 2008 Motie Waalkens / Ormel 26 991 nr. 191. Afgedaan met TK-brief 26 991 nr. 206 van 20 juni 2008.
Verzoekt de regering om de uitbesteding van wettelijke controles van geslachte dieren aan het commerciële bedrijf BV KDS en de huidige werkwijze van toezicht op controle alsnog ter goedkeuring voor te leggen aan de FVO en de Europese Commissie en de Kamer hierover binnen een half jaar te informeren. 3 april 2008 Motie Thieme 26 991 nr. 193 Dit wordt meegenomen in de toegezegde voortgangsrapportage VWA in september 2008.
Verzoekt de regering haar medewerking te verlenen aan een door de sector uit te voeren onderzoek op basis waarvan kan worden vastgesteld wat de financiële situatie (nulmeting) thans is. 8 april 2008 Motie Snijder-Hazelhoff / Koppejan 29 675 nr. 39 Zie TK-brief 29 675 nr. 45 van 26 juni 2008.
Verzoekt de regering onmiddellijk tot actie over te gaan tegen deze malafide praktijken door Japan kenbaar te maken dat de walvisjacht en afslachting van dolfijnen door ons land niet wordt getolereerd en enig voorstel dat neigt naar afschaffing van het moratorium niet te steunen. 8 april 2008 Motie Graus 31 200 XIV nr. 200Afgedaan met TK-brief 31 200 XIV nr. 211 van 31 maart 2008.
Verzoekt de regering naast handhaving van het moratorium de mogelijkheden te onderzoeken van aanvullende maatregelen en sanctiemogelijkheden, teneinde een einde te maken aan de illegale walvisjacht. 8 april 2008 Motie Van Velzen 31 200 XIV nr. 210Afgedaan met TK-brief 31 200 XIV nr. 226 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering Staatsbosbeheer expliciet te wijzen op zijn verantwoordelijkheid om ruimte te geven aan de zandwinning in het Gasselterveld. 23 april 2008 Motie Graus 29 659 nr. 14 Afgedaan met TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering erop toe te zien dat Staatsbosbeheer geen concurrentieen marktverstorende activiteiten ontplooit. 23 april 2008 Motie Graus 29 659 nr. 15 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat Staatsbosbeheer in overleg treedt met de betrokken gemeenten en met de betrokken burgers om te komen tot teruggave van de gronden onder genoemde voorzieningen en bebouwing. Verzoekt de regering de Kamer over de uitkomsten van dit overleg te informeren. 23 april 2008 Motie Snijder-Hazelhoff c.s. 29 659 nr. 17 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering te komen met voorstellen tot aanpassing van de relevante wetgeving die ertoe leidt dat in de toekomst Staatsbosbeheer zich gedraagt als een beheer uitvoerende organisatie en zich dus richt naar het beleid van de minister; verzoekt de regering de Kamer een notitie voor te leggen waarin zij aangeeft op welke wijze zij voorgaand verzoek gaat invullen en hoe de ministeriële verantwoordelijkheid voor het optreden van Staatsbosbeheer in de toekomst, rekening houdend met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, wordt vormgegeven. 23 april 2008 Motie Snijder-Hazelhoff c.s. 29 659 nr. 18 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering begin 2009 te komen met een evaluatie van Staatsbosbeheer en deze aan de Kamer voor te leggen. 23 april 2008 Motie Snijder-Hazelhoff c.s. 29 659 nr. 19 Afgedaan met TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering deze commissie onder leiding te doen staan van de minister van LNV, de commissie zodanig samen te stellen dat alle relevante partijen zich voelen vertegenwoordigd, de opdracht aan de commissie met de Kamer te bespreken en de bevindingen van de commissie aan de Kamer voor te leggen. 23 april 2008 Motie Mastwijk c.s. 29 659 nr. 20Afgedaan met TK-brief 29 659 nr. 28 van 1 juli 2008.
Verzoekt de regering het zogenaamde MAZARS-rapport zodanig in de bedrijfsvoering van Staatsbosbeheer te implementeren dat de handel in hout en biomassa door Staatsbosbeheer zich beperkt tot leverantie vanuit eigen productie, er zorg voor te dragen dat Staatsbosbeheer producten op de markt brengt tegen marktconforme prijzen en de organisatiestructuur, inclusief bv’s, met betrekking tot het voorgaande door te lichten. 23 april 2008 Motie Mastwijk / Snijder-Hazelhoff 29 659 nr. 21 Zie TK-brief 31 200 XIV nr. 225 van 16 juni 2008.
Verzoekt de regering om in de taakstelling van Staatsbosbeheer de opdracht mee te geven dat Staatsbosbeheer er mede zorg voor dient te dragen dat recreatie op de Waddeneilanden betaalbaar blijft. 23 april 2008 Motie Jacobi c.s. 29 659 nr. 24 Afgedaan met TK-brief 29 659 nr. 28 van 1 juli 2008.
Verzoekt de regering de taakopdracht van de commissie-De Jong waar nodig zodanig aan te passen dat deze commissie ook nagaat of het bij beoordeling van toekomstige regelgeving gewenst is, deze te onderwerpen aan een «Waddentoets» zodat kan worden nagegaan of deze regelgeving voor de Waddeneilanden een onevenredig nadelige uitwerking kan hebben. Verzoekt de regering voorts het oordeel van de commissie-De Jong over de bruikbaarheid van het instrument Waddentoets aan de Kamer voor te leggen. 23 april 2008 Motie Jacobi c.s. 29 659 nr. 25 Afgedaan met TK-brief 29 659 nr. 28 van 1 juli 2008.
Verzoekt de regering om de subsidieverlening vanuit de rijksoverheid, zodanig via één loket te organiseren, dat er een rustige financiering ontstaat waarmee een project of programma langjarig toegekend kan worden; Verzoekt de regering tevens in overleg te treden met IPO en VNG over eenzelfde rustige en langjarige financiering door provincies en gemeenten. 5 juni 2008 Motie Van Velzen / Jacobi 20 487 nr. 23 Conform toezegging worden mogelijkheden voor de vorming van één loket voor subsidieverlening onderzocht.
verzoekt de regering om in overleg met VNG aan te geven hoe gemeenten invulling moeten geven aan natuur- en milieueducatie zodanig dat materialen, middelen en activiteiten structuur en voor iedereen beschikbaar zijn. 5 juni 2008 Motie Van Velzen / Polderman 20 487 nr. 24 In het kader van de nog op te richten regiegroep, waaraan ook VNG zal deelnemen, wordt gewerkt aan een database «NME-inventaris van Nederland».
verzoekt de regering om zorg te dragen voor de verwerking van de resultaten van de Benelux-Werkconferenties in de komende uitvoeringsprogramma’s behorende bij de NME-nota, en roept de regering op om tijdens de Benelux-Werkconferentie die dit jaar in Wageningen wordt gehouden, de internationale component van de uitvoeringsprogramma’s te presenteren. 5 juni 2008 Motie Biskop 20 487 nr. 29 In uitvoering. De resultaten en bevindingen van de conferentie zullen in aanbevelingen voor de uitvoeringsprogramma’s worden omgezet.
Verzoekt de regering in het uitvoeringsprogramma aan te geven hoe zij vorm geeft aan deze toezegging en het NME-veld bij de uitvoering betrekt, en om dit uitvoeringsprogramma voor de zomer aan de Kamer te doen toekomen; Verzoekt de regering tevens jaarlijks bij de begroting een overzicht te voegen van de besteding van rijksmiddelen bestemd voor NME. 5 juni 2008 Motie Cramer 20 487 nr. 30 In uitvoering. Het uitvoeringskader en het jaarplan 2008–2009 in samenspraak met andere betrokken overheden opgesteld en medio oktober aan de Tweede Kamer toegezonden.
Verzoekt de regering concrete indicatoren en afrekenbare doelstellingen te formuleren die een eenduidig inzicht verschaffen in de voortgang van het kabinetsbeleid dat erop is gericht en grotere mate van dierenwelzijn te bereiken en de Kamer hierover vóór de begrotingsbehandeling van 2009 te informeren.11 juni 2008 Motie Thieme 31 472 nr. 14 Uitvoering van de motie zal worden betrokken bij de jaarlijkse rapportage over de voortgang van het werkprogramma dierenwelzijn. Een deel van de motie spreekt over de 5% integraal diervriendelijke stallen. Ten aanzien van deze stallen wordt momenteel een monitor ontwikkeld. Deze is in het voorjaar 2009 gereed.
verzoekt de regering een beoordelingskader op te stellen voor gemeenten en provincies, waarmee zij bij alle vergunningaanvragen voor nieuw gebruik en voor bestaand gebruik een check uitvoert of een Natuurbeschermingswetvergunning noodzakelijk is; verzoekt de regering daarin op te nemen een adviesfunctie richting de initiatiefnemer welke maatregelen hij/zij kan nemen om schade aan de natuur te verminderen. 18 juni 2008 Motie Jacobi 31 038 nr. 22Afgedaan. Is onderdeel van beleid. In de bestaande handreikingen is al een beoordelingskader opgenomen.
verzoekt de regering mede op basis van de evaluatie van de Natuurbeschermingswet de mogelijkheden te bezien voor een vorm van meldingsplicht voor verstorende, maar mogelijk niet significante activiteiten, bijvoorbeeld door aan te sluiten bij melding in het kader van de wet Milieubeheer, en hier in het najaar op terug te komen. 18 juni 2008 Motie Cramer / Jacobi 31 038 nr. 24 De meldplicht in relatie tot de milieuvergunning kan worden geregeld in het kader van de omgevingsvergunning en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Verzoekt de regering een vervolgnotitie/actieprogramma te schrijven met daarin heldere afrekenbare doelstellingen met deadlines, te nemen maatregelen en een overzicht van de daarvoor beschikbare financiën. 19 juni 2008 Motie Polderman 26 407 nr. 32 In uitvoering. TK wordt over vervolg geïnformeerd.
Verzoekt de regering alvorens definitieve besluitvorming plaatsvindt, in samenwerking met de partners van het maatschappelijk convenant Noordzeevisserij in kaart te brengen welke consequenties het van toepassing verklaren van de Natuurbeschermingswet voor de Nederlandse Exclusieve Economische Zone heeft op de Nederlandse visserij en ander activiteiten. 19 juni 2008 Motie Koppejan / Atsma 26 407 nr. 33 Is onderdeel van beleid.
roept het kabinet op in overleg te treden met de provincie Overijssel en derhalve niet over te gaan tot aanwijzing van het Wierdense Veld als Natura 2000-gebied. 3 juli 2008 Motie Schreijer-Pierik 30 654 nr. 55 Overleg met de provincie Overijssel zal plaatsvinden.
Verzoekt de regering, de problemen binnen de VWA inzake het toezicht, de controle en de handhaving van het vervoer van levend vee en in de slachterijen, zoals geconstateerd in het rapport van Vanthemsche, met prioriteit aan te pakken alvorens met de geplande fusie van VWA, AID en PD in 2011 door te gaan; verzoekt de regering, de Tweede Kamer over de voortgang daarvan periodiek te rapporteren Duiding Minister: Ik ga ervan uit dat ik de motie als volgt mag duiden. Het transport van levend vee en de slachterijen worden aangepakt. De mogelijkheden van de AID, de PD en de VWA moeten worden benut. Het fusietraject kan in 2011 worden afgerond. Dat betekent dat ik in september het kaderbesluit ga vaststellen. 3 juli 2008 Motie Waalkens c.s. 26 991 nr. 213 Momenteel wordt gewerkt aan het Kaderbesluit die ik in september/oktober hoop vast te stellen.
Verzoekt de regering het nijpend tekort aan goed opgeleide VWA-keuringsartsen op te lossen door in betere scholing te voorzien waaronder postacademisch onderwijs, betere informatievoorziening, werkvoorbereiding, terugkoppeling, nazorg en bescherming van deze bijzondere dierenartsen. Duiding Minister: Als ik het postacademisch onderwijs zo mag duiden dat het hier gaat om maatwerkopleiding, nascholing en begeleiding van deze dierenartsen, dan zie ik de motie als een ondersteuning van mijn beleid. 3 juli 2008 Motie Graus 26 991 nr. 215 Hierop wordt in oktober teruggekomen in de Voortgangsrapportage Verbetering toezicht diertransporten en slachterijen.
Verzoekt de regering ten behoeve van de werkgelegenheidsvoorziening, en in het kader van de, eveneens door de minister gewenste, internationalisering van de AID, het AID-hoofdkantoor voor Zuid-Limburg te behouden. 3 juli 2008 Motie Graus 26 991 nr. 216 Afgedaan met TK-brief 26 991 nr. 221 van 11 juli 2008.
Verzoekt de regering de effecten op het voortbestaan van slachthuizen en de spreiding expliciet in overweging te nemen bij het nemen van maatregelen die betrekking hebben op de intensiteit van toezicht en controle en de doorberekening van de kosten van toezicht en controle naar slachthuizen. 3 juli 2008 Motie Snijder-Hazelhoff 26 991 nr. 218 Hierop wordt in oktober teruggekomen in de Voortgangsrapportage Verbetering toezicht diertransporten en slachterijen.
Verzoekt de regering om binnen de EU-kaders het initiatief Taurus verder te ontwikkelen, zodat op basis van een protocol met audits én resultaatverplichtingen voor de pluimveeslachterijen naar een op risico’s gericht toezicht kan worden gewerkt. Duiding Minister: Een aangepast Taurus-voorstel dat past binnen het door mij voorgestane toezicht op controleaanpak wil ik graag in Brussel bepleiten. Als ik de motie zo kan duiden, zie ik die als een ondersteuning van mijn beleid. 3 juli 2008 Motie Atsma 26 991 nr. 219 Hierop wordt in oktober teruggekomen in de Voortgangsrapportage Verbetering toezicht diertransporten en slachterijen.
Verzoekt de regering de verantwoordelijkheden van de verschillende ministers bij gezondheidsbedreigende bio-invasies helder vast te leggen zodat slagvaardiger kan worden opgetreden; verzoekt de regering een adequaat budget ter beschikking te stellen voor een netwerk t.b.v.Invasieve Exoten i.o., benodigd voor risicoanalyses, bijbehorende bestrijdingsplannen, monitoring, communicatie en formulering van beleidsadviezen. 3 juli 2008 Motie Polderman / Van Velzen 31 379 nr. 6 Een netwerk t.b.v.Invasieve Exoten wordt ingericht om maximale flexibiliteit te bieden voor het inschakelen van deskundigen ten behoeve van onder andere risicoanalyses.

Door de bewindspersoon gedane toezeggingen aan de Tweede Kamer

ToezeggingVindplaats Stand van zaken
Vitaal platteland, natuur en landschap  
De toevoeging van nieuwe natuur aan Natura 2000-gebieden wordt opnieuw beoordeeld (op twee genoemde criteria). AO Natura 2000, 13 februari 2008 Nieuwe natuur wordt in twee situaties meebegrensd: wanneer er natuurwaarden zijn of worden ontwikkeld die overeenkomen met de rest van het natura2000-gebied; en wanneer de nieuwe natuur noodzakelijk is om de instandhoudingdoelstellingen te kunnen realiseren. De verschillende aanwijzingsbesluiten zullen op basis van deze twee criteria worden beoordeeld op toevoeging van nieuwe natuur
De minister zal met een positieve grondhouding bezien of nieuwe natuur niet buiten de begrenzing van Natura 2000 kan blijven. VAO Natura 2000, 6 maart 2008 Nieuwe natuur wordt in twee situaties meebegrensd: wanneer er natuurwaarden zijn of worden ontwikkeld die overeenkomen met de rest van het natura2000-gebied; en wanneer de nieuwe natuur noodzakelijk is om de instandhoudingdoelstellingen te kunnen realiseren.   De verschillende aanwijzingsbesluiten zullen op basis van deze twee criteria worden beoordeeld op toevoeging van nieuwe natuur
De minister zal de bestuurlijke overeenkomsten met provincies over «de omkering van aanwijzingsbesluiten en beheerplannen» aan de TK sturen. VAO Natura 2000, 6 maart 2008 Op dit moment liggen de overeenkomsten nog ter ondertekening bij de provincies.
De minister zal het werkplan van de provincie Gelderland over de aanpak van wilde zwijnen op de Veluwe aan de TK sturen. Mondelinge vragen lokvoersporen A28Het werkplan zal voor Prinsjesdag aan de TK verzonden zijn.
De minister gaat nog voor de zomer om tafel met de sector en natuurbeschermingsorganisaties om gezamenlijk perspectief te bepalen.AO mosselzaadinvang, 27 maart 2008 Afgedaan met TK-brief 2007–2008, 29 675 nr. 45
De minister zal een commissie instellen om te bepalen wat een redelijk ingroeimodel voor de canon is en over wanneer een nieuwe erfpachtovereenkomst met Staatsbosbeheer moet worden aangegaan. De minister zal over een half jaar rapporteren over de resultaten van de commissie De JongAO Staatsbosbeheer, 15 april 2008 Afgedaan met TK-brief 2007–2008, 29 659 nr. 28
De minister neemt contact op met haar Zuid-Afrikaanse college over trofeejacht en game farming (onder welke voorwaarden en welke methoden). AO handhaving soorten en trofeejacht, 18 juni 2008 Verzoek is verzonden via LNV-raad in Pretoria.
Dierenwelzijn  
VWA: Per 1 april 2008 100% klepkeuring (en geen overgang naar stalkeuring) als er geen deugdelijke, geaccrediteerde en door de VWA gevalideerde kwaliteitssystemen zijn. Brief aan TK (26 991 nr. 177) van 20 maart 2008 Afgedaan met TK-brief 26 991 nr. 194 van 2 april 2008.
De TK ontvangt voor het eind van 2007 de Nota Dierenwelzijn. AO Moties en Toezeggingen Begrotingsbehandeling LNV van 4 april 2007 Afgedaan met TK-brief 28 286 nr. 76 van 12 oktober 2007.
De minister zal de Kamer jaarlijks informeren over de realisatie en voortgang van de doelen uit de Nota Dierenwelzijn en het Werkprogramma. Plenair debat LNV-begroting 2008 van 1 november 2007 & Notadebat Dierenwelzijn van 28 januari en 4 februari 2008 De Kamer wordt begin 2009 over de voortgang geïnformeerd.
De minister zendt de Kamer voor het einde van het zomerreces een voortgangsrapportage inzake het intrekken van de Regeling Agressieve Dieren. AO RAD van 10 juni 2008 De TK ontvangt t.z.t. de voortgangsrapportage.
Afronding van de evaluatie dierentuinenbesluit eind 2008. Nota Dierenwelzijn28 286 nr. 76 De TK wordt t.z.t. geïnformeerd.
Onderzoek naar het welzijn van circusdieren wordt eind 2008 afgerond. Nota Dierenwelzijn 28 286 nr. 76 De TK wordt t.z.t. geïnformeerd.
Duurzaam Ondernemen  
Mest: Bij de Europese Commissie wordt samen met de sector een traject in gang gezet om drijfmest en digestaat, verwerkt met behulp van een combinatie van technieken, te kunnen verhandelen als (EG)-meststof en als kunstmestvervanger toe te mogen passen. Brief aan TK (28 385, nr. 93) van 3 december 2007Zie TK-brief 28 385 nr. 111 van 16 juni 2008.
De TK ontvangt dit jaar de Visienota Biobased economy. AO Moties en Toezeggingen Begrotingsbehandeling LNV van 4 april 2007Afgedaan met TK-brief 29 575 nr. 16 van 8 oktober 2007.
De TK ontvangt voor het eind van 2007 de nieuwe beleidsnota Biologische Landbouw. Plenair debat LNV-begroting 2008 van 1 november 2007 Afgedaan met TK-brief 29 842 nr. 15 van 13 december 2007.
De TK ontvangt de resultaten van de MKBA intensieve veehouderij. AO Duurzame Landbouw van 11 april 2007 Afgedaan met TK-brief 28 973 nr. 28 van 21 mei 2008.
De TK ontvangt in september 2008 een brief inzake het betaalschema bedrijfstoeslagen 2008. AO uitbetaling bedrijfstoeslag 2007 i.h.k.v. de Europese bedrijfstoeslagregeling TK wordt in september 2008 geïnformeerd.
De minister zal in het najaar van 2008 een brief aan de TK sturen met een houtskoolschets in het kader van de toekomst van het Europese Landbouwbeleid. AO Landbouw- en Visserijraad van 19 juni 2008 Brief volgt in het najaar van 2008.
De Minister zegt toe een brief aan de TK te sturen over de brandstofproblematiek in de visserij. AO LBVR 19 juni 2008 Afgedaan met brief aan TK dd 2 juli (kamerstuk 29 675, nr. 47).
Voedselveiligheid, voedselkwaliteiten dierlijke gezondheid  
Diervoeders: stanspunt Toezicht op Controle diervoeders voor zomerreces toezenden.Algemeen Overleg Diervoeders van 24 mei 2007Afgedaan met TK-brief 26 991 nr. 159 van 10 december 2007.
Middels de Nota voedsel, welke in 2008 zal verschijnen, wil de minister integraal inzichtelijk maken van welke maatschappelijke waarden de burger aangeeft dat deze voor hem belangrijk zijn in relatie tot zijn voedselpakket.Begroting LNV 2008, 1 november 2007De nota Voedsel en consument wordt vóór het eind van het jaar naar de Kamer gestuurd.
Antibiotica: Instellen van een Taskforce antibioticaresistentie dierhouderij. De taskforce krijgt als opdracht mee om binnen een paar maanden een convenant op te stellen waar de doelen worden vastgesteld. Daar waar mogelijk zal de taskforce gebruikmaken van al bestaande sectorale ketenoverleggen en -afspraken.Brief aan TK (29 683, nr. 16) van 17 december 2007Het streven is het convenant nog dit najaar wordt ondertekend. Ik zal de Kamer van de voortgang op de hoogte houden.
VWA: In overleg met de Europese Commissie zal ik kijken naar de mogelijkheden om de vleeskeuring te moderniseren, opdat uiteindelijk minder dierenartsen nodig zijn om het keuringsproces te volbrengen. Dit wil ik in Europees verband aan de orde stellen.Brief aan TK (26 991, nr. 177) van 20 maart 2008Ik heb dit in Europees verband aan de orde gesteld. Ik zal de Kamer op de hoogte houden als er nadere informatie kan worden gegeven.
VWA: De minister zegt toe over een half jaar een voortgangsrapportage over de stand van zaken rondom de VWA naar te Kamer te sturen.Algemeen Overleg VWA van 26 maart 2008De voortgangsrapportage wordt in oktober naar de Kamer verzonden.

Door de bewindspersoon gedane toezeggingen aan de Eerste Kamer

ToezeggingVindplaats Stand van zaken
In het najaar zult u de evaluatie van de natuurwetgeving ontvangen. In deze evaluatie is aandacht voor het belang van voorlichting voor handhaving en goede uitvoering van natuurwetgeving. Brief aan EK van 26 mei 2008. Brief volgt in najaar 2008.

BIJLAGE ZBO’S EN RWT’S

Externe organisatie (met wettelijke en/of bestuurlijk taak) Status Bijdrage LNV 2009 (x € 1 000)Beleidsartikel(en)
1 Agrarische Opleidingscentra (13) RWT/Zbo1442 141 26
2 Bureau Beheer Landbouwgronden* Commissie Beheer LandbouwgrondenRWT/Zbo2Zbo 23, 24
3 College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (vh. CTB) RWT/Zbo26121
4 AOC Raad (Bureau Erkenningen) RWT   
5 Faunafonds RWT/Zbo8 183 23
6 Herinrichtingscommissie Oost-Groningen & Drents-Groningse VeenkoloniënZbo 24
7 Hogere Agrarische Onderwijsinstellingen (6) RWT/Zbo161 00626
8 Kamer voor de Binnenvisserij Zbo  
9 Raad voor de PlantenrassenZbo90029
10 Reconstructiecommissie Midden DelflandZbo1 05324
11 Regionale Grondkamers (5)Zbo  
12 Rendac BVRWT16 00025
13 Staatsbosbeheer RWT/Zbo284 58923, 24
14 Stichting BloembollenkeuringsdienstRWT/Zbo  
15 Stichting Borgstellingsfonds Landbouw3 **Zbo  
16 Stichting Centraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden ZuivelRWT/Zbo 25
17 Stichting Controlebureau Pluimvee, Eieren en EiproductenRWT/Zbo  
18 Stichting Dienst Landbouwkundig OnderzoekRWT173 71826
19 Stichting Fonds MKZ–AI3Zbo  
20 Stichting Kwaliteitscontrole Alternatieve Landbouwproductie- methodenRWT/Zbo  
21 Stichting Kwaliteitscontrole Groente en Fruit RWT/Zbo 21
22 Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst TuinbouwRWT/Zbo  
23 Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdiensten (Zaaizaad en Pootgoed Landbouwgewassen)RWT/Zbo  
24 Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds Landbouw3Zbo  
25 Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Visserij3Zbo  
26 Wageningen UniversiteitRWT/Zbo1153 40226

1 De onderwijsinstellingen zijn partieel ZBO, namelijk voor het deel waarin zij examens afnemen en beoordelen.

2 Staatsbosbeheer en BBL zijn ZBO, maar vallen niet onder de Kaderwet ZBO.

3 In opheffing.

* De bijdrage is opgenomen in het Investeringsbudget Landelijk Gebied en loopt daarom via de provincies.

** Bij Voorjaarsnota 2008 is voorzien in de omzetting van deze drie fondsen naar interne begrotingsreserves op de LNV-begroting.

BIJLAGE EUROPESE GELDSTROMEN

Inleiding

Deze bijlage biedt inzicht in de Europese geldstromen die relevant zijn voor de EU-gevoelige beleidsterreinen van het ministerie van LNV. Zij bevat een samenhangend overzicht van deze geldstromen en de co-financiering met LNV-middelen en middelen van andere overheden en private partijen. De betreffende EU-middelen zijn gestoeld op het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en het Europees Structuurbeleid.

Binnen het GLB zijn twee pijlers te onderscheiden. De eerste pijler bestaat uit het onderdeel in komenssteun en het onderdeel markt- en prijsbeleid, de tweede pijler betreft het plattelandsbeleid. De eerste pijler richt zich met behulp van instrumenten als exportrestituties, interventiemaatregelen en rechtstreekse inkomenssteun op het stabiliseren van landbouwprijzen eninkomens. De tweede pijler richt zich op de kwaliteit van alle plattelandsgebieden in de EU.

Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld, zoals beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ter bevordering van de stabiliteit van de vismarkt.

Het Europees Structuurbeleid is gericht op versterking van de sociale en economische cohesie tussen de regio’s in de EU. Niet alleen het plattelandsbeleid binnen het GLB, maar ook het Structuurbeleid bevat maatregelen ter ontwikkeling van het platteland.

Europese middelen

Sinds 2007 is een nieuw financieel regime op het GLB van toepassing. De eerste pijler en de tweede pijler van het GLB worden dan vanuit twee aparte fondsen gefinancierd: respectievelijk het Europees Landbouw Garantie Fonds (ELGF) en het Europees Landbouw Fonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). De geldstromen vanuit het ELGF worden volledig Europees gefinancierd. Bij de geldstromen vanuit de tweede pijler (ELFPO) is sprake van co-financiering door de lidstaat Nederland van een meerjarig doelstellingsprogramma: het PlattelandsOntwikkelingsProgramma Nederland (POP2).

Het GVB bestaat voornamelijk uit gezamenlijke afspraken en regelgeving op communautair niveau, die nationaal wordt gecontroleerd. Voor structurele verbeteringen binnen de lidstaat zijn er subsidies vanuit het Europees Visserijfonds (EVF), voorheen FIOV (Financieringsinstrument voor de oriëntatie van de Visserij). Hierbij wordt gewerkt volgens een meerjarig operationeel programma met co-financiering door de lidstaat Nederland.

Binnen het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) zijn voor LNV de geldstromen verbonden met het project «Doelstelling 2» relevant. Vanwege het regiogebonden karakter van de Doelstelling 2-programma’s verlopen deze geldstromen via de provincies. Net als bij de tweede pijler van het GLB en bij het GVB dient ook hier sprake te zijn van co-financiering van meerjarige operationele doelstellingsprogramma’s. Deze worden opgesteld onder eindverantwoordelijkheid van het ministerie van Economische Zaken.

In tabel 1 is een overzicht van de geraamde subsidies vanuit het GLB opgenomen. Het betreft door de EU voor Nederland gereserveerde middelen voor de periode 2007–2013. Deze uitgaven komen ten laste van het ELGF en het ELFPO en worden via de erkende betaalorganen Dienst Regelingen (ELGF) en Dienst Landelijk Gebied (ELFPO) rechtstreeks vanuit de genoemde EU-fondsen naar de belanghebbenden overgemaakt. De betaalorganen verantwoorden deze uitgaven buiten de LNV-begroting tegenover de Europese Commissie.

Tabel 1: Middelen GLB ten gunste van Nederland
Bedragen x € 1 mln. 2007 2008 2009 2010 20112012 2013
1) GLB/pijler 1 (indicatief) 1 1001 100 1 100 1 100 1 100 1 100 1 100
2) GLB/pijler 2        
As 1: Versterking concurrentiekracht landbouw en bosbouw 21,3 21,720,8 20,9 20,5 20,2 19,8
As 2: Verbetering van het milieu en het platteland 20,6 21,7 20,8 20,920,5 20,2 19,8
As 3: Leefkwaliteit op het platteland en diversificatie plattelandseconomie 20,9 21,7 20,8 20,920,5 20,2 19,8
As 4: Uitvoering van de Leader-aanpak7,0 7,2 7,0 7,0 6,8 6,8 6,6
Kosten technische bijstand0,70,40,40,60,30,30,3
Subtotaal POP270,572,769,870,368,667,766,3
Totaal EU1 170,51 172,71 169,81 170,31 168,61 167,71 166,3

De bedragen onder pijler 1 zijn indicatief. Hierin kunnen wijzigingen optreden als gevolg van veranderde marktomstandigheden en als gevolg van de healthcheck.

Bij het Plattelandsbeleid is sprake van co-financiering (50%) door de lidstaat (Rijk, andere overheden en private sector). Het POP2 kent vier assen. Bij de assen 1 en 2 vindt de co-financiering voornamelijk plaats vanuit LNV terwijl voor de assen 3 en 4 voornamelijk de provincies daarvoor zorgen. De co-financiering door LNV loopt voor een deel (kavelruil en beheersovereenkomsten) via het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG).

Tegenover de ontvangsten staan ook afdrachten aan de EU. De voor LNV relevante afdrachten zijn de zogenaamde douanerechten op landbouwproducten en productieheffingen, die onderdeel uitmaken van de Eigen Middelen van de EU (€ 421,7 mln.). Deze ontvangsten worden verantwoord op artikel 29 van de LNV-begroting en worden na aftrek van een perceptiekostenvergoeding (25%) afgedragen aan de EU. In onderstaand overzicht zijn de ontvangsten weergegeven:

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Raming 2009
Landbouwheffingen(incl. productieheffingen) 421 710
EU-ontvangsten 5 684
Overige ontvangsten 8 572
Totaal ontvangsten435 966

De eerste pijler van het GLB: markt- en prijsbeleid, inkomenssteun

Rechtstreekse steun

Terwijl de interne markt groeide is het GLB de afgelopen jaren aangepast aan nieuwe uitdagingen in de samenleving. Soms in antwoord op druk van handelspartners en deels reagerend op kritische geluiden in de Europese samenleving zelf, zorgde deze beleidsaanpassing vooral voor een betere afstemming van het GLB op het noodzakelijke transitieproces van de landbouw. Het beleid richt zich sindsdien meer op de marktgerichtheid en het concurrentievermogen van de sector, waarbij het vooral inzet op ruimte voor de markt en een grote rol voor productieomstandigheden in plaats van productieverhoging en prijsondersteuning. Was vroeger de maatschappelijke betekenis van het GLB vooral gebaseerd op de omvang van de voedselproductie, nu is er groeiende aandacht voor andere maatschappelijke waarden.

Het hervormingsbesluit van 2003 is een beslissend keerpunt in de evolutie van het GLB. Er werden twee nieuwe principes in het GLB verankerd: marktwerking en vermaatschappelijking. De landbouwministers besloten namelijk om het markt- en prijsbeleid grotendeels te vervangen door (ontkoppelde) inkomenstoeslagen. De band tussen productie en subsidie is daarmee doorgesneden. Verder besloot men dat voor het verkrijgen van EU-subsidie moet worden voldaan aan maatschappelijke randvoorwaarden op het gebied van milieu, voedselkwaliteit en dierenwelzijn (cross compliance). Voor het eerst kreeg duurzame productie als maatschappelijke randvoorwaarde een expliciete plek in het GLB.

Ten aanzien van het GLB is LNV verantwoordelijk voor een recht- en doelmatige uitvoering. De nationale uitvoering van het GLB is aan stringente Europese voorwaarden gebonden die met name de rechtmatigheid van de uitvoering moeten waarborgen. Het aantal en de omvang van financiële correcties (apurement) geven een indicatie van de mate van rechtmatigheid van de uitvoering.

Voor de Bedrijfstoeslag (dit is de ontkoppelde inkomenssteun) is in het jaar 2009 vanuit de EU een bedrag van ca. € 750 mln. beschikbaar. Dit bedrag is ten opzichte van het jaar 2008 met ca. € 6,5 mln. toegenomen ten gevolge van de hervorming van het suikerregime. Daarnaast is voor de nog gekoppelde slachtpremies een bedrag van ca. € 102 mln. beschikbaar. Hiervan is € 62 mln. bestemd voor de volwassen runderen en € 40 mln. voor de kalverslachtpremie. Tevens is er ca. € 0,7 mln. gekoppelde steun voor vezelvlas en lijnzaad. In 2009 zullen naar verwachting ongeveer 60 000 landbouwers Bedrijfstoeslagrechten verzilveren.

Het jaar 2009 staat in het teken van de voorbereiding op de consequenties van de healthcheck van het GLB. Waarschijnlijk zal eind 2008 in de Landbouwraad besluitvorming plaatsvinden over de healthcheck-voorstellen van de Europese Commissie. Belangrijke voorstellen hebben betrekking op de ontkoppeling van nu nog gekoppelde steun, de verdere afbouw van het markten prijsbeleid en de introductie van extra modulatie. Belangrijk is ook dat de Europese Commissie verschillende mogelijkheden aanbiedt om vanuit het historische model van de inkomenssteun te komen tot een meer directe verbinding tussen inkomenssteun en maatschappelijke prestaties. In het voorstel van de Europese Commissie is opgenomen dat de lidstaten voor 1 augustus 2009 moeten aangeven of, en zo ja hoe, ze gebruik willen maken van de verschillende mogelijkheden.

Marktmaatregelen

Op de WTO-top van eind 2005 zijn in Hongkong afspraken gemaakt over de uitfasering van exportrestituties. De hervormingen van de marktordeningen melk, suiker en groenten en fruit leiden tot een herverdeling van marktmaatregelen naar rechtstreekse inkomenssteun. Met ingang van 1 april 2008 zijn de melkquota met 2% (2,84 miljoen ton) uitgebreid. Deze 2% verruiming komt in 11 lidstaten, waaronder Nederland, bovenop de 0,5% quotaverruiming waartoe in 2003 tijdens de Mid Term Review al besloten is. Met de verruiming van de melkquota kunnen melkveehouders profiteren van de structureel stijgende vraag naar melk en melkproducten. Nederland wil in het kader van de healthcheck afspraken maken over verdere verruiming van de quota om op die manier de overgangsperiode naar de volledige afschaffing van de melkquotering in 2015 goed te benutten.

De tweede pijler van het GLB: het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007–2013 (POP2)

In 2005 heeft de Raad van Ministers (van Landbouw en Visserij) een verordening op het gebied van steun voor plattelandsontwikkeling (verordening (EG) nr. 1698/2005) vastgesteld. Deze verordening vormt samen met de communautaire strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling (programmeringsperiode 2007–2013; besluit 2006/144/EG) en de uitvoerings- en overgangsverordening bij de plattelandsverordening de Europese basis voor de Nederlandse Plattelandsstrategie en het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma voor de periode 2007–2013 (POP2). Het POP2 is in juni 2007 door de Europese Commissie goedgekeurd en daarmee in werking getreden.

Het POP2 is ingevuld op basis van de Agenda Vitaal Platteland en bijbehorend Meerjarenprogramma, de provinciale Meerjarenprogramma’s, de nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur en de nota Kiezen voor Landbouw. Met het POP2 streeft Nederland drie inhoudelijke doelen na, in lijn met de doelen van verordening 1698/2005: versterken van het concurrentievermogen van de landen de bosbouw; verbetering van natuur en milieu door landbeheer; verhogen van (a) de leefkwaliteit op het platteland en (b) diversificatie van de plattelandseconomie. Een vierde doel is veel meer procesmatig van aard en betreft het bevorderen van lokale plattelandsontwikkeling via de «Leader»-aanpak, een gebiedsgerichte en bottum-up werkwijze voor bepaalde aspecten van plattelandsproblematiek. Het programma Leader+, voorheen onderdeel van het Structuurbeleid, maakt sinds 2007 deel uit van het POP2. Voor Nederland is er voor de periode 2007–2013 ruim € 486 mln uit het ELFPO beschikbaar voor het POP2. Op basis van een door Nederland gekozen co-financieringspercentage van 50% voor het gehele POP2 wordt dit bedrag door Nederland (Rijk en provincies gezamenlijk) verdubbeld ten behoeve van besteding in het kader van het POP2. Aanvullend op deze bedragen verwachten LNV en provincies in de periode 2007–2013 ongeveer € 600 mln in te zetten op maatregelen uit het POP2. De provincies zullen het overgrote deel van de beschikbare middelen voor de gehele periode besteden. LNV zal ongeveer 10% besteden. Uitvoering van de POP2-maatregelen gebeurt op basis van de provinciale verordeningen en de LNV-subsidieregeling. Op de besteding van deze geldstromen is één beheers- en controlemechanisme van toepassing. De minister van LNV is als beheersautoriteit voor het POP2 eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het POP2.

Gemeenschappelijk Visserijbeleid: Europees Visserijfonds

Nederland ontvangt uit het EVF een communautaire bijdrage van € 48,6 miljoen voor de periode 2007–2013. Daarnaast levert Nederland een nationale bijdrage van € 72,1 miljoen. In het operationeel programma EVF is de gedetailleerde financiële tabel voor de gehele programmeringsperiode 2007–2013 opgenomen. De bijdrage van de EU voor de periode 2007–2013 heeft betrekking op duurzame visserijmethoden (€ 16,9 mln.), maatregelen op het terrein van aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet (EU € 7,5 mln.), innovatieve projecten (€ 16,8 mln.) , gebiedsgerichte activiteiten (€ 5 mln.) en technische bijstand (voorbereiding, toezicht, administratieve ondersteuning) (€ 2,4 mln.).

Structuurbeleid: de doelstellingsprogramma’s D2

Vanuit het Europees Structuurbeleid is voor LNV het «Structuurfonds» EFRO (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) van belang. De Doelstelling 2-programma’s leveren een bijdrage aan de ondersteuning van de economische en sociale omschakeling van in structurele moeilijkheden verkerende zones. Voor D2 zijn binnen de lidstaten meerjarige uitvoeringsprogramma’s opgesteld. Deze programma’s, op basis waarvan de subsidies uit de structuurfondsen worden toegekend, worden veelal opgesteld en uitgevoerd door andere overheden in samenwerking met private partijen op regionaal of lokaal niveau. De decentrale uitvoerders zijn middels convenanten gedelegeerd verantwoordelijk voor de operationele programma’s. Het Rijk blijft verantwoordelijk voor horizontale aspecten (interpretaties van regelgeving, verwerking van onregelmatigheden), houdt toezicht op de decentrale uitvoering en verzorgt de rapportage aan de Tweede Kamer. De D2-uitvoeringsprogramma’s ontvangen vanuit de EU bijdragen uit het EFRO. Rijk, provincies, lokale overheden en private partijen nemen de co-financiering door Nederland voor hun rekening.

Ontwikkelingen 2007–2013

Voor de periode 2007–2013 ontvangt Nederland naar verwachting een bedrag van ruim € 1,6 miljard uit de Europese Structuurfondsen. 50% daarvan zal komen uit het EFRO. Het EFRO wordt decentraal door provincies en steden uitgevoerd in landsdelige programma’s.

In het Nationaal Strategisch Referentiekader voor de Structuurfondsen (NSR) geeft het Rijk aan waar de structuurfondsenprogramma’s zich in de periode 2007–2013 primair op moeten richten. In deze strategie is bepaald dat de Structuurfondsen een belangrijke bijdrage moeten leveren aan het behalen van de Lissabondoelstellingen. Voor de Doelstelling 2-programma’s betekent dit dat minstens 60% van de programma’s zich moet richten op kennis en innovatie. Voor LNV is in dat verband de versterking van de innovatieve kracht van het agrocomplex van belang en de ontwikkeling van samenwerkingsverbanden zoals Foodvalley en Greenports.

Naast directe investeringen in kennis en innovatie zijn ook de randvoorwaarden van belang om de concurrentiekracht van regio’s te versterken. Voor dit type maatregelen is een ruimtelijke focus aangebracht op de stedelijke netwerken en economische kerngebieden. Voor LNV gaat het hier in het bijzonder om groen-blauwe doelen als Groen en de Stad en Natura 2000, die bijdragen aan een aantrekkelijk vestigings- en leefklimaat en duurzaam toerisme en recreatie. Ook het versterken van de landschappelijke kwaliteit speelt hierbij een belangrijke rol.

LIJST MET AFKORTINGEN

AI Aviaire influenza
AID Algemene Inspectiedienst
AOC Agrarisch Opleidingscentrum
BBL Bureau Beheer Landbouwgronden
BESBilaterale Economische Samenwerking
BSE Bovine Spongiform Encephalopathy
BTG Brugfunctie TNO en Grote technologische instituten
CBRN chemisch, biologisch, radiologisch en nucleair (Beleidsstrategie)
CBS Centraal Bureau Statistiek
Cfi Centrale Financiën Instellingen
CITESConvention on International Trade in Endangered Species of Wild Flora and Fauna
CITO Ontwikkeling examens en toetsing
CLIENT Controle Landbouwgoederen Import export naar een Nieuwe Toekomst
CPLA Collectieve promotie landbouw Activiteiten
DGF Diergezondheidsfonds
DLG Dienst Landelijk Gebied
DLO Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
DR Dienst Regelingen
EBFElectronisch Bestellen en Factureren
EDV Elektronische Dienstverlening
EFRO Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling
EHS Ecologische Hoofd Structuur
ELFPO Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling
ELGFEuropees Landbouw Garantie Fonds
EU Europese Unie
EVFEuropese Visserijfonds
EZ Ministerie van Economische Zaken
FAO Food and Agriciltural Organisation
FES Fonds Economische Structuurversterking
FIOV Financieringsinstrument voor de oriëntatie van de Visserij
Glami Convenant Glastuinbouw en Milieu
GLB Gemeenschappelijke Landbouwbeleid
GSB Grote Steden Beleid
GTI Grote Technologische Instituten
GVB Gemeenschappelijke Visserijbeleid
GWWD Gezondheids- en Welzijnswet Dieren
HBO Hoger Beroeps Onderwijs
HGISHomogene Groep Internationale Samenwerking
IBOInterdepartementaal Beleids Onderzoek
ICT Informatie Communicatie Technologie
IFZ Directie Informatiebeleid en Facilitaire Zaken
ILG Investeringsbudget Landelijk Gebied
IPO Interprovinciaal overleg
IREInversteringsregeling energiebesparing
IRGInfrastructuurregeling Glastuinbouw
KADOKabinetsbrede Aanpak Duurzame Ontwikkeling
KNAW Koninklijke Nederlandse Agrarische Wetenschappen
KODA Kennis op de Akker
KVP Klassieke varkenspest
LEI Landbouw-Economisch Instituut
LICD Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren
LID Landelijke Inspectiedienst voor Dieren
LNV Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
LWOO Leerweg Ondersteunend Onderwijs
MBO Middelbaar beroepsonderwijs
MEIMarktintroductie Energie-innovatie
MIA Milieu- Investeringsaftrek
MJP2 Meerjarenprogramma van de Agenda Vitaal Platteland
MKB Midden- en Kleinbedrijf
MKZ Mond- en klauwzeer
NCTb Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding
NIOO Nederlandse Instituut voor Oecologisch Onderzoek
NMI Nationale Milieu indicator
NMP National Milieu beleidsPlan
NSR Nationaal Strategisch Referentiekader
NURG Nadere Uitwerking Rivierengebied
OBN Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer van Natuurkwaliteit
OCW Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
ODOperationele Doelstelling
OIE Office Internationale des Epizoöties
P&O Personeel en Organisatie
PD Plantenziektenkundige Dienst
PMRProject Mainport Rotterdam
PNB Particulier Natuurbeheer
POP2Plattelandsontwikkelingsprogramma
RoDS Recreatie om de Stad
RSBP Regeling Stimulering Biologische Productiemethode
RSG Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw
RSPO Round Table on Sustainable Palm Oil
RTRS Round Table on Responsible Soy
SANSubsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer
SBBStaatsbosbeheer
SN Subsidieregeling Natuurbeheer
Stidug Stimuleringsregeling Duurzame Glastuinbouwgebieden
SVBP Stimuleringsregeling Voortzetting Biologische Productie
TSE Transmissible Spongiform Encephalopathies
TTI GG Stichting Technologisch Topinstituut Groene Genetica
V&W Ministerie van Verkeer en Waterstaat
VAMIL Regeling Vervroegde Afschrijving Milieu-investeringen
VBO Voorbereidend Beroepsonderwijs
VEWIN Vereniging van Waterbedrijven in Nederland
VGI Voedings- en genotsmiddelen industrie
VHR Vogel- en habitatrichtlijn
VIRISVisserij Registratie Informatie Systeem
VMBOVoortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs
VOA Voorbereidende en Ondersteunende Activiteiten
VROM Ministerie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu
VWA Voedsel en Waren Autoriteit
VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WILG Wet Inrichting Landelijk Gebied
WKK Warmte Kracht Koppeling
WO Wetenschappelijk onderwijs
WTO World Trade Organisation
WUWageningen Universiteit
WUR Wageningen Universiteit Researchcentrum

TREFWOORDENREGISTER

Administratieve lasten 12, 22, 23, 24, 33, 77, 88, 106, 182

Agrarische ruimte 4, 8, 94, 176, 222

Agrobiodiversiteit 80, 93, 98

Agrofoodcomplex 150

Agrologistiek 6, 21, 63, 74, 79, 82, 92, 93, 99, 218

AID 4, 24, 48, 49, 57, 59, 60, 75, 106, 141, 145, 157, 178, 180, 183, 184, 185, 186, 187, 188, 200, 213, 219, 229, 244, 247, 248, 260

Aviaire Influenza 58, 164

Bilaterale economische samenwerking 92

Biobased economy 31, 52, 74, 92, 153, 219, 250

Biodiversiteit 9, 11, 12, 15, 19, 36, 37, 43, 44, 46, 55, 93, 101, 102, 103, 104, 119, 120, 130, 137, 153, 154, 156, 157

Biologische landbouw 7, 26, 31, 32, 82, 83, 85, 86, 139, 156, 157, 242

Biotechnologie 12, 17, 101, 143, 144

BSE 142, 144, 145, 146, 260

Coalitieakkoord 5, 15, 19, 26, 48, 51, 55, 58, 59, 60, 61, 62, 64, 66, 79, 106, 149, 175, 219, 225, 226, 227, 231, 235

Concurrentiekracht 12, 20, 153, 156, 255, 259

Dierenwelzijn 12, 14, 15, 32, 33, 36, 37, 47, 48, 49, 53, 54, 55, 59, 60, 70, 73, 79, 80, 83, 137, 138, 146, 149, 157, 212, 213, 218, 219, 225, 237, 241, 244, 246, 250, 256

Diergezondheid 4, 8, 12, 23, 33, 36, 37, 47, 48, 54, 61, 136, 137, 138, 139, 140, 141, 142, 146, 147, 148, 149, 154, 157, 167, 176, 204, 212, 229, 231, 260

Diergezondheidsniveau 139, 146

Dierziekten 13, 17, 59, 60, 137, 138, 140, 146, 147, 148, 157, 229

DLO 56, 63, 75, 107, 127, 141, 153, 154, 155, 156, 157, 160, 167, 220, 231, 260

DR 4, 63, 75, 106, 140, 180, 200, 201, 202, 203, 204, 205, 206, 219, 260

Duurzaam ondernemen 8, 54, 55, 64, 67, 70, 72, 88, 93, 98, 150, 156, 158, 176, 218, 220

Duurzame ontwikkeling 12, 16, 37, 54, 149

FAO 9, 13, 16, 18, 143, 177, 178, 244, 260

FIOV 76, 92, 254, 260

Fytosanitair 79, 81, 82, 154, 156, 207, 210, 211

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 14, 254

Gewasbescherming 26, 34, 79, 81, 82, 84, 154, 207

Gewasbeschermingsmiddelen 34, 79, 82, 156

Glastuinbouw 9, 21, 25, 27, 28, 29, 30, 50, 56, 59, 60, 62, 64, 67, 76, 82, 83, 84, 85, 88, 93, 94, 99, 134, 139, 157, 218, 219, 220, 222, 260, 261

Greenports 10, 50, 61, 62, 66, 67, 84, 99, 100, 222, 223, 259

Habitatrichtlijn 44, 101, 102, 103, 112, 261

HGIS 8, 9, 178, 260

IBO Natuur 8, 122, 135

ILG 8, 40, 42, 43, 46, 50, 59, 61, 66, 68, 84, 89, 94, 96, 98, 99, 100, 102, 105, 106, 108, 109, 112, 113, 115, 116, 117, 120, 122, 123, 126, 128, 129, 130, 131, 133, 134, 135, 168, 171, 172, 173, 174, 175, 194, 224, 225, 233, 239, 255, 260

Innovatie 4, 5, 8, 10, 11, 12, 14, 15, 17, 19, 20, 21, 22, 27, 31, 32, 35, 36, 42, 47, 48, 52, 54, 55, 56, 58, 59, 60, 62, 64, 70, 75, 77, 80, 82, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 93, 96, 107, 126, 132, 141, 146, 149, 150, 151, 152, 153, 154, 155, 156, 158, 159, 160, 164, 167, 176, 219, 220, 222, 226, 231, 238, 239, 258, 259, 261

Kennisontwikkeling 21, 49, 54, 55, 70, 89, 91, 132, 149, 152, 155, 156, 157

Klavertje 4 10, 50, 62, 66, 67, 99, 222, 223

Klimaatbeleid 27, 130

Landinrichting 9, 66, 97, 111, 194, 198

Landschap en recreatie 54, 227

Landschap 4, 11, 12, 13, 14, 15, 32, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 48, 50, 51, 53, 54, 55, 59, 61, 62, 65, 67, 68, 83, 94, 97, 99, 103, 109, 115, 116, 122, 123, 125, 127, 128, 129, 130, 131, 132, 134, 149, 153, 156, 159, 165, 169, 173, 176, 222, 225, 227, 231, 235, 239, 249, 259

Luchtkwaliteit 10, 59, 61, 66, 86, 154, 157

Melkveehouderij 21, 80, 83, 86, 87

Mestbeleid 23, 26, 33, 34, 79, 80, 81, 200, 201

Meststoffenwet 33

Multifunctionele landbouw 40, 41, 83, 88, 157, 220, 227

Nationale landschappen 67, 123, 128, 133

Nationale Parken 115, 120, 121

Natte natuur 109, 112, 113, 115

Natuur voor mensen, mensen voor natuur 257

Natuurbeschermingswet 43, 46, 102, 120, 121, 247

Niet-ILG 117

Nitraatrichtlijn 33, 80, 81, 154

Onderwijsbeleid 19, 149, 164

PD 4, 60, 75, 82, 106, 107, 180, 207, 213, 225, 244, 247, 261

Plattelandsbeleid 10, 76, 254, 255

Plattelandsontwikkeling 200, 225, 254, 257, 260, 261

POP 10, 70, 76, 97, 98, 106, 108, 127, 194, 243, 254, 255, 257, 258, 261

Primaviera 10, 62, 66, 99, 222, 223

Programma Beheer 106, 108, 201

Reconstructie 4, 8, 43, 55, 67, 168, 169, 170, 171, 172, 173, 174, 227, 232

RSBP 86, 261

RSG 261

Salmonella 142, 143

Schoon en zuinig 25, 60, 64, 88, 157, 220

Scrapie 142, 145, 146

Staatsbosbeheer 42, 108, 111, 120, 122, 133, 134, 135, 245, 246, 249, 261

Stidug 84, 85, 89, 99, 261

Transitie 7, 10, 15, 18, 25, 26, 27, 35, 56, 58, 59, 75, 84, 85, 132, 154, 155, 156, 164, 219, 256

Veenweiden 50, 57, 67, 68, 69, 127, 227, 232

Verduurzaming veehouderij 26, 32

Verduurzaming visserij 56, 119

Visserij 6, 7, 10, 24, 26, 35, 36, 56, 58, 59, 70, 74, 75, 76, 89, 90, 91, 92, 93, 101, 154, 156, 157, 167, 185, 204, 242, 247, 250, 254, 257, 258, 260, 261

Voedsel en groen 149

Voedselkwaliteit 1, 2, 3, 4, 5, 8, 14, 37, 51, 54, 61, 136, 137, 138, 139, 141, 142, 143, 148, 149, 154, 157, 176, 204, 212, 229, 231, 251, 256, 261

Voedselveiligheid 11, 12, 14, 48, 79, 136, 138, 143, 145, 147, 148, 154, 157, 167, 216, 225, 244, 251

Vogelpest 146, 213

Vogelrichtlijn 102, 112

Wageningen UR 28, 29

WILG 198, 261

WTO 153, 257, 261

Licence