Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

  blz.
   
A.ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL2
   
B.BEGROTINGSTOELICHTING4
1.Leeswijzer4
   
2.Het beleid8
2.1.De beleidsagenda8
2.2.De beleidsartikelen33
 Artikel 1. Optimaliseren van de ruimtelijke afweging33
 Artikel 2. Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid39
 Artikel 3. Klimaat en Luchtkwaliteit49
 Artikel 4. Duurzaam produceren64
 Artikel 6. Risicobeleid76
 Artikel 7. Versterken van het internationale milieubeleid91
 Artikel 9. Handhaving en toezicht101
 Artikel 10. Leefomgevingskwaliteit113
2.3.De niet-beleidsartikelen128
 Artikel 91. Algemeen128
 Artikel 92. Nominaal en onvoorzien135
2.4.Bedrijfsvoeringsparagraaf136
   
3.Verdiepingshoofdstuk138
   
4.Begroting 2010 van de Nederlandse Emissieautoriteit156
   
5.Begroting 2010 van het Waddenfonds160
   
6.Verdiepingshoofdstuk Waddenfonds167
   
 Bijlage 1. ZBO’s en RWT’s (VROM-begroting 2010)168
 Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu171
 Bijlage 3. VROM Nalevingsstrategie176
 Bijlage 4. Moties en Toezeggingen185
 Bijlage 5. Lijst van afkortingen230
 Bijlage 6. Trefwoordenregister234

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2010 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2010. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2010.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2010 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zogenaamde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendienst)

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendienst «Nederlandse Emissieautoriteit» voor het jaar 2010 vastgesteld. De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze Memorie van Toelichting en wel in de paragraaf inzake de diensten die een baten-lasten stelsel voeren.

Wetsartikel 3 (begrotingsstaat van het Waddenfonds)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsartikel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het Waddenfonds voor het jaar 2010 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2010. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2010.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2010 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zogenaamde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 5 (afwijking Comptabiliteitswet 2001)

Na een overleg met de Tweede Kamer aan de hand van de brief van de Minister van Financiën van 20 december 2007(Kamerstukken II, 2007–2008, 31 031, nr. 19) is besloten tot een experiment ter verbetering van de (politieke) verantwoording aan de hand van de begrotingen en de jaarverslagen van de ministeries van Buitenlandse Zaken, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (inclusief de programmabegroting van Wonen, Wijken en Integratie), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (inclusief de programmabegroting van Jeugd en Gezin). Het experiment zal worden geëvalueerd in 2010. Ten behoeve van het experiment is het noodzakelijk af te wijken van een aantal bepalingen van de Comptabiliteitswet 2001 met betrekking tot de inrichting van de departementale begroting en het departementale jaarverslag. Het onderhavige wetsartikel regelt die afwijking voor de begroting 2010, inclusief voor de suppletore begrotingen 2010, van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het betreft de artikelen 5 en 14 van de Comptabiliteitswet 2001.

Het experiment heeft wat de begrotingen betreft inhoudelijk betrekking op de toelichting bij de begroting. De begrotingspresentatie zal worden toegespitst op de (politiek) belangrijkste beleidsprioriteiten van het kabinet. Die prioriteiten zullen in de Beleidsagenda worden opgenomen, waarbij zal worden aangesloten bij het Beleidsprogramma van het kabinet(Kamerstukken II, 2006–2007, 31 070, nr. 1). De Beleidsagenda kan worden aangevuld met enkele andere doelstellingen die door de betrokken minister beleidsmatig van groot belang worden geacht.

Indien bepaalde beleidsprioriteiten in de Beleidsagenda in termen van operationele doelstellingen, prestaties en effecten worden toegelicht, is het daarom niet noodzakelijk ook bij de betrokken beleidsartikelen zelf een toelichting te verstrekken. Een korte verwijzing naar de Beleidsagenda is dan voldoende. Derhalve zal er dus door de experimentdepartementen niet bij alle beleidsartikelen op grond van artikel 5 van de Comptabiliteitswet 2001 begrotingsinformatie – in termen van aan de operationele doelstellingen te koppelen prestaties en effecten – over het beleid worden opgenomen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Voor u ligt de begroting 2010 van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). De memorie van toelichting van de VROM-begroting (XI) bestaat uit de volgende onderdelen en is terug te vinden in de hoofdstukken:

2.1. De beleidsagenda

2.2. De beleidsartikelen

2.3. De niet-beleidsartikelen

2.4. Bedrijfsvoeringsparagraaf

3. Verdiepingshoofdstuk

4. Begroting 2010 van de Nederlandse Emissieautoriteit

5. Begroting 2010 van het Waddenfonds

6. Verdiepingshoofdstuk Waddenfonds

Bijlage 1. ZBO’s en RWT’s (VROM-begroting 2010)

Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu

Bijlage 3. Nalevingstrategie VROM-Inspectie

Bijlage 4. Moties en Toezeggingen

Bijlage 5. Lijst van afkortingen

Bijlage 6. Trefwoordenregister

De beleidsartikelen van de programmabegroting van WWI kennen alleen programmageld. De apparaatsuitgaven worden geraamd op de VROM-begroting op het niet-beleidsartikel «Algemeen». Op dat artikel is inzichtelijk hoe de totale apparaatsinzet voor de beleidsdiensten wordt toegerekend aan de desbetreffende beleidsartikelen.

1.2. De beleidsagenda en beleidsartikelen

1.2.1. Beleidsagenda

De politieke focus wordt bereikt door de beleidsagenda in te delen volgens de beleidsprioriteiten van het kabinet en daarover te rapporteren. In de nieuwe opzet staat het beleidsprogramma Samen werken Samen leven van het kabinet centraal uitgebreid met het aanvullend beleidsakkoord. In de beleidsagenda worden de kabinetsdoelstellingen en/of projecten uitgebreid toegelicht. De toelichting omvat de inzet van de overheid, met waar mogelijke toetsbare doelen, de beoogde effecten en een onderbouwing van de belangrijkste in te zetten instrumenten. Daarnaast wordt een beperkt aantal aanvullende beleidsprioriteiten toegelicht. Er wordt een zo nauwkeurig mogelijke koppeling gelegd tussen beleidsprioriteiten en beleidsartikelen.

Aan het einde van de beleidsagenda is een overzichtstabel (tabel 3) opgenomen waarin per kabinetsdoelstelling en/of project inzichtelijk wordt wat de voortgang is, bij welke operationele doelstelling de prioriteit hoort en wat het gebudgetteerde belang is. In het verlengde van het coalitieakkoord en het beleidsprogramma van het kabinet, is de beleidsagenda van VROM ingedeeld in de volgende prioriteiten:

A. Klimaatbeleid;

B. Ontwikkeling van markten voor duurzame producten (ketenbeleid);

C. Mooi Nederland;

D. Slimmere regels, betere uitvoering, minder lasten.

De beleidsagenda wordt afgesloten met een overzichtstabel (tabel 4) met daarin de beleidsmatig belangrijkste budgettaire mutaties en bijbehorende toelichting. Deze tabel geeft de aansluiting weer tussen de vorige begroting en de nu voorliggende ontwerpbegroting.

1.2.2. Beleidsartikelen

De VROM-begroting bestaat uit acht artikelen waarvan drie op het terrein van ruimte, vier op het terrein van milieu en één op het terrein van toezicht en handhaving. Daarnaast zijn er twee niet-beleidsartikelen te weten artikel 91 «Algemeen» en artikel 92 «Nominaal en onvoorzien». Op artikel 91 «Algemeen» worden behalve de apparaatsuitgaven voor de WWI-begroting en de apparaatsuitgaven voor Ruimte en Milieu ook de uitgaven voor de stafdirecties, de gemeenschappelijke bedrijfsvoering, het planbureau en de raden en commissies inzichtelijk gemaakt. Ten slotte staan op dit artikel ook uitgaven geraamd van een aantal instrumenten die niet een beleidsmatig doel hebben, die passen bij een van de beleidsartikelen. Het niet-beleidsartikel «Nominaal en onvoorzien» is louter een administratief artikel waarop zaken worden geparkeerd die nog niet direct verdeeld kunnen worden over de andere artikelen.

In de beleidsartikelen komt het beleid voor de komende jaren aan bod. Elk artikel start met een omschrijving van de algemene beleidsdoelstelling. Hierbij wordt in algemene vorm consequent ingegaan op: omschrijving, verantwoordelijkheid, externe factoren en meetbare gegevens. De algemene beleidsdoelstelling van een artikel wordt geconcretiseerd met de beschrijving van de operationele doelen. Bij ieder operationeel doel wordt consequent ingegaan op: motivering, instrumenten en meetbare gegevens (prestaties en indicatoren). De ontwikkelingen van de uitgaven en de doelen die zij dienen worden volledig toegelicht en waar mogelijk in de tijd weergegeven en indien zinvol grafisch geïllustreerd. Dit betekent meer aandacht voor de instrumenten en voor de historische ontwikkeling van de uitgaven en prestaties om tot een goede onderbouwing van de uitgaven te komen.

Daarna volgt de tabel «budgettaire gevolgen van beleid». Deze tabel geeft meer financieel inzicht op het gebied van begrotingsstanden. In de tabel is een cijfermatige uitsplitsing gemaakt van de «programmagelden». Dit artikelonderdeel «programma» wordt vervolgens weer opgedeeld naar de diverse operationele doelen die weer zijn opgebouwd uit een of meer (financiële) beleidsinstrumenten. Onder de tabel «budgettaire gevolgen van beleid» wordt grafisch inzicht gegeven in de budgetflexibiliteit. Deze grafiek geeft inzicht in het nog te beïnvloeden deel van de uitgavenraming. Daarbij worden de verplichtingen gekarakteriseerd aan de hand van de categorieën «Juridisch verplicht», «Bestuurlijk verplicht» en «Beleidsmatig gebonden». De categorie «Juridisch verplicht» bestaat uit verplichtingen waar een privaatrechtelijke overeenkomst, een publiekrechtelijke beschikking of een wettelijke regeling aan ten grondslag ligt. De categorie «Bestuurlijk verplicht» bestaat uit verplichtingen waaraan afspraken ten grondslag liggen tussen verschillende ministeries, tussen de Minister van VROM en/of andere bestuurslagen. De categorie «Beleidsmatig gebonden» bestaat uit geraamde uitgaven waarvoor de Minister van VROM in het kader van het beleidsprogramma uitgaven heeft geoormerkt.

Ieder artikel wordt afgesloten met een overzicht van geplande beleidsonderzoeken. In de begroting worden de beleidsdoorlichting(en) van het desbetreffende jaar aangekondigd evenals de programmering voor de komende jaren. De beleidsdoorlichting(en) die in de tijd aansluit(en) op het traject van het jaarverslag, word(en) meegezonden bij de indiening van de verantwoording over het desbetreffende begrotingsjaar. Waar dit niet aansluit, wordt de beleidsdoorlichting separaat verzonden.

1.3. Wijzigingen in de artikelstructuur

In deze begroting is een aantal wijzigingen in de artikelstructuur doorgevoerd. De Tweede Kamer is hierover in juni en juli 2009 geïnformeerd (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 700 X, nrs. 89, 90 en 97). Het betreft de volgende wijzigingen:

• De beleidsartikelen vijf (milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving) en acht (Externe Veiligheid) zijn vervallen. De afzonderlijke onderdelen zijn geïntegreerd in de overige beleidsartikelen. Daartoe is onder meer beleidsartikel tien (Leefomgevingskwaliteit) toegevoegd;

• De algemene en operationele doelen zijn aangescherpt.

Deze wijzigingen dragen bij aan een verdere verbetering van de meetbaarheid en afrekenbaarheid van de begroting. Ze hebben geen beleidsmatige gevolgen.

In de begroting is een conversietabel opgenomen waardoor inzichtelijk wordt gemaakt wat er ten opzichte van de begroting 2009 is gewijzigd.

1.4. Explainparagraaf

Sinds 2006 is voor het opnemen van indicatoren in de beleidsartikelen een zogenaamde comply or explain regeling van kracht. Deze houdt in dat er kan worden afgeweken van de bepaling om het beleid met kwantitatieve indicatoren meetbaar te maken mits wordt uitgelegd waarom dit niet zinvol of relevant is. Bij de samenstelling van de begroting worden als basis gebruikt de kernvragen: «Wat willen we bereiken» (w1); «Wat gaan we er voor doen» (w2) en «Wat mag het kosten» (w3). Op het niveau van de algemene doelstelling en de operationele doelstellingen wordt de beantwoording van deze vragen vervolgens ingevuld volgens de criteria van specifiek, meetbaar en tijdsgebonden.

Onderstaand wordt per artikel ingegaan op de mate waarin de beleidsartikelen aan deze criteria voldoen (alleen explain).

EXPLAIN TABEL INDICATOREN
Artikelnr.Geen zinvolle en relevante indicator mogelijk want:
Algemene doelstellingen
1Gezien de aard van dit artikel en de systeemverantwoordelijkheid van de Minister van VROM voor de ruimtelijke ordening kan niet volledig voldaan worden aan alle drie de criteria voor de eerste «w»-vraag. Wel wordt, mede op verzoek van de Kamer, inzicht gegeven in de stand van de implementatie van de nieuwe Wro. Een deel van de meetbare gegevens kan echter pas op een later moment worden opgeleverd.
3, 4, 6, 7, 9, 10Op het niveau van het algemene doel is geen zinvolle indicator beschikbaar die het gehele artikel afdekt, omdat binnen het doel diverse aspecten van het beleid zijn gebundeld. Voor de operationele doelen zijn wel indicatoren opgenomen.
Operationele doelstellingen (OD)
2.3Deze operationele doelstelling voldoet niet aan de criteria voor de eerste «w»-vraag met betrekking tot de meetbaarheid.
7.2Voor dit operationeel doel is het niet goed mogelijk om de doelstelling specifiek, meetbaar en tijdgebonden te formuleren (w1 en w2 vraag) en daarom is het ook niet zinvol daarvoor prestatie-indicatoren te ontwikkelen. Dit operationele doel is ondersteunend aan in andere operationele doelen geformuleerde prestaties. De beoogde beleidseffecten zijn bovendien niet alleen afhankelijk van de Nederlandse inzet, maar ook van de inbreng van partners en andere partijen.
9.1, 9.2, 9.3, 9.4, 9.5Voor deze operationele doelstellingen zijn geen indicatoren beschikbaar die het gehele operationele doel afdekken. Per operationeel doel zijn de prestaties dermate verschillend dat hierover geen omvattende indicator kan worden bepaald. Wat betreft de nalevingsindicatoren is in 2009 een methodiek ontwikkeld die zijn beslag moet krijgen buiten de begroting.
10.4Voor dit operationele doel is geen indicator («w1»-vraag) beschikbaar die het gehele operationele doel afdekt, omdat binnen het doel diverse «kleine» instrumenten zijn gebundeld.
Waddenfonds 1.1, 1.2, 1.3, 1.4De algemene doelstelling van het Waddenbeleid en specifieker het Waddenfonds zijn algemeen van aard. De gepresenteerde effectindicatoren meten de belangrijkste effecten van de algemene doelstelling. Op operationeel niveau zijn geen aparte effectindicatoren opgenomen
Algemeen
Voor veel van de OD’s geldt dat de indicatoren slechts betrekking hebben op een deel van de instrumenten. In deze gevallen zijn de belangrijkste instrumenten van een indicator voorzien.

1.5. De Nederlandse Emissieautoriteit en het Waddenfonds

Tegelijkertijd met de VROM-begroting, wordt ook de begroting van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) en de begroting van het Waddenfonds gepresenteerd.

1.6. Verdiepingshoofdstuk

In het verdiepingshoofdstuk zijn de budgettaire mutaties in de beleidsartikelen van de begrotingsstaat opgenomen. Technische mutaties dan wel beleidsmatig niet relevante mutaties worden slechts cijfermatig gepresenteerd. Alleen indien sprake is van een grote budgettaire omvang, worden ook technische mutaties nader toegelicht. De beleidsmatig relevante mutaties worden nader omschreven in de toelichting waarbij het bijbehorende mutatiebedrag wordt genoemd. Een beleidsmatige mutatie is het gevolg van gevoerd beleid en is dus te beïnvloeden (bijvoorbeeld beleidsintensivering en -extensivering, beleidswijzigingen met financiële gevolgen, afwijkingen uit hoofde van behoorlijk bestuur).

WETSARTIKEL 1

2. HET BELEID

2.1. De beleidsagenda

Een veilige, gezonde en duurzame leefomgeving, voor ons en onze kinderen en kleinkinderen. Dat is de missie van de Minister van VROM. Een gezond en duurzaam land realiseren we met het verbeteren van de luchtkwaliteit, het beschermen van het landschap en het garanderen van schoon drinkwater. Dit zijn van oudsher de kerntaken van VROM. Het klimaatbeleid is daar bij gekomen; één van de grootste mondiale uitdagingen van onze generatie.

De gevleugelde uitspraak, «we hebben de aarde niet als erfenis in beheer, maar te leen van onze kinderen», is actueler dan ooit. Als de economische crisis één ding heeft geleerd, dan is het wel dat niet langdurig op veel te grote voet kan worden geleefd zonder ooit de rekening te moeten betalen. Daarbij zien we dat de economische neergang zich, door de verwevenheid van sectoren en landen, in een enorme snelheid over de wereld uitspreidt.

Het klimaatvraagstuk is van een andere orde dan elk ander maatschappelijk probleem tot nu toe. Het gaat om onomkeerbare effecten op een lange tijdschaal met enorme effecten wereldwijd. In tegenstelling tot de economische crisis kent de klimaatcrisis geen cyclisch karakter en worden de gevolgen alleen maar erger. Het klimaatvraagstuk is daarmee van een andere orde dan de economische crisis. Een klimaatcrisis kan worden voorkomen tegen aanvaardbare kosten mits mondiaal voortvarend wordt samengewerkt en tijdig wordt geïnvesteerd in een duurzame economie. Innovatie en de juiste prikkels voor de markt zijn hierbij de sleutelwoorden om zowel uit het economische- als uit het klimaatdal te klimmen. En hoewel de onzekerheden rond het vraagstuk groot zijn, is één ding zeker: niets doen is geen optie, dan krijgen de volgende generaties de rekening gepresenteerd.

Het jaar 2010 zal daarom in het teken staan van de uitwerking van de internationale klimaattop van Kopenhagen, die in december 2009 plaatsvindt. De internationale gemeenschap kan op klimaatgebied een noodzakelijke stap vooruit zetten door bindende afspraken te maken over de terugdringing van CO2-uitstoot. De Europese Unie (EU) wil dertig procent minder broeikasgassen in 2020, ten opzichte van 1990, mits er sprake is van een evenwichtig akkoord.

Het Kabinet voert een ambitieus klimaatbeleid en heeft dit ook in nationaal beleid vastgelegd. In het coalitieakkoord zijn klimaatvoorstellen uitgewerkt. Tal van effectieve klimaatakkoorden zijn gesloten met medeoverheden en bedrijfstakken. Rijksbreed wordt gewerkt aan het programma Schoon en Zuinig. Want het klimaatbeleid is niet langer het exclusieve terrein van de Minister van VROM. Het zit in de vezels van dit Kabinet. Dat bleek eens te meer bij de presentatie van het aanvullend beleidsakkoord in april 2009 en het groen akkoord met provincies en gemeenten. Van de € 6 miljard aan stimuleringsmaatregelen is meer dan 30 procent duurzaam: energiebesparing, duurzaam ruimtegebruik en de productie van duurzame energie. De Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE) wordt ruimer en robuuster gefinancierd uit een opslag op het elektriciteitstarief, waarmee bedrijven meer zekerheid krijgen voor toekomstige investeringen, en de kabinetsdoelstelling van 20 procent duurzame energie in 2020 wordt gerealiseerd.

Dit Kabinet spant zich in voor het klimaat op een manier en schaal die geen precedent heeft in de Nederlandse geschiedenis. Een inspanning bovendien, die uiterst nauwkeurig gedocumenteerd wordt door de monitor Schoon en Zuinig. Dit document stuurt VROM in het vervolg jaarlijks met Prinsjesdag naar de Tweede Kamer. De verkenning Schoon en Zuinig, verschenen in april 2009, toonde aan dat het Kabinet de milieudoelen voor 2011 haalt. Op de lange termijn zijn er echter onzekerheden. Extra ingrepen of alternatieven voor het huidige beleid kunnen noodzakelijk zijn. Conform het coalitieakkoord besluit het Kabinet hierover in juni 2010, bij de tussenevaluatie van Schoon en Zuinig.

De klimaatopgave vergt grote, meerjarige investeringen van overheden en bedrijfsleven. Maar dit moet niet alleen als last voor de economie worden beschouwd. Schaarste is de moeder van creativiteit en innovatie. Vindingrijkheid, waarmee Nederland groot is geworden, moet worden aangewend om nieuwe oplossingen te vinden. Door vooruitgang te boeken op het gebied van duurzame energie, energiebesparing en het efficiënt (her-)gebruik van natuurlijke grondstoffen vergroten we onze concurrentiekracht.

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is in 2009 gestart. Dankzij de samenwerking tussen Rijk, gemeenten en provincies worden de luchtkwaliteitsnormen gegarandeerd gehaald. De goedkeuring van de Europese Commissie toont aan dat niet alleen het Kabinet, maar ook de EU vertrouwen heeft in deze vernieuwende aanpak! 2010 staat in het teken van de uitvoering van het NSL.

De overheid stimuleert groene innovatie in de marktsector door vanaf 1 januari 2010 100 procent duurzaam in te kopen. Werken aan een duurzaam Nederland door het creëren van markten voor duurzame producten, is een van de speerpunten van het Kabinet. De markt wordt zo een krachtige impuls gegeven en voor innovatiegerichte ondernemers worden kansen gecreëerd. De Nederlandse economie kan daardoor een concurrentievoordeel behalen op andere landen en nieuwe, op duurzaamheid gerichte, bedrijvigheid en werkgelegenheid creëren.

Deze vooruitgang komt voort uit de kracht van het initiatief van individuen, groeperingen en bedrijven. VROM stelt zich ten dienste van deze initiatieven, door koplopers bij te staan met raad en daad, door brede allianties te smeden en door zinloze regels af te schaffen en bestaande regels te vereenvoudigen.

Dat laatste is van groot belang. Veel initiatieven, bijvoorbeeld op het gebied van duurzame energie of duurzaam bouwen, komen traag op gang vanwege stroperige procedures. Het Kabinet voert mede daarom in 2010 de Crisis- en herstelwet in.

De unieke ruimtelijke ordening van Nederland staat niet ter discussie. Ons dichtbevolkte, kwetsbare land is door de eeuwen heen zo ingericht dat we dynamische steden hebben binnen weidse, open, groene ruimtes. Die balans vormt het fundament van het thema Mooi Nederland.

Toch staat een mooier Nederland onder druk. Verrommeling, vervlakking en monotonie nemen nog steeds toe. Het kabinetsbeleid stelt zeker dat Nederland een aantrekkelijk land blijft waar het prettig wonen, werken en recreëren is. De oplossing ligt in het beter benutten van bebouwd gebied door economische activiteit en stedelijke ruimte te bundelen. De positie van de stad staat hierbij centraal. Daarvoor wordt 2010 een belangrijk jaar. De eerste tranche van de AMvB Ruimte treedt in werking, waardoor de kaders voor de ruimtelijke inrichting van ons land vast komen te liggen.

De klimaatverandering tekent de komende jaren sterk het ruimtelijk beleid. De risico’s waar Nederland mee te stellen krijgt zijn niet gering: het waterpeil van de grote rivieren piekt vaker, de zeespiegel stijgt, de zomers worden droger en de bodem daalt en verzilt. De kijk op ruimtelijke ordening moet zich daaraan aanpassen. Er moet ruimte worden gevonden voor duurzame energievormen op het land en op zee. In de tussentijdse evaluatie van de Nota Ruimte in 2010 wordt hier nader op ingegaan.

De geschetste opgaven zijn immens, maar tegelijkertijd passen ze bij Nederland. De historische vergelijking met de inpoldering van Holland, de aanleg van de Afsluitdijk en de Deltawerken dringt zich op. Zoals wel vaker brengt een crisis, in dit geval een klimaatcrisis, het beste in ons boven.

Het VROM-beleid draagt bij aan het realiseren van doelstellingen uit pijler een, twee, drie en zes van het beleidsprogramma van het Kabinet «Samen werken, samen leven». De bijdragen van VROM worden hieronder thematisch toegelicht: klimaatbeleid, ontwikkeling van markten voor duurzame producten (ketenbeleid), Mooi Nederland en slimmere regels, betere uitvoering en minder lasten.

Pijler 1: Een actieve internationale en Europese rol

Pijler 2: Een innovatieve, concurrerende en ondernemende economie

Pijler 3: Een duurzame leefomgeving

Pijler 6: Overheid en dienstbare publieke sector

A. Klimaatbeleid

Mede door menselijke activiteit warmt de aarde op. De bedreigingen voor Nederland zijn reëel: de grote Europese rivieren krijgen te maken met meer en extremere pieken. Regen- en smeltwater komt naar Nederland – de Delta van Europa; de zeespiegel stijgt en de stormen nemen toe in aantal en kracht.

Het Kabinet kiest voor actie. Kern van de strategie is de uitstoot van broeikasgassen verminderen door het tempo van energiebesparing te verhogen en de inzet van duurzame energie te vergroten. Dit combineert het Kabinet met beleid gericht op ruimtelijke aanpassingen waartoe de klimaatverandering noopt. Leven met water in plaats van strijden tegen.

De EU legt de uitstoot van CO2 aan banden met het emissiehandelssysteem. Een belangrijke stap naar een mondiale koolstofmarkt, waarin emissies een prijs krijgen en maatregelen op efficiënte wijze worden gealloceerd. Het verder vormgeven van de koolstofmarkt vormt, naast onder meer effectieve ondersteuning van acties in ontwikkelingslanden, de sleutel tot internationale klimaatafspraken in Kopenhagen. Het Kabinet steunt dit. Tot die tijd zet het Kabinet in op afvang en opslag van CO2 (CCS). Het beleid richt zich op het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen in de sectoren verkeer, industrie en landbouw. Behalve aan het klimaat, dragen duurzame mobiliteit, energie-efficiënte productie en milieuvriendelijke landbouw bij aan schonere lucht. Het tempo van energiebesparing moet omhoog, evenals de productie van duurzame energie, zodat nog minder broeikasgassen in Nederland worden uitgestoten.

Duurzame energie speelt een hoofdrol bij de klimaat- en energieambities van dit Kabinet. Het kabinet streeft naar 20 procent duurzame energie in 2020. Windenergie op zee en land en biobrandstoffen spelen een belangrijke rol. VROM is verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van windenergie op het land. Plaatsing van windturbines mag niet ten koste gaan van kwetsbare landschappen. De opmars van duurzame energie, zoals zonne-, bodem-, water- en windenergie, biomassa en biobrandstoffen en de ontwikkeling rond afvang en opslag van CO2 (CCS) heeft consequenties voor ons ruimtegebruik.

Bij het inrichten van Nederland moet rekening worden gehouden met de gevolgen van klimaatverandering voor ons land. Het valt onder de verantwoordelijkheid van VROM dat het klimaat een belangrijke rol heeft in het ruimtelijk beleid. In het Deltaprogramma zijn taken binnen het kabinet verdeeld voor de nationale beleidsopgaven voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening. VROM geeft vorm aan de ruimtelijke visie rond de Rijnmond en van de kustuitbreiding. Ook stelt VROM voorwaarden op voor nieuwbouw en herstructurering.

A.1 Internationaal Klimaatbeleid

Kabinetsdoelstelling 8: In breder verband actief bijdragen aan het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale doelstellingen voor na 2012.

Doel

In 2010 en verder gaat de internationale gemeenschap de in Kopenhagen afgesproken principes en doelstellingen uitwerken in concrete, juridisch bindende, mondiale mechanismen en richtlijnen. Meetbaarheid, rapporteerbaarheid en verifieerbaarheid van emissiereducties, acties en steun vormen een hoofdthema. Tempo is daarbij geboden zodat er geen hiaat ontstaat tussen het aflopen van de afspraken in het Kyoto-protocol eind 2012 en het van kracht worden van nieuwe afspraken op basis van het Kopenhagen-akkoord. Wanneer er mondiaal een ambitieus akkoord wordt bereikt heeft de EU zich verplicht haar eigen emissiereductiedoelstelling voor 2020 van 20 procent naar 30 procent te verhogen.

Om de meest bedreigende gevolgen van de klimaatverandering te kunnen voorkomen, blijft de Nederlandse inzet gericht op het beperken van de mondiale temperatuurstijging tot twee graden Celsius. Hiertoe moeten ontwikkelde en ontwikkelingslanden hun uitstoot van broeikasgassen voortvarend aanpakken. Daartoe moet de mondiale koolstofmarkt geleidelijk worden uitgebouwd en verbeterd. Er moeten voldoende middelen op tafel komen voor ondersteuning van klimaatacties in ontwikkelingslanden.

Eén van de pijlers onder de aanpak van broeikasgassen is het Europees marktmechanisme voor CO2-uitstoot, het Emission Trading System (ETS). Het speelt een centrale rol bij de verdeling van de emissiereductiedoelstellingen tussen EU-lidstaten. Ook normering van huishoudelijke apparaten, auto’s en gebruiksvoorwerpen wordt op Europese schaal ingevoerd. Nederland zet zich in de EU in voor ambitieuze doelen op dit gebied.

Figuur 1: Ontwikkeling mondiale broeikasgasemissies 1990–2050.

kst-32123-XI-2-1.gif

Belangrijkste prestaties in 2010:

Als er in december 2009 een klimaatakkoord in Kopenhagen is bereikt, zal 2010 het jaar zijn waarin de internationale gemeenschap de afspraken uit het akkoord operationaliseert. Belangrijke speerpunten in 2010 vanuit de initiërende rol die Nederland voor Kopenhagen heeft gespeeld zijn:

• Uitwerking van de afspraken over de internationale financiële architectuur: de bronnen, besteding en toezicht op de middelen;

• Uitwerking van de nieuwe marktmechanismen in het kader van koolstofarme ontwikkelingsstrategieën;

• Uitwerking van de reductiedoelstelling van 30 procent en de lastenverdeling daarvan binnen de EU.

Mocht een internationale overeenkomst niet of niet tijdig tot stand komen, dan gelden nog altijd de unilaterale doelstellingen van de EU en Nederland.

A.2 Nationaal klimaatbeleid en overig broeikasbeleid

Doel

Zoals in het beleidsprogramma en het aanvullend beleidsakkoord is gesteld, heeft het Kabinet voor 2020 de volgende doelen:

• Energiebesparing van gemiddeld 2 procent per jaar tussen 2011 en 2020;

• Verhoging van het aandeel duurzame energie tot 20 procent in 2020, inclusief een groei naar 10 procent gebruik van hernieuwbare energie in de vervoersector (waaronder duurzaam geproduceerde biobrandstoffen) in 2020.

Het Kabinet heeft voor 2020 een einddoel per sector opgesteld. Deze reductiedoelen zijn opgenomen in onderstaande figuur.

Tabel 1: Reductiedoel per sector in 2020 (ten opzichte van 1990). Eén Megaton is gelijk aan één miljard kilo.
Emissiereductiedoelen per sector Schoon en Zuinig in Megaton (Mton) CO2eq in 2020 ten opzichte van 1990
Industrie en energie30 procent reductie
Gebouwde omgeving15 à 20 Mton CO2
Verkeer30 à 34 Mton CO2
Landbouw5 à 6 Mton CO2
Overige broeikasgassen25 à 27 CO2-equivalent

In onderstaande figuur zijn de werkelijke emissies tot en met 2007 weergegeven. Deze zijn afgezet tegen de doelstelling voor 2020 en de verwachte emissie in 2020. Uit de Verkenning Schoon en Zuinig kan worden afgeleid dat de verwachte uitstoot uitkomt op 163–180 Mton in 2020, uitgaande van ondermeer de huidige EU-reductiedoelstelling. Medio 2010 wil het Kabinet de tussenevaluatie van Schoon en Zuinig naar de Tweede Kamer sturen. Indien uit de evaluatie blijkt dat aanvullende maatregelen nodig zijn om de doelen voor 2020 zeker te stellen, zal het Kabinet hiertoe tegelijkertijd met de evaluatie voorstellen doen.

Figuur 2: Emissie broeikasgassen in Nederland, 1990–2020

kst-32123-XI-2-2.gif

Op weg naar 2020 heeft het Kabinet een aantal tussendoelen in 2011 te halen.

Tabel 2: Realisatie tussendoelen 2011. Eén Megawatt is gelijk aan één miljoen watt.
 Doelstelling 2011Verwachte resultaten 2011
Broeikasgassenmaximaal 209 Mton CO2eq broeikasgasemissiewordt naar verwachting gehaald
Energiebesparing29–61 Pjprim per jaar24–54 Pjprim
Duurzame energie4 procent biobrandstoffen 2 285 Megawatt (MW) gecommitteerd4 procent biobrandstoffen indien vergunningverlening succesvol, 3 496–3 541 MW mogelijk

Belangrijkste prestaties in 2010:

• In de eerste helft van 2010 maakt het Kabinet de lacunes inzichtelijk en stuurt de betreffende tussenevaluatie Schoon en Zuinig naar de Tweede Kamer;

• Indien evaluatie daartoe aanleiding geeft, volgen in 2010 eventuele maatregelen om doelrealisatie in 2020 zeker te stellen;

• Monitor Schoon en Zuinig inclusief de voortgang van de convenanten in september 2010 naar de Tweede Kamer.

Energiebesparing: energiezuinige verlichting

Doel

Nederland schakelt over op energiezuinige verlichting in huishoudens, publieke ruimte en bedrijvenpanden. Daarmee speelt Nederland in op het verbod op gloeilampen in Europees verband per september 2012. De matte gloeilampen verdwijnen al per september 2009 uit de schappen. VROM wil de Nederlandse consument bewust maken van de energiezuinige alternatieven voor verlichting. Het is de ambitie om het elektriciteitsgebruik door verlichting in huishoudens met circa 30 procent te verminderen in 2011 ten opzichte van 2007. De rijksoverheid stimuleert, terwijl de andere overheden beleid voeren.

Belangrijkste prestaties in 2010:

• De gloeilamp verdwijnt uit Nederland conform Europese afspraken. Het verbod op matte gloeilampen gaat in per september 2009. In september 2010 verdwijnt de 75W en in 2011 de 60W gloeilamp. Een volledig verbod op heldere gloeilampen gaat in per september 2012;

• Gezamenlijke mediacampagne van VROM en de verlichtingsmarkt over energiezuinige verlichting als alternatief voor de gloeilamp;

• Uitvoering van het groen akkoord op basis van eigen gemeentelijke plannen met koplopergemeenten zorgt voor een toename van de energiebesparing in de openbare verlichting;

• Ontwikkeling van hulpmiddelen (energiebesparingsscan) voor energiebesparing op verlichting in de utiliteitsbouw;

• In 2010 wordt een plan van aanpak opgesteld om te komen tot donkerte beleid tegen overbodige verlichting, in samenwerking met provincies en het platform lichthinder.

CO2-afvang en -opslag

De Minister van VROM is samen met de Minister van EZ verantwoordelijk voor de uitvoering en de voortgang van het programma CCS.

Het Kabinet wil de uitstoot van broeikasgassen verminderen door het tempo van energiebesparing te verhogen en de inzet van duurzame energie sterk te vergroten. Vooralsnog zal dat niet genoeg zijn om de klimaatdoelstelling te halen. In de overgangsfase zet het Kabinet daarom in op afvang en opslag van CO2 (CCS). Voordat bedrijven CCS rendabel kunnen toepassen, zullen de kosten verder omlaag moeten. Daarom heeft het Kabinet de afgelopen jaren middelen beschikbaar gesteld voor technologisch onderzoek en demonstratieprojecten op het gebied van CO2-afvang en -opslag. Strengere CO2-emissieplafonds na 2020 zullen leiden tot hogere CO2-prijzen, waardoor de toepassing van CCS rendabel wordt voor bedrijven. In aanvulling daarop wordt een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de verschillende typen andere maatregelen om ervoor te zorgen dat grootschalige invoering van CCS na afloop van de demonstratiefase wordt gerealiseerd. De uitkomsten van de klimaatonderhandelingen in Kopenhagen zullen van invloed zijn op de toekomstige CO2-prijs. Er wordt goed gekeken naar de ervaringen die Groot-Brittannië heeft met verplichtstelling.

Doel

Het Kabinet heeft als doel gesteld dat in Nederland CCS versneld moet worden gerealiseerd en toegepast: in 2015 zullen twee grootschalige demonstratieprojecten in Nederland operationeel moeten zijn. Met name voor kolencentrales, als zeer grote CO2-emittenten, is het doel van het kabinet – linksom of rechtsom – om bij alle thans in aanbouw zijnde en nog nieuw te bouwen kolencentrales zo spoedig mogelijk, direct na afloop van de demonstratiefase, CCS toe te passen. Het Kabinet is daarover in gesprek met het bedrijfsleven. Vanzelfsprekend zal het level playing field voor bedrijven daarbij een belangrijk aandachtspunt zijn en moet er draagvlak bij de burger zijn.

Het is van belang dat CCS ook door andere bedrijven met een hoge CO2-uitstoot, zoals in de chemie, de staalindustrie en elektriciteitscentrales, zo spoedig mogelijk wordt toegepast. Nederland wil dat voor CCS zo snel mogelijk geldt dat «de vervuiler betaalt», maar in de demonstratiefase, waarin CCS nog niet rendabel is, is financiële steun van de overheid (EU/Nederland) onontkoombaar om demonstratieprojecten te kunnen realiseren.

Belangrijkste prestaties in 2010:

• In het kader van het Europese Economische herstelplan is een bedrag van € 180 mln gereserveerd voor de realisatie van één CCS-project in Nederland. Daarvoor hebben Nederlandse bedrijven inmiddels twee projectvoorstellen bij de Europese Commissie ingediend waaruit de Commissie eind 2009/begin 2010 één voorstel zal selecteren voor financiële steun. De Europese financiering zal ten hoogste 80 procent van de totale projectkosten bedragen. Het Kabinet zal op korte termijn met de betrokken bedrijven afstemmen hoe de gezamenlijke bijdrage in beginsel zal worden ingevuld als het project door de Europese Commissie zou worden geselecteerd. Een belangrijke voorwaarde voor een eventuele rijksbijdrage voor het geselecteerde demonstratieproject is dat het betrokken bedrijfsleven zelf een substantiële financiële bijdrage levert.

• In het voorjaar 2010 kunnen initiatiefnemers projectvoorstellen indienen bij de Europese Commissie om te worden geselecteerd als grootschalig CCS-demonstratieproject. Deze projecten zullen (deels) worden gefinancierd uit de zogenaamde ETS-nieuwkomersreserve. Het Kabinet zet zich er actief voor in dat de Europese Commissie een deel van deze plannen als Europese voorbeeldprojecten selecteert en daarvoor substantiële financiële steun beschikbaar stelt. Met het oog op selectie van Nederlandse projectvoorstellen door de Europese Commissie als grootschalig Europees demonstratieproject, zal het Kabinet, op basis van gedegen en uitgewerkte business cases, een rijksbijdrage voor (een deel van) deze demonstratieprojecten serieus overwegen, mits ook de bedrijven van hun kant komen met substantiële financiële commitments.

Overige broeikasgassen

Doel

Verlaging van emissies van overige broeikasgassen met circa 50 procent in 2020 (ten opzichte van 1990).

Belangrijkste prestaties in 2010:

De volgende prestaties in 2010 zijn gericht op de realisering van de emissie reductie in 2020:

• Met het ministerie van LNV uitvoeren van, mede op klimaatbeleid gerichte, innovatieprogramma’s in de landbouw door met name inzet van emissiearm veevoer en precisielandbouw;

• Uitvoering van het sectorconvenant schone en zuinige Agrosectoren;

• Onderzoek naar extra reductiemogelijkheden in de industrie. Onder meer bij koeling en warmtepompen, warmtekrachtinstallaties, vergistinginstallaties, rioolzuivering en afvalverbranding;

• Bijdragen aan de uitwerking van een internationaal emissiereductie arrangement om wereldwijde toename van emissies van fluorkoolwaterstoffen (HFK’s) te voorkomen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de ervaringen van het Montreal-Protocol.

Lokale en regionale initiatieven

Doel

Optimalisering van de bijdrage van provincies en gemeenten aan de reductiedoelstelling van het beleidsprogramma Schoon en Zuinig. 2010 is het oogstjaar van het project Lokale en Regionale Klimaatinitiatieven.

Belangrijkste prestaties in 2010:

• In 2010 zijn alle, via de Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven (SLOK)-regeling gesteunde klimaatakkoorden, met gemeenten en provincies in uitvoering genomen conform de daarvoor opgestelde plannen die deels door VROM worden bekostigd via de SLOK-regeling;

• De knelpunten, zoals geïnventariseerd in 2009, uit de Lokale en Regionale Beleidsagenda Klimaat zijn opgelost;

• VROM ondersteunt de 180 gemeenten die beleidsplannen uitvoeren gericht op het Midden- en Kleinbedrijf (MKB). Handhavingsbeleid moet ertoe leiden dat maatregelen, die zich binnen vijf jaar terugverdienen, worden uitgevoerd. Deze aanpak wordt uitgebreid naar 300 gemeenten in 2010;

• Er is een monitor ontwikkeld om de concrete bijdrage van de lokale en regionale klimaatinitiatieven aan de doelen van Schoon en Zuinig in beeld te brengen. Deze monitor maakt deel uit van de monitor Schoon en Zuinig;

• VROM stimuleert alle gemeenten tot het opnemen van CO2-emissiereductie in lokale en regionale verkeer- en vervoerplannen;

• VROM stimuleert alle gemeenten tot het opnemen van energieprestatie-eisen in prestatiecontracten met woningcorporaties voor de bestaande woningvoorraad;

• Uitvoering van het Innovatieprogramma Klimaatneutrale Steden, onderdeel van Innovatieagenda Energie. Dit programma vormt een extra financiële stimulans voor gemeenten om te komen tot klimaatneutrale steden;

• Op basis van het groen akkoord worden, zoals afgesproken met het ministerie van OCW, op basisscholen in 2009 en 2010 energiebesparende maatregelen genomen. De subsidieregeling is in augustus 2009 gepubliceerd.

A.3 Ruimtelijke inpassing klimaatbeleid

Kabinetsdoelstelling 26: Klimaatbestendige inrichting van Nederland waarbij water een meer bepalende factor is bij ruimtelijke afwegingen, inclusief locatiekeuzes. Meer ruimte voor herstel van natuurlijke processen (bodem, water en natuur).

Klimaatadaptatie

Doel

Het Kabinet streeft ernaar de ambities en criteria voor een duurzame en toekomstbestendige inrichting uiterlijk in 2015 in ruimtelijke plannen op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau te verankeren. Leidraad hiervoor is het advies van de commissie Veerman die de opgave voor de lange termijn in beeld heeft gebracht.

Belangrijkste prestaties in 2010:

• De eerste verkenningen voor deelprogramma’s binnen het Deltaprogramma (Nieuwbouw & herstructurering, Kustverbreding en Rijnmond) zijn opgeleverd. Doel van deze verkenningen is het voorbereiden van een kabinetsstandpunt over eventuele aanpassing van wet- en regelgeving en noodzakelijke investeringen mede in relatie tot het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT);

• Het stimuleringsprogramma «Maak ruimte voor Klimaat» heeft de kennisoverdracht naar andere overheden georganiseerd in samenwerking met de stichting Kennis voor Klimaat (nationale en regionale impulsbijeenkomsten, instellen wetenschappelijke reviewteams, ontwerpateliers;

• De klimaatbufferprojecten uit de tweede tranche (2009–2012) zijn geselecteerd. De projecten uit de eerste tranche zijn in uitvoering.

Windenergie

Krachtige inzet op windenergie is van belang om de kabinetsambitie wat betreft duurzame energie te kunnen halen. Het huidige inzicht is dat daarvoor op land tot 2020 tenminste 6 000 MW nodig is.

Doel

Voor deze kabinetsperiode is de doelstelling om vergunningen te verlenen voor 2 000 MW extra windenergie op het land boven op de 2 000 MW die er nu reeds staat. Belangrijk is ook dat er voldoende draagvlak voor windenergie ontstaat bij de burger. Uit onderzoek blijkt dat problemen met rijksbeleid en wet- en regelgeving zich onder andere voordoen op het gebied van geluid, externe veiligheid en radar. Aanpassing van de regelgeving is in gang gezet. Knelpunten ten aanzien van radar worden in samenwerking met de Minister van Defensie opgepakt. De Crisis- en herstelwet zal worden gebruikt om provincies te verplichten om voor plannen tussen 15 en 100 MW de coördinatieregeling te gebruiken en een provinciaal inpassingsplan te maken. Voor plannen groter dan 100 MW zal de Rijkscoördinatieregeling worden ingezet, zoals nu reeds het geval is bij de Noordoostpolder en Zeewolde.

Bezien zal worden of de «Wet algemene bepalingen omgevingsrecht» kan worden gebruikt om procedures te versnellen. Het wegnemen van deze belemmeringen zal naar verwachting leiden tot realisatie van een substantieel aantal extra projecten.

Belangrijkste prestaties in 2010:

• De AMvB windturbines (waarin de volgende elementen zijn opgenomen: geluid, slagschaduw, veiligheid) is in werking getreden. Deze AMvB volgt de circulaire op die medio 2009 met het oog op tijdelijk beleid is gepubliceerd;

• De inspanningen om ruimtelijke knelpunten op te lossen, zoals helpdesk en windteams, worden gecontinueerd en waar nodig geïntensiveerd;

• Om pijplijnprojecten gerealiseerd te krijgen worden aanvullende regionale bestuurlijke afspraken gemaakt;

• De nieuwe toetsingsmethodiek radar is in werking getreden. Het Kabinet stelt de norm in 2009 vast. Hier wordt zo mogelijk op vooruitgelopen in de voorbereiding van projecten;

• Een langetermijnvisie ruimtelijk perspectief windenergie op land is opgesteld en hierover zijn afspraken gemaakt met het IPO en de VNG. Dit wordt een verkenning van twee ruimtelijke inrichtingsmodellen, waarbij het Kabinet een besluit neemt over de aanpak en de verantwoordelijkheden van de verschillende bestuurslagen.

A.4 Biobrandstoffen (nationaal, Europees en mondiaal)

Doelstelling: Meer gebruik van duurzaam geproduceerde biobrandstoffen als de belangrijkste bijdrage aan de doelstelling om minimaal 10 procent hernieuwbare energie in de vervoersector te realiseren in 2020.

Biobrandstoffen leveren voor de vervoersector een belangrijke bijdrage aan het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen. Maar biobrandstoffen dienen behalve kosteneffectief ook duurzaam te zijn. De CO2-balans moet positief uitslaan, de relatie met de voedselvoorziening wordt hierbij nauwlettend bekeken en er mag geen verlies aan biodiversiteit optreden. Dat geldt voor de hele levenscyclus van de brandstof. In 2010 zullen in samenwerking met LNV, BuZa/OS en EZ de duurzaamheidscriteria uit de EU-richtlijn Hernieuwbare Energie in Nederlandse regelgeving worden vastgelegd. Brandstofleveranciers moeten middels een certificeringsrapport de duurzaamheid van ingezette biobrandstoffen kunnen aantonen. Ook krijgen bedrijven in Nederland vanaf 2010 een positieve stimulans tot ontwikkeling en toepassing van de tweede generatie biobrandstoffen, die minder negatieve bijwerkingen kennen. Productie van en handel in biobrandstoffen vindt plaats op mondiale schaal. Voor Nederland is daarom met name EU-beleid bepalend. Mondiale samenwerking is een essentiële voorwaarde. Er is nog geen sprake van internationaal draagvlak voor bindende afspraken over duurzaamheidscriteria. Het door de G8 ingestelde Global Bio-Energy Partnership, waaraan Nederland deelneemt, richt zich op vrijwillige afspraken. Tevens richt Nederland zich op samenwerking met specifieke landen (zoals Maleisië, Indonesië, Mozambique en Brazilië) om samen met het Nederlandse bedrijfsleven duurzame biomassa uit die landen te kunnen importeren.

Doel

Het nationale doel is om voor het wegverkeer een verbruik van 4% biobrandstoffen te realiseren, waarmee een reductie van 1,3 Mton CO2 in 2010 wordt bereikt. In Europees verband wil het Kabinet bereiken dat de indirecte effecten bij de beoordeling van de duurzaamheid van biobrandstoffen worden betrokken. Het Kabinet wil komen tot internationale (vrijwillige) afspraken over duurzaamheid via het Global Bio-Energy Partnership.

Belangrijkste prestaties in 2010:

• Het realiseren van de doelstelling van 4 procent biobrandstoffen voor het wegverkeer door een verplichting dit percentage op de markt te brengen;

• Eind 2010 rondt het Kabinet de implementatie af van de EU-richtlijn hernieuwbare energie voor biobrandstoffen in de Wet Milieubeheer en uitvoeringsregelingen. Alle vloeibare biobrandstoffen moeten vanaf 2011 voldoen aan de duurzaamheidscriteria om te mogen meetellen als duurzame energie;

• Vooruitlopend op de implementatiedatum van de EU-richtlijn hernieuwbare energie, wordt in 2010 met de bedrijven gekomen tot een certificatienorm voor onafhankelijke audits en wordt een uitvoeringsorganisatie opgedragen om de door de certificeerders aangeleverde informatie te verzamelen, controleren en administreren en daarover te rapporteren;

• In het tweede kwartaal van 2010 zal het Kabinet de doelstelling vaststellen voor hernieuwbare energie in de vervoersector in 2020;

• Het Kabinet wil de Europese Commissie bewegen om in 2010 met een voorstel te komen om de indirecte verschuiving van landgebruik voor de productie van biobrandstoffen mee te nemen in de duurzaamheidsbeoordeling;

• De in het kader van het Global Bio-Energy Partnership opgestelde duurzaamheidscriteria worden geconcretiseerd door er indicatoren aan te koppelen;

• Het Global Bio-Energy Partnership ontwikkelt in 2010 een vrijwillig afwegingskader, voor nationaal gebruik, om de indirecte effecten van biobrandstoffen vast te stellen.

A.5 Verbeteren luchtkwaliteit

Doelstelling: Slechte lucht tast het milieu aan en schaadt, vooral bij langdurige blootstelling, de gezondheid. Daarom dient de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit biedt ruimte voor maatschappelijk gewenste ruimtelijke en infrastructuurplannen.

Het Kabinet wil gezondheidsschade en aantasting van het milieu door luchtverontreiniging beperken. Daarom is het nodig emissies door industrie, landbouw, verkeer, bebouwde omgeving en consumenten te reduceren. Uit de Grootschalige Concentratiekaart Nederland 2008 blijkt dat Nederland mede dankzij het extra pakket aan maatregelen inmiddels op de meeste plaatsen tijdig aan de Europese luchtkwaliteitseisen voldoet. Het Nationaal samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is sinds medio 2009 van kracht. Het NSL is goedgekeurd door de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft hiermee Nederland toestemming gegeven enkele jaren later aan de luchtkwaliteitsnormen te voldoen, op voorwaarde dat binnen de gestelde termijnen alle overschrijdingen van de normen voor luchtkwaliteit moeten zijn opgelost. Met deze goedkeuring geeft de Europese Commissie aan vertrouwen te hebben in de Nederlandse aanpak. Het NSL leidt tot eenvoudiger procedures omdat luchtkwaliteit op programmaniveau te toetsen valt.

Doel

Voor met name fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) is nog steeds sprake van enkele lokale hotspots waar de EU-normen worden overschreden. Het blijft daarom noodzakelijk vooral op lokaal niveau extra maatregelen te nemen via het NSL. Uiterlijk medio 2011 moeten de normen voor fijn stof worden gehaald. Voor NO2 is dat uiterlijk 2015.

Belangrijkste prestaties in 2010:

• In september 2010 zal de eerste monitor van het NSL gereed zijn. De uitkomsten van de monitor en eventuele gevolgen worden met de andere NSL-partners besproken. Als uit deze monitor blijkt dat in een regio extra inzet nodig is, zijn de betreffende NSL-partners ervoor verantwoordelijk dat aanvullende maatregelen worden genomen. Met dit NSL geeft het Kabinet de zekerheid dat tijdig aan de Europese luchtkwaliteitsnormen wordt voldaan;

• Naar verwachting stelt de EU eind 2010 nieuwe emissieplafonds voor, geldend tot 2020, in het kader van het Götenborg-protocol. De inzet van Nederland daarbij is het streven naar ambitieuze, maar haalbare plafonds.

B. Ontwikkeling van markten voor duurzame producten (ketenbeleid)

Kabinetsdoelstelling 21: de overheid wil uiterlijk in 2010 duurzaamheid als zwaarwegend criterium meenemen in al haar aankopen.

Kabinetsdoelstelling 22: het stimuleren van duurzame consumptie en productie.

Het Kabinet streeft naar duurzame materiaal- en productketens. Doel is het verminderen van de milieudruk binnen ketens, van grondstofwinning via productie en consumptie tot de afvalfase. Zaak is daar in te grijpen waar de grootste milieudruk ontstaat. Dat kan leiden tot vervanging van energieverslindende of milieubelastende materialen door betere alternatieven. Of tot maatregelen om productieverliezen te verminderen. Of tot betere, gescheiden inzameling van afval. Om tot duurzame materiaalketens te komen dient het beleid zich verder te ontwikkelen.

Het Kabinet wil een groot deel van de milieuproblematiek oplossen via de markt. Daarom stimuleert het Kabinet verbreding van het aanbod van duurzame (groene) producten en diensten, evenals innovaties op dit gebied. Behalve fiscale prikkels levert het Rijk hieraan samen met andere overheden een bijdrage door duurzaam in te kopen. De overheid koopt per jaar voor meer dan € 50 miljard in. Het streven van alle ministeries om 100 procent duurzaam in te kopen vanaf 2010, geeft een grote impuls aan een duurzame markt. Daarnaast worden de inspanningen op het gebied van handel en duurzaamheid voortgezet conform de kabinetsvisie handel en non-trade concerns. In het bij zonder kunnen worden genoemd de implementatie van de sociale criteria voor duurzaam inkopen en de inzet gericht op de ontwikkeling van Europese criteria voor duurzaam inkopen.

Doel

In 2010 een aanpak te ontwikkelen die leidt tot verlaging van de milieudruk binnen (product- of materiaal)ketens. Dit kan onder meer door duurzamer produceren, anders ontwerpen, minder (ander) materiaalgebruik of meer of hoogwaardiger hergebruik. Samen met maatschappelijke partners stelt het kabinet in 2010 lange termijn doelen op. Doel is om in tenminste vier ketenprojecten een milieuwinst van 20 procent te realiseren in de periode tot 2015.

In 2010 worden de gestelde doelen van duurzaam inkopen door de rijksoverheid en andere overheden gerealiseerd. Momenteel zijn overheden aan de slag met het toepassen van de per 1 augustus 2009 beschikbaar gestelde duurzaamheidseisen. Om innovaties een extra stimulans te geven is het wenselijk dat de per 1 augustus beschikbaar gestelde duurzaamheidswensen zo veel mogelijk worden benut en een zwaar gezicht krijgen bij de gunning van opdrachten. Ook wordt voor enkele aansprekende productgroepen (experimenteer)ruimte geboden voor het tot stand brengen van gezamenlijke, grootschalige innovatieve initiatieven.

Belangrijkste prestaties in 2010:

• Het Kabinet rondt samen met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties de eerste uitvoeringsfase af van zeven ketenprojecten. Hierbij wordt een milieuwinst geboekt van 20 procent in tenminste vier van de desbetreffende ketens in de planperiode van het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP2, periode 2009–2015);

• In een nota aan de Kamer stelt het Kabinet lange termijn doelen, prioriteiten en instrumentarium vast voor algemeen materiaal- en productketen beleid. Deze nota is in samenspraak met bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties voorbereid;

• In 2010 is het denken in ketens onderdeel van het reguliere beleid:

– Voor de helft van de productgroepen voor Duurzaam Inkopen zijn wensen opgenomen die passen bij de ketenbenadering;

– Er vinden tenminste drie leerwerkgroepen plaats met doorlooptijd van een jaar voor koplopers: een leerwerkgroep voor 15 bedrijven gericht op productontwikkeling, en twee leerwerkgroepen voor overheden gericht op gebiedsontwikkeling;

– Materiaalketens krijgen een plaats in minimaal vier gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij het Rijk actief betrokken is;

• De rijksoverheid koopt 100 procent, gemeenten 75 procent, provincies en waterschappen 50 procent duurzaam in; in 2010 wordt opnieuw een Monitor Duurzaam Inkopen uitgevoerd;

• In het kader van Duurzaam Inkopen stimuleert het Kabinet innovatie via een vijftal concrete, grootschalige innovatieve initiatieven. Deze vijf producten en/of diensten worden in overleg met het bedrijfsleven geselecteerd en in 2010 gestart.

C. Mooi Nederland

Doelstelling: het ruimtelijk beleid van dit kabinet is gericht op een mooi en duurzaam ingericht Nederland, dat internationaal kan concurreren. De uitdaging voor ruimtelijke ordening ligt in het bundelen van de ruimtevraag, het beter benutten van bebouwd gebied, het versterken van openheid, het verbeteren van de (dagelijkse) leefomgeving en het klimaatbestendig maken van de ruimte. We werken daaraan met (lange termijn)visies, kaders en projecten.

Met (lange termijn)visies kiest het Kabinet en geeft het richting aan de ruimtelijke inrichting van Nederland. Daarmee wordt ruimtelijke samenhang zichtbaar op het gebied van onder andere economie, verkeer en vervoer, woningbouw, natuur, landschap en waterhuishouding. De Nota Ruimte biedt hiervoor de basis. De structuurvisie Randstad 2040 vormt hiervan een uitwerking. In 2010 worden voor de overige Nationale Stedelijke Netwerken één of meer lange termijn agenda’s opgesteld. De nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de AMvB Ruimte bieden kaders en zorgen ervoor dat het rijksbeleid doorwerkt naar andere overheden. Ook convenanten en stimuleringsregelingen (zoals de Innovatieregeling Mooi Nederland) dragen daaraan bij. De vroegtijdige verankering van het ontwerp versterkt de kwaliteit van het ruimtelijk ontwikkelingsproces, in lijn met het advies van de Commissie Elverding en borgt de kwaliteit bij de realisatie. Elke twee jaar wordt de monitor Nota Ruimte uitgebracht die in beeld brengt hoe het staat met de realisatie van doelstellingen. Met Nota Ruimte-budget projecten geven we concrete invulling aan het beleid.

Belangrijkste prestaties in 2010:

• In navolging van de Structuurvisie Randstad 2040 worden in 2010 één of meer lange termijnagenda’s voor Zuid-, Oost- en/of Noord-Nederland opgesteld. De lange termijnagenda’s zullen worden gekoppeld aan de Gebiedsagenda’s uit het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT) 2011;

• In 2009 wordt de RAAM brief en, naar verwachting, een Integraal Afsprakenkader Almere (IAK) vastgesteld. In 2010 wordt dan een begin gemaakt met de uitvoering van de Schaalsprong Almere. Op basis van de besluiten in de RAAM brief wordt een Rijksstructuurvisie voor het gebied Amsterdam, Almere, Markermeer/IJmeer opgesteld. Het Kabinet streeft ernaar om over de Rijksstructuurvisie een brede maatschappelijke consensus te bereiken;

• Het Kabinet heeft in 2009 ingestemd met de ambities uit het Olympisch Plan 2028. In 2010 brengt VROM de plannen in beeld voor de ontwikkeling van een Olympische Hoofdstructuur, in lijn met de motie van de Tweede Kamerleden Van Heugten (CDA) en Vermeij (PvdA). In 2010 zal onder meer een onafhankelijke en deskundige Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) worden afgerond;

• In 2010 wordt de midterm review van de Nota Ruimte uitgevoerd. Deze evaluatie vormt het uitgangspunt om het beleid rondom de ruimtelijke opgaven verder vorm te geven. De consequenties van de economische crisis worden hierbij meegenomen, zodat een scherp beeld van de ruimtelijke opgaven ontstaat. Ook wordt de effectiviteit van de inzet van financiële middelen, de ervaringen met de sturingsfilosofie en met de verdeling van bevoegdheden geëvalueerd;

• Ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een samenhangende aanpak van infrastructurele en ruimtelijke ontwikkelingen wordt een ruimtelijke investeringsagenda voor de (middel-)lange termijn opgesteld. Hierin worden ruimtelijke opgaven gebiedsgericht in kaart gebracht, wordt de financieringsopgave gedefinieerd en worden voorstellen voor prioritering en dekking gedaan;

• In 2010 treedt de 1e tranche van de AMvB Ruimte in werking. Hierin zijn de beleidskaders opgenomen voor onder andere bundeling van verstedelijking en economische activiteiten en voor het landschap (waaronder rijksbufferzones, Nationale Landschappen, Ecologische Hoofdstructuur, het kustfundament en de grote rivieren). «Centraal wat moet» is hiermee geregeld;

• De 2e tranche van de AMvB Ruimte gaat in 2010 naar de Tweede Kamer. Daarbij wordt de door het Kabinet uitgebrachte Structuurvisie Randstad 2040 betrokken. Het gaat onder meer om de aangescherpte ambitie om compact te bouwen in stedelijk gebied en de daaraan gekoppelde opgaven voor de lange termijn op het gebied van transformatie, herstructurering en duurzame energie;

• De mate van geluidhinder bepaalt in hoge mate hoe we de leefomgeving ervaren. In 2010 wordt het eerste deel van het lopende proces tot herziening van de geluidsregelgeving afgerond. Ook wordt het wetsvoorstel voor geluidsproductieplafonds voor de Rijksinfrastructuur parlementair behandeld, zodat dit in 2011 in werking kan treden. Tegelijkertijd vindt een herijking van de sanering van knelpunten langs de Rijksinfrastructuur plaats. Dat leidt ertoe dat medio 2020 voor alle bestaande knelpunten met een te hoge geluidbelasting een saneringsplan is opgesteld en in uitvoering genomen. Daarnaast wordt in 2010 een wetsvoorstel uitgewerkt voor de overige infrastructuur en industrieel lawaai. Aansluitend op het Innovatieprogramma geluid dat primair op een brongerichte aanpak in de hoofdinfrastructuur was gericht, start in 2010 een Innovatieprogramma geluid stedelijk gebied.

De activiteiten in het kader van het programma Mooi Nederland zijn verder in deze beleidsagenda beschreven rond de onderwerpen: efficiënte en aantrekkelijke ontwikkeling van bedrijventerreinen, openheid van het landschap en duurzame gebiedsontwikkeling.

Bedrijventerreinen

Kabinetsdoelstelling 23: Het bevorderen van een tijdig en op de vraag afgestemd aanbod van ruimte voor kwalitatief goed ingepaste bedrijfslocaties.

Het Kabinet wil voldoende ruimte bieden voor bedrijvigheid, maar wel – met het oog op schaarse ruimte in ons land – op een zo efficiënt mogelijke manier. Om te komen tot een gezond evenwicht tussen vraag naar en aanbod van terreinen en betere benutting van het bestaand bebouwd gebied wil het Kabinet een groter aantal hectares bestaand bedrijventerrein sneller herstructureren en zo voorkómen dat economisch waardevolle bestaande terreinen verloren gaan. Het Kabinet rekent daarbij op inspanningen van de controle overheden voor herstructurering. Met het IPO, de VNG en marktpartijen zijn de uitdagingen en kansen in kaart gebracht en is de aanpak uitgewerkt. De aanbevelingen van de Taskforce Herstructurering bedrijventerreinen (Taskforce Noordanus), inclusief verplichte inzet van de SER-ladder, implementeert het kabinet voortvarend.

Doel

De doelstellingen voor bedrijventerreinen voor 2010 (en verder) zijn:

• Het herstructureren van 1 000 tot 1 500 hectare bedrijventerrein per jaar vanaf 2009. Hiervan wordt 40 procent gerealiseerd in stedelijk gebied. In de periode tot en met 2013 wordt 6 500 hectare bedrijventerrein geherstructureerd;

• Zorgvuldige planning van nieuwe bedrijventerreinen door afspraken met provincies over de toepassing van het behoedzame Transatlantic Market-scenario (TM-scenario) als basis voor behoefteramingen. Het TM-scenario wordt niet overschreden;

• Bevorderen van duurzaam ruimtegebruik op bedrijventerreinen op het gebied van energie (onder andere gebruik van restwarmte, warmte-koudeopslag), hergebruik van materialen, schone en zuinige mobiliteit, en goede inpassing in de omgeving.

Belangrijkste prestaties in 2010:

In samenwerking met Economische Zaken worden de volgende prestaties om duurzaam en efficiënt ruimtegebruik voor werken gerealiseerd:

• Ten minste tien bedrijventerreinenprojecten (voortvloeiend uit het advies van de Taskforce Herstructurering bedrijventerreinen) zijn afgerond. Dit leidt tot herstructurering van 1100 hectare bedrijventerreinen;

• Met de provincies is er een akkoord over 12 herstructureringsprogramma’s bedrijventerreinen. De herstructurering van in totaal 6 500 ha bedrijventerreinen tot en met 2013 wordt daarmee in gang gezet;

• Rapportage over de doorwerking en handhaving van het bedrijventerreinenbeleid door provincies en gemeenten, mede in relatie tot het TM-scenario;

• In 2010 is een handreiking duurzaamheid en bedrijventerreinen opgesteld, en zijn concrete doelstellingen geformuleerd.

Openheid landschap

Kabinetsdoelstelling 24: In 2011 moeten Nederlanders meer tevreden zijn over het landschap, zijn groene gebieden gerealiseerd, is het platteland vitaler en dynamischer en wordt geïnvesteerd in natuurgebieden.

Vijftig jaar beleid voor Rijksbufferzones heeft open gebieden met tastbare meerwaarde te midden van sterk verstedelijkte gebieden opgeleverd. De Nationale Landschappen hebben gezorgd voor behoud van de mooiste gebieden van Nederland. Voorkomen van verdergaande verrommeling in, en behouden van openheid en toegankelijkheid van fraaie gebieden vergen echter continu aandacht. Economische activiteit bundelen met stedelijke ontwikkeling en compact bouwen in stedelijk gebied staat centraal in het beleid. Desondanks treedt sluipenderwijs verrommeling op, met name aan de randen van de stad. Er is bovendien een groot tekort aan recreatiemogelijkheden in de nabijheid van de stad, en de toegankelijkheid van recreatiegebieden verdient verbetering. In de Agenda Landschap staat de visie van het Kabinet, die samen met het IPO en de VNG wordt uitgevoerd via de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland. Innovatie en kennisuitwisseling vinden plaats via projecten uit het Innovatieprogramma Mooi Nederland. Het Innovatieprogramma Mooi Nederland ondersteunt nieuwe, inspirerende voorbeeldprojecten die de verrommeling tegengaan en ruimtelijke kwaliteit en zuinig ruimtegebruik financieel stimuleren.

Doel

De doelstellingen voor landschap in deze kabinetsperiode zijn:

• Inwoners van Nederland zijn meer tevreden over het landschap: in 2020 waarderen ze het landschap met een 8 ten opzichte van een 7,3 nu;

• In 2010 is de bestaande verhouding tussen bebouwing binnen de steden en dorpen (76 procent) en in het landelijk gebied (24 procent) onveranderd gebleven, ten opzichte van 20041;

• Versterken van de kernkwaliteiten van Nationale Landschappen en Rijksbufferzones door het aankopen, inrichten en beheren van gronden met aandacht voor de recreatieve functie en behoud van groene ruimte in de nabijheid van steden.

Belangrijkste prestaties in 2010:

In nauwe samenwerking met LNV worden in 2010 de volgende prestaties geleverd om de openheid van landschap te behouden en versterken:

• In 2010 wordt een tussenmeting gedaan naar de tevredenheid van Nederlanders over het landschap;

• Per aangewezen Rijksbufferzone is een gebiedsontwikkelingsstrategie vastgesteld met een concreet uitvoeringsprogramma;

• Uitbreiding van het aantal Rijksbufferzones met twee;

• Na de midterm review Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) worden afspraken met provincies over financiering en uitvoering van de Rijksbufferzones herijkt;

• Plan van aanpak voor recreatief groen rond de stad;

• Evaluatie van het beleid voor Nationale Landschappen en besluit over eventuele vervolgacties;

• Onomkeerbare afspraken met andere overheden en sectoren over de sanering van 200 hectare kassen in 10 gebiedsprojecten in Nationale Landschappen en Rijksbufferzones;

• Met het Innovatieprogramma Mooi Nederland is een stimulans van € 13 miljoen gegeven aan projecten die een voorbeeld zijn voor anderen om bij te dragen aan een Mooi Nederland.

Duurzame gebiedsontwikkeling

Kabinetsdoelstelling 29: Het realiseren van een beperkt aantal complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis.

Project: Urgentieprogramma Randstad

Duurzame gebiedsontwikkeling is de centrale werkwijze voor ruimtelijke ontwikkelingen. Gebiedsopgaven van nationaal belang krijgen een impuls uit het Nota Ruimtebudget, zodat ze integraal en duurzaam aangepakt worden. Concreet gaat het om:

• Stedelijke herstructurering waarbij verouderde bedrijventerreinen en industriegebieden plaats maken voor wonen, werken en recreëren;

• Nieuwe stedelijke gebieden waarin infrastructuur, natuur, water, recreatie, milieu en klimaatbeleid samenhangend worden aangepakt. Aanpak van verloederd en verspreid liggende kassen;

• Duurzame ontwikkeling van de Greenports en de Brainports;

• Het behouden en ontwikkelen van landschappen voor volgende generaties.

In 2010 is voor alle 23 projecten van het Nota Ruimtebudget de financiële Rijksbijdrage vastgesteld. Vanaf dat moment verkeren alle projecten in de uitvoeringsfase. Dit geldt ook voor de projecten uit de Motie Van Heugten, waarmee de aanpak wordt versneld van 14 urgente gebiedsopgaven die passen binnen de opgaven van de Nota Ruimte en de nieuwe aanpak van het bedrijventerreinenbeleid.

Dit Kabinet maakt samen met decentrale overheden werk van duurzame gebiedsontwikkeling door ruimtelijke investeringen in samenhang te bezien in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT). Voor elke regio worden daarvoor gebiedsagenda’s opgesteld. De verstedelijkingsopgaven maken hiervan deel uit. De rijksoverheid zet binnen deze gebiedsagenda’s en andere projecten onder meer in op duurzaamheid. Daarbij zijn ambities geformuleerd voor onder andere energie, klimaatadaptatie, duurzame ondergrond, natuur en water in de stad en duurzaam bouwen. Hiervoor is een referentiekader opgesteld.

Een belangrijk aspect van duurzame gebiedsontwikkeling is het duurzaam gebruik van de ondergrond. Veel activiteiten kunnen verplaatst worden naar de ondergrond om zo de drukte boven het maaiveld op te vangen. Om de gebruiksruimte in de ondergrond duurzaam te benutten moet er aandacht zijn voor de beheersing van oude verontreinigingen, voor de bescherming van het grondwater en voor ordening in de ondergrond. Er is dan voldoende ruimte voor de volgende activiteiten: de waterwinning, warmte-koude opslag, veilige en stralingsvrije kabels en leidingen, bij de structuur van de bodem passende infrastructuur, en gebouwen op het maaiveld.

In het Actieprogramma «Vernieuwing instrumentarium milieu en ruimtelijke ontwikkeling» werkt het Kabinet aan snellere en duurzame ruimtelijke instrumenten. De Crisis- en herstelwet zal hieraan voor de korte termijn een impuls geven. Het Actieprogramma beoogt een meer structurele aanpak, die zich richt op drie hoofddoelen voor snellere en betere gebiedsontwikkeling: het verminderen van de procedurelast, het verbeteren van het procesmanagement en het verhogen van de kennis en kunde bij de betrokkenen met behoud van de zorg voor milieu- en ruimtelijke kwaliteit.

Doel

Het Kabinet zet in op de versnelling van de uitvoering van de Nota Ruimte via de bijbehorende projecten en de realisatie van de Van Heugten-projecten met behoud van zorgvuldigheid. Tevens wordt gewaarborgd dat duurzaamheid volwaardig meeweegt bij besluiten die van invloed zijn op de leefomgeving.

Belangrijkste prestaties in 2010:

• Voor alle 23 projecten van het Nota Ruimtebudget is de bijdrage vastgesteld. Door monitoring van de projecten wordt gewaarborgd dat de doelstellingen worden behaald en de voortgang van de uitvoering op peil blijft. Daarnaast draagt het Rijk bij aan een voortvarende uitvoering door middel van het uitvoeren van een kennis- en leertraject;

• Voor alle versnellingsprojecten uit de motie Van Heugten is besloten over toekenning van de financiële bijdrage;

• Besluit over de ruimtelijke keuzes van de alternatieven in de huidige MIRT-verkenningen (Verkenning Antwerpen-Rotterdam, Haaglanden, Rotterdam Vooruit);

• Besluit over de inzet van eventuele sleutelprojecten (via het MIRT) en de wijze waarop het Rijk bijdraagt aan ruimtelijke projecten die invulling geven aan de kabinetskeuzes in de Nota Ruimte, Structuurvisie Randstad 2040 en de Agenda Landschap. Voor eventuele sleutelprojecten komen in aanmerking projecten of gebieden met een grote nationale betekenis, internationale uitstraling en een integraal karakter;

• Het Referentiekader voor duurzame gebiedsontwikkeling wordt betrokken bij de nadere uitwerking van de gebiedsagenda’s;

• Beleidsvisie voor de ondergrond gaat naar de Tweede Kamer, evenals wetswijziging voor gebiedsgerichte aanpak van verontreiniging grondwater;

• Actieprogramma vernieuwing instrumentarium milieu en ruimtelijke ontwikkeling is in uitvoering. De opvolger van de interim-wet Stad en Milieu, de Wet Gebiedsontwikkeling en Milieu, gaat naar de Kamer. Het Ruimtelijke Ordeningsnetwerk (RO-netwerk) is samen met de gemeenten opgestart.

D. Slimmere regels, betere uitvoering, minder lasten

Kabinetsdoelstelling 69: Het oplossen van de 10 meest gevoelde knelpunten bij administratieve lasten (zie ook Doelstelling 16, Minder regels, minder instrumenten, minder loketten).

Burgers en bedrijven gaan in 2010 goed merken dat de dienstverlening door de overheid verbetert. Een belangrijke maatregel is de introductie van de Omgevingsvergunning en het digitale Omgevingsloket. De richtdatum hiervoor is 1 januari 2010. De omgevingsvergunning is via internet aan te vragen en vervangt de circa 1 600 formulieren die nu in omloop zijn. Dat leidt tot een verlaging van administratieve lasten. De totale reductie ten gevolge van Wabo, de uitvoeringsregelgeving en Omgevingsloket online komt neer op circa € 105 miljoen per jaar voor bedrijven en circa € 26 miljoen en 18 000 uur aan tijdsbesteding per jaar voor burgers. Hierin zijn de effecten van de voorgestelde regeling voor vergunningvrij bouwen verdisconteerd.

Doel

Het Kabinet heeft de ambitie om in deze kabinetsperiode:

• De administratieve lasten op de terreinen van VROM met tenminste een kwart te laten dalen ten opzichte van de administratieve lasten op de peildatum 1 maart 2007;

• De kwaliteit van de uitvoering te verbeteren. Leidend hierbij is de nadere kabinetsreactie eindbeeld Mans van 19 juni 2009, waarin wordt aangegeven op welke wijze overheden de problemen bij vergunningverlening, toezicht en handhaving op het gebied van het omgevingsrecht zullen oplossen;

• In de praktijk gevoelde knelpunten en irritaties van burgers, bedrijven en andere overheden op te lossen.

Belangrijkste prestaties in 2010:

Om deze doelen te halen, worden onder de paraplu van het programma «Slimmere regels, betere uitvoering en minder lasten» diverse activiteiten uitgevoerd:

• Uitvoering van het Werkprogramma Slimmer, Beter, Minder dat op 5 november 2008 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Het betreft onder meer het Activiteitenbesluit dat in 2010 verder wordt uitgebreid waardoor minder bedrijven een vergunning nodig hebben. Ook zijn dan Bouwbesluit en Gebruiksbesluit verder gestroomlijnd en voor zover mogelijk aangepast ter uitwerking van het advies van de commissie Dekker. Daarnaast worden in 2010 de resultaten verwacht van een fundamentele verkenning naar meet-, registratie- rapportage- en keuringsverplichtingen;

• Uitvoering van de nadere kabinetsreactie eindbeeld Mans van 19 juni 2009. De belangrijkste mijlpalen van het uitvoeringsprogramma zijn in 2010:

– Bevoegde gezagsinstanties voldoen eind 2010 aan de vastgestelde kwaliteitscriteria voor uitvoerende organisaties teneinde een minimale kwaliteit van de uitvoering (vergunningverlening en toezicht) te borgen. Voor taken die bij een regionale uitvoeringsorganisatie worden ondergebracht is dit een jaar later;

– De gemeenschappelijke regelingen waarbij de regionale diensten als openbaar lichaam of in een andere vorm worden ingesteld, zijn door de deelnemende gemeenten en provincies getroffen;

– De wettelijke regeling waarmee de kwaliteitseisen en de structuur van regionale uitvoeringsorganisaties wordt geborgd, is in procedure;

– De regelgeving waarmee het interbestuurlijk toezicht sterk wordt versoberd en ondergebracht bij «de naast hogere overheid», is in procedure.

Overzichtstabel: Status kabinetsdoelstellingen

Tabel 3: Status kabinetsdoelstellingen
Nr. kabinetsdoelstellingOmschrijvingNr. Beleidsartikel/ODGeraamde uitgaven 2010 (x1 000)Geraamde uitgaven 2011 (x1 000)Stand van zakenRelevante beleidsnota’s
8. Ambitieuze internationale klimaatdoel- stellingenin breder verband actief bijdragen aan het tot stand komen van nieuwe ambi- tieuze internationale doelstellingen voor na 2012.7.2.2.0101In uitvoering 
       
Project 4 Schoon & Zuinigeen energiebesparing van 2% per jaar, een verhoging van het aandeel duurzame energie naar 20% in 2020 en een reductie van de uitstoot van broeikasgas- sen, bij voorkeur in inter- nationaal verband, van 30% in 2020 ten opzichte van 19903.2.121 06518 492In uitvoeringNieuwe Energie voor het Klimaat: werkprogramma Schoon & Zuinig (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 209, nr. 1)Brief Minister VROM met onder meer een overzicht van de overheidskosten van het klimaatbeleid (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 209, nr. 74).Monitor Schoon en Zuinig Actuele Stand van Zaken 2008 (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 209, nr. 77)
       
21. Duurzaamheid als zwaar- wegend criterium bij inkopende overheid wil uiterlijk in 2010 duurzaamheid als zwaarwegend criterium meenemen in al haar inkopen.4.2.1.0101In uitvoeringBrief over duurzaam inkopen d.d. 29 februari 2008 (Kamer- stukken II, 2007–2008, 30 196, nr. 20)Brief Minister VROM over de recente ontwikkelingen rond de voortgang van het programma Duurzaam Inkopen (Kamerstukken II, 2008–2009, 30 209, nr. 64)
       
22. Stimuleren duurzame con- sumptie en productiehet stimuleren van duurzame consumptie en productie.4.2.1.0101In uitvoeringBrief over duurzaam inkopen d.d. 29 februari 2008 (Kamer- stukken II, 2007–2008, 30 196, nr. 20)Brief Minister VROM over de recente ontwikkelingen rond de voortgang van het programma Duurzaam Inkopen (Kamerstukken II, 2008–2009, 30 209, nr. 64)
       
23. Locaties bedrijfslocatieshet bevorderen van een tijdig en op de vraag afge- stemd aanbod van ruimte voor kwalitatief goed ingepaste bedrijfslocaties.2.2.1.0202In uitvoeringBeleidsagenda VROM 2008 t/m 2010
       
24. Openheid landschapIn 2011 moeten Nederlanders meer tevreden zijn over het landschap, zijn groene gebieden gerea- liseerd, is het platteland vitaler en dynamischer en wordt geïnvesteerd in natuurgebieden.2.2.1.5 9005 900In uitvoeringAgenda Landschap (Kamerstukken 2008–2009, 31 253, nr 7)Samenwerkingsagenda Mooi Nederland(Kamerstukken II, 2007–2008, 30 200XI, bijlage bij nr. 84)
26. Klimaatbestendige inrich- ting NederlandKlimaatbestendige inrichting van Nederland waarbij water een meer bepalende factor is bij ruimtelijke afwegingen, inclusief locatiekeuzes. Meer ruimte voor herstel van natuurlijke processen (bodem, water en natuur).10.2.3.21 70715 478In uitvoeringNationaal Programma Adaptie Ruimte en Klimaat (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 269, nrs. 1 en 2)
       
29. Ruimtelijke projecten van nationale betekenisHet realiseren van een beperkt aantal complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van natio- nale betekenis.2.2.2.234 50039 700In uitvoeringNota Ruimte (Kamerstukken II, 2003–2004, 29 435, nrs. 1, 2 en 3)
       
69. Slimmere regels, betere uitvoering, minder lastenHet oplossen van de tien meest gevoelde knelpunten bij administratieve lasten919241 424In uitvoeringNiet van toepassing.
       
Project 9: Urgentieprogramma RandstadRandstad ontwikkelt zich tot een duurzame en concurrerende Europese regio2.2.2.33In uitvoeringUrgentieprogramma Randstad (Kamerstukken II, 2006–2007, 31 089, bijlage bij nr. 1)

1 Voor dit beleidsdoel zijn geen programmagelden beschikbaar. De inzet bestaat alleen uit apparaatsuitgaven (personeel en materieel).

2 De programmamiddelen staan op de begroting van het ministerie van Economische Zaken.

3 De projecten voor Randstad Urgent zijn tevens Nota Ruimte projecten en derhalve al meegenomen bij doelstelling 29.

Belangrijkste mutaties ten opzichte van de begroting 2009

Tabel 4: Belangrijkste beleidsmatige uitgavenmutaties ten opzichte van de VROM ontwerp begroting 2009
x € 1000200920102011201220132014art.nr
Stand Ontwerpbegroting 2009*1 212 2211 089 0111 066 7291 026 961973 8960 
        
Mutaties 1e suppletore begroting 2009320 897317 638110 40620 64118 4100diversen
        
Nieuwe mutaties:       
1. FES Gebiedsontwikkeling (Nota Ruimte-budget)1 60029 1005 0005 0004 00002
2. Aanpassing kasritme Innovatieprogramma Mooi Nederland5 824– 624– 2 800– 900– 1 50002
3. Voorbereiding gebiedsontwikkelingprojecten03 0003 0003 0003 0003 0002
4. Uitvoering Schoon en Zuinig1 5002 0003 5000003
5. Ophoging SLOK naar GF en PF– 4 455– 5 310– 5 7350003
6. Stimuleringspakket sloopregeling aanvullend beleidsakkoord15 000000003
7. Stimuleringspakket ProMT aanvullend beleidsakkoord2 0004 0004 0000003
8. Ombuiging onderzoek aanvullend beleidsakkoord0– 2 700– 1 700– 3 000– 3 000– 3 0004
9. Schadevergoeding DSM48 000– 6 000– 10 000– 8 000006
10. Ombuiging bodemsanering aanvullend beleidsakkoord0– 4 700– 11 100– 3 700– 3 700– 3 70010
11. Overdracht meerjarige budgetten GOB aan Financiën0– 2 812– 2 786– 2 785– 2 785– 2 78591
12. Uitboeken loonbijstelling– 16 481– 16 104– 11 310– 11 199– 11 196– 11 19992
13. Uitboeken prijsbijstelling– 13 713– 11 841– 10 306– 8 556– 8 326– 8 42692
Overige mutaties:54 99314 45910 8428 5214 289932 194diversen
Stand ontwerpbegroting 20101 627 3861 409 1171 147 7401 025 983973 088906 084 

* Inclusief Nota van Wijziging en amendement

Toelichting mutaties:

De mutaties 1e suppletore begroting 2009 zijn toegelicht in de 1e suppletore begrotingswet 2009 (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 965-XI, nr. 2)

Ad 1.

De mutatie betreft FES-subsidie voor de plankosten voor de Schaalsprong Almere. In de Ministerraad van 7 november 2008 is besloten tot het verlenen van een voorfinanciering in de planvormingskosten van het project Almere. Tevens betreft de mutatie de subsidie voor de Nota Ruimte-projecten Zuidplaspolder en Oude Rijnzone. In de Ministerraad van 26 mei, respectievelijk 19 juni 2009 is besloten tot het verlenen van subsidie aan deze projecten.

Ad 2.

De mutatie betreft de aanpassing van de oorspronkelijk geraamde verplichtingen- en uitgavenbudgetten. Besloten is twee in plaats van de in eerste instantie voorziene drie tenders voor Innovatieprogramma Mooi Nederland uit te voeren (in 2009 en 2011), hetgeen leidt tot een herziening van de oorspronkelijke raming.

Ad 3.

Dit betreft het budget dat uit herschikking beschikbaar is gekomen voor de voorbereiding van gebiedsontwikkelingsprojecten.

Ad 4.

Dit betreft overboeking vanuit Financiën naar VROM van reeds gereserveerde middelen voor de uitvoering van het werkprogramma Schoon en Zuinig.

Ad 5.

Deze mutatie naar het Gemeente- en Provinciefonds is bedoeld ter ophoging van het budget voor de SLOK-regeling voor lokale klimaatinitiatieven. Dit geschiedt mede in het kader van het stimuleringsbeleid.

Ad 6.

In het kader van het stimuleringspakket uit het aanvullend beleidsakkoord heeft het Rijk € 65,0 mln vrijgemaakt voor de Sloopregeling voor oude personen- en bestelauto’s. Deze mutatie betreft de eerste tranche van dat budget voor 2009.

Ad 7.

In het kader van het stimuleringspakket uit het aanvullend beleidsakkoord heeft het Rijk € 10,0 mln vrijgemaakt voor het programma Milieu en Technologie (ProMT) dat milieu-innovatie wil bevorderen.

Ad 8.

In het kader van het aanvullend beleidsakkoord is ondermeer omgebogen op de budgetten voor onderzoek.

Ad 9.

De mutatie heeft te maken met een schadevergoeding aan DSM voor het verplaatsen van de ammoniakproductie. Daarvan betaalt het ministerie van Verkeer en Waterstaat de helft. VROM betaalt de andere helft en dat maakt een kasschuif van 2010–2012 naar 2009 noodzakelijk.

Ad 10.

Dit betreft de invulling van de ombuigingsmaatregelen in het kader van het aanvullend beleidsakkoord (houdbaarheidsmaatregelen) op bodemsanering.

Ad 11.

Per 1 juli 2009 is het GOB onderdeel van het ministerie van Financiën (RVOB) geworden. De meerjarige apparaatsbudgetten zijn overgeheveld naar de begroting van Financiën.

Ad 12 en 13.

Bij eerste suppletore begroting 2009 is loon- en prijsbijstelling ontvangen op het administratieve artikel 92. Bij ontwerpbegroting is de loon- en prijsbijstelling verdeeld over (beleid)artikelen waar deze loon- en/ of prijsbijstelling noodzakelijk is.

Tabel 5. Belangrijkste beleidsmatige ontvangstenmutaties ten opzichte van de VROM ontwerp begroting 2009
x € 1000200920102011201220132014art.nr
Stand Ontwerpbegroting 2009*255 674123 826116 95165 74938 7940 
        
Mutaties 1e suppletore begroting 2009237 682259 39146 4021 69400diversen
        
Nieuwe mutaties:       
14. FES Gebiedsontwikkeling (Nota Ruimte-budget)1 60029 1005 0005 0004 00002
15. Aanpassing kasritme Innovatieprogramma Mooi Nederland5 824– 624– 2 800– 900– 1 50002
Overige mutaties:3 61577193493493438 228diversen
Stand ontwerpbegroting 2010504 395412 464166 48772 47742 22838 228 

* Inclusief Nota van Wijziging en amendement

Ad 14.

De mutatie betreft FES-subsidie voor de plankosten voor de Schaalsprong Almere. In de Ministerraad van 7 november 2008 is besloten tot het verlenen van een voorfinanciering in de planvormingskosten van het project Almere. Tevens betreft de mutatie de subsidie voor de Nota Ruimte-projecten Zuidplaspolder en Oude Rijnzone. In de Ministerraad van 26 mei, respectievelijk 19 juni 2009 is besloten tot het verlenen van subsidie aan deze projecten. Deze uitgaven worden gefinancierd door ontvangsten vanuit het FES-fonds.

Ad 15.

De mutatie betreft de aanpassing van de oorspronkelijk geraamde verplichtingen- en uitgavenbudgetten. Besloten is twee in plaats van de in eerste instantie voorziene drie tenders voor Innovatieprogramma Mooi Nederland uit te voeren (in 2009 en 2011), hetgeen leidt tot een herziening van de oorspronkelijke raming. Deze uitgaven worden gefinancierd door ontvangsten vanuit het FES-fonds.

2.2. De beleidsartikelen

Artikel 1. Optimaliseren van de ruimtelijke afweging

1.1. Algemene Beleidsdoelstelling

1.1.1. De ruimtelijke afweging organiseren door het beheren en ontwikkelen van het ruimtelijke instrumentarium

Motivering

Naarmate meer activiteiten op ons kleine grondgebied worden uitgevoerd, wordt de locatiekeuze belangrijker voor een succesvolle uitvoering van die activiteiten. Het handelen van de rijksoverheid is er hierbij op gericht om de nationale belangen te borgen. Dit begrotingsartikel richt zich op het zodanig beheren en ontwikkelen van instrumenten dat Rijk en andere overheden kunnen bijdragen aan het versterken en duurzaam ontwikkelen van de economische, ecologische en sociaal-culturele waarden van de ruimte in Nederland. Het betreft het verkennen, formuleren, instrumenteren en evalueren van het nationale ruimtelijke ordeningsbeleid en er voor zorgen dat doorwerking naar andere overheden hiervan plaats kan vinden.

Verantwoordelijkheid

De Minister van VROM is verantwoordelijk voor:

• Het stellen van nationale kaders en regels;

• Het ontwikkelen van visies op de nationale ruimtelijke ordening;

• Het vertalen van relevante Europese beleidskader;

• De nadere invulling van de Nota Ruimte sturingsfilosofie «decentraal wat kan, centraal wat moet»;

• Het doorlichten en evalueren van het nationale ruimtelijke beleid;

• De architectonische en ruimtelijke kwaliteit via het interdepartementale architectuur- en ruimtelijk ontwerpbeleid

Externe factoren

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) stoelt op het basisprincipe dat iedere bestuurslaag verantwoordelijk is voor het eigen ruimtelijk beleid en het instrumentarium krijgt om dat beleid te realiseren. De wet geeft duidelijkheid over welke overheid waarvoor verantwoordelijk is, welke normen en kaders door de hogere bestuurslaag zijn gesteld en welke beleidsruimte dit vervolgens voor elke bestuurslaag biedt. Bij het waarmaken van deze systeemverantwoordelijkheid is de Minister van VROM afhankelijk van de mate waarin andere overheden in gelegenheid zijn de ruimtelijke afweging op een ordentelijke manier te maken.

Meetbare gegevens

Zie meetbare gegevens operationele doelstellingen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 1.1. Optimaliseren van de ruimtelijke afweging
x € 1 0002008200920102011201220132014
Verplichtingen:10 0697 6777 1263 3603 3233 4863 713
Uitgaven:11 01813 9297 1832 7823 4033 7973 669
Waarvan juridisch verplicht  1 0850000
Programma:       
 Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren:11 01813 9297 1832 7823 4033 7973 669
Ontvangsten:6 0317 13500000

Grafiek 1.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2010

kst-32123-XI-2-3.gif

Operationeel doel:

1. Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren

Toelichting per operationeel doel:

De juridische verplichtingen betreffen uitgaven uit verplichtingen die in voorgaande jaren zijn aangegaan. Bestuurlijk verplicht zijn de beheerskosten van de applicatie waarmee ruimtelijke plannen digitaal kunnen worden uitgewisseld, conform de bepaling daarover in de Wro, en de kosten voor monitoring van de Wro zoals overeengekomen met de Kamer (motie Smaling, 6 mei 2008).

1.2. Operationele doelstellingen

1.2.1. Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren

Motivering

Een optimale afstemming van beslissingen over ruimte gebruik vereist een heldere toedeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden aan alle betrokken overheden. Aan VROM is de verantwoordelijkheid gegeven voor het inrichten en onderhouden van het besluitvormingsproces rond het ruimtegebruik in Nederland. Om die besluitvorming in goede banen te leiden, is een wettelijk kader ontwikkeld waarin taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van alle betrokken partijen zijn vastgelegd: de Wet ruimtelijke ordening. Voor de verbetering van de kwaliteit van de ontwikkeling van Nederland versterken en verankeren we structureel het ruimtelijk ontwerp in het ruimtelijke ontwikkelingsproces van visies, kaders en projecten. Verder moet VROM de nationale kaders ontwikkelen voor de ruimtelijke beslissingen van provincies en gemeenten (de rijksvisie) en hen ondersteunen bij de uitvoering van de aan hen toe vertrouwde taken. Het gaat om het bereiken van een goed ruimtelijk systeem door middel van samenhangende besluitvorming:

• door het stellen van nationale kaders en regels;

• door ruimtelijke relevante wet- en regelgeving te onderhouden;

• door het ontwikkelen van visies op de nationale ruimtelijke ordening;

• door het vertalen van relevante nationale en Europese beleidskaders;

• door het doorlichten en evalueren van het nationale ruimtelijke beleid;

• door de structurele verankering van het ruimtelijk ontwerp(en) in de processen en projecten van de ruimtelijke ontwikkeling.

Instrumenten

Kaders

• Wet ruimtelijke ordening (Wro); de Wro bepaalt hoe ruimtelijke plannen van Rijk, provincies en gemeenten tot stand komen en gewijzigd worden alsook de taken van de overheid en de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen;

• Besluit ruimtelijke ordening (Bro); het Bro bevat voorschriften die dienen ter uitvoering van Wro. Er zijn regels gesteld voor onder meer de voorbereiding, vorm en inhoud van ruimtelijke plannen;

• Grondexploitatiewet; de Grondexploitatiewet is van toepassing bij de ontwikkeling van bouwlocaties. Doelstelling van de wet is een goede regeling voor kostenverhaal en enkele locatie-eisen bij particuliere projectontwikkeling;

• Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte; indien nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken kunnen bij AMvB regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In de realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 500, nr. 1) is een overzicht gegeven van de nationale ruimtelijke belangen die per AMvB Ruimte borging vragen;

• Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg); met de Wvg wordt een vereenvoudiging beoogd van de wetgeving rond grondverwerving door gemeenten en het toekennen van bevoegdheden aan provincies en het Rijk;

• Protocollen; Ontwerpprotocollen of vaste afspraken in een andere vorm zijn het beste instrument om een vroegtijdige structurele ontwerpinbreng te borgen.

Visies

• Nota Ruimte; de Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De sturingsfilosofie «decentraal wat kan, centraal wat moet» staat centraal;

• Structuurvisie Snelwegomgeving «Zicht op mooi Nederland»; met deze visie wil het Rijk samen met de provincies de bebouwde en onbebouwde omgeving van snelwegen verbeteren en de waardering voor ons landschap vergroten;

• Structuurvisie Randstad 2040; de Structuurvisie Randstad 2040 bevat de kabinetsvisie op de toekomst van de Randstad;

• Visie stedelijke netwerken; visievorming op de nationale stedelijke netwerken om keuzen met betrekking tot ruimtelijke investeringen en beleid na 2020 te onderbouwen;

• Visie Olympische hoofdstructuur; visievorming gericht op de ruimtelijke uitwerking van Olympische Spelen 2028 en een ruimtelijk plan voor een Olympische hoofdstructuur;

• Architectuurnota; Visie Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp, visie gericht op de versterking van de rol, positie en profilering van het ruimtelijk ontwerp.

Onderzoek en communicatie

• Ruimteforum; ruimteforum is een interactief online communicatie-instrument dat de Minister van VROM inzet ter ondersteuning van de RO-professionals bij de uitvoering van de Ruimtelijke ordeningsprioriteiten bij VROM, met een nadruk op het programma Mooi Nederland. Vanuit Ruimteforum wordt de ontwikkeling van kennisuitwisseling gestimuleerd;

• RO-Online; RO-Online is de toegangspoort tot alle ruimtelijke plannen in Nederland. De website gaat op termijn de volledige en actuele planologische situatie tonen van elke locatie in Nederland;

• Programma Monitor Nota Ruimte; op verzoek van de Minister van VROM rapporteert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) tweejaarlijks over de ruimtelijke ontwikkelingen en de beleving door de burger van deze ontwikkelingen;

• Evaluatieprogramma Nota Ruimte; in samenwerking met het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt de uitvoering van het ruimtelijk beleid geëvalueerd;

• Monitor Wro; op verzoek van de Minister van VROM, het IPO en de VNG wordt door het PBL tweejaarlijks gerapporteerd over de werking en het gebruik van de Wro. De laatste monitor is in 2008 uitgekomen;

• Subsidies aan vakorganisaties; de Minister van VROM verleent in een aantal gevallen doelsubsidies aan vakorganisaties (Isocarp, Nirov en IFHP) die een nationaal of internationaal forum bieden voor het ontwikkelen en het uitwisselen van kennis op het vlak van planologie en ruimtelijke ordening in Nederland. De activiteiten van deze organisaties leveren een bijdrage aan het realiseren van de beleidsdoelstellingen van de Minister van VROM.

Meetbare gegevens

Dit operationele doel gaat in op het ontwikkelen en onderhouden van het systeem van de ruimtelijke ordening in Nederland. Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat ruimtelijke afwegingen integraal en gecoördineerd plaatsvinden, zowel verticaal (tussen bestuurslagen) als horizontaal (tussen departementen). Een belangrijk instrument hierbij is de Wro. De Wro is een procedurewet en richt zich hierbij met name op de manier waarop de ruimtelijke ordening vorm krijgt. Onderstaande effectindicatoren geven voor enkele belangrijke instrumenten uit de Wro de stand van zaken weer en geeft hiermee een beeld in hoeverre invulling is gegeven aan de systeemverantwoordelijkheid van de minister.

Om meer in het algemeen zicht te blijven houden op de werking van het systeem en de uitvoeringspraktijk rapporteert het PBL tweejaarlijks ex-post over de ruimtelijke ontwikkelingen in de Monitor Nota Ruimte en tevens ex-durante over de werking van de Wro. In 2010 verschijnen beide monitors.

Tabel 1.2. Effectindicatoren
EffectindicatorenBasiswaardePeildatumStreefw. 1PeriodeStreefw. 2Periode
Actualiteit bestemmings- plannen/beheersverorde- ningen 63% verou- derd (onder oude Wro)2009100% actueel2013100% digitaal2019
       
Beschikbaarheid structuurvisiesOnderzoekVROM200975%2013100%2020
       
Doorlooptijd bestemmings- planprocedure46 weken (onder oude Wro)2009< dan in 20092013< dan in 20092020
       
Provincies hebben de rijksbelangen geborgd in een provinciale verordening0%200950%2010100%2013

De belangrijkste prestaties in 2010 zijn:

• De 1e tranche van de AMvB Ruimte treedt in werking. Hierin zijn de beleidskaders opgenomen voor onder andere bundeling van verstedelijking en economische activiteiten en voor het landschap (waaronder rijksbufferzones, Nationale Landschappen, Ecologische Hoofdstructuur, het kustfundament en de grote rivieren). «Centraal wat moet» is hiermee geregeld;

• De 2de tranche van de AMvB Ruimte is bij de Tweede Kamer ingediend;

• Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wro en de Woningwet inzake evaluatie welstandstoezicht is bij de Tweede Kamer ingediend;

• Het coördinatiepunt digitalisering rijksstructuurvisies en rijksinpassingsplannen is operationeel;

• De Wet ontheffing bewoning recreatiewoningen is in werking getreden;

• In navolging van de Structuurvisie Randstad 2040 worden in 2010 één of meer lange termijnagenda’s voor Zuid-, Oost- en/of Noord-Nederland opgesteld. De lange termijnagenda’s zullen worden gekoppeld aan de Gebiedsagenda’s uit het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT) 2011;

• De structuurvisie Randstad 2040 vindt doorwerking door: opname in de AMvB Ruimte (2de tranche) en door doorwerking in convenanten en relevant beleid van regio en Rijk;

• De uitvoeringsstrategie Randstad 2040 is door de uitvoeringsallianties opgesteld. Vanuit deze strategie wordt bepaald welke acties en reguliere activiteiten van decentrale overheden, betrokken departementen en andere betrokkenen worden gevraagd;

• De MIRT-verkenning Randstad sleutelprojecten is afgerond. Deverkenning brengt opties in beeld voor realisatie van de beleidsdoelen door middel van concrete projecten;

• De Rijksagenda Krimp en Ruimte wordt uitgevoerd. Een besluit over concrete acties is in het najaar 2009 genomen (actieplan Bevolkingsdaling);

• Het Kabinet heeft in 2009 ingestemd met de ambities uit het Olympisch Plan 2028. In 2010 worden de plannen in beeld gebracht voor de ontwikkeling van een Olympische Hoofdstructuur, in lijn met de motie van de Tweede Kamerleden Van Heugten (CDA) en Vermeij (PvdA). In 2010 zal onder meer een onafhankelijke en deskundige Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse (MKBA) worden afgerond;

• Formuleren en verankeren van ontwerpprotocollen of vaste afspraken voor de Nota Ruimte Budget Projecten, het spelregelkader MIRT en de overige voor 2010 geplande en uit te voeren verkenningen, (plan)studies en (structuur)visies.

1.3. Overzicht beleidsonderzoeken

Tabel 1.3. Overzicht onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAlg. doel/Op. doelA. StartB. Afgerond
BeleidsdoorlichtingOrganisatie van de ruimtelijke afwegingOD 1.2.1A. 2012B. 2014
Ex-durante evaluatieWerking Wet ruimtelijke ordening (Wro)OD 1.2.1A. 2009B. 2010
Ex-durante evaluatieWerking Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb)OD 1.2.1A. 2009B. 2010
Monitor Nota Ruimte (monitor ex post)Doelbereiking Nota Ruimte inclusief Randstad 2040OD 1.2.1, OD 2.2.1 en OD 2.2.2A. 2009B. 2010
Midterm review Nota RuimteWerking Nota RuimteOD 1.2.1, OD 2.2.1 en OD 2.2.2A. 2010B. 2010

Artikel 2. Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid

2.1. Algemene Beleidsdoelstelling

Motivering

Duurzame ruimtelijke ontwikkeling vraagt om samenhangende, integrale gebiedsontwikkeling ingebed in regionaal en soms bovenregionaal afgestemde planontwikkeling. De gebieden en netwerken die het Kabinet vanuit ruimtelijke optiek van nationaal belang acht, vinden hun neerslag in de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Het ruimtelijk beleid en de doelstellingen voor de komende decennia zijn vastgelegd in de Nota Ruimte. In deze nota is het totale rijksbeleid voor de ruimte verwoord. De nota overstijgt hiermee het beleidsterrein van VROM. Daarom is in deze begroting een selectie van doelstellingen van de Nota Ruimte opgenomen. Het betreft enerzijds doelstellingen waar de Minister van VROM een resultaatverantwoordelijkheid kent en anderzijds doelstellingen waar het ruimtelijke (financiële) instrumentarium een belangrijke functie vervult bij gebiedsontwikkeling. De eerste operationele doelstelling richt zich op de generieke ruimtelijke kwaliteit, de tweede operationele doelstelling richt zich op het realiseren van ruimtelijke kwaliteit via concrete projecten en de derde operationele doelstelling richt zich op het stimuleren van architectonische kwaliteit.

Verantwoordelijkheid

De Minister van VROM is verantwoordelijk voor de ruimtelijke aspecten van de uitvoering van het rijksbeleid met betrekking tot:

• Verstedelijking, stedelijke netwerken en centrumvorming;

• Landschappelijke ontwikkeling, nationale landschappen en bufferzones;

• Rijksinfrastructuur.

De Rijksbouwmeester is onafhankelijk adviseur van het Kabinet voor stedenbouw, monumenten, architectuur(beleid) en beeldende kunst. De Rijksbouwmeester bevordert en bewaakt de architectonische kwaliteit en de stedenbouwkundige inpassing van rijksgebouwen.

Externe factoren

De Wro stoelt op het basisprincipe dat iedere bestuurslaag verantwoordelijk is voor het eigen ruimtelijk beleid en het instrumentarium krijgt om dat beleid te realiseren. Minder regels, decentraal wat kan en meer uitvoeringsgericht. Bemoeienis met een andere overheid is alleen mogelijk indien de noodzaak vanuit het eigen ruimtelijke belang kan worden aangetoond. De normstelling die daaruit voortvloeit, dient zoveel mogelijk vooraf te geschieden, zodat daarover tevoren duidelijkheid bestaat. Beleid en normstelling zijn gescheiden. De Wro geeft duidelijkheid over welke overheid waarvoor verantwoordelijk is, welke normen en kaders door de hogere bestuurslaag zijn gesteld en welke beleidsruimte er vervolgens voor elke bestuurslaag is.

Meetbare gegevens

Tabel 2.1. Effectindicatoren
EffectindicatorBasisjaar2006Streefw. 1PeriodeStreefw.2Periode
Centrale doel      
Tevredenheid over het landschap20057,320088,0 (conform LNV)2020
Bescherming landelijk gebied      
Bundelingspercentage van glastuinbouw59% (2002)61%≥ 59%2011≥ 59%2020
Bebouwing in het landelijk gebied24% (2002)24% (voorlopig)< 24%2011≤ 24%2020
Beschermen kwetsbare gebieden
Behoud zeer open ruimte in nationale landschappen163 000 ha (2004)≥ 163 000 ha2011≥ 163 000 ha2020
Verstedelijking in rijksbufferzones34 ha (2002)21 ha (voorlopig)≤ 34 ha*2011≤ 34 ha*2020
Zichtbaarheid panorama’s1 753 (2006)1 753 (aantal), 2247 km (lengte)2011minimaal gelijk2020
Realiseren recreatievoorzieningen rond de steden
Mogelijkheden om te wan- delen en fietsen binnen 5 km van de woning14 gemeenten van de G50 voldoen (2003)Vergroting2011Vergroting2020
Beschikbaarheid van open- baar groen binnen 500 meter van nieuwbouwwoningen28 gemeenten van de G50 voldoen (2003)Vergroting2011Alle gemeenten 75 m2 per nieuwbouwwoning2020
Bedrijventerreinen      
Oppervlakte bedrijventerrei- nen in bundelingsgebieden44% (2004)43%≥ 44%2011≥ 44%2020
Bundelingspercentage werken58% (2004)58%≥ 58%2011≥ 58%2010
Verstedelijking      
Bundelingspercentage wonen54% (2004)54%≥ 54%2011≥ 54%2020
Dichtheid wonen, werken en detailhandel55 (index) (2002)55Minimaal gelijk2011Minimaal gelijk2020
Functiemenging0,7 (index) (2000)0,7Minimaal gelijk2011Minimaal gelijk2020
Aandeel woninguitbreiding binnen bebouwd gebied 200033% (2002)33% (2004)25–40% (w.o. minimaal 40% Randstad)201125–40% (w.o. minimaal 40% Randstad)2020
Ontsluitingskwaliteit HWN nieuwbouwwoningen en bedrijven/voorzieningen92% (2004) acceptabele reistijd91%95%201195%2020
Ontsluitingskwaliteit OV nieuwbouwwoningen60% (2004)60%Adequaat (=minimaal gelijk)2011Adequaat (=minimaal gelijk)2020
Aandeel arbeidsplaatsen56% (2004)55,5%Toename2011Toename2020
Aandeel woningen binnen bereik station of frequent stad en streekvervoer66,6% (2004)67,2%Toename2011Toename2020
Energiezuinigheid      
Energieprestatie nieuwbouwReferentie jaar 200725% scherpere energieprestatie201150% scherpere energieprestatie2015

* M.u.v. agrarische en recreatieve bebouwing, groen voor groen projecten.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 2.2. Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid
x € 1 0002008200920102011201220132014
Verplichtingen:102 554162 66781 36765 21946 10849 81251 656
Uitgaven:198 164326 633293 24092 93660 56555 52851 756
Waarvan juridisch verplicht  285 23081 90649 96846 77436 305
Programma:198 164326 633293 24092 93660 56555 52851 756
 Behouden en ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteit:8 69920 62314 79410 4369 0286 8346 834
  Mooi Nederland(FES)1 83011 5028 9084 2004 10000
  Bufferzones6 0995 3065 8715 8714 5636 4696 469
  Overige instrumenten behouden en ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteit7703 81515365365365365
        
 Integrale ruimtelijke projecten van nationale betekenis:187 465302 897275 53579 61848 85643 88440 112
  Projecten gebiedsontwikkeling (FES)134 834239 936204 54729 7309 1004 0000
  Overige instrumenten gebiedsontwikkeling18 75329 08337 11016 0105 8786 0066 234
  Het Waddenfonds33 87833 87833 87833 87833 87833 87833 878
        
 Stimuleren van de architectonische kwaliteit met betrekking tot het interdepartementale architectuurbeleid:2 0003 1132 9112 8822 6814 8104 810
Ontvangsten:136 649255 938213 51333 93013 2004 0000

Grafiek 2.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2010

kst-32123-XI-2-4.gif

Operationeel doel:

1. Behouden en ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteit

2. Integrale ruimtelijke projecten van nationale betekenis

3. Stimuleren van de architectonische kwaliteit met betrekking tot het interdepartementale architectuurbeleid

Toelichting per operationeel doel:

1. De juridische verplichtingen betreft de reeks voor bufferzones die via ILG volledig juridisch is verplicht aan de provincies en kosten voor de innovatieregeling Mooi Nederland van verplichtingen uit voortgaande jaren.

2. De juridische verplichtingen betreffen de FES-toezeggingen voor Nota Ruimte-, BIRK- en NSP-projecten, de projecten uit de motie Van Heugten (20 november 2008), de voeding van het Waddenfonds en de meerjarige verplichting die is aangegaan voor de leefbaarheidsprojecten Bestaand Rotterdams Gebied.

3. Het derde operationele doel wordt uitgevoerd door de Rijksbouwmeester. Hiervoor krijgt de Rijksbouwmeester, waaronder het Atelier van de Rijksbouwmeester ressorteert, jaarlijks een bijdrage van het moederdepartement. De Rijksgebouwendienst is een baten-lastendienst en voert daarvan geen verplichtingen-kasadministratie. De omvang van de juridische verplichtingen per 1 januari 2010 is een raming.

2.2. Operationele doelstelling

2.2.1. Behouden en ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteit

Motivering

Deze operationele doelstelling is gericht op het realiseren van een mooie leefomgeving voor nu en in de toekomst door:

• Het beschermen van het landelijk gebied;

• Het beschermen van kwetsbare gebieden;

• Realiseren van ruimte voor recreatievoorzieningen;

• Bundeling van verstedelijking en bedrijventerreinen.

Het prioritaire beleidsprogramma Mooi Nederland richt zich binnen dit kader op het tegengaan van verdere verrommeling, zuinig en slim omgaan met de ruimte en het realiseren van een betere ruimtelijke kwaliteit.

Instrumenten

Kaders

• Samenwerkingsagenda Mooi Nederland; deze agenda bevat afspraken tussen het Rijk en het IPO. In deze agenda zijn onder meer afspraken gemaakt over de planning van nieuwe en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen, bescherming en ontwikkeling van nationale landschappen en rijksbufferzones, windenergie en de nieuwe Wro. De samenwerkingsagenda vormt een belangrijke stap om de komende tijd gezamenlijk met de gemeenten, de provincies en het Rijk aan de slag te gaan met Mooi Nederland;

• AMvB Ruimte; indien nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken kunnen bij AMvB regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen;

• Structuurvisie Snelwegomgeving «Zicht op mooi Nederland»; met deze visie wil het Rijk samen met de provincies de bebouwde en onbebouwde omgeving van snelwegen verbeteren en de waardering voor ons landschap vergroten;

• Agenda Landschap; agenda over behoud van de intrinsieke waarde van het Nederlandse landschap. Deze bestaat uit drie opgaven: zorgvuldig met schaarse ruimte, het wordt mooier als u meedoet en duurzame financiering;

• Verstedelijkingsafspraken; de bestuurlijke afspraken over verstedelijking in 2009 zijn een (bestuurlijk) middel om voor de periode 2010–2020 met regio’s overeenstemming te krijgen over uitvoering van de Nota Ruimte aangaande verstedelijking. Beoogd wordt bij te dragen aan verbeteren van ruimtelijke kwaliteit.

Projecten

• Innovatieprogramma Mooi Nederland; het innovatieprogramma Mooi Nederland steunt innovatieve plannen, gericht op het mooi houden of mooier maken van Nederland. De eerste tender is gericht op inspirerende aanpakken en/of inrichtingen voor werklandschappen, groene zones met betekenis voor de stad en identiteitsbepalende plekken in dorp, stad of landschap;

• Rijksbufferzones; rijksbufferzones zijn open groene gebieden met als belangrijke functies het behoud van het open landschap en ruimte voor recreatie. Door het aankopen, inrichten en beheren van gronden wordt de recreatieve functie van rijksbufferzones versterkt en wordt groene ruimte nabij de steden behouden. VROM en LNV stellen daar via het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) geld voor beschikbaar. Het ILG wordt ingezet ter verbetering van de kwaliteit van het landelijk gebied. In de bestuursovereenkomsten 2007–2013 zijn met de provincies afspraken gemaakt over de te leveren prestaties.

Meetbare gegevens

De beoogde effecten staan weergegeven op het niveau van de algemene doelstelling.

De belangrijkste prestaties in 2010 zijn:

• Ten minste tien bedrijventerreinenprojecten (voortvloeiend uit het advies van de Taskforce Herstructurering bedrijventerreinen) zijn afgerond. Dit leidt tot herstructurering van 11 hectare bedrijventerreinen;

• Met de provincies is er een akkoord over 12 herstructureringsprogramma’s bedrijventerreinen. De herstructurering van in totaal 6 500 ha bedrijventerreinen tot en met 2013 wordt daarmee in gang gezet;

• Rapportage over de doorwerking en handhaving van het bedrijventerreinenbeleid door provincies en gemeenten, mede in relatie tot het Transatlantic Market (TM)-scenario;

• In 2010 is een handreiking duurzaamheid en bedrijventerreinen opgesteld, en zijn concrete doelstellingen geformuleerd;

• De uitvoering van de verzakelijkingsvisie bedrijventerreinen is gestart;

• Handvatten voor borging parkmanagement voor bedrijventerreinen zijn ontwikkeld;

• De afspraken uit het convenant bedrijventerreinen worden uitgevoerd;

• De acties, die in de Economische visie op de lange-termijn ontwikkeling van de Mainport Rotterdam (kabinetsvisie) zijn vermeld, worden uitgevoerd;

• Het Rijk richt samen met het IPO en de VNG een kennisnetwerk bedrijventerreinen op;

• In 2010 wordt een tussenmeting gedaan naar de tevredenheid van Nederlanders over het landschap;

• Per aangewezen Rijksbufferzone is een gebiedsontwikkelingsstrategie vastgesteld met een concreet uitvoeringsprogramma;

• Uitbreiding van het aantal Rijksbufferzones met twee;

• In de midterm review Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) staan afspraken met provincies over financiering en uitvoering van de Rijksbufferzones;

• Plan van aanpak voor recreatief groen rond de stad;

• Evaluatie van het beleid voor Nationale Landschappen en besluit over eventuele vervolgacties;

• De inzet Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) voor Nationale Landschappen en Rijksbufferzones is bepaald;

• De kernkwaliteiten voor de Nationale Landschappen, waaronder snelwegpanorama’s, is door provincies conform de rijkskaders uitgewerkt;

• Het Ruimte voor Ruimte instrumentarium is geoptimaliseerd;

• Onomkeerbare afspraken met andere overheden en sectoren over de sanering van 200 hectare kassen in 10 gebiedsprojecten in nationale landschappen en rijksbufferzones zijn gemaakt;

• Met het Innovatieprogramma Mooi Nederland is een stimulans van € 13 mln gegeven aan projecten die een voorbeeld zijn voor anderen om bij te dragen aan een Mooi Nederland;

• Via het Kennis- en leerprogramma van het Innovatieprogramma Mooi Nederland wordt kennis verspreid uit de circa 40 projecten in uitvoering;

• Circa 30 projecten zijn in het kader van het Innovatieprogramma Mooi Nederland via een tweede tender geselecteerd.

Tabel 2.3. Prestatie-indicatoren
Prestatie-indicatorenBasisjaarStreefw. 1PeriodeStreefw. 2Periode
Bedrijventerreinen     
Areaal te herstructureren bedrijventerreinOpgave : 15 000 ha (2008)6 500 ha201315 800 (1 000–1 500 ha per jaar)2020
Doorlooptijd bij herstructurering7–10 jaren (2008)– 10%2014– 20%2020
Recreatievoorzieningen rond de steden     
Aan te kopen en in te richten recreatiegebiedOpgave: 1 708 ha extra (2007)neemt toe20101 708 ha2013
Oppervlakte dagrecreatieve functies in bufferzones3 900 ha (2003)neemt toe20115%2020
Beschermen landelijk en kwetsbaar gebied     
Areaal verspreid liggend glas4 300 ha (2004)3 900 ha20103 500 ha (= 800 ha saneren)2020
Innovatieprogramma     
Projecten waarbij stedenbouw en regionaal ontwerp een belangrijke rol spelen0% (2009)20%2009–201220%2009–2012
Plancapaciteit wonen en werken     
Bestemmingsplancapaciteit130% (2007)130%2011130%2020

2.2.2. Integrale, ruimtelijke projecten van nationale betekenis

Motivering

Gebiedsontwikkeling is de inrichting van een gebied met één of meerdere functies waarbij vaak meerdere partijen betrokken zijn in veelal langdurige samenwerkingsverbanden. VROM staat met integrale gebiedsontwikkeling een duurzame ruimtelijke inrichting van Nederland voor. Dit gebeurt door de realisatie van complexe opgaven van nationale betekenis, waar aspecten van ruimte, wonen, werken, mobiliteit en groen/blauw samenhangen. Deze gebiedsontwikkelingsprojecten zijn onderdeel van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT).

In 2009 zijn in het kader van het MIRT gebiedsagenda’s gemaakt waarin de samenhang in projecten op regionaal niveau, zowel op ruimtelijke gebied, als op gebied van infrastructuur, natuur, landschap, ruimtelijke economie en verstedelijking, zichtbaar worden gemaakt. Op basis van deze gebiedsagenda’s volgen integrale MIRT-verkenningen die leiden tot besluiten over eventuele investering in concrete projecten. De Minister van VROM is verantwoordelijk voor de MIRT-verkenning Rotterdam-Antwerpen en de MIRT-verkenning A1-zone.

Door het bevorderen van een integrale werkwijze, in plaats van een sectorale, en door ruimtelijke investeringen in samenhang te bezien, maakt het Rijk werk van duurzame en integrale gebiedsontwikkeling. Een nieuwe, verbrede aanpak (de R in het MIRT) is logisch: rails en wegen zijn geen lijnen op een wit vlak, maar moeten goed in het landschap worden ingepast zodat voldaan wordt aan de wettelijke eisen. Omgekeerd geldt ook dat bouw van nieuwe wijken vereist tijdige en op de vraag afgestemde aanleg van infrastructuur. Het Rijk wil deze sectorale belangen afwegen en de investeringen realiseren in nauwe samenwerking met de regio.

Instrumenten

Kaders

• Het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport is de middellangetermijn investeringsagenda van het kabinet. Door de toevoeging van de R in het MIRT vindt een verbreding naar ruimtelijke aspecten van nationaal belang plaats. Dit betekent dat in MIRT-verkenning ruimtelijke doelstellingen dienen te worden gerealiseerd en verschillende sectorale doelstellingen dienen te worden geïntegreerd. Het MIRT vormt daarmee het integratiekader voor de rijksinvesteringen in grote fysieke opgaven op het gebied van Ruimte, mobiliteit, economie en groen/blauw. Deze opgaven komen voort uit de in het MIRT opgenomen gebiedsagenda’s. In de gebiedsagenda’s hebben de regio en het Rijk de belangrijkste ontwikkelingen voor de middellange termijn benoemd alsmede ook hun beoogde verantwoordelijkheid daarbij;

• Randstad Urgent (RU); het kabinet wil van de Randstad een duurzame en economisch sterke regio maken, waar het aantrekkelijk is om te wonen, werken en te leven. Met Randstad Urgent wil het kabinet versneld urgente kortetermijnbesluiten doorvoeren en een visie neerleggen voor de lange termijn. Knopen doorhakken en besluiten nemen is de kern. Het programma kent 33 projecten. De Minister van V&W is programmaminister voor RU, de Minister van VROM is verantwoordelijk voor 7 van de 33 projecten. In 2009 is op basis van de midterm review bepaald welke projecten doorgaan binnen het programma Randstad Urgent. Indien het project doorgaat binnen het programma zullen er nieuwe bestuurlijke afspraken worden vastgesteld voor 2010;

• Accountfunctie; accountmanagers en regiomedewerkers zorgen middels een proactieve communicatie en bestuurlijke interactie, dat de nationale ruimtelijke en milieubelangen worden geborgd richting medeoverheden, maatschappelijke en marktpartijen;

• Toepassing Wro; de Wro regelt de ruimtelijke taken en bevoegdheden van Rijk, provincies en gemeenten, de wijze van totstandkoming van ruimtelijke visies en plannen, alsook de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen bij ruimtelijke ontwikkelingen. VROM zorgt onder andere voor de doorwerking van nationale ruimtelijke belangen in beleid (structuurvisies) en regelgeving (verordeningen en bestemmingsplannen) van provincies en gemeenten. In dat verband adviseert VROM provincies bij de voorbereiding van structuurvisies en verordeningen. Samen met eerstverantwoordelijke projectministers is de Minister van VROM bevoegd om voor nationale belangen en projecten rijksinpassingsplannen vast te stellen.

Projecten

• Programma Nota Ruimtebudget; de Nota Ruimtebudget-projecten zijn complexe nationale projecten die vragen om gebiedsontwikkeling: een integrale aanpak met aandacht voor zuinig ruimtegebruik, betere ruimtelijke kwaliteit en klimaatbestendigheid. Het budget is een extra impuls voor de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid en komt boven op de reguliere sectorale budgetten. Een rijksbijdrage bij deze gebiedsontwikkelingen is niet alleen nodig om de complexe opgave op gewenste integrale en duurzame wijze van de grond te krijgen, maar ook om de financiën voor het project rond te krijgen. De Minister van VROM is verantwoordelijk voor de toekenningen aan concrete projecten. VROM is penvoerder voor twaalf projecten van het totaal van drieëntwintig projecten;

• Programma Nieuwe Sleutel Projecten (NSP); de financiële bijdrage van VROM wordt ingezet ter ontwikkeling en versterking van zes centra in nationale stedelijke netwerken door (her)ontwikkeling van HSL-stations en de nabije omgeving. Het betreft: Den Haag, Rotterdam, Breda, Utrecht, Arnhem en Amsterdam (Zuidas). Alle projecten behalve de Zuidas zijn volop in uitvoering;

• Programma Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK); het BIRK wordt ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in een stedelijk centra of gebieden. Alle projecten zijn volop in uitvoering.

Meetbare gegevens

Het operationele doel richt zich op het realiseren van concrete projecten, waarbij samenhang tussen de verschillende opgaven centraal staat. De belangrijkste ruimtelijke effecten staan weergegeven op het niveau van de algemene beleidsdoelstelling.

De belangrijkste prestaties in 2010 zijn:

• Voor alle drieëntwintig projecten Nota Ruimtebudget-projecten is de bijdrage vastgesteld. Door monitoring van de projecten wordt gewaarborgd dat de doelstellingen worden behaald en de voortgang van de uitvoering op peil blijft. Daarnaast draagt het Rijk bij aan een voortvarende uitvoering door middel van het uitvoeren van een kennis- en leertraject;

• In 2009 wordt de RAAM brief en, naar verwachting, een Integraal Afsprakenkader Almere (IAK) vastgesteld. In 2010 wordt dan een begin gemaakt met de uitvoering van de Schaalsprong Almere. Op basis van de besluiten in de RAAM brief wordt een Rijksstructuurvisie voor het gebied Amsterdam, Almere, Markermeer/IJmeer opgesteld. Het kabinet streeft ernaar om over de Rijksstructuurvisie een brede maatschappelijke consensus te bereiken;

• In 2010 wordt de midterm review van de Nota Ruimte uitgevoerd. Deze evaluatie vormt het uitgangspunt om het beleid rondom de ruimtelijke opgaven verder vorm te geven. De consequenties van de economische crisis worden hierbij meegenomen, zodat een scherp beeld van de ruimtelijke opgaven ontstaat. Ik evalueer de effectiviteit van de inzet van financiële middelen, de ervaringen met de sturingsfilosofie en met de verdeling van bevoegdheden;

• Zeven complexe Randstad Urgent-projecten worden uitgevoerd conform de afgesloten bestuurlijke contracten Randstad Urgent (Schaalsprong Almere, Stadshavens Rotterdam, Duurzaam bouwen in de Noordvleugel Utrecht, Oude Rijnzone, Zuiplaspolder en de twee vervolgprojecten van Randstad 2040);

• (Bijdragen aan het) uitbrengen van het jaarverslag van het programma Randstad;

• (Bijdragen aan de) organisatie van de jaarlijkse RU-conferentie;

• Voor alle versnellingsprojecten uit de motie Van Heugten is besloten over toekenning van de financiële bijdrage;

• Besluit over de ruimtelijke keuzes van de alternatieven in de huidige MIRT-verkenningen (Verkenning Antwerpen-Rotterdam, Haaglanden, Rotterdam Vooruit);

• De MIRT-verkenning spoorzone-ontwikkeling en verkenningen die uit de in 2009 vast te stellen gebiedsagenda’s volgen worden uitgevoerd;

• De MIRT-gebiedsagenda worden geactualiseerd met een verbreding naar natuur en landschap;

• Besluit over de inzet van eventuele sleutelprojecten (via het MIRT) en de wijze waarop het Rijk bijdraagt aan ruimtelijke projecten die invulling geven aan de kabinetskeuzes in de Nota Ruimte, Structuurvisie Randstad 2040 en de Agenda Landschap. Voor eventuele sleutelprojecten komen in aanmerking projecten of gebieden met een grote nationale betekenis, internationale uitstraling en een integraal karakter;

• Het referentiekader voor duurzame gebiedsontwikkeling wordt betrokken bij de nadere uitwerking van de gebiedsagenda’s;

• Beleidsvisie voor de ondergrond gaat naar de Tweede Kamer, evenals wetswijziging voor gebiedsgerichte aanpak van verontreiniging grondwater;

• Ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een samenhangende aanpak van infrastructurele en ruimtelijke ontwikkelingen wordt een ruimtelijke investeringsagenda voor de (middel-)lange termijn opgesteld. Hierin worden ruimtelijke opgaven gebiedsgericht in kaart gebracht, wordt de financieringsopgave gedefinieerd en worden voorstellen voor prioritering en dekking gedaan;

• Over alle aangeboden provinciale structuurvisies en verordeningen is geadviseerd;

• In samenwerking met de eerstverantwoordelijke projectministers zijn tenminste zeven rijksinpassingsplannen vastgesteld.

2.2.3. Stimuleren van de architectonische kwaliteit met betrekking tot het interdepartementale architectuurbeleid

Motivering

Om cultuurhistorische waarden te koesteren en de kwaliteit van de (on)gebouwde omgeving te bewaken.

Instrumenten

• Bestuurlijk: Visie Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp; Via de nota Een Cultuur van Ontwerpen – visie architectuur en ruimtelijk ontwerp wordt ingezet op de verdere versterking van de rol, positie en profilering van het ontwerp (architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur). Het Rijk richt zich op een structurele versterking van de architectuur en het ruimtelijk ontwerp in de inrichting van Nederland. Deze zijn nodig om het ontwerp in de positie te brengen om effectief bij te dragen aan de noodzakelijke samenhang, duurzaamheid en pluriformiteit in de ruimtelijke ontwikkeling;

• Financieel: financiële bijdrage aan de baten-lastendienst Rijksgebouwendienst. De financiële bijdrage is bedoeld voor studies en activiteiten van de Rijksbouwmeester voor advisering over architectuur, stedenbouw, monumentenzorg en beeldende kunst, alsmede voor subsidies aan architectuurinstellingen voor het instandhouden van de basisinfrastructuur.

Meetbare gegevens

In 2010 zal de rijksprijs voor inspirerend opdrachtgeverschap «Gouden Piramide» worden uitgereikt.

2.3. Overzicht beleidsonderzoeken

Tabel 2.4. Overzicht onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAlg. doel/Op. doelA. StartB. Afgerond
BeleidsdoorlichtingIntegrale ruimtelijke projecten van betekenis (was beleidsdoorlichting stedelijk gebied)OD 2.2.2A. 2009B. 2010
BeleidsdoorlichtingBehouden en ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteitOD 2.2.1A. 2010B. 2011
Ex-post evaluatieArchitectuurbeleid*OD 2.2.3A. 2012B. 2012
Ex-durante evaluatieInnovatieprogramma Mooi NederlandOD 2.2.1A. 2009B. 2010
Ex-durante evaluatieEvaluatie effectiviteit nationale landschappen (incl. snelwegpanorama’s)OD 2.2.1A. 2009B. 2010
Ex-durante evaluatieEvaluatie effectiviteit herstructurering bedrijventerreinenOD 2.2.1A. 2013B. 2013

* Het architectuurbeleid wordt iedere vier jaar geëvalueerd waarna een nieuwe architectuurnota wordt opgesteld. Voor de architectuurnota 2009–2012 «Een Cultuur van Ontwerpen» heeft dit in 2008 plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan wordt voor de periode 2009–2012 ingezet op de verdere versterking van de rol, positie en profilering van het ontwerp (architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur). De volgende evaluatie zal derhalve plaatsvinden in 2012.

Artikel 3. Klimaat en Luchtkwaliteit

3.1. Algemene beleidsdoelstelling

Het algemene doel van dit artikel is het tegengaan van klimaatverandering door menselijke beïnvloeding, net als verzuring van het milieu en aantasting van de gezondheid door luchtverontreiniging. Dit wordt bereikt door beperking van luchtemissies door de industrie (inclusief elektriciteitsproductie), de landbouw, het verkeer (waaronder de binnenvaart), de gebouwde omgeving en de consumenten.

In het klimaatbeleid is sprake van vier sporen:

• Het Kabinet heeft nationale emissiereductiedoelstellingen geformuleerd voor 2020 in het kader van het werkprogramma Schoon en Zuinig. Het tussendoel voor 2011 bedraagt een maximale uitstoot van 209 Megaton (Mton) CO2;

• Doelstellingen die Nederland heeft afgesproken in het kader van het Kyoto-protocol. Deze emissiereductiedoelen hebben betrekking op de periode 2008–2012 en komen overeen met 200,3 Mton CO2 per jaar;

• Mondiale klimaatdoelstellingen voor het vervolg op het Kyoto-protocol. Eind 2007 is hiervoor op Bali het fundament gelegd en in december 2009 worden hierover in Kopenhagen bindende afspraken gemaakt;

• In Europa is een Europees klimaat- en energiepakket bepaald, met daarin emissiereductiedoelstellingen voor broeikasgassen in 2020.

In het luchtkwaliteitsbeleid is sprake van drie sporen:

• Uitvoering van het in 2009 van kracht geworden Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);

• Verdere uitvoering van de 2001 in de Wet milieubeheer (Wm) en het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) geïmplementeerde National Emission Ceiling-richtlijn (NEC-richtlijn) met emissieplafonds voor 2010 voor de stoffen zwaveldioxide (SO2), stikstofoxide (NOx), ammoniak (NH3), en vluchtige organische stoffen (NMVOS) en de specifieke doorvertaling daarvan naar de verschillende sectoren;

• In 2010 in internationaal verband vaststellen van nieuwe (verdergaande) emissieplafonds voor 2020, die tot aanpassing van de NEC-richtlijn leiden en voor de luchtkwaliteit in Nederland en omringende landen een belangrijke kwaliteitsimpuls zijn.

Motivering

Beperken van emissies is noodzakelijk om een duurzame samenleving te bereiken, waarin mens en natuur minder nadelige (gezondheids)effecten ondervinden van temperatuurstijging en van de uitstoot van schadelijke stoffen. De emissiedoelen voor CO2, NOx, SO2 en fijn stof (PM10) komen in de Europese Unie (EU) tot stand en hebben meer en meer een verplichtend karakter.

Verantwoordelijkheid

• VROM coördineert het Nederlandse klimaatbeleid uit het werkprogramma Schoon en Zuinig en draagt zorg voor de Nederlandse inbreng in internationale kaders. Daarnaast is VROM verantwoordelijk voor het beleid voor energiebesparing in bijvoorbeeld woningen, kantoren en winkels, de reductie van overige broeikasgassen (alle broeikasgassen behalve CO2), en voor wat betreft CO2-beleid de technische eisen aan biobrandstoffen en voertuigen;

• Het ministerie van Economische Zaken coördineert het energiebeleid. EZ is ook verantwoordelijk voor het mechanisme van Joint Implementation (JI) (een van de internationale mechanismen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen);

• Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit gaat over de energiebesparing in de glastuinbouw. Ook speelt dit departement een belangrijke rol in het terugdringen van de methaanuitstoot;

• Het ministerie van Verkeer en Waterstaat is verantwoordelijk voor de mobiliteit in Nederland: het plannen van wegen op basis van het verwachte verkeersaanbod. Auto’s en vrachtauto’s leveren een belangrijk aandeel aan de emissies die het broeikaseffect veroorzaken;

• Het klimaatbeleid is bij uitstek internationaal beleid – klimaatproblemen houden zich niet aan landsgrenzen – en daarbij spelen de ministeries van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking een rol;

• VROM is samen met het ministerie van EZ verantwoordelijk voor de afvang en opslag van CO2 (Carbon Capture and Storage: CCS);

• Ook het luchtkwaliteitsbeleid vereist vooral een internationale aanpak. VROM is hier primair verantwoordelijk voor, in afstemming met andere departementen, het bedrijfsleven en andere overheden;

• Het in gang zetten en uitvoeren van de maatregelen die ertoe moeten leiden dat afgesproken grenzen niet worden overschreden ligt voor het allergrootste gedeelte binnen VROM (eisen aan industriële installaties via IPPC, NOx-emissiehandel, onderhandelen voor Europese voertuigeisen en biobrandstoffen) maar ook bij LNV (eisen aan agrarische bedrijven).

Externe factoren

Het behalen van de doelstelling is afhankelijk van:

• Voldoende scherpe en adequate afspraken op Europees en mondiaal niveau over bronbeleid;

• Draagvlak en verantwoordelijkheidsbesef in de samenleving (bedrijven, burgers en andere overheden) om de gestelde doelen te verwezenlijken en indien noodzakelijk het eigen gedrag daartoe aan te passen;

• Technische en bedrijfseconomische haalbaarheid van internationaal vastgestelde emissiereducties en plafonds.

Meetbare gegevens

Op het niveau van het algemene doel is geen zinvolle integrale indicator beschikbaar die het gehele artikel afdekt, omdat binnen het doel zowel aspecten van klimaat- als luchtkwaliteitsbeleid zijn samengebracht. Bij de vier operationele doelen zijn wel indicatoren opgenomen.

Budgettaire gevolgen van het beleid

Tabel 3.1. Klimaat en luchtkwaliteit
x € 1 0002008200920102011201220132014
Verplichtingen:99 207347 866129 25391 91229 84525 86231 785
Uitgaven:112 802201 725191 274127 85635 83431 85131 785
Waarvan juridisch verplicht  54 4110000
Programma:112 802201 725191 274127 85635 83431 85131 785
 Voorkomen klimaatverandering:16 13023 30921 06518 49215 44215 72415 724
        
 Verbeteren luchtkwaliteit:6 77484 006105 25874 4774 5244 5244 524
        
 Stimuleren van duurzame mobiliteit:75 02678 28639 97716 0001 0001 0001 000
        
 Bevorderen duurzame industrie14 87216 12424 97418 88714 86810 60310 537
Ontvangsten:77 969130 044124 84376 0006 0006 0006 000

Budgettair belang buiten de VROM-begroting

Tabel 3.2. Fiscale maatregelen die bijdragen aan dit artikel
x € 1 mln2008200920102011201220132014
Teruggaaf kerkgebouwen5555555
Teruggaaf non-profit15151515161616
Laag tarief OV-bussen en huisvuilauto’s1111111
Uitbreidingbonus zuinige auto’s  5    
Stimulans EURO-6 dieselpersonenauto’s   9129 
Verlaging fiscale bijtelling (zeer) zuinige auto’s10265388117118120
Nihiltarief OV-bussen op LPG0000000
VAMIL23484238383838
MIA50109113111111111111
Vrijstelling groen beleggen718090929598100
Heffingskorting groen beleggen8697109112115118122

Grafiek 3.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2010

kst-32123-XI-2-5.gif

Operationeel doel:

1. Voorkomen klimaatverandering

2. Verbeteren luchtkwaliteit

3. Stimuleren van duurzame mobiliteit

4. Bevorderen duurzame industrie

Toelichting per operationeel doel:

1. Voorkomen klimaatverandering De juridisch verplichte bedragen worden voor het grootste deel bepaald door de realisatie van Kyoto klimaatverplichtingen, BANS/SLOK en de Tenderregeling CO2-opslag. De kosten met betrekking tot de NEa en de subsidies voor het Reductieplan Overige Broeikasgassen zijn bestuurlijk gebonden.

2. Verbeteren luchtkwaliteit De juridisch verplichte bedragen betreffen voornamelijk reeds opgedragen subsidieregelingen (Stimulering Schonere Binnenvaart) en de uitvoering van het onderzoekprogramma ECN-Milieuonderzoek. Bestuurlijk gebonden zijn bijdragen aan internationale organisaties en bijdragen voor de uitvoering van verzuring en grootschalige luchtverontreiniging.

3. Stimuleren van duurzame mobiliteit De juridisch verplichte budgetten betreffen de in werking gestelde regelingen met betrekking tot de verkeersmaatregelen (roetfilters) en de in 2009 gestarte sloopregeling.

4. Bevorderen duurzame industrie

De juridisch gebonden budgetten betreffen de kosten met betrekking tot uitvoering van regelingen op het gebied van Milieutechnologie en uitgaven voor INFOMIL, SenterNovem en het RIVM.

3.2. Operationele doelstellingen

3.2.1. Voorkomen klimaatverandering: realisatie van de nationale Kyoto-klimaatverplichtingen (2008–2012) en het werkprogramma Schoon en Zuinig (2007–2020)

Motivering

Klimaatverandering is een mondiaal probleem dat op wereldschaal opgelost moet worden. Nederland kent in het kader van het Kyoto-protocol een verplichting om de nationale broeikasgasemissies in de periode 2008–2012 met 6% te reduceren ten opzichte van 1990. Daarnaast is in het Coalitieakkoord opgenomen, dat Nederland deze kabinetsperiode grote stappen zet in de transitie naar een van de schoonste en efficiëntste energievoorzieningen in Europa in 2020. Doelstelling is een reductie van de uitstoot van broeikasgassen, met 30% in 2020 ten opzichte van 1990. Nederland gaat de Kyoto-doelstelling halen. De uitdaging is gelegen in het realiseren van de ambities voor de periode tot 2020. Behalve het stimuleren van maatregelen die tijdens deze kabinetsperiode uitvoerbaar zijn, wil het kabinet ook de voorwaarden creëren voor het halen van de doelen in de navolgende periode. Daartoe dienen bijvoorbeeld de programma’s van de innovatieagenda energie.

Instrumenten

De benodigde aanpak is breed en kent de volgende onderdelen:

• Convenanten en akkoorden met verschillende sectoren (industrie, energie, landbouw, verkeer en vervoer en gebouwde omgeving) en met medeoverheden;

• Beperking van de emissieruimte via het emissiehandelssysteem;

• Financiële prikkels (subsidies, voor bijvoorbeeld lokale klimaatinitiatieven en fiscale faciliteiten, zoals de energie-investeringsaftrek);

• Specifieke juridische instrumenten (bijvoorbeeld energieprestaties van auto’s);

• Kennisoverdracht en -ontwikkeling, en een op innovatie gerichte transitiebenadering;

• Ter aanvulling op nationaal beleid het aankopen van CO2-rechten via het Clean Development Mechanism en Joint Implementation (CDM/JI, zie hiervoor artikel 7).

Meetbare gegevens

De belangrijkste prestaties in 2010 zijn:

Realisatie Kyoto-doel

• In de periode 2008–2012 moet de emissie van de broeikasgassen met 6% zijn gereduceerd ten opzichte van het basisjaar 1990. Het emissieplafond bedraagt daarmee per jaar 200 Mton CO2-equivalenten ofwel in de totale periode 1000 Mton. Van deze 1000 Mton is 437 Mton gereserveerd voor de bedrijven die deelnemen aan het emissiehandelssysteem. Wanneer deze bedrijven meer emitteren dan dit plafond, dan zal dit worden gecompenseerd door de aankoop van emissierechten uit de emissiehandelsmarkt. Voor de sectoren die niet aan emissiehandel deelnemen, resteert een emissieruimte van 563 Mton (1000 Mton - 437 Mton) in de periode 2008–2012. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) raamt voor deze periode voor de niet emissiehandelssectoren een uitstoot van 517 à 571 Mton (zie tabel 3.3.). De doelstelling van 563 Mton zit bovenin in deze marge. Mocht de uitstoot niettemin toch hoger uitvallen dan 563 Mton, dan zal de overheid JI en CDM inzetten voor het realiseren van de Kyoto doelstelling. De conclusie is dat tien jaar na aanvang van het «Kyoto-beleid», nu met grote zekerheid gesteld kan worden dat Kyoto gehaald zal worden.

Emissiehandel

• Implementatie van de herziening van het emissiehandelssysteem in de EU (ETS: Emission Trading System) in de Wet milieubeheer (Wm). In 2010 wordt het ontwerp van de wet gemaakt;

• In Europees verband bijdragen aan de totstandkoming van transparante benchmarks voor de toewijzing van gratis rechten aan sectoren die blootstaan aan carbon leakage;

• Nederlandse inbreng bij de totstandkoming van de verordening over de wijze van veilen;

• Vormgeving van de inbouw van CCS in emissiehandel voor de periode 2013–2020;

• Bijdragen aan de totstandkoming van de Europese verificatie- en accreditatieverordening;

• Inbreng in International Carbon Action Partnership (ICAP) en de werkgroep EU-VS over het ontwerpen van koolstofmarkten (genoemd in de mededeling van de commissie over Kopenhagen).

Klimaatbeleid (CO2 en overige broeikasgassen)

• Realisatie Kyoto-doelstelling inclusief verzorgen van internationale rapportages;

• Uitvoering van het Reductieplan overige broeikasgassen, met als doel verlaging van de emissies met circa 50 procent (ten opzichte van 1990) van de niet CO2 broeikasgassen, lachgas en de fluorverbindingen SF6, PFK’s en HFK’s;

• Emissiehandel post-Kyoto: herontwerp Hoofdstuk 16 Wm; vaststelling veilingverordening, monitoring- en verificatieverordening en benchmark voor sectoren die in aanmerking komen voor gratis rechten. De uitkomst van de klimaatonderhandelingen in Kopenhagen kan tot een verdere aanvulling leiden;

• Uitvoering van het project Lokale en regionale klimaatinitiatieven waarbij de klimaatakkoorden met gemeenten en provincies grotendeels in uitvoering zijn;

• Opname energiebesparing in het Activiteitenbesluit, waarin is geregeld onder welke voorwaarden het bevoegd gezag bedrijven kan verplichten tot het nemen van energiebesparende maatregelen;

• Opname inspanningsverplichting restwarmtebenutting in de Wm;

• Implementatie energiebesparingafspraken in industrie (meerjarenafspraken en Benchmarkakkoord);

• Uitvoeren evaluatie in het kader van Schoon en Zuinig en voorbereiden eventuele maatregelen om doelen in 2020 te realiseren.

Energiezuinige verlichting

• Huishoudelijke verlichting; de gloeilamp verdwijnt uit Nederland conform de Europese afspraken. In september 2010 verdwijnt de 75W en in 2011 de 60W gloeilamp. Een volledig verbod op heldere gloeilampen gaat in per september 2012;

• Openbare verlichting; gemeenten en provincies zetten zich in om met behulp van de koploperaanpak energiebesparing in de openbare verlichting te realiseren;

• Utiliteitsbouw; door middel van het benutten van natuurlijke momenten, het opschalen van beschikbare technieken en versnelling door synergie van bestaande instrumenten wordt in de utiliteitsbouw jaarlijks circa 37 Petajoule (PJ) CO2 bespaard.

Biobrandstoffen (nationaal, Europees en mondiaal)

De inzet van biobrandstoffen levert voor de vervoersector een belangrijke bijdrage aan het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen. Het nationale doel is om voor het wegverkeer een reductie van 1,3 Mton CO2 in 2010 te bereiken. Belangrijke aandachtspunten bij het stapsgewijs vergroten van het aandeel biobrandstoffen in de brandstoffenmix voor de vervoersector zijn de eisen van kosteneffectiviteit en duurzaamheid. De belangrijkste duurzaamheidseisen betreffen de CO2-balans, het voorkomen van concurrentie met voedselvoorziening en van biodiversiteitsverlies. In de EU zet VROM hiertoe in op verbreding van de inmiddels vastgestelde duurzaamheidscriteria naar vaste biomassa en op het betrekken van de indirecte effecten bij de beoordeling van de duurzaamheid van biobrandstoffen. Biobrandstoffen worden geproduceerd en verhandeld op mondiale schaal. Mondiale samenwerking is daarom een essentiële voorwaarde. VROM zet in op internationale afspraken over duurzaamheid, primair op (vrijwillige) afspraken via het Global Bio-Energy Partnership (GBEP).

• Het realiseren van de doelstelling van 4% biobrandstoffen (bijmenging) voor het wegverkeer. De doelstelling voor biobrandstoffen wordt vertaald naar een verplichting voor degenen die autobrandstoffen op de markt brengen;

• Eind 2010 is de nationale regelgeving (Wm en uitvoeringsregelingen) afgerond. Hiermee wordt de EU-richtlijn hernieuwbare energie voor biobrandstoffen geïmplementeerd. Daarmee is, voor alle vloeibare biomassa voor energiedoeleinden, vanaf 2011 het voldoen aan de duurzaamheidscriteria een voorwaarde om te mogen meetellen als duurzame energie;

• In het tweede kwartaal van 2010 zal door het kabinet worden bepaald welk streefdoel (percentage hernieuwbare energie in de vervoersector) voor 2020 zal worden vastgesteld;

• In 2010 worden de in het kader van het GBEP opgestelde duurzaamheidscriteria voorzien van indicatoren;

• Voor indirecte effecten wordt in 2010 in de GBEP een internationaal geaccepteerd afwegingskader voor nationaal gebruik vastgesteld;

• Nederland zet erop in dat de Europese Commissie een voorstel indient waarmee indirecte verschuiving van landgebruik als onderdeel van de broeikasgasbalans wordt meegenomen.

Tabel 3.3. Geraamde fysieke emissies van broeikasgassen in Nederland
(Mton CO2-eq)Emissieraming
JaarTotaalWv. Niet-ETS
2008193–213106–117
2009178–207103–114
2010186–206102–113
2011189–209103–114
2012192–213104–114
2008–2012 fysiek948–1 048517–571
2008–2012 Kyoto (incl. aankoop e-rechten door ETS-sectoren)954–1 009517–571

Bron: PBL (8 juni 2009)

Tabel 3.4. Streefwaarden binnenlands klimaatbeleid (2008–2012) en laatste prognose voor het jaar 2010 (*).
Sectoren Streefwaarden2008–2012 (Mton/jr) Recente prognose2010 (Mton/jr)
Industrie/energie109,294,2
Landbouw7,6**8,4
Gebouwde omgeving28,325,6
Verkeer38,737
Overige broeikasgassen35,430,6
Emissies bossen0,1 
Totale landelijke emissie219,3***195,8

Bron: PBL (8 juni 2009)

* Vanwege wijzigingen in definities en meetmethoden is vergelijking met nulwaarden per 2006 niet zinvol.

** Bij toename van het areaal glastuinbouw tot 11 500 hectare of meer, wordt de CO2-streefwaarde voor de landbouw verhoogd van 7,6 Mton tot maximaal 8,2 Mton.

*** Doelstelling voor Schoon en Zuinig 2011 is 209 Mton: 219 minus 4 (lachgas) minus 6 (Schoon en Zuinig-effect).

In onderstaande grafiek zijn de werkelijke emissies tot en met 2007 weergegeven. Deze zijn afgezet tegen de doelstelling voor 2020 en de verwachte emissie in 2020. Uit de Verkenning Schoon en Zuinig kan worden afgeleid dat de verwachte uitstoot uitkomt op 163–180 Mton in 2020, uitgaande van ondermeer de huidige EU-reductiedoelstelling. Na de tussenevaluatie wordt bezien welke eventuele aanvullende maatregelen nodig zijn om de doelen in 2020 te realiseren.

Grafiek 3.2. Emissie broeikasgassen in Nederland, 1990–2020

kst-32123-XI-2-6.gif

Bescherming van de ozonlaag

Aantasting van de ozonlaag leidt tot verhoogde UV-straling waardoor gezondheidsproblemen, met name huidkanker en oogproblemen, zoals staar toenemen. De meeste ozonlaagafbrekende stoffen zijn ook zeer sterke broeikasgassen. Internationaal is afgesproken om de concentraties van ozonlaagafbrekende stoffen terug te brengen tot het niveau van vóór het «gat in de ozonlaag». Dit is vastgelegd in het Montreal-protocol en verder uitgewerkt in de Europese ozonverordening en nationale regelgeving. Kern van het beleid is om de productie en de consumptie van deze stoffen uit te faseren. Hiervoor zijn per stofgroep reductieschema’s vastgesteld. De reductieschema’s voor ontwikkelde landen zijn strenger dan die voor ontwikkelingslanden.

• Implementatie herziening Ozonverordening EG/2037/2000 in nationale regelgeving;

• Aanpassen Annex VI herziene Ozonverordening EG/2037/2000 met betrekking tot einddata voor kritische toepassingen van halon;

• Voorbereiden en inbrengen van de Nederlandse positie internationaal gericht op het:

– verminderen van het gebruik van methylbromide voor quarantainedoeleinden en toepassingen voorafgaand aan vervoer;

– het tegengaan van emissies van ozonlaagafbrekende stoffen uit bestaande toepassingen;

– het voorkomen/beperken van de toename van het gebruik van fluorkoolwaterstoffen (HFK’s) als vervanging van hydrochloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK’s), waar klimaatvriendelijke alternatieven mogelijk zijn. De inzet van Nederland in EU verband op dit laatste onderwerp hangt nauw samen met het verloop van de onderhandelingen over een HFK emissiereductie arrangement in het kader van het Kopenhagen akkoord.

In onderstaande grafiek is de dikte van de ozonlaag boven de Benelux weergegeven, ter indicatie van het herstel van de ozonlaag.

Grafiek 3.3. Dikte ozonlaag boven de Benelux (gemeten boven Brussel) (1971–2006), in Dobson-eenheden (DE). De doorgetrokken horizontale lijn (335 DE) geeft het gemiddelde over de periode t/m 1980 weer.

kst-32123-XI-2-7.gif

Bron: KMI (Ukkel België)

3.2.2. Verbeteren Luchtkwaliteit

Motivering

Slechte lucht schaadt, vooral bij langdurige blootstelling, de gezondheid en heeft negatieve effecten op de natuur. Daarom dient de luchtkwaliteit te verbeteren. Tegelijkertijd moet het in Nederland mogelijk blijven om ruimtelijke en infrastructuurplannen doorgang te laten vinden.

Instrumenten

• Wet- en regelgeving (nationaal en internationaal), zoals de Wet luchtkwaliteit en de daaraan gerelateerde onderliggende regelgeving, de Wet ruimtelijke ordening, de Tracéwet, de Wet luchtvaart;

• Financiële prikkels, zoals subsidieverlening aan lokale overheden in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);

• Kennisontwikkeling en -overdracht om andere overheden in staat te stellen een goed luchtkwaliteitsbeleid (ten behoeve van internationale afspraken) te voeren.

Meetbare gegevens

• In september 2010 zal de eerste monitoring NSL gereed zijn. De uitkomsten van de monitoring en eventuele wijzigingen worden gezamenlijk met de andere overheden besproken. Het NSL is medio 2009 van kracht geworden, na vaststelling in de ministerraad. Op basis van het NSL heeft Nederland enige jaren uitstel (derogatie) gekregen voor het voldoen aan de normen voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Tevens geeft het NSL de mogelijkheid om luchtkwaliteit te toetsen op programmaniveau in plaats van individuele plannen. Dit kan dientengevolge tot een aanzienlijke versnelling in procedures leiden. De uitvoering van het NSL wordt gemonitord. Zowel de uitvoering van de in het NSL opgenomen projecten als de uitvoering van de maatregelen zal daarbij jaarlijks worden geïnventariseerd. De monitor moet aantonen dat uiterlijk medio 2011 de norm voor fijn stof en uiterlijk 1 januari 2015 de norm voor NO2 zal worden gehaald, conform de derogatie;

• In 2010 zullen de definitieve emissiecijfers van 2008 worden gerapporteerd van de stoffen in het kader van de NEC-richtlijn.

De richtlijn NEC plafonds 2010 is in 2001 geïmplementeerd in de Wm. Op basis hiervan is in 2003 een uitvoeringsplan opgesteld, dat in 2006 is aangepast. Jaarlijks wordt de voortgang in kaart gebracht in de Milieubalans;

• VROM stuurt een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer om de sectorplafonds die verband houden met de NEC-richtlijn juridisch en beleidsmatig te implementeren.

In 2009 heeft de Raad van State aan het Europese Hof in Luxemburg prejudiciële vragen gesteld over de relatie tussen de NEC Richtlijn en de individuele vergunningen. Dit naar aanleiding van beroepszaken voor nieuwe kolencentrales. Naar verwachting zal het Hof binnen 1,5 jaar haar oordeel over deze vragen formuleren. Daarna kan de Raad van State besluiten nemen in deze beroepszaken. VROM was al gestart met een project om de NEC-plafonds beter vast te leggen. Door deze vragen van de Raad van State wordt dit project versneld en dit zal naar verwachting leiden tot een wetswijziging;

• De herziening van de emissieplafonds voor de NEC-stoffen zal allereerst in United Nations Economic Commission for Europe-verband (UN-ECE) plaatsvinden (wijziging van het Götenborg-protocol). Naar verwachting zal dit eind 2010 leiden tot vaststelling van nieuwe emissieplafonds voor 2020. Deze plafonds zullen vervolgens middels een wijziging van de NEC-richtlijn door de EU worden overgenomen. Daarmee kan de luchtkwaliteit in Nederland en ook in de ons omringende landen een belangrijke kwaliteitsimpuls krijgen. De inzet van Nederland daarbij is het streven naar ambitieuze doch haalbare plafonds;

• Nederland draagt bij aan nationaal en internationaal onderzoek naar de mogelijkheden voor een indicator voor gezondheidseffecten van fijn stof die naast de norm gehanteerd kan worden bij bestuurlijke afwegingen rondom projecten.

Tabel 3.5. Emissies 1990, 2000, 2005 en 2007, doelstellingen en prognoses 2010 (Kton/jr)
 1990200020052007201020102010
     Götenborg ProtocolNEC-RichtlijnRaming PBL*
SO2192736560505040
NOx557390341299266260244
NH3250153135135128128127
VOS463229175164191185143

Bron: Milieu- en Natuurcompendium PBL/CBS, www.milieucompendium.nl (8 juli 2009). Eén kiloton (Kton) is één miljoen kilogram.

* Raming PBL is de meest recente raming met betrekking tot vermelde stoffen. Deze is gepubliceerd in de Voortgangsrapportage realisatie milieudoelen 2009.

Tabel 3.6. Sectorplafonds van de doelgroepen voor 2010 (a) en stand van zaken 2007 (b) in Kton
 SO2NOxNH3VOS
 (a)(b)(a)(b)(a)(b)(a)(b)
Industrie11,5}}54}65}7932}61}57
Energie13,5}
Raffinaderijen14,5}
Consumenten111213792932
HDO en Bouw11712113328
Landbouw005109612112
Verkeer45158186335546
Onverdeeld4,5 13 18 6 
Totaal*5060260299128134185164

Bron: Milieu- en Natuurcompendium PBL/CBS, www.milieucompendium.nl (8 juli 2009)

* Door afrondingsverschillen kunnen totalen afwijken van de som van de deelgetallen.

3.2.3. Stimuleren Duurzame Mobiliteit

Motivering

Het verkeer levert een aandeel van ruim 18% aan de uitstoot van broeikasgassen. Het verkeer speelt verder een bijzondere rol in milieuproblemen op lokaal niveau, zoals met betrekking tot luchtkwaliteit. Om schadelijke gezondheidseffecten weg te nemen en om te voorkomen dat toekomstige generaties met de milieugevolgen van mobiliteit worden opgezadeld, moeten de emissies door verkeer worden teruggebracht tot op het «no-effect level». Dit vindt plaats in het kader van Schoon en Zuinig en het halen van de NEC-plafonds 2010 (en later 2020) en ter implementatie van EU-regelgeving (NSL).

Instrumenten

• Wet- en regelgeving (internationaal): verschillende EU Richtlijnen en EU-bronbeleid en normstelling;

• Wet- en regelgeving (nationaal): zoals milieuzones voor vrachtwagens en differentiatie van parkeertarieven;

• Fiscale maatregelen, zoals fiscale bijtelling, differentiatie van Belasting van Personenauto’s en Motorrijwielen (BPM) en de Motorrijtuigenbelasting (MRB), later kilometerprijs;

• Subsidieverlening, zoals de roetfilterregelingen en sloopregeling voor oude personen- en bestelauto’s;

• Voorlichting en kennisoverdracht op het gebied van duurzame mobiliteit;

• Vrijwillige afspraken met marktpartijen.

Meetbare gegevens

• Wetsvoorstel naar milieukenmerken gedifferentieerde parkeertarieven (naar Tweede Kamer);

• Implementatie EU-verordening CO2-normering auto’s (AMvB naar de Tweede Kamer);

• Implementatie EU-richtlijn Brandstofkwaliteit;

• Onderzoek stimulering EURO 6 dieselauto’s;

• Follow up Kopenhagenakkoord voor internationale lucht- en scheepvaart;

• Nederlandse bijdrage aan het vaststellen CO2-norm in de EU;

• Herziening EU-energielabel auto’s (en bestelwagens);

• Vaststellen EU-emissienormen mobiele machines, binnenvaart en twee- en driewielers;

• Beleidsnotitie verkeersemissies en brandstoffen naar de Tweede Kamer (samenhang voor Nederland van nieuw EU-beleid);

• Toezending aan de Tweede Kamer van de evaluatie voortzetting convenanten mobiliteitsmanagement in relatie tot de Wet milieubeheer (VROM in samenwerking met Verkeer en Waterstaat).

Tabel 3.7. Effectindicatoren nationale verkeersemissieplafonds
IndicatorBasiswaarde 1990Peiljaar 2007Streefwaarde 2010
NOx325,0 Kton186,0 Kton158,0 Kton
SO218,0 Kton5,2 Kton4,0 Kton
NH31,0 Kton2,5 Kton3,0 Kton
NMVOS177,0 Kton46,0 Kton55,0 Kton
CO227,8 Mton36,6 Mton38,7 Mton

Bron: Milieu- en Natuurcompendium PBL/CBS, 8 juli 2009

3.2.4. Bevorderen Duurzame Industrie

Motivering

Een duurzame industrie levert een belangrijke bijdrage aan een blijvende ontkoppeling van economische en ruimtelijke ontwikkeling enerzijds en milieubelasting anderzijds. Naast de uitstoot van de broeikasgassen vraagt ook de luchtkwaliteit, nationaal en internationaal, blijvende aandacht. Veelal zijn deze luchtemissies gerelateerd aan het energiegebruik. Nederland kent een energie-intensieve economie. Daarom zijn milieu-innovaties bij de industriële productieprocessen hard nodig. Dit leidt tot lagere emissies.

Instrumenten

• Financiële prikkels en fiscale instrumenten: Milieu-innovatie wordt gestimuleerd via fiscale instrumenten die zijn gekoppeld aan de vennootschapsbelasting en de inkomstenbelasting. Dit zijn de milieu-investeringsaftrek (MIA), de vrijwillige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) en de regeling Groen Beleggen. Tevens zijn subsidieregelingen zoals Programma Milieu en Technologie (ProMT) en het Europese LIFE-programma beschikbaar. Het verminderen van de administratieve- en uitvoeringslasten bij de bestaande regelingen heeft daarbij voortdurende aandacht, evenals bekendheid bij de industrie van de stimuleringsregelingen;

• Kennisoverdracht en -ontwikkeling: Kennis wordt overgedragen via een helpdesk van SenterNovem/Infomil en via de tijdelijke Facilitaire Organisatie Industrie. Daarnaast worden circulaires opgesteld en congressen georganiseerd voor vergunningverleners en bedrijven. De Europese Commissie verkent de mogelijkheden voor een Europees systeem van handel in NOx-rechten en in SO2-rechten. VROM zal haar kennis en ervaringen met het Nederlandse systeem van NOx -emissiehandel daarbij inbrengen;

• Wet- en regelgeving: Om tot een duurzamere industrie te komen worden verschillende aparte EG-richtlijnen, die gerelateerd zijn aan de industrie, geïntegreerd in de Richtlijn Industriële Emissies. Naar verwachting zal de Richtlijn Industriële Emissies eind 2010 van kracht worden via de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit. Daarnaast worden best beschikbare technieken (BBT) opgenomen in bestaande wet-en regelgeving. Ook wordt de EG-verordening Pollutant Release and Transfer Register (PRTR) uitgevoerd. In dit kader rapporteren grote bedrijven jaarlijks hun milieuprestaties aan het bevoegd gezag voor de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren via het elektronisch milieuverslag. In 2010 zal worden gewerkt aan het verbeteren van de uitvoering van deze verordening door met name gemeenten. Tenslotte worden de aanpassingen in de Richtlijn verfproducten in 2010 van kracht;

• Vrijwillige afspraken: Als opvolging van de convenanten per bedrijfstak worden resterende milieuproblemen door industriële activiteiten (bijvoorbeeld nog niet gerealiseerde Integrale Milieutaakstellingen) aangepakt via gerichte samenwerkingsprojecten. De onderwerpen voor deze projecten volgen onder meer uit de eind 2009 uit te brengen Milieu-agenda voor de industrie. Het doelgroepenbeleid industrie zal dan ook in 2010 worden afgerond.

Meetbare gegevens

• Het inwerking laten treden van het Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties (BEMS);

• Het uitvoeren van het driejarig onderzoek- en innovatieprogramma Biomassa en Luchtkwaliteit (2010-2013);

• Toezending aan de Tweede Kamer van het jaarbericht Groen Beleggen;

• Het toezenden van verbeteringsvoorstellen voor de uitvoering van de NOx-emissiehandel aan de Tweede Kamer (hfst. 16.2 Wet milieubeheer);

• Toezending aan de Tweede Kamer van de actualisatie overzicht reductiemogelijkheden industriële uitstoot NEC-stoffen 2020.

In convenanten met een aantal relevante bedrijfstakken zijn begin jaren negentig Integrale Milieutaakstellingen (IMT’s) voor 2010 vastgelegd. Deze IMT’s betreffen een inspanningsverplichting. De streefwaarde voor de meeste stoffen is dat de emissie in 2010 met 80 tot 90% moet zijn gereduceerd ten opzichte van 1985. Inmiddels zijn de meeste van deze IMT’s gehaald. De doelstellingen voor de emissies naar water zijn bijna allemaal gerealiseerd. Ook bij de emissies naar lucht zijn grote reducties behaald, maar worden voor NOx en SO2 en 13 andere stoffen de IMT’s nog niet gehaald. Inmiddels hebben de convenanten aan belang ingeboet, en zijn andere instrumenten belangrijker geworden voor het realiseren van de milieudoelen. Zo is voor de NOx-emissies handel in emissierechten nu het belangrijkste instrument, en is er overleg tussen het bevoegd gezag en de relevante bedrijven over de aanpak van de andere emissies. Vanaf 2010 wordt de realisatie van de IMT’s niet meer afzonderlijk in de begroting gerapporteerd, maar vindt dit plaats in andere kaders, zoals het NEC-beleid en het stoffenbeleid.

Wat betreft indicatoren voor de NEC-plafonds voor de sectoren Industrie, Energie en Raffinaderijen zie de tabel 3.5. Voor de fijn stof emissie door de industrie zijn in het Actieplan fijn stof en industrie als onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) de volgende emissieplafonds vastgesteld:

Tabel 3.8. Sectorplafond fijn stof
 Realisatie 2008Doelstelling 2010Doelstelling 2015Doelstelling 2020
PM10 emissie industrie (incl. op- en overslag) in Kton10,811,010,510,0

Bron: Fijn stof en BBT: Achtergrondrapportage Actieplan Fijn Stof en Industrie (juni 2008); Actieplan Fijn stof en Industrie (juni 2008)

Het plafond voor 2010 wordt reeds gehaald. Het beleid richt zich dan ook vooral op het behalen van de plafonds in 2015 en 2020, waarbij de opgave is om ondanks de verwachte economische groei tot 2020 een reductie van de emissies te realiseren. De maatregelen hiertoe zijn beschreven in het NSL.

3.3. Overzicht beleidsonderzoeken

Tabel 3.9. Overzicht onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAlgemeen doel/Op. doelA StartB Afgerond
BeleidsdoorlichtingVoorkomen klimaatverandering:  
 Herijking Werkprogramma Schoon en Zuinig Beperken aantasting van de ozonlaagOD 3.2.1A 2009 B 2010A 2010B 2010
 Verbeteren luchtkwaliteit:  
 NEC-plafonds en onderhandelingen over nieuwe plafonds in GöteborgprotocolOD 3.2.2A 2010B 2012
    
 Stimuleren duurzame mobiliteit:  
 Bevorderen duurzame mobiliteitOD 3.2.3A 2012B 2012
 Bevorderen duurzame industrie:  
 Herijking Nederlandse emissierichtlijn (NeR) Toepassing beoordelingskader nieuwe energiecentralesOD 3.2.4A 2010B 2011A 2010B 2011
Effecten onderzoek ex post   
 Voorkomen klimaatverandering:  
 EvaluatieSLOK-regeling; in lijn met het werkprogramma «Nieuwe energie voor het klimaat» monitoren partijen in 2010 wat de tussentijdse resultaten zijn van de klimaat- (bestuurs)-akkoorden. OD 3.2.1A 2010B 2010
    
 Stimuleren duurzame mobiliteit:  
 Evaluatie VERS-regeling binnenvaartOD 3.2.3A 2010B 2010
 Bevorderen duurzame industrie:  
 Evaluatiedoelgroepenbeleid Milieu & Industrie 2000–2010OD 3.2.4A 2010B 2011
Overig evaluatieonderzoek   
 Verbeteren luchtkwaliteit:  
 Monitoring NSLOD 3.2.2A 2010B 2011
 Stimuleren duurzame mobiliteit:Monitoring uitvoering subsidieregeling roetfilters Monitoring uitvoering sloopregeling Monitoring uitvoering milieuzonering Monitoring uitvoering autolabels OD 3.2.3 A 2010B 2010A 2010B 2010A 2010B 2010A 2010B 2010
 Bevorderen duurzame industrie:  
 Monitoring uitvoering EPRTR Monitoring uitvoering MIA-VAMILOD 3.2.4A 2010B 2011A 2010B 2011

Artikel 4. Duurzaam produceren

4.1. Algemene beleidsdoelstelling

Het doel is vermindering van regeldruk. Dit gebeurt via duurzame materiaal- of productketens en binnen de kaders van een adequaat water- en bodembeleid inclusief het verantwoord gebruikmaken van hulpbronnen en ecosysteemdiensten.

De inzet is met name gericht op:

• Het verkleinen en beheersen van de stroom afvalstoffen zodat de risico’s voor het milieu aanvaardbaar zijn;

• Verduurzaming van producten en productieprocessen stimuleren;

• Het garanderen van een blijvend duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen;

• Het realiseren van een optimaal en verantwoord gebruik van het water- en bodemsysteem en het waarborgen van dit gebruik op lange termijn (2030). Dit betreft ook het duurzaam gebruik maken van de diensten die biodiversiteit levert, de zogenoemde ecosysteemdiensten;

• Het stimuleren van duurzame innovatie (ontwikkelen en toepassen van schone technologieën);

• Duurzaam inkopen stimuleren en verder ontwikkelen.

Motivering

Het winnen van grondstoffen, het maken en gebruiken van producten en het beheren van het afval dat bij die activiteiten ontstaat, zorgt voor milieudruk. Het is zaak deze milieudruk te beperken zodat een goede milieu- en leefomgevingskwaliteit behouden blijft of ontstaat. Daarmee wordt gezorgd dat het vermogen voor bodem en water om ecosysteemdiensten te leveren en te voorzien in onze behoeften voor wonen, voedselvoorziening, economische activiteiten en recreatie voor de maatschappij behouden blijft. Met haar beleid voorkomt de rijksoverheid afwenteling van de milieudruk en ondersteunt innovatie rondom duurzaamheid.

Verantwoordelijkheid

De Minister van VROM is verantwoordelijk voor:

• De sturing van het afvalstoffenbeleid en het productenbeleid;

• Het ontwikkelen van nationaal en gebiedsspecifiek beleid om de milieukwaliteit van water en bodem te waarborgen (systeemverantwoordelijkheid);

• Het veiligstellen van de drinkwatervoorziening;

• Het scheppen van de kaders voor een duurzaam gebruik van hulpbronnen en ecosysteemdiensten;

• Het stimuleren van markten voor duurzame producten;

• Verdere ontwikkeling van normalisatie en certificatie op Europees en nationaal niveau;

• Het betrekken van maatschappelijke organisaties en burgers bij de ontwikkeling en uitvoering van het milieubeleid.

Externe factoren

Het behalen van deze doelstelling hangt af van factoren als internationale ontwikkelingen en de stand van de techniek. Essentieel is de betrokkenheid en inzet van maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, overheden en burgers.

Meetbare gegevens

Meetbare effectgegevens zijn opgenomen bij de operationele doelen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 4.1. Duurzaam produceren
x € 1 0002008200920102011201220132014
Verplichtingen:79 004552 13629 88928 43237 048151 493151 393
Uitgaven:90 526206 327149 515146 652152 048151 493151 393
Waarvan juridisch verplicht  138 798115 000115 000900900
Programma:90 526206 327149 515146 652152 048151 493151 393
 Reductie van milieubelasting door (ketengericht) afval- en productenbeheer:76 308180 342128 047127 661128 080127 530127 430
        
 Verbeteren van Milieukwaliteit van Bodem en Water:5 3896 7576 4916 53813 06913 06913 069
        
 Duurzaam gebruik van ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen:8 82919 22814 97712 45310 89910 89410 894
Ontvangsten:6023 4602 6610000

Grafiek 4.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel 2010

kst-32123-XI-2-8.gif

Operationeel doel:

1. Reductie van milieubelasting door (ketengericht) afval- en productenbeheer

2. Verbeteren van Milieukwaliteit van Bodem en Water

3. Duurzaam gebruik van ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen

Toelichting per operationeel doel:

1. Reductie van milieubelasting door afval en ketens De juridisch verplichte bedragen worden voor het grootste deel bepaald door de toezegging aan het Afvalfonds en gelden voor het Impulsprogramma Zwerfafval. De kosten met betrekking tot de Stichting Milieukeur en de kosten voor de uitvoering door SenterNovem zijn bestuurlijk gebonden.

2. Verbeteren milieukwaliteit van bodem en water Budgetten voor de coördinatie van NEN-werkzaamheden zijn juridisch verplicht. Budgetten die bestuurlijk gebonden zijn betreffen de uitvoeringsuitgaven verbetering van de milieukwaliteit van bodem en water.

3. Duurzaam gebruik van ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen De juridisch verplichte bedragen betreffen voornamelijk uitvoering van de SMOM-regeling en uitvoeringskosten voor gebiedsspecifieke maatregelen landelijk gebied en het bevorderen van duurzame landbouw. Bestuurlijk gebonden zijn de onderzoekskosten met betrekken tot de bevordering van duurzame landbouw en gebiedsspecifieke maatregelen landelijk gebied.

4.2. Operationele doelstellingen

4.2.1. Reductie van milieubelasting door (ketengericht) afval- en productenbeheer

Motivering

Met het (ketengericht) afvalbeheerbeleid en productenbeheerbeleid wordt bereikt dat het ontstaan van afvalstoffen wordt verminderd, de milieudruk van afvalverwerking wordt beperkt en de milieubelasting in de gehele keten van grondstof tot afval afneemt. Daarmee wordt de uitputting van energiebronnen en grondstoffen teruggedrongen en worden materiaalketens verduurzaamd. De meest effectieve stappen richting een duurzaam en zuinig materiaalgebruik zijn te realiseren vanuit een ketenperspectief, dat wil zeggen in het gehele traject van winning van een grondstof, productontwerp, productie, (her)gebruik en verwerking van een afvalstof. Het afvalbeleid zal zich gaan ontwikkelen tot een integraal ketenbeleid. Deze aanpak moet tot meer innovatie en slimmere samenwerking tussen bedrijven leiden.

De bovengenoemde noties worden toegepast bij het instrument Duurzaam Inkopen en wel via de in 2009 vastgestelde duurzaamheidscriteria. Deze criteria kunnen er vervolgens via het inkoopproces van overheden voor zorgen dat duurzame en innovatieve producten en diensten ook daadwerkelijk worden aangeschaft. Het omvangrijke inkoopvolume van de overheden (ruim € 40 miljard) garandeert op deze wijze een sterke beïnvloeding van de markt.

Instrumenten

Afhankelijk van de fase van het beleidsproces, de (inter)nationale context en de te bereiken doelgroep, worden verschillende instrumenten ingezet:

• Het afvalbeleid en productenbeleid wordt voor een belangrijk deel gestuurd door wet- en regelgeving. Deze wordt in toenemende mate Europees vastgesteld. Onderscheid kan worden gemaakt in algemene regelgeving (Kaderrichtlijn, Integrated Pollution Prevention and Control-richtlijn), richtlijnen gericht op afvalbeheerswijzen (zoals storten en verbranden) en richtlijnen voor afzonderlijke afvalstoffen (verpakkingen, elektr(on)ische apparatuur, batterijen, autowrakken), en richtlijnen om producten minder milieubelastend te maken zoals de richtlijn ecodesign en Restriction of Hazardous Substances (RoHS);

• Met economische instrumenten worden minder gewenste wijzen van afvalbeheer financieel onaantrekkelijk gemaakt, zoals met de belasting op storten van afvalstoffen. Ook wordt de milieubelasting van materialen belast, bijvoorbeeld via een verpakkingenbelasting, met het oogmerk om het toepassen van minder milieubelastende materialen te bevorderen en de hoeveelheid materiaal te verminderen;

• Via producentenverantwoordelijkheid worden producenten en importeurs (mede) verantwoordelijk gemaakt voor het beheer van hun producten in het afvalstadium, inclusief financiering, bijvoorbeeld voor verpakkingen, elektr(on)ische apparatuur, batterijen en autowrakken;

• Communicatie wordt ingezet om bij afzonderlijke doelgroepen draagvlak te creëren en bepaald afvalbeheergedrag te bereiken, bijvoorbeeld voor verpakkingen, zwerfafval en elektr(on)ische apparatuur;

• In specifieke gevallen worden beleidsafspraken en convenanten met het bedrijfsleven en overheden gemaakt;

• Innovatie wordt gestimuleerd en nagestreefd, teneinde de milieubelasting en het gebruik van grondstoffen van materialen, producten en diensten te verminderen en de concurrentiepositie van Nederland op dit punt te versterken. Dit wordt bereikt door pilots, verkenningen, de ontwikkeling van innovatieprogramma’s en vertegenwoordiging in internationale programma’s;

• Het instrument Duurzaam Inkopen door overheden dient mede als drager van uitdagende milieucriteria en heeft door het grote inkoopvolume van de gezamenlijke overheden een grote impact;

• Het instrument maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt benut om de ketenbenadering te realiseren. Ook wordt duurzaam inkopen bij het bedrijfsleven gestimuleerd.

Meetbare gegevens

De belangrijkste prestaties in 2010 zijn:In 2010 vinden de volgende wijzigingen in wet- en regelgeving plaats:

• De nieuwe Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen in de Nederlandse wet- en regelgeving geïmplementeerd. Hierdoor verandert in december 2010 de status van een aantal Nederlandse afvalverbrandingsinstallaties van inrichting voor verwijdering in inrichting voor nuttige toepassing;

• In de tweede helft van 2010 wordt het tweede Landelijk afvalbeheersplan (LAP) aangepast, zodat gelijk met de implementatie van de nieuwe Kaderrichtlijn in december 2010 het geldende afvalbeheersplan actueel is;

• Begin 2010 treedt de aangepaste regeling Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) in werking. De regeling is aangepast op de onderdelen borgstelling en vooraf goedgekeurde inrichting. Ook treedt het gewijzigde Besluit melden in werking. Het besluit is geëvalueerd met alle betrokkenen en het gewijzigde besluit vermindert de administratieve lasten;

• Ook het Besluit algemene regels bouw- en sloopwerkzaamheden treedt in werking;

• Bij beschikking van 11 juni 2009, nr. 5050091044 is aan de Stichting Afvalfonds te Den Haag voor de jaren 2008 t/m 2012 een subsidie toegekend van € 511 836 144,– voor de uitvoering van werkzaamheden in het kader van de Raamovereenkomst inzake de aanpak van de dossiers verpakkingen en zwerfafval voor de jaren 2008 tot en met 2012. De Raamovereenkomst is op 27 juli 2007 ondertekend door het betrokken bedrijfsleven, de Vereniging Nederlandse Gemeenten en het ministerie van VROM. De toegekende subsidie leidt tot een betaling in 2009 van € 166 836 144,– en in de jaren daarna tot jaarlijks € 115 mln. Deze vermelding vormt de wettelijke grondslag voor deze subsidie als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c van de Algemene wet bestuursrecht.

In 2010 worden rondom duurzame productketens de volgende prestaties geleverd:

• In de ontwikkeling van een integraal ketenbeleid zal het ministerie van VROM samen met maatschappelijke partners lange-termijndoelen formuleren over de ontwikkeling van duurzame productketens. Samen met het bedrijfsleven wordt de eerste uitvoeringsfase afgerond van tenminste zeven projecten om ketens verder te sluiten. De resultaten moeten leiden tot een milieuwinst van in principe 20% in ten minste vier ketens in de planperiode van LAP2 (2009–2015). Voor de verbreding van prioritaire ketens naar de gehele markt wordt generiek instrumentarium voor het verminderen van de milieudruk van productketens ontwikkeld. In 2010 wordt gestart met de realisering van het plan van aanpak hiervoor;

• In 2010 is het denken in ketens onderdeel van het reguliere beleid. Voor de helft van de productgroepen voor Duurzaam Inkopen zijn wensen opgenomen die passen bij de ketenbenadering. Er zijn tenminste drie leerwerkgroepen georganiseerd voor koplopers: één voor bedrijven (gericht op productontwikkeling), één gericht op de bouw en één voor overheden (gericht op gebiedsontwikkeling). In minimaal twee gebiedsontwikkelingsprojecten waar het Rijk actief bij betrokken is, krijgen materiaalketens een plaats in de planontwikkeling;

• Duurzame innovatie in het MKB krijgt een extra impuls via het door VROM samen met Syntens ontwikkelde pilotproject MKB Doe MEE. In dit kader worden in 2010 150 MKB-bedrijven ondersteund bij het onderkennen en realiseren van innovatiekansen met energie en milieu. Door het uitvoeren van dit pilotproject is duurzaamheid een standaard aandachtspunt en competentie geworden voor de MKB-adviseurs van Syntens. Hierdoor kunnen na de pilotfase veel meer MKB-bedrijven op weg worden geholpen naar ontwikkeling en toepassing van duurzame innovaties;

• In de tweede helft van 2010 wordt een beleidsstandpunt ingenomen over de toekomst van de stortsector in Nederland;

• In 2010 koopt de Rijksoverheid 100% duurzaam in. Voor gemeenten geldt 75%; voor provincies en waterschappen 50%.

Indicatoren:

Grafiek 4.2. Ontwikkeling afvalaanbod en -toepassing

kst-32123-XI-2-9.gif

Bron: LAP 2, 2009

Toelichting:

In 2009 is het Landelijk afvalbeheersplan 2009–2021 van kracht geworden. In dat plan zijn kwantitatieve en kwalitatieve doelen geformuleerd. De indicatoren in bovenstaande grafiek zijn gekoppeld aan de kwantitatieve doelen voor 2015 en 2021 (punten bij 2015 en 2012).

De lijn «Afvalaanbod volgens BBP 1985–2000» geeft aan wat het afvalaanbod in de periode 1985–2000 zou zijn geweest als het dezelfde groei als het BBP had gevolgd.

De lijn «Afvalaanbod prognose 2000–2012» geeft aan hoe in het eerste Landelijk afvalbeheersplan werd voorzien dat het afvalaanbod zich zou ontwikkelen volgens een toen opgesteld beleidsscenario.

De lijn «Afvalaanbod prognose 2006–2015» geeft aan hoe in het tweede Landelijk afvalbeheersplan wordt voorzien dat het afvalaanbod zich zal ontwikkelen volgens het beleidsscenario.

Het verschil tussen de drie Afvalaanbod lijnen en de lijn «Werkelijke afvalhoeveelheid» geeft aan hoeveel preventie is bereikt. In 2000 en 2006 zijn breuken te zien in de Afvalaanbod-lijn vanwege nieuwe scenario’s en prognoses in het eerste en tweede LAP.

Verder is in de grafiek te zien hoeveel afval nuttig is toegepast, is verbrand en is gestort. Er zijn bij het LAP, en dus deze indicator, buiten 2015 en 2021 geen tussendoelen geformuleerd, met name vanwege de verschillende looptijden tussen het treffen van maatregelen en het effect daarvan.

De kwalitatieve doelen richten zich onder meer op het realiseren van een gelijkwaardig Europees speelveld en het bevorderen van marktwerking en innovatie. Deze doelen zijn niet in de vorm van een indicator uit te drukken.

4.2.2. Verbeteren van milieukwaliteit van bodem en water

Motivering

Het verbeteren van de milieukwaliteit van bodem en water is van belang om de vele functies die het dient te beschermen. Zo zijn bijvoorbeeld de voedsel- en drinkwatervoorziening en de natuur afhankelijk van een goede kwaliteit van de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater. Verontreiniging moet daarom zo veel mogelijk worden voorkomen en duurzaam gebruik gestimuleerd.

Instrumenten

• Wet- en regelgeving: Wet milieubeheer, Wet bodembescherming, Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden, de nieuwe Drinkwaterwet en het Drinkwaterbesluit en besluiten zoals het Besluit bodemkwaliteit en het Besluit kwaliteit en monitoring water;

• Toegankelijk maken van kennis over bodembeheer via websites en handreikingen voor andere overheden en door ondersteuning van het bevoegd gezag door uitvoeringsorganisatie Bodem+ bij de uitvoering van het bodembeleid;

• Bestuursakkoord Waterketen (tussentijds geijkt in 2009 en ijking van het beleid in 2011);

• Europese waterrichtlijnen, zoals de Kaderrichtlijn Water en de Grondwaterrichtlijn, Richtlijn prioritaire stoffen en Zwemwaterrichtlijn.

Meetbare gegevens

De belangrijkste prestaties in 2010 zijn:

• Gereedkomen van het «digitaal bodemfunctie- en bodemkwaliteitskaartsysteem» ter verbetering van het inzicht in de bestaande en gewenste bodemkwaliteit voor het grondverzet in Nederland;

• Publicatie ontwerp herziening Stortbesluit bodembescherming;

• Uitbrengen handleiding voor het toepassen van een toetsingskader voor het duurzaam gebruiken van de ondergrond;

• Vastleggen van landelijke regels voor het toepassen van de zware metalen koper, lood en zink in de gebouwde omgeving, als onderdeel van het bouwstoffenbeleid;

• Toezenden resultaat van de tussentijdse ijking van de uitvoering van het Bestuurs akkoord Waterketen aan de Tweede Kamer;

• Publicatie ontwerp wijziging Wet en het Besluit hygiëne en veiligheid baden en zwemgelegenheden (Whvbz en Bhvbz);

• Opstellen beleidsplan Drinkwater op grond van de in 2009 gepubliceerde Drinkwaterwet.

Indicatoren:

Tabel 4.2. Prestatie-indicator milieukwaliteit bodem
IndicatorBasiswaardePeildatumStreefw. 1PeriodeStreefw. 2Periode
Aantal en % vastgelegde gebieden op bodem-kwaliteitskaarten02007200 (50%)2009300 (75%)2010

Bron: SenterNovem en Bodem+

Toelichting:

Gemeenten zijn reeds enige jaren bezig met het vastleggen van de bodemkwaliteit van hun beheersgebied op een bodemkwaliteitskaart. Via de Impuls Lokaal Bodembeheer is dit proces in een versnelling gebracht.

De informatie over de bodemkwaliteit die via de bodemkwaliteitskaarten beschikbaar komt, wordt opgenomen in een landelijk digitaal systeem, dat naar verwachting medio 2010 operationeel en toegankelijk is en binnen vier jaar een volledig beeld geeft van de bodemkwaliteit in Nederland. Met behulp van dit systeem zullen voor het eerst op landelijke schaal de effecten op de bodemkwaliteit kunnen worden beoordeeld.

Tabel 4.3. Effectindicatoren milieukwaliteit water
Indicator:BasiswaardePeildatumStreefw. 1PeriodeStreefw. 2Periode
1) Percentage meetresultaten die voldoen aan de wettelijke normen voor drinkwaterkwaliteit99,9%200499,9%200999,9%2010
       
2) Mate van voldoen van drinkwaterbedrijven aan basisbeveiligingsniveau50%2003100%2009100%2010
       
3) Mate waarin drinkwaterbedrijven beschikken over goedgekeurde leveringsplannen50%2008100%2011100%2012
       
4) Mate waarin drinkwaterbedrijven voldoen aan de wettelijke leveringszekerheidsnorm70%200890%2010100%2015
       
5) Toename doelmatigheidswinst in de waterketen (per jaar 1 à 2%)Nulmeting20075 à 10%2015  
       
6) Percentage gesaneerde huishoudelijke lozingen in het buitengebiedca. 5%2002100%2009100%2010
       
7) Percentage zwemlocaties die voldoen aan Zwemwaterrichtlijn97,3% zoet2007100%2009100%2015
 100% zout2007100%2009100%2015

Bron en toelichting:

De indicatoren met betrekking tot de drinkwaterbedrijven (indicatoren 1 – 4) betreffen de essentiële elementen van de drinkwatervoorziening: kwaliteit en continuïteit. De eisen ten aanzien van continuïteit hebben een wettelijke basis gekregen in de nieuwe Drinkwaterwet (2008). Het beveiligingsniveau (nulmeting 2003) wordt in de nieuwe regelgeving nader omschreven. De drinkwaterbedrijven zijn verplicht deze informatie beschikbaar te hebben. De verplichting om over een goedgekeurd leveringsplan te beschikken, de daaraan te stellen eisen en de leveringszekerheidsnorm zijn vastgelegd in de nieuwe Drinkwaterwet. De basiswaarde is gebaseerd op een inschatting in hoeverre drinkwaterbedrijven hierop vooruitlopend al aan de inhoudelijke vereisten voldoen.

De nulmeting van de doelmatigheidswinst in de waterketen (indicator 5) is gebaseerd op een schriftelijke enquête die eind 2007 onder de deelnemende partijen (drinkwaterbedrijven, waterbeheerders en gemeenten) is uitgevoerd. Toekomstige gegevens zullen op vergelijkbare wijze worden verzameld.

De indicator voor gesaneerde lozingen buitengebied (indicator 6) wordt vastgesteld door gerichte bevraging (door inspecties VenW en/of VROM) van gemeenten en waterbeheerders. De indicatoren voor zwemwater (indicator 7) worden vastgesteld op grond van de verplichte jaarlijkse rapportages van de waterbeheerders over de kwaliteit van het zwemwater.

4.2.3. Duurzaam gebruik van ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen

Motivering

Ecosystemen leveren allerlei diensten aan de samenleving, zoals voedsel en grondstoffen. Deze zgn. ecosysteemdiensten worden ook gebruikt om de milieukwaliteit in het landelijk en stedelijk gebied te verbeteren en om een bijdrage te leveren aan het oplossen van het klimaatvraagstuk. Hierbij gaat het om ondermeer de nutriëntencyclus, het watervasthoudend en zelfreinigend vermogen van de bodem, waterzuivering en natuurlijke ziekte- en plaagregulatie. Een duurzame landbouw is daarbij een essentiële factor om een blijvend ecologisch gebruik en beheer te garanderen van bodem, water, lucht en overige natuurlijke hulpbronnen door de agrarische sector. Daarbij wordt speciaal ingezet op:

• Het bevorderen van een duurzaam gebruik van ecosysteemdiensten en biodiversiteit die bijdragen aan het oplossen van milieu- en klimaatvraagstukken in landelijk en stedelijk gebied;

• Het bevorderen van duurzame landbouw om een blijvend ecologisch verantwoord gebruik en beheer te garanderen van bodem, water, lucht en overige natuurlijke hulpbronnen door de agrarische sector. Hoofdtaak hierbij is het zodanig terugdringen van de emissies dat de schade aan milieu en de gezondheid van de mens verwaarloosbaar is. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de emissie van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, nitraat en fosfaat, ammoniak, broeikasgassen, stank, licht, geluid en fijn stof;

• Het bijdragen aan de ontwikkeling van (inter)nationale economische instrumenten die bevorderen dat ecosystemen duurzaam worden gebruikt en dat de biodiversiteit niet verder wordt aangetast, onder andere bij de productie van hout.

Instrumenten

• Het ontwikkelen van economisch instrumentarium ten aanzien van ecosysteemdiensten aan de hand van de beleidslijnen uit het Beleidsprogramma «Biodiversiteit werkt, voor natuur, voor mensen, voor altijd» en met name de beleidsprioriteiten «Biodiversiteit werkt» en «Betalen voor Biodiversiteit» en de ondersteunende prioriteit «Nieuwe coalities»;

• Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)-pilots Duurzame Productie;

• Subsidies Stimuleringsprogramma Agrobiodiversiteit en duurzaam bodemgebruik (Spade) en Programma Functionele Agrobiodiversiteit II (FAB2);

• Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij, IPPC-richtlijn; National Emission Ceilings (NEC)-richtlijn, Wet ammoniak en veehouderij; Wet geurhinder en veehouderij; Algemene regels voor agrarische bedrijven op grond van de Wet milieubeheer (AMvB’s);

• Intensieve communicatie naar producenten en gebruikers van biociden in samenhang met gedifferentieerd handhaven op grond van de beleidslijnen uit de nota en het convenant Duurzame Gewasbescherming, het Beleidsprogramma biociden en de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

Meetbare gegevens

De belangrijkste prestaties in 2010 zijn:

• Uitvoeren van een actieplan voor aanpassing van bestaande stallen aan emissiegrenswaarden voor ammoniak uit het Besluit huisvesting ammoniak en veehouderij. Zo nodig aanpassen van het Besluit in het kader van dit actieplan;

• Elimineren van specifieke milieuknelpunten gewasbescherming. Zoals afgesproken in de Nota duurzame gewasbescherming wordt in 2009 en 2010 het beleid uit deze nota geëvalueerd door het Planbureau voor de Leefomgeving;

• De voortgangsrapportage van het beleidsprogramma biociden uit 2007 aan de Tweede Kamer worden aangeboden;

• Uitvoering van de basismonitoring van onder andere de nitraatconcentraties in grond- en oppervlaktewater als onderdeel van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM), ten behoeve van de uitvoering Nitraatrichtlijn;

• Tot stand brengen van een besluit emissiegrenswaarden fijn stof in de veehouderij om NSL-doelen te halen;

• Uitvoeren van ILG-pilots Duurzame Productie en de 2e fase van het project Functionele Agrobiodiversiteit (FAB) Hoeksche Waard. De eerste pilots zijn reeds gestart in 2009, in 2010 zullen de provincies het aantal uitbreiden;

• Publicatie van het Richtlijn Bodembescherming Bedrijfsmatige activiteiten-Handboek (referentie bodembiologische kwaliteit). De in 2009 ontwikkelde agrobiodiversiteitsindicatoren worden in 2010 beproefd in de praktijk;

• Moderniseren en integreren van de algemene regels voor landbouwbedrijven. De volgende besluiten worden samengevoegd tot één nieuw besluit: Besluit landbouw milieubeheer, Besluit glastuinbouw, Besluit mestbassins milieubeheer, Lozingenbesluit open teelt en veehouderij en onderdelen van het Lozingenbesluit bodembescherming. Het voordeel voor de agrarische ondernemer is vereenvoudiging, verbetering van de eenduidigheid en vermindering van de administratieve lasten. Inwerking treden van het nieuwe besluit is voorzien op 1 juli 2010;

• Inkopen door rijksinkopers van uitsluitend duurzaam hout. Indien niet beschikbaar, zal ten minste legaal hout door rijksinkopers worden ingekocht.

Indicatoren:

Tabel 4.4. Effectindicatoren duurzame landbouw
Indicator:BasiswaardePeildatumStreefw. 1PeriodeStreefw. 2Periode
1. Ammoniak: totale emissie van alle doelgroepen (bron: Milieubalans 2007)133 kiloton2003128 kiloton2010 (Europees)1182020
       
2. Gewasbeschermingsmiddelen: procentuele vermindering van de milieubelasting t.o.v. 1998 (bron: Nota duurzame gewasbescherming)50%200175%200595%2010
       
3. Meststoffen: nitraatgehalte in het grondwater (bron: Evaluatie Meststoffenwet 2007) 4. Fijn stof, aantal overschrijdingen van de normen voor fijn stof 5. Natuurlijke hulpbronnen: indicator is in ontwikkeling bij PBL in kader nationale Millenium Ecosystem Assessment. Circa 75 mg/l zandgrond2006Nitraat: gemiddelde concentratie in water van zandgronden: 58 mg/l Fosfaat: evenwichtsbemesting 0% van de veehouderijbedrijven overschrijdt de norm2015 2015 Medio 201150 mg/llange termijn

Toelichting:

1 Ammoniak; de indicatoren zijn ontleend aan de emissieplafonds uit de EU-NEC-richtlijn, de tweede streefwaarde is mede afhankelijk van de uitkomsten van de onderhandelingen over de emissieplafonds 2020.

2 Gewasbeschermingsmiddelen; de indicatoren voor de procentuele vermindering van de milieubelasting zijn ontleend aan de doelstellingen van de Nota Duurzame Gewasbescherming.

3 Meststoffen; de indicatoren voor nitraat zijn ontleend aan de doelstellingen van de EU-Nitraatrichtlijn en het in dat kader bij de EU-Cie ingediende 4e Nitraatactieprogramma.

4 Fijn stof; de indicator voor fijn stof is ontleend aan het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

5 Natuurlijke hulpbronnen; de indicator voor natuurlijke hulpbronnen is nog in ontwikkeling bij het PBL in het kader van de Nationale Ecosystem Assesment.

4.3. Overzicht beleidsonderzoeken

Tabel 4.5. Overzicht onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAlg.doel/Op.doelA StartB Afgerond
BeleidsdoorlichtingReductie van milieubelasting door (ketengericht) afval- en productenbeheerOD 4.2.1A 2014B 2014
 Verbeteren milieukwaliteit van bodem en waterOD 4.2.2A 2011B 2011
 Duurzaam gebruik van ecosystemen en natuurlijke hulpbronnenOD 4.2.3A 2010B 2011
Effecten onderzoek ex postEvaluatievan het Impulsprogramma zwerfafvalOD 4.2.1A 2010B 2010
 Evaluatie nota duurzame gewasbeschermingOD 4.2.3A 2009B 2011
Overig evaluatieonderzoekMonitoring besluit verpakkingenOD 4.2.1A 2010B 2010
 Monitoring LAPOD 4.2.1A 2010B 2010

Artikel 6. Risicobeleid

6.1. Algemene beleidsdoelstelling

VROM voert de regie op het omgaan met risico’s gericht op een veilige, gezonde en duurzame woon- en leefomgeving. De aandacht daarbij is primair gericht op externe veiligheid en het beheersen van risico’s van stoffen, straling, en genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) voor mens en milieu ook als dit het gevolg is van dreiging door moedwillige verstoring. Hierbij houdt VROM rekening met sociale en economische factoren, nu en hier, elders en later. VROM is daarbij regisseur op nationaal niveau en speler op internationaal niveau.

Dit vanuit de visie het mogelijk te maken dat de samenleving op een open manier, maatschappelijk en wetenschappelijk verantwoord, omgaat met risico’s voor mens, milieu en woon- en leefomgeving.

Motivering

Om mens en milieu te beschermen tegen maatschappelijk onaanvaardbaar geachte gezondheids en milieu risico’s heeft de overheid veiligheids- en risicobeleid. Veel veiligheids- en risicobeleid speelt zich af in een maatschappelijk en wetenschappelijk complexe omgeving. Het kent veel factoren, belanghebbende en maatschappelijke dimensies, in nationaal en internationaal opzicht. Omgaan met onzekerheden zal steeds belangrijker worden. Dat vergt maatwerk van de overheid bij het oplossen en beheersen van de risico’s.

• Het ministerie van VROM ontwikkelt beleid en beheert en onderhoudt de beleidsinstrumenten en expertise op het gebied van externe veiligheid, chemische stoffen, nanodeeltjes, milieu & gezondheid, nucleaire veiligheid, straling en genetisch gemodificeerde organismen;

• Het ministerie van VROM coördineert het thema Verspreiding van stoffen en de Nationale Aanpak milieu & gezondheid alsmede de daaraan gerelateerde doel- en taakstellingen;

• Het ministerie van VROM zorgt voor een beveiligingsbeleid van de vitale infrastructuur van de sectoren chemie, nucleair, straling en genetisch gemodificeerde organismen;

• Het ministerie van VROM zorgt voor het voorkómen van mogelijke aanslagen met chemische, biologische en nucleaire middelen;

• Het ministerie van VROM zorgt voor eenduidige toedeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden op locatie aan partijen die bepalend zijn voor de veiligheid in (productie)ketens en (transport)netwerken inclusief buisleidingen. VROM biedt het kader aan waarbinnen overheden lokale afwegingen kunnen maken.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• De uitvoering van de EU-verordening Registratie, evaluatie en autorisatie chemische stoffen (REACH), de uitvoering van diverse verdragsverplichtingen en internationale chemicaliënstrategieën (OECD, Verdrag van Stockholm, Verdrag van Rotterdam, Strategic Approach to International Chemicals Management) en de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van chemische stoffen en nanodeeltjes;

• De beleidsacties die voortkomen uit: de Strategienota Omgaan met Stoffen, de nota Nuchter Omgaan met Risico’s, de Nationale Aanpak Milieu & Gezondheid en de Strategienota Omgaan met Risico’s van Nano(deeltjes);

• De bescherming van mens en milieu tegen de gevaren van ioniserende en niet-ioniserende straling;

• De nucleaire veiligheid en de uitvoering van diverse verdragsverplichtingen op het gebied van nucleaire veiligheid en het omgaan met afval;

• Het zo goed als redelijkerwijs mogelijk mens en maatschappij te beschermen tegen de referentiedreigingen van moedwillige verstoring van de vitale infrastructuur van de sectoren chemie, nucleair, straling en genetisch gemodificeerde organismen;

• De uitvoering van de EU-richtlijnen op het beleidsterrein van ggo’s;

• De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met ggo’s, en de ontwikkeling en uitvoering van nationaal en EU beleid in bredere zin. Bijvoorbeeld over sociaal-economische aspecten, bevoegdheidverdeling tussen EU en lidstaten en het Biosafety Protocol;

• Het ontwikkelen en coördineren van het Rijksbeleid met betrekking tot externe veiligheid bij gevaarlijke stoffen in inrichtingen, en het transport van gevaarlijke stoffen.

Instrumenten

VROM voert het risicobeleid in dit artikel in ieder geval uit op basis van internationale en nationale regelgeving. Beginselen en instrumenten die daarvoor geschikt zijn, zijn onder andere: voorzorgbeginsel, verkennen en ontwikkelen van beleid, onderzoek, communicatie, en voorlichting. Er wordt een mix van instrumenten ingezet afhankelijk van de fase van het beleidsproces en de (inter)nationale context.

Externe factoren

Het behalen van deze doelstelling hangt af van factoren als internationale ontwikkelingen en de stand van de techniek. Essentieel is de betrokkenheid van een groot aantal maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, overheden en burgers.

Meetbare gegevens

Er is niet één zinvolle indicator te creëren om de mate van bereik van dit algemene doel te formuleren en te meten. Gekozen is voor het opstellen en gebruiken van specifieke deelindicatoren voor de risico’s op het gebied van chemische stoffen, nanodeeltjes, milieu & gezondheid, radioactieve stoffen, ggo’s, en Externe Veiligheid die recht doen aan de vastgestelde specifieke doelen en normen op deze gebieden. Deze indicatoren zijn bij de operationele doelen opgenomen. De feitelijke risico’s worden bepaald en afgewogen tegen deze doelen en normen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 6.1. Risicobeleid
x € 1 0002008200920102011201220132014
Verplichtingen:62 50067 76818 06548 91166 12873 82879 841
Uitgaven:37 49995 91642 88359 13673 49279 84179 841
Waarvan juridisch verplicht  32 9072 0002 0002 0002 000
Programma:37 49995 91642 88359 13673 49279 84179 841
 Veilig gebruik van chemische stoffen:9 5861 9713 7413 7883 7883 7883 788
        
 Bescherming tegen straling:4 2516 3296 0556 0865 4223 7713 771
        
 Verantwoorde toepassing van ggo’s:2 8532 7054 4183 0923 3423 3423 342
        
 Beheersing van risico’s die samenhangen met externe veiligheid:20 80984 91128 66946 17060 94068 94068 940
Ontvangsten:3 7182 9822 28395030000

Grafiek 6.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel 2010

kst-32123-XI-2-10.gif

Operationeel doel:

1. Veilig gebruik van chemische stoffen

2. Bescherming tegen straling

3. Verantwoorde toepassing van ggo’s

4. Beheersing van risico’s die samenhangen met externe veiligheid

Toelichting per operationeel doel:

1. Veilig gebruik van chemische stoffen:

Het onderzoek naar het binnenmilieu is opgedragen aan de GGD. Dit budget is juridisch verplicht.

2. Bescherming tegen straling:

De vergunningverlening en het meldingensysteem op basis van de KEW zijn meerjarig opgedragen aan SenterNovem. Het meerjarig onderzoekprogramma EM-velden is opgedragen aan het RIVM. Deze bedragen zijn juridisch verplicht.

3. Verantwoorde toepassing van genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s):

Jaarlijks wordt aan het RIVM de toezegging gedaan voor de Commissie Genetische Modificatie (COGEM). Het programma biotechnologie is opgedragen aan NWO. Deze toezeggingen zijn juridisch verplicht.

4. Externe Veiligheid:

De uitgaven zijn juridisch verplicht vanwege de uitvoering van de saneringsregeling asbestwegen in de provincies Overijssel en Gelderland. Het bestuurlijk gebonden bedrag is bestemd voor verschillende saneringen. Voorbeelden hiervan zijn de sanering van NH3-koelinstallaties, BRZO- en CPR15-bedrijven. Deze saneringen vloeien rechtstreeks voort uit het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi). Het juridisch verplichte deel betreft hoofdzakelijk € 20 mln die het Rijk uitkeert door middel van programmafinanciering (subsidieregeling Programmafinanciering EV-beleid voor andere overheden). Het Rijk heeft dit bedrag beschikbaar gesteld, voor het Externe-Veiligheidsbeleid door andere overheden. Dit budget wordt toegevoegd aan het Provincie- en Gemeentefonds.

6.2. Operationele doelstellingen

6.2.1. Veilig gebruik van chemische stoffen

Doel is om een situatie te bereiken waarin mens en milieu hooguit verwaarloosbare risico’s lopen als gevolg van de schadelijke effecten van chemische stoffen en van nanotechnologie, ook als dit het gevolg is van dreigingen door moedwillige verstoring. Doel is tevens om de negatieve gezondheidseffecten die optreden als gevolg van (een opeenstapeling van) blootstelling aan agentia in het milieu (zoals stoffen, geluid, lucht- en bodemverontreiniging etc.) te reduceren en om zoveel als mogelijk is, de ongerustheid weg te nemen over de mogelijke gezondheidseffecten van milieurisico’s.

Motivering

Het doel past binnen het VROM-streven naar een gezonde en veilige samenleving. Om mens en milieu te beschermen tegen maatschappelijk onaanvaardbaar geachte gezondheids en milieu risico’s van chemische stoffen heeft de overheid veiligheids- en risicobeleid. Bij dit beleid spelen veel actoren en factoren, in nationaal en internationaal opzicht een rol.

Instrumenten

Om deze doelstelling te realiseren wordt een mix van beleidsinstrumenten ingezet. Afhankelijk van de fase van het beleidsproces en de (inter)nationale context betreft dit:

• (Inter)nationale regelgeving (bijvoorbeeld ingeval van het beheersen van risico’s van chemische stoffen -REACH-);

• Het toepassen van voorlichting (bijvoorbeeld de burger informeren over de mogelijkheid om de kwaliteit van het binnenmilieu te verbeteren door ventilatie);

• Het sluiten van convenanten (bijvoorbeeld ingeval van het beheersen van de risico’s van nanotechnologietoepassingen, omdat de regelgeving nog niet adequaat is);

• Het toekennen van subsidies (bijvoorbeeld ingeval van het saneren van asbestwegen in Gelderland en Overijssel) of van schadevergoedingen aan slachtoffers met asbestmesothelioom.

Meetbare gegevens

De belangrijkste prestaties in 2010 zijn:

• Op weg naar het bereiken van het einddoel in 2020 voor chemische stoffen zijn voor de jaren 2010, 2013, 2018 (inter)nationale tussendoelen geformuleerd. Om die te bereiken:

– Wordt de voorlichting aan bedrijven over REACH gecontinueerd, gemonitord en geëvalueerd;

– Zal Nederland de reguliere onderhandelingen die plaatsvinden in het kader van de uitvoering, de herziening en verdere verfijning van REACH gebruiken om onder andere de uitvoering van REACH door het Europese Agentschap voor Chemische stoffen (ECHA) in Finland zo effectief en efficiënt mogelijk te laten plaatsvinden;

– Wordt over de voortgang van het project «invoering nieuwe EU-stoffenbeleid (2006–2010)» aan de Tweede Kamer gerapporteerd.

• Nederland geeft in het kader van «stoffenbeleid mondiaal» uitvoering aan de jaarlijkse verplichtingen die samenhangen met de internationale strategie chemie en diverse verdragsverplichtingen (Verdrag van Stockholm, Verdrag van Rotterdam, etc.) middels de reguliere onderhandelingen die plaatsvinden in het kader van de uitvoering en verdere uitbouw van de verdragen;

• De acties uit onder andere het beleidsstandpunt Strategie Omgaan met Risico’s Nano(deeltjes), die in juni 2009 aan de Tweede Kamer (zie ook Kamerstukken II, 2008–2009, 29 338 nr. 80) is aangeboden en het convenant nanodeeltjes worden uitgevoerd;

• De overheid monitort in het kader van «stoffenbeleid Nederland» o.a. de emissiereductie prioritaire stoffen (zie ook Kamerstukken II, 2006–2007, 27 801, nr. 47);

• Op weg naar het bereiken van de doelen zoals afgesproken in de Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid (2009–2012) (zie ook Kamerstukken II, 2007–2008, 28 089, nr. 19) worden de volgende prestaties geleverd;

• Er zijn circa 1000 scholen voorzien van een advies ten behoeve van een gezonder binnenmilieu;

• In samenwerking met betrokken partijen (bedrijfsleven, overheid en kennisinstituten) wordt een follow-up gegeven aan twee pilots Gezond ontwerp leefomgeving.

Indicatoren:

Tabel 6.2. Effectindicatoren veilig gebruik van chemische stoffen
Indicator:Basiswaarde en basisjaarStreefwaarde en streefjaar
Implementatiedatum van nieuwe regelgeving inzake EU-verordening REACH H9 Wet milieubeheerBasisjaar voor implementatie REACH is het jaar 2007 (1 januari) waarin de nieuwe regelgeving nog niet van kracht isStreefwaarde: Inwerkingtreding laatste deel EU-verordening, (hoofd- stuk 9 Wm, annex 17; 1 juni 2009)
Het aantal geregistreerde stoffen zoals per uitvoeringstermijn in REACH is afgesprokenBasisjaar voor uitvoering registratie REACH is 2007, waarin nog geen bestaande stof is geregistreerd (basiswaarde = 0).Registratie van de in potentie meest gevaarlijke stoffen uiterlijk per 2010 (streefwaarde = alle meest gevaarlijke stoffen die worden gebruikt zijn geregistreerd); registratie van de in potentie gevaarlijke stoffen uiterlijk per 2013 (streefwaarde = alle meest gevaarlijke stoffen die worden gebruikt zijn geregistreerd); Registratie van de overige stoffen uiterlijk per 2018 (streefwaarde = alle meest gevaarlijke stoffen die worden gebruikt zijn geregistreerd).
Beleidsindicator emissies prioritaire stoffen en beleidsindicator milieukwaliteit prioritaire stoffen. De indicatoren geven voor de verzameling van prioritaire stoffen aan in hoeverre de streefwaarde nog wordt overschredenBasiswaarden voor emissies priori- taire stoffen en beleidsindicator milieukwaliteit prioritaire stoffen zijn vastgelegd in het basisjaar 1990. Vanaf dat moment is gestart met de uitvoering van de afspraken met bedrijfsleven over emissiereductie en zijn andere instrumenten ingezet (zie NMP4 en Prioritaire Stoffen; TK, VROM-00 694, 2001; TK, 2006–2007, 27 801, nr. 47).Doel: in streefjaar 2010 lopen mens en milieugeen of verwaarloosbaar risico (= streefwaarde) a.g.v. priori- taire stoffen, omdat door het bedrijfs- leven verstandig, voorzichtig en met voorzorg wordt omgegaan met de prioritaire stoffen (m.a.w. voor elke prioritaire stof die geproduceerd, geïmporteerd, gebruikt en/of geëmitteerd wordt is het risico kleiner dan de vastgestelde norm zijnde het verwaarloosbaar risico). Zie ook onderstaande grafiek.
Beleidsindicator emissies stoffen en beleidsindicator milieukwaliteit stoffen. De indicatoren geven voor de verzameling van stoffen aan in hoeverre de streefwaarde nog wordt overschredenBasisjaar is 2007. Basiswaarde waar vanuit wordt gegaan is: geen bestaande stof is geregistreerd en dus is het gebruik van die stof, de emissies van de stof en de invloed van de emissies op de milieukwaliteit niet bekend.Doel: in 2020 lopen mens en milieu geen of verwaarloosbaar risico’s (= streefwaarde) als gevolg van stoffen. Zelfde doel als bij prioritaire stoffen maar dan 10 jaar later bereikt. Een vergelijkbare grafiek als voor priori- taire stoffen (zie hieronder, zal m.i.v. 2010 worden gepresenteerd).
Beleidsindicator emissiesnanodeeltjes en beleidsindicator milieukwaliteit nanodeeltjes. De indicatoren geven voor de verzameling van nanodeeltjes aan in hoeverre de streefwaarde nog wordt overschredenBasisjaar is 2007. Basiswaarde waar vanuit wordt gegaan is: het gebruik van nanodeeltjes is niet bekend, toepassingen van nanodeeltjes zijn niet geregistreerd, de emissies van nanodeeltjes en de invloed van de emissies op de milieukwaliteit zijn niet bekend.*Doel: mens en milieu lopen per direct (= doeljaar) geen of verwaarloosbaar risico (= streefwaarde) a.g.v. nano- deeltjes. Zelfde doel als bij prioritaire stoffen maar dan per direct gerealiseerd omdat het nieuwe toepassingen betreft.Een vergelijkbare grafiek als voor prioritaire stoffen (zie hieronder) zal m.i.v. 2010 worden gepresenteerd.

* Nanotechnologie is een geheel nieuw onderwerp waarover weinig bekend is. Streefwaarden en dergelijke zijn nu niet aan te geven. Dat zal uit onderzoek naar voren moeten komen.

Grafiek 6.2. Effectindicatoren voor emissies van prioritaire stoffen

kst-32123-XI-2-11.gif

De milieukwaliteitsindicator voor prioritaire stoffen in de lucht (exclusief zwaveloxide en stikstofoxiden)

kst-32123-XI-2-12.gif

De milieudrukindicator voor emissies van prioritaire stoffen naar lucht.

Bron: RIVM-rapport 607 880 005, Prioritaire Stoffen in het Milieu (1990–2005, 2006). Streefwaarden voor Milieudrukindicator en Milieukwaliteitsindicator voor 2010 zijn beide 0.

6.2.2. Bescherming tegen straling

Om de situatie te handhaven waarbij mensen en milieu, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, beschermd worden tegen de risico’s van ioniserende en niet-ioniserende straling. Daaronder wordt ook begrepen de bescherming tegen straling door dreigingen door moedwillige verstoring met straling.

Motivering

Het veiligheids- en risicobeleid op gebied van straling speelt zich af in een maatschappelijk en wetenschappelijk complexe omgeving. Het kent veel actoren en factoren, in nationaal en internationaal opzicht. Voor Nederland vormen de internationaal vormgegeven en vastgelegde grens- en advieswaarden het maximum. De overheid bewaakt dat in Nederland deze maxima niet worden overschreden. Onder deze grenswaarden is as low as reasonably achievable (ALARA) het uitgangspunt. Het gebruik van straling is verboden in Nederland tenzij een nuttig effect rechtvaardigt dat het toegepast wordt. In deze rechtvaardiging ligt een rol van de overheid.

Instrumenten

Er wordt een mix van instrumenten ingezet afhankelijk van de fase van het beleidsproces en de (inter)nationale context.

• Vergunningverlening- en meldingensysteem op basis van de Kernenergiewet;

• Nationale en Internationale regelgeving;

• Convenant met VNO-NCW (vertegenwoordiger van de bouwsector in Nederland in deze) inzake standstill van radon-straling in de woning;

• Adviezen aan overige overheden inzake te hanteren beleid met betrekking tot elektromagnetische velden in combinatie met het Kennisplatform en het Onderzoeksprogramma Elektromagnetische velden en Gezondheid, de Gezondheidsraad en het Steunpunt hoogspanningslijnen;

• Voorlichting en het geven van informatie;

• Monitoring en onderzoek.

Meetbare gegevens

De belangrijkste prestaties in 2010 zijn:

• Bijdragen aan de beleidsnotitie over nieuwe onderzoeksreactor voor de productie van radio isotopen;

• Vernieuwen en uitvoeren beleid opwerking bestraalde splijtstoffen, ontmanteling en stellen van financiële zekerheid voor de ontmantelingskosten voor kernreactoren;

• Samen met de Minister van EZ een beleidsnotitie uitbrengen ter uitwerking van de drie scenario’s over kernenergie uit het Energierapport, zodat een volgend kabinet kan beslissen over de optie kernenergie in de toekomst;

• Ontwikkelen en implementeren (inclusief voorlichting) van beleid voor ioniserende en niet-ioniserende straling (onder andere gebruiksartikelen, hoogspanningslijnen, elektromagnetische velden);

• Vernieuwen en uitvoeren beveiligingsbeleid met betrekking tot nucleaire inrichtingen en met betrekking tot grote radioactieve bronnen door implementatie van het Verdrag Fysieke Beveiliging Kernmateriaal en Inrichtingen (Trb. 2006, 81);

• Regelgeving stralingsbescherming en nucleaire veiligheid aanpassen als uitvloeisel van de wijziging van de Kernenergiewet en ter implementatie van de Richtlijn 2009/71/Euratom van de Raad van 25 juni 2009 tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties (PbEG L 172/8);

• Afhandelen vergunningaanvragen op grond van de Kernenergiewet, onder andere richtlijnen voor de Milieu Effect Rapportage (MER) naar aanleiding van de door Development of European Learning through Technological Advance (DELTA) ingediende startnotitie voor een MER 2e kerncentrale;

• Regelgeving beveiliging radioactieve stoffen en handhavingsplan voor ziekenhuizen en onderzoeksinstellingen waar gewerkt wordt met radioactieve stoffen;

• Afgestemde EU brede maatregelen voor nucleaire inrichtingen en materiaal en radioactieve stoffen, in lijn met de afspraken van het Verdrag Fysieke Beveiliging Kernmateriaal en Inrichtingen (Trb. 2006, 81) en ter uitwerking van het EU actieplan Chemische, biologische, radiologische of nucleaire middelen (CBRN);

• Uitvoeren en aanpassen van regelgeving met betrekking tot radioactieve stoffen (inclusief transport, natuurlijke bronnen, sludges, radioactief schroot) onder andere naar aanleiding van het rapport Vermindering Administratieve Lasten en evaluaties Natuurlijke Bronnen Ioniserende Straling (NABIS) en productregelingen;

• Bijdragen aan internationaal beleid voor straling en nucleaire veiligheid door: (1) opstellen van de rapportage over nucleaire veiligheid in Nederland aan de International Atomic Energy Agency (IAEA), (2) deelnamen aan overleggen zoals Convention for the Protection of the Marine Environment of the North-East Atlantic (OSPAR), art. 31 EU , High Level Group EC over nucleaire veiligheid en radioactief afval en (3) Ontwikkelen van Euratom richtlijn Radioactief afval, Europese richtlijn of verordening over transport van radioactieve stoffen en wijziging van de Euratomrichtlijn stralingsbescherming.

Indicatoren:

Tabel 6.3. Effectindicatoren bescherming tegen straling
IndicatorBasiswaardeStreefwaarde 2010
Emissies van radioactieve stoffen uit antropogene bronnen naar water en luchtBronlimiet is 0,1 mSv/jaarZoveel als redelijkerwijs mogelijk onder grenswaarde (ALARA)
Straling in de woningStralingsniveau in nieuwbouwwoningen uit de periode 1990–19951,5 mSv/jaar bij continue verblijf
Elektromagnetische velden van hoogspanningslijnenAantal woningen binnen advies- waardencontouren rond hoogspanningslijnenStandstill

Bron: Afspraken VROM met de sectorpartijen

Grafiek 6.3. Prestatie-indicatoren straling:

kst-32123-XI-2-13.gif

Toelichting:

Berekende collectieve dosis straling in Nederland door lozingen naar lucht en water van Nederlandse industrie. Collectieve dosis en onderliggende gegevens per industrietak zijn beschikbaar op het RIVM-milieuportaal in het dossier Reguleerbare stralingsbronnen (www.rivm.nl/brs, onder stralingsbelasting -> Procesindustrie). De sterke daling van de wateremissie in 1999–2000 werd veroorzaakt door de sluiting van twee kunstmestfabrieken aan de Nieuwe Waterweg.

Grafiek 6.4. Prestatie-indicator Radonconcentratie

kst-32123-XI-2-14.gif

Bron: RIVM

Toelichting:

Radonconcentratie in woonkamers van nieuwbouwwoningen, versus het bouwjaar. Resultaten zijn afkomstig uit het briefrapport met voorlopige resultaten van het Ventilatie en Radon (VERA)-onderzoek (RO Blaauboer, Dekkers SAJ, Slaper H, Bader S, Stralingsbelasting in nieuwbouwwoningen-voorlopige resultaten VERA survey 2006, RIVM briefrapport 6 107 900 004. Het briefrapport is beschikbaar via het milieuportaal:www.rivm.nl/milieuportaal nieuwsbericht van 6 maart 2008, of de radonwebsite: www.rivm.nl/radon).

6.2.3. Verantwoorde toepassing van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s)

Doelstelling van VROM is primair om een voldoende beschermingsniveau te bieden voor mens en milieu tegen mogelijk nadelige effecten van genetisch gemodificeerde organismen, ook in relatie tot dreiging door moedwillige misbruik van ggo’s.

Motivering

De toepassing van ggo’s biedt kansen in bijvoorbeeld het wetenschappelijk onderzoek en voor landbouw, industrie of geneeskunde die optimaal benut moeten worden met waarborging van het vereiste veiligheidsniveau. Om mens en milieu te beschermen tegen mogelijk nadelige effecten worden door de overheid voorafgaand aan de toepassing van ggo’s de mogelijke schadelijke effecten afgewogen tegen het gebruik van ongemodificeerde organismen in vergelijkbare situaties. Alleen die ggo’s worden toegestaan, indien de mogelijke effecten een aanvaardbaar risico voor mens en milieu betekenen.

Instrumenten

Afhankelijk van de fase van het beleidsproces en de (inter)nationale context:

• Vergunningen en meldingen op basis van nationale regelgeving, te weten het Besluit GGO, voor het gebruik van ggo’s;

• Voorlichting en communicatie inzake het ggo-beleid en beveiliging van ggo’s;

• Onderzoek ten behoeve van risicoanalyse van vergunningverlening en het gebruik van ggo’s;

• Monitoren van het milieu in zijn algemeen door het Netwerk Ecologische Monitoring;

• Komen tot betere regelgeving in de EU waarbij ook plaats is voor sociaal economische aspecten die verbonden zijn aan ggo’s. Op dit moment beoogt VROM een beoordelingskader met duurzaamheidscriteria voor ggo’s op te stellen.

Meetbare gegevens

Voornaamste beleidsprestaties 2010:

• Uitvoeren ggo-beleid en nationale regelgeving, onder andere afhandelen van vergunningenaanvragen door het Bureau GGO. Er worden in het kader van het Besluit GGO per jaar ongeveer 800 vergunningen verleend voor ingeperkt gebruik, 12 voor introductie in het milieu (gentherapie en veldproeven) en 20 voor marktintroductie in de EU. Het aantal bezwaar- en beroepsprocedures bij introductie zal naar verwachting toenemen;

• Van kracht worden van het gewijzigde dan wel vereenvoudigde Besluit GGO en de Regeling GGO ter vermindering van de administratieve lasten;

• Uitvoeren EU-regelgeving over ggo’s, onder andere milieurisicobeoordelingen ten behoeve van markttoelatingen en verplichtingen in het kader van het Biosafety Protocol en uitvoeren van EU-standpunt nieuwe plantveredelingstechnieken in relatie tot genetische modificatie;

• Op basis van het in 2009 opgestelde kabinetsstandpunt wordt de NL positie ingebracht bij de discussie over het EU beleid inzake sociaal-economische aspecten van ggo’s. Hierbij worden ook bilaterale discussies met de Europese Commissie en andere Lidstaten voorzien;

• Uitvoering geven aan kabinetsstandpunt Trendanalyse 2009;

• Uitvoering geven aan het kabinetsstandpunt regeldruk biotechnologie (onder andere: totstandkoming EU-regelgeving voor biotechnologie);

• Voorbereiden NL standpunt en bijwonen van de vijfde vergadering der partijen bij het Cartagena Protocol inzake Bioveiligheid.

Indicatoren:

Het beleidsterrein verantwoorde toepassing van genetisch gemodificeerde organismen leent zich slecht voor beleidsindicatoren. Onderstaande indicatoren zijn op basis van onderzoek in 2009 naar indicatoren voor dit beleidsveld.

• Het aantal illegale introducties in het milieu is een indicator voor het behalen van de doelstelling om risico’s te voorkomen door vooraf een milieurisicobeoordeling te doen. Streefwaarde is dat de Inspectie in 95% van de typen ggo’s geen risico-situaties identificeert die een bedreiging kunnen vormen voor mens en milieu;

• Er zijn geen nadelige effecten van genetisch gemodificeerde organismen, ook niet in relatie tot mogelijk moedwillige misbruik van ggo’s. Er kunnen geen harde normen of streefwaarden worden geformuleerd voor het effect van het gebruik van ggo’s in vergelijking met het gebruik van ongemodificeerde organismen op het milieu. Wel wordt het milieu in zijn algemeen gemonitord door het Netwerk Ecologische Monitoring.

6.2.4. Beheersing van risico’s die samenhangen met Externe Veiligheid

Doelstelling is dat alle burgers in Nederland in hun woonomgeving over een minimum beschermingsniveau kunnen beschikken tegen externe veiligheidsrisico’s, ook als dit het gevolg is van dreigingen door moedwillige verstoring.

Motivering

De vuurwerkramp en de daarop volgende conclusies van de Commissie Oosting hebben in 2001 geleid tot een herbezinning op het externe veiligheidsbeleid. De uitgangspunten voor beleidsvernieuwing externe veiligheid door de overheid zijn primair gericht op de wettelijke verankering van een minimum beschermingsniveau voor burgers in hun woonomgeving, op de verplichte afweging van het groepsrisico tegen maatschappelijke kosten/baten en op een registratieplicht voor risicosituaties en informatievoorziening naar de burgers. De intentie is dat alle niet-aanvaardbare risicovolle situaties, mits haalbaar en betaalbaar, uiterlijk opgelost zijn in 2010 – voor buisleidingen en voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt als einddatum 2012 –, en dat voorkomen wordt dat in de toekomst nieuwe niet-aanvaardbare risicovolle situaties ontstaan.

Voor niet-aanvaardbare risicovolle situaties rond transport en buisleidingen wordt voorzien in een langere tijdsperiode, omdat de uitwerking van het beleid thans nog plaats vindt.

Tevens moet worden voorzien in het zo goed als redelijkerwijs mogelijk beschermen van mens en maatschappij tegen de referentiedreigingen van moedwillige verstoring gericht op de chemische sector.

Instrumenten:

Er wordt een mix van instrumenten ingezet afhankelijk van de fase van het beleidsproces en de (inter)nationale context.

• Subsidies voor saneringsprogramma’s voor categorale inrichtingen, ammoniak-koelinstallaties, PGS15-inrichtingen en Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO)-bedrijven, ketenstudies, buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen);

• Regelgeving (ten behoeve van vergunningverlening en ruimtelijke besluiten door bevoegd gezag): Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI), Besluit externe veiligheid buisleidingen, Regeling externe veiligheid buisleidingen, Besluit externe veiligheid transportroutes, Regeling externe veiligheid transportroutes en het Luchthavenindelingsbesluit ten behoeve van Schiphol;

• Subsidies (programmafinanciering) aan provincies en gemeenten ten behoeve van opbouw van apparaat in de periode tot ultimo 2010 om EV-beleid uit te voeren en te handhaven en de kwaliteit van deze activiteiten te verhogen. Voor het op orde krijgen van de eerstelijns inspectietaken van het Rijk (Arbeidsinspectie, VI, Rijkswaterstaat);

• Convenanten en vrijwillige afspraken met de sector chemie over beveiliging en zelfgemaakte explosieven en ontwikkeling en uitvoering van Europese regelgeving;

• Vergunningverlening van defensie-inrichtingen op basis van de Wet Milieubeheer.

Meetbare gegevens

De belangrijkste prestaties in 2010 zijn:

• Uitvoeren van subsidieregelingen voor categorale inrichtingen, zoals ammoniak-koelinstallaties, PGS15-inrichtingen en BRZO-bedrijven;

• Uitvoeren van maatregelenpakketten uit het Kabinetsstandpunt Ketenstudies;

• Opstellen regelgeving 5e tranche REVI;

• Opstellen regelgeving Besluit en Regeling externe veiligheid buisleidingen;

• Inwerkingtreding van de AMvB buisleidingen;

• Vaststelling Programma Buisleidingen, om uiterlijk in 2012 aan de doelstelling van het beleid te voldoen;

• Inwerkingtreding van het Besluit externe veiligheid transportroutes;

• Inwerkingtreding van de Regeling externe veiligheid transportroutes;

• Verstrekken van subsidies (programmafinanciering) aan provincies, gemeenten en Rijkspartijen voor zover belast met eerstelijnstaken ten behoeve van opbouw van apparaat in de periode tot ultimo 2010 om Extern Veiligheidbeleid uit te voeren en te handhaven en de kwaliteit van deze activiteiten te verhogen;

• Opstellen van beveiligingsmaatregelen voor het risicomanagement van buisleidingen, implementatie van het convenant Olie en (petro)chemische industrie vitaal security, het Security convenant kunstmest en uitwerken van vrijwillige afspraken met de sector over zelfgemaakte explosieven;

• Ontwikkeling van Europese regelgeving voor beveiliging van chemische stoffen en zelfgemaakte explosieven en implementatie van het chemiedeel van het European Programma for Critical Infrastructure Protection;

• Uitvoering vergunningverlening defensie-inrichtingen aanpassen op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

• De overheid begeleidt de uitvoering sanering asbestwegen 3e fase en de regeling niet-beroepsgebonden asbestmesothelioomslachtoffers.

Indicatoren:

Effectindicatoren:

• Het aantal knelpunten (overschrijding van de wettelijke grenswaarde voor het plaatsgebonden risico PR10–6) ultimo 2010 en voor buisleidingen en vervoer gevaarlijke stoffen 2012 is weggenomen, behoudens een bewust geaccepteerde restcategorie;

• Het bevoegd gezag vult de verplichte elementen uit de verantwoordingsplicht Groepsrisico juist in zoals vermeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI);

• De chemische sector in Nederland heeft een werkend security management systeem en de sector heeft voor een aantal stoffen beveiligingsmaatregelen genomen.

Tabel 6.4. Prestatie-indicatoren
Prestatie-indicatorBasiswaardeStreefwaarde 2010
De mate van vulling van het Register van risicogegevensNulVoor het Register van risicogegevens wordt gestreefd naar een volledige vulling. In 2010 is over categorale inrichtingen alle relevante risico-informatie inclusief knel- en aan- dachtspunten beschikbaar
Beschikbaarheid van onderzoeksgegevens inzake de categorale inrichtingen en buisleidingenGeen volledig overzicht van risicovolle situatiesIn 2010 is er een volledig inzicht in risico- en aandachtspunten met betrekking tot buisleidingen voor gevaarlijke stoffen.
Aantal (opgeloste) knelpunten met betrekking tot externe veiligheid.Het aantal knelpunten is eind 2008 vastgesteld. De urgente sanering van LPG-stations is in 2008 voltooid. Overige sanering vindt plaats in kader van uitvoering LPG-convenantVoor gastransportleidingen is dit beeld in 2009 vastgesteld. Voor de overige transportleidingen voor gevaarlijke stoffen wordt dit beeld in 2010 vastgesteld.Voor basisnet vervoer gevaarlijke stoffen wordt dit beeld in 2009 (weg/water) 2010 (spoor) vastgesteld.Alle knelpunten opgelost die niet voldoen aan het basisveiligheidsniveau voor inrichtingen die onder het Besluit externe veiligheid inrich- tingen (BEVI) , het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) en het Besluit Externe Veiligheid buis- leidingen vallen of gaan vallen van > PR10–6 en/of bestuurlijk niet accep- tabel zijn. Urgente sanering LPG tankstations afgerond, uitvoering LPG-convenant in 2010 afgerond.Kabinetsstandpunt Ketenstudies uitgevoerd.In 2009: alle knelpunten bepaald en planning 2010: alle niet-acceptabele knelpunten opgelost. Voor buisleidingen en basisnet vervoer gevaarlijke stoffen geldt als eindjaar 2012.Ammoniaktransporten van Geleen naar IJmuiden per 1-1-2010 definitief beëindigd.Nieuwe luchthavenbesluiten kennen een zelfde of betere bescherming dan het beschermingsniveau dat is vast- gelegd met de gelijkwaardigheidscriteria.

Bron: 8e voortgangsrapportage inzake Externe Veiligheid, Kamerstukken 2008–2009 27 801 nr. 63

6.3. Overzicht beleidsonderzoeken

Tabel 6.5. Overzicht onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAlg.doel/Op.doelA. StartB. Afgerond
BeleidsdoorlichtingVeilig gebruik van chemische stoffenOD 6.2.1A 2012B 2012
 Bescherming tegen stralingOD 6.2.2A 2011B 2011
 Verantwoorde toepassing van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s)OD 6.2.3A 2012B 2012
 Bepalen aanvaardbaarheid oplossen niet aanvaardbare- en preventie tegen nieuwe-risicovolle situatiesOD 6.2.4A 2011B 2011
    
Overig evaluatieonderzoek2e Vijfjaarlijkse evaluatie resultaten beleid prioritaire stoffenOD 6.2.1A 2011B 2011
 1e Tussentijdse evaluatiedoelstellingen vernieuwing stoffenbeleid (REACH/SOMS)OD 6.2.1A 2011B 2012
 2e Tussentijdse evaluatiedoelstellingen vernieuwing stoffenbeleid (REACH/SOMS)OD 6.2.1A 2013B 2014
 Tussentijdse evaluatie Omgaan met risico’s van nanotechnologieOD 6.2.1A 2015B 2015
 Tussentijdse evaluatie Nationale Aanpak Milieu & GezondheidOD 6.2.1A 2010B 2010
 Vierjaarlijkse evaluatie Nationale Aanpak Milieu & GezondheidOD 6.2.1A 2013B 2013
 Straling in de woningen (standstill woning)OD 6.2.2A 2004B 2015
 Vierjaarlijkse wettelijke evaluatie Commissie Genetische ModificatieOD 6.2.3A 2011B 2011

Artikel 7. Versterken van het internationale milieubeleid

7.1. Algemene beleidsdoelstelling

7.1.1. Actief en anticiperend opereren in de internationale arena

Er is een aantal redenen waarom actief en anticiperend opereren in de internationale arena belangrijk is en nog belangrijker zal worden:

a. Het halen van de beoogde milieu- en leefomgevingskwaliteit en de daartoe te nemen maatregelen in Nederland is sterk afhankelijk van afspraken binnen de Europese Unie (EU) (zoals voor bronbeleid voor auto’s en apparaten, emissiehandel, etc);

b. Een gelijk speelveld ten aanzien van milieueisen aan producten en processen is van groot belang om de internationale concurrentiekracht van Nederland te handhaven (binnen Europa en daarbuiten) en kansen te geven aan duurzame ontwikkeling in ontwikkelingslanden en het realiseren van de Millennium Development Goals (MDG’s);

c. Het klimaatprobleem en de aantasting van de biodiversiteit zijn problemen op wereldschaal. Daarnaast zijn economische activiteiten wereldwijd steeds verder vertakt en verbonden geraakt, landen zijn relatief eenvoudig uitwisselbare vestigingsplaatsen geworden. Dit vergt een internationale aanpak en afspraken (bijvoorbeeld ontwikkeling van duurzaamheidscriteria);

d. De uitbreiding van 15 naar 27 EU-leden betekent in beginsel dat kleinere landen minder invloed hebben in het besluitvormingsproces. Nederland zou door zijn goede kennispositie goed in staat moeten zijn om invloed uit te oefenen, mits deze kennis effectief wordt ingebracht en er bereidheid is samen met de juiste partners tijdig informatie te delen en in te brengen. Hierbij gaat het met name om de beleidsvoorbereidende fase in de EU.

Motivering

Het ministerie van VROM en het ministerie voor WWI moeten daarom met name hun beïnvloedingsmogelijkheden in Brussel gebruiken, maar ook mede via die Europese band de mondiale inzet voor de realisering van een duurzame leefomgeving adresseren. Daarnaast vragen de bilaterale contacten van het ministerie van VROM en het ministerie voor WWI om gerichte inzet van op deze contacten toegesneden kennis en expertise (maatwerk). De contacten staan of in dienst van de prioriteiten van het beleid of hebben expliciete uitwisseling van kennis en expertise ten doel. Ambitieuze internationale inzet vereist een goed gecoördineerd, hecht samenspel van strategisch – inhoudelijke en procesmatige activiteiten. Effectieve deelname aan de complexe internationale besluitvorming vraagt om goede kennis van het krachtenveld, het definiëren en vervullen van een eigen rol in harmonie met andere spelers, pro-actief inspelen op kansen en bedreigingen en de inzet van kennis en diplomatieke vaardigheden. En tenslotte is specifieke expertise vereist voor gecoördineerde implementatie, uitvoering en handhaving van internationaal vastgesteld beleid.

Verantwoordelijkheid

De Minister van VROM is verantwoordelijk voor:

• Milieu, duurzaamheid en coördinatie van het beleid gericht op het bevorderen en bewaken van duurzaamheid in de fysieke leefomgeving;

• De internationale aspecten van het milieubeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daartoe horen onder andere de Europese Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten;

• De coördinatie van het internationaal milieubeleid ten behoeve van het politieke optreden en vertegenwoordiging van de Minister van VROM in de desbetreffende internationale gremia ligt bij de Minister van Buitenlandse Zaken.

De Minister voor WWI is onder meer verantwoordelijk voor:

• Het duurzaam borgen van de veiligheid, gezondheid, energiezuinigheid en bruikbaarheid van woningen, gebouwen en bouwwerken, en het verminderen van de integrale milieubelasting van woningen en gebouwen;

• De internationale aspecten van de bouwregelgeving, met name in Europees verband;

• De inzet van marktpartijen (waaronder woningbouwcorporaties) voor klimaatbeleid in de gebouwde omgeving.

Externe factoren

Het behalen van de genoemde beleidsdoelstellingen hangt af van voldoende maatschappelijk draagvlak in binnen- en buitenland voor de noodzakelijke maatregelen en de daarmee samenhangende gedragswijziging van burgers en bedrijven.

Meetbare gegevens

Waar mogelijk en zinvol zijn deze opgenomen bij de operationele doelen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 7.1. Versterken van het internationale milieubeleid
x € 1 0002008200920102011201220132014
Verplichtingen:23 59513 58313 6039 2068 3708 2888 171
Uitgaven:48 40151 29874 76297 68091 06662 9008 171
Waarvan juridisch verplicht  70 6392 718000
Programma:48 40151 29874 76297 68091 06662 9008 171
        
 Clean Development Mechanism:40 12439 65366 39888 51079 39754 7290
        
 Internationaal VROM (en WWI) beleid:5 6203 9515 0235 4226 2586 2586 258
  Internationaal VROM (en WWI) beleid (HGIS)4 4812 0293 8464 2455 0745 0745 074
  Internationaal VROM (en WWI) beleid (niet-HGIS)1 1391 9221 1771 1771 1841 1841 184
        
 Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken:2421 2311 4301 0301 0301 0301 030
        
 Interreg:2 4156 4631 9112 7184 381883883
Ontvangsten:7 9786 9374 9384 9004 27000

Grafiek 7.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2010

kst-32123-XI-2-15.gif

Operationeel doel:

1. Clean Development Mechanism

2. Internationaal VROM (en WWI beleid)

3. Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken

4. Interreg

Toelichting per operationeel doel:

1 CDM

De juridisch gebonden uitgaven worden voornamelijk bepaald door de in voorgaande jaren afgesloten CDM-contracten voor de aankoop van emissiereducties;

2 Internationaal VROM en WWI beleid

De juridisch gebonden uitgaven bestaan uit de bijdragen van VROM aan het Nederlands aandeel aan contributies internationale organisaties, waaronder de UNEP- en UN-Habitat contributie. De beleidsmatig gebonden uitgaven worden voornamelijk bepaald door incidentele bijdragen aan (inter-)nationale organisaties;

3 Beperken klimaatverandering door post Kyoto afspraken

De juridisch gebonden uitgaven worden voornamelijk bepaald door (meerjarige) onderzoeksprogramma’s, terwijl de beleidsmatig gebonden uitgaven vooral in de uitvoeringssfeer zitten en in de incidentele bijdragen aan internationale organisaties die zich op het gebied van klimaatverandering inzetten;

4 Interreg

De juridisch gebonden uitgaven worden voornamelijk bepaald door de in voorgaande jaren aangegane verplichtingen.

7.2. Operationele doelstellingen

7.2.1. Clean Development Mechanism

Motivering

Nederland kent in het kader van het Kyoto-protocol een verplichting om de nationale broeikasgasemissies in de periode 2008–2012 met 6% ten opzichte van 1990 te reduceren. Het Clean Development Mechanism (CDM) is een van de drie flexibele instrumenten uit het Kyoto-protocol. Met deze instrumenten kunnen industrielanden een deel van hun reductieverplichting voor broeikasgassen in het buitenland realiseren. De andere twee flexibele instrumenten zijn joint implementation en emissiehandel.

Instrumenten

CDM stimuleert duurzame energie en schone technologieën in ontwikkelingslanden. Op deze manier draagt het bij tot een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Hiermee kunnen industrielanden een deel van hun reductieverplichtingen kosteneffectief in het buitenland realiseren.

Sinds 2001 heeft het CDM zich ontwikkeld als een belangrijk klimaatgerelateerd marktinstrument. VROM werkt hierbij samen met de uitvoeringsorganisaties, Wereldbank, International Finance Corporation, Corporación Andina de Fomento, Rabobank en SenterNovem, die mogelijke CDM-projecten hebben beoordeeld, de contracten met de verkopers van de emissierechten hebben getekend en er nu mede zorg voor dragen dat de emissierechten worden geleverd.

Ook in de periode ná 2012 zal het CDM naar verwachting een rol blijven vervullen. Hiervoor is wel nodig dat het instrument vernieuwd en verbeterd wordt, maar ook toegankelijker wordt voor regio’s/landen en/of sectoren, die nu niet of onvoldoende van het CDM gebruik (kunnen) maken. VROM zal hierbij net als in de beginjaren van het CDM een belangrijke voortrekkersrol spelen. Om dit in de periode tot 2020 te realiseren, zullen in 2010 en de jaren daarna enkele pilot- en demonstratieprojecten worden opgezet. Het is hierbij de bedoeling meer en intensiever samen te werken met het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking.

Met de hiervoor geschetste aanpak wordt tevens de huidige bij de overheid aanwezige kennis en expertise behouden.

Meetbare gegevens

De belangrijkste prestaties in 2010 zijn:

• Het eind 2010 geleverd hebben gekregen van in totaal circa 17 Mton aan CDM-rechten;

• Het registreren van de nog niet geregistreerde gecontracteerde projecten;

• Het in stand houden van de kennisbasis en het netwerk op het gebied van CDM, om een bijdrage te kunnen blijven leveren aan de toekomstige internationale ontwikkeling van het CDM;

• Met het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking, de Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO), SenterNovem, de Duitse «Gesellschaft für Technische Zusammenarbeit (GTZ) en de Duitse ontwikkelingsbank «Kreditanstalt für Wiederaufbau (KfW)» ontwikkelen en opzetten van duurzame ontwikkelingsprojecten, die in ieder geval bijdragen aan armoedebestrijding, duurzame ontwikkeling, alsmede het beperken van de negatieve gevolgen van klimaatverandering door de beperkte aankoop van CDM-emissierechten.

Onderstaande tabel biedt inzicht in de hoeveelheid gecontracteerde CDM-projecten en de verwachte leveringen tot en met 2013.

Tabel 7.2. Overzicht CDM projecten
Gecontracteerd 53,5 Mton
   
Leveringen Kyoto-periode  
Geleverd t/m 31 mei 20097,8 Mton 
Nog verwacht leveringen in 20093,0 Mton 
Verwachte leveringen 20106,0 Mton 
Verwachte leveringen 20117,0 Mton 
Verwachte leveringen 20127,0 Mton 
Verwachte leveringen 20137,0 Mton 
Totaal Kyoto-periode 37,8 Mton
   
Leveringen Post-Kyoto periode 2,2 Mton
   
Uitval waarschijnlijk niet geleverd1 13,5 Mton

1 minder leveringen als gevolg van het later registreren van projecten als CDM-project en/of vertragingen bij projecten. Bron: VROM interne administratie

Uit onderzoek van het PBL naar de verwachte uitstoot van broeikasgassen in de komende jaren kan worden afgeleid dat naar verwachting minder CDM/JI rechten nodig zijn in de Kyoto-periode dan verwacht. In 2010 wordt, naar aanleiding van de tussenevaluatie van het werkprogramma Schoon en Zuinig bezien of deze verwachting werkelijkheid wordt en worden eventuele alternatieve aanwendingen in kaart gebracht, zoals aanwending van de rechten voor de post-Kyoto periode.

7.2.2. Internationaal VROM- en WWI-beleid

Motivering

VROM en WWI moeten de internationale beleidsontwikkelingen met name via Brussel beïnvloeden. Internationale beleidsinzet vergt hecht samenspel van strategische, procesmatige en inhoudelijke aspecten. De complexiteit aan (belangen bij) internationale besluitvorming vraagt om goede kennis van het krachtenveld, het definiëren van robuuste doelstellingen, pro-actief inspelen op kansen en bedreigingen, en de inzet van kennis en diplomatie. Timing van initiatieven en het juiste niveau voor interventies is essentieel voor een effectieve belangenbehartiging. Effectief staat hier voor implementeerbaar, de burger aansprekend en uitvoering gevend aan de doelstellingen.

De internationale milieubeleidsagenda van het kabinet heeft naast de specifieke inzet op klimaat- en energieterrein (zie artikelonderdeel 7.2.3 hierna) nog drie centrale thema’s, waarbij de laatste twee punten als dwarsdoorsnijdend en generiek kunnen worden gezien:

• Versterkte inzet op biodiversiteit/natuurlijke hulpbronnen;

• Verbetering proces richting Europa;

• Verbetering internationale regelgeving en handhaving van regels.

Instrumenten

De aanpak bij het internationale milieu-, ruimtelijke ordening- en woonbeleid is breed en kent als onderdelen:

• Het onderhouden van een netwerk met lidstaten, EU-instellingen en mondiale organisaties, denktanks en non-gouvernementele organisaties;

• Het tijdig signaleren van nieuwe internationale ontwikkelingen die van invloed (kunnen) zijn op de VROM en WWI-beleidsterreinen en het ontwikkelen van een visie en strategie voor de internationale beleidsinzet;

• Het met andere lidstaten nemen van besluiten in de EU-Ministerraad, Conferenties van Partijen bij de Internationale milieuverdragen , de Beheersraad van United Nations Environment Programme (UNEP) en UN-Habitat;

• Het opstellen van internationale «horizontale» beleidsstukken zoals de Internationale Leefomgevingsagenda;

• Bilaterale samenwerking: samenwerking/kennisuitwisseling gericht op het ondersteunen van beleidsontwikkeling in een aantal geselecteerde landen, zowel op het terrein van VROM als dat van WWI;

• Gerichte financiële ondersteuning (via het Subsidiebesluit Maatschappelijke Organisaties en Milieu (SMOM)-regeling of via een incidentele subsidie) van het werk van (inter-)nationale organisaties die zich inzetten voor de bevordering van internationale samenwerking en overdracht/uitwisseling van kennis.

Meetbare gegevens

In de explainparagraaf in de leeswijzer bij deze begroting is uitgelegd waarom bij dit operationele doel geen meetbare effect- of prestatie-indicatoren kunnen worden opgenomen. Dit operationele doel is ondersteunend aan in andere operationele doelen geformuleerde prestaties. De beoogde beleidseffecten zijn bovendien niet alleen afhankelijk van de Nederlandse inzet, maar ook van de inbreng van partners en andere partijen. Dit is bijvoorbeeld het geval als het gaat om internationale onderhandelingen. De internationale taken van VROM zijn bij verschillende dienstonderdelen belegd en worden op diverse begrotingsartikelen gepresenteerd; de voornaamste internationale beleidsprestaties 2010 worden daar aangegeven en verantwoord. Een integrale beleidsdoorlichting is bij dit operationele doel derhalve ook niet zinvol uit te voeren.

Voor de drie genoemde centrale thema’s van de internationale milieubeleidsagenda zullen in 2010 de belangrijkste prestaties zijn:

Versterkte inzet op biodiversiteit/natuurlijke hulpbronnen

De doelstelling om het verlies van biodiversiteit te stoppen voor 2010 wordt niet gehaald. Dit gegeven is aanleiding om het onderwerp prominent op de Europese en internationale agenda te plaatsen:

• Nederland zal dit onderwerp onder andere inbrengen in de herziening van de Europese duurzaamheidsstrategie, de herziening van de Europese natuurlijke hulpbronnen strategie, de komende EU-voorzitterschappen en in het zevende Milieuactieprogramma van de Europese Commissie;

• In de komende cyclus staat het onderwerp duurzame productie en duurzame consumptie centraal. Met het coalitieakkoord en tijdens de totstandkoming van het Europese actieprogramma duurzame productie en consumptie heeft Nederland (Het ministerie van VROM) veel prioriteit aan dit onderwerp toegekend. Nederland heeft daarbij een vrij sterke «instrumentele» focus met ondermeer aandacht voor: duurzaamheidscriteria biobrandstoffen, koploperaanpak, duurzaam inkopen, betalen voor ecosysteemdiensten en materiaalketenbeleid;

• Nu toepassing van duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen op een breed draagvlak lijkt te kunnen rekenen, is het zaak om ook duurzaamheidscriteria voor vaste biomassa en voor andere producten te ontwikkelen (onder andere biotische stromen, genetisch gemodificeerde organismes (ggo’s);

• Door het (mede)(laten) organiseren van een congres met deze insteek kan Nederland (VROM), meer naar het einde van de kabinetsperiode, op basis van de «Nederlandse» insteek een impuls geven aan de internationale discussie.

Verbetering proces richting Europa

VROM werkt aan de verbetering van de dossierteams die de inbreng van VROM in de Brusselse arena voorbereiden. Doel van dit traject is het ontwikkelen van een werkwijze die dossierteams stimuleert effectiever en efficiënter hun werkzaamheden uit te voeren. Dit betekent dat onder andere:

• Voor alle nieuwe initiatieven in de EU een quick scan uitgevoerd wordt, die inzicht biedt in de terreinen waarop een voorstel voor Nederland effect kan hebben;

• Als uit de quick scan blijkt dat een voorstel belangrijke effecten voor Nederland zal hebben, zal een krachtenveldanalyse en/of een nationale impact assessment kunnen worden uitgevoerd, inclusief ruimtelijke, juridische en uitvoeringseffecten.

In 2010 wordt deze werkwijze voortgezet en zullen de effecten worden geëvalueerd. Indien de resultaten van de evaluatie daartoe aanleiding geven zal de werkwijze van dossierteams verder worden aangepast. Daarnaast streeft het ministerie van VROM ernaar medewerkers uit te zenden naar strategische plekken in internationale organisaties. Hierdoor kan optimaal invloed worden uitgeoefend op het beleidsvormingsproces in Europa en de rest van de wereld.

Verbetering naleving en handhaving van internationale regels

VROM blijft ernaar streven om Nederlanders verkozen te krijgen in nalevingscomités van milieuverdragen. Deze comités buigen zich over nalevingsproblemen van verdragspartijen, nemen maatregelen en stellen maatregelen voor aan de bijeenkomst van partijen. Vanaf 2009 zijn Nederlanders actief in de comités van het Cartagenaprotocol over bioveiligheid en het Verdrag van Aarhus en dienen minimaal de komende vier respectievelijk zes jaar in deze comités. Zij zullen zich (binnen de geldende regels) inzetten om nalevingsproblemen op een transparante manier aan de orde te stellen en op een effectieve manier op te lossen. VROM zet zich in om bij milieuverdragen die nog geen nalevingsregime hebben (zoals het Verdrag van Stockholm over Persistent Organic Pollutants (POPs) en het Verdrag van Rotterdam over Prior Informed Consent (PIC) een discussie op gang te krijgen over de meest effectieve manier om nalevingsproblemen op te lossen. De oorzaken van het niet overeen kunnen komen van een nalevingsregime bij deze twee verdragen liggen voor een groot deel buiten de nalevingsregimes zelf.

Voor de internationale doelen en prestaties bij de handhaving van de milieuwetgeving wordt verwezen naar artikel 9 (VROM Inspectie).

7.2.3. Beperken klimaatverandering door mondiale post-Kyoto afspraken

Motivering

Om de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer te stabiliseren op een niveau waarop gevaarlijke verstoring van het klimaatsysteem door de mens wordt voorkomen. Dit doel is neergelegd in artikel 2 van het Raamverdrag van de Verenigde Naties (UNFCCC) inzake klimaatverandering. Deze doelstelling dient te worden gerealiseerd binnen een tijdsbestek dat het mogelijk maakt dat ecosystemen zich op natuurlijke wijze aan klimaatverandering aanpassen, dat de voedselproductie niet in gevaar komt en dat de economische ontwikkeling op duurzame wijze kan voortgaan. Hiervoor is een forse trendbreuk in de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen nodig. Uiteindelijk kan dit mondiale probleem alleen maar effectief worden bestreden door een mondiale aanpak (zie paragraaf 2 van de Beleidsagenda). Daarom zet Nederland zich al een aantal jaren samen met de andere EU-landen krachtig in om op mondiaal niveau vervolgafspraken op het Kyoto-protocol tot stand te brengen. De Nederlandse inzet is er op gericht eind 2009 bij de 15e Conferentie der Partijen bij het UNFCCC in Kopenhagen een akkoord te bereiken over reductiedoelstellingen en maatregelen die in de periode na 2012 wereldwijd worden genomen. In 2010 en verder worden in Kopenhagen geaccordeerde principes en doelstellingen (ten aanzien van zowel emissiereducties en financiële en technische steun door ontwikkelde landen als klimaatacties door ontwikkelingslanden) uitgewerkt in concrete mondiale mechanismen en richtlijnen. Meetbaarheid, rapporteerbaarheid en verifieerbaarheid van zowel emissiereducties, acties als steun vormen een hoofdthema. In de EU wordt ter implementatie van het Kopenhagen Akkoord de mogelijke overgang naar een 30%-doelstelling doorvertaald in (voorstellen voor) concrete reductiemaatregelen en verdere inspanningsverdeling tussen de lidstaten.

Instrumenten

De aanpak bestaat uit de volgende onderdelen:

• Het voorstellen van teksten, het geven van presentaties, en het bekleden van voorzitterschappen in het kader van internationale onderhandelingen met de industrielanden en de ontwikkelingslanden, gericht op het uitwerken en invullen van afspraken over emissiereducties, klimaatacties, technologie en financiering in de periode na 2012, onder andere in het kader van het UNFCCC;

• Het gerichte ondersteunen van het werk van internationale organisaties die zich op het gebied van klimaatverandering inzetten (door bijvoorbeeld financiële steun te verlenen of vergaderingen te organiseren);

• Bi- en multilaterale overleggen (formeel en informeel) gericht op de totstandkoming van coalities met gelijkgezinde landen, maar ook gericht op overreding van twijfelende landen;

• Internationale samenwerkingsprojecten gericht op het demonstreren van de (on)haalbaarheid van oplossingsrichtingen voor klimaatverandering;

• Wetenschappelijk onderzoek gericht op aanvulling en versterking van de Nederlandse inzet via de EU in mondiale onderhandelingen;

• Voorlichting en kennisoverdracht (van «Postbus 51» tot het organiseren van congressen en symposia) gericht op bevordering van bewustzijn van de klimaatproblematiek en bereidheid tot actie bij overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke groeperingen en burgers.

Meetbare gegevens

De belangrijkste prestaties in 2010 zijn:

Omdat de Internationale Klimaatagenda een kabinetsprioriteit is, zijn de voornaamste prestaties in 2010 van het ministerie van VROM opgenomen in de beleidsagenda.

7.2.4. INTERREG

Motivering

INTERREG is een Europese subsidieregeling waarbinnen partijen uit meerdere landen samenwerken in projecten op het terrein van de ruimtelijke ontwikkeling, milieu en innovatie. Projecten worden uitgevoerd door partners uit minstens twee landen en krijgen ongeveer de helft van de kosten vergoed door de Europese Unie. Het geld wordt besteed aan de beste projecten, onafhankelijk vanuit welk land zo’n project wordt opgestart. Hierdoor staat niet van tevoren vast hoeveel geld naar welke lidstaat terugvloeit. De INTERREG III programma’s worden afgerond in 2010 en de nieuwe programma’s, INTERREG IV, zijn in 2007 gestart en eindigen in 2013. De nieuwe programma’s bieden dezelfde mogelijkheden voor samenwerking als de oude, alleen ligt nu de focus meer op het betrekken van het bedrijfsleven (en dus versterken economisch klimaat) en op duurzaamheid. De ruimtelijke impact blijft van belang al is deze niet meer leidend.

Instrumenten

Het Europese geld voor INTERREG komt uit het Europees fonds voor de regionale ontwikkeling (EFRO), dat gevuld wordt door de lidstaten en onderdeel uitmaakt van de structuurfondsen binnen de begroting van de Europese Unie. Van het Nederlandse aandeel gaat € 78 mln naar de onderdelen INTERREG IV-B (transnationale samenwerking) en INTERREG IV-C (interregionale samenwerking), de onderdelen waarvoor de Minister van VROM in Nederland coördinerend bewindspersoon is. Dit geld vormt samen met de «bijdrage» van andere lidstaten de begroting per programma. Er is geen sprake van trekkingsrechten per lidstaat: gelden worden toegekend aan de kwalitatief beste samenwerkingsprojecten.

Een gedeelte van de € 78 miljoen wordt besteed aan de technische bijstand van INTERREG. Hiermee worden de kosten betaald om de programma’s uit te voeren (dit gebeurt door de hiervoor ingestelde internationale secretariaten). In de INTERREG programma’s is dit (maximaal) 6% van het totale budget. De technische bijstand bestaat uit een EFRO-deel en een bijdrage van de lidstaten.

De programma’s zijn in het najaar van 2007 door de Europese Commissie goedgekeurd.

• Voor de nieuwe INTERREG IV programma’s (2007–2013) is VROM alleen verantwoordelijk voor de Nederlandse partners;

• Als er door de Europese Commissie geld teruggevorderd wordt van de INTERREG programma’s, dan dient dit in enkele gevallen door de lidstaten zelf bekostigd te worden. De wijze van berekening verschilt per programma maar komt neer op «hoe groter het aandeel (financieel of ten aanzien van aantallen partners uit desbetreffend land) hoe hoger de bijdrage» aan de Commissie.

Nederlandse organisaties kunnen binnen een INTERREG-project naast een Europese bijdrage ook van het Rijk financiële ondersteuning ontvangen, mits de projecten uitvoering geven aan de Nota Ruimte. De regeling hiervoor heet CETSI (Cofinanciering Europese Territoriale Samenwerking INTERREG) en deze wordt uitgevoerd door SenterNovem. Het geld dat hiervoor ter beschikking is gesteld bedraagt in totaal € 12 mln.

Meetbare gegevens

De prestaties in 2010 zijn:

• Afronden INTERREG IIIB programma’s/projecten Noordzeeregio en Noordwest Europa;

• In uitvoering zijn van INTERREG IV projecten binnen B en C met Nederlandse deelname;

• Hoge deelname van Nederlandse organisaties in INTERREG IV-B en INTERREG IV-C;

• In uitvoering komen van INTERREG IV-B-projecten die uitvoering geven aan Nota Ruimte.

Indicatoren

Tabel 7.3. Prestatie-indicatoren
Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefw. 1PeriodeStreefw. 2Periode
In uitvoering zijn van INTERREG IV projecten binnen B en C met Nederlandse deelname020076020101502013
Deelname van Nederland in INTERREG IV B.02007n.v.t.n.v.t.In de top 4 2013
In uitvoering komen van INTERREG-projecten die uitvoering geven aan NR02007152010402013

Bron: VROM-interne administratie

7.3. Overzicht beleidsonderzoeken

Tabel 7.4. Overzicht onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAlgemeen doel/Op. doelA StartB Afgerond
Overig evaluatieonderzoekCDM: Monitoring CDM hoeveelheid geleverde CERs in kader van de Kyoto doelstellingOD 7.2.1A 2010B 2010
    
 Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken: Onderwerp volgt na KopenhagenOD 7.2.3A 2e helft 2011B 2012
    
 Interreg: geëvalueerd zal worden of de genoemde prestaties voor INTERREG III en INTERREG IV behaald zijn en in hoeverre de prestatie-indicatoren voldoen aan de streefwaarden voor 2010 en of de streefwaarden voor 2013 haalbaar lijken.OD 7.2.4A 2011B 2011

Artikel 9. Handhaving en toezicht

9.1. Algemene beleidsdoelstelling

9.1.1. Informatiegestuurd toezicht en handhaving

Omschrijving

Wet- en regelgeving zijn belangrijke instrumenten voor de realisatie van het beleid. Uitvoering en naleving van wetten en regels zijn pijlers van onze rechtsstaat. Burgers, bedrijven en instellingen zijn primair zelf verantwoordelijk voor de naleving van regelgeving. Toezicht en zonodig handhaving moeten er voor zorgen dat zij hun verantwoordelijkheid nemen. Toezicht en handhaving zijn daarom essentiële onderdelen van de VROM-beleidscyclus. Hierbij gaat VROM, in lijn met het kabinetsbeleid, in beginsel uit van vertrouwen in de burger en bedrijfsleven. Op deze manier kan een bijdrage worden geleverd aan het terugdringen van de administratieve lasten.

De VROM-Inspectie (VI) realiseert toezicht en handhaving binnen haar organisatie door landelijke programmasturing, prioritering van taken, informatiegestuurd toezicht en doordachte, passende interventies per doelgroep. Naast het uitvoeren van feitelijk toezicht en handhaving (bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden) bevordert de VI dat het stelsel van de VROM-regelgeving werkt. In het kader van deze stelselverantwoordelijkheid bevordert de VI de naleving door zich te richten op het ondersteunen van de naleving- en uitvoeringspraktijk en het bewaken van de kwaliteit van de uitvoering. Daarbij richt de VI zich op de realisatie van rijksdoelstellingen. Beleidsadviezen, onderzoek, de oog en oor functie en feedbacksignalen van de Inspectie leveren een bijdrage aan de realisatie van de beleidsdoelen voor de Minister van VROM en de Minister voor WWI. De VI zorgt voor voldoende flexibiliteit om goed te kunnen inspelen op incidenten en nieuwe politieke en maatschappelijke prioriteiten.

De VI wordt omgevormd naar een baten-lastendienst, zodat de VI zakelijk, in opdracht van het beleid, haar taken uitvoert. Hiermee komen toezicht en handhaving in een logisch verlengde te liggen van het beleid. Het jaarcontract van de VI komt in samenspraak met de beleidsdirecties tot stand.

Om de toezichtlast te beperken, baseert de VI het toezicht onder meer op interne toezichtsystemen bij bedrijven, branches en instellingen. De daarvoor beschikbare informatie gebruikt de VI ook voor haar eigen toezicht om dubbele bevragingslast te voorkomen. Bij deze vorm van systeemtoezicht die uitgaat van vertrouwen, past ook het op gezette tijden uitvoeren van realitychecks. Een zelfde tendens is herkenbaar in de toezichtrelatie met andere overheden.

Steeds meer komen regels uit Europa. Dat betekent dat Nederland dáár invloed uit moet zien te oefenen. Dat doet Nederland door mee te werken aan handhaafbare, uitvoerbare en fraudebestendige regelgeving en in te zetten op een Europese structuur van handhaving en toezicht. Het creëren van een «level playing field», waarin bedrijven en instellingen recht hebben op een gelijke behandeling in welke lidstaat ze ook werken, is van groot belang voor een goed functionerende handhaving.

Bijdrage

De VI levert een bijdrage aan het verbeteren van het toezichtbestel door onder meer:

• Inrichten van het toezicht volgens de uitgangspunten van het programma «Vernieuwing Toezicht». Eén-loket aanpak en vermindering toezichtlast; het regisseren van landelijke samenwerking tussen toezichthouders, zoals bij ketenhandhaving en informatie-uitwisseling; zie voorts ook 9.1.2;

• Toezicht op maat. Loslaten waar het kan, bestuurs- of strafrechtelijk ingrijpen als het moet;

• Prioriteren op basis van maatschappelijke en/of politieke wensen, de Nalevingstrategie (NLS), signalen en incidenten. Met behulp van de NLS stelt de VI jaarlijks op basis van een berekening van risico’s en naleeftekorten vast welke onderwerpen prioriteit moeten krijgen bij de handhaving. Hierbij spelen effecten op gezondheid, veiligheid, duurzaamheid en sociaal maatschappelijke aspecten een belangrijke rol;

• Uitvoeren van thematisch en systematisch onderzoek naar het naleefgedrag van bedrijven, instellingen en burgers;

• Ontwikkelen van een informatiearrangement voor interbestuurlijke informatie en verantwoording;

• Ondersteuning van de provincies bij het opzetten van selectief interbestuurlijk toezicht op de gemeenten;

• Bevorderen van een adequate invulling van de politiemilieutaak;

• Investeren in en onderhouden van het regionale netwerk ten behoeve van optimalisering van de naleving en inzicht in potentiële risico’s;

• De VI behandelt daarnaast jaarlijks ruim 1400 burgerbrieven over VROM-onderwerpen.

Verantwoordelijkheid

De Ministers van VROM en voor WWI zijn verantwoordelijk voor:

• Rechtstreeks toezicht op de naleving van VROM wet- en regelgeving waarvoor het Rijk het bevoegd gezag is;

• Het goed functioneren – als medewetgever – van het stelsel op het gebied van toezicht en de bestuursrechtelijke handhaving.

De Minister van VROM is verantwoordelijk voor het goed functioneren van het systeem van de bestuursrechtelijke handhaving en is beleidsmatig verantwoordelijk voor de terreinen ruimte en milieu. De Minister voor WWI is beleidsmatig verantwoordelijk voor wonen, wijken en bouwen. De Minister van Justitie is verantwoordelijk voor de strafrechtelijke handhaving.

Externe factoren

Het behalen van deze algemene beleidsdoelstelling hangt af van de implementatie van het kabinetsstandpunt op de commissies Oosting en Mans en de Omgevingsvergunning, de internationalisering van het toezicht, en de tendens van de schaalvergroting van bedrijven. Het kabinetsstandpunt op de commissies Oosting en Mans betreft een samenhangende visie op de verbetering van de uitvoering van de vergunningverlening, toezicht en handhaving op het terrein van de regelgeving van VROM. Deze is gericht op de inrichting van het toezichtstelsel in lijn met de adviezen over interbestuurlijk toezicht. De voortvarendheid waarmee de gezamenlijke overheden komen tot de inrichting van robuuste uitvoeringorganisaties, de verbetering van de horizontale verantwoording en de ontwikkeling van informatiearrangementen voor interbestuurlijke gegevens en voor operationele handhavingsgegevens bepalen de mate waarin de VI haar stelselrol met zo min mogelijk toezichtlast kan uitvoeren. Het Landelijk Overleg Milieuhandhaving (LOM) is het managementplatform dat zich richt op de uitwisseling van kennis en ervaring en de gezamenlijke uitvoeringspraktijk van milieubeleid en -regelgeving. De inspecteur-generaal van VROM is voorzitter van het LOM.

Meetbare gegevens

De gedragsverandering van de onder toezichtgestelde en toename van kennis van de VROM-regels bevorderen de uitvoering en de naleving. In 2010 zal de VI zich verder voorbereiden op omvorming tot een baten-lastendienst. Van een baten-lastendienst worden prestatie-indicatoren verlangd. Die zullen in het komende jaar in samenwerking met de opdrachtgever ontwikkeld worden.

Daarnaast wil de VI met de rapportage Staat van Toezicht voorzien in een instrument waarmee de ontwikkelingen in de kwaliteit van de leefomgeving, de staat van de naleving en de bijdrage van het toezicht op de VROM wet- en regelgeving in beeld worden gebracht.

Wat betreft het meten van effecten zal de VI aansluiten bij de ontwikkelingen in Inspectieraad verband. Met het meerjarenprogramma «Effecten van toezicht» wil de Inspectieraad de rijksinspecties stimuleren en ondersteunen in het ontwikkelen van effectmeting. Door middel van pilots zullen proefondervindelijk ervaringen bij verschillende Inspecties worden uitgewisseld en vergeleken.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 9.1. Handhaving en toezicht
x € 1 0002008200920102011201220132014
Verplichtingen:62 17259 13157 70355 25755 14955 21955 218
Uitgaven:63 18358 69857 69055 25755 14955 21955 218
Waarvan juridisch verplicht  11 02311 00011 00011 00011 000
Programma:21 39420 19619 64818 72218 37518 39318 393
 Bevorderen naleving wetgeving voor Wonen, Wijken en Integratie:1 177731731731731731731
        
 Bevorderen naleving wetgeving voor Milieu en Ruimte:10 13110 0229 3868 7788 3688 3858 385
        
 Bevorderen samenwerking methodiek en strategie:1 5562 5322 6042 6112 6112 6112 611
        
 Crisismanagement organiseren:7 0595 7805 7785 4565 5185 5195 519
        
 Opsporen en bestrijden van fraude:1 4711 1311 1491 1461 1471 1471 147
Apparaat:41 78938 50238 04236 53536 77436 82636 825
Ontvangsten:1 881882882882882882882

Grafiek 9.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2010

kst-32123-XI-2-16.gif

Operationeel doel:

1. Bevorderen naleving wetgeving voor Wonen, Wijken en Integratie

2. Bevorderen naleving wetgeving voor Milieu en Ruimte

3. Bevorderen samenwerking methodiek en strategie

4. Crisismanagement organiseren

5. Opsporen en bestrijden van fraude

Toelichting:

Bij de VROM-Inspectie heeft een aanzienlijk deel van de juridische verplichtingen een relatie met de jaarlijkse opdracht (circa € 8 mln) aan het RIVM.

9.2. Operationele doelstellingen

9.2.1. Bevorderen naleving wetgeving voor Wonen, Wijken en Integratie

Motivering

Bijdragen vanuit de inspectierol aan het bereiken van de beleidsdoelen op het gebied van Wonen, Wijken en Integratie die geformuleerd zijn in de beleidsartikelen van WWI.

Instrumenten

• Handhavingsonderzoek;

• Compliance assistance;

• Audits bij andere overheden;

• Toezicht;

• Bestuursdwang/dwangsom;

• Opsporing.

Doelgroepen

Bedrijven, burgers, andere overheden.

Meetbare gegevens

De belangrijkste prestaties voor 2010 zijn:

Bouwen aan Kwaliteit en Wonen,

• Bouwen (nieuwbouw) en Wonen (bestaande bouw): Stimuleren van een brandveilige, constructieveilige en energiezuinige bouw door:

– onderzoek naar de constructieve veiligheid van gebouwen;

– monitoren van de landelijke actieagenda constructieve veiligheid;

– onderzoek naar de brandveiligheid van gebouwen voor grote menigten en minder zelfredzame gebruikers;

– onderzoek naar de naleving van regels voor energielabels.

• Handhaving bij misbruik van de CE-markering van bouwmaterialen;

• Nagaan of afspraken die gemaakt zijn ten aanzien van huisvesting van statushouders worden uitgevoerd door gemeenten en provincies;

• Toezicht op de integriteit van de woningcorporatiesector door: in werking hebben van een meldpunt, analyse van risicofactoren en individueel en thematisch onderzoek bij corporaties aan de hand van deze risicofactoren.

9.2.2. Bevorderen naleving wetgeving voor Ruimte

Motivering

Bijdragen aan het behalen van de doelstellingen op het gebied van Ruimte, die geformuleerd zijn in de desbetreffende beleidsartikelen van VROM.

Instrumenten

• Handhavingsonderzoek;

• Compliance assistance;

• Audits bij andere overheden;

• Toezicht;

• Bestuursdwang/dwangsom;

• Opsporing.

Doelgroepen

Bedrijven, burgers, andere (internationale) overheden.

Meetbare gegevens

De belangrijkste prestaties voor 2010 zijn:

• Thematisch toetsen van de doorwerking van het Rijksbeleid ten aanzien van geluid en luchtkwaliteit bij provincies en gemeenten in de ruimtelijke planvorming;

• Behartigen van nationale ruimtelijke belangen door een preventieve planbeoordeling van nieuw vast te stellen bestemmingsplannen. Dit gebeurt aan de hand van een selectieve toetslijst, waarbij onder andere aandacht uitgaat naar landschap (verrommeling), natuur, lokale milieukwaliteit en externe veiligheid in bestemmingsplannen. Naar verwachting worden circa 2 000 plannen beoordeeld. Bij een deel daarvan zullen interventies nodig zijn;

• Thematisch onderzoek naar de doorwerking van de nieuwe AMvB Ruimte ten aanzien van rijksdoelen; waaronder de afspraken die in het kader van Mooi Nederland zijn gemaakt over bedrijventerreinen.

9.2.3. Bevorderen naleving wetgeving voor Milieu

Bijdragen vanuit een Inspectierol aan het behalen van de doelstellingen op het gebied van Milieu, die geformuleerd zijn in de beleidsartikelen van VROM. Deze houden in:

• De juiste condities scheppen voor een goede milieukwaliteit in de bebouwde omgeving;

• De adaptatie aan de klimaatverandering en de beperking van de grootschalige luchtverontreiniging;

• Het verbeteren van de milieukwaliteit van water en bodem;

• Het verminderen van de schadelijke effecten van luchtverontreiniging en geluidhinder op de gezondheid en het welzijn van mensen;

• Het verminderen van de risico’s van stoffen, afval en straling;

• Het realiseren van een internationaal gelijk speelveld (level playing field) door de organisatie van het toezicht in EU te verbeteren;

• Het verminderen van de risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen.

Instrumenten

• Handhavingsonderzoek;

• Compliance assistance;

• Audits bij andere overheden;

• Toezicht;

• Bestuursdwang/dwangsom;

• Opsporing.

Doelgroepen

Bedrijven, burgers, andere (internationale) overheden.

Meetbare gegevens

De belangrijkste prestaties voor 2010 zijn:

Veiligheid, explosieven en buisleidingen

• De gezamenlijke aanpak van politie, Vliegende brigade Vuurwerk en VROM-IOD richt zich vooral op de illegale spelers binnen de vuurwerkbranche;

• Uitvoeren van toezichtsacties op defensieterreinen;

• Uitvoeren van toezichtsacties op «bijzondere inrichtingen» waarvoor VROM ook bevoegd gezag is (5 inrichtingen, waaronder inrichtingen van TNO en Domeinen);

• Toezicht uitvoeren op de Wet explosieven civiel gebruik. Het totaal aantal bedrijven is circa 150. Bij een steekproef zal toezicht worden gehouden en nazorg verricht;

• Toezicht uitvoeren op het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit risico zware ongevallen, gericht op veiligheid van inrichtingen en het transport van gevaarlijke stoffen (mede in het licht van het concept-Besluit transportroutes externe veiligheid) in relatie tot ruimtelijke ordening;

• Toezicht op de naleving door de exploitanten van buisleidingen in het kader van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (AMvB Buisleidingen);

• Monitoringscontroles in het kader van Security-Vitaal bij bedrijven uit de sector chemie, die daartoe een convenant hebben ondertekend.

• Aansluiting frontoffice chemie bij Besluit risico zware ongevallen (Brzo)-bedrijven.

Klimaat, luchtverontreiniging en energie (IPPC/TOP/EPRTR)

• Stimuleren van het naleven van wettelijk verplichte eisen energiebesparing in het kader van het klimaatakkoord;

• Toetsing bij lopende vergunningverlening van grote bedrijven, zoals Brzo-bedrijven (Besluit risico zware ongevallen) en grote luchtemittenten, of in voldoende mate met de belangrijkste aspecten van het rijksbeleid (zoals emissie-eisen en externe veiligheid) en Europese richtlijnen rekening is gehouden (doelgroep 150 grote bedrijven). Als dit onvoldoende het geval is zal de VI gericht adviseren en zo nodig bezwaar en beroep aantekenen;

• Binnen het domein chemie spant de VI zich in voor een verdere vermindering van de toezichtlast bij 120 producenten van basischemicaliën samen met andere rijks- en regionale overheden. Speerpunten hierbij zijn de verdere ontwikkeling van systeemtoezicht, het verder verkennen van de mogelijkheden om bij toezicht gebruik te maken van een concernaanpak, samenwerking, deskundigheidsbevordering.

Veilige stoffen en producten

• Handhaving REACH-Verordening: uitvoering van het handhavingsprogramma voor 2010. Hierin is onder meer opgenomen de bijdrage aan Europese handhavingsprojecten in EU-verband, evenals concrete handhavingsprojecten. De handhavingsprojecten zijn gebaseerd op eenduidig toezicht (zie brief van VI aan: Kamerstukken II, 2008–2009, 30 600, nr. 14);

• Toezicht Asbest: omvat activiteiten in het kader van de samenwerking en ketenhandhaving, asbestwegen en afhandeling van signalen/meldingen en klachten;

• VI coördineert het toezicht op biociden dat samen met Voedsel en Waren Autoriteit, Arbeidsinspectie, Inspectie Verkeer en Waterstaat en de waterschappen wordt uitgevoerd conform het Handhavingsprogramma 2008–2011. In 2010 wordt het Handhavingsprogramma geactualiseerd. Toezicht biociden vindt plaats bij geselecteerde doelgroepen en leveranciers;

• Toezicht op Besluit GGO bij ingeperkt gebruik, veldproeven, gentherapie en markttoelating. Mogelijk nieuwe accenten op invoering herziene regelgeving en niet tot de markt toegelaten GGO’s;

• Voortzetting van de uitvoering motie Poppe/Boelhouwer inzake gegaste containers (controle van 1 000 containers door een handhavingsteam waarvan de VI deel uitmaakt).

Afval, Water en BodemAfval

• Uitvoering van gerichte handhavingacties in samenwerking met onder andere de Douane en optreden tegen de illegale situaties op basis van de Europese Verordening voor de Overbrenging van Afvalstoffen (EVOA), vooral in niet-OESO-landen;

• Uitvoering van diverse activiteiten gericht op naleving van de productbesluiten en het bevorderen van materiaalhergebruik; op basis van monitoring wordt bezien of de doelstellingen uit het besluit verpakkingen met betrekking tot glas, papier, metaal en kunststof worden gehaald;

• Het vormgeven van een integrale ketenbenadering bij prioritaire stromen in het kader van het tweede Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) ten behoeve van gerichte handhaving en vermindering van milieubelasting bij risicovolle schakels in de keten;

• Verdere afstemming in het kader van de frontoffice afval voor naar schatting 3 000 afvalverwerkende bedrijven en enkele branches met andere rijks- en regionale overheden, gericht op meer effect van het toezicht en minder toezichtlast.

Water (Drinkwater en Legionella)

• Het voorbereiden van de uitvoering van een benchmark drinkwaterbedrijven op basis van de nieuwe Drinkwaterwet;

• Toezicht op de drinkwaterbedrijven door uitvoering van systeemtoezicht, outputcontroles en periodiek overleg, met specifieke aandacht voor de kwaliteit van het geleverde drinkwater (inclusief naleving van de Regeling materialen en chemicaliën) en de omgang met incidenten en calamiteiten;

• Uitvoering van de meerjarenafspraken Interventiestrategie legionellapreventie en rapportage daarvan. De drinkwaterbedrijven controleren circa 4 000 prioritaire instellingen in 2010. De VI zal handhavend optreden, volgens ervaring is dat bij circa 20% van de gecontroleerde instellingen nodig;

• Afhandeling van naar verwachting ruim 5 000 overschrijdingen van de norm voor legionella, waarbij deze afhandeling, afhankelijk van de ernst, bestaat uit registratie tot nadere inspectie;

• Het stimuleren van adequate registratie van en toezicht en handhaving op natte koeltorens.

Bodem (Besluit bodemkwaliteit, inclusief Kwalibo)

• Afspraken maken met handhaving- en netwerkpartners over rollen, taken, en informatie uitwisseling om ketenhandhaving van grondstromen vorm te kunnen geven;

• Afhandeling en analyse van signalen over misstanden op bodemgebied. Deze signalen komen binnen bij het Toezichtloket Bodem dat wordt beheerd door de VI en de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW);

• Het achterhalen van overtreders via risicoanalyses in branches en ketens en het structureel vormgeven van samenwerking in interventieteams;

• Advisering over de integriteit van bodemintermediairs die een erkenning aanvragen bij SenterNovem/Bodem+;

• Het stimuleren van de lokale bodembeheerders tot het adequaat invullen van hun verantwoordelijkheid; door verdere invulling van de stelselrol ook andere zwakke schakels in de keten identificeren.

Nucleaire industrie en straling

• Toezicht bij afvalverwerkende inrichtingen ten aanzien van radioactief besmet schroot (circa 450 meldingen per jaar) en apparatuur met stralingsbronnen (ziekenhuizen);

• De VI coördineert de frontoffice nucleair waarin het rijkstoezicht op acht nucleaire installaties wordt gecoördineerd;

• Toezicht op de naleving van de Kernenergiewet (Kew) gericht op kerncentrales en kernafval, onderzoeksreactoren en verrijking, en andere installaties, waar splijtstoffen worden gebezigd. Het toezicht op deze installaties is gericht op continue verbetering van de nucleaire veiligheid.

Versterken van het internationale milieubeleid

• Initiëren en uitvoeren in Europa van een reeks internationale handhavingacties, gericht op het creëren van een «level playing field» op het gebied van de handel in GGO’s, chemische stoffen en afvalstoffen;

• Versterken van de internationale samenwerking door gezamenlijke acties en inspecties waarbij kennis en informatie wordt uitgewisseld. Dit gebeurt bij de handhaving van de EVOA in het kader van IMPEL-TFS (The European Union Network for the Implementation and Enforcement of Environmental Law, Transfrontier Shipments of Waste);

• Versterken van Europese milieuhandhaving door de verdere uitbouw van IMPEL als internationale vereniging van Europese milieuautoriteiten, uitvoeren van internationale projecten gericht op het verbeteren van de organisatie van het toezicht in de EU-lidstaten en daarmee het creëren van een level playing field, bijdragen aan de verdere ontwikkeling van Europese kwaliteitscriteria voor milieu-inspecties;

• Versterken van het INECE-netwerk (International Network for environmental Compliance and Enforcement); dit betreft dus het mondiale handhavingsnetwerk;

• Promoten en gebruiken van de door IMPEL ontwikkelde uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidtoets in nauwe samenwerking met het EPA Network (Network of the Heads of Environment Protection Agencies) en de Europese Commissie.

Nalevingsindicatoren

De VI verantwoordt zich jaarlijks over de verrichte toezichtsactiviteiten. Vanaf 2004 is geprobeerd ook het effect daarvan in de begroting in beeld te brengen in de vorm een enkelvoudig nalevingscijfer op een aantal domeinen. Intussen leert de ervaring dat een dergelijk geaggregeerd cijfer de resultaten van het toezicht en het nalevingsgredrag niet goed en consistent weer kan geven.

Per 2010 worden deze enkelvoudige naleefcijfers daarom vervangen door themarapportages «Staat van Toezicht», die meer ruimte bieden voor dynamiek en detaillering. Jaarlijks zal voor steeds wisselende thema’s een (cijfer)overzicht worden gegeven van toezichtsinspanningen, naleving en het feitelijke effect. Deze rapportagevorm sluit aan bij de themagerichte werkwijze die de VROM-Inspectie heeft en past daarmee ook beter bij het werken in opdracht van beleid. De themarapportages geven tevens invulling aan de ministeriële stelselverantwoordelijkheid, omdat ze het toezicht in de gehele keten betreffen.

Onderstaande tabel geeft aan op welke thema’s in 2010 rapporten beschikbaar zullen zijn.

Tabel 9.2. Nalevingsindicatoren
Onderwerpoude methodieknieuwe methodiek
 DoelNaleefindicatorMeting 2005Meting 2006Meting 2007Waarde 2008StreefwaardeThema Rapport «Staat van Toezicht»
AfvalEVOA: naleving van regels voor de export van risicovolle afvalstromen% van het totaal aantal kilo’s afval dat is geëxporteerd naar niet-OESO-landen dat voldoet aan alle kernbepalingen EVOA244479*8090ja
         
Nucleair en stralingKEW: % naleving door afvalverwerkers radioactief besmet schroot% van de detectieplichtige schrootbedrijven dat bij controle voldoet aan de vier kernvoor- schriften35 355590ja
         
VuurwerkVuurwerkbesluit % naleving door vuurwerkbedrijven% op basis van risicoanalyse geselecteerde producten die voldoen aan de veiligheidseisen868455** 90ja
         
Milieugevaarlijke stoffenWlv Besluit zwavelgehalte brandstoffen zee-scheepvaart territoriale wateren.% in Nederlandse territoriale wateren aangemeerde zeeschepen dat voldoet aan het Besluit zwavelgehalte zeeschepen63(95% tussen 32 en 57%)81(95% tussen 76 en 87%83(95% tussen 78 en 88%)7090nee, wel Europese rapportageverplichting***

* Het EVOA-regime is halverwege 2007 gewijzigd. Voor enkele stromen is een lichter regime gaan gelden, voor andere een zwaarder. Verbeterd inzicht heeft geleid tot een andere interpretatie van de aan de indicator ten grondslag liggende gegevens. De stijging van het nalevingspercentage kan deels hiermee te maken hebben.

** Niet geconcludeerd kan worden dat het nalevingsgedrag verslechterd is. De selectie van te controleren producten is gebaseerd op risicoanalyse. Er is meer kennis over vuurwerk verkregen, waardoor de risicoanalyse beter kon worden uitgevoerd. Daardoor is er een grotere pakkans bij geselecteerde producten.

*** Voor deze wettelijke taak wordt in verband met een Europese rapportageverplichting jaarlijks dezelfde meting verricht

9.2.4. Bevorderen samenwerking, methodiekontwikkeling en strategie

Motivering

Transparant en eenduidig keuzes maken en verantwoording afleggen over de uitvoering en effecten van het bevorderen van de naleving van VROM wet- en regelgeving. De samenwerking met en het toezicht op andere overheden vernieuwen, om daarmee de toezichtlast voor bedrijven en andere overheden te verminderen en het rijkstoezicht te uniformeren.

Instrumenten

Strategie en methodiekontwikkeling, HUF-toetsen en onderzoek

Meetbare gegevens

De belangrijkste prestaties voor 2010 zijn:

• De bijdragen van de VI aan de verantwoording van de Kaderstellende Visie op Toezicht (KVoT II) en IMPEL zijn goed en betrouwbaar;

• De VROM-Nalevingstrategie zal verder verbeteren door aan te sluiten bij de programma’s van de VI en de daarbij behorende doelgroepen. Deze levert de onderbouwing met feitelijke gegevens van de ingeschatte risico’s ten behoeve van de programma’s van de VI in 2010;

• Implementatie van afspraken tussen beleid en Inspectie over toepassing van de handhaafbaarheids-, uitvoerbaarheids- en fraudebestendigheidstoets bij nieuwe regelgeving;

• De professionalisering van de milieuhandhaving van andere overheden (gemeenten en provincies) opschalen; gemeenten worden beter geëquipeerd voor de nieuwe wet- en regelgeving zoals de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Activiteitenbesluit, het Gebruiksbesluit en de complexe Europese regelgeving; provincies worden beter toegerust om zowel de eigen uitvoeringstaak als de interbestuurlijk toezichttaak op gemeenten te kunnen uitoefenen. De uiteindelijke verantwoordelijkheidsverdeling binnen het stelsel van VROM uitvoering en handhaving is afhankelijk van de visie van de koepelorganisaties en de afspraken die de minister daarover maakt. Hierbij wordt rekening gehouden met de kwaliteitscriteria en structuur voor uitvoeringsorganisaties en de bevoegdhedenverdeling zoals die geformaliseerd wordt in de Wabo;

• Voortzetting van samenwerking bij de landelijk meerjarig geldende prioriteiten van de milieuhandhavingspartners zoals afgesproken in het Landelijk Overleg Milieuhandhaving (LOM). Het betreft:

– asbest, bouw- en sloopafval;

– bodem- en grondstromen;

– illegaal consumentenvuurwerk;

– natuurwetgeving;

– EVOA (export van afval naar niet OESO-landen);

• Ontwikkeling van het instrument Staat van Toezicht, waarmee de kwaliteit van de leefomgeving, de staat van de naleving en de bijdrage van het toezicht op de VROM wet- en regelgeving in beeld worden gebracht. Het toezichtterrein van VROM is dermate breed dat de Staat van Toezicht in een aantal jaren wordt opgebouwd. Vanaf 2010 zullen jaarlijks twee tot drie onderwerpen worden uitgewerkt tot themarapportages.

9.2.5. Crisismanagement organiseren

Motivering

In crisissituaties optimaal en aantoonbaar voorbereid zijn en bij crises adequaat kunnen optreden. De VROM-Inspectie is verantwoordelijk voor crisismanagement op het gebied van de VROM-beleidsterreinen, onder meer voor milieu (chemisch en nucleair) en drinkwater.

Doelgroepen

Overheidsinstellingen betrokken bij de bestrijding van crises en rampen (zoals brandweer en politie), andere ministeries, internationale overheden, de betrokken VROM-organisatieonderdelen en de VN, private en publieke deskundigeninstituten.

Meetbare gegevens

De belangrijkste prestaties voor 2010 zijn:

• Het in behandeling nemen en afhandelen van circa 500 meldingen (jaargemiddelde) van (lokale, regionale, nationale en internationale) incidenten, calamiteiten en andere meldingen; waar nodig zullen andere partijen betrokken worden bij de afhandeling en de nazorg van meldingen;

• De beschikbaarheid en inzet van de Environmental Assessment Module (EAM) wanneer er onverhoopt sprake mocht zijn van een zich internationaal manifesterende humanitaire ramp met impact voor de volksgezondheid en het milieu. Tijdens die inzet zal het multidisciplinaire Beleidsondersteunend Team Milieuincidenten (BOT-mi) als backoffice fungeren;

• Het voorbereiden en uitvoeren van een aantal oefeningen om de afgesproken VROM respons procedures te testen en de betrokken VROM crisisfunctionarissen te trainen. Verder zijn er specifieke (gezamenlijke) oefeningen voor milieu, drinkwater, nucleaire en buisleiding incidenten voor het Beleidsondersteunend Team milieu-incidenten en de Eenheden Planning en Advies voor drinkwater en nucleair;

• De voorbereiding en uitvoering van een interdepartementale en multidisciplinaire nationale stafoefening nucleair (NSO-n);

• De coördinatie van het VROM-brede dossier Security en Vitaal. Dit houdt in: het verbeteren van de beveiliging van de sectoren waar VROM verantwoordelijk voor is, de kans op het misbruiken van CBRN-agentia verkleinen, en het verder bewust maken van VROM-medewerkers over het belang van dit onderwerp waaronder hoe om te gaan met gevoelige informatie.

9.2.6. Opsporen en bestrijden van fraude

Motivering

Om grove misstanden met betrekking tot de aan VROM gerelateerde wetgeving en beleidsinstrumenten tegen te gaan.

Doelgroepen

Bedrijven, corporaties en burgers.

Meetbare gegevens

Prestaties worden gemeten aan de hand van het aantal strafrechtelijke onderzoeken dat is uitgevoerd en het aantal processen-verbaal (pv’s) dat aan het OM wordt aangeleverd. De afspraken tussen de VROM-Inspectie (inclusief de VROM Inlichtingen- en Opsporingsdienst (IOD)) en het OM worden jaarlijks vastgelegd in een handhavingarrangement.

Verwacht wordt dat de uitkomst van de discussie over de uitvoering van de milieutaak van de politie invloed zal hebben op de opsporingsactiviteiten van de IOD in 2010.

De belangrijkste prestaties voor 2010 zijn:

• Uitvoeren van complexe strafrechtelijke onderzoeken voor de VROM-beleidsterreinen op basis van risicoanalyses, met specifieke aandacht voor integriteit woningcorporaties, overbrengen van afvalstoffen naar het buitenland, vuurwerk en bodem;

• Twee nieuwe beleidsterreinen worden onderzocht op fraudegevoeligheid: biociden en emissiehandel. Mogelijk krijgen deze in 2010 meer aandacht in plaats van één van bovenstaande beleidsterreinen;

• Bestendigen van een strategische informatiepositie (ontwikkelen criminaliteitsbeelden en strategische analyses).

Tabel 9.3. pv’s VROM-Inspectie
 afgesprokengerealiseerd
2006122203
2007130155
2008135136
2009155(loopt)
2010155(verwacht)

Artikel 10. Leefomgevingskwaliteit

10.1. Algemene beleidsdoelstelling

10.1.1. Verbeteren leefomgevingskwaliteit

Motivering

Dit beleidsartikel richt zich op het aanpakken van maatschappelijke opgaven waarbij zowel een ruimtelijke als een milieucomponent aan de orde is. Door de gecombineerde aanpak wordt een kwalitatieve betere oplossing geboden dan wel kan de aanpak efficiënter zijn. Het betreft het realiseren van een duurzaam gebruik van de bodem, het tegengaan van geluidhinder, de inrichting van de ruimte afstemmen op het veranderende klimaat, het realiseren van ruimte voor windenergie en de ontwikkeling van een adequaat gebiedsgericht instrumentarium.

Verantwoordelijkheid

De Minister van VROM is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van generiek en gebiedsspecifiek rijksbeleid voor het realiseren van een duurzame kwaliteit van de leefomgeving. De minister is verder verantwoordelijk voor:

• De ontwikkeling van beleid en regelgeving op het gebied van bodem, ondergrond en grondwater en let op het implementeren van de relevante Europese regelgeving op dit gebied;

• De ontwikkeling van beleid en generieke regelgeving voor het tegengaan van geluidhinder. Hierbij wordt voor het wegverkeerlawaai in gezamenlijkheid opgetrokken met de Minister van Verkeer en Waterstaat. De primaire verantwoordelijkheid voor de Wegenverkeerswet ligt bij de Minister van VenW;

• Een adequate milieukwaliteit rond de luchthavens. Daarbij wordt ook gewerkt binnen de kaders van de Luchtvaartwet. Deze wetgeving is de primaire verantwoordelijkheid van de Minister van V&W;

• De wet- en regelgeving op het terrein van de milieueffectbeoordeling (mer);

• De ontwikkeling van een adequaat gebiedsgericht instrumentarium, waarmee duurzame gebiedsontwikkeling vorm kan krijgen;

• Het faciliteren van de uitvoering van bovengenoemde onderwerpen door andere overheden, burgers en bedrijven. De Minister van VROM schept hiervoor de juiste condities;

• Daarnaast is de Minister van VROM medeverantwoordelijk voor de milieukwaliteit van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) en de Vogel en Habitat Richtlijn (VHR)-gebieden en samen met provincies en gemeenten voor de ruimtelijke inpassing van windenergie en voor de klimaatbestendige inrichting van Nederland, dit laatste ook gezamenlijk met de Minister van V&W.

Bovenstaande impliceert dat gezorgd wordt voor adequate wet- en regelgeving en voor zover van toepassing zorg wordt gedragen voor financiële middelen voor uitvoering van het beleid.

Externe factoren

Belangrijke externe factor voor het behalen van deze doelstelling is de helderheid over verantwoordelijkheden bij andere overheden en of deze in staat zijn hun wettelijke taken uit te voeren. Verder is sterk bepalend voor realisatie van de doelstelling voor een passende milieukwaliteit in de bodem en het water de economische ontwikkeling in de projectontwikkelings- en bouwsector en de investeringen in de herstructurering van stedelijk en landelijk gebied. Een externe factor die bepalend is voor het realiseren van de doelstelling op het terrein van geluid is een adequate normstelling voor (onderdelen van) voertuigen in EU- of UN/ECE-verband.

Meetbare gegevens

Meetbare gegevens zijn opgenomen bij de operationele doelen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 10.1. Leefomgevingskwaliteit
x € 1 0002008200920102011201220132014
Verplichtingen:89 970148 276260 947284 529299 146293 999294 039
Waarvan garantieverplichtingen065 34465 34465 34465 34465 34465 344
Uitgaven:187 946222 835239 481239 362244 342228 695228 695
Waarvan juridisch verplicht  231 994227 146226 482208 482187 961
Programma:187 946222 835239 481239 362244 342228 695228 695
 Realiseren duurzaam gebruik bodem, ondergrond en grondwater:148 533166 137183 739188 316195 719195 719195 719
        
 Tegengaan van geluidhinder:25 77028 14830 34631 92431 87928 87928 879
  Tegengaan van geluidhinder25 77025 14827 34628 92428 87928 87928 879
  Geluidskaarten (FES)03 0003 0003 0003 00000
        
 Realiseren ruimte voor windenergie en klimaatadaptie:10 10325 24721 70715 47813 125478478
  Kennis, onderzoek en projecten klimaat(FES)9 21424 38821 35415 00013 00000
  Overige instrumenten realiseren ruimte voor windenergie en klimaatadaptatie889859353478125478478
        
 Bevorderen adequaat gebiedsgericht instrumentarium en duurzame ontwikkeling3 5403 3033 6893 6443 6193 6193 619
Ontvangsten:23 41154 19830 56518 00016 00000

Grafiek 10.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2010

kst-32123-XI-2-17.gif

Operationeel doel:

1. Realiseren duurzaam gebruik bodem, ondergrond en grondwater

2. Tegengaan van geluidhinder

3. Realiseren ruimte voor windenergie en klimaatadaptie

4. Bevorderen adequaat gebiedsgericht instrumentarium en duurzame ontwikkeling

Toelichting per operationeel doel:

1. De juridische verplichtingen betreffen bodemsanering, waartoe op 10 juli 2009 een convenant is ondertekend, en bijdragen voor duurzaam ondernemen, milieukwaliteit en duurzaam bodemgebruik die via het ILG aan de provincies worden betaald.

2. De middelen zijn voor het merendeel verplicht via de subsidieregeling sanering verkeerslawaai.

3. De juridische verplichtingen betreffen de FES-toezeggingen Klimaat voor Ruimte en Kennis voor Klimaat.

10.2. Operationele doelstellingen

10.2.1: Realiseren van een duurzaam gebruik van bodem, ondergrond en grondwater door het ruimtelijk ordenen van de ondergrond en het wegnemen dan wel beheersen van verontreinigingen van bodem en grondwater.

Motivering

Een vitale bodem met een goed werkend bodemecosysteem is van belang voor de voedsel- en drinkwatervoorziening. Verder levert de bodem nog veel meer diensten variërend van het reguleren van stofkringlopen tot een draagfunctie voor werken en gebouwen. Door toevoeging van nieuwe functies en door bovengronds ruimtegebrek ontstaat meer druk om ook de ondergrondse ruimte te benutten. Om in de toekomst de ruimtelijke ondergrondfuncties en de bodem- en grondwatersysteemfuncties te kunnen behouden, is een duurzaam gebruik van bodem, ondergrond en grondwater wezenlijk. Daarom is het van belang de verschillende functies in de ondergrond goed op elkaar en op de eigenschappen en kwaliteit van de bodem en het grondwater af te stemmen door middel van ruimtelijke ordening. Indien door de aanwezigheid van een verontreiniging het gewenste gebruik niet mogelijk is dan zijn beheersmaatregelen of een sanering noodzakelijk. Ook in situaties waarin sprake is van actuele risico’s voor de gezondheid van mensen of aantasting van de drinkwatervoorziening zijn beheersmaatregelen of een sanering noodzakelijk.

Instrumenten

Kaders

• Wet bodembescherming (Wbb) en onderliggende regelgeving; met deze wet- en regelgeving wordt een bodemkwaliteit zonder gezondheidsrisico’s geregeld;

• Wet ruimtelijke ordening (Wro) en onderliggende regelgeving; met deze wet- en regelgeving krijgt de ruimtelijke inpassing van gesaneerde (onder)grond vorm;

• Wet milieubeheer (Wm) en onderliggende regelgeving; met deze wet- en regelgeving wordt handhaving van de milieuregelgeving (onder andere op terrein van bodem) geregeld;

• Waterwet en de daarop gebaseerde besluiten; met deze wet- en regelgeving wordt duurzaam waterbeheer geregeld;

• Bestuurlijk overleg over uitvoering van het convenant bodemontwikkelingsbeleid en de aanpak van spoedlocaties. In dit overleg wordt de voortgang van de herverdeling van verantwoordelijkheden op het terrein van de bodemsanering gevolgd.

Projecten

• Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing periode 3 (ISV-III); bijdrage aan bodemsanering tot en met 2010 (vanaf 2011 vindt financiering plaats middels een decentralisatie-uitkering);

• Wbb; bijdrage aan bodemsanering tot en met 2010 (vanaf 2011 vindt financiering plaats middels een decentralisatie-uitkering);

• Subsidies voor saneringen in specifieke sectoren; de specifieke bijdrageregeling is gericht op sanering van bedrijventerreinen;

• Subsidies aan kennisinstituten voor kennisoverdracht en kwaliteitsverbetering over gebruik bodem en water;

• Inzet door andere partijen, medeoverheden en private partijen aan de uitvoering van de bodemsanering. Het aandeel dat door andere partijen wordt ingezet voor bodemsanering wordt gemonitord.

Meetbare gegevens

Tabel 10.2. Effectindicatoren
EffectindicatorBasisjaar 20082010*2015*
Baten ten gevolg van verminderde negatieve gezondheidseffecten bij Nederlandse bevolking ten gevolge van bodemverontreiniging2008 op basis omrekenfactor uit MKBA: 100100100
Baten ten gevolg van hogere waardering van vastgoed2008 op basis van omrekenfactor uit MKBA: 606060
Bedreiging van drinkwatervoorzieningen en strategische grondwatervoorraden2008 op basis van omrekenfactor uit MKBA: 555

* Bedragen x € 1,0 mln. Het betreft bedragen berekend over een periode van 100 jaar met een discontovoet van 4%. In bedragen zit onzekerheidmarge van circa -/- 50 % tot + 50 %

Toelichting:

Uit de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) bodemsanering (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 015, nr. 14) blijkt dat bodemsanering verschillende baten oplevert. Op drie terreinen berekent de MKBA een monetair meetbare bijdrage:

• Gezondheidseffecten; door het wegnemen van bedreigingen/risico’s die gevormd worden door bodemverontreinigingen;

• Voorkomen maatschappelijke stagnatie door locaties geschikt te maken voor hergebruik;

• Veiligstellen van goede drinkwatervoorziening.

Er zijn tevens verschillende niet gemonitariseerde baten, die bijdragen aan de VROM-beleidsprioriteiten, zoals de baten beleving, gezondheidsbaten ten gevolge van andere dan de genoemde stoffen, bescherming strategische grondwaterreserves, ecologische baten (naast ecosysteemdiensten), ruimtelijke baten door uitsparen ruimtegebruik en voorkomen verrommeling en in aanvulling op de waarde van vastgoed, de hier niet gekwantificeerde effecten op de grondprijzen van niet bebouwde locaties.

Bovenstaande tabel geeft de schattingen aan gemonetariseerde baten voor het basisjaar 2008 en een doorkijk naar 2010 en 2015. De berekeningen zijn gedaan met het model uit de MKBA 2007 (PBL en RIVM).

De belangrijkste prestaties in 2010 zijn:

• De beleidsvisies van de bevoegde overheden, waaruit blijkt op welke wijze invulling is gegeven aan de afspraken uit het convenant bodembeleid, zijn beschikbaar;

• Een convenant voor projectmatige aanpak van de grootschalige grondwaterverontreiniging in de Rotterdamse haven is afgesloten;

• Het jaarverslag 2009 over de realisatie van het bodembeleid door de bevoegde gezagen (provincies en gemeenten) is uitgebracht;

• De aanbevelingen uit het rapport taskforce warmte/koude opslag zijn geïmplementeerd. In dit rapport zijn mogelijkheden opgenomen om de bodem te benutten voor de energiehuishouding.

Tabel 10.3. Prestatie-indicatoren
Prestatie-indicator 1SpoedlocatiesWerkvoorraad Te realiseren productiePeriodeStreefwaardePeriode
Bodemonderzoeken en bodemsaneringen spoedlocaties:1-1-2007:    
Beschikking risico’s en nemen maatregelen bij spoedlocaties6 5001 4552010452015
Historisch onderzoek25 000afgerond200902009
Oriënterend onderzoek11 8003 88020101202012
Nader onderzoek7 7001 9402010602015
Prestatie-indicator 2Saneringen in stedelijk gebied
Bodemonderzoeken en bodemsaneringen in stedelijk gebied:1-1-2005    
Saneringen3 00049201012030
Oriënterend onderzoek30 0001 4552010452030
Nader onderzoek7 500291201092030
Prestatie-indicator 3Saneringen in grondwaterbeschermingsgebieden
Bodemonderzoeken en bodemsaneringen in grond- waterbeschermingsgebied:1-1-2007    
Beschikking risico’s en nemen maatregelen bij spoedlocaties30021201092020
Historisch onderzoek1 2501002010252020
Oriënterend onderzoek60058201022020
Nader onderzoek40039201012020

10.2.2. Tegengaan geluidhinder

Motivering

De beleidsverantwoordelijkheid van VROM is er bij geluid, waaronder ook geluid veroorzaakt door luchtvaart, op gericht om een vermindering van de geluidsbelasting door verkeer en bedrijvigheid te realiseren om daarmee gezondheidseffecten en hinder zoveel mogelijk te voorkomen en terug te dringen. Dit draagt voorts bij aan een aantrekkelijke leefomgeving voor burgers en een goede kwaliteit van gebieden. Geluid is de bepalende milieufactor bij het beleid over luchthavens. Geluid is medebepalend voor de capaciteit van een luchthaven, geluid bepaalt de mogelijkheden voor de ruimtelijke ontwikkelingen en geluid is van grote invloed op de leefomgeving.

Instrumenten

Terugdringen van geluidhinder wordt bij voorkeur gerealiseerd via bronbeleid. Waar bronbeleid niet mogelijk is of onvoldoende soelaas biedt, worden andere instrumenten (waaronder subsidies) ingezet om verkeerslawaai te saneren.

Kaders

• Wet geluidhinder (Wgh) en onderliggende regelgeving; met deze wet- en regelgeving wordt beoogd zorg te dragen voor een geluidskwaliteit zonder gezondheidsrisico’s;

• Wet milieubeheer en onderliggende regelgeving; met deze wet- en regelgeving wordt de handhaving van milieuregelgeving (onder andere op terrein van geluid) geregeld.

• Wet Luchtvaart en Luchtvaartwet met onderliggende regelgeving, zoals het Luchthavenverkeersbesluit en het Luchthavenindelingsbesluit;

• De EU-richtlijnen en regelgeving op terrein van geluid;

• De richtlijnen typekeuringen in UN/ECE verband;

• Periodiek overleg met Verkeer en Waterstaat over voortgang geluidssanering en over het beleid ten aanzien van luchthavens;

• Periodiek overleg andere overheden over gemeentelijk, provinciaal en rijksgeluid beleid (in DUIV – overlegorgaan van DG Milieu, Unie van Waterschappen, Interprovinciaal overlegorgaan en de Vereniging van Gemeenten);

• Convenanten Schiphol (selectieve groei, beperking geluidhinder, omgevingskwaliteit);

• Afspraken over regionale luchthavens (afspraken Alders tafel).

Projecten

• Subsidies voor sanering verkeerslawaai bij «niet rijksinfrastructuur» (de Minister van VenW verzorgt geluidssanering bij rijksinfrastructuur);

• ISV-III; bijdrage verlenen aan geluidssanering tot en met 2010 (vanaf 2011 vindt financiering plaats middels een decentralisatie-uitkering);

• Innovatieprogramma gericht op toepasbaar krijgen van bronmaatregelen op lokaal niveau. Dit gebeurt als onderdeel van versterking van de bronaanpak;

• Stimulering stille banden via het project «De Nieuwe Band» en via het kader van Duurzaam Inkopen;

• Bijdragen verlenen voor het opstellen van geluidbelastingskaarten en actieplannen.

Meetbare gegevens

Aangezien er sprake is van een stabiele relatie tussen geluidbelasting enerzijds en gezondheidseffecten anderzijds kan voortgang in het beleid gevolgd worden door de ontwikkeling van de geluidbelasting. Eens in de vijf jaar vindt er onderzoek plaats naar het aantal gehinderden door geluid gespecificeerd naar de bron. De rapportage van het RIVM is in het najaar 2009 beschikbaar. De effectindicator is dat het aantal geluidgehinderden, inclusief het aantal gehinderden als gevolg van luchtvaartlawaai, niet toeneemt.

Tabel 10.4. Effectindicatoren
EffectindicatorBasisjaarStreefwaarde 1PeriodeStreefwaarde 2Periode
Aantal geluidgehinderden–(2009)geen toename2010geen toename2020
Aantal gehinderden Schiphol239 500 (2007)gelijk of afnametot 2020– 5%2020

Het gelijkwaardigheidprincipe is bij de ontwikkeling van het beleid voor Schiphol het uitgangspunt. Dit principe houdt in dat, bij wijziging van regelgeving of uitvoeringsbesluiten, de geluidbelasting geen extra overlast (gezondheidsschade en hinder) veroorzaakt, in casu bepaalde geluidscontouren niet meer mensen gaan omvatten. In het Alders-advies is daarnaast opgenomen dat het aantal gehinderden in 2020 met 5% is afgenomen ten opzichte van het aantal in 2007 (239 500).

De inzet van VROM ten behoeve van het terugdringen van de negatieve effecten vanwege de NAVO-vliegbasis Geilenkirchen is, in samenwerking met het ministerie van Defensie, gericht op de uitvoering van de motie Neppérus Samsom, waarbij het aantal vliegbewegingen wordt beperkt en met zo stil mogelijke vliegtuigen wordt gevlogen. De inzet is om de geluidsoverlast in 2012 met 35% te verminderen ten opzichte van het maximaal aantal toegestane vliegbewegingen (3 600). VROM richt zich daarbij tevens op de Europese Commissie om de mogelijkheden na te gaan om onderdelen van EU-regelgeving van toepassing te verklaren op de AWACS-vliegtuigen.

Het is verder van belang om zorg te dragen voor minimaal een gelijkblijvend oppervlakte stilte gebied in de Ecologische Hoofd Structuur (EHS).

Tabel 10.5. Effectindicatoren
Effectindicator200020042010 (streefwaarde)
Oppervlakte EHS-gebied met lawaai geringer dan 39 dB Lden2 310 km22 333 km2≥ 2 310 km2

De belangrijkste prestaties in 2010 zijn:

• De wijziging van de regelgeving voor de Rijksinfrastructuur (introductie geluidproductieplafonds) door opname in de Wm en onderliggende regelgeving is afgerond;

• De wetswijziging voor industrielawaai gericht op oplossing van het probleem van industrieterreinen die ten onrechte akoestisch «op slot zitten» is inwerking getreden. Daarnaast de uitwerking van een wetsvoorstel in 2010 voor de overige infrastructuur;

• Een Innovatieprogramma geluid stedelijk gebied is gestart;

• Het experiment met nieuw normen- en handhavingsstelsel voor Schiphol is gestart;

• In samenwerking met regiopartijen is een gebiedsvisie Schiphol opgesteld;

• Een besluit over te hanteren beoordelingssystematiek en normering van laag frequent geluid is genomen;

• Een evaluatie naar beperkingengebieden Schiphol (luchtvaartindelingsbesluit) is uitgevoerd.

Tabel 10.6. Prestatie-indicatoren
Prestatie-indicator  
aantal woningent.g.v. rijksinfrastructuurt.g.v. andere infrastructuurTotaal
rijkswegen (incl betreffend deel A-lijst)spoorwegen (incl Raillijst)A-lijstOverig
Totaal111 60073 00077 500335 000597 100
uitgevoerd 1980–1990 (schatting)40 0008 50040 00088 500
uitgevoerd 1990 t/m 31-12-200856 00015 50041 37071 000183 870
uitvoering gepland 20091 5005603 6406006 300
uitvoering gepland 20101501 6003 9603506 060
Gepland restant per 31-12-201013 95046 84028 530223 050312 370
Gepland restant per 31-12-2020nnbnnb

Bij de tabel zijn nog de volgende kanttekeningen te plaatsen:

• De meldingen van gemeenten voor wegverkeerslawaai zijn nog niet allemaal gecontroleerd, zodat de aantallen nog onder voorbehoud zijn;

• De bovenstaande tabel geeft een overzicht van alle saneringswoningen. In vorige begrotingen was nog uitsluitend een schatting opgenomen van de saneringswoningen met een geluidsbelasting hoger dan 65 dB(A). Dat nu alle woningen kunnen worden opgenomen, is op de eerste plaats omdat alle gemeenten tot uiterlijk 31 december 2008 hun laatste saneringswoningen vanwege wegverkeerslawaai hebben gemeld. Voor spoorweglawaai was de uiterste meldingsdatum 31 december 2006. Dat betekent dat de saneringsomvang nu definitief bepaald is;

• De voortgang van de A-lijst is de voortgang op basis van wat een gemeente had kunnen doen met de beschikbare middelen (nominale voortgang), deze voortgang kan afwijken van de werkelijke voortgang. Voor de overige sanering (anders dan vanwege rijksinfrastructuur) geldt dat de middelen voor de A-lijst via het ISV worden verdeeld, zodat ook deze categorie apart is opgenomen;

• In de tabel is verder rekening gehouden met de toekomstige wetswijziging waarin de sanering vanwege de rijksinfrastructuur onder verantwoordelijkheid van de Minister van Verkeer en Waterstaat zal gaan vallen. De in de Nota Mobiliteit opgenomen doelstelling is dat deze sanering van rijksinfrastructuur uiterlijk in 2020 zal zijn afgerond.

10.2.3. Realiseren van ruimte voor windenergie en klimaatadaptatie

Motivering

De inrichting, het gebruik en het beheer van de Nederlandse ruimte wordt afgestemd op het veranderende klimaat zodanig dat de kansen van klimaatverandering optimaal benut kunnen worden en de bedreigingen zoveel mogelijk worden beperkt. Daarbij is nader onderzoek noodzakelijk om met meer zekerheid uitspraken te kunnen doen over de gevolgen van de klimaatverandering. Voor klimaatadaptatie is de beleidsinzet gericht op het voorkomen van gezondheidsschade en het voorkomen van economische schade. Windenergie levert een belangrijke bijdrage aan de bestrijding van klimaatverandering. Daarnaast raken fossiele grondstoffen steeds verder uitgeput en moet naar alternatieven worden gezocht. Windenergie op land is voor de korte termijn de goedkoopste bron van duurzame energie.

Instrumenten

Kaders

• Programma Adaptatie Ruimte en Klimaat (ARK);

• Klimaatconvenanten met IPO en VNG;

• Verstedelijkingsafspraken;

• Wro en onderliggende regelgeving; deze wet- en regelgeving bepaalt hoe ruimtelijke plannen van Rijk, provincies en gemeenten tot stand komen en gewijzigd worden alsook de taken van de overheid en de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen;

• 1e tranche AMvB Ruimte; in dit kader van belang ten aanzien van het nee-tenzij beleid ten aanzien van de grote rivieren en het onbebouwd gebied van het kustfundament;

• 2de tranche AMvB Ruimte; in dit kader met name van belang als mogelijk instrument voor de inpassing van windenergie;

• Electriciteitswet 1998; rijkscoördinatieregeling (VROM is hiervoor mede bevoegd gezag);

• Windenergie als onderdeel van samenwerkingsagenda Mooi Nederland;

• Gezamenlijk werkprogramma windenergie met provincies en gemeenten, natuur- en milieuorganisaties en bedrijfsleven: 1] voor realiseren van zoveel mogelijk locaties (ruimte voor windmolens) op korte termijn en 2] om te komen tot inhoudelijke visie voor doorgroei en herverdeling van windenergie tot 2020;

• In samenwerking met andere overheden organiseren van thematische en regionale bijeenkomsten windenergie, ontwikkelen van instrumentarium en goede voorbeelden.

Projecten

• Subsidies voor de onderzoeksprogramma’s Kennis voor Klimaat en Klimaat voor Ruimte;

• Subsidies voor klimaatbufferprojecten;

• Groen beleggen (fiscale regeling van Ministerie van Financiën).

Meetbare gegevens

Tabel 10.7. Effectindicatoren
EffectindicatorBasisjaarStreefwaarde 1PeriodeStreefwaarde 2Periode
1. Aantal bedreigden en economisch risico door klimaatveranderingzie figuur (2004)geen toename2011geen toename2020
2. De vermeden CO2-uitstoot door gebruik windenergie1 968 kton (2007)vermindering CO2-uitstoot2011vermindering CO2-uitstoot2020

Figuur 1. Bevolkingsdichtheid per dijkring is een indicatie voor het aantal potentiële slachtoffers bij overstroming

kst-32123-XI-2-18.gif

Bron: GBA CBS (2000 en 2004)

Figuur 2. Waarde van onroerende zaken per dijkringgebied, situatie in 2004 en ontwikkeling over de periode 2000–2004

kst-32123-XI-2-19.gif

Bron: WOZ-waarden CBS

Toelichting:

1. De effectindicator is dat het aantal gehinderden/ bedreigden door klimaatverandering niet toeneemt. Het gaat daarbij om het vermijden van gezondheidsrisico’s en risico’s voor economische schade. De effectindicator richt zich vooralsnog op het waterveiligheidsaspect van klimaatadaptatie. Sinds het verschijnen van de nationale adaptatiestrategie (Maak ruimte voor klimaat, 2007) wordt aanpassing aan klimaatverandering breder beschouwd. De beleidsontwikkeling richt zich ook op vergroting van de klimaatbestendigheid van stedelijke gebieden, landelijke gebieden en van transport- en energienetwerken. De begroting van 2011 zal daar meer aandacht aan besteden.

2. Voor windenergie is de effectindicator dat klimaatverandering ten gevolge van CO2 beperkt blijft door gebruik van schonere (onder meer wind) energiebronnen. De verminderde CO2-uitstoot wordt berekend aan de hand van de gemiddelde CO2-uitstoot bij niet duurzame energieopwekking in Nederland.

De belangrijkste prestaties in 2010 zijn:

• Het uitvoeringsporgamma Alliantie R2040 Klimaatbestendige Stad (met 4 grote steden) is in uitvoering;

• De eerste verkenningen voor deelprogramma’s binnen het Deltaprogramma (Nieuwbouw & Herstructurering, Kustverbreding en Rijnmond) zijn opgeleverd. Doel van deze verkenningen is het voorbereiden van een kabinetsstandpunt over eventuele aanpassing van wet- en regelgeving en noodzakelijke investeringen mede in relatie tot het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT);

• Het stimuleringsprogramma «Maak ruimte voor Klimaat» heeft de kennisoverdracht naar andere overheden georganiseerd in samenwerking met de stichting Kennis voor Klimaat (nationale en regionale impulsbijeenkomsten, instellen wetenschappelijke reviewteams, ontwerpateliers);

• De klimaatbufferprojecten uit de tweede tranche (2009–2012) zijn geselecteerd. De projecten uit de eerste tranche zijn in uitvoering;

• Een Ruimtelijk Perspectief lange-termijn visie windenergie op land is opgesteld en hierover zijn afspraken gemaakt met het IPO en de VNG. Dit wordt een verkenning van twee ruimtelijke inrichtingsmodellen, waarbij een besluit zal worden genomen over de aanpak en de verantwoordelijkheden van de verschillende bestuurslagen;

• De verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheden is verbeterd. Bijvoorbeeld door de inwerkingtreding van de Crisis- en Herstelwet, waarin provincies projecten tussen 15 en 100 MW moeten gaan coördineren;

• De nieuwe toetsingsmethodiek radar is in werking getreden. Het kabinet stelt de norm in 2009 vast. Hier wordt zo mogelijk op vooruitgelopen in de voorbereiding van projecten;

• De AMvB windturbines (waarin de volgende elementen zijn opgenomen: geluid, slagschaduw, veiligheid) is in werking getreden;

• De inspanningen om ruimtelijke knelpunten op te lossen, zoals helpdesk en windteams, worden gecontinueerd en waar nodig geïntensiveerd;

• Om pijplijnprojecten gerealiseerd te krijgen worden aanvullende regionale bestuurlijke afspraken gemaakt;

• De ruimtelijke aspecten en andere vormen van duurzame energie worden verkend.

Tabel 10.8. Prestatie-indicatoren
Prestatie indicatorBasiswaardeStreefw.1PeriodeStreefw.2Periode
Percentage groen en water in stedelijk gebied met adaptatie effect: groen in bebouwd gebied G5010,2% (2003)neemt toe2011neemt toe2015
Percentage groen en water in stedelijk gebied met adaptatie effect: oppervlaktewater in bebouwd gebied G504,7% (2003)neemt toe2011neemt toe2015
Klimaatadaptatie is opgenomen in ruimtelijke (bestemmings) plannen0 (2009)alle2015alle2020
Ruimte bieden voor uitvoering maatregelen vasthouden bergen en afvoeren: Verdeling van maatregelen in deelstroomgebiedsvisies13% vasthouden81% bergen,6% afvoeren (2003)aandeel vasthouden neemt toe, aandeel afvoeren neemt af2011aandeel vasthouden neemt toe, aandeel afvoeren neemt af2020
Ruimtelijke ontwikkelingen (woningen) in Winterbed grote rivieren1,32% toename per jaar (2004–2006)neemt niet toe2011neemt niet toe2015
Ruimtelijke ontwikkelingen kustfundament: aantal woningen buiten bebouwd gebied op kustfundament1 725 woningen (2007)neemt niet toe2011neemt niet toe2015

Het beleid is gericht op het wegnemen van ruimtelijke knelpunten om windenergie te realiseren. Deze prestatie wordt gemeten door het vergund vermogen.

Tabel 10.9. Prestatie-indicatoren
Prestatie-indicatorBasiswaarde1-1-2009Streefw. 1Periode
Vergund vermogen2000 MW (2007)95,4 extra beschikt/ in behandeling4 000 MW2011

10.2.4. Bevorderen adequaat gebiedsgericht instrumentarium en duurzame ontwikkeling

Motivering

Om andere overheden in staat te stellen op gebiedsniveau te komen tot de gewenste kwaliteit van de leefomgeving is een integrale gebiedsgerichte aanpak nodig van de ruimtelijke opgaven én de opgaven met betrekking tot milieu, water en natuur.

Instrumenten

Kaders

• Wet milieubeheer en onderliggende regelgeving;

• Crisis- en Herstelwet;

• EU MER- en strategische milieubeoordeling (smb)-richtlijnen;

• (Bestuursovereenkomst) Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV); als instrument voor samenhangend gebiedsgericht werken;

• Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG) voor uitvoering Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) convenanten en Wet bescherming bodem;

• Interim-wet Stad- en Milieu-benadering;

• Bestuursovereenkomsten met alle provincies over ILG betreffende milieucondities, Ecologische Hoofdstructuur en Vogel- en Habitat Richtlijn (VHR);

• Programma KADO (kabinetsbreed);

• Programma Duurzame Gebiedsontwikkeling;

• Actieprogramma vernieuwing instrumentarium milieu en ruimtelijke ontwikkeling.

Projecten

• Subsidies aan alle provincies via het ILG op basis van bestuursovereenkomsten voor de periode 2007–2013;

• Subsidie aan de Commissie voor de milieueffectrapportage.

Meetbare gegevens

De belangrijkste prestaties in 2010 zijn:

• Het wetsvoorstel modernisering MER is in werking getreden;

• De midterm review van de bestuursovereenkomsten ILG 2007–2013 is afgerond;

• Voortgangsbrief aan Tweede Kamer over kabinetsbrede aanpak duurzame ontwikkeling (mede gebaseerd op nadere analyse afruilrelaties als vervolg op de Duurzaamheidsmonitor van de planbureaus en resultaten maatschappelijke discussie over duurzaamheid, die in Kabinetsbrede Aanpak Ontwikkeling (KADO)-verband gevoerd wordt;

• Het beleidskader Duurzame gebiedsontwikkeling is ontwikkeld;

• Voortgangsbrief aan Tweede Kamer over het Actieprogramma Vernieuwing Instrumentarium Milieu en Ruimtelijke Ontwikkeling inclusief het omzetten van de Interim-wet stad en milieubenadering in een Wet gebiedsontwikkeling en milieu en het experimenteren met nieuwe inzet door VROM in gebieden.

Adequaat gebiedsgericht instrumentarium: betere en snellere besluitvorming op terrein van milieu en ruimte door inzet van een gebiedsgericht instrumentarium. In de Crisis- en Herstelwet zijn maatregelen van tijdelijke aard tot 1 januari 2014 opgenomen. Dit betreft onder meer de verlenging van de Interim-wet Stad en Milieu en het experimenteren met zogeheten milieuontwikkelingsgebieden. Voor verbeteringen op de middellange termijn wordt het actieprogramma vernieuwing instrumentarium milieu en ruimtelijke ontwikkeling uitgevoerd. Dit actieprogramma heeft tot doel de snelheid waarmee ruimtelijke plannen tot stand komen en de milieukwaliteit in het plangebied te verhogen. Het actieprogramma zet in op drie sporen:

• Verbeteren van besluitvormingsprocessen, zoals het beter investeren in het beginstadium van ruimtelijke ontwikkelingen;

• Vereenvoudiging van wet- en regelgeving, waaronder het omzetten van de Interim-wet stad en milieubenadering in een Wet gebiedsontwikkeling en milieu;

• Verhogen van kennis en kunde van betrokkenen, bijvoorbeeld met het stimuleren van kennisnetwerken en het verbeteren van de inzet door VROM in ontwikkelingsgebieden.

Tabel 10.10. Prestatie-indicatoren: milieukwaliteit in het landelijke gebied
1. VerdrogingMilieutekort* Vogel Habitat Richtlijn(ha gevoelig gebied)  
 GeenMatigErnstigZeer ernstig
nulmeting 200629 71912 45525 36717 881
prestatie 201367 24912 8145 578929
streefwaarde 201586 570000
     
 Milieutekort overige EHS (ha gevoelig gebied)  
 GeenMatigErnstigZeer ernstig
nulmeting 200625 4717 53447 07321 922
prestatie 201337 63217 83035 31711 447
streefwaarde 2027102 337000
2. Verzuring en vermesting door atmosferische stikstofdepositieMilieutekort VHR(ha gevoelig gebied)  
 GeenMatigErnstigZeer ernstig
nulmeting 200646 63840 04983 83955 932
streefwaarde 2027240 358000
 Milieutekort overige EHS (ha gevoelig gebied)  
 GeenMatigErnstigZeer ernstig
nulmeting 200677 12754 190100 09435 831
streefwaarde 2027275 642000

Bron: Provinciale rapportages milieutekorten 2006 en bestuursovereenkomsten ILG 2007–2013.

* Het milieutekort is het verschil tussen de actuele milieukwaliteit en de gewenste milieukwaliteit van een natuurgebied.

Toelichting:

1. Er zijn echter nog enkele tekortkomingen in de nulmeting 2006; voor deze cijfers is thans een verbeterslag gaande.

2. Voor deze indicator konden geen prestatieafspraken worden gemaakt voor 2013. Dit is bewust zo gedaan, om conform het gedachtegoed van het ILG de verantwoordelijkheid voor (tempo/fasering bij) het realiseren van de overeengekomen prestaties zoveel mogelijk in handen van provincies te leggen.

10.3. Overzicht beleidsonderzoeken

Tabel 10.11. Overzicht onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAlg. doel / Op. doelA. StartB. Afgerond
BeleidsdoorlichtingDuurzaam gebruik bodemOD 5.2.1 (oud 4.2.2.)Afgerond in 2009 (TK 2008–2009 30 983 nr. 3)
BeleidsdoorlichtingTegengaan geluidhinder*OD 5.2.2 (oud 5.2.2.)A 2009B 2010
BeleidsdoorlichtingRealiseren van ruimte voor klimaatadaptatie**OD 5.2.3 (oud 8.2.4.)A 2012B 2014
BeleidsdoorlichtingBevorderen adequaat gebiedsgericht instrumentarium en duurzame ontwikkelingOD 5.2.4 (oud 7.2.1.)A 2012B 2014

* Deze beleidsevaluatie wordt gecombineerd met een brede evaluatie van het beleidsterrein

** De beleidsevaluatie voor windenergie zal meelopen in de tussenevaluatie van programma Schoon en Zuinig in 2010

2.3. De niet-beleidsartikelen

Artikel 91. Algemeen

91.1. Algemeen

Op dit artikel worden alle uitgaven opgenomen die niet specifiek aan een van de beleidsdoelstellingen uit de beleidsartikelen zijn toe te rekenen. Het betreft hier enkele niet nader toe te wijzen programmabudgetten en apparaatsuitgaven van de VROM- én WWI-begrotingen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 91.1. Algemeen
x € 1 0002008200920102011201220132014
Verplichtingen:484 006363 638351 168321 467308 817304 890304 966
Uitgaven:462 496443 514356 338327 791308 017304 890305 010
Waarvan juridisch verplicht  34 44444 33938 43629 73629 736
Programma:26 96640 95850 04544 13435 42435 42435 424
  Communicatie-instrumenten7 4758 6625 7094 3244 3164 3164 316
  Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StaB)5 1175 3585 4255 4015 3995 3995 399
  Overige vastgoedinformatievoorziening13 27626 93838 91134 40925 70925 70925 709
  Programma/onderzoekPlanbureau voor de Leefomgeving1 098000000
        
Apparaat:98 67781 68256 58353 31151 31852 24152 241
 Beleidsartikelen begroting XI-VROM51 94840 65235 43234 47133 93834 06234 062
 Beleidsartikelen begroting XVIII-WWI46 72941 03021 15118 84017 38018 17918 179
 Planbureau en Raden:44 89742 81137 39736 30836 38436 38736 387
  VROM-Raad1 6722 1312 0822 0312 0272 0272 027
  Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek(RMNO)1 209571520504501501501
  Waddenadviesraad (WAR)646719724717717717717
  Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS)9801 00000000
  Technische Commissie Bodembescherming (TCB)644642632622621622622
  Apparaat Planbureau Leefomgeving (PBL)39 74637 74833 43932 43432 51832 52032 520
 Postactieven:9 77010 50210 36910 0039 1349 1359 135
 Gemeenschappelijke voorzieningen:200 126176 130168 684156 188151 622149 220149 074
  Gemeenschappelijke voorzieningen175 242150 222143 765131 382126 814124 412124 412
  Huurbijdrage aan Rgd24 88425 90824 91924 80624 80824 80824 662
        
 Verzameluitkering:0000000
        
 Bekostiging van externe uitvoeringsorganisaties:82 06091 43133 26027 84726 46927 12127 387
        
 Rijksbrede taakstelling apparaat0000– 2 334– 4 638– 4 638
Ontvangsten:197 85542 81932 77931 82531 82531 34631 346

Grafiek 91.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel in het begrotingsjaar 2010

kst-32123-XI-2-20.gif

Toelichting

De budgetflexibiliteit is alleen aangegeven voor het operationele doel Programma. Het juridische deel betreft getekende overeenkomsten, onder andere met de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (STAB), RAVI/Geonovum en Senternovem. Ook zijn juridische verplichtingen aangegaan met leveranciers van VROM waarmee contracten zijn afgesloten voor onder andere hosting voor internet, campagnes en enkele kleinere projecten. Een klein deel van de uitgaven is bestuurlijk gebonden door afspraken en Rijksbrede aanbestedingsprocedures.

Tabel 91.2. Apparaatskosten beleidsartikelen VROM en WWI uitgesplitst naar beleidsartikelen
Uitgaven x € 1 000200920102011201220132014
Apparaat VROM40 65235 43234 47133 93834 06234 062
Beleidsartikel 15 9285 4865 6325 2425 3635 363
Beleidsartikel 25 3094 9424 7234 7034 7044 704
Beleidsartikel 34 8034 6304 6404 6164 6164 616
Beleidsartikel 45 8855 3425 0034 9774 9774 977
Beleidsartikel 64 4034 2374 1454 1234 1244 124
Beleidsartikel 75 9485 5905 3595 3295 3305 330
Beleidsartikel 105 5415 2054 9694 9484 9484 948
Gemeenschappelijk OntwikkelingsBedrijf (GOB)2 83600000
       
Apparaat WWI41 03021 15118 84017 38018 17918 179
Beleidsartikel 14 9824 7403 0943 0473 0483 048
Beleidsartikel 24 4774 1183 8673 8103 8113 811
Beleidsartikel 322 8493 8043 6182 2823 0783 078
Beleidsartikel 44 0253 9803 9323 9323 9323 932
Beleidsartikel 54 6974 5094 3294 3094 3104 310

Toelichting

Vooruitlopend op de definitieve reorganisatie per 1 januari 2011 heeft VROM besloten om stap voor stap te reorganiseren. Daartoe zijn medio 2008 medewerkers (met financiële- en personele werkzaamheden) vanuit de portefeuilles (Milieu, Ruimte en WWI) herschikt naar Tijdelijke Functionele kolommen met behoud van hun werkzaamheden. Voorts is marktanaloge bedrijfsvoering en de doorbelasting naar de diensten vanuit de Tijdelijke Functionele kolommen voor de basis en standaard te leveren producten en diensten afgeschaft. De betreffende budgetten (personeel en materieel) die hiervoor beschikbaar waren bij de diensten zijn herverdeeld en hebben geleid tot een verlaging van de apparaatbudgetten bij de diensten en verhoging van het budget bij de Gemeenschappelijke voorzieningen.

91.2. Programma

91.2.1. VROM brede Communicatie-instrumenten

Continu in contact. Dat is de manier waarop de directie Communicatie bijdraagt aan effectiever VROM-beleid. Zenden en ontvangen. Actief op zoek gaan naar relevante signalen uit de samenleving. En deze inbrengen op de juiste plekken in de VROM-organisatie, zodat beter beleid gemaakt kan worden. Bewindslieden en beleidsmedewerkers in contact brengen met de maatschappij. Belanghebbenden in een vroeg stadium mee laten praten over VROM-beleid. Maar ook zorgen voor een heldere, eenduidige VROM-boodschap. De juiste boodschap op het juiste moment bij de juiste personen brengen. En zorgen dat iedereen die een vraag aan VROM heeft gemakkelijk en snel een begrijpelijk antwoord krijgt of zelf kan vinden.

91.2.2. Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (www.stab.nl)

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) is een bijna volledig door VROM gesubsidieerde instelling. Op verzoek van de Raad van State adviseert de StAB de bestuursrechter in geschillen op het gebied van onder meer milieu, ruimtelijke ordening, water en natuur. Ook worden op verzoek adviezen aan de rechtbanken verstrekt.

Tabel 91.3. Aantal adviesaanvragen
 Realisatie 2007Begroting 2008Realisatie 2008Begroting ontwerpbegroting 2009Ontwerpbegroting 2010
Stand per 01–019599596262
Instroom aanvragen494380346420455
Aantal afgehandelde aanvragen/adviezen490420343420455
Stand per 31–129959626262

De ontwerpbegroting 2010 is afgeleid uit de meerjarencijfers uit de begroting 2009. De StAB levert de begroting 2010 medio oktober 2009 op.

91.2.3. Overige vastgoedinformatievoorziening

Het ministerie van VROM is sinds het Besluit Informatievoorziening Rijksdienst (1990) verantwoordelijk voor de coördinatie van de Geo-informatie (GI). Een belangrijk deel van het GI-beleid komt tot stand door realisatie van de Geo-basisregistraties tot een samenhangend stelsel van basisregistraties, te weten:

a. Basisregistratie Adressen en Gebouwen;

b. Basisregistraties Kadaster en Topografie;

c. Basisregistratie Grootschalige Topografie.

Ad a. Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG)

De BAG betreft de adressen- gebouwenregistraties en bevat kerngegevens die essentieel zijn voor de werking van het stelsel, dat een meerledig effect heeft, namelijk voorkomen en opsporen van fraude, meer adequate dienstverlening overheid, verminderen administratieve lastendruk en verbeteren efficiency. De gemeenten zijn de bronhouders van de BAG.

Vanaf 2011 moet verplicht gebruik in Nederland zijn gerealiseerd.

Ad b. Basisregistraties Kadaster en Topografie

De Basisregistraties Kadaster en Topografie zijn gebaseerd op bestaande registraties die echter wel enige aanpassing behoeven. Het Kadaster is registratiehouder van de registratie Topografie. VROM trekt het project in nauwe samenwerking met het Kadaster. Breed gebruik van de basisregistratie heeft tot gevolg dat bedrijven en burgers minder om informatie wordt gevraagd die de overheid reeds beschikbaar heeft.

Ad c. Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) voorheen Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN).

Een uniforme grootschalige ondergrondkaart die aansluit bij andere basisregistraties is van groot maatschappelijk belang. Een optimaal gebruik ontstaat door het eenmalige inwinnen en meervoudig gebruik van gegevens ten behoeve van de veiligheid van Nederland (politie, brandweer en ambulance), kwaliteitsverhoging van beleidsprocessen zoals ruimtelijke ordening (beheer kabels en leidingen in de grond-roerderregeling) en mobiliteit en verhoging efficiency van overheidsorganisaties.

Deelnemende partijen zijn: gemeenten, kadaster, provincies en nutsbedrijven. Het is noodzakelijk de organisatie in Nederland te stroomlijnen: bronhouders (voor 95% de gemeenten) aan te wijzen en een landelijke voorziening in te richten. Voor het realiseren van de BGT als landelijke voorziening is het noodzakelijk het bestand landelijk uniform en vlak(object) gericht te maken.

91.2.4. Wetsvoorstel algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Een belangrijke maatregel in het verbeteren van de dienstverlening door de overheid aan burgers en bedrijven is de introductie van de omgevingsvergunning en het digitale omgevingsloket. De crisismaatregelen hebben het belang van het invoeren van deze maatregel nog verder onderstreept omdat het een mogelijkheid biedt om de vergunningprocedures te versnellen. De focus op invoering per 1 januari 2010 is hiermee verscherpt. Er zijn afspraken met VNG en IPO wanneer welke onderdelen van het ICT-systeem en beschrijvingen daarvan beschikbaar zijn zodat gemeenten en provincies zich op tijd kunnen voorbereiden. Afgesproken is dat er medio oktober 2009 met het oog op de invoering een evaluatie plaatsvindt van het ICT-traject. Na invoering zal 2010 in het teken staan van het afronden van de implementatie en het doorontwikkelen van de backoffice en het digitale loket (met name het gebruik gaan maken van de bouwstenen van de e-overheid zoals voorinvulling vanuit de basisregistraties). Ook het beheer van het digitale omgevingsloket zal in 2010 verder gestalte moeten krijgen. De administratieve lastenverlichting van bedrijven en burgers van circa € 105 miljoen per jaar, respectievelijk circa € 25 miljoen en 18 000 uur aan tijdsbesteding kan hiermee in 2010 daadwerkelijk worden gerealiseerd.

91.2.5 SenterNovem en RIVM

Als uitvloeisel van de ontwikkeling naar kerndepartementen is de beleidsuitvoering uitbesteed aan externe uitvoeringsorganisaties zoals SenterNovem en het RIVM. De opdrachtverlening aan SenterNovem en het RIVM wordt binnen VROM en WWI centraal gecoördineerd door de Coördinerend Opdrachtgever. Doel hiervan is het verbeteren van overzicht op de totale opdracht, kwaliteitsverbetering van het hele opdrachtproces en terugdringen van de administratieve lasten. Als onderdeel hiervan zijn de benodigde budgetten voor bekostiging van deze externe uitvoeringsorganisaties op één plaats in de begroting gezet.

91.3. Apparaat

Op dit artikel worden alle apparaatsuitgaven opgenomen van de begrotingen XI, VROM met uitzondering van de VROM-Inspectie, en XVIII WWI, uitgesplitst naar beleidsartikelen en overhead. Ook worden hier de apparaatsuitgaven van de planbureaus, adviesorganen en kennisinstituten opgenomen. Het betreft hier zowel apparaatsuitgaven voor loonkosten voor het ambtelijk personeel en postactieven als voor materiële uitgaven voor huisvesting, ICT en dergelijke.

91.3.1. Planbureaus, adviesorganen en kennisinstituten

In deze paragraaf wordt apart ingegaan op het Planbureau voor de Leefomgeving en op enkele raden en commissies die aan VROM zijn verbonden.

Planbureau voor de Leefomgeving (www.pbl.nl)

Het Planbureau voor de Leefomgeving is het nationale instituut voor strategische beleidsanalyses op het gebied van milieu, natuur en ruimte. Het Planbureau draagt bij aan de kwaliteit van de politiek-bestuurlijke afweging door het verrichten van verkenningen, analyses en evaluaties waarbij een integrale benadering voorop staat. Het PBL is voor alles beleidsgericht. Het verricht zijn onderzoek gevraagd en ongevraagd, onafhankelijk en altijd wetenschappelijk gefundeerd.

Ter ondersteuning van de kerntaken worden, evenals in 2009, in 2010 de volgende activiteiten ondernomen:

• Publicatie van een Milieubalans en een Natuurbalans. Hierin wordt de actuele kwaliteit van de fysieke leefomgeving in beeld gebracht in relatie tot het vigerende en voorgenomen beleid en handelingsperspectieven gegeven;

• Evaluaties en verkenningen op het gebied van de kabinetsprioriteiten Schoon en Zuinig, Mooi Nederland, Stedelijke woningbouwopgave, Krachtwijken en Duurzame Productie en Consumptie;

• Publicatie van evaluaties, verkenningen en prognoses ten behoeve van nationale en internationale opdrachtgevers. Een voorbeeld hiervan is de ex-durante evaluatie Wro.

VROM-raad (www.vromraad.nl)

In de Nota Vernieuwing Rijksdienst is aangekondigd dat de VROM-raad in zijn huidige vorm komt te vervallen en zal opgaan in één nieuwe samen met de V&W-raad en de Raad voor het Landelijk Gebied. De planning is dat deze nieuwe raad per 1 januari 2010 wordt ondergebracht bij het ministerie van Verkeer & Waterstaat. De samengevoegde raden gaan verder onder de naam «Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI)». De VROM-raad adviseert regering en parlement over de hoofdlijnen van beleid aangaande de duurzame kwaliteit van de leefomgeving en over andere onderdelen van het rijksbeleid, die relevant zijn voor VROM.

Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek (www.rmno.nl)

De RMNO is een sectorraad, een adviesorgaan van de overheid, die met name LNV en VROM gevraagd en ongevraagd adviseert over het te voeren kennis- en onderzoeksbeleid op het gebied van ruimte, milieu en natuur en op projectbasis ook andere departementen zoals het ministerie van VenW omtrent governance vraagstukken met betrekking tot water en infrastructuur. VROM en LNV benutten samen de expertise van de RMNO om te waarborgen dat het proces van beleidsvorming optimaal wordt ondersteund met ter zake doende (strategische) kennis en om de strategische kennisfunctie van het departement te versterken. De RMNO ontwikkelt daartoe samen met de departementen onder andere strategische kennisagenda’s, die relevante kennisvragen beschrijven, en probeert vraag en aanbod bij elkaar te brengen van bestaande en nog te ontwikkelen kennis.

Bij het uitbrengen van de adviezen wordt een communicatietraject uitgevoerd (bijeenkomsten, artikelen, nieuwsbrieven, enzovoorts) met de focus op goede verspreiding en benutting van kennis.

Raad voor de Wadden (www.raadvoordewadden.nl)

De Raad voor de Wadden adviseert gevraagd en ongevraagd vanuit een grote gebiedsgebonden betrokkenheid over een breed scala van beleidsterreinen, die hun doorwerking hebben voor de Waddenzee. Uitgangspunt voor de Raad is de hoofddoelstelling natuur, zoals die in de regelgeving voor de Waddenzee is neergelegd. Binnen de randvoorwaarden hiervan adviseert de Raad integraal gebiedsgericht over de verschillende ontwikkelingen die in het gebied spelen. VROM beoogt met zijn bijdrage aan deze Raad onafhankelijk advies te verkrijgen over het Waddenzeebeleid, met name op de relatie tussen economie en milieu. Het werkprogramma van de Raad voor 2010 wordt in augustus 2009 definitief vastgesteld.

Mogelijke adviesonderwerpen voor 2010 zijn:

• Geïntegreerd Beheer van Kustgebieden in het Waddengebied;

• Trilaterale Regeringsconferentie in 2010;

• Een gebiedsdekkende Beheerraad;

• Level-playing field Europese richtlijnen in relatie tot het Trilaterale Waddengebied;

• Witboek Maritieme Strategie.

Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (www.adviesraadgevaarlijkestoffen.nl)

De raad heeft tot taak de regering en de beide Kamers der Staten-Generaal te adviseren over beleid en wetgeving inzake technische en technisch-organisatorische maatregelen ter voorkoming van ongevallen en rampen als gevolg van het gebruik, de opslag, de productie, het vervoer van gevaarlijke stoffen en beperking van de gevolgen van dergelijke ongevallen en rampen (Artikel 2 van de Wet Adviesraad gevaarlijke stoffen).

Het voornemen bestaat deze adviesraad op te heffen en strategische vraagstukken met betrekking tot externe veiligheid, risicobeleid en gevaarlijke stoffen onder te brengen bij de nog op te richten Raad voor de Fysieke Leefomgeving.

Technische Commissie Bodembescherming (www.tcbodem.nl)

De TCB adviseert over de technisch-wetenschappelijke aspecten van milieubeleid voor de bodem. Andere activiteiten van de commissie zijn het op beperkte schaal laten uitvoeren van onderzoek, of het organiseren van werkgroepen, over onderwerpen die bij de voorbereiding van adviezen van belang zijn.

• In 2010 verwacht de commissie onder andere te adviseren over onderwerpen die relatie hebben met: het Besluit Bodemkwaliteit, het convenant Bodem, beleidsontwikkelingen ten aanzien van gebruik van de ondergrond, en de Europese bodemstrategie;

• De TCB verwacht in 2010 een verkennende studie uit te voeren naar adaptatie van bodemgebruik aan klimaatverandering. De keuze van landbouwproducten, de ontwikkelingen in de natuur, etc. hebben een relatie met het klimaat. Ook het management in de landbouw kan hierdoor veranderen (denk aan irrigatie, diepte van ploegen, etc.);

• De TCB is sinds 2008 mede-initiatiefnemer van een onderzoek gestart getiteld «Bagger op de kant». Dit onderzoek loopt door tot in 2010;

• In 2009 is de werkgroep Duurzaam gebruik van de ondergrond gestart, om meer specialisme bijeen te brengen voor de advisering over beleid voor de ondergrond. Deze activiteit wordt naar verwachting in 2010 voortgezet.

Artikel 92. Nominaal en onvoorzien

92.1. Algemene beleidsdoelstelling

Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel. Dit betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 92 worden gedaan. Het artikel dient meestal als tussenstation voor uitboeking van diverse posten.

Budgettaire tabel

Tabel 92.1. Nominaal en onvoorzien
x € 1 0002008200920102011201220132014
Verplichtingen:05 242– 3 009– 1 7122 067– 1 126– 9 754
Uitgaven:06 511– 3 249– 1 7122 067– 1 126– 9 454
 Loonbijstelling:0000000
 Prijsbijstelling:02 5292 2963 9344 4824 1574 031
 Onvoorzien:0388172– 286– 346– 346– 346
 Nog te verdelen:03 594– 5 717– 5 360– 2 069– 4 937– 13 139
  Nog nader te verdelen taakstellingen0– 2 271– 2 740– 3 364– 2 004– 4 872– 13 074
  Nog nader te verdelen overig05 865– 2 977– 1 996– 65– 65– 65

2.4. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Een kleiner en beter VROM

Het kerndepartement VROM/WWI realiseert een taakstelling van € 43 mln en 609 fte. Op basis van de huidige prognoses zal het grootste deel van deze taakstelling worden gerealiseerd door natuurlijk verloop. Om met minder mensen en middelen meer resultaten te behalen zijn organisatorische veranderingen in gang gezet die zich onder meer richten op

• het vergroten van de flexibiliteit en daarmee van de slagkracht van de organisatie;

• het bevorderen van optimale samenwerking en transparantie;

• het versterken van project- en programmamatig aanpakken van vraagstukken.

Er zijn voorwaarden geschapen voor de invulling van de eigenaarrol en goed opdrachtgever- en opdrachtnemerschap met de op afstand geplaatste en te plaatsen uitvoeringsonderdelen zoals de Rijksgebouwendienst, VROM-inspectie, Secretariaten van de huurcommissies en de Nederlandse Emissieautoriteit.

De bedrijfsvoering ondersteunt het beleidsproces optimaal en integraal en sluit daarbij aan bij de ontwikkelingen rijksbreed zoals door het kabinet ingezet. Duurzaamheid speelt in alle bedrijfsvoeringsprocessen een belangrijke rol.

Verantwoording over de realisatie van de taakstelling en de effecten van de bovendepartementale projecten gericht op kwaliteit en efficiency vinden plaats in het jaarverslag en in de voortgangsrapportages van het Programma Vernieuwing rijksdienst.

4FM

In april 2010 gaat het gezamenlijk facilitair bedrijf 4FM voor de ministeries van VROM, V&W, SZW en BZ van start.

Informatievoorziening

Met de herhuisvesting van de dynamische archieven zal er naast efficiency ook kwalitatief een slag geslagen worden in de dienstverlening. Met het besluit over het oprichten van één archieforganisatie voor het Rijk worden de semistatische archieven binnen het Rijk samengevoegd en papieren achterstanden weggewerkt. VROM draagt intensief aan dit proces bij.

Externe inhuur

VROM heeft scherpe normen geformuleerd om te kunnen voldoen aan het besluit van het kabinet om de uitgaven aan externe inhuur te beperken tot 13% van de totale personele kosten in 2011.

Huisvesting

Het Programma Nieuwe Huisvesting is ingericht voor de renovatie van het pand aan de Rijnstraat (Den Haag) en de gezamenlijke huisvesting van de ministeries van VROM en V&W. Het programma maakt gebruik van ontwikkelingen zoals de Rijkswerkplek en Digitale Werkomgeving Rijksdienst en heeft als centrale thema’s duurzaamheid en vernieuwing.

Financiële functie

In 2008 is onder de noemer «Verbeterplan financiële functie en jaarverantwoording» gestart met de gestructureerde aanpak van de oorzaken van de tekortkomingen op het gebied van de financiële functie en de totstandkoming van de jaarverantwoording. Aanleiding hiervoor waren de problemen die zich in 2007 en 2008 hebben voorgedaan bij de totstandkoming van het jaarverslag 2007 en de geconstateerde tekortkomingen in de financiële functie van VROM.

Een stuurgroep, onder voorzitterschap van de Secretaris-Generaal, is ingesteld. Ook is een coördinator «Verbeterplan financiële functie» aangesteld, zodat gestuurd wordt op het realiseren van de doelen uit het plan. In 2008 zijn veel maatregelen uit het verbeterplan tot uitvoering gekomen en een aantal zaken in de praktijk verbeterd.

In 2009 zijn de ingezette verbeteringen verder opgepakt en is het verbeterplan uitgebreid en aangepast met concrete en controleerbare maatregelen en met realistische tijdpaden. Naar verwachting zullen de noodzakelijke, structurele verbeteringen in 2009 worden gerealiseerd.

Duurzaam inkopen

In het kabinet is afgesproken dat in 2010 voor 100% duurzaam zal worden ingekocht. Dat wil zeggen dat de kerndepartementen en de departementale diensten in 2010 bij hun inkoop in beginsel de vastgestelde duurzaamheideisen toepassen. Indien er in uitzonderlijke situaties bij een specifieke inkoop goede redenen zijn om duurzaamheideisen niet toe te passen, zal dat worden verantwoord. Ook zullen ingevolge de motie Koopmans/De Krom de vastgestelde duurzaamheidwensen zwaarwegend worden meegenomen bij de inkoop.

Binnen het ministerie van VROM worden in 2009 de nodige maatregelen genomen om de doelstelling van 100% duurzaam inkopen te kunnen realiseren.

3. VERDIEPINGSHOOFDSTUK

In dit verdiepingshoofdstuk staat per artikel de opbouw van het artikel weergegeven. De stand ontwerpbegroting 2009, mutaties 1e suppletore begroting 2009 en nieuwe mutaties maken samen de stand ontwerpbegroting 2010. De uitgaven en ontvangsten worden op deze wijze inzichtelijk gemaakt. De meest belangrijke beleidsmatige mutaties worden afzonderlijk inzichtelijk gemaakt en toegelicht.

Artikel 1. Optimalisering van de ruimtelijke afweging

Opbouw uitgaven x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 20097 2734 9342 0062 2962 4480
Mutatie 1e suppletore begroting 20095 6562 3241 3191 6091 7090
Nieuwe mutaties:      
Beleidsmatige mutaties:      
a. Vertraagde ontvangst Kadaster ten behoeve van het project Wet KPB1 13500000
b. Extrapolatie 2014000004 029
c. Overige mutaties– 135– 75– 543– 502– 360– 360
Stand ontwerpbegroting 201013 9297 1832 7823 4033 7973 669

Toelichting

Ad a.

Het Kadaster draagt circa € 1,1 mln bij aan het project Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen. Deze bijdrage was oorspronkelijk in 2007 voorzien, maar zal pas begin 2010 worden ontvangen. Daarom wordt bij de ontwerpbegroting 2010 deze bijdrage zowel bij de uitgaven als de ontvangsten opgeboekt.

Opbouw ontvangsten x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 20096 00000000
Nieuwe mutaties:      
Beleidsmatige mutaties:      
a. Ontvangsten Kadaster ten behoeve van het project Wet KPB1 13500000
Stand ontwerpbegroting 20107 13500000

Toelichting

Ad a.

Zie de betreffende toelichting bij de uitgaven.

Artikel 2. Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid

Opbouw uitgaven x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009141 39968 92171 93752 40548 4250
Mutatie 1e suppletore begroting 2009178 069193 07615 8841 1841 5190
Nieuwe mutaties:      
Beleidsmatige mutaties:      
a. Plankosten schaalsprong Almere (FES)1 6001 6000000
b. Nota Ruimte project Zuidplaspolder (FES)010 0005 0005 0004 0000
c. Nota Ruimte project Oude Rijnzone (FES)017 5000000
d. FES Mooi Nederland; aanpassing ritme (1e tender innovatieregeling)5 824– 624– 2 800– 900– 1 5000
e. Naar EZ in verband met ontwikkeling logistiek Park Moerdijk– 400– 400– 400– 400– 4000
f. Duurzame Gebiedsontwikkeling (onder andere MIRT) 3 0003 0003 0003 0003 000
g. Extrapolatie 20140000048 272
h. Overige mutaties141167315276484484
Stand ontwerpbegroting 2010326 633293 24092 93660 56555 52851 756

Toelichting

Ad a.

De mutatie betreft de voorfinanciering in de planvormingkosten van het project Schaalsprong Almere.

Ad b. en c.

De mutatie betreft het verlenen van subsidie aan de Nota Ruimte projecten Zuidplaspolder respectievelijk Oude Rijnzone.

Ad d.

De mutatie betreft de aanpassing van de oorspronkelijk geraamde verplichtingen- en uitgavenbudgetten. Besloten is twee in plaats van de in eerste instantie voorziene drie tenders voor Innovatieprogramma Mooi Nederland uit te voeren (in 2009 en 2011), hetgeen leidt tot een herziening van de oorspronkelijke raming.

Ad f.

Dit betreft het budget dat uit herschikking beschikbaar is gekomen voor de voorbereiding van gebiedsontwikkelingsprojecten.

Opbouw ontvangsten x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 200985 92020 83625 3287 4061 5000
Mutatie 1e suppletore begroting 2009162 594164 2016 4021 69400
Nieuwe mutaties:      
Beleidsmatige mutaties:      
a. Plankosten schaalsprong Almere (FES)1 6001 6000000
b. Nota Ruimte project Zuidplaspolder (FES)010 0005 0005 0004 0000
c. Nota Ruimte project Oude Rijnzone (FES)017 5000000
d. FES Mooi Nederland; aanpassing ritme (1e tender innovatieregeling)5 824– 624– 2 800– 900– 1 5000
Stand ontwerpbegroting 2010255 938213 51333 93013 2004 0000

Toelichting

Ad a. t/m d.

Zie de betreffende toelichting bij de uitgaven.

Artikel 3. Klimaat en Luchtkwaliteit

Opbouw uitgaven x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009167 983125 59393 93944 76143 5060
Mutatie 1e suppletore begroting 200918 41066 44533 714– 8 265– 10 9940
Nieuwe mutaties:      
Beleidsmatige mutaties:      
a. Van AP: uitvoeringsmiddelen project Schoon & Zuinig1 5002 0003 500000
b. Naar GF: uitvoering regeling SLOK– 2 700– 3 600– 4 500000
c. Naar PF: uitvoering regeling SLOK– 1 755– 1 710– 1 235000
d. Van Financiën: budget Sloopregeling 200915 00000000
e. Van Financiën: Duurzaam ondernemen ProMT2 0004 0004 000000
f. Extrapolatie0000032 446
g. Overige mutaties1 287– 1 454– 1 562– 662– 661– 661
Stand ontwerpbegroting 2010201 725191 274127 85635 83431 85131 785

Toelichting

Ad a.

Dit betreft overboeking vanuit Financiën naar VROM van reeds gereserveerde middelen voor de uitvoering van het werkprogramma Schoon en Zuinig.

Ad b. en c.

Deze overboekingen naar het Gemeente- en Provinciefonds zijn bedoeld ter ophoging van het budget voor de SLOK-regeling voor lokale klimaatinitiatieven. Dit geschiedt mede in het kader van het stimuleringsbeleid.

Ad d.

In het kader van het stimuleringspakket uit het aanvullend beleidsakkoord heeft het Rijk € 65,0 mln vrijgemaakt voor de Sloopregeling voor oude personen- en bestelauto’s. Deze mutatie betreft de eerste tranche van dat budget voor 2009.

Ad e.

In het kader van het stimuleringspakket uit het aanvullend beleidsakkoord heeft het Rijk € 10,0 mln vrijgemaakt voor het programma Milieu en Technologie (ProMT) dat milieu-innovatie wil bevorderen.

Opbouw ontvangsten x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 200971 20046 00036 0006 0006 0000
Mutatie 1e suppletore begroting 200958 84478 84340 000000
Nieuwe mutaties:      
Beleidsmatige mutaties:      
a. Extrapolatie 2014000006 000
Stand ontwerpbegroting 2010130 044124 84376 0006 0006 0006 000

Artikel 4. Duurzaam Produceren

Opbouw uitgaven x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009152 102162 382151 900152 173152 1300
Mutatie 1e suppletore begroting 200954 024– 9 867– 3 2481 4759630
Nieuwe mutaties:      
Beleidsmatige mutaties:      
a. Ombuigingsmaatregel onderzoek0– 2 700– 1 700– 3 000– 3 000– 3 000
b. Verplichtingenschuif in verband met toekenning Afvalfonds000000
c. Extrapolatie 201400000152 993
d. Overige mutaties:201– 300– 3001 4001 4001 400
Stand ontwerpbegroting 2010206 327149 515146 652152 048151 493151 393

Toelichting

Ad a.

Dit betreft de invulling van de ombuigingsmaatregelen in het kader van het aanvullende beleidsakkoord (houdbaarheidsmaatregelen) op onderzoek.

Ad b.

Ten behoeve van de totstandkoming van het Afvalfonds is het overeengekomen budget voor de jaren tot en met 2012 in 2009 toegezegd. Daartoe is een verplichtingenschuif van € 115 mln per jaar uit de jaren 2010 t/m 2012 naar 2009 noodzakelijk.

Opbouw ontvangsten x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 20091 0002000000
Mutatie 1e suppletore begroting 20092 4602 4610000
Stand ontwerpbegroting 20103 4602 6610000

Artikel 6. Risicobeleid

Opbouw uitgaven x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 200953 83151 51369 77981 91480 2630
Mutatie 1e suppletore begroting 2009– 8 561– 2 345– 358– 422– 422 
Nieuwe mutaties:      
Beleidsmatige mutaties:      
a. Van V&W: bijdrage schadevergoeding DSM AGRO24 00000000
b. Doorwerking eindejaarsmarge 20083 00000000
c. Verplichtingen- en uitgavenschuif ten behoeve van schadevergoeding DSM AGRO24 000– 6 000– 10 000– 8 00000
d. Extrapolaties 20140000079 841
e. Overige mutaties– 354– 285– 285000
Stand ontwerpbegroting 201095 91642 88359 13673 49279 84179 841

Toelichting

Ad a. en c.

Beide mutaties hebben te maken met een schadevergoeding aan DSM voor het verplaatsen van de ammoniakproductie. Daarvan betaalt het ministerie van Verkeer en Waterstaat de helft. VROM betaalt de andere helft en dat maakt een kasschuif van 2010–2012 naar 2009 noodzakelijk.

Opbouw ontvangsten x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 20092 8002 10095030000
Mutatie 1e suppletore begroting 20091821830000
Stand ontwerpbegroting 20102 9822 28395030000

Artikel 7. Versterken van het internationale milieubeleid

Opbouw uitgaven x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 200961 04565 75666 94190 94162 7750
Mutatie 1e suppletore begroting 2009– 12 9129 00630 7391251250
Nieuwe mutaties:      
Beleidsmatige mutaties:      
a. Doorwerking eindejaarsmarge 20083 00000000
b. Extrapolatie 2014000008 171
c. Overige mutaties16500000
Stand ontwerpbegroting 201051 29874 76297 68091 06662 9008 171
Opbouw ontvangsten x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 20096 9004 9004 9004 27000
Mutatie 1e suppletore begroting 2009197– 1220000
Nieuwe mutaties:      
Beleidsmatige mutaties:      
a. FES naar aanleiding van het stimuleringspakket– 1601600000
Stand ontwerpbegroting 20106 9374 9384 9004 27000

Artikel 9. Handhaving en toezicht

Opbouw uitgaven x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 200963 68463 14362 30862 19262 2080
Mutatie 1e suppletore begroting 2009– 4441 9251 5271 3911 3910
Nieuwe mutaties:      
Beleidsmatige mutaties:      
a. Van BZK: bijdrage Waakvlamovereenkomst1601600000
b. Budgetherverdelingapparaatskosten– 5 784– 8 611– 9 834– 9 979– 10 129– 10 129
c. Loonbijstelling 20091 7822 2732 1562 1452 1492 148
d. Extrapolatie 20090000063 599
e. Overige mutaties– 700– 1 200– 900– 600– 400– 400
Stand ontwerpbegroting 201058 69857 69055 25755 14955 21955 218
Opbouw ontvangsten x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 20098828828828828820
Stand ontwerpbegroting 2010882882882882882882

Artikel 10. Leefomgevingskwaliteit

Opbouw uitgaven x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009224 954231 741260 188252 755236 5030
Mutatie 1e suppletore begroting 2009– 2 51814 270– 9 226– 4 213– 3 608 
Nieuwe mutaties:      
Beleidsmatige mutaties:      
a. Ombuigingsmaatregel bodemsanering0– 4 700– 11 100– 3 700– 3 700– 3 700
b. Van V&W: bijdrage programma Transport en Environment2001700000
c. Ombuigingsmaatregelen Geluidsanering0– 2 000– 500– 500– 500– 500
d. Extrapolatie 201400000232 895
e. Overige mutaties19900000
Stand ontwerpbegroting 2010222 835239 481239 362244 342228 695228 695

Toelichting

Ad a. en c.

Dit betreft de invulling van de ombuigingsmaatregelen in het kader van het aanvullend beleidsakkoord (houdbaarheidsmaatregelen) op bodemsanering en geluidsanering.

Opbouw ontvangsten x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 200940 63317 00018 00016 00000
Mutatie 1e suppletore begroting 200913 56513 5650000
Stand ontwerpbegroting 201054 19830 56518 00016 00000

Artikel 91. Algemeen

Opbouw uitgaven x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009337 433318 956292 261291 886289 9990
Mutatie 1e suppletore begroting 200974 82010 28611 192– 4 082– 3 5540
Nieuwe mutaties:      
Beleidsmatige mutaties:      
a. Van V&W: bijdrage landelijke voorziening LVO watervergunning1 0001 0000000
b. Van IPO: bijdrage BAG810871934934934934
c. Van UvW: bijdrage BAG810871934934934934
d. Naar art. 4: samenvoegen SMOM-budgetten000– 1 400– 1 400– 1 400
e. Naar Financiën: GOB-budgetten in verband met fusie met Domeinen0– 2 812– 2 786– 2 785– 2 785– 2 785
f. Van diversen artikelen en WWI (XVIII): Bijdragen aan ICT problematiek2 9504 8703 8302 6601 6301 630
g. Uitboeking ICT reservering ten behoeve van BHV– 2 950– 4 870– 3 830– 2 660– 1 630– 1 630
h. Compensatie ten behoeve van taakstelling/ombuigingen0– 3 445– 4 265– 1 961– 1 361– 1 161
i. Productiviteitskorting000– 2 334– 4 638– 4 638
j. Budgetherverdelingapparaatskosten10 88515 07915 17012 78412 65412 654
k. Extrapolatie 201400000286 365
l. Prijsbijstelling 20096 4634 5714 0664 0664 0664 066
m. Loonbijstelling 20098 70010 85710 42710 21710 28310 283
n. Overige mutaties2 593104– 142– 242– 242– 242
Stand ontwerpbegroting 2010443 514356 338327 791308 017304 890305 010

Toelichting

Ad b. en c.

Betreft de bijdragen van het IPO (InterProvinciaal Overleg) en de UvW (Unie van Waterschappen) aan de Basisregistraties voor Adressen en Gebouwen. Het geld van de UvW komt terug als ontvangst.

Ad e.

Per 1 juli 2009 is het GOB onderdeel van het ministerie van Financiën (RVOB) geworden. De meerjarige apparaatbudgetten zijn overgeheveld naar de begroting van Financiën.

Ad f. t/m j. en l.

Voor deze mutaties geldt het volgende:

Er heeft mede door de taakstelling uit het regeerakkoord een organisatiewijziging bij VROM plaatsgevonden in een «tijdelijke organisatie». Daarnaast is het marktanaloge bedrijfsvoeringmodel binnen VROM losgelaten om onder andere de administratieve last van verrekenen binnen VROM terug te dringen. Dit heeft geleid tot een centralisatie van begrotingsmiddelen in de apparaatartikelen. Hierdoor heeft er een structurele budgetherverdeling over de VROM-diensten plaatsgevonden. Zowel op de personele uitgaven als apparaat inclusief de ICT uitgaven heeft dit geleid tot begrotingsmutaties van de VROM-diensten naar de Centrale bedrijfsvoeringdirecties zonder dat hiervoor middelen uit de beleidsgelden zijn benut. Tevens is hierbij gebruik gemaakt van de uitgekeerde prijsbijstelling ter dekking van de apparaatuitgaven.

Opbouw ontvangsten x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 200940 33931 90830 89130 89130 4120
Nieuwe mutaties:      
Beleidsmatige mutaties:      
a. BAG: verschuiving ontvangsten van 20081 67000000
b. BAG: ontvangsten UvW in verband met bijdrage kosten810871934934934934
c. Extrapolatie 20140000030 412
Stand ontwerpbegroting 201042 81932 77931 82531 82531 34631 346

Artikel 92. Nominaal en onvoorzien

Opbouw uitgaven x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 20093 790– 1 412– 782– 611– 6110
Mutatie NvW 2009– 3 938– 5 092– 6 272– 6 272– 6 2720
Mutatie 1e suppletore begroting 200918 91332 51828 86331 83931 2810
Nieuwe mutaties:      
Beleidsmatige mutaties:      
a. Uitboeking loonbijstelling 2009 (VROM)– 10 857– 10 421– 9 424– 9 222– 9 271– 9 271
b. Uitboeking loonbijstelling 2009 (WWI)– 5 624– 5 683– 1 886– 1 977– 1 925– 1 928
c. Uitboeking prijsbijstelling 2009– 13 713– 11 841– 10 306– 8 556– 8 326– 8 426
d. Correctie invulling eindejaarsmarge VROM14 44000000
e. Invulling eindejaarsmarge WWI5 10000000
f. Versobering rijksdienst000– 1 800– 1 800– 1 800
g. Budgetherverdelinginclusief taakstelling Balkenende 4– 1 900– 1 358– 1 310– 22– 822– 822
h. Compensatie High Trust: boetetaakstelling Nea300300300300300300
i. Extrapolatie 20140000024 375
j. Taakstelling bedrijfsvoering Rijksdienst0– 260– 895– 1 612– 3 683– 11 882
Stand ontwerpbegroting 20106 511– 3 249– 1 7122 067– 1 126– 9 454

Toelichting

Ad a. tot en met c.

Bij eerste suppletore begroting 2009 is loon- en prijsbijstelling aan de begroting van VROM (artikel 92) toegevoegd. Bij de ontwerpbegroting 2010 is deze loon- en prijsbijstelling toegevoegd aan de (beleids)artikelen waar deze bijstelling noodzakelijk is.

Ad j.

Het Kabinet heeft als onderdeel van het crisispakket een taakstelling op de bedrijfsvoering van het Rijk voorzien van € 250 mln structureel vanaf 2014. VROM draagt hier in 2010 € 0,3 mln aan bij, oplopend tot € 11,9 mln structureel in 2014.

Conversietabel

Uitgaven (x € 1 000)
Wordt artikel/instrument200920102011201220132014Was artikel  
Artikel 1          Was instrument
Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren6 01200000 10202FES projecten
Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren000000 10206Monitoring Nota Ruimte
Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren000000 10208Subsidies algemeen
Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren5 4824 7492 4473 0683 0322 732 10210Overige instrumenten algemeen
Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren150150175175605777 20410Overige instrumenten stedelijk gebied
Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren2 2852 284160160160160 20610Overige instrumenten landelijk gebied
Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren000000 20614Belvedere
            
Artikel 2          Was instrument
Mooi Nederland(FES)11 5028 9084 2004 10000 20403FES Mooi Nederland
Bufferzones5 3065 8715 8714 5636 4696 469 20612Bufferzones
Overige instrumenten behouden en ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteit1515205205205205 20410Overige instrumenten stedelijk gebied
Overige instrumenten behouden en ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteit3 8000160160160160 20610Overige instrumenten landelijk gebied
Projecten gebiedsontwikkeling (FES)52 60968 15012 0008 6004 0000 20401FES Projecten gebiedsontwikkeling
Projecten gebiedsontwikkeling (FES)66 81735 37517 73050000 20402FES BIRK
Projecten gebiedsontwikkeling (FES)120 510101 0220000 20404FES nieuwe sleutelprojecten
Overige instrumenten gebiedsontwikkeling360180180180180180 10210Overige instrumenten algemeen
Overige instrumenten gebiedsontwikkeling000000 20408Subsidies stedelijk gebied
Overige instrumenten gebiedsontwikkeling25 79234 05612 8262 7742 7723 000 20410Overige instrumenten stedelijk gebied
Overige instrumenten gebiedsontwikkeling000000 20608Subsidies landelijk gebied
Overige instrumenten gebiedsontwikkeling302245345265395395 20610Overige instrumenten landelijk gebied
Overige instrumenten gebiedsontwikkeling2 6292 6292 6592 6592 6592 659 53207Integratie via ruimtelijke maatregelen
Overige instrumenten gebiedsontwikkeling000000 85406Overige instrumenten en milieu en veiligheid
Het Waddenfonds33 87833 87833 87833 87833 87833 878 20616Het Waddenfonds
Stimuleren architectonische kwaliteit voor het interdepartementale architectuurbeleid3 1132 9112 8822 6814 8104 810 20801Stimuleren architectonische kwaliteit voor het interdepartementale architectuurbeleid
            
Artikel 3          Was instrument
Voorkomen klimaatverandering20 89920 83718 42615 37515 65715 657 30802Binnenlandse klimaatinstrumenten
Voorkomen klimaatverandering11600000 31208Beperken aantasting van de ozonlaag
Voorkomen klimaatverandering2 29422866676767 74202Adequaat generiek milieuinstrumentarium
Verbeteren luchtkwaliteit3 9985 4694 4774 5244 5244 524 31410Verbeteren luchtkwaliteit
Verbeteren luchtkwaliteit79 78999 78970 000000 52602Beperken van verzuring en grootschalige luchtverontreiniging
Verbeteren luchtkwaliteit21900000 53208Integratie via milieumaatre- gelen
Stimuleren van duurzame mobiliteit78 28639 97716 0001 0001 0001 000 53006Bevorderen van duurzame mobiliteit
Bevorderen duurzame industrie9 40119 08713 2409 5025 2375 171 74202Adequaat generiek milieuinstrumentarium
Bevorderen duurzame industrie6 7235 8875 6475 3665 3665 366 74608Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB
            
Artikel 4          Was instrument
Reductie van milieubelasting door (ketengericht) afval- en productenbeheer177 067125 039124 682125 231125 231125 231 63604Reductie van milieubelasting door afvalstoffen
Reductie van milieubelasting door (ketengericht) afval- en productenbeheer655344344364364364 74202Adequaat generiek milieuinstrumentarium
Reductie van milieubelasting door (ketengericht) afval- en productenbeheer2 6202 6642 6352 48519351 835 74608Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB
Verbeteren van Milieukwaliteit van Bodem en Water4 5444 2454 0624 0934 0934 093 41602Verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem
Verbeteren van Milieukwaliteit van Bodem en Water2 0032 2462 4762 9762 9762 976 42006Verbeteren van de milieukwaliteit van water
Verbeteren van Milieukwaliteit van Bodem en Water21000000 42208Bevorderen via milieumaat- regelen
Verbeteren van Milieukwaliteit van Bodem en Water0005 0005 0005 000 74202Adequaat generiek milieuinstrumentarium
Verbeteren van Milieukwaliteit van Bodem en Water0001 0001 0001 000 74608Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB
Duurzaam gebruik van ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen12 23510 56010 7279 1719 1669 166 42208Bevorderen via milieumaat- regelen
Duurzaam gebruik van ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen6 9934 4171 7261 7281 7281 728 42410Bevorderen van duurzame landbouw
            
Artikel 6          Was instrument
Veilig gebruik van chemische stoffen1 9713 7413 7883 7883 7883 788 63402Veilig gebruik van chemische stoffen
Bescherming tegen straling6 3296 0556 0865 4223 7713 771 63806Bescherming tegen straling
Verantwoorde toepassing van GGO’s2 7054 4183 0923 3423 3423 342 64008Verantwoorde toepassing van GGO’s
Beheersing van risico’s die samenhangen met externe veiligheid236979959962962962 84802Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties
Beheersing van risico’s die samenhangen met externe veiligheid63 0325 68314 72129 48837 48837 488 85004Oplossen van niet-aan- vaardbare risicovolle situaties
Beheersing van risico’s die samenhangen met externe veiligheid21 64322 00730 49030 49030 49030 490 85206Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties
            
Artikel 7          Was instrument
Internationaal VROM (en WWI) beleid (HGIS)2 0293 8464 2455 0745 0745 074 74404Internationaal milieubeleid (HGIS-deel)
Internationaal VROM (en WWI) beleid (niet-HGIS)1 9221 1771 1771 1841 1841 184 74406Internationaal milieubeleid (niet HGIS-deel)
Clean Development Mechanism39 65366 39888 51079 39754 7290 30804Clean Development Mechanism
Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken1 2311 4301 0301 0301 0301 030 31006Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken
Interreg6 4631 9112 7184 381883883 10212Interreg
            
Artikel 9          Was instrument
Bevorderen naleving wetgeving voor Wonen, Wijken en Integratie731731731731731731 95602Bevorderen naleving wetge- ving voor Wonen, Wijken en Integratie
Bevorderen naleving wetgeving voor Milieu en Ruimte10 0229 3868 7788 3688 3858 385 95804Bevorderen naleving wetge- ving voor Milieu en Ruimte
Bevorderen samenwerking methodiek en strategie2 5322 6042 6112 6112 6112 611 96006Bevorderen samenwerking methodiek en strategie
Crisismanagement organiseren5 7805 7785 4565 5185 5195 519 96208Crisismanagement organiseren
Opsporen en bestrijden van fraude1 1311 1491 1461 1471 1471 147 96410Opsporen en bestrijden van fraude
Apparaat artikel 9 (IG)38 50238 04236 53536 77436 82636 825 98202Apparaat artikel 9 (IG)
            
Artikel 10          Was instrument
Realiseren duurzaam gebruik bodem, ondergrond en grondwater153 013159 042172 695180 098180 098180 098 41804Saneren van verontreinigde bodems
Realiseren duurzaam gebruik bodem, ondergrond en grondwater13 12424 69715 62115 62115 62115 621 42207Bevorderen via ruimtelijke maatregelen
Tegengaan van geluidhinder22 94024 95627 08027 08027 08027 080 52804Verminderen van geluidhinder
Tegengaan van geluidhinder2 2082 3901 8441 7991 7991 799 53207Integratie via ruimtelijke maatregelen
Geluidskaarten (FES)3 0003 0003 0003 00000 52805FES Geluidskaarten
Kennis, onderzoek en projecten klimaat (FES)7 9883 9540000 10202FES projecten
Kennis, onderzoek en projecten klimaat(FES)13 40013 40010 000100 0000  85401FES Kennis voor Klimaat
Kennis, onderzoek en projecten klimaat(FES)3 0004 0005 0003 00000 85403FES Klimaatbuffers
Overige instrumenten realiseren ruimte voor windenergie en klimaatadaptatie00125125125125 20410Overige instrumenten stedelijk gebied
Overige instrumenten realiseren ruimte voor windenergie en klimaatadaptatie8593533530353353 85406Overige instrumenten en milieu en veiligheid
Bevorderen adequaat gebiedsgericht instrumentarium en duurzame ontwikkeling3 3033 6893 6443 6193 6193 619 74201Adequaat generiek via ruimtelijke maatregelen
            
Artikel 91          Was instrument
Communicatie-instrumenten462287304296296296 74203Communicatie-instrumenten
Communicatie-instrumenten8 2005 4224 0204 0204 0204 020 918102Communicatie-instrumenten
Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StaB)5 3585 4255 4015 3995 3995 399 918104Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StaB)
Overige vastgoedinformatie-voorziening26 93838 91134 40925 70925 70925 709 918106Overige vastgoedinformatie-voorziening
Apparaat beleidsartikelen VROM5 9285 4865 6325 2425 3635 363 918214Apparaat artikel 1 (DGR)
Apparaat beleidsartikelen VROM5 3094 9424 7234 7034 7044 704 918216Apparaat artikel 2 (DGR)
Apparaat beleidsartikelen VROM000000 918220Apparaat artikel 4 (DGM/BWL)
Apparaat beleidsartikelen VROM21 03819 79919 14719 04519 04719 047 918218Apparaat artikel 3 (DGM/KvL)
Apparaat beleidsartikelen VROM000000 918224Apparaat artikel 6 (DGM/SAS)
Apparaat beleidsartikelen VROM000000 918228Apparaat internationale Zaken artikel 7(IZ)
Apparaat beleidsartikelen VROM5 5415 2054 9694 9484 9484 948 918230Apparaat artikel 8 (DGR)
Apparaat beleidsartikelen VROM2 83600000 918572Gemeenschappelijk OntwikkelingsBedrijf
Apparaat beleidsartikelen WWI4 9824 7403 0943 0473 0483 048 918334Apparaat artikel 1 (DGWWI)
Apparaat beleidsartikelen WWI4 4774 1183 8673 8103 8113 811 918336Apparaat artikel 2 (DGWWI)
Apparaat beleidsartikelen WWI20 8922 4012 2842 2822 2822 282 918338Apparaat artikel 3 (DGWWI)
Apparaat beleidsartikelen WWI1 9571 4031 3340796796 918340Uitvoering huursubsidie
Apparaat beleidsartikelen WWI4 0253 9803 9323 9323 9323 932 918342Apparaat artikel 4 (DGWWI)
Apparaat beleidsartikelen WWI4 6974 5094 3294 3094 3104 310 918344Apparaat artikel 5 (DGWWI)
VROM-Raad2 1312 0822 0312 0272 0272 027 918562VROM-Raad
Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek(RMNO)571520504501501501 918564Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek(RMNO)
Waddenadviesraad (WAR)719724717717717717 918566Waddenadviesraad (WAR)
Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS)1 00000000 918568Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS)
Technische Commissie Bodembescherming (TCB)642632622621622622 918570Technische Commissie Bodembescherming (TCB)
Apparaat Planbureau Leefomgeving (PBL)000000 918458Apparaat Ruimtelijk Planbureau (RPB)
Apparaat Planbureau Leefomgeving (PBL)37 74833 43932 43432 51832 52032 520 918459Apparaat Planbureau Leefomgeving (PBL)
Apparaat Planbureau Leefomgeving (PBL)000000 918460Apparaat Milieu en Natuur Planbureau (MNP)
Postactieven VROM & WWI000000 918678Postactieven DGM
Postactieven VROM & WWI000000 918680Postactieven Inspectie
Postactieven VROM & WWI10 50210 36910 0039 1349 1359 135 918684Postactieven GD/Cst
Gemeenschappelijke voorzieningen1 7972 1072 6072 1591 5091 509 74203BO en Algemene diensten en voorzieningen
Gemeenschappelijke voorzieningen148 425141 658128 775124 655122 903122 903 918786BO en Algemene diensten en voorzieningen
Huurbijdrage aan Rgd25 90824 91924 80624 80824 80824 662 918788Huurbijdrage aan Rgd
Verzameluitkering000000 918890Verzameluitkering
Bekostiging van externe uitvoeringsorganisaties86 13728 95621 96821 96322 56522 831 74202Adequaat generiek milieuinstrumentarium
Bekostiging van externe uitvoeringsorganisaties5 2944 3045 8794 5064 5564 556 74203Adequaat generiek milieuinstrumentarium
Rijksbrede taakstelling apparaat000– 2 334– 4 638– 4 638 919089Rijksbrede taakstelling apparaat
            
Artikel 92          Was instrument
Loonbijstelling000000 929102Loonbijstelling
Prijsbijstelling2 5292 2963 9344 4824 1574 031 929204Prijsbijstelling
Onvoorzien388172– 286– 346– 346– 346 929379Onvoorzien
Nog nader te verdelen taakstellingen– 2 271– 2 740– 3 364– 2 004– 4 872– 13 074 929489Nog nader te verdelen taakstellingen
Nog nader te verdelen overig9 06000000 918112Programma-onderzoek GOB
Nog nader te verdelen overig– 3 195– 2 977– 1 996– 65– 65– 65 929491Nog nader te verdelen overig
            
Vervallen          Was instrument
VERVALT000000 31006Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken
VERVALT000000 31208Beperken aantasting van de ozonlaag
VERVALT000000 60602FES BIRK
VERVALT000000 60606Onderzoeklandelijk gebied
VERVALT000000 74203Adequaat generiek instrumentarium
VERVALT000000 85408Onderzoekexterne veiligheid
VERVALT000000 85410Schadeclaims
VERVALT000000 918108Ruimtelijk Planbureau
VERVALT000000 918112Programma/onderzoekGemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB)
VERVALT000000 918222Apparaat artikel 5 (DGM/LMV)
VERVALT000000 918226Apparaat artikel 7 (DGM/SB)
VERVALT000000 918232Apparaat artikel 8 (DGM)
VERVALT000000 918446Apparaat projecten VROM
VERVALT000000 918448Apparaat DGWWI
VERVALT000000 918450Apparaat DGR
VERVALT000000 918452Apparaat DGM
VERVALT000000 918456Apparaat departementsleiding, control en overig staf
VERVALT000000 918458Apparaat Ruimtelijk Planbureau (RPB)
VERVALT000000 918459Apparaat Planbureau Leefomgeving (PBL)
VERVALT000000 918460Apparaat Milieu en Natuur Planbureau (MNP)
VERVALT000000 918572Gemeenschappelijk OntwikkelingsBedrijf (GOB)
 1 627 3861 409 1171 147 7401 025 983973 088906 084     
Ontvangsten (x € 1 000)
Wordt artikel/instrument VROM (XI) x € 1 000200920102011201220132014 Was artikel 
Artikel 1        Was instrument
Ontvangsten (art. 1)6 00000000 1FES projecten
Ontvangsten (art. 1)1 13500000 1Ontvangsten (art. 1)
          
Artikel 2        Was instrument
Mooi Nederland(FES)12 1098 9614 2004 10000 2FES Mooi Nederland
Bufferzones000000 2Bufferzones
Projecten gebiedsontwikkeling (FES)000000 2FES Projecten gebiedsontwikkeling
Overige instrumenten gebiedsontwikkeling52 60968 15012 0008 6004 0000 2FES Projecten gebiedsontwikkeling
Overige instrumenten gebiedsontwikkeling66 91035 38017 73050000 2FES BIRK
Overige instrumenten gebiedsontwikkeling120 510101 0220000 2FES nieuwe sleutelprojecten
Overige instrumenten gebiedsontwikkeling3 80000000 2Overige instrumenten landelijk gebied
Het Waddenfonds000000 2Het Waddenfonds
Ontvangsten (art. 2)000000 2Ontvangsten (art. 2)
          
Artikel 3        Was instrument
Ontvangsten FES (art. 3)2 5006 0006 0006 0006 0006 000 3Ontvangsten FES (art. 3)
Ontvangsten FES (art. 3)127 544118 84370 000000 5Ontvangsten FES (art. 5)
Ontvangsten (art. 3)000000 3Ontvangsten (art. 3)
          
Artikel 4        Was instrument
Ontvangsten FES (art. 4)3 4602 6610000 4Ontvangsten FES (art. 4)
Ontvangsten (art. 4)000000 4Ontvangsten (art. 4)
          
Artikel 6        Was instrument
Ontvangsten FES (art. 6)2 9822 28395030000 6Ontvangsten FES (art. 6)
Ontvangsten (art. 6)000000 6Ontvangsten (art. 6)
          
Artikel 7        Was instrument
Ontvangsten FES (art. 7)6 9374 9384 9004 27000 7Ontvangsten FES (art. 7)
Ontvangsten Internationale Zaken (IZ)000000 7Ontvangsten Internationale Zaken (IZ)
Ontvangsten (art. 7)000000 7Ontvangsten (art. 7)
Artikel 9        Was instrument
Ontvangsten (art .9)882882882882882882 9Ontvangsten (art .9)
          
Artikel 10        Was instrument
Realiseren duurzaam gebruik bodem, ondergrond en grondwater000000 4Saneren van verontreinigde bodems
Realiseren duurzaam gebruik bodem, ondergrond en grondwater000000 4Ontvangsten kostenverhaal
Realiseren duurzaam gebruik bodem, ondergrond en grondwater26 8106 2110000 4Ontvangsten FES
Tegengaan van geluidhinder000000 5Verminderen van geluidhinder
Geluidskaarten (FES)3 0003 0003 0003 00000 5FES Geluidskaarten
Kennis, onderzoek en projecten klimaat (FES)7 9883 9540000 1FES projecten
Kennis, onderzoek en projecten klimaat(FES)13 40013 40010 00010 00000 8Ontvangsten FES Kennis voor Klimaat
Kennis, onderzoek en projecten klimaat (FES)3 0004 0005 0003 00000 8FES Klimaatbuffers
          
Artikel 91        Was instrument
Ontvangsten overige vastgoedinformatievoorziening2 7941 871934934934934 91Ontvangsten overige vastgoedinformatievoor-ziening
Ontvangsten apparaat VROM3 68900000 91Ontvangsten DGM artikel 91 (apparaat)
Afdracht agentschap000000 91Afdracht agentschap
Ontvangsten apparaat WWI646646646646646646 91Ontvangsten apparaat DGWWI
Ontvangsten Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek(RMNO)000000 91Ontvangsten Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek(RMNO)
Ontvangsten Programma GEO (FES)4 00000000 91Ontvangsten Programma GEO (FES)
Ontvangsten apparaat Planbureau Leefomgeving (PBL)3 4972 1002 1002 1002 1002 100 91Ontvangsten apparaat Planbureau Leefomgeving (PBL)
Ontvangsten apparaat Planbureau Leefomgeving (PBL)000000 91Ontvangsten apparaat Milieu en Natuur Planbureau (MNP)
Ontvangsten apparaat Planbureau Leefomgeving (PBL)000000 91Ontvangsten apparaat gemeenschappelijke diensten
Ontvangsten apparaat gemeenschappelijke diensten47947947947900 91Ontvangsten DGM artikel 91 (programma)
Ontvangsten apparaat gemeenschappelijke diensten000000 91Ontvangsten apparaat concernstaf
Ontvangsten apparaat gemeenschappelijke diensten27 71427 68327 66627 66627 66627 666 91Ontvangsten apparaat gemeenschappelijke diensten
          
Artikel 92        Was instrument
Nog nader te verdelen taakstellingen000000 92Nog nader te verdelen taakstellingen
Vervallen         
VERVALT000000 1FES projecten
VERVALT000000 5Ontvangsten FES (art. 5)
VERVALT000000 5Ontvangsten (art. 5)
VERVALT000000 8Ontvangsten FES (art. 8)
VERVALT000000 8Ontvangsten (art. 8)
VERVALT000000 91Ontvangsten apparaat DG
VERVALT000000 91Ontvangsten apparaat Ruimtelijk Planbureau (RPB)
VERVALT000000 91Ontvangsten apparaat Milieu en Natuur Planbureau (MNP)
VERVALT000000 91Ontvangsten GOB
VERVALT000000 91Ontvangsten DGM artikel 91 (programma)
VERVALT000000 91Ontvangsten apparaat Concernstaf
 504 395412 464166 48772 47742 22838 228   

4. BEGROTING 2010 VAN DE NEDERLANDSE EMISSIEAUTORITEIT

De Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) ondersteunt de uitvoering van emissiehandel en toetst als onafhankelijk toezichthouder de naleving van de regels. De NEa doet dat op transparante en rechtvaardige wijze, waarbij ze een effectieve en efficiënte uitvoering nastreeft. Op deze wijze wil de NEa emissiehandel betrouwbaar en vertrouwd maken.

De Minister van VROM heeft de Tweede Kamer kenbaar gemaakt per 1 januari 2009 een bestuur Nederlandse Emissieautoriteit aan te stellen met de status van Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO), deze wijziging zal per 1 januari 2010 worden geëffectueerd. De Wet Milieubeheer zal hiervoor worden aangepast. De baten-lastendienst NEa zal dan niet meer onder eindverantwoordelijkheid van de Minister van VROM opereren, maar onder eindverantwoordelijkheid van het bestuur van de NEa dat als zodanig het ZBO zal zijn. Vanaf die datum ondersteunt de baten-lastendienst NEa het bestuur in de uitvoering van zijn wettelijke taken. Het gaat daarbij om een drietal hoofdtaken: verlenen en actualiseren van emissievergunningen, beheren van de CO2- en NOx-registers en toezicht en handhaving van de wetgeving.

Tabel 1: begrotingsstaat 2010 (x € 1 000)
Totaal batenTotaal lastenSaldo baten en lasten
6 2796 2790
Totaal kapitaaluitgavenTotaal kapitaalontvangsten 
410 

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2010 en meerjarenraming

Tabel 2: begroting van baten en lasten
(x € 1 000)2008200920102011201220132014
Baten       
Opbrengsten moederdepartement5 4776 5786 2606 3446 4896 5156 549
Rentebaten64351920202020
Totaal baten5 5416 6136 2796 3646 5096 5356 569
        
Lasten       
Apparaatskosten:       
– personele kosten3 4694 7014 7404 7634 7874 8114 835
– materiele kosten1 3941 6051 4611 4751 4901 5051 520
Rentelasten1842214251914
Afschrijvingskosten:       
– materieel6101312700
– immaterieel25125563100200200200
Totaal lasten5 1386 6136 2796 3646 5096 5356 569
Saldo van baten en lasten403000000

Toelichting bij de opbouw baten

Opbrengsten moederdepartement

De opbrengsten moederdepartement betreffen uitsluitend de inkomsten die voortkomen uit de opdracht van de directie Klimaat en Luchtkwaliteit. De definitieve opbrengst hangt af van de nog vast te stellen kostprijzen en de daadwerkelijk geleverde aantallen producten. Doordat de Europese wet- en regelgeving voor CO2-emissiehandel nog voortdurend verandert, is het moeilijk om het aantal producten in de toekomst goed in te schatten. De kostprijzen van de producten zullen kostendekkend worden vastgesteld want de NEa heeft geen winstoogmerk.

Tabel 3: opbrengsten moederdepartement naar product/dienst (x € 1 000)
Product/dienstBegroting 2010
Toezicht en handhaving1 707
Advisering en beleidsafstemming393
Vergunningaanvragen413
Onderhoud dossier856
Helpdesk en registeradministratie890
Registeronderhoud1 331
Projecten670
Subtotaal6 260
Rente19
Totaal6 279

Renteopbrengsten

De rentebaten zijn geschat op 1% van het gemiddelde saldo op de rekening-courant rekening met het ministerie van Financiën.

Toelichting bij de opbouw lasten

Apparaatskosten

Personele kosten

De personele kosten in 2010 vallen ten opzichte van 2009 iets hoger uit. Dit is een gevolg van de CAO verhoging van de eindejaarsuitkering per 1-12-2009.

Materiële kosten

De materiële kosten laten ten opzichte van 2009 een lichte daling zien. Door efficiënter werken en bewuster inkopen is deze daling mogelijk.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten bedragen € 0,08 miljoen. De afschrijvingstermijnen bedragen voor computerapparatuur 3 jaar en voor meubilair en software 5 jaar.

Tabel 4: kasstroomoverzicht voor het jaar 2010 (x € 1 000)
Omschrijving2008200920102011201220132014
1. Rekening-courant RHB per 1 januari1 2931 8601 9201 9551 9671 9741 974
        
2. Totaal operationele kasstroom81530076112207200200
        
3a. Totaal investeringen– 8  – 500– 500  
3b. Totaal boekwaarde desinvesteringen       
3. Totaal investeringskasstroom– 8  – 500– 500  
        
4a. Eenmalige uitkering aan moederdepartement       
4b. Eenmalige storting door het moederdepartement       
4c. Aflossingen op leningen– 240– 240– 41– 100– 200– 200– 200
4d. Beroep op leenfaciliteit   500500  
4. Totaal financieringskasstroom– 240– 240– 41400300– 200– 200
        
5. Rekening-courant RHB per 31 december (=1+2+3+4)1 8601 9201 9551 9671 9741 9741 974

Investeringskasstroom

Vanaf 2010 vinden er investeringen plaats inzake het project «Proces Automatisering NEa». Voorlopig wordt deze post als onderhanden werk opgenomen en pas bij ingebruikname in 2011 geactiveerd. De verwachting is dat voor deze investeringen in 2011 de grens van de minimale leenfaciliteit (€ 500 000,-) wordt bereikt, waardoor de leenfaciliteit ook in dat jaar zal worden aangewend.

Financieringskasstroom

Het beroep op de leenfaciliteit is ter financiering van de investeringen. De raming van aflossingen is gebaseerd op de lopende en de begrote leenfaciliteit bij het ministerie van Financiën.

Informatie over de doelmatigheid van de NEa

Deze paragraaf geeft informatie over de doelmatigheid en kwaliteit van de NEa, dat wil zeggen informatie over de relatie tussen inzet van middelen (totale kosten) en de te leveren productie dan wel prestaties.

Tabel 5: overzicht prestatie-indicatoren 2010
IndicatorPrestatie 2008Begroting 2010
Meldingen: % meldingen afgehandeld binnen  wettelijke termijn82%>99%
Vergunningen: % vergunningen afgehandeld binnen  wettelijke termijn86%>99%
Registratie Emissiehandel:register CO2online91%>99%
 register NOx online99%>99%
Klanttevredenheid*:tevreden stakeholders>65%
 ontevreden stakeholders<10%
Algemeen: aantal gegronde klachten over uitoefe- ning taken00
 aantal ongegronde klachten over uitoefening  taken00
 % klachten afgerond binnen wettelijke termijnnvt100%
Vergunningverlening: aantal bedrijven met een vergunning416465
Tarieven in €:  
Laag75,-<80,-
Midden131,-<128,-
Hoog144,-<150,-
Directe uren primair proces56%>65%

* In overleg met de Stuurgroep NEa is besloten om in 2008 geen klanttevredenheidsonderzoek uit te voeren.

Toelichting indicatoren:

• Indicator «Meldingen»: percentage meldingen dat is afgehandeld binnen de wettelijke termijn van 8 weken;

• Indicator «Registratie Emissiehandel»: percentage beschikbaarheid van de CO2- en NOx-registers;

• Indicator «Directe uren primair proces»: percentage van het totaal aantal directe uren gedeeld door het totaal aantal uren van de medewerkers in het primaire proces.

5. BEGROTING 2010 VAN HET WADDENFONDS

5.1. Het beleid

5.1.1. Doel van het Waddenfonds

De Waddenzee is het grootste aaneengesloten natuurgebied van West-Europa en een van de grootste getijdengebieden ter wereld. De variatie in overstromingsduur, stroming en zoutgehalte zorgt voor een grote verscheidenheid aan natuurwaarden. Met zijn brakke en zoute wateren en hoger gelegen kwelders biedt dit gebied ruimte aan internationaal belangrijke flora en fauna. Zo vormt de Waddenzee voor trekvogels onderweg van het noordelijk halfrond naar het zuidelijk halfrond een noodzakelijk foerageergebied. Het gebied is een samenhangend geheel met als overeenstemmende kenmerken: (geo-)morfologie, ecologie en landschap, waardoor een eigen identiteit ontstaat. Die eenheid en samenhang strekken zich ook uit tot de omliggende gebieden waarmee de Waddenzee samen het waddengebied vormt. Het gebied kent een voortdurende dynamiek en is de afgelopen eeuw veranderd onder invloed van de mens, onder meer door landaanwinning en de aanleg van kustverdedigingswerken.

Alle betrokken overheden, bewoners, terreinbeheerders, etc. hebben de taak de Waddenzee als natuurgebied duurzaam te ontwikkelen en te beschermen en het unieke open landschap te behouden. Dit is de hoofddoelstelling van de PKB Derde Nota Waddenzee. De internationaal erkenning van de Waddenzee uit zich onder meer doordat zij onlangs op de UNESCO-werelderfgoedlijst is geplaatst.

Het kabinet heeft naar aanleiding van het advies van de Adviesgroep Waddenzeebeleid (rapport «Ruimte voor de Wadden» d.d. 1 april 2004) onder meer besloten om offensief vorm te geven aan deze hoofddoelstelling door het doen van additionele investeringen in de Waddenzee en het Waddengebied (Kamerstukken II, 2003–2004, 29 684, nr. 1). Het kabinet trekt daarvoor € 800 miljoen uit, verspreid over een investeringsperiode van 20 jaar (2007–2026). Deze investeringen worden gedaan met het doel de kwaliteit van de Waddenzee en het Waddengebied te verbeteren door middel van investeringen gericht op de belangrijkste problemen en uitdagingen.

5.1.2. Aard van het Waddenfonds

Het Waddenfonds maakt deel uit van een samenhangend pakket van maatregelen dat aansluit bij de kabinetsdoelstelling om te komen tot een integraal beleid voor de Wadden. Er is sprake van een politieke – geen financiële koppeling – met andere onderdelen van dit pakket, te weten de gaswinning en de schelpdiervisserij. Een heroverweging van dit pakket zal plaatsvinden als één van de onderdelen niet kan worden gerealiseerd (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 684, nr. 22).

De kosten en uitgaven die uit het voorgaande voortvloeien, worden in het Waddenfonds verantwoord. Het Waddenfonds is een begrotingsfonds als bedoeld in de zin van artikel 9, eerste lid, van de Comptabiliteitswet. Het fonds is een Rijksfonds dat valt onder beheer van de Minister van VROM als coördinerend Minister van de Wadden. Het subsidieplafond en de periode waarin projectvoorstellen kunnen worden ingediend worden jaarlijks in de Staatscourant gepubliceerd.

Het kabinet hecht er groot belang aan dat het totaalbedrag dat in de Wadden wordt geïnvesteerd door bijdragen van andere partijen wordt vergroot. Dit kan worden bereikt door middel van cofinanciering. Projectvoorstellen zullen daarom worden getoetst op de mate waarin andere partijen bereid zijn een bijdrage te leveren. Co-financiers kunnen per project of per cluster van projecten bijdragen. In dit kader worden, naast het Waddenfonds, twee partijen onderscheiden: de initiatiefnemer en andere financieringsbronnen (bijvoorbeeld EU-fondsen, bijdragen uit het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG), bijdragen door regionale overheden/instanties en particulieren). Beiden worden beschouwd als co-financiers en kunnen zowel publiek als privaat zijn. In dit kader is voor de Rijksbijdragen aan projecten die voor subsidie uit het fonds in aanmerking komen geen anti-cumulatiebeding opgenomen.

5.1.3. Verdeling van de middelen

Activiteiten waarvoor een bijdrage wordt gevraagd, moeten bijdragen aan het bereiken van de vier hierna genoemde operationele doelstellingen. Het kabinet zal daarbij de volgende verdeling hanteren:

• Van het oorspronkelijk beschikbaar gestelde fondsbedrag wordt eerst het bedrag van de nadeelcompensatie kokkelvisserij afgetrokken (€ 122,435 mln);

• Vervolgens wordt een bedrag gereserveerd voor de beheers- en uitvoeringskosten van het fonds;

• Van het resterende bedrag wordt 10% apart gehouden voor activiteiten die bijdragen aan de doelen ten aanzien van de kennishuishouding (4%) en de afname van externe bedreigingen (6%). Voor beide typen activiteiten geldt ten principale dat deze in gelijke mate zowel de natuur in brede zin, als de economie ten goede komen;

• Het resterende bedrag wordt voor 50% ingezet voor ecologie en voor 50% voor economie.

Hiermee wordt invulling geven aan het gewijzigde amendement van de leden Atsma en Snijder-Hazelhoff (Kamerstukken 2006–2007, 30 594, nr. 12)

5.1.4. Investeringsplan en Uitvoeringsplan

In het Investeringsplan Waddenfonds zijn de doelen van het Waddenfonds, de uitdagingen en problemen van de Wadden en de werkwijze van het fonds uitgewerkt. Eens per 5 jaar zal een uitvoeringsplan met een horizon van vijf jaar worden opgesteld waarin de investeringsprioriteiten en de verdeling van de middelen binnen de categorieën worden beschreven. In 2009 is het uitvoeringsplan herzien.

5.2. Algemene beleidsdoelstelling

Motivering

Om de doelen van het Waddenfonds te realiseren worden door middel van een subsidieregeling door VROM investeringen in het Waddengebied gestimuleerd. De doelen van het fonds zijn afgeleid van de hoofddoelstelling van de PKB Waddenzee en als volgt verwoord:

• Het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het Waddengebied;

• Het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee;

• Een duurzame economische ontwikkeling in het Waddengebied en een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het Waddengebied en de direct aangrenzende gebieden;

• Het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het Waddengebied. (Zie Wet op het Waddenfonds, artikel 2 lid 2).

Deze doelen gelden voor het Waddengebied als geheel: door middel van investeringen uit het Waddenfonds zal aan deze doelen worden bijgedragen. De realisatie van deze doelen wordt ook met andere beleidsinstrumenten nagestreefd, bijvoorbeeld wet- en regelgeving en investeringen in het gebied gefinancierd vanuit andere (Rijks)middelen.

Verantwoordelijkheid

VROM is als coördinerend departement voor de Wadden verantwoordelijk voor:

• Het beheer van het fonds;

• De toekenning van subsidies;

• De uitvoering van de subsidieregeling;

• Evaluatie en monitoring.

Externe factoren

Het behalen van deze doelstelling hangt af van:

• Draagvlak in de regio;

• Ontvangen van degelijke projectvoorstellen;

• Natuurlijke ontwikkelingen in het Waddengebied.

Meetbare gegevens:

Voor de hoofddoelstellingen van de PKB Waddenzee gelden de volgende drie effectindicatoren (het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding is niet in de effectindicatoren opgenomen):

Tabel 5.1. Effectindicatoren
EffectindicatorenBasiswaardePeildatumStreefw. 1PeriodeStreefw. 2Periode
OpenheidDe gemiddelde hoogte van de zicht- bare bebou- wing is 23 meter. 2009Behoud van de openheid Behoud van de openheid 
Natuurkwaliteitca 50% in natuurlijke situatie2000–20074e Nota Waterhuishouding, Kaderrichtlijn water 4e Nota Waterhuishouding, Kaderrichtlijn water 
Energieneutrale eilandengeen van de Waddeneilanden is energieneutraal2009twee Waddeneilanden energieneutraal2015alle 5 de Wadden-eilanden energieneutraal2020

In de begroting 2011 zullen de effectindicatoren aan de hand van het nieuwe uitvoeringsplan worden toegespitst op de vier doelen van het Waddenfonds. In het uitvoeringsplan zullen korte termijn doelen (3 jaar) en lange termijn doelen (20 jaar, looptijd van het fonds) worden onderscheiden.

De belangrijkste prestaties in 2010 zijn:

• Implementeren van de programmatische aanpak van het Waddenfonds, waarmee versnippering van de uitgaven wordt voorkomen;

• Toekennen van projecten ingediend tijdens de 3e tender;

• Voortgangsrapportage opleveren; inhoudelijke en financiële monitoring van lopende projecten.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 5.2. Waddenfonds
x € 1 0002008200920102011201220132014
Verplichtingen:41 07938 52940 47840 47840 47833 87833 878
Uitgaven:4 45337 23540 47880 47840 47833 87833 878
Waarvan juridisch verplicht  16 23310 0777 5753 784883
Programma:2 76036 44039 60079 60039 60033 00033 000
 Vergroten/versterken van natuur- en landschapswaarden van het Wad:017 64017 82035 82017 82014 85014 850
 Verminderen externe bedreigingen van de rijkdom van de Waddenzee:02 3522 3764 7762 3761 9801 980
 Duurzame economische ontwikkeling en energiehuishouding:2 40015 24017 82035 82017 82014 85014 850
 Ontwikkelen duurzame kennishuishouding waddengebied:3601 2081 5843 1841 5841 3201 320
        
Apparaat:1 693795878878878878878
 Beheers- en uitvoeringskosten1 693795878878878878878
Ontvangsten:33 87833 87833 87833 87833 87833 87833 878

Grafiek 5.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2010

kst-32123-XI-2-21.gif

Operationeel doel:

1. Vergroten/versterken van natuur- en landschapswaarden van het Wad

2. Verminderen externe bedreigingen van de rijkdom van de Waddenzee

3. Duurzame economische ontwikkeling en energiehuishouding

4. Ontwikkelen duurzame kennishuishouding waddengebied

5.3. Operationele doelstellingen

5.3.1. Vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het Waddengebied

Motivering

Om de karakteristieke ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het Waddengebied, zoals verwoord in de geldende PKB Derde Nota Waddenzee, te herstellen of te verbeteren door:

• Het bevorderen van innovaties die bodemverstoringen of negatieve ecologische effecten ten gevolge van menselijke activiteiten mitigeren of voorkomen en bijdragen aan het tot stand brengen of herstellen van ongestoorde ecologische en fysische processen;

• Het herstel van zoet-zout-overgangen, waarbij waterlopen in het binnenland op een meer natuurlijke wijze met de Waddenzee worden verbonden en die tevens kansen bieden voor combinaties met andere functies zoals waterberging en recreatie;

• Het stimuleren van een gevarieerder kwelderbeheer en kwelderontwikkeling, passend binnen de voor de kwelders geldende (natuur)doelstellingen;

• Het stimuleren van ontwikkeling van zeegrasvelden en stabiele mosselbanken;

• Het behoud en herstel van jonge duinlandschappen op de eilanden;

• Het stimuleren van vormen van dynamisch kustbeheer op de eilanden;

• Het bevorderen van de migratie van vissoorten;

• Het behoud en herstel van voor de Wadden karakteristieke landschappelijke en cultuurhistorische elementen, patronen en ensembles in combinatie met duurzame economische ontwikkelingen, waterbeheer en recreatieve toegankelijkheid.

Instrumenten

• PKB Waddenzee; De planologische kernbeslissing (PKB) Waddenzee bevat de hoofdlijnen van het rijksbeleid voor de Waddenzee;

• (Investerings)subsidies; Om de doelen van het Waddenfonds te realiseren worden door middel van een subsidieregeling door VROM investeringen in het Waddengebied gestimuleerd;

• AMvB Ruimte; Hierin zijn de concrete beleidsbeslissingen uit de PKB Waddenzee beleidsneutraal opgenomen.

Meetbare gegevens

Zie algemene doelstelling (de prestaties zijn voor 2010 voor alle operationele doelen gelijk)

5.3.2. Verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee

Motivering

Het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen om de natuurlijke rijkdom van de Wadden te behouden door:

• Het stimuleren van kwelderontwikkeling, met als doel het tegengaan van overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijging;

• Het stimuleren van innovatieve projecten die zijn gericht op het verhogen van de veiligheid boven het niveau dat met behulp van het reguliere beleid wordt gegarandeerd.

Instrumenten

• PKB Waddenzee; De planologische kernbeslissing (PKB) Waddenzee bevat de hoofdlijnen van het rijksbeleid voor de Waddenzee;

• (Investerings)subsidies; Om de doelen van het Waddenfonds te realiseren worden door middel van een subsidieregeling door VROM investeringen in het Waddengebied gestimuleerd;

• AMvB Ruimte; Hierin zijn de concrete beleidsbeslissingen uit de PKB Waddenzee beleidsneutraal opgenomen.

Meetbare gegevens

Zie algemene doelstelling (de prestaties zijn voor 2010 voor alle operationele doelen gelijk)

5.3.3. Bevorderen van een duurzame economische ontwikkeling in het Waddengebied en een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het Waddengebied en de direct aangrenzende gebieden

Motivering

Om bij te dragen aan de vergroting van de kansen voor duurzame sociaal-economische ontwikkeling in het Waddengebied. Om daardoor de werkgelegenheid in het gebied te vergroten, het bruto regionaal product te verhogen en de economische structuur te verbeteren. Hierbij wordt ingezet op:

• Het bevorderen van duurzaam toerisme en recreatie die tevens draagvlak voor natuur en natuurbeleid creëren;

• Het verbeteren van promotie, marketing en branding van het Waddengebied als toeristisch product;

• Het verbreden van het toerisme als duurzame economische drager van het Waddengebied;

• Het bevorderen van innovatieve binnendijkse vormen van duurzame landbouw, passend binnen het gebied;

• Het stimuleren van kansrijke combinaties tussen landbouw en natuurherstel, natuurontwikkeling en natuurbeleving;

• Het stimuleren van initiatieven die vergroting en verbreding mogelijk maken van de productie en verspreiding van streekgebonden producten;

• Het bevorderen van een verduurzaming van de visserijsector;

• Het aanpassen en innoveren van de haven- en bedrijfsomgeving aan de eisen van nieuwe havenfuncties;

• Het ondersteunen van innovatieve projecten die bijdragen aan een duurzame economische ontwikkeling van het Waddengebied;

• Het bevorderen van kunst- en cultuurvoorstellen die bijdragen aan de toeristische aantrekkingskracht van het Waddengebied;

• Het stimuleren van snel uitvoerbare projectvoorstellen, die aantoonbaar bijdragen aan de transitie naar een duurzame energiehuishouding. Doorontwikkeling, grootschalige toepassing en verbreding zijn van belang;

• Het mogelijk maken van (door)ontwikkeling, grootschalige toepassing of een verbreding van de toepassing van groene grondstoffen.

Instrumenten

• PKB Waddenzee; De planologische kernbeslissing (PKB) Waddenzee bevat de hoofdlijnen van het rijksbeleid voor de Waddenzee;

• (Investerings)subsidies; Om de doelen van het Waddenfonds te realiseren worden door middel van een subsidieregeling door VROM investeringen in het Waddengebied gestimuleerd;

• AMvB Ruimte; Hierin zijn de concrete beleidsbeslissingen uit de PKB Waddenzee beleidsneutraal opgenomen.

Meetbare gegevens

Zie algemene doelstelling (de prestaties zijn voor 2010 voor alle operationele doelen gelijk)

5.3.4. Ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het Waddengebied

Motivering

• Om bij te dragen aan de verbetering van de kennishuishouding in het Waddengebied;

• Om kennis van het ecosysteem, het sociale systeem en het economische systeem van het Waddengebied te operationaliseren en verspreiden (zowel nationaal als internationaal);

• Om aandacht te besteden aan de samenhang tussen deze systemen. Hierbij wordt ingezet op:

• De formulering en opvulling van de grootste kennislacunes over het Waddengebied;

• Het stimuleren van een betere ontwikkeling en benutting van toegepaste kennis over het Waddengebied;

• Het bewerkstelligen van een goed functionerende waddenacademie;

• Het stimuleren van projecten die door kennisoverdracht bijdragen aan het vergroten van draagvlak en kennis over het Waddengebied, het waddenbeleid en het herstel en de ontwikkeling van landschap en cultuurhistorie.

Instrumenten

• PKB Waddenzee; De planologische kernbeslissing (PKB) Waddenzee bevat de hoofdlijnen van het rijksbeleid voor de Waddenzee;

• (Investerings)subsidies; Om de doelen van het Waddenfonds te realiseren worden door middel van een subsidieregeling door VROM investeringen in het Waddengebied gestimuleerd;

• AMvB Ruimte; Hierin zijn de concrete beleidsbeslissingen uit de PKB Waddenzee beleidsneutraal opgenomen.

Meetbare gegevens

Zie algemene doelstelling (de prestaties zijn voor 2010 voor alle operationele doelen gelijk)

5.4. Overzicht beleidsonderzoeken

Tabel 5.3. Overzicht onderzoek naar doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAlg.doel/Op.doelA. StartB. Afgerond
Effecten onderzoek ex-duranteMid-term review WaddenfondsWaddenfondsOD AllenA. 2012B. 2013

6. VERDIEPINGSHOOFDSTUK WADDENFONDS

Waddenfonds

Artikel 1. Waddenfonds

Opbouw uitgaven x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 200940 47840 47840 47840 47833 878 
Mutatie 1e suppletore begroting 2009– 3 243040 000000
Nieuwe mutaties:      
Beleidsmatige mutaties:      
a. Extrapolatie 20140000033 878
Stand ontwerpbegroting 201037 23540 47880 47840 47833 87833 878
Opbouw ontvangsten x € 1000
 200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 200933 87833 87833 87833 87833 878 
Stand ontwerpbegroting 201033 87833 87833 87833 87833 87833 878

Bijlage 1. ZBO’s en RWT’s (VROM-begroting 2010)

De bijlage inzake zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s).

Binnen VROM houdt de afdeling TopZO (Toezicht op Zelfstandige Organen) toezicht namens de Minister van VROM en de Minister voor WWI op de rechtmatigheid, doelmatigheid en de continuïteit van de bedrijfsvoering en de kwaliteit van de taakuitoefening van de zelfstandige organen VROM. Met de oprichting van TopZO is binnen VROM sinds 2003 een strikte scheiding tussen enerzijds beleid/aansturing en anderzijds toezicht op de zelfstandige organen geëffectueerd. Het toezicht wordt ingevuld op basis van een toezichtvisie («Toezicht op basis van vertrouwen»). Hierbij is aansluiting gezocht bij de Kaderwet ZBO’s, de Kaderstellende Visie op Toezicht II en de aanbevelingen uit het RWT 1–5 onderzoek van de Algemene Rekenkamer. Ter concretisering van de verantwoordings- en toezichtrelatie tussen VROM en de zelfstandige bestuursorganen (ZBO) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT) zijn of worden bestaande toezichtarrangementen geactualiseerd, inclusief het opstellen van een Informatie- en Controleprotocol.

In 2008 is de toezichtvisie VROM op zelfstandige organen geactualiseerd naar aanleiding van de nieuwe Rijksbrede kaders en de uitkomsten van een stakeholdersonderzoek. In de nieuwe toezichtvisie («Toezicht op basis van vertrouwen») worden ambities en doelstellingen van goed uitvoeringstoezicht gekoppeld aan methodieken zoals door TopZO ontwikkeld.

Jaarlijks voert TopZO voor ieder ZBO/RWT een risicoanalyse uit. De risicoanalyse bestaat uit de volgende vier onderdelen: kwaliteit taakuitoefening, continuïteit bedrijfsvoering, stabiliteit beleidsterrein en kwaliteit sturingsrelatie. Aandachtspunten die uit de risicoanalyse naar voren komen bepalen in belangrijke mate de intensiteit en inhoud van het toezicht, naast de reguliere activiteiten als beoordeling van de begroting, de jaarstukken en in voorkomende gevallen tariefsvoorstellen en andere taken en bevoegdheden zoals in instellingswetten bepaald. De intensiteit van het toezicht wordt ook gerelateerd aan de maatschappelijke betekenis (bijdrage aan publieke taken) en omvang (in geld en mensen) van een zelfstandig orgaan.

Begin 2008 heeft de Minister van VROM richting de Staten-Generaal gemeld welke ZBO’s onder de Kaderwet worden gebracht alsook de mate van overeenstemming (Kamerstukken II, 2007–2008, 25 268, nr. 52).

Nog in 2009 krijgt de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) de status van ZBO zonder rechtspersoonlijkheid. Teneinde de onafhankelijkheid van de NEa te waarborgen en de integriteit van het systeem van emissiehandel te bewaken is het wenselijk om de rol van de NEa als toezichthouder los te koppelen van het beleidsdepartement.

De volgende ZBO’s en RWT’s behoren tot het beleidsterrein van de Minister van VROM.

Bedragen x € 1 000
Naam ZBO (tevens RWT):Kadaster
Doelstelling Kadaster:Het bevorderen van de rechtszekerheid bij het rechtsverkeer inzake registergoederen in Nederland en het bevorderen van een optimale informatievoorziening daarover aan de samenleving. Daarbij ligt het zwaartepunt op onroerende zaken.
Taak Kadaster:Het Kadaster is belast met de kadastrale registratie en het vervaardigen en bijhouden van kadastrale kaar- ten. Ook houdt het Kadaster een openbaar register bij van registergoederen en wordt de Rijksdriehoeksme- ting in stand gehouden. Verder is het Kadaster verantwoordelijk voor het inwinnen, het bijhouden, het beheer en de cartografische weergave van geografische basisgegevens. Tevens verstrekt het Kadaster inlichtingen aan belanghebbenden omtrent de in het kader van de uitvoering van de wettelijke taken verkregen gegevens.
Beleidsartikel:Artikel 91 Algemeen
  
Naam ZBO (tevens RWT):College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)
Doelstelling Ctgb:Bijdragen aan duurzame landbouw door het beslissen over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden in Nederland.
Taak Ctgb:Het Ctgb heeft als hoofdtaken: het toelaten van gewasbeschermingsmiddelen en het toelaten of registreren van biociden.
Beleidsartikel:Artikel 6 Risicobeleid
  
Naam RWT:Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)
Doelstelling StAB:Advisering aan de bestuursrechter in geschillen op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu waardoor een bijdrage wordt geleverd aan een goede en efficiënte rechtspraak.
Taak StAB:De StAB brengt op verzoek van de bestuursrechter (Raad van State en rechtbanken) onafhankelijke deskundigenberichten uit op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening. De onafhankelijke en onpartijdige positie van de StAB is verankerd in de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening.
Beleidsartikel:Artikel 91 Algemeen
Raming vanuit VROM-begroting:€ 5 709
  
Naam ZBO (tevens RWT):Stichting Bureau Architectenregister (SBA)
Doelstelling SBA:De Wet op de architectentitel heeft tot doelstelling het scheppen van waarborgen voor de vakbekwame beroepsuitoefening door bouwkundig architecten, stedenbouwers, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten en het uitvoeren van de EU-archi- tectenrichtlijn en consumentenbescherming. Om deze doelen te bereiken is een Architectenregister ingesteld.
Taak SBA:Het SBA beheert het architectenregister.
Beleidsartikel:Artikel 2, operationeel doel stimuleren van de architectonische kwaliteit met betrekking tot het interdepartementale architectuurbeleid
  
Naam ZBO (tevens RWT):Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)
Doelstelling NEa:Uitvoering van de wet over de handel in NOx- en CO2-emissierechten, zoals opgenomen in hoofdstuk 16 van de Wet milieubeheer.
Taak NEa:Verlenen vanemissievergunningenaan bedrijven die onder emissiehandel vallen; registreren van transac- ties in de registers; toezien opnalevingvan de vergunning; opleggen vanboetes bij overtredingen.
Beleidsartikel:Artikel 3 Klimaat en luchtkwaliteit
Raming vanuit VROM-begroting:€ 6 279

Op 20 januari 2009 is het besluit om het Fonds Luchtverontreiniging te ontbinden geplaatst in het Staatsblad.

Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu

Toelichting:

In de ministerraad van 24 augustus 2001 is besloten om vanaf de begroting 2003 een Overzichtsconstructie Milieu op te nemen als vervanging van het Milieuprogramma. Dit is een overzicht waarin informatie bijeen wordt gebracht van (onderdelen van) beleidsartikelen van verschillende begrotingen met een milieudoelstelling. In de overzichtsconstructie zijn operationele doelen uit beleidsartikelen van de verschillende departementen opgenomen, exclusief de Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en de Baten- en Lastendiensten, die overwegend een uitvoerend karakter hebben.

Het opnemen van een overzichtsconstructie door een daartoe aangewezen minister dient louter een informatiefunctie voor de Staten-Generaal. Op deze wijze wordt het integrale overheidsbeleid op een beleidsterrein zichtbaar gemaakt in één begroting of jaarverslag, ook al wordt het beleid door meerdere ministers ontwikkeld en/of uitgevoerd. De individuele ministeriële verantwoordelijkheid blijft daarbij gehandhaafd.

De Overzichtsconstructie Milieu is opgezet volgens de vigerende Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften. Er wordt een overzicht gegeven van alle met milieubeleid in verband staande artikelen en operationele doelstellingen bij VROM en andere ministeries. Begrotingsprestaties en -bedragen worden niet opgenomen; in de begroting van de andere ministeries kan de precieze invulling van het operationele doel worden teruggevonden.

De Overzichtsconstructie Milieu kent primair een thematische indeling waarbij is uitgegaan van de kerntaken van het milieubeleid bij het ministerie van VROM:

1. Klimaat en luchtkwaliteit

2. Duurzaam produceren

3. Verminderen van risico’s van stoffen, straling en GGO’s

4. Versterken van het internationale milieubeleid

5. Leefomgevingskwaliteit

Aangezien een operationeel doel kan bijdragen aan meerdere taken, komen sommige operationele doelen in de overzichtsconstructie op meerdere plaatsen voor. De overzichtsconstructie bevat geen andere informatie dan in de individuele begrotingen is terug te vinden. De kwaliteit van de informatie is daarom direct afhankelijk van de informatie die is opgenomen in de afzonderlijke departementale begrotingen.

Niet alle ministeries hebben specifieke beleidsdoelstellingen op milieugebied of de milieubijdrage is niet expliciet ondergebracht in een operationeel doel:

• III Algemene Zaken (AZ)

Algemene Zaken heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven.

• VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven. De Rijksuitgaven voor milieu en stedelijke vernieuwing in het kader van het Grotestedenbeleid 2005–2009 (GSB III) zijn opgenomen in de VROM-begroting en maken onderdeel uit van het extra comptabel overzicht GSB. De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI) heeft als coördinerend minister voor het GSB op deze terreinen een medeverantwoordelijkheid.

• VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW)

In het kader van wetenschapsbeleid heeft OCW geen taken en specifieke doelen ten aanzien van milieubeleid. OCW oormerkt geen subsidies of begrotingsbedragen aan milieubeleid.

• IX Financiën (Fin)

Financiën heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven. Voor de volledigheid is voor de fiscale ontvangsten uit de diverse vergroeningsmaatregelen wel een verwijzing in de OCM opgenomen naar het desbetreffende ontvangstenoverzicht in bijlage 3 van de Miljoenennota. Er mag overigens geen relatie gelegd worden tussen fiscale ontvangsten en milieu-uitgaven; milieugerelateerde fiscale ontvangsten zijn naar hun aard niet geoormerkt voor milieu-uitgaven.

• X Defensie (Def)

Naast de zichtbare uitgaven heeft Defensie niet zichtbare milieu-uitgaven in investerings- en exploitatiebudgetten. Deze niet zichtbare uitgaven betreffen onder andere de (meer)kosten voor inkoop van groene stroom, basispakket duurzaam bouwen en energie-efficiënte apparaten en voertuigen en personeelsuitgaven voor de milieu-uitvoeringsorganisatie.

Taak 1: Klimaat en luchtkwaliteit
 ministerieArtikelNr ODNaam OD
XDEF903Beheersing en ontwikkeling van departementsbrede programma’s (o.a. milieu-uitgaven)
XIVROM31Voorkomen Klimaatverandering
XIVROM32Verbeteren luchtkwaliteit
XIVROM33Stimuleren van duurzame mobiliteit
XIVROM34Bevorderen duurzame industrie
XIVROM92Bevorderen naleving wetgeving voor Milieu en Ruimte
XIIVenW344Netwerk decentraal/regionaal vervoer
XIIVenW361Leefomgeving hoofdwegen
XIIVenW363Luchtvaart
XIIVenW364Scheepvaart
XIIVenW371Weer, klimaat en seismologie
XIIIEZ43Verduurzaming van de energiehuishouding
XIVLNV2113Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen waaronder glastuinbouw en biologische landbouw
XIVLNV2212Ruimte voor niet-grondgebonden landbouw (glastuinbouw)
XVIIIWWI23Realisatie CO2 reductiedoelstellingen in de gebouwde omgeving
XVIIIWWI61Vanuit de rijkshuisvesting bijdragen aan rijksdoelen
 FinBijlage 3 Milj.notaTabel 3.2.2Toelichting op de belastingontvangsten
Taak 2: Duurzaam produceren
 ministerieArtikelNr ODNaam OD
VBZ62Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzaam toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen
XDEF903Beheersing en ontwikkeling van departementsbrede programma’s (o.a. milieu-uitgaven)
XIVROM41Reductie van milieubelasting door (keten)gericht afval- en productiebeheer
XIVROM42Verbeteren van Milieukwaliteit van Bodem en Water
XIVROM43Duurzaam gebruik van ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen
XIVROM92Bevorderen naleving wetgeving voor Milieu en Ruimte
XIIVenW312Veiligheid
XIIVenW314Waterkwaliteit
XIIVenW362Leefomgeving spoorwegen
XIIVenW364Scheepvaart
XIVLNV2111Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat
XIVLNV2112Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn
XIVLNV2113Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen waaronder biologische landbouw
XIVLNV2114Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren
XIVLNV2211Ruimte voor grondgebonden landbouw
XIVLNV2212Ruimte voor niet-grondgebonden landbouw
XIVLNV2311Verwerven EHS (ILG)
XIVLNV2312Inrichten EHS (ILG)
XIVLNV2313Beheren EHS (ILG)
XIVLNV2314Beheer natuur buiten EHS en beschermen van internationale biodiversiteit
XIVLNV2511Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon
XVIIIWWI61Vanuit de rijkshuisvesting bijdragen aan rijksdoelen
Taak 3: Verminderen van risico’s van stoffen, straling en GGO’s
 ministerieArtikelNr ODNaam OD
VIIBiZa233Een goede operationeel en bestuurlijke organisatie voor een slagvaardige brandweer en GHOR op landelijk en bovenregionaal niveau
XDEF903Beheersing en ontwikkeling van departementsbrede programma’s (o.a. milieu-uitgaven)
XIVROM61Veilig gebruik van chemische stoffen
XIVROM62Bescherming tegen straling
XIVROM63Verantwoorde toepassing van ggo’s
XIVROM64Beheersing van risico’s die samenhangen met externe veiligheid
XIVROM92Bevorderen naleving wetgeving voor Milieu en Ruimte
XIVROM94Crisismanagement organiseren
XIIVenW331Externe veiligheid
XIIVenW332Veiligheidscheepvaart
XIIVenW333Veiligheidluchtvaart
XIIVenW363Luchtvaart
XIIVenW364Scheepvaart
XIVLNV2511Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon
XVSZW441Bevorderen dat werkgevers en werknemers in bedrijven, branches en sectoren een effectief en efficiënt arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid voeren
XVSZW502Het zoveel mogelijk bij leven verstrekken van een eenmalige financiële tegemoetkoming in de immatieriële schade aan werknemers, of huisgenoten van werknemers met maligne mesothelioom door asbestblootstelling, die niet via de voormalige werkgever een schadevergoeding kunnen krijgen
XVIIIWWI61Vanuit de rijkshuisvesting bijdragen aan rijksdoelen
 FinBijlage 3 Milj.notaTabel 3.2.2Toelichting op de belastingontvangsten
Taak 4: Versterken van het internationale milieubeleid
 ministerieArtikelNr ODNaam OD
VBZ11Een goed functionerende internationale rechtsorde
VBZ29Grotere veiligheid en stabiliteit door strijd tegen aantasting van het milieu en vernietiging van ecosystemen
VBZ31Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt
VBZ32Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen of regio’s
VBZ33Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de EU ten opzichte van ontwikkelingslanden of -regio’s
VBZ43Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden
VBZ61Bescherming en duurzaam gebruik van milieu en water in de mondiale context en de nationale context in ontwikkelingslanden
VBZ62Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzaam toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen
XDEF903Beheersing en ontwikkeling van departementsbrede programma’s (o.a. milieu-uitgaven)
XIVROM71Clean Development Mechanism
XIVROM72Internationaal VROM (en WWI) beleid
XIVROM73Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken
XIVROM74Interreg
XIVROM92Bevorderen naleving wetgeving voor Milieu en Ruimte
XIVROM917Bekostiging van externe uitvoeringsorganisaties
XIIVenW361Leefomgeving hoofdwegen
XIIVenW362Leefomgeving spoorwegen
XIIVenW363Luchtvaart
XIIVenW364Scheepvaart
XIIIEZ21Meer bedrijven die meer (technologische) kennis ontwikkelen en benutten (Basispakket)
XIIIEZ22Topprestaties op innovatiethema’s (Programmatisch pakket)
XIIIEZ32Stimuleren meer en beter ondernemerschap
XIVLNV2111Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat
XIVLNV2115Bevorderen van duurzame ketens
XIVLNV2313Beheren EHS
XIVLNV2314Beheer van natuur buiten de EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit
XIVLNV2615Kennisontwikkeling en innovatie
XIVLNV2616Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs
XIVLNV2711Uitvoeren reconstructie
XVIVWS412Het voorkomen van gezondheidsschade door onveilig voedsel of onveilige producten
XVIVWS461Mensen sporten en bewegen meer voor hun gezondheid
XVIVWS983Gezondheidsraad
XVIIIWWI23Realisatie CO2 reductiedoelstellingen in de gebouwde omgeving
Taak 5: Leefomgevingskwaliteit
 ministerieArtikelNr ODNaam OD
VBZ62Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzaam toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen
XDEF903Beheersing en ontwikkeling van departementsbrede programma’s (o.a. milieu-uitgaven)
XIVROM101Realiseren duurzaam gebruik bodem, ondergrond en grondwater
XIVROM102Tegengaan van geluidhinder
XIVROM103Realiseren ruimte voor windenergie en klimaatadaptatie
XIVROM104Bevorderen adequaat gebiedsgericht instrumentarium en duurzame ontwikkeling
XIIVenW314Waterkwaliteit
XIIVenW362Leefomgeving spoorwegen
XIIVenW364Scheepvaart
XIVLNV2211Ruimte voor grondgebonden landbouw
XIVLNV2212Ruimte voor niet-grondgebonden landbouw
XIVLNV2311Verwerven EHS (ILG)
XIVLNV2312Inrichten EHS (ILG)
XIVLNV2313Beheren EHS (ILG)
XIVLNV2314Beheer natuur buiten EHS en schermen van internationale biodiversiteit
XVIIIWWI23Realisatie CO2 reductiedoelstelling in de gebouwde omgeving
XVIIIWWI61Vanuit de rijkshuisvesting bijdragen aan rijksdoelen

Bijlage 3. VROM Nalevingsstrategie

Toelichting

De VROM-Nalevingsstrategie (NLS) wordt gebruikt om de grote diversiteit van werkzaamheden van de VI te richten. Het bestaat uit een tweetal sporen. Het risicogerichte of wettelijke taken spoor en het van «buiten naar binnen» of probleemgerichte spoor. In dit begrotingsartikel wordt het wettelijke taken spoor gebruikt bij de geprioriteerde onderwerpen. De wettelijke taken zijn in bijgevoegde prioriteitenkwadranten gescoord aan de hand van risico’s (kans * effect). Deze worden afgezet tegen de inschatting van de naleeftekorten per wettelijke taak.

VROM heeft circa 270 wetten en convenanten, subsidieregelingen en beleidsafspraken gescreend op risico en gescreend op risico en naleving en deze ingedeeld in vier kwadranten:

• Is het risico groot en het nalevingstekort groot, dan pakt de VROM-Inspectie deze taak met voorrang op. Hier is de noodzaak tot toezicht immers het grootst;

• Is het risico groot en het nalevingstekort klein, dan wordt er regulier toezicht gehouden met als doel de risico’s zo klein mogelijk te houden. Bij andere controles wordt door quick scans en een harde aanpak van het relatief geringe aantal overtreders druk op de ketel gehouden;

• Is het risico klein en het nalevingstekort groot, dan is controle vaak niet nodig. Het kan namelijk gaan om onbekende, onduidelijke of nauwelijks geaccepteerde regels. In dergelijke gevallen zal de VROM-Inspectie zich al dan niet samen met anderen inspannen om regels te verbeteren, te vereenvoudigen of te verduidelijken. Ook komt het voor dat de VROM-Inspectie adviseert regels in te trekken omdat ze eigenlijk niet zijn te handhaven;

• Bij een klein risico en een klein nalevingstekort heeft handhaving van deze wet geen prioriteit.

Naast deze vier kwadranten is net als in 2009 een vijfde kwadrant opgenomen waarin alle taken staan vermeld, waarbij het risico dan wel de naleving onbekend zijn.

Ten opzichte van de vorig jaar opgenomen tabellen zijn voor de overzichtelijkheid de codes en doelgroepen weggelaten. Voorts is de gehanteerde terminologie aangepast aan de feitelijke situatie: Primair Toezicht in plaats van Nalevingtoezicht (NLT), en Medebewindtoezicht in plaats van interbestuurlijk toezicht (IBT).

In de tabellen van de bijlage treft u de prioriteitenmatrix van de VROM-Inspectie aan voor de begroting 2010.

Prioriteitenkwadranten Primair Toezicht

Groot risico, Groot naleeftekort
1DrinkwaterwetDrinkwaterbesluit collectieve installaties
2DrinkwaterwetDrinkwaterbesluit (eigen winningen)
3Europese verordening 1013/2006 betreffende toezicht op overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de EU (EVOA) Verdrag van BaselEvoa (ACS/ Oost Europa/niet OESO) (hoog risico stromen)
4Europese verordening 1013/2006 betreffende toezicht op overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de EU(EVOA) Verdrag van BaselEvoa (OESO nieuwe toetreders EU)
5Europese verordening 842/2006 inzake bepaalde gefluoreerde stoffenF-gassen verordening
6KernenergiewetArt. 32 KEW en Besluit detectie radioactief besmet schroot
7KernenergiewetArt. 29 en 32 KEW en Besluit stralingsbescherming (HASS-bronnen)
8KernenergiewetArt. 22, 33 e.a. KEW. Diverse regelingen (project KEW Signalen)
9KernenergiewetArt. 29 en 32 KEW en Besluit stralingbescherming (Werkzaamheden met natuurlijke radioactieve stoffen)
10Wet BodembeschermingBesluit bodemkwaliteit
11Wet Bodembescherming 
12Wet explosieven voor civiel gebruik 
13Wet geluidhinderBesluit geluidhinder spoorwegen
14Wet gewasbeschermingsmiddelen en biocidenRegeling voor de toelating, het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingmiddelen en biociden
15Wet inzake de luchtverontreinigingBesluit zwavelgehalte brandstoffen Wlv (zeeschepen)
16Wet milieubeheerHfdst. 9 Besluit genetisch gemodificeerde organismen (veldproeven: incidenten zoals moedwillige vernieling, vandalisme)
17Wet milieubeheerREACH Verordening EG Nr. 1907/2006
18Wet milieubeheerREACH Registratie
19Wet milieubeheerREACH Informatie
20Wet milieubeheerREACH Autorisaties
21Wet milieubeheerREACH Restricties
22Wet milieubeheerRegeling lekdichtsheidsvoorschriften koelinstallaties (Defensie, Marine)
23Wet milieubeheerHfdst. 9 Besluit ozonlaagafbrekende stoffen (BOAS)
24Wet milieubeheerHoofdstuk 9 Wm en Asbestverwijderingsbesluit 2005
25Wet milieubeheerHoofdstuk 9 Wm en Besluit Asbestwegen
26Wet milieubeheerHoofdstuk 9 Wm en Asbestverwijderingsbesluit 2005
27Wet milieubeheerVuurwerkbesluit
28Wet milieubeheerBesluit beheer elektrische apparatuur ((H)CFK-houdende koel/vriesapparatuur)
29Wet milieubeheerHfdst. 9 Besluit PAK-houdende coatings en producten
30Wet milieubeheerHfdst. 9.2 Informatieplicht productie en import
31Wet milieubeheerBesluit inzamelen afvalstoffen (vergunningen)
32Wet milieubeheer en Wet ruimtelijke ordeningBesluit externe veiligheid inrichtingen (afstanden in bestemmingsplannen)
33Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Vergroting van milieukwaliteit en veiligheid (gemeenten, provincies)
34Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Borging en ontwikkeling van natuurwaarden (gemeenten)
35Wet ruimtelijke ordeningMooi Nederland: Duurzame en vitale landbouw
36Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte/Mooi Nederland: Duurzame en vitale landbouw
37Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte/Mooi Nederland: Verbetering van de leefbaarheid en van de sociaal-economische positie van steden
38Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Versterking van de kracht en diversiteit van de belangrijkste economische kerngebieden (clustering van chemische bedrijven) (doelgroep gemeenten)
39Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Borging van de veiligheid van het IJsselmeergebied met behoud van (inter)nationale ruimtelijke waarden (Borging ruimte voor dijkversterking, RHS gemeenten)
40Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte/Mooi Nederland: Borging en ontwikkeling van bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische waarden
41Wet ruimtelijke ordeningDerde Nota Waddenzee
42Woningwet/EU-richtlijn bouwproductenBouwbesluit (CE markering)
Groot risico, Klein naleeftekort
1DrinkwaterwetDrinkwaterbesluit (waterleidingbedrijven)
2Europese verordening 1013/2006 betreffende toezicht op overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de EU (EVOA) Verdrag van BaselEvoa (OESOvergunning, export bouw- en sloopafval )
3KernenergiewetArt. 15, onder a KEW en Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen/vergunninghouders (Vervoer splijtstoffen, onbestraald, bestraald, kernsplijtingafval)
4KernenergiewetArt. 29 en 34 KEW en Besluit stralingsbescherming (Inrichtingen)
5KernenergiewetArt. 15, onder b KEW en Besluit kerninstallaties, splijtstoffen, ertsen (Nucleaire inrichtingen)
6KernenergiewetBeveiligingsrichtlijn Kew (BRK’93)
7KernenergiewetNon-proliferatieverdrag, Protocol van Almelo
8Wet milieubeheerHfdst. 9 Besluit genetisch gemodificeerde organismen (veldproeven)
9Wet milieubeheerHfdst. 9 Besluit genetisch gemodificeerde organismen (gentherapie)
10Wet milieubeheerHfdst. 9 Besluit ozonlaagafbrekende stoffen (importeurs, handel)
11Wet milieubeheerRegeling lekdichtsheidsvoorschriften koelinstallaties
12Wet milieubeheerBijlage II Ivb/Wm m.b.t. schietbanen
13Wet milieubeheerRegeling lekdichtsheidsvoorschriften koelinstallaties (Defensie, Luchtmacht)
14Wet milieubeheerPCB, PCT en Chlooretheenbesluit en regeling verwijdering PCB’s (remthrusters)
15Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Borging van de veiligheid tegen overstromingen (gemeenten)
16Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Versterking van de kracht en diversiteit van de belangrijkste economische kerngebieden (180 hectare Hoeksewaard) (doelgroep gemeenten)
17Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Versterking van de kracht en diversiteit van de belangrijkste economische kerngebieden (gemeenten)
18Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Borging en ontwikkeling van natuurwaarden
19Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Borging van de veiligheid van de kust met behoud van (inter)nationale ruimtelijke waarden (gemeenten)
20Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Borging van de veiligheid tegen overstromingen (provincies)
Klein risico, Groot naleeftekort
1Europese verordening 1013/2006 betreffende toezicht op overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de EU (EVOA) Verdrag van BaselEvoa (ACS/ Oost Europa/ niet OESO) (laag risico stromen)
2Flora en Faunawet 
3KernenergiewetArt. 29 KEW en Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen (Vervoer radioactieve stoffen)
4KernenergiewetArt. 29 en 15, onder a KEW en Besluit stralingsbescherming (Opslag vervoerscolli)
5Wet BodembeschermingBesluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen
6Wet BodembeschermingStortbesluit bodembescherming
7Wet geluidhinderBesluit uitlaatsystemen motorvoertuigen en bromfietsen
8Wet luchtvaartOnderdeel Schipholwet van de Wet luchtvaart.
9Wet milieubeheerOntwerpbesluit met koperverbindingen verduurzaamd hout
10Wet milieubeheerPCB, PCT en Chlooretheenbesluit en regeling verwijdering PCB’s (trafo’s)
11Wet milieubeheerBrandstofopslag
12Wet milieubeheerBesluit Broeikasgassen
13Wet milieubeheerBesluit arseenbehandeld hout
14Wet milieubeheerCadmiumbesluit
15Wet milieubeheerBesluit beheer verpakkingen, papier en karton
16Wet milieubeheerBesluit verpakkingen en aanduiding Milieugevaarlijke stoffen
17Wet milieubeheerHfdst. 9 Besluit genetisch gemodificeerde organismen (markttoelatingen, deel C 2001/18)
18Wet milieubeheerBesluit beheer elektr(on)ische apparatuur: verbod op gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen
19Wet milieubeheerVuurwerkbesluit (Ro zonering, gemeenten, provincies)
20Wet milieubeheerZorgplicht (ontgassingen)
21Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte/Mooi Nederland: Behoud en versterking van de variatie tussen stad en land
22Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Versterking van de kracht en diversiteit van de belangrijkste economische kerngebieden (gemeenten)
23Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Voorkoming knelpunten bij de ondergrondse ordening (gemeenten)
24Wet ruimtelijke ordeningMooi Nederland: Ontwikkeling van duurzame energiebronnen
25Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Vergroten van de concurrentiepositie van de Randstad als geheel (gemeenten)
26Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, bundeling van verstedelijking in bundelingsgebieden (gemeenten)
27Wet ruimtelijke ordeningPKB: Tweede structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV)
28Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden (gemeenten)
29WoningwetBesluit Energieprestatie Gebouwen (BEG) en Regeling Energieprestatie Gebouwen (REG)
Klein risico, Klein naleeftekort
1Europese verordening 1013/2006 betreffende toezicht op overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de EU (EVOA) Verdrag van BaselEvoa (OESO groene lijst regime)
2Flora en Faunawet 
3KernenergiewetArt. 67 KEW en Besluit in-, uit- en doorvoer van radioactieve afvalstoffen
4KernenergiewetArt. 21 en 31 KEW en Vrijstellingsbesluit (defensie-inrichtingen)
5KernenergiewetBesluit vervoer splijtstoffen, ertsen, radioactieve stoffen/vergunninghouders (kerntransporten)
6TracéwetTracébesluit (geluid)
7Vogel- en Habitat richtlijnVogel- en Habitat richtlijn (provincies)
8Wet geluidhinderAWACSgrensoverschrijdend
9Wet inzake de luchtverontreinigingBesluit typekeuring luchtverontreiniging voor trekkers en motoren voor mobiele machines
10Wet inzake de luchtverontreinigingBesluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging
11Wet inzake de luchtverontreinigingBesluit typekeuring verwarmingstoestellen luchtverontreiniging stikstofoxiden
12Wet inzake de luchtverontreinigingBesluit zwavelgehalte brandstoffen Wlv (binnenvaart en landbouw)
13Wet inzake de luchtverontreinigingBesluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer
14Wet inzake de luchtverontreinigingBesluit vervangingskatalysatoren motorvoertuigen luchtverontreiniging
15Wet milieubeheerBesluit beheer autobanden
16Wet milieubeheerRegeling beheer elektrische apparatuur
17Wet milieubeheerBesluit stortplaatsen en stortverboden (BSSA)
18Wet milieubeheerOnderliggende besluiten met een primaire bevoegdheid binnen inrichtingen
19Wet milieubeheerHfdst. 9 Besluit ozonlaagafbrekende stoffen (eigenaren halonblusinstallaties)
20Wet milieubeheerBesluit beheer elektrische apparatuur (producenten en importeurs)
21Wet milieubeheerBesluit organische oplosmiddelen, verven, vernissen
22Wet milieubeheerBesluit detergentia
23Wet milieubeheerRegeling inzamelen afvalstoffen (registratieplicht)
24Wet milieubeheerBesluit uitvoering verordening in- en uitvoer milieugevaarlijke stoffen (exporteurs)
25Wet milieubeheerBesluit implementatie EG-verbodsrichtlijn (par. 5 benzeen)
26Wet milieubeheerBesluit implementatie EG-verbodsrichtlijn (par. 4 hexachloorethaan)
27Wet milieubeheerBesluit voor algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)
28Wet milieubeheerHfdst. 9 Besluit ozonlaagafbrekende stoffen (producenten)
29Wet milieubeheerHfdst. 9 Besluit organisch halogeengehalte van brandstoffen
30Wet milieubeheerHfdst. 9 Besluit genetisch gemodificeerde organismen (klasse 1 en 2)
31Wet milieubeheerBesluit implementatie EG-verbodsrichtlijn (par. 3 gechloreerde koolwaterstoffen)
32Wet milieubeheerBesluit kleiduivenschieten
33Wet milieubeheerbesluiten defensiealgemeen
34Wet milieubeheerHfdst. 9 Productenbesluiten asbest (asbest in producten)
35Wet milieubeheerHfdst. 9 Besluit genetisch gemodificeerde organismen (klasse 3 en 4)
36Wet milieubeheerInzamelingsregeling CFK en Halonen
37Wet milieubeheerBesluit beheer batterijen
38Wet milieubeheerart 8.1: inrichtingen vallend onder bijlage 2ivb, niet zijnde defensie
39Wet milieubeheerBijlage II Ivb/WM m.b.t. Munitieopslagplaatsen
40Wet milieubeheerBesluit uitvoering verordening in- en uitvoer gevaarlijke chemische stoffen (importeurs)
41Wet milieubeheerBesluit Kwikhoudende producten
42Wet milieubeheerDBB-besluit
43Wet milieubeheerUgilec 121, Ugilec 141 en DBBT-besluit
44Wet milieubeheerAdvisering vergunningverlening en illegale activiteiten (t.a.v. defensie-inrichtingen)
45Wet milieubeheerBesluit beheer autowrakken en regeling beheer autowakken
46Wet milieubeheerMinisteriële regeling provinciale risicokaart
47Wet milieubeheerBesluit implementatie EG-verbodsrichtlijn (Besluit PCP)
48Wet milieubeheerBesluit gechloreerde paraffines
49Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Borging en ontwikkeling van bijzondere landschappelijke en cultuur historische waarden
50Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Borging en ontwikkeling van natuurwaarden (provincies)
51Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Versterking van de kracht en diversiteit van de belangrijkste economische kerngebieden, versterking luchthaven Schiphol (provincies)
52Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Versterking van de veiligheid tegen overstromen, de toegankelijkheid voor de scheepvaart en natuurlijke kwaliteit in de Zuidwestelijke Delta (provincies)
53Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Ruimte voor militaire terreinen (gemeenten)
54Wet ruimtelijke ordeningPKB: Ruimte voor de Rivier
55Wet ruimtelijke ordeningPKB: Vierde Nota Waterhuishouding
56Wet ruimtelijke ordeningBesluit op de Ruimtelijke Ordening (handhaving watertoets, gemeenten)
57Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Borging van de veiligheid van de kust met behoud van (inter)nationale ruimtelijke waarden
58Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Vergroting van de concurrentiepositie van de Randstad als geheel (gemeenten)
59Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Versterking van de kracht en diversiteit van de belangrijkste economische kerngebieden, bevordering ontwikkeling TOP-projecten (provincies)
60Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Verbetering van de bereikbaarheid
61Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Borging en ontwikkeling van bijzondere landschappelijke en cultuur historische waarden (gemeenten)
62Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Vergroting van de concurrentiepositie van de Randstad als geheel (provincies)
63Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Borging van de veiligheid van het IJsselmeergebied met behoud van (inter)nationale ruimtelijke waarden (Borging ruimte voor dijkversterking) (RHS) (provincies)
64Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Voorkoming knelpunten bij de ondergrondse ordening (provincies)
65Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Vergroten van de concurrentiepositie van de Randstad als geheel (provincies)
66Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Ruimte voor militaire terreinen (provincies)
67Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, bundeling van verstedelijking in bundelingsgebieden (provincies)
68Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Versterking van de kracht en diversiteit van de belangrijkste economische kerngebieden (clustering van chemische bedrijven) (doelgroep provincies)
69Wet ruimtelijke ordeningBesluit op de Ruimtelijke Ordening (handhaving watertoets, provincies)
70Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Versterking van de kracht en diversiteit van de belangrijkste economische kerngebieden (300 hectare Hoeksewaard) (doelgroep provincies)
71Wet ruimtelijke ordeningPKB: Nota Waddenzee 1993 ( provincies)
72Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, ontwikkeling en versterking van 6 stedelijke centra (gemeenten)
73Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, ontwikkeling en versterking van 6 stedelijke centra (provincies)
74Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden. (provincies)
75WoningwetBesluit beheer sociale huursector (BBSH)
Risico en/of naleving onbekend
1DrinkwaterwetBesluit bescherming waterleidingbedrijven
2Drinkwaterwet 
3HuisvestingswetBuitengewone omstandigheden
4Wet Inburgering Buitenland 
5Wet milieubeheerHfdst. 2 Zorgplicht
6Wet milieubeheerBesluit implementatie EG-verbodsrichtlijn (arseen)
7Wet milieubeheerBesluit implementatie EG-verbodsrichtlijn (azo-kleurstof blauw)
8Wet milieubeheerBesluit implementatie EG-verbodsrichtlijn (broomfenylethers)
9Wet milieubeheerBesluit implementatie EG-verbodsrichtlijn (nonylfenol en -ethoxylaat)
10Wet milieubeheerBesluit implementatie EG-verbodsrichtlijn (cement met Chroom (VI))
11Wet milieubeheerBesluit uitvoering POP-verordening
12Wet milieubeheerBesluit lozingsvoorschriften niet-inrichtingen milieubeheer
13Wet milieubeheerNationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
14Wet milieubeheer en Wet ruimtelijke ordeningAMvB Niet in betekenende mate
15Wet milieubeheer en Wet ruimtelijke ordeningAMvB Gevoelige bestemmingen (ruimtelijke doorwerking gemeenten)
16Wet Overleg Minderhedenorganisaties 
17Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Borging en ontwikkeling van natuurwaarden
18Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Borging en ontwikkeling van natuurwaarden (provincies)
19Wet ruimtelijke ordeningNota Ruimte: Borging van de veiligheid van het IJsselmeergebied met behoud van (inter)nationale ruimtelijke waarden (Handhaving van het open karakter van het IJsselmeergebied) (RHS) (provincies)

Prioriteitenkwadranten Medebewindstoezicht

Groot risico, Groot naleeftekort
1HuisvestingswetHuisvestingsbesluit specifiek regels m.b.t. onrechtmatige bewoning
2Wet BodembeschermingBesluit bodemkwaliteit
3Wet Bodembescherming 
4Wet geluidhinderRegelgeving uit wettelijke taak specifiek voor industrie zonering
5Wet geluidhinderVerlenen hogere grenswaarden bij weg- en spoorverkeer
6Wet luchtvaartRegelgeving Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens (RBML)
7Wet milieubeheerBesluit externe veiligheidinrichtingen (wm-vergunningen)
8Wet milieubeheerLAP Landelijk afval beheerplan afvalstoffen grote kans, groot effect
9Wet milieubeheerBesluit vrijstellingen stortverbod en afvalstoffenverbranding buiten inrichtingen
10Wet milieubeheerOplosmiddelenbesluit omzetting EG-VOS-richtlijnen milieubeheer
11Wet milieubeheerRisicovolle branches en concerns, niet zijnde TOP-bedrijven, vergunningverlening en handhaving
12Wet milieubeheer, Wet milieugevaarlijke stoffen, Wet ruimtelijke ordeningAMvB Buisleidingen
13Wet milieubeheer, Wet milieugevaarlijke stoffen, Wet ruimtelijke ordeningAMvB Buisleidingen
14Wet ruimtelijke ordeningUitvoering bestemmingsplan- handhaving (gebieden aangewezen in kader restrictief beleid en bufferzones) (gemeenten)
15Wet ruimtelijke ordeningUitvoering bestemmingsplan (handhaving ruimte voor de rivier) (gemeenten)
16Wet ruimtelijke ordeningUitvoering bestemmingsplan (handhaving overig buitengebied) (gemeenten)
17Wet ruimtelijke ordeningUitvoering bestemmingsplan (handhaving externe veiligheid stedelijk gebied, vuurwerkbedrijven, en besluit externe veiligheidinrichtingen) (gemeenten), buisleidingen incl. chemicaliën, CO2, etc.
18Wet ruimtelijke ordeningUitvoering bestemmingsplan (handhaving EHS, Vogel- en Habitatrichtlijn, Flora- en Faunawet)
19WoningwetWoningwet: sloop (incl. asbestverwijdering)
20WoningwetBouwbesluit: nieuwbouw Brandveiligheid, constructieve veiligheid, binnenmilieu
21WoningwetBouwbesluit: bestaande bouw Brandveiligheid, constructieve veiligheid, binnenmilieu
Groot risico, Klein naleeftekort
1Wet inzake de luchtverontreinigingBesluit verbranden afvalstoffen (BVA)
2Wet milieubeheerBesluit Risico’s Zware Ongevallen
3Wet milieubeheerIPPC-TOP-bedrijven, vergunningverlening en handhaving incl. MJV en MER
4Wet milieubeheer8.40 AmvB’s besluit LPG- tankstations milieubeheer
5Wet milieubeheerVuurwerkbesluit (opslag consumentenvuurwerk, professioneel, bezigers NL, >= 10 000 kg)
6Wet ruimtelijke ordeningToetsen bestemmingsplannen in relatie munitieopslag bij defensie-inrichtingen
Klein risico, Groot naleeftekort
1HuisvestingswetHuisvestingsbesluit specifiek regels mbt statushouders en gepardonneerden
2HuisvestingswetHuisvestingsbesluit specifiek regels uit wet en besluit over overige onderwerpen, subject gericht
3Leegstandwet 
4Wet BodembeschermingBesluit verplicht bodemonderzoekbedrijfsterreinen
5Wet BodembeschermingLozingsbesluit bodembescherming (burgers en bedrijven)
6Wet BodembeschermingStortbesluit bodembescherming
7Wet geluidhinderVerlenen hogere grenswaarden in de zone van industrieterreinen
8Wet gewasbeschermingsmiddelen en biocidenLozingenbesluit open teelt en veehouderij
9Wet inzake de luchtverontreinigingBesluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B
10Wet inzake de luchtverontreinigingBesluit uitvoering EG-ozonrichtlijn
11Wet milieubeheerBesluit en convenanten milieuverslaglegging
12Wet milieubeheerLAP Landelijk afval beheerplan (ketenhandhaving)
13Wet milieubeheerBesluit stortplaatsen en stortverboden (BSSA), inclusief Annex II
14Wet milieubeheerOnderdeel Wet luchtkwaliteit van de Wm
15Wet milieubeheerScheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart
16Wet milieubeheerBetreft regelgeving m.b.t. overige IPPC-bedrijven, vergunningverlening en handhaving
17Wet milieubeheerLAP Landelijk afval beheerplan afvalstoffen grote kans, gering effect
18Wet milieubeheerBesluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)
19Wet milieubeheerVrijstellingsregeling plantenresten en tarragrond
20Wet milieubeheerInstructieregeling lozingsvoorschriften niet-inrichtingen milieubeheer
21Wet milieubeheerBesluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)
22Wet op de Ammoniak en veehouderij 
23Wet ruimtelijke ordeningUitvoering bestemmingsplan (handhaving permanente bewoning recreatiewoningen) (gemeenten)
24Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings en -verwervingsgebiedenWet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings en -verwervingsgebieden
25Wet verontreiniging oppervlaktewaterenWet Verontreiniging oppervlaktewater: algemene voorschriften tav lozingen
26WoningwetGebruiksbesluit brandveilige bouwwerken
27WoningwetToetsen uitvoering bouwregelgeving bij defensie-inrichtingen
Klein risico, Klein naleeftekort
1Besluit hygiëne en veiligheid bad- en zweminrichtingWet hygiëne en veiligheid bad- en zweminrichting
2HuisvestingswetHuisvestingsbesluit specifiek regels uit wet en besluit over overige onderwerpen, object gericht
3LuchtvaartwetInterbestuurlijke handhaving geluidhinder militaire luchtvaartterreinen
4Wet BodembeschermingMaatschappelijke gevolgen van verdroging door onttrekking van grondwater
5Wet BodembeschermingInfiltratiebesluit bodembescherming
6Wet inzake de luchtverontreinigingBesluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A
7Wet milieubeheerCO2-regeling (Tijdelijke Subsidieregeling CO2-reductie Gebouwde Omgeving 2006)
8Wet milieubeheerTELI-regeling (subsidieregeling energiebesparing voor lagere inkomens)
9Wet milieubeheerLAP Landelijk afval beheerplan afvalstoffen geringe kans, groot effect
10Wet milieubeheerLAP Landelijk afval beheerplan (minimum standaarden)
11Wet milieubeheerVergunningverlening en handhaving mbt IPPC-bedrijven, TOP-bedrijven
12Wet milieubeheerBesluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)
13Wet milieubeheerBesluit voor algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)
14Wet milieubeheerRegeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen
15Wet milieubeheerVuurwerkbesluit (opslag consumentenvuurwerk, < 10 000 kg)
16Wet milieubeheerBesluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)
17Wet milieubeheerBesluit emissie-eisen titaandioxide-inrichtingen
18Wet op de lijkbezorging en omhulselbesluit 
19Wet ruimtelijke ordeningUitvoering bestemmingsplan (doorwerking permanente bewoning recreatiewoningen) (gemeenten)
20WoningwetWoningwet: aanvullende regels veiligheidwegtunnels
21WoningwetWoningwet: overige taken, o.a. procedureel
Risico en/of naleving onbekend
1Europese grondwaterrichtlijn (richtlijn 80/68/EEG) 
2Europese Kaderrichtlijn Afvalstoffen 
3Mijnwet/Wet ruimtelijke ordeningO.a. specifieke regels in wetgeving en PKB Waddenzee
4Richtlijn Ecodesign 
5Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 
6Wet BodembeschermingBesluit overige organische meststoffen
7Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) 
8Wet Inburgering 
9Wet milieubeheerBesluit milieu-effectrapportage 1994
10Wet MilieubeheerBesluit mobiele brekers
11Wet milieubeheerBesluit melden van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen
12Wet milieubeheerArt. 10 Wm zorgplicht afvalstoffen
13Wet milieubeheerbesluit NOx en CO2emissiehandel
14Wet milieubeheerBesluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)
15Wet milieubeheerBesluit landbouw
16Wet milieubeheerBesluit tuinbouw
17Wet milieubeheerBesluit algemene regels voor lozingen inrichtingen
18Wet milieubeheerWet gemeentelijke watertaken
19Wet milieubeheerLAP Landelijk afval beheerplan afvalstoffen nieuwe deelstromen
20Wet verontreiniging oppervlaktewaterenBesluit kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlaktewateren (implementatie Europese Kaderrichtlijn water)
21Wet vervoer gevaarlijke stoffenCirculaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs)

Bijlage 4. Moties en Toezeggingen

Openstaande moties
OmschrijvingDebat d.d.Stand van Zaken uitvoering
Motie Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. over het opnemen van de Nationale Snelwegpanorama’s in de AMvB RuimtePA [30-03-2009] Nota Overleg Structuurvisie snelwegomgevingNaar verwachting wordt deze motie in het najaar beantwoord.
Motie van Heugten over mooiere geluidswerende voorzieningenPA [20-04-2009] Nota-overleg Randstad 2040Naar verwachting wordt deze motie in het najaar beantwoord.
Motie Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. over het realiseren van de duurzaamheiddoelstellingen bij de uitwerking van de Structuurvisie Randstad 2040PA [20-04-2009] Nota-overleg Randstad 2040Uitstelbrief is gepubliceerd: Kamerstukken II 2008–2009, 31 089, nr. 53.
Motie Van Gent c.s. over behoefteramingen voor bedrijventerreinen die uitgaan van het Transatlantic Market scenarioPA [20-04-2009] Nota-overleg Randstad 2040De TK is op 29 juni 2009 schriftelijk geïnformeerd dat de schriftelijke afronding van het notaoverleg voor het einde van het zomerreces verzonden zal worden.
Motie Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. over nieuwe instrumenten ter vervanging van of in aanvulling op het instrument migratiesaldo nulPA [20-04-2009] Nota-overleg Randstad 2040De TK is op 29 juni 2009 schriftelijk geïnformeerd dat de schriftelijke afronding van het notaoverleg voor het einde van het zomerreces verzonden zal worden.
Motie Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. over het starten van een uitvoeringsalliantie verdichtingPA [20-04-2009] Nota-overleg Randstad 2040De TK is op 29 juni 2009 schriftelijk geïnformeerd dat de schriftelijke afronding van het notaoverleg voor het einde van het zomerreces verzonden zal worden.
Motie Népperus c.s. over de wenselijkheid dat bijzondere stukken van het Groene Hart beschermd wordenPA [20-04-2009] Nota-overleg Randstad 2040Uitstelbrief is gepubliceerd: Kamerstukken II 2008–2009, 31 089, nr. 53.
Motie Népperus c.s. over een evaluatie van de woningbouwopgavePA [20-04-2009] Nota-overleg Randstad 2040Uitstelbrief is gepubliceerd: Kamerstukken II 2008–2009, 31 089, nr. 53.
Motie Vermeij c.s. over het schrappen van het begrip metropolitane parklandschappen uit de Structuurvisie Randstad 2040PA [20-04-2009] Nota-overleg Randstad 2040De TK is op 29 juni 2009 schriftelijk geïnformeerd dat de schriftelijke afronding van het notaoverleg voor het einde van het zomerreces verzonden zal worden.
Motie Vermeij c.s. over een kaart van de agrarische hoofdstructuur in de RandstadPA [20-04-2009] Nota-overleg Randstad 2040De TK is op 29 juni 2009 schriftelijk geïnformeerd dat de schriftelijke afronding van het notaoverleg voor het einde van het zomerreces verzonden zal worden.
Motie Van Leeuwen over de nationale belangen die door het Rijk moeten worden vastgesteldPA [20-04-2009] Nota-overleg Randstad 2040De TK is op 29 juni 2009 schriftelijk geïnformeerd dat de schriftelijke afronding van het notaoverleg voor het einde van het zomerreces verzonden zal worden.
Motie Van Leeuwen over de gevolgen van het in de Structuurvisie Randstad 2040 voorgestelde beleidPA [20-04-2009] Nota-overleg Randstad 2040De TK is op 29 juni 2009 schriftelijk geïnformeerd dat de schriftelijke afronding van het notaoverleg voor het einde van het zomerreces verzonden zal worden.
Motie Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. over het als randvoorwaarde stellen van het Transatlantic Market-scenarioPA [03-03-2009] VAO Uitvoering Nota RuimteDe motie wordt, zoals door Minister Cramer is toegelicht in het VAO van 3 maart jl., opgenomen in het op te stellen Convenant Bedrijventerreinen.
De gewijzigde motie-Tang over het betrekken van de regio, Defensie en de burgerluchtvaartPA [19-02-2009] VAO Schiphol/luchtvaart/AldersadviesDhr. Alders heeft in juli aangegeven meer tijd nodig te hebben alvorens zijn advies uit te kunnen brengen over de ontwikkeling van de luchthavens Lelystad en Eindhoven.
Motie De Rouwe c.s. over het voortvarend ter hand nemen van de implementatie van het AldersadviesPA [19-02-2009] VAO Schiphol/luchtvaart/AldersadviesZoals o.a. aangegeven in de Luchtvaartnota wordt aan de implementatie van het Aldersadvies over de toekomst van Schiphol en de regio voor de middellange termijn door de verschillende betrokken partijen invulling gegeven, in lijn met de afspraken die aan de Alderstafel zijn gemaakt.
Motie Cramer/Tang over het betrekken van deskundigen bij het overleg over het nieuwe stelsel vliegafsprakenPA [19-02-2009] VAO Schiphol/luchtvaart/AldersadviesIn het kader van de uitwerking van het nieuwe normen- en handhavingstelsel Schiphol zijn reeds enkele expertsessies gehouden met deskundigen van o.a. het Planburean voor de Leefomgeving en de Commissie voor de m.e.r. Zoals vermeld in de brief van dhr. Alders die als bijlage is meegestuurd met de beantwoording van de Kamervragen over de Lucht- vaartnota (31 936, nr. 4), heeft de Stichting Natuur en Milieu de voorkeur gegeven aan een schriftelijke inbreng.
Motie Cramer/Tang over een inventarisatie van het juridische en economische instrumentarium voor selectiePA [19-02-2009] VAO Schiphol/luchtvaart/AldersadviesAan dit onderwerp is aandacht geschonken in de Luchtvaartnota.
Motie Spies verzoekt de regering in overleg met de branche te komen tot afspraken die ertoe leiden dat stille banden standaard wordenPA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700 XI)De Minister van VROM heeft gemeld dat zij al enige tijd bezig is met overleg met de branche. Dat heeft geresulteerd in afspraken met de branche over het project «De Nieuwe Band» (stil, zuinig, veilig) als onderdeel van het VenW-project «Het Nieuwe Rijden». In maart is de kick off geweest en zijn de intentieverklaringen getekend, ook door grote afnemers als leasemaatschappijen. In april is de campagne van start gegaan in de garages, in de media en op internet een lijst van banden met hun prestaties.
Motie Van der Staaij verzoekt de regering bij de besluitvorming over de herstructurering van bedrijventerreinen de gesignaleerde onevenwichtigheid weg te nemen door uitdrukkelijk ook te voorzien in adequate medefinanciering ten behoeve van kleinere bedrijventerreinen waarvoor niet een beroep kon worden gedaan op de GSB- en toppergeldenPA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700 XI)Bij het opzetten van een nieuwe financieringssystematiek voor herstructurering van bedrijventerreinen en bij het onderbouwen van de financiering van de regeling worden de opmerkingen uit de motie nadrukkelijk meegenomen. In september 2009 zal de Tweede Kamer geïnformeerd worden over de financieringssystematiek herstructurering bedrijventerreinen en de onderbouwing van de financiering.
Motie Van der Ham verzoekt de regering bij gemeenten te bevorderen dat zij de doelstellingen binnenstedelijk bouwen zo min mogelijk ten koste laten gaan van binnenstedelijk groen, en meer werk maken van hoger binnenstedelijk bouwenPA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700 XI)Uitvoering motie primair via de verstedelijkings-afspraken. In het BO MIRT (waar de verstedelijkings- afspraken aan bod komen) van jl. mei is afgesproken dat rijk en regio’s zich samen gaan buigen over het financieringsvraagstuk van binnenstedelijk bouwen. Het onderwerp komt terug in het BO MIRT van komend najaar. Bovendien heeft de minister aan het college van rijksadviseurs advies gevraagd hoe een goed stedenbouwkundig en architectonisch ontwerp kan bijdragen aan een kwalitatief goede verdichting van steden. Dit is komende zomer gereed.
Motie Van der Ham verzoekt de regering in de beleidsreactie op de Taskforce herontwikke- ling Bedrijventerreinen voortstellen te doen om samen met gemeenten tot één methodiek te komen voor de prijszetting voor bedrijfsontwikkeling op basis van de waarde bij bebouwing, waarbij ook een afspraak over verevening wordt meegenomenPA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700 XI)Een methodiek voor grondprijzen en verevening is onderwerp van bespreking bij de uitvoeringsstrate- gie, die samen met IPO en VNG wordt opgesteld. De brief wordt naar verwachting in september 2009 aan de Tweede Kamer aangeboden.
Motie Madlener verzoekt de regering om de diversiteit van nieuwbouwwoningen krachtig te bevorderen onder andere door het bouwen van grote series dezelfde woningen te ontmoedigenPA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700 XI)De motie wordt na het zomerreces beantwoord.
Motie Boelhouwer verzoekt de regering schoolpleinen expliciet in het Activiteitenbesluit op te nemen, zoals ook is gebeurd met sport-recreatieactiviteitenPA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700 XI)De adviesaanvraag aan de Raad van State is in voorbereiding.
Motie Vermeij verzoekt de regering een methodiek te ontwikkelen waarmee verevening kan plaatsvinden vanuit nieuwe bedrijventerreinen, zodat deze bijdragen aan de herstructurering van oude bedrijventerreinenPA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700 XI)Een methodiek voor grondprijzen en verevening is onderwerp van bespreking bij de uitvoeringsstrate- gie, die samen met IPO en VNG wordt opgesteld. De brief wordt naar verwachting in september 2009 aan de Tweede Kamer aangeboden.
Motie Van Heugten verzoekt de regering om een ruimtelijk plan te maken voor een OHS bij een positief eerste onderzoekPA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700 XI)Op 12 mei jl. heeft sportorganisatie NOC*NSF haar vernieuwde Olympisch Plan 2028 gepresenteerd. Naar verwachting zal het kabinet hier begin juli een reactie op geven. Bij een positieve reactie wordt overgegaan tot uitvoering van de motie.
Motie Van Heugten: Uiterlijk in augustus 2008 de TK informeren over de omvang van de financiële middelen die tot 2020 voor het uitvoeren van de ruimtelijke investeringsagenda nodig zijn en de te verwachten financiële tekorten. Een voorstel doen voor het opzetten van een ruimtelijke investeringssystematiek, voortbordurend op de vorming van het MIRT, die meerjarige zekerheid biedt over de financiële inzet van het Rijk voor het uitvoeren van de ruimtelijke investeringsagendaPA [06-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROMIn november 2008 is een brief met kabinetsreactie motie Van Heugten inzake de ruimtelijke investeringen tot 2020 aangeboden aan de Kamer. Daarin is een second opinion door de planbureaus op de uitgangspunten bij uitgevoerde ramingen aangekondigd, deze wordt medio zomer 2009 opgeleverd.
Verzoekt de regering in het voorliggende besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer vrijstelling op te nemen voor het geluid dat schutterijen met het schieten makenPA [26-02-2008] Herijking VROM regelgevingMotie wordt meegenomen in wijziging van het Activiteitenbesluit. De verwachte inwerkingtreding is 01-01-2010.
Verzoekt de regering in overleg met de VNG voor 1 januari 2010 tot transparante afspraken te komen over de hoogte van de leges, en daarbij ook de milieuvergunningen te betrekkenPA [26-11-2007] Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) (30 844)Ter uitvoering van de motie wordt samen met de VNG gewerkt aan een systeem voor transparantie bij de vaststelling van de hoogte van de leges. Hierbij wordt uitgegaan van introductie van een dergelijk systeem op het moment dat de Wabo wordt ingevoerd (richtdatum 1 januari 2010).
Verzoekt de regering om nog in deze kabinetsperiode tot voorstellen te komen tot integratie van toetsingskaders tot één toetsingskaderPA [26-11-2007] Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) (30 844)De planning en nadere invulling van dit actiepro- gramma wordt momenteel door het departement voorbereid en zal rond de zomer aan de Kamer worden gezonden. Wat betreft de verdere integratie van toetsingskaders wordt gedacht aan een gefa- seerde aanpak. Er wordt gewerkt aan de vergroting van de reikwijdte van de Wabo door de integratie van de Ontgrondingenwet in de Wabo en, voor wat betreft de rijkswateren, in de Waterwet. Na overleg met de betrokken partijen, dat dit najaar voorzien is, zal het desbetreffende wetsvoorstel naar verwachting begin 2010 aan de Kamer worden aangeboden.
Verzoekt de regering een totaaloverzicht van de verschillende regelingen te presenteren en indien noodzakelijk met voorstellen voor verbetering te komen, waarbij het te dienen milieubelang in verhouding moet staan tot de uitvoeringslasten voor bedrijven en overhedenPA [04-09-2007] Wetsvoorstel milieu-aansprakelijkheid (vervolg van 040 707)Het onderzoek loopt. De resultaten worden in het najaar 2009 verwacht.
Verzoekt de regering– drankkartons in het Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021 als afzonderlijke categorie verpakkingsafval te benoemen, zodat daarmee de weg vrijkomt voor een afzonderlijke vergoedingsregeling voor deze verpakkingsafvalcomponent voor elke gemeente;– in overleg te gaan met gemeenten die hebben gekozen voor voorscheiding van kunststofverpakkingsafval om te bezien of landelijk de drankkartons kunnen worden ingezameld via dit systeem en bij overeenstemming de landelijke reclamecampagne hierop aan te passen;– een scheidingsplicht voor drankkartons te onderzoeken;– drankverpakkingen als prioritaire stroom voor de ketenaanpak op te nemen in het Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021PA [20-04-2009] Nota-overleg LAPBrief DP/2009040710 van 22 juni 2009 (Kamerstukken II 2008–2009, 30 872, nr. 45) is naar de TK gezonden. Daarin is aangegeven dat de Minister nog geen uitspraak over de motie wil doen alvorens de Minister heeft besloten op basis van de resultaten van een studie naar de meerwaarde van gescheiden inzame- ling en recycling van drankenkartons.
Verzoekt de regering om het Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021 zodanig te wijzigen dat thermische verwerking van het jaarlijkse aanbod aan asbest ook daadwerkelijk de minimumstandaard wordtPA [20-04-2009] Nota-overleg LAPDe minister heeft op d.d. 22 juni 2009 een brief aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2008–2009, 30 872, nr. 45). Daarin heeft de Minister aangegeven dat zij met de Minister van Financiën zal overleggen of het mogelijk is om het storten van asbestafval onder het hoge tarief van de stortbelasting te brengen. Parallel daaraan zal zij nagaan of er een stimulans uitgaat van het in het LAP opnemen van het voornemen om op een bepaald tijdstip een hogere minimumstandaard vast te stellen. Het hiervoor staande betekent dat aan de motie op dit moment nog niet kan worden voldaan. De Minister zegt toe dat de minimumstandaard zal worden aangepast, op het moment dat er in voldoende mate een alternatief is voor het storten van asbest.
Verzoekt de regering:– deze vorm van duurzaam inkopen te stimuleren;– als rijksoverheid in dezen een voorbeeld aan derden te stellen en daar waar mogelijk is recyclinggranulaat in beton voor te schrijvenPA [20-04-2009] Nota-overleg LAPDe minister heeft op van 22 juni 2009 een brief aan de Tweede Kamer gezonden; Kamerstukken II 2008–2009, 30 872, nr. 45). Daarin is aangegeven dat de minister verwacht de motie in de loop van 2009 uit te voeren.
Verzoekt de regering de Kamer vóór de vaststelling van het Besluit transportroutes externe veiligheid nader te informeren over welke consequenties uit de invoering van dit besluit voortvloeien, met name welke ruimtelijke plannen hierdoor niet door kunnen gaan, welke saneringen nodig zijn en wat dat gaat kostenPA [22-04-2009] VAO Basisnet vervoer gevaarlijke stoffenUitvoering van deze motie past goed binnen het lopende traject m.b.t. het Basisnet. De consequenties worden momenteel in beeld gebracht en zullen na de zomer leiden tot zgn. maatwerkgesprekken met gemeenten. Daarna zal duidelijk zijn of saneringen nodig zijn en wat dat gaat kosten.
Verzoekt de regering vóór de finale vaststelling van het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen de Kamer te informeren hoe en wanneer gemeenten zo nodig aanvullende bouweisen kunnen opleggen in veiligheidszones of in plasbrandaandachtsgebieden om veiligheidsrisico’s langs infrastructuur tot een aanvaardbaar niveau te brengenPA [22-04-2009] VAO Basisnet vervoer gevaarlijke stoffenVROM en WWI bezien de mogelijkheden om het Bouwbesluit aan te passen.
Roept de regering op zich maximaal in te spannen om tot concrete afspraken met het bedrijfsleven te komen over BLEVE-vrij rijden en maatregelen om herroutering te bevorderen nadrukkelijk als alternatief achter de hand te houdenPA [22-04-2009] VAO Basisnet vervoer gevaarlijke stoffenDe Rijksoverheid laat momenteel onderzoekuitvoe- ren en overlegt tegelijkertijd met alle betrokken partijen (m.n. bedrijfsleven en brancheorganisaties) over de totstandkoming van een convenant.
Verzoekt de regering om te onderzoeken op welke manier zelflevering optimaal kan worden gecombineerd met de huidige stimu- leringsregelingen en de Kamer daarover in het eerste kwartaal van 2009 te berichtenPA [03-11-2008] Schoon en ZuinigHet wachten is op de uitkomsten van een onderzoek dat op dit moment wordt uitgevoerd door SenterNovem. Hierin wordt onderzocht welke mogelijkheden er zijn om het lokale draagvlak van duurzame energie projecten te vergroten. Hierbij wordt gekeken naar financiële instrumenten (bijvoorbeeld participaties), maar ook naar andersoortige middelen. In het derde kwartaal van 2009 wordt de Kamer middels een brief geïnformeerd.
Verzoekt de regering om uiterlijk in april 2009 duidelijk te maken welke effecten op milieu, economie en mobiliteit een milieuzone voor personenauto’s kan hebben voor afzonderlijke steden indien luchtkwaliteitsnormen over- schreden worden. Om aan de hand hiervan in overleg met onder andere de VNG landelijke afspraken voor deze milieuzones op te stellen om een lappendeken te voorkomen. Zolang er geen landelijke afspraken voor een milieuzone voor personenauto’s zijn, deze milieuzones niet toe te latenPA [25-06-2008] Milieuzonering (AO 19 en 24 juni 2008)Afhandeling loopt parallel met motie over benodigde RDW-gegevens van milieuzones. Amsterdam heeft het initiatief om duidelijkheid te creëren over deze punten in overleg met VROM en V&W. V&W heeft het voortouw in de wetswijziging om RDW de bevoegdheid te geven om emissieklassegegevens te publiceren.
Verzoekt de regering de benodigde RDW-gegevens voor de instelling van milieuzones slecht ter beschikking te stellen, indien:– Europese luchtkwaliteitsnormen ter plekke ook na gebruikmaking van de maatregelen uit het NSL overschreden worden;– het gekozen systeem gelijk is aan een landelijk vastgesteld systeem, zodat er geen lappendeken kan ontstaan;- de aanpak niet nadelig is voor mensen met een laag inkomenPA [25-06-2008] MilieuzoneringEr is overleg met V&W en gemeente Amsterdam om:– verschil in berekeningen te bezien m.b.t. effecten milieuzonering;– andere maatregelen te overwegen;– (eventueel) landelijk systeem te ontwerpen. Planning besluit gemeente Amsterdam is inmiddels een jaar verschoven naar voorjaar 2010. V&W heeft het voortouw in de wetswijziging om RDW de bevoegdheid te geven om emissieklassegegevens te publiceren (1 januari 2010).
Verzoekt de regering om in de begroting voor 2008 voorstellen te doen voor een verplicht aandeel duurzame energie, te leveren door energiebedrijven, waarbij dit aandeel door de jaren heen toeneemtPA [19-06-2007] Debat over het beleidsprogramma 2007–2011In het kader van de sectorconvenanten Schoon en Zuinig is er voor gekozen om op dit moment geen extra instrumenten in te zetten. Begin 2010 wordt hierover aan de Kamer gerapporteerd.
Verzoekt de regering om binnen drie jaar na inwerkingtreding van de onderhavige wetswijziging een voorstel tot nadere normering van de bevoegdheid tot subdelegatie in te dienenPA [14-02-2007] Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Bodembescherming met het oog op nieuwe regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30 522)De Kamer zal door de minister voor 1 juli 2011 schriftelijk worden geïnformeerd.
Verzoekt de regering om binnen art. 3 van de VROM-begroting een budget beschikbaar te stellen ter ondersteuning van de expeditie Himalaya AlertPA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700 XI)De verwachting is dat dit project eind van het jaar is afgerond. Ze hebben hiervoor een budget toegekend gekregen om dit te kunnen doen.
Verzoekt de regering in het voorliggende besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer vrijstelling op te nemen voor het geluid dat schutterijen met het schieten makenPA [26-02-2008] Herijking VROM regelgevingMotie wordt meegenomen in wijziging van het Activi- teitenbesluit. De verwachte inwerkingtreding is 01-01-2010.
Verzoekt de regering in overleg met de VNG voor 1 januari 2010 tot transparante afspraken te komen over de hoogte van de leges, en daarbij ook de milieuvergunningen te betrekkenPA [26-11-2007] Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) (30 844)Ter uitvoering van de motie wordt samen met de VNG gewerkt aan een systeem voor transparantie bij de vaststelling van de hoogte van de leges. Hierbij wordt uitgegaan van introductie van een dergelijk systeem op het moment dat de Wabo wordt inge- voerd (richtdatum 1 januari 2010).
Verzoekt de regering om nog in deze kabi- netsperiode tot voorstellen te komen tot integratie van toetsingskaders tot één toetsingskaderPA [26-11-2007] Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) (30 844)De planning en nadere invulling van dit actiepro- gramma wordt momenteel door het departement voorbereid en zal rond de zomer aan de Kamer worden gezonden. Wat betreft de verdere integratie van toetsingskaders wordt gedacht aan een gefa- seerde aanpak. Er wordt gewerkt aan de vergroting van de reikwijdte van de Wabo door de integratie van de Ontgrondingenwet in de Wabo en, voor wat betreft de rijkswateren, in de Waterwet. Na overleg met de betrokken partijen, dat dit najaar voorzien is, zal het desbetreffende wetsvoorstel naar verwachting begin 2010 aan de Kamer worden aangeboden.
Verzoekt de regering een totaaloverzicht van de verschillende regelingen te presenteren en indien noodzakelijk met voorstellen voor verbetering te komen, waarbij het te dienen milieubelang in verhouding moet staan tot de uitvoeringslasten voor bedrijven en overhedenPA [04-09-2007] Wetsvoorstel milieu-aansprakelijkheid (vervolg van 040 707)Het onderzoek is gaande. De resultaten worden in het najaar 2009 verwacht.
Afgehandelde moties
OmschrijvingDebat d.d.Afgehandeld met:
Motie Nepperus/Samson over een vermindering van de geluidslast van de AWACS-vluchten met 35%PA [03-03-2009] VAO AWACSUB [29-05-2009] Informatie inzake contact met vliegbasis Geilenkirchen
Motie Van der Ham over het onderzoeken en vergelijken van alle kosten voor de grote luchthavensPA [19-02-2009] VAO Schiphol/luchtvaart/AldersadviesAfgedaan met Kamerstukken II 2008–2009, 29 665, nr. 139.
Motie Koopmans-Neppérus verzoekt de regering zich onverminderd te blijven inzetten om via alle mogelijke opties het aantal vluchten in de komende jaren verder terug te dringen of vliegroutes aan te passen met als doel een vermindering van de geluidsoverlast met 35% ten opzichte van het maximaal toegestane aantal vliegbewegingenPA [19-06-2008] Jaarverslag 2007 VROM (31 444 XI nr. 1, 30 196 nr. 17, 29 383 nr. 102, 29 435 nr. 207, 31 200 XI nr. 111)UB [29-05-2009] Informatie inzake contact met vliegbasis Geilenkirchen
Motie De Wit: Bij uitblijven van een NAVO beslissing in maart 2008 voorwaarden te stellen aan het vliegen van AWACS boven Nederlands grondgebied, waardoor de overlast zal afnemenPA [06-12-2007] AwacsUB [29-05-2009] Informatie inzake contact met vliegbasis Geilenkirchen
Handhaving en gegaste containers: verzoek om met omringende landen over intensivering van het toezicht op gegaste containers te overleggenPA [17-06-2008] Handhaving en gegaste containers (30 175 nr. 44, 22 343 nr. 187 en 193, 27 561 nr. 33, 29 383 nr. 101, 22 343 nr. 192, 30 872 nr. 9, 31 200 XI nr. 110)UB [24-09-2008] Importcontainers met gevaarlijke gassen
Handhaving en gegaste containers: Verzoek per jaar 1000 containers te controleren op gassingen met bestrijdingsmiddelen en indien nodig wet- en regelgeving te ontwikkelen, om containers die niet volgens de regels zijn voorzien van een waarschuwingssticker te ontgassen, terug te sturen of de inhoud te vernietigenPA [17-06-2008] Handhaving en gegaste containers (30 175 nr. 44, 22 343 nr. 187 en 193, 27 561 nr. 33, 29 383 nr. 101, 22 343 nr. 192, 30 872 nr. 9, 31 200 XI nr. 110)UB [20-05-2009] Tussenrapportage Uitvoering motie Poppe/ Boelhouwer containers met gevaarlijke gassen
Verzoekt de regering om met omringende landen over intensivering van het toezicht op gegaste containers te overleggen.PA [01-07-2008] Handhaving gegaste containersUB [24-09-2008] Importcontainers met gevaarlijke gassen
Verzoekt de regering een samenwerkend handhavingteam in te stellen bestaande uit de VROM-Inspectie en andere handhavende inspecties met expertise inzake gegaste containers in de haven, met als taak per jaar gericht minimaal 1000 containers te controleren op gassingen met bestrijdingsmiddelen. Verzoekt de regering tevens indien nodig, wet- en regelgeving te ontwikkelen, zodat gegaste containers die niet volgens de regels zijn voorzien van een waarschuwingssticker voor een gasvormig bestrijdingmiddel, in de haven kunnen worden gestopt en vervolgens ontgast, teruggestuurd of waarvan de inhoud vernietigd moet worden.PA [01-07-2008] Handhaving gegaste containersUB [24-09-2008] Importcontainers met gevaarlijke gassen.UB [24-10-2008] Beantwoording Kamervragen over importcontainers met gevaarlijke gassen
Verzoekt de regering deze aspecten te betrekken in het genoemde verslag en de Kamer hierover binnen 2 jaar na inwerkingtreding van deze wet verslag te doen[12-06-2008] Wijziging van hoofdstuk 18 van de Wet milieubeheer (Handhavingstructuur)UB [12-06-2008] Evaluatie van de Wet handhavingstructuur
Verzoekt de regering, te komen tot een substantiële vermindering van het rijkstoezicht op gemeenten door de VROM-inspectie inzake milieu- en ruimtelijkeordeningstaken,[30-03-2005] Begrotingsbehandeling VROMDe VROM Inspectie is grotendeels gestopt met de gemeenteonderzoeken. Daarnaast wordt, in het kader van Alders, Oosting en Mans, verder gewerkt aan de versobering van het toezicht.
Motie Neppérus-Vermeij: Verzoekt de regering te onderzoeken of en op welke wijze het onderscheid tussen woningen en recreatiewoningen in wet- en regelgeving op termijn kan worden opgehevenPA [02-04-2008] HandhavingUB [30-06-2009] Aanbiedingsbrief onderzoek en voortgangsrapportage recreatiewoningen
Motie Vermeij draagt de regering op te zoeken naar technische oplossingen ter vermindering van radarverstoring teneinde meer ruimte te bieden aan wenselijke hoogbouw, duurzame energie initiatieven en het overige beleid uit de Nota RuimtePA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700 XI)UB [26-01-2009] Antwoorden op vragen van vcCie over de uitvoering motie Vermeij/Van Heugten over vermindering radarstoring
Motie Neppérus verzoekt de regering om binnen 3 maanden de Kamer te informeren over de gevolgen van de aanwijzing van natura 2000 gebieden voor de RO en de inrichting van Nederland op bestemmingenniveau en hoe zij er in voorziet vergaande negatieve gevolgen te voorkomenPA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700 XI)Afgedaan met: Kamerstukken II 2008–2009, 31 700 XIV, nr. 142
Motie Van Heugten, Vermeij, Wiegman – van Meppelen Scheppink; met de motie wordt de regering opgeroepen om zo snel als mogelijk te besluiten over de rijksbijdrage uit het budget Nota Ruimte en daarnaast om alles in het werk te stellen om voor het einde van 2008 voor de projecten Bossche Spoorzone, Apeldoorn Kanaalzone, Scheveningen Boulevard, Greenport Aalsmeer, Eindhoven A2-zone, IJsseldelta Zuid en het alternatief voor de Hoeksche Waard, over de rijksbijdrage te besluiten.PA [04-06-2008] Uitvoering Nota RuimteUB [13-11-2008] Kennisgeving ten aanzien van besluitvorming Nota Ruimtebudget Apeldoorn Kanaalzone
Verzoekt de regering om extra kosteneffectieve maatregelen voor de verkeer- en vervoersector voor te bereiden, welke kunnen worden meegenomen in de begroting 2010 indien in april 2009 blijkt dat dit nodig is om de doelstelling van het werkprogramma Schoon en Zuinig voor de verkeer- en vervoersector te halen[06-05-2009] Begrotingsbehandeling VROMUB [29-04-2009] Aanbieding Monitor en Verkenning Schoon en Zuinig
Verzoekt de regering bij de benutting van restwarmte ook te sturen op CO2-reductie en de mogelijkheden van recycling daarbij (ter vervanging van 30 872, 36)PA [20-04-2009] Nota-overleg LAPUB [22-06-2009] Moties Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021 (kamerstuk 30 872)
Verzoekt de regering de minimumstandaard voor textiel te wijzigen van materiaalhergebruik in producthergebruik waarbij materiaalhergebruik een optie blijft indien producthergebruik niet meer mogelijk is;verzoekt de regering tevens in overleg met de gemeenten te komen tot een afschaffing van de inzamelvergoeding voor kleding voor goede doelenPA [20-04-2009] Nota-overleg LAPUB [22-06-2009] Moties Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021
Verzoekt de regering in het Landelijk afval- beheerplan 2009–2021 een verplichte afgifte aan speciaal daartoe ingerichte Haven Ontvangst Installaties op te nemen van alle ladinggebonden scheepsafval en slops aan boord van een schip dat een Nederlandse haven verlaat met een bestemming buiten de Europese Unie, verzoekt de regering tevens om het Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021 zodanig te wijzigen dat de markt voor scheepsafval niet wordt verruimd ten opzichte van de huidige situatiePA [20-04-2009] Nota-overleg LAPUB [22-06-2009] Moties Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021
Verzoekt de regering om in het Landelijk Afvalbeheerplan 2009–2021 op te nemen dat: het uitgangspunt van producentenverant- woordelijkheid dient te zijn dat producenten volledig verantwoordelijk worden voor de organisatie en de financiering van het afvalbeheer van hun producten vanaf het moment dat deze worden afgedankt (ter vervanging van 30 872, 32)PA [20-04-2009] Nota-overleg LAPUB [22-06-2009] Moties Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021
Verzoekt de regering een onderzoek uit te voeren naar de kwaliteit van controle en handhaving op afvalverwerkende bedrijven die onder bevoegd gezag staan van gemeenten en de geconstateerde problemen daadwerkelijk op te lossenPA [20-04-2009] Nota-overleg LAPUB [22-06-2009] Moties Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021
Verzoekt de regering onderstaande uitgangspunten uit het Landelijk afvalbeheerplan-1 weer op te nemen in het Landelijk afval- beheerplan-2;- 1. de bodem is in beginsel niet bestemd voor het opbergen van afvalstoffen of componenten van afvalstoffen die niet rechtstreeks ter plaatse uit de bodem afkom- stig zijn;- 2. berging van afvalstoffen in de diepe ondergrond is alleen aanvaardbaar als de te bergen afvalstoffen terugneembaar zijn;- 3. de wijze van berging voldoet aan de IBC-criteriaPA [20-04-2009] Nota-overleg LAPUB [22-06-2009] Moties Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021
Verzoekt de regering om in het Landelijk afvalbeheerplan het instrument verbrandingsbelasting in ieder geval te handhaven; verzoekt de regering jaarlijks aan de Tweede Kamer te rapporteren over de ontwikkeling van de afvalverwerkingscapaciteit in Nederland en omringende landen, in relatie tot de in het Landelijk afvalbeheerplan opgenomen doelstellingen; verzoekt de regering daarbij aan te geven of het effectueren van de verbrandingsbelasting tegen een tarief hoger dan het huidige nultarief nood- zakelijk is om gescheiden inzameling en hergebruik van deelstromen in overeenstemming met de voorkeursvolgorde voor afvalbeheer te houdenPA [20-04-2009] Nota-overleg LAPUB [22-06-2009] Moties Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021
Verzoekt de regering noodzakelijke stappen te zetten om nog voor 2015 materiaalhergebruik van huishoudelijk afval de minimumstandaard te makenPA [20-04-2009] Nota-overleg LAPUB [22-06-2009] Moties Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021
Verzoekt de regering het sectorplan 1 zodanig te wijzigen dat voor grof huishoudelijk rest- afval de volgende minimumstandaard geldt: «sorteren of anderszins bewerken en het vervolgens verwerken van de daarbij ontstane monostromen conform de daarvoor geldende minimumstandaarden»(ter vervanging van 30 872, 24)PA [20-04-2009] Nota-overleg LAPUB [22-06-2009] Moties Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021
Verzoekt de regering te zorgen dat de regel- geving op het gebied van het afval (verbod op verbranding van afval in de open lucht) niet leidt tot verbod op dergelijke vuren (Sint-Maartens-, paas- en kerstboomvuren behoren tot de Nederlandse cultuur en traditie)PA [20-04-2009] Nota-overleg LAPUB [22-06-2009] Moties Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021
Verzoekt de regering deze conceptbeschikking hierop aan te passen; niet strikt, maar flexibel toepassen van de regeling voor gescheiden plastic afval;PA [20-04-2009] Nota-overleg LAPUB [22-06-2009] Moties Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021
Verzoekt de regering een vervolgnotitie/actieprogramma te schrijven met daarin heldere afrekenbare doelstellingen met deadlines, te nemen maatregelen en een overzicht van de daarvoor beschikbare financiën[01-04-2009] BiodiversiteitAfgedaan met: Kamerstukken II 2008–2009, 26 407, nr. 40
Verzoekt de regering als standpunt in te nemen dat:1. in de raadsconclusies expliciet verwezen moet worden naar nieuwe financieringsmechanismes, zoals voorgesteld door de Europese Commissie op basis van Noorse en Mexicaanse voorstellen;2. in de conclusies een deadline voor concrete voorstellen voor de financiële architectuur én het door de EU te committeren bedrag wordt opgenomen, te weten niet later dan juni 2009[23-03-2009] kennisnemend van de conceptconclusies van de Ecofin d.d. 2 maartAfgedaan met: Kamerstukken II 2008–2009, 21 501, nr. 425
Verzoekt de regering het standpunt in te nemen dat de afspraken van Bali leidend zijn voor verdere onderhandelingen en geen nieuwe voorwaarden te stellen aan het krijgen van financiële steunPA [18-03-2009] Algemeen Overleg inzake de Europese RaadVerslag is verslag van Europese Raad en de Regering beschouwt het hiermee als afgedaan
Verzoekt de regering binnen drie maanden (vóór 16 maart) een «oplegbrief» bij het plan van aanpak naar de Kamer te sturen, met daarin uiteengezet welk ministerie voor welk onderdeel uit het plan van aanpak verantwoordelijk is, en hoe het ministerie van VROM een coördinerende rol speelt in het biomassabeleid om voor coherentie en afstemming te zorgenPA [18-12-2008] VAO Milieu en hernieuwbare energie in ontwikkelingssamenwerkingUB [02-07-2009] Motie van het kamerlid Wiegman inzake «oplegbrief plan van aanpak biomassa mondiaal»
– Verzoekt de regering om uiterlijk in het eerste kwartaal van 2009 en voordat de criteria definitief worden de Kamer over de inhoud en de voortgang van het proces te informeren;– Verzoekt de regering aan te geven in hoeverre de criteria voor duurzaam inkopen kunnen worden aangesloten bij gangbare «dynamische» keurmerken en bij welke productgroepen relatief gezien de meeste duurzaamheidwinst te halen isPA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700 XI)UB [25-06-2009] voortgangsrapportage Duurzaam inkopen
Verzoekt de regering de Kamer voor de behandeling van de VROMbegroting 2009 te informeren over de mogelijkheden die een alternatieve invulling van het verplichte bijmengpercentage voor biobrandstoffen kan bieden op het gebied van energieonafhan- kelijkheid, milieubelasting en volksgezondheid en op welke wijze het kabinet wil omgaan met deze mogelijkhedenPA [03-11-2008] Schoon en Zuinig.UB [17-11-2008] Brief minister over een reactie op de publicatie van ECN en PBL: «Tussenstand van een aantal onderdelen uit het werkprogramma Schoon en Zuinig» (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 209, nr. 61).
– Verzoekt de regering om geen subsidies beschikbaar te stellen voor roetfilters op het moment dat deze ook verplicht gesteld kunnen worden; – Verzoekt de regering tevens om binnen het thema luchtkwaliteit en binnen de sector verkeer en vervoer een nieuwe bestemming voor (het restant van) de 18 mln. euro te vinden als deze niet meer aan een subsidie voor roetfilters uitgegeven hoeft te worden.PA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700 XI)UB [06-03-2009] Bevindingen van overleg met de autobranche over een sloopregeling
Verzoekt de regering volgend jaar bij Prinsjesdag de gegevens uit de monitoring transparant te presenteren en er een normerende werking van uit te laten gaan richting alle departementen voor het bereiken van een structurele neerwaartse trend in de uitstoot van broeikasgassen in NederlandPA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700 XI)UB [29-04-2009] Aanbieding Monitor en Verkenning Schoon en Zuinig
Roept de regering op om het energieen klimaatbeleid zodanig vorm te geven, dat de ontwikkeling en marktintroductie van doorbraaktechnologie t.b.v. energietransitie en de verbetering van de energie-efficiency prioriteit krijgen.PA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700 XI)[29-05-2009] Afgedaan en opgenomen in IPE Innovatie strategie.
Verzoekt de regering om met onmiddellijke ingang meer inzet te plegen op de totstandkoming van productnormering in het kader van ecodesign en verzoekt de regering voorts om de potentiële effecten op energie-efficiency- verbetering en CO2-reductie te kwantificeren van zowel huidige als toekomstig te benoemen productgroepen onder ecodesignPA [03-11-2008] Schoon en ZuinigUB [20-03-2009] Motie Neppérus over ecodesign
Verzoekt de regering met gemeenten af te spreken dat de afvalstoffenheffing voor ingezetenen zichtbaar verlaagd zal worden met de opbrengsten uit het afvalfonds en eventueel opbrengsten uit verkoop van de kunststoffen aan de verwerkers, zodra er een duidelijk afnameaanbod is geconstateerdPA [09-09-2008] VAO klimaatbeleid en duurzaamheidUB [22-06-2009] Moties van de leden Poppe en Vietsch over de afvalstoffenheffing
Verzoek om in de tekst van de vierde wijziging van het Landelijk Afvalbeheerplan de keuze- vrijheid van gemeenten om te kiezen voor nascheiding van kunststof verpakkingen op te nemenPA [02-07-2008] Zwerfafval en verpakkingen (AO 260 608)UB [21-01-2009] Aanbieden aan TK Nota van aanpassing 4e wijziging Landelijk afvalbeheerplan (LAP) 2002–2012
Verzoek om in overleg met de VNG en de verpakkingsindustrie niet langer onderscheid te maken tussen voor- en nascheiding van plastic afvalPA [02-07-2008] Zwerfafval en verpakkingenUB [21-01-2009] Aanbieden aan TK Nota van aanpassing 4e wijziging Landelijk afvalbeheerplan (LAP) 2002–2012
Verzoek om in overleg te treden met de aanbesteders van openbaar vervoer om hen ervan te overtuigen geen middel- maar doelvoorschriften te stellen de Kamer binnen drie maanden te rapporteren over de uitkomsten van dit overlegPA [01-07-2008] LuchtkwaliteitAfgedaan met: Kamerstukken II 2008–2009, 30 175, nr. 60
Verzoek om vóór de begrotingsbehandeling LNV een integraal, rijksbreed overzicht te leveren van de kosten die gemaakt worden voor het onderzoek naar biotechnologie, afgezet tegen de kosten die gemaakt worden voor traditionele veredelingstechnieken[06-01-2009] Beleidsnota BiotechnologieAfgedaan met Kamerstukken II 2008–2009, 27 428, nr. 129
Motie KoppejanPA [02-06-2008] DrinkwaterwetAfgedaan met: Kamerstukken II 2008–2009, 30 895, nr. 52
Verzoekt de regering artikel 13 van de raamovereenkomst zodanig te interpreteren dat doorberekening aan de consument per aankoop en vermelding van de verpakkingsbelasting op kassabonnetjes niet nodig isPA [02-07-2008] Zwerfafval en verpakkingenUB [03-09-2008] Toezeggingen verpakkingen
Verzoekt de regering in de onderhandelingen met Brazilië over biobrandstoffen geen afspraken te accepteren die qua duurzaamheidseisen lager uitvallen dan de Cramer criteriaPA [23-04-2008] Klimaat en energiepakketAfgedaan met brief van ministers Van der Hoeven/VROM, d.d. 2 juli 2008 inzake uitvoering Mou biobrandstoffen met Brazilië
Verzoekt de regering te bevorderen dat een EU-besluit over het post-Kyotobeleid niet later wordt genomen dan eind 2008;Verzoekt de regering voorts in volgorde van prioriteit:– met de Nederlandse industrie tot afspraken te komen die lange termijn investeringszeker- heid bieden en daarvoor steun te zoeken bij de Europese Commissie;– er in ieder geval zorg voor te dragen dat het «gelijke speelveld» binnen de Europese Unie wordt gehandhaafdPA [21-09-2006] KlimaatbeleidUB [12-06-2008] Antwoorden op vragenlijsten inzake klimaatcompensatie
Mogelijkheden garantstelling risico’s van energie-innovaties ter bevordering van de implementatiePA [06-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROMMedio augustus 2009 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd.
In S&Z actiepunt fiets (verhuur, delen, binnenstedelijk) opnemenPA [06-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROMAfspraken zijn opgenomen in sectorakkoord verkeer en vervoer.
Bijdrage van Nederlandse consumptie, productie en handel aan de wereldwijde milieubalansPA [06-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROMHet Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) zal dit punt in de nationale NEA meenemen.
De Tweede Kamer zal in de zomer van 2008 over de uit te werken methodiek worden geïnformeerdPA [04-10-2007] Zwerfafval en verpakkingenUB [04-11-2008] Voortgang onderzoek milieuonder- bouwing verpakkingenbelasting.
Openstaande toezeggingen
ToezeggingDebat d.d.Stand van Zaken uitvoering
De Minister van VROM zegt toe in oktober 2009 een brief aan de Tweede Kamer te sturen met een stand van zaken over de eerste inbreng van Nederland in het Europese debat over de sociaal economische aspecten van ggo’sPA [08-04-2009] Nederlandse inzet/toelating GMO-gewassen in Europa en veldproeven in NederlandDe uitvoering van deze toezegging loopt conform de toegezegde planning: in oktober 2009 zal de Tweede Kamer hierover een brief ontvangen.
De Minister van VROM komt voor het zomerreces 2009 terug op de situatie in Rotterdam en Amsterdam ten aanzien van de inzameling van kunststof verpakkingsafvalPA [20-04-2009] Nota-overleg LAPDe minister zal de Tweede Kamer schriftelijk informeren na ontvangst van de reactie van de gemeente Rotterdam en Amsterdam.
De Minister van VROM informeert de Tweede Kamer voor eind 2009 schrif- telijk over de resultaten van het onderzoek naar de milieuaspecten en de kosten van gescheiden inzameling en hergebruik van drankenkartons, mogelijk in relatie tot de Richtlijn ecodesignPA [30-03-2009] Nota-overleg landelijk afvalbeheersplanDe minister zal de Tweede Kamer eind 2009 schriftelijk informeren.
De Minister van VROM zegt toe de Tweede Kamer voor het eind van 2009 per brief te informeren over het materiaalketenbeleidPA [30-03-2009] Nota-overleg landelijk afvalbeheersplanDe minister zal de Tweede Kamer eind 2009 schriftelijk informeren.
De Minister van VROM zegt toe de notitie van de ChristenUnie (Ruim op, die stort) aan de staatssecretaris van Financiën te sturen en hem erop te wijzen dat de leden van de commissie VROM er voor pleiten om dit punt op te nemen in de eerstvolgende vergroeningsbrief. Tevens zal de Minister van VROM de Tweede Kamer separaat informeren over de stortbelastingPA [30-03-2009] Nota-overleg landelijk afvalbeheersplanNotitie is aan financiën verstuurd. Overleg over vergroeningsbrief is gaande. Na publicatie van deze brief zal de Minister de Tweede Kamer informeren over de stortbelasting, gepland voor de week van 22 t/m 26 juni.
De Minister van VROM zegt toe de Tweede Kamer binnen twee maanden (voor 1 juni 2009) een brief te sturen over biogas (relatie met energietransitiepaden en welke stoffen mogen worden gebruikt voor energie- opwekking) en over de relatie tussen preregistratie in het kader van Reach regelgeving en afvalstoffenPA [30-03-2009] Nota-overleg landelijk afvalbeheersplanDe minister zal de Tweede Kamer half juni schriftelijk informeren.
De Minister van VROM zegt toe voor begin juni 2009 schriftelijk terug te komen op de mogelijkheden voor differentiatie bij de verpakkingenbelastingPA [10-02-2009] AO Afval en verpakkingenDe minister zal de Tweede Kamer na het zomerreces schriftelijk informeren.
De Minister van VROM zegt toe de Tweede Kamer voor eind 2009 een voortgangsrapportage te sturen inzake de gescheiden inzameling en verwerking van kunststof verpakkingsafval in Nederland. Daarbij gaat ze tevens in op de exportvergunningen die hiervoor tussen nu en eind 2009 worden afgegevenPA [10-02-2009] AO Afval en verpakkingenDe minister zal de Tweede Kamer eind 2009 schriftelijk informeren.
De Minister van VROM zegt toe in het najaar van 2009 de Tweede Kamer nader te informeren over territoriale cohesie en daarbij terug te komen op de afbakening van het begripPA [19-02-2009] AO over Territoriale Cohesie (samengevoegd met AO Milieuraad)In maart heeft er een door Nederland geor- ganiseerde workshop plaatsgevonden. De resultaten hiervan zijn eind april gepresenteerd in Tsjechië. De Tweede Kamer zal over de nieuwe stand van zaken in het najaar van 2009 geïnformeerd worden.
Als het advies van de Raad van State over het ontwerp-Besluit kwaliteitseisen en monitoring water leidt tot significante aanpassingen in het Besluit, zal de Minister van VROM de Tweede Kamer voorleggen aan welke oplossingsrichtingen ze daarvoor denkt, alvorens het Besluit in te voerenPA [10-02-2009] AO Kaderrichtlijn WaterHet wachten is op het advies van de Raad van State. Naar verwachting wordt het Besluit na de zomer aan de Tweede Kamer gezonden.
De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de stand van zaken en vervolg van het rapport OlievlekPA [04-02-2009] AO LuchtkwaliteitDe minister zal de Tweede Kamer na het zomer schriftelijk informeren.
De Tweede Kamer wordt binnen twee weken nader geïnformeerd over het convenant inzake de binnenvaart, ook in relatie tot het vervoer van gevaarlijke stoffenPA [29-10-2008] Externe VeiligheidDe afhandeling van deze toezegging ligt bij stas V&W.
Externe Veiligheid: De Tweede Kamer wordt eind november 2008 schriftelijk geïnformeerd over het tijdpad van het in kaart brengen van risico’s in relatie tot de ontwikkeling van spoorzonesPA [29-10-2008] Externe VeiligheidHet onderwerp is aan de orde geweest in een brief aan de Tweede Kamer van de Minister van V&W (16 december 2008, Kamerstukken II, 2008–2009, 30 373, nr. 27) en in het AO Basisnet (19 maart 2009). De brief waarin deze toezegging wordt afgedaan wordt in overleg met V&W voorbereid.
De Minister van VROM zegt toe in januari 2009 de Tweede Kamer schriftelijk te informeren over de mate van openbaarheid van risicogegevens op basis van het advies van de AIVDPA [29-10-2008] Externe VeiligheidEen brief aan de Tweede Kamer wordt voorbereid, in overleg met AIVD en betrokken departementen. Dit overleg vergt meer tijd dan voorzien. De planning is daarom aange- past: de brief zal naar verwachting na het zomerreces aan de Tweede Kamer worden gestuurd.
De Minister van VROM zegt toe de Tweede Kamer komend voorjaar per brief te informeren over de uitkomsten van haar gesprek met de Minister van Financiën over de maatregelen die genomen worden om de bureau- cratische belemmeringen bij publiek- privaat geld in bodemsanering tegen te gaanPA [08-10-2008] Bodem (30 015 nr. 24, 25)De Minister zal de Tweede Kamer na het zomerreces informeren.
Half 2009 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over het advies ten aanzien van de monitoring met betrekking tot de ontbossingPA [24-09-2008] Duurzaam en illegaal houtMedio zomer 2009 zal het eindrapport gereed zijn. Naar aanleiding hiervan zal een reactie naar de Tweede Kamer gaan.
De Minister van VROM zal in oktober 2008 een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer voorleggen met betrekking tot het experimenteren met parkeertarievenPA [19-06-2008] Milieuzonering voor personenauto’s (29 644 nr. 90, 31 305 nr. 26)De experimenteerwet gedifferentieerd parke- ren zal na de zomer naar de Tweede Kamer worden verstuurd. Momenteel is hierover overleg met de gemeenten. De Tweede Kamer zal per brief nader geïnformeerd worden.
De Minister van VROM zegt toe de Tweede Kamer half jaarlijks te informeren over de voortgang op de diverse onderdelen van het dossier Duurzaam InkopenPA [27-03-2008] Duurzaam inkopen (30 196 nr. 18, 19, 20)De Tweede Kamer wordt na het zomerreces geïnformeerd.
De Minister van VROM zegt toe het vraagstuk van diffuse bronnen mee te nemen bij de ontwikkeling van criteria van duurzaam inkopen door bouwbedrijven en de Tweede Kamer hierover te informerenPA [27-03-2008] Duurzaam inkopen (30 196 nr. 18, 19, 20)Begin 2009 is door het RIVM een rapport gepubliceerd in het kader van het Uitvoe- ringsprogramma Diffuse Bronnen Waterverontreiniging. In de brief van 23 mei 2008 zijn al concept criteria gepubliceerd. De definitieve vaststelling wordt opgehouden door discussie met de sector over de wetenschappelijke onderbouwing van het RIVM-rapport. Zodra deze discussie is afgerond worden definitieve criteria vastgesteld (voor eind 2009).
De evaluatiec.q. tussenbalans van Schoon en Zuinig zal parallel lopen aan de begrotingscyclus voor 2011, zodat het kan worden meegenomen in de behandeling van de begrotingen van 2011PA [29-10-2007] Schoon en zuinigDe Tweede Kamer wordt in september 2010 middels een brief geïnformeerd over herijking van Schoon en Zuinig.
De Minister van VROM zegt toe het vraagstuk van urinescheiding mee te nemen in voortgangsberichten over het uitvoeringsprogramma diffuse bronnen waterverontreinigingPA [20-03-2008] Waterverontreiniging (30 535 nr. 13, 28 966 nr. 14 en 15)De voortgangsrapportage wordt voorbereid in de interdepartementale werkgroep genees- middelen waarin ook VWS en de doelgroep geneesmiddelen vertegenwoordigd zijn. Na het zomerreces wordt de Tweede Kamer geïnformeerd.
Asbest: De Minister van VROM zegt toe voor Kerst 2008 de Tweede Kamer een schriftelijke appreciatie te doen toekomen van het rapport van de Gezondheidsraad over de normen voor blootstelling aan asbest, als deze volgens de planning in November wordt opgeleverdPA [13-02-2008] Asbest (25 834 nr. 45 en 46, 22 343 nr 176 en 183)Op 19-1-2009 is in de «asbest-brief» aan de Tweede Kamer gemeld dat de planning van de Gezondheidsraad, voor wat betreft hun advies over de normen voor blootstelling aan asbest, is aangepast. Het advies wordt nu na de zomer van 2009 voorzien.
Biotechnologie: De Minister van VROM zegt toe om samen met de staatssecretaris van EZ een notitie op te stellen over de regeldruk en knel- punten met betrekking tot het vesti- gingsklimaatvoor bedrijven op het gebied van biotechnologie in Neder- land (ook ten opzichte van andere landen) en daarbij ook in te gaan op de dilemma’s die kleine bedrijven ondervinden bij het aanvragen van patenten. De notities uit 2004 en 2006 zullen tevens aan de Tweede Kamer worden gezonden met een toelichting op de conclusies en de verbeteropties die inmiddels in gang zijn gezetPA [15-11-2007] Biotechnologie (27 428 nr. 85, 87, 88)Deze actie in het kader van de discussie in de Tweede Kamer over sociaal economische aspecten ten aanzien van GGO’s zal in oktober 2009 worden beantwoord in de toegezegde brief over sociaal economische aspecten ten aanzien van GGO’s in relatie tot de EUdiscussie.
De Minister van VROM zal de EK en de Tweede Kamer jaarlijks over de voortgang van het NSL en de recht- spraak daaromtrent informerenPA [02-10-2007] Wet LuchtkwaliteitseisenIn het NSL is opgenomen dat elk jaar over de voortgang van het NSL wordt gerapporteerd. De eerste rapportage verschijnt in 2010.
PET-flessen: inzameltaakstelling van 95%. Bij de monitoring zal worden bezien of er een beweging is van de anderhalve liter flessen af richting kleinere verpakkingenPA [04-10-2007] Zwerfafval en verpakkingenOp dit punt wordt in 2009 bij de evaluatie van het Impulsprogrammazwerfafval teruggekomen. Een brief van de Minister hierover zal in de 2e helft van 2009 aan de Tweede Kamer worden gezonden.
Biotechnologie. De Minister van VROM zal de Tweede Kamer infor- meren over de wijze waarop andere Europese landen omgaan met de milieutoets inzake gentherapeutisch onderzoek bij mensen.PA [19-04-2006] BiotechnologieDe Tweede Kamer wordt na het zomerreces geïnformeerd.
De Tweede Kamer wordt in 2009 in het kader van de lange termijnvisie geïnformeerd over innovatieagendaPA [29-05-2007] Waterketenbeleid (28 966 nr. 10, 26 076 nr. 4)Het Bestuurlijk Overleg Waterketen (BOW) heeft in maart 2009 een langetermijnvisie en een routewijzer innovatie vastgesteld. De Minister zal de Tweede Kamer binnenkort informeren.
Verduurzaamd hout. De Tweede Kamer krijgt n.a.v. de vragen van Poppe schriftelijke informatie over gewolmaniseerd houtPA [23-05-2007] Handhaving (30 800 XI nr. 85, 25 422 nrs. 48, 49, 50, 28 089 nr. 16, 26 442 nrs. 25 en 28, 29 279 nr.45)De Minister zal de Tweede Kamer naar verwachting in het najaar van 2009 informeren. E.e.a. heeft meer tijd gekost dan gepland vanwege de noodzakelijke afstemming met de betrokken partijen en Europese Unie n.a.v. de invoering van de REACH-regelgeving.
REACH: Ik zal u regelmatig informeren over de voortgang van de implementatie van REACH in Nederland, waar- onder tevens het voortschrijdend inzicht in de kosten die met uitvoering van REACH zijn gemoeid. Daarbij heb ik toegezegd 3 jaar na inwerkingtreding van REACH een evaluatie van de uitvoering van REACH in Nederland uit te voeren, waarvan de resultaten door Nederland kunnen worden ingebracht in Europees kaderPA [08-02-2007] Wetsvoorstel REACH (30 600 nr. 2 en 7)Een voortgangsbrief is inmiddels in april 2009 naar Kamer verzonden. Deze toezegging blijft staan tot eerstvolgende voortgangsbrief, die gepland staat voor eind 2009.
Afval: Bij de verkenning of afvalverwerkingsbedrijven ook onder algemene regels kunnen vallen, wordt bezien of de handhaving ervan ook onder provinciaal gezag kan vallenPA [20-12-2005] Verpakkingen en afvalDeze toezegging wordt afgehandeld in de 2de tranche herziening Algemene Regels. Deze tranche is inmiddels gestart. Naar verwachting wordt de Tweede Kamer hierover in het najaar van 2009 geïnformeerd.
Toezegging Besluit Landbouw. Zo mogelijk een deel van het 8.40-traject nog deze Kabinetsperiode realiseren, met inbegrip van de intensieve veehouderij. Hierbij nog bezien: onderscheid wel/geen IPPC-bedrijf[26-01-2005] AO Tweede Kamer Ontwerp-Besluit LandbouwEind dit jaar kan een ontwerp-besluit worden voorgepubliceerd waarin de intensieve vee- houderij is opgenomen. In het kader van het in januari aan de Tweede Kamer toegezegde actieplan ammoniak wordt momenteel echter opnieuw overwogen of de intensieve veehou- derij vóór 2013 onder algemene regels moet worden gebracht.
Toezegging WMS. Informeren Tweede Kamer[04-05-2009] Handelingen Tweede Kamer 2001–2002, 25 september 2001 Wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (implementatie Biocidenrichtlijn)(27 085), pag. 183–19De Minister zal de Tweede Kamer in het najaar van 2009 informeren. E.e.a. heeft meer tijd gekost dan gepland vanwege de nood- zakelijke afstemming met de betrokken partijen en Europese Unie n.a.v. de invoering van de REACH-regelgeving.
Waddenzee. Zodra er meer bekend is over de stand van zaken met betrek- king tot vergunningverlening voor de militaire activiteiten op Vlieland, naar verwachting medio 2005, zal de Tweede Kamer hierover geïnformeerd worden[04-05-2009] AO hoofdlijnen Waddenzee-beleidDe ontwerpbeschikking is nu door VROM opgesteld. Deze wordt gezamenlijk met de ontwerpbeschikking van Rijkswaterstaat (het betreft nl. een gecombineerde aanvraag Wm WVO) per 2 juni ter inzage gelegd.
De Minister van VROM zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid De Boer, toe dat, ter waarborging van de archeologische belangen, voor terreinen waar sprake is van archeologische waarden of verwachtingen, aan een omgevingsvergunning archeologische voorschriften kunnen worden verbonden, mits deze archeologische waarden of verwachtingen vooraf zijn geïdentificeerdPA [28-10-2008] Eerste kamerbehandeling Wet Algemene Bepalingen OmgevingsrechtDit is reeds in de Wabo opgenomen.
Toezegging ICT-voorzieningenPA [28-10-2008] Eerste kamerbehandeling Wet Algemene Bepalingen OmgevingsrechtZie Nader Rapport wetsvoorstel Investeringswet Wabo (31 953). De Eerste en Tweede Kamer worden op de hoogte gehouden.
Toezegging inzake voorstel over bevoegdheidsverdelingPA [28-10-2008] Eerste kamerbehandeling Wet Algemene Bepalingen OmgevingsrechtDit is betrokken bij de discussie over de bevoegdhedenverdeling in het kader van het kabinetsstandpunt inzake het rapport van de commissie Mans en bij de voorbereiding van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Het ontwerp van bedoeld Besluit is in de tweede week van juni 2009 aan Tweede en Eerste Kamer aangeboden (voorhang).
De Tweede Kamer wordt eind 2008 schriftelijk geïnformeerd over de wijze waarop de ICT op orde is gebrachtPA [19-06-2008] Jaarverslag 2007 VROM (31 444 XI nr. 1, 30 196 nr. 17, 29 383 nr. 102, 29 435 nr. 207, 31 200 XI nr. 111)Binnen VROM zijn verschillende maatregelen genomen om de ICT op orde te krijgen, de Algemene Rekenkamer doet momenteel onderzoek naar de effecten hiervan. In het voorjaar van 2009 wordt het oordeel van de ARK verwacht en zal de Kamer hierover zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd.
De Minister van VROM zegt toe dat, na aanneming van het wetsvoorstel, conform de motie Spies onderzoek zal worden gedaan en dat zij de Eerste Kamer de resultaten van dit onderzoek zal voorleggen. Vervolgens zal, indien het onderzoek daar aanleiding toe geeft middels wetswijziging een aantal bedrijfsactiviteiten kunnen worden toegevoegd. De Kamer kan hier dan nog op de normale wijze op reageren. In het uiteindelijke herziene wetsvoorstel zal de delegatiegrond- slag (art. 17.7, tweede lid) worden geschraptPA [22-04-2008] Wet milieuaansprakelijkheid (30 920) (antwoord regering en re- en dupliek)Momenteel loopt het onderzoek. De eerste resultaten worden in het najaar 2009 verwacht.
De Tweede Kamer informeren over de uitvoering van de motie Vietsch over de schutterijenPA [25-06-2008] Moties en toezeggingenToezegging wordt meegenomen in wijziging van het Activiteitenbesluit. De verwachte inwerkingtreding is 01-01-2010.
De Minister van VROM zegt toe de Kamer regulier te informeren over de mijlpalen in de voortgang van IMPELPA [19-02-2009] AO over Territoriale Cohesie (samengevoegd met AO Milieuraad)De door IMPEL op initiatief van de VROM-Inspectie ontwikkelde uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidtoets wordt in 2009 gebruikt om het zogenaamde WEEE-Recast voorstel (voorstel tot herziening van Richtlijn 2002/96/EG betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur) te beoor- delen. In de Impact Assessment Guidelines van de Europese Commissie wordt sinds het uitkomen van de herziene versie in januari expliciet aan deze toets aandacht geschonken. In het najaar zal IMPEL samen met de Europese Commissie en Roemenië een conferentie over de implementatie en hand- having van de Europese milieuregelgeving organiseren
De Minister van VROM zegt naar aanleiding van het dossier gemeentelijke inrichtingen toe na het zomerreces 2008 de Kamer te informeren over de voortgang van de ontwikkelingen met betrekking tot het toezichtPA [17-06-2008] Handhaving en gegaste containers (30 175 nr. 44, 22 343 nr. 187 en 193, 27 561 nr. 33, 29 383 nr. 101, 22 343 nr. 192, 30 872 nr. 9, 31 200 XI nr. 110)Zoals aangegeven in het rapport «Voorbeeldige» gemeentelijke inrichtingen dat in april 2008 aan de Kamer is aangeboden monitort de VROM-Inspectie in de 1e helft van 2009 de ca. 30 onderzochte gemeenten op de voort- gang van de verbeterpunten. Dit zal na het zomerreces van 2009 zijn afgerond, de TK wordt over de uitkomsten geïnformeerd. Zoals eveneens in het rapport is aangegeven is er op dit moment geen aanleiding voor nieuw onderzoek.
De Minister van VROM zegt toe de Kamer, na overleg met de minister van LNV, schriftelijk te informeren naar aanleiding van de vraag over de firma «Succesparken». PA [04-03-2009] AO Moties en Toezeggingen VROMDe Tweede Kamer wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd
De kabinetsreactie op het advies van de VROM raad «Grond voor kwaliteit. Voorstellen voor verbetering van overheidsregie op (binnen)stedelijke ontwikkeling» wordt uiterlijk in mei 2009 naar de Tweede Kamer gestuurdPA [12-02-2009] Uitvoering van de Nota Ruimte (voortzetting)UB [19-06-2009] Reactie op de VROM-raad advies: «Grond voor kwaliteit, voorstellen voor verbetering van overheidsregie op (binnen)stedelijke ontwikkeling
De Tweede Kamer wordt uiterlijk 12 maart 2009 geïnformeerd over de planning en stand van zaken van aanhangige wetgeving (waaronder de Wet voorkeursrecht gemeenten en de wijziging van diverse wetten op de beleidsterreinen van het ministerie van VROM i.v.m. het herstellen van wetstechnische gebreken en leemten)PA [12-02-2009] Uitvoering van de Nota Ruimte (voortzetting)Afgedaan, zie het wetsvoorstel 30 175
In de begroting van 2010 zal uiteen worden gezet wat met het verstevigen van het bronbeleid kan worden bereikt als het gaat om de reductie van geluidshinderPA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700XI)In de begroting 2010 wordt uitvoering gegeven aan deze toezegging
De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de mogelijkheid om een deel van de €400 mln. voor de herstructurering van bedrijventerreinen al in 2010 in te zettenPA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700XI)Provincies maken voor de definitieve toekenning van de € 400 miljoen provinciale herstructureringsprogramma’s. Deze programma’s moeten begin 2010 gereed zijn. Deze afspraak wordt vastgelegd in het Convenant Bedrijventerreinen tussen Rijk, IPO en VNG. In 2010 kan dan ook worden gestart met de uitvoering van de herstructu- reringsprogramma’s. Het ligt dus in de rede dat een deel van de € 400 miljoen al in 2010 wordt ingezet. Dit zal in september 2009 uitgebreid aan de Tweede Kamer worden gemeld
Binnenkort zal de Minister van VROM de Tweede Kamer informeren over de financiering van Randstad 2040PA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700XI)De toezegging wordt meegenomen in de brief die na het zomerreces naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.
De Tweede Kamer wordt in september 2009 geïnformeerd over de uitwerking van de uitvoeringsstrategiePA [29-01-2009] Nota Ruimte Overleg in twee delen behandeld: -de herstructurering bedrijventerreinen -de voortgang uitvoering Nota RuimteDe Tweede Kamer wordt in september 2009 geïnformeerd over de uitwerking van de uitvoeringsstrategie.
De Tweede Kamer wordt uiterlijk 12 februari 2009 geïnformeerd over de wijze waarop wordt omgegaan met voortgaande veroudering van bedrijventerreinen, rekening houdend met het huidige beeld tot 2013. het gaat hierbij om bedrijventerreinen die nu nog niet in aanmerking komen voor herstructurering, maar vanaf nu tot 2013 welPA [29-01-2009] Nota Ruimte Overleg in twee delen behandeld: -de herstructurering bedrijventerreinen -de voortgang uitvoering Nota RuimteKamerstukken II, 2008–2009, 29 435, nr. 219.
De Minister van VROM zegt toe in overleg te gaan met het IPO over hoe de structuurvisie over snelwegpanorama’s uitwerkt op provinciaal niveau, en de Kamer hierover uiterlijk november 2008 te informeren, tegelijkertijd met de reeds toegezegde uitwerking van deze structuurvisie snelwegpanorama’sPA [09-09-2008] Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid (31 500 nr. 1, 31 200-XI-138)Kamerstukken II, 2008–2009, 31 500, nr. 5.
De Minister van VROM zegt toe de Kamer vóór 1 juli 2009 te informeren over de besprekingen met de Europese Commissieover de mogelijkheden voor aanvullende Europese geluidsnormering voor AWACS-vliegtuigen en het bijbehorende besluitvormingstrajectPA [21-01-2009] AwacsBij uitstelbrief d.d. 09-07-2009 is gemeld dat de resultaten van de NAVO-studie worden afgewacht. De Tweede Kamer wordt in ieder geval voor het Algemeen Overleg d.d. 23 september 2009 geïnformeerd.
«Een cultuur van Ontwerpen – visie architectuur en ruimtelijk ontwerp: De Kamer krijgt bericht over het aangepast plan inzake de Belle van Zuylentoren (Utrecht)PA [08-10-2008] Visie architectuur en ruimtelijk ontwerpDe intentie overeenkomst is nog niet getekend, de gemeente Utrecht is bezig met inspraakdebatten.
De Minister van VROM zegt toe een beleidsvisie te formuleren op alle kwaliteits- en ruimtelijke aspecten van de ondergrond en de Kamer komend voorjaar per brief over de voortgang te informeren.PA [08-10-2008] Bodem (30 015 nr. 24, 25)De beleidsvisie wordt medio zomer 2009 aan de Tweede Kamer gezonden
De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over het kabinetsstandpunt inzake de uitkomsten van de studie naar een methodiek voor het beter geschikt maken van de MKBA-procedure voor ruimtelijke projectenPA [24-04-2008] Uitvoering Nota Ruimte (31 253 nr. 2, 31 210 XI nr. 73, 29 435 nr. 202 t/m 205, 31 200 XI nr. 84, 31 209 nr. 24)De handleiding ligt ter beoordeling bij andere departementen.
De Minister van VROM zegt toe een onderzoek te zullen uitvoeren of en op welke wijze het onderscheid tussen woningen en recreatiewoningen in wet- en regelgeving op termijn kan worden opgeheven.PA [02-04-2008] HandhavingHet onderzoeknaar «of en op welke wijze het onderscheid tussen woningen en recreatiewoningen in wet- en regelgeving op termijn kan worden opgeheven» is in de afrondende fase, de Kamer zal conform toezegging na het zomerreces worden geïnformeerd over de resultaten.
In 2008 krijgt de Kamer de gezamenlijke uitvoeringsagenda met daarin extra aandacht voor nieuwbouw in laaggelegen gebiedenPA [21-11-2007] Adaptatie Klimaatverandering (28 240 nr. 67, 30 495 nr. 2, 22 112 nr. 575, 567, 31 269 nr. 1, 31 200 XI nr. 20, 27 625 nr. 110 en VROM 07–593)Over de voortgang en planning van het klimaatbestendig maken van de ruimtelijke inrichting van Nederland zal in een beleidsbrief aan de Tweede Kamer worden gerap- porteerd. Deze brief zal spoedig na het zomerreces worden verzonden.
De Minister van VROM zegt toe de Tweede Kamer periodiek, doch voor 2010 minimaal twee maal, te infor- meren over de resultaten van de inventarisatie en nader onderzoek bij spoedlocaties ten aanzien van bodemsaneringPA [17-01-2008] Bodem (30 015 nr. 18, 19 en 28 199 nr. 16)Bij brief van 25 sept 2008 is de Kamer geïnformeerd over stand van zaken onderzoekspoedlocaties bodemsanering. De tweede voortgangsrapportage zal in 2010 verschijnen.
De Minister van VROM zegt toe in de WRO-evaluatie aandacht te besteden aan de vraag of de nieuwe WRO leidt tot juridisering. De minister zegt een overzicht toe van de onderwerpen die in de evaluatie en de monitoring worden meegenomen. De minister zegt toe in de monitoring en evaluatie terug te komen op de problematiek die zich voordoet wanneer niet alle partijen in de contracten willen meewerken aan de afspraken die gemaakt worden in het kader van private contractering.PA [22-05-2007] Wijziging Wet Ruimtelijke Ordening inzake grondexploitatie (30 218)Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft het definitieve ontwerp voor de ex-durante evaluatie + nulmeting opgesteld. De gedrukte exemplaren zijn medio juni 2009 beschikbaar. Het PBL start nog voor de zomer met de werkzaamheden voor de 1e monitor Wro die eind 2009/begin 2010 gereed moet zijn.
De Minister van VROM zegt toe Europese richtlijnen in de toekomst bij haar gebiedsontwikkelingsplannen te zullen betrekkenPA [17-01-2006] PKB Nota RuimteBij de voortgezette behandeling van de Nota Ruimte op 12 februari 2009 is toegezegd dat de Nieuwe Reiswijzer Gebiedsontwikkeling in april 2009 wordt aangeboden. Ik deel u hierbij mede dat dit niet binnen deze termijn kan plaatsvinden. Naar de meest actuele tijds- planning zal de Nieuwe Reiswijzer nu begin juli gepresenteerd worden. De reden van de vertraging is dat het verzamelen van infor- matie en de juiste interpretatie van mogelijke verschillen tussen Europese en nationale wetgeving complexer is dan voorzien en meer tijd kost.
Rapporteren over de prestaties op het terrein van Ruimte aan de hand van een monitorsysteem met goed gespe- cificeerde indicatoren waarop presta- ties worden afgerekend.[04-05-2009] AO JaarverslagIn de begroting 2010 zijn voor alle operationele doelstellingen meetbare effectindicatoren en prestatie-indicatoren opgenomen met streefwaarden en tijdshorizon. Rapportage zal plaatsvinden via het jaarverslag.
De Minister van VROM neemt mee in de evaluatie van de Grondexploitatiewet: – Het punt van Van der Lans inzake een meerderheid van ontwikkelaars die contractueel meer biedt dan de kostensoortenlijst en criteria en een minderheid die op de «nuloptie» zit (algemeen verbindend verklaren van afspraken) – het punt van Van den Oosten of de publiekrechtelijke procesvoering niet te veel vertraging oplevert en of de gemeenteambtenaren dat wel aankunnen (tevens in voorbeeldprojecten meenemen)PA [22-05-2007] Wijziging Wet Ruimtelijke Ordening inzake grondexploitatie (30 218)Deze punten worden meegenomen bij de evaluatie van de Grondexploitatiewet in 2010.
De EK zal op de hoogte gehouden worden van de vorderingen van het wetsvoorstel GeluidhinderPA [03-07-2006] Wijziging wet Geluidhinder (29 879)De Eerste Kamer wordt tegelijkertijd met de aanbieding van het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer geïnformeerd.
Het wetsvoorstel Geluidhinder zal voldoen aan de basiseisen die de EK heeft geformuleerdPA [03-07-2006] Wijziging wet Geluidhinder (29 879)Omdat het wetsvoorstel in samenhang moet worden gezien met wijziging van regelgeving voor overige infrastructuur en industrielawaai, kost het nader rapport meer tijd dan voorzien. Het Nader rapport zal na het zomerreces aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
In het wetsvoorstel Geluidhinder zal een eenduidig en handhaafbaar systeem van geluidproductieplafonds worden voorgesteldPA [03-07-2006] Wijziging wet Geluidhinder (29 879)Omdat het wetsvoorstel in samenhang moet worden gezien met wijziging van regelgeving voor overige infrastructuur en industrielawaai, kost het nader rapport meer tijd dan voorzien. Het nader rapport zal na het zomerreces aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
In het kader van de ontwerpwet Geluidhinder zal de discussie over de nieuwe normstelling transparant gevoerd wordenPA [03-07-2006] Wijziging wet Geluidhinder (29 879)Omdat het wetsvoorstel in samenhang moet worden gezien met wijziging van regelgeving voor overige infrastructuur en industrielawaai, kost het nader rapport meer tijd dan voorzien. Het nader rapport zal na het zomerreces aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
Via flankerend beleid zal geprobeerd worden die burgers te compenseren die buiten elke regeling dreigen te vallen maar wel een hoge geluidbelasting hebbenPA [03-07-2006] Wijziging wet Geluidhinder (29 879)Omdat het wetsvoorstel in samenhang moet worden gezien met wijziging van regelgeving voor overige infrastructuur en industrielawaai, kost het nader rapport meer tijd dan voorzien. Het nader rapport zal na het zomerreces aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
In het wetsvoorstel Geluidhinder wordt een normenstelsel opgenomen, waarin de grenzen van wat nog aanvaardbaar is en wat absoluut niet meer zullen worden aangegevenPA [03-07-2006] Wijziging wet Geluidhinder (29 879)Omdat het wetsvoorstel in samenhang moet worden gezien met wijziging van regelgeving voor overige infrastructuur en industrielawaai, kost het nader rapport meer tijd dan voorzien. Het nader rapport zal na het zomerreces aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
De Minister van VROM zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid De Boer, toe dat, ter waarborging van de archeologische belangen, voor terreinen waar sprake is van archeologische waarden of verwachtingen, aan een omgevingsvergunning archeologische voorschriften kunnen worden verbonden, mits deze archeologische waarden of verwachtingen vooraf zijn geïdentificeerdPA [28-10-2008] Eerste kamerbehandeling Wet Algemene Bepalingen OmgevingsrechtDit is reeds in de Wabo opgenomen.
Toezegging ICT-voorzieningenPA [28-10-2008] Eerste kamerbehandeling Wet Algemene Bepalingen OmgevingsrechtZie Nader Rapport wetsvoorstel Investeringswet Wabo, Kamerstukken II 2008–2009, 31 953. De Eerste en Tweede Kamer worden op de hoogte gehouden.
Toezegging inzake voorstel over bevoegdheidsverdelingPA [28-10-2008] Eerste kamerbehandeling Wet Algemene Bepalingen OmgevingsrechtDit is betrokken bij de discussie over de bevoegdhedenverdeling in het kader van het kabinetsstandpunt inzake het rapport van de commissie Mans en bij de voorbereiding van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Het ont- werp van bedoeld Besluit is in de tweede week van juni 2009 aan Tweede en Eerste Kamer aangeboden (voorhang).
Toezegging inzake voorlichting over voorbereidingsprocedurePA [28-10-2008] Eerste kamerbehandeling Wet Algemene Bepalingen OmgevingsrechtVoorlichting Raad van State is op 12 mei 2009 aan TK aangeboden; Kamerstukken II 2008–2009, 30 844, nr. 45)
De Kamer wordt eind 2008 schriftelijk geïnformeerd over de wijze waarop de ICT op orde is gebrachtPA [19-06-2008] Jaarverslag 2007 VROM (31 444 XI nr. 1, 30 196 nr. 17, 29 383 nr. 102, 29 435 nr. 207, 31 200 XI nr. 111)Binnen VROM zijn verschillende maatregelen genomen om de ICT op orde te krijgen, de Algemene Rekenkamerdoet momenteel onderzoek naar de effecten hiervan. De Tweede Kamer wordt medio zomer 2009 geïnformeerd.
De minister zegt toe dat, na aanneming van het wetsvoorstel, conform de motie-Spies onderzoek zal worden gedaan en dat zij de Eerste Kamer de resultaten van dit onderzoek zal voorleggen. Vervolgens zal, indien het onderzoek daar aanleiding toe geeft middels wetswijziging een aantal bedrijfsactiviteiten kunnen worden toegevoegd. De Kamer kan hier dan nog op de normale wijze op reageren. In het uiteindelijke herziene wetsvoorstel zal de delegatiegrondslag (art. 17.7, tweede lid) worden geschraptPA [22-04-2008] Wet milieuaansprakelijkheid (30 920) (antwoord regering en re- en dupliek)Momenteel loopt het onderzoek. De eerste resultaten worden in het najaar 2009 verwacht.
De Tweede Kamer informeren over de uitvoering van de motie Vietsch over de schutterijenPA [25-06-2008] Moties en toezeggingenToezegging wordt meegenomen in wijziging van het Activiteitenbesluit. De verwachte inwerkingtreding is 01-01-2010.
Afgehandelde toezeggingen
OmschrijvingDebat d.d.Afgehandeld met:
De Minister van VROM zegt toe te rapporteren over de voortgang van de demo projecten m.b.t. CO2 opslagPA [06-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROMUB [26-06-2009] CO2-opslagproject in Barendrecht
De Tweede Kamer wordt in juni 2009 geïnformeerd over de verlenging van de houdbaarheidsdatum van milieu- onderzoekenPA [04-02-2009] AO LuchtkwaliteitUB[30-06-2009] Beantwoording kamervragen van het kamerlid Spies inzake de campagne «Zelf meten is zeker weten»
De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de uitwerking van het advies van de Commissie Meten en Berekenen Luchtkwaliteit (commissie Verheijen), waarbij de suggestie van de ChristenUnie-fractie voor de invoering van een «oranje stoplicht» wordt meegenomenPA [04-02-2009] AO LuchtkwaliteitUB[30-06-2009] Beantwoording kamervragen van het kamerlid Spies inzake de campagne «Zelf meten is zeker weten»
De Minister van VROM zal binnen twee weken een reactie aan de Tweede Kamer sturen naar aanleiding van het position paper over cisgenese van de heer Jacobsen van de WUR (inclusief de in de literatuurlijst genoemde artikelen).PA [08-04-2009] Nederlandse inzet/toelating GMO-gewassen in Europa en veldproeven in NederlandUB [24-04-2009] Reactie op brief dhr. Jacobsen (WUR) m.b.t. veiligheid cisgenese
De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de inbreng van dhr. Steiner over de New Green Deal (groene economie actielijst) van de UNEP in de G20PA [09-04-2009] AO Informele MilieuraadUB [16-04-2009] Aanbieding rapport UNEP Policy Brief, Global Green New Deal
De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van de besprekingen in Bonn ter voorbereiding op de klimaatconferentie in KopenhagenPA [09-04-2009] AO Informele MilieuraadUB [29-04-2009] Verslag Informele Milieuraad 14–15 april, Praag
De Tweede Kamer ontvangt voor aanvang van de bespreking van het witboek Klimaatadaptatie in de raadswerkgroepen het BNC-fiche en/of de kabinetsreactie en het verslag van de Informele Milieuraad.PA [09-04-2009] AO Informele MilieuraadUB [28-05-2009] Kabinetsstandpunt EU Witboek «Adapting to climate change: towards a framework for action».
Toegezegd is het verslag van de VN-klimaatonderhandelingsrondePA [09-04-2009] AO Informele MilieuraadUB [29-04-2009] Verslag Informele Milieuraad 14–15 april, Praag
De Minister van VROM komt uiterlijk donderdag 23 april (de dag waarop de stemmingen over de moties over het LAP plaatsvinden) terug op de moties 30 872, nrs. 24, 27, 30 en 34PA [20-04-2009] Nota-overleg LAPUB [23-04-2009] Landelijk afvalbeheerplan (LAP) 2009–2021 (kamerstuk 30 872)
De Minister van VROM zal navragen welk deel van de brandstof pallets van het bedrijf ICOVA wel of niet in Nederland kan worden afgezet (relatie met invoer van houtsnippers uit Zweden) en de Tweede Kamer hierover schriftelijk informerenPA [30-03-2009] Nota-overleg landelijk afvalbeheersplanUB [10-04-2009] Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021
De Minister van VROM zegt toe de Tweede Kamer binnen drie maanden (voor 1 juli 2009) een brief te sturen over de stand van zaken over de afspraken die met Auto Recycling Nederland worden gemaakt over de hoogte van het verwijderingsbijdragenfonds.PA [30-03-2009] Nota-overleg landelijk afvalbeheersplanUB [24-06-2009] neveneffecten producentenverantwoordelijkheid in het afvalbeheer
De Minister van VROM zal de Tweede Kamer nog schriftelijk informeren naar aanleiding van de vraag van het lid Poppe over de financiële problemen bij een bedrijf dat een installatie bouwt voor de verwerking van asbest.PA [30-03-2009] Nota-overleg landelijk afvalbeheersplanUB [22-06-2009] Moties Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021 (kamerstuk 30 872)
De Minister van VROM zegt toe de Tweede Kamer binnen één maand per brief te informeren over de volgende onderwerpen: a. Resultaat van het gesprek met gemeenten Westerkwartier, gemaakte afspraken b. Gevolgen van de uitspraak van de Raad van State voor Nedvang (ver- nietiging mededeling) c. Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen; duidelijkheid over de positie van de AVI’s daarin (wanneer van nuttige toepas- sing) d. Toelichten hoe de sturing via de minimumstandaard in de praktijk werkt e. Inzicht geven in de ontwikkeling van de verbrandingscapaciteit en het aanbod brandbaar restafval f. Data over inzameling van huishoudelijk afval in VlaanderenPA [30-03-2009] Nota-overleg landelijk afvalbeheersplanUB [10-04-2009] Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021
De Minister van LNV zal de minister van VROM verzoeken de Tweede Kamer te informeren over de uitkom- sten van de procedure omtrent de subsidieregeling voor maatschappelijke organisaties en europees rechtelijke gevolgen[04-05-2009] AO Natuur- en Milieueducatie van 19 februariUB [21-04-2009] Brief aan De Tweede Kamer inzake SMOM/uitkomsten bezwaar Veldwerk NI
De Minister van VROM zegt toe de Tweede Kamer, voorafgaand aan het notaoverleg over het LAP, te informeren indien de motie Neppérus inzake de verpakkingsbelasting nog niet is uitgevoerd. (Notaoverleg LAP is op 30 maart 2009)PA [04-03-2009] AO Moties en Toezeggingen VROMUB [22-06-2009] Moties van de leden Poppe en Vietsch over de afvalstoffenheffing
De Minister van VROM zegt toe de Tweede Kamer, na een gesprek met de begeleidingscommissie, schriftelijk te informeren over eventuele knelpunten tussen de gemeenten en NedvangPA [10-02-2009] AO Afval en verpakkingen.UB [24-04-2009] Toezegging inzameling kunststof verpakkingsafval
De Minister van VROM zegt toe de Tweede Kamer voor het zomerreces 2009 te rapporteren over de uitvoering van de motie Poppe inzake de verlaging van de afvalstoffenheffingPA [10-02-2009] AO Afval en verpakkingen.UB [22-06-2009] Moties van de leden Poppe en Vietsch over de afvalstoffenheffing
De Minister van VROM zegt toe binnen één maand schriftelijk terug te komen op de vragen van mw. Spies over EPBD en anti-dumping van biobrandstoffenPA [19-02-2009] AO over Territoriale Cohesie (samengevoegd met AO Milieuraad)UB [31-03-2009] Beantwoording vraag inzake Energieprestaties gebouwen
De Minister van VROM zegt toe de Tweede Kamer binnen één maand schriftelijk te informeren over hetgeen bij de UNEP in Nairobi is besproken over de New Green Deal en de internationale financiële architectuurPA [19-02-2009] AO over Territoriale Cohesie (samengevoegd met AO Milieuraad)UB [30-03-2009] Verslag UNEP Governing Council/Global Ministerial Environmental Forum
De Minister van VROM zal de Tweede Kamer uiterlijk 1 week voor 18 maart 2009 schriftelijk informeren met betrekking tot de motie Polderman inzake ggo’PA [19-02-2009] AO over Territoriale Cohesie (samengevoegd met AO Milieuraad)UB brief van minister LNV en minister VROM, kamerstuknr. 27 428, nr. 131 d.d. 13/3/2009,
De Minister van VROM zegt toe binnen één maand schriftelijk terug te komen op de vraag van dhr. Jansen over het vervangen van het CE-keur voor de toelating van nieuwe elektrische apparatuur door een keurmerk à la het KEMA-keurPA [19-02-2009] AO over Territoriale Cohesie (samengevoegd met AO Milieuraad)UB [24-03-2009] Toezegging CE marketing elektr(on)ische apparatuur
De Minister van VROM zegt toe de Tweede Kamer nog voor 28 februari 2009 te informeren over of de analyse van het Planbureau voor de Leefomgeving aanleiding geeft tot aanpassing van de kabinetsreactie en zo ja, wat deze aangepaste kabinetsreactie isPA [19-02-2009] AO over Territoriale Cohesie (samengevoegd met AO Milieuraad)UB [26-02-2009] Toezegging AO Territoriale Cohesie d.d. 19 februari 2009 inzake PBL (Planbureau voor de Leefomgeving)
De Minister van VROM zegt toe de Tweede Kamer binnen twee weken, tegelijk met de antwoorden op de vragen van Boelhouwer/Poppe/Neppérus, en informeren over op welke wijze de uitvoering van de motie Poppe/Boelhouwer versneld kan worden en welke wetswijzigingen daarvoor nodig zijnPA [05-02-2009] AO Handhaving. (Incl. onderwerp Asbest)UB [27-02-2009] Uitvoering motie Poppe Boelhouwer over gegaste containers
De Minister van VROM zegt toe na te vragen bij de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat op welke termijn de Tweede Kamer nader wordt geïnformeerd over Europees beleid ten aanzien van de afgifte van ladinggebonden scheepsafvalstoffenPA [05-02-2009] AO Handhaving. (Incl. onderwerp Asbest)UB [10-04-2009] Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021
De Minister van VROM zal de salde- ringsmogelijkheid die de Kaderricht- lijn Water biedt, nader toelichten in een brief aan de Tweede Kamer en daarbij ook ingaan op de relatie tussen deze mogelijkheid en het verlenen van vergunningenPA [10-02-2009] AO Kaderrichtlijn Water.UB [24-03-2009] Ontwerp Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water
De Minister van VROM doet de Tweede Kamer de e-mail van de Europese Commissie over het opnemen van parameters in nationale regelgeving ter implementatie van de Kaderrichtlijn Water toekomenPA [10-02-2009] AO Kaderrichtlijn Water.UB [05-03-2009] Ontwerp Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water
De Minister van VROM doet de Tweede Kamer binnen een maand een brief toekomen, waarin ze ingaat op de manier waarop het kabinet om wil gaan met de verwerking van de term «significant» in de nationale regelgeving ter implementatie van de Kaderrichtlijn Water.PA [10-02-2009] AO Kaderrichtlijn Water.UB [24-03-2009] Ontwerp Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water
De Minister van VROM doet de Tweede Kamer binnen een maand een brief toekomen, waarin ze meer inzicht biedt in de manier waarop de Europese lidstaten om Nederland heen de Kaderrichtlijn Water implementeren en handhaven en hoe het kabinet daarmee om wil gaanPA [10-02-2009] AO Kaderrichtlijn Water.UB [24-03-2009] Ontwerp Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water
Medio 2009 informeert de Minister van VROM (met stas De Jager) de Tweede Kamer over het te verwachten nieuwe oordeel van de Europese Commissie inzake luchtkwaliteitPA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700XI)UB [15-04-2009] Derogatie Europese grenswaarden luchtkwaliteit
In de rapportage over de stand van zaken van het programma Schoon en Zuinig die de Tweede Kamer in het voorjaar van 2009 ontvangt zal ook worden ingegaan op:- Het beste scenario voor kilometerbeprijzing en de CO2-reductie die de kilometerbeprijzing in 2020 moet opleveren.PA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700XI)UB [29-04-2009] Aanbieding Monitor en Verkenning Schoon en Zuinig
In de rapportage over de stand van zaken van het programma Schoon en Zuinig die de Tweede Kamer in het voorjaar van 2009 ontvangt zal ook worden ingegaan op:- Het opvangen van tegenvallers binnen dezelfde sectorPA [20-11-2008] Begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2009 (31 700XI)UB [29-04-2009] Aanbieding Monitor en Verkenning Schoon en Zuinig
De Minister van VROM zal de Tweede Kamer een toelichting geven van het verschil tussen de grenswaarde voor fijn stof die de WHO hanteert – 20 microgram per kubieke meter – en de grenswaarde van 40 microgram per kubieke meter van het besluit LuchtkwaliteitPA [04-02-2009] AO Luchtkwaliteit.UB [13-02-2009] Toezegging n.a.v. het AO luchtkwaliteit op 4 februari 2009
De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over het proces tot de defini- tieve vaststelling van het NSL, waarbij expliciet de positie en rol van Kamer in de besluitvorming rond de defini- tieve vaststelling van het NSL wordt weergegevenPA [04-02-2009] AO Luchtkwaliteit.UB [13-02-2009] Toezegging n.a.v. het AO luchtkwaliteit op 4 februari 2009
De Tweede Kamer wordt uiterlijk 25 februari 2009 geïnformeerd over de sloopregelingPA [04-02-2009] AO Luchtkwaliteit.UB [06-03-2009] Bevindingen van overleg met de autobranche over een sloopregeling
Drinkwaterwet: toegezegd de Tweede Kamer nader te informeren over de verschillen in het percentage beme- terde aansluitingen tussen Amsterdam en RotterdamPA [02-06-2008] Drinkwaterwet (30 895 nr. 27)UB [17-02-2009] Bemetering drinkwater
«Initiatiefnota Stilstaan bij parkeren. Aanbevelingen om de groeiende parkeerproblematiek aan te pakken»: de minister van V&W informeert de Tweede Kamer in het voorjaar van 2009 over de stand van zaken m.b.t. de wijziging van de Wegenverkeerswet i.h.k.v. de experimenteerwet over differentiatie van parkeertarieven naar milieukenmerken.PA [18-12-2008] Algemeen overleg over de initiatiefnota «Stilstaan bij parkeren»In AO Stedelijke distributie en Milieuzonering van 15 jan. 2009 is de Tweede Kamer geïn- formeerd over de wijziging van de Wegenverkeerswet i.h.k.v. de experimenteerwet over differentiatie van parkeertarieven naar milieu- kenmerken. Daarmee is tegemoetgekomen aan de toezegging en zal er geen brief meer hierover naar de Tweede Kamer gaan.
De wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 die nodig is om kentekens te kunnen koppelen aan milieukenmer- ken, is begin 2010 gereed. Deze is nodig voor de milieuzonering voor bestelauto’sPA [15-01-2009] AO Milieuzonering Stedelijke DistributieAfgedaan met: Kamerstukken II 2008–2009, 29 398, nr. 132).
De Minister van VROM zal de Tweede Kamer binnenkort informeren over de uitkomsten van het gesprek inzake de financiering van een sloopregeling voor bestelauto’sPA [15-01-2009] AO Milieuzonering Stedelijke DistributieUB [06-03-2009] Bevindingen van overleg met de autobranche over een sloopregeling
De Minister van VROM zegt toe een Nederlandse vertaling van het RIVM Nitraatrichtlijn rapport aan de Tweede Kamer toe te sturen.(N.a.v. opmerkingen Kamerlid-Koopmans over misnoegen dat Kamer een Engelstalig rapport krijgt toegestuurd)PA [02-10-2008] mest (28 385-112, 31 200-216, 31 200-225, 28 385-113)UB [09-01-2009] Toezending RIVM-rapport «Landbouwpraktijken en waterkwaliteit in Nederland, periode 1992–2006»
Toegezegd is de Tweede Kamer te informeren ter zake de uitkomsten van het EU-klimaat- en energiepakketPA [18-12-2008] Plenair debat over de Europese RaadUB [13-02-2009] Brief De Tweede Kamer «Uitkomsten onderhandelingen over klimaat- en energiepakket»
De Minister van VROM zegt toe de Tweede Kamer te informeren over welke gevolgen de IPPC-richtlijn heeft voor de kleinere bedrijven en aangeven welke categorieën bedrijven er wel en niet onder vallen. Tevens zal zij ingaan op de administratieve lasten voor het totaal aantal bedrijvenPA [02-12-2008] Milieuraad/ PoznanUB [09-01-2009] Brief Administratieve lasten herziening IPPC-richtlijn
De Minister van VROM zegt toe dat zij de Tweede Kamer schriftelijk inzicht geeft in de derogatie bij het akkoord inzake CO2 en Auto’sPA [02-12-2008] Milieuraad/PoznanUB [02-02-2009] Beantwoording toezegging uit AO 2/12/08 inzake de details van het «eerste lezing-akkoord» inzake CO2 en Auto’s.
De Minister van VROM informeert de Tweede Kamer vóór het Kerstreces welke ministeries (in elk geval VROM en OS) welke bedragen uitgeven c.q. begroten aan klimaatadaptatie en -mitigatiePA [02-12-2008] Milieuraad/PoznanUB [16-02-2009] Brief aan De Tweede Kamer inzake «Uitgaven aan klimaatadaptatie en mitigatie in ontwikkelingslanden»
De Minister van VROM zal de Tweede Kamer schriftelijk informeren zodra er een meer verfijnde of andere inzet is op het gebied van de financiering van het tegengaan van ontbossing.PA [02-12-2008] Milieuraad/PoznanUB [09-07-2009] Verslag milieuraad 25 juni 2009
De Minister van VROM zegt toe om in overleg met de minister van LNV een toelichting te geven i.o. de cijfers uit het CLM-rapport, te ontvangen vóór het AO ammoniak op 2 december 2008PA [26-11-2008] Algemeen Overleg Landbouw en VisserijraadUB [08-12-2008] Percentage verruiming melkquota
De Kabinetsreactie op de SP-notitie over binnenvaart wordt voor de behandeling van de VW-begroting naar de Tweede Kamer gestuurdPA [03-11-2008] Schoon en ZuinigUB stas V&W d.d. 28 november 2008, kamerstuknr. 30 523, nr. 23
De Tweede Kamer wordt nader geïnformeerd over de doelstellingen inzake duurzame energie en duurzame elektriciteitPA [03-11-2008] Schoon en ZuinigUB [17-11-2008] reactie ECN PBL rapport inzake voortgangsrapportage Schoon en Zuinig
De Tweede Kamer wordt voor het algemeen overleg over energiebesparing (was gepland op 25 november, maar is inmiddels tot nader order uitgesteld) geïnformeerd over de 7 SP-voorstellen en wordt in het kader van de behandeling van het Belastingplan uiterlijk 7 november a.s. geïn- formeerd over de mogelijkheid van differentiatie van het eigen woningforfait en de door de SP-fractie voorgestelde fiscale maatregelenPA [03-11-2008] Schoon en ZuinigUB [15-01-2009] Reactie op 14 punten van de SP-fractie
De Minister van VROM zal CPB, PBL en ECN verzoeken een analyse te maken van de positieve en negatieve gevolgen van de kredietcrisis voor het klimaatbeleid en de Tweede Kamer over de uitkomsten van deze analyse in te informeren.PA [03-11-2008] Schoon en ZuinigUB [20-01-2009] Effecten van de kredietcrisis
In april 2009 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de (effecten van de) optelsom van alle acties en prestaties van Schoon en Zuinig, inclusief de monitoring en stand van zaken en inventarisatie van extra (harde) maatregelen (per sector)PA [03-11-2008] Schoon en ZuinigUB [29-04-2009] Aanbieding Monitor en Verkenning Schoon en Zuinig
De Kabinetsreactie op de analyse van het planbureau voor de Leefomgeving en ECN wordt uiterlijk in november 2008 naar de Tweede Kamer gestuurdPA [03-11-2008] Schoon en ZuinigUB [17-11-2008] reactie ECN PBL rapport inzake voortgangsrapportage Schoon en Zuinig
Biotechnologie: Er volgt binnen enkele weken een brief over de toelating van cisgene gewassen in de Europese UniePA [02-10-2008] AO BiotechnologieUB [13-03-2009] De veiligheid van cisgene gewassen
Biotechnologie: De Nederlandse inzet bij het Franse initiatief wordt vooraf- gaand aan het overleg aan de Tweede Kamer toegestuurdPA [02-10-2008] AO BiotechnologieUB [14-11-2008] Nederlandse inzet bij Europese discussie over genetisch gemodificeerde organismen
Biotechnologie: De resultaten van de workshop van 29 september 2008 worden aan de Tweede Kamer toegezondenPA [02-10-2008] AO BiotechnologieUB [21-11-2008] Verslag workshop «genetisch gemodificeerde gewassen en duurzame landbouw»
Biotechnologie: De Tweede Kamer wordt geïnformeerd als er sprake is van een verandering van standpunt van het kabinet in relatie tot het Duitse voorstel om teelt van ggo’s regionaal toe te staan alsmede etikettering daarvanPA [02-10-2008] AO BiotechnologieUB Brief ministers LNV en VROM, d.d. 13 maart 2009. kamerstuknr. 27 428, nr. 131.
Biotechnologie: De minister van VROM heeft toegezegd dat de Tweede Kamer op de hoogte wordt gehouden van de keuzes en mogelijkheden die voorliggen ten aanzien van het Nederlandse standpunt in de Europese denktankPA [02-10-2008] AO BiotechnologieUB [14-11-2008] Nederlandse inzet bij Europese discussie over genetisch gemodificeerde organismen
De Minister van VROM komt binnen drie weken schriftelijk terug op de vraag over kleinverpakkingen chemische stoffenPA [29-10-2008] Externe VeiligheidUB [07-11-2008] Antwoord op de vraag van de heer Poppe in het algemeen Overleg Externe Veiligheid, 29 oktober 2008
Externe Veiligheid: De minister van VROM zal de Tweede Kamer, samen met collega Eurlings, eind november 2008 informeren over de basisnetten spoor, water en wegPA [29-10-2008] Externe VeiligheidAfgedaan met: Kamerstukken II 2008–2009, 30 373, nr. 27
De Minister van VROM informeert de Tweede Kamer binnen twee weken schriftelijk over de mogelijkheid om het transport van gevaarlijke stoffen via de kleur oranje herkenbaar te makenPA [29-10-2008] Externe VeiligheidAfgedaan met Kamerstukken II 2008–2009, 30 373, nr. 28
Tijdens overleggen over ammoniakbeleid en bij de behandeling van wetgeving is toegezegd dat in 2008 nadere informatie beschikbaar zou komen over het ammoniakgat[04-05-2009 Debat begroting 2008UB [06-11-2008] Nieuwe inzichten in het Ammoniakgat en de gevolgen daarvan voor het beleid
Toegezegd de Tweede Kamer te informeren over hoe de milieulasten zich tussen de trein, de bus, de HSL, een gemiddelde auto zich in 2015 naar verwachting verhouden[04-05-2009] Debat begroting 2008UB [06-11-2008] Onderzoek milieubelastende emissies verschillende vervoerswijzen
De Tweede Kamer wordt deze week nog schriftelijk geïnformeerd over de samenstelling van de Commissie Benchmark Borssele.PA [29-10-2008] Externe VeiligheidUB [18-11-2008] Leden Commissie Benchmark Kerncentrale Borssele
De Minister van VROM zegt toe de Tweede Kamer tussentijds op de hoogte te houden via de voortgangsrapportages over de voortgang van de economische processen van het reinigen van slibPA [08-10-2008] Bodem (30 015 nr. 24, 25)UB [03-03-2009] Beantwoording toezeggingen Algemeen Overleg voortgang bodemsanering
De Minister van VROM zegt toe de Tweede Kamer vóór het Kerstreces 2008 per brief te informeren over de uitkomsten van haar overleg met de staatssecretaris van Verkeer en Water- staat over de voorbeeldfunctie van Rijkswaterstaat waar het bodemsanering betreft, onder andere in klasse 4PA [08-10-2008] Bodem (30 015 nr. 24, 25)UB [03-03-2009] Beantwoording toezeggingen Algemeen Overleg voortgang bodemsanering
De Tweede Kamer wordt in oktober geïnformeerd over de resultaten van de toetsingscommissie inzake de bruikbaarheid van inkoopcriteria voor hout via certificeringsystemenPA [24-09-2008] Duurzaam en illegaal houtUB [10-11-2008] Toetsingsresultaten van de Toetsingscommissie Inkoop Hout (Timber ProcurementAssessment Committee (TPAC))
Eind 2008 is het onderzoek naar uitvoerbaarheid, ook juridisch, van financiële instrumenten gereed; de Tweede Kamer wordt over de uitkomsten geïnformeerdPA [24-09-2008] Duurzaam en illegaal houtUB [19-05-2009] Verkennend onderzoek financiële instrumenten hout
De Minister van VROM zegt toe de Tweede Kamer medio 2009 schriftelijk te informeren over duurzaamheidscriteria voor GGO’sPA [09-10-2008] MilieuraadAfgedaan met: kamerstukken II 2008–2009, 27 428, nr. 131
De Minister van VROM zegt toe de Tweede Kamer te informeren over het proces rondom en de inhoud van de Nederlandse en Europese inzet ter voorbereiding op de klimaatconferentie te Poznan (inclusief de financiële architectuur).PA [09-10-2008] MilieuraadUB [17-11-2008] Internationale klimaatconferentie te Poznan
De Minister van VROM komt binnen 3 weken schriftelijk terug op de Nederlandse positie tav de EMAS-verordeningPA [09-10-2008] MilieuraadUB [23-10-2008] Nederlandse inzet herziening EMAS (conform toezegging AO Milieuraad op 9 oktober)
De Minister van VROM zegt toe bij de Europese Commissie informatie in te winnen over de vraag wanneer het onderzoek en voorstel inzake een Europese strategie voor sloopschepen kan worden verwacht en de Tweede Kamer hierover te informeren.PA [23-09-2008] Internationale afvaltransportenUB [15-10-2008] Toezeggingen tijdens AO afvaltransporten van 23 september 2008
De Minister van VROM zegt toe de vragen van de SP over 3R-recycling binnen twee weken schriftelijk aan de Tweede Kamer te beantwoordenPA [23-09-2008] Internationale afvaltransportenUB [15-10-2008] Toezeggingen tijdens AO afvaltransporten van 23 september 2008
De Minister van VROM zal de kamer binnenkort informeren over de stand van zaken inzake de uitvoering van de Motie Poppe inzake afbreekbare kunststoffenPA [09-09-2008] Wijziging Wet Milieubeheer; enkele wijzigingen betreffende afvalstoffenUB [02-10-2008] Schriftelijke informatie van de wijziging Wm (afvalstoffen)
De regering zet zich in om een inter- nationale financiële architectuur vorm te geven en aan te geven wat de inzet is in de onderhandeling. Het concrete voorstel hiervoor, wat in Poznan gepresenteerd wordt, zal rond november aan de Tweede Kamer worden gezonden[04-05-2009] VAO klimaatbeleid en duurzaamheidUB [17-11-2008] Internationale klimaatconferentie te Poznan
De Tweede Kamer wordt voor het einde van de zomerreces geïnformeerd over de importheffing op spaarlampenPA [02-07-2008] Klimaatbeleid en duurzaamheid(31 209 nr. 9 en 31, 21 501-08 nr. 263, 29 383 nr. 86, 31 200 XI nr. 94, 30 495 nr. 4, 31 250 nr. 13, 30 196 nr. 32 en 33)UB [21-11-2008] Importheffing op spaarlampen
De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de globale kosten van de overheid ten aanzien van het klimaatbeleid.PA [02-07-2008] Klimaatbeleid en duurzaamheid (31 209 nr. 9 en 31, 21 501-08 nr. 263, 29 383 nr. 86, 31 200 XI nr. 94, 30 495 nr. 4, 31 250 nr. 13, 30 196 nr. 32 en 33)UB [20-02-2009] Brief De Tweede Kamer inzake invulling overheidskosten en baten klimaatbeleid
De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over wijze waarop het veilen van broeikasgasemissierechten in de huidige periode wordt georganiseerd.PA [02-07-2008] Klimaatbeleid en duurzaamheid (31 209 nr. 9 en 31, 21 501-08 nr. 263, 29 383 nr. 86, 31 200 XI nr. 94, 30 495 nr. 4, 31 250 nr. 13, 30 196 nr. 32 en 33)UB [10-09-2008] Veilen van emissierechten 2008–2012
De Tweede Kamer wordt uiterlijk september 2008 geïnformeerd over de concrete besteding van de € 500 miljoen in het kader van «energie voor de armsten»PA [02-07-2008] Klimaatbeleid en duurzaamheid (31 209 nr. 9 en 31, 21 501-08 nr. 263, 29 383 nr. 86, 31 200 XI nr. 94, 30 495 nr. 4, 31 250 nr. 13, 30 196 nr. 32 en 33)OS zal als eerstverantwoordelijke uitvoering geven aan deze toezegging.
De Minister van VROM zal met Helma Neppérus een afspraak maken om gezamenlijk de risicokaarten te bekijkenPA [11-06-2008] Externe veiligheid (27 801 nr. 55 t/m 59, 26 018 nr. 9, 30 373 nr. 22, 26 956 nr. 59)Afgedaan, Op 8 juli jl. is een presentatie over de risicokaarten verzorgd door A. van den Berg van het IPO.
De Tweede Kamer wordt in het kader van de voortgangsrapportage over externe veiligheid nader geïnformeerd over de opzet van een beheersorgani- satie.PA [11-06-2008] Externe veiligheid (27 801 nr. 55 t/m 59, 26 018 nr. 9, 30 373 nr. 22, 26 956 nr. 59)UB [22-10-2008] Achtste voortgangsrapportage inzake het externe veiligheidsbeleid.
De Minister van VROM zal (na overleg met de Minister voor WWI) de Tweede Kamer informeren over de wijze waarop tegenstrijdige doelstellingen, inzake mechanische ventilatie (energie- en milieudoelstelling versus doelstelling externe veiligheid), worden opgelostPA [11-06-2008] Externe veiligheid (27 801 nr. 55 t/m 59, 26 018 nr. 9, 30 373 nr. 22, 26 956 nr. 59)UB [19-12-2008] Gebruik mechanische ventilatie bij rampen en incidenten
Indien aan de orde zal de nadere schriftelijke toelichting op de mogelijke uitbreiding van de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen naar de Tweede Kamer worden gestuurdPA [11-06-2008] Externe veiligheid (27 801 nr. 55 t/m 59, 26 018 nr. 9, 30 373 nr. 22, 26 956 nr. 59)UB [27-03-2009] Toezending De Tweede Kamer Veiligheidsrichtlijnen waterstoftankstations
De Minister van VROM zal schriftelijk reageren op de brief van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen van 6 juni jl.PA [11-06-2008] Externe veiligheid (27 801 nr. 55 t/m 59, 26 018 nr. 9, 30 373 nr. 22, 26 956 nr. 59)UB [15-07-2008] Reactie op de brief van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen aan de Tweede Kamer inzake de Publicatiereeks gevaarlijke stoffen.
De Tweede Kamer wordt schriftelijk geïnformeerd op welke wijze de speerpunten voor Internationale Zaken ook voor het komende jaar nog scherper kunnen worden gekregen en op welke wijze die worden bemenstPA [19-06-2008] Jaarverslag 2007 VROM (31 444 XI nr. 1, 30 196 nr. 17, 29 383 nr. 102, 29 435 nr. 207, 31 200 XI nr. 111)UB [17-02-2009] Internationale Leefomgevingsagenda 2009
De evaluatie van de voortgang van de implementatie van Reach wordt in november naar de Tweede Kamer gestuurdPA [25-06-2008] Moties en toezeggingenUB [07-04-2009] Informatie over belangrijke ontwikkelingen in het Reach dossier
De Tweede Kamer voor de behandeling van de VROM-begroting 2009 informeren over de voortgangsrapportage, nadere afspraken en sectorconvenanten in het kader van Schoon & Zuinig NB: de griffie van de VC VROM zal zich inspannen om de behandeling van de VROM-begroting zoveel mogelijk aan het eind van de rit te plannenPA [25-06-2008] Moties en toezeggingenUB [27-10-2008] Voortgangsrapportage Schoon en Zuinig
De Tweede Kamer wordt uiterlijk 1 juli a.s. geïnformeerd over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de toezegging van staatssecretaris Van Geel te bezien of het wenselijk en realiseerbaar is de totstandkoming van een Google Earth-achtig systeem te stimulerenPA [25-06-2008] Moties en toezeggingenUB [17-3-2008] Ontbossing.
De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar groenbeplantingPA [12-06-2008] Luchtkwaliteit (30 175 nr. 47)UB [09-12-2008] Toezending onderzoeksrapport Effecten van groen op de luchtkwaliteit
De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van het RDW-onderzoek naar oneigenlijke gebruik van Euro 5-subsidiesPA [12-06-2008] Luchtkwaliteit (30 175 nr. 47)UB [23-10-2008] Uitkomst onderzoek naar mogelijk oneigenlijk gebruik van de Euro 5 subsidieregeling.
De Minister van VROM komt na het zomerreces schriftelijk terug op de suggestie om een steekproef te houden in +/- 200 woonhuizen naar de feitelijke kwaliteit van waterleidinginstallaties. Tevens zal zij de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten van de gesprekken met UNETO-VNI over het borgen van de kwaliteit van waterleidinginstallatiesPA [18-06-2008] Legionella (26 442 nr. 36 en 37, 27 625 nr. 113, 26 442 nr. 38)UB [10-11-2008] Kwaliteit waterinstallaties nieuwbouwwoningen
De Minister van VROM zegt toe in week 25 of 26 alle gemeenten (via media-actie en/of een brief) te wijzen op het grote belang van het registreren van natte koeltorens vóór 1 oktober 2008. Na die datum wordt een proces van naming en shaming van gemeenten in gang gezet. Op 1 januari 2009 wordt er opnieuw een inventarisatie uitgevoerd onder alle gemeenten. De Tweede Kamer wordt hierover geïnformeerd. Op basis van die inventarisatie wordt al dan niet besloten tot het wettelijk regelen van een meldplicht voor bestaande en nieuwe natte koeltorensPA [18-06-2008] Legionella (26 442 nr. 36 en 37, 27 625 nr. 113, 26 442 nr. 38)UB [12-11-2008] Inventarisatie en registratie van natte koeltorens
De Minister van VROM zegt toe in september 2008 de Tweede Kamer te informeren op welke wijze op korte termijn een meldplicht voor koeltorens, bijvoorbeeld in de vorm van een modelverordening, kan worden ontworpenPA [18-06-2008] Legionella (26 442 nr. 36 en 37, 27 625 nr. 113, 26 442 nr. 38)UB [12-11-2008] Inventarisatie en registratie van natte koeltorens
De Minister van VROM zal de door de VAOP ingestuurde vragen over het verpakkingendossier schriftelijk beantwoorden voor het einde van het zomerrecesPA [26-06-2008] Zwerfafval en verpakkingen (28 694 nr. 58 en 60)UB [03-09-2008] Toezeggingen verpakkingen
De Minister van VROM zegt toe dat zij in september 2008 de Tweede Kamer zal informeren over de uitkomsten van haar gesprekken met het verpakkende bedrijfsleven/Nedvang, de VNG en de twee noordelijke afvalverwerkers over de mogelijkheid tot beperkte experi- menten op het gebied van nascheidingstechniek. Tevens zal zij in deze brief ingaan op de milieuaspecten en de techniek van nascheidingPA [26-06-2008] Zwerfafval en verpakkingen (28 694 nr. 58 en 60)UB [03-10-2008] Afspraken nascheiding Raamovereenkomst verpakkingen
De Minister van VROM zegt toe voor eind 2008 de Tweede Kamer inzicht te geven over de monitoring en de wijze waarop zij tot 2010 transparant zal rapporteren over de doelen en voortgang van Schoon en Zuinig.PA [29-05-2008] Milieuraad (21 109 nr. 179, 31 209 nr. 28, 21 501-08 nr. 274)UB [27-10-2008] Voortgangsrapportage Schoon en Zuinig
De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over het onderzoek naar de aanwezigheid, verplaatsing en afgifte van sloop/scheepsafvalPA [19-12-2006] Probo Koala (22 343 nr. 143 en nr. 146)UB [08-10-2008] Informatiebrief aangaande verbeteracties naar aanleiding van de Probo Koala.
De Tweede Kamer zal een overzicht ontvangen van Europese R&D fondsen op het gebied van duurzame energiePA [18-10-2007] Milieuraad (22 112 nr. 549, 538, 557, 21 501-08 nrs. 249, 250, 252, 30 495 nr. 3)UB [26-01-2009] Antwoord op mondelinge toezegging tijdens AO 18/10/07 om een overzicht te sturen van reeds bestaande Europese R&D-fondsen op gebied van duurzame technologie.
De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd over de convenanten (afspraken, maatregelen en doelen) per sectorPA [29-10-2007] Schoon en zuinigUB [27-10-2008] Voortgangsrapportage Schoon en Zuinig
De Tweede Kamer wordt in het kader van de convenantafspraken geïnformeerd over de afrekenbare prestaties in 2010, opdat die informatie kan worden betrokken bij de behandeling van de begroting 2011PA [29-10-2007] Schoon en zuinigUB [27-10-2008] Voortgangsrapportage Schoon en Zuinig
De Tweede Kamer wordt rond de zomer geïnformeerd over de uitkom- sten van het onderzoek naar de nationale milieueffecten als gevolg van het loslaten van de melkquotaPA [09-04-2008] Klimaat- en Energiepakket (22 112 nr. 619 fiche 1 t/m 3, nr. 624 fiche 2 en 3, 31 200 XI nr. 99)UB [17-11-2008] Aanbieding CLM rapport Afschaffing zuivelquotering aan De Tweede Kamer
De Tweede Kamer ontvangt op korte termijn een brief over de omvang van het ammoniakgat.PA [31-01-2007] Principeakkoord toetsingskader ammoniak voor Nb-wetgebieden (30 654 nr. 27 en 22 343 nr. 142)UB [06-11-2008] Nieuwe inzichten in het Ammoniakgat en de gevolgen daarvan voor het beleid
De Minister van VROM zegt toe met de VNG in gesprek te gaan over con- sumentenverantwoordelijkheid en zal de Tweede Kamer over de uitkomsten hiervan vóór het zomerreces 2008 informerenPA [16-04-2008] Afval (27 664 nr. 52, 53, 54, 30 872 nr. 6, 7, 31 200 XI nr. 92)UB [03-09-2008] Toezeggingen verpakkingen
De Minister van VROM zegt toe nog in 2008 de Tweede Kamer te informeren over de voortgang en resultaten van de projecten op het gebied van zwerfafvalPA [16-04-2008] Afval (27 664 nr. 52, 53, 54, 30 872 nr. 6, 7, 31 200 XI nr. 92)UB [17-12-2008] Aanbieding tussentijdse rapportage Zwerfafval
De Minister van VROM zal in overleg treden met minister Verburg over motie Ouwehand cs (Europees onderzoek naar effecten afschaffing melkquotum). Er loopt in Nederland een onderzoeknaar de broeikasgasemissies van de landbouwsector, dat z.s.m. naar de Tweede Kamer zal worden gestuurdPA [27-02-2008] Europese Energie- en klimaatpakket (31 209 nr. 10 en 11)UB [17-11-2008] Aanbieding CLM rapport Afschaffing zuivelquotering aan De Tweede Kamer
De Minister van VROM zal een brief aan de Tweede Kamer sturen, waarin wordt nagegaan welke studies er zijn die de baten van klimaatbeleid weergevenPA [27-02-2008] Europese Energie- en klimaatpakket (31 209 nr. 10 en 11)UB [20-02-2009] Brief De Tweede Kamer inzake invulling overheidskosten en baten klimaatbeleid
De Minister van VROM zal over drie maanden een rapportage over de stand van zaken van 20% vs. 30% rond het klimaatpakket, waaronder CDM, naar de Tweede Kamer sturenPA [27-02-2008] Europese Energie- en klimaatpakket (31 209 nr. 10 en 11)UB [27-10-2008] Voortgangsrapportage Schoon en Zuinig
Aan de Tweede Kamer wordt voor de zomer gerapporteerd over laatste stand van zaken met betrekking tot de risico’s voor de externe veiligheid ten aanzien van kunstmest en andere stoffenPA [22-01-2008] Extern Veiligheidsbeleid (26 108 nr. 6, 27 801 nr. 53, 30 373 nr. 13, 17, 28 325 nr. 60, 29 383 nr. 81, 26 643 nr. 102)UB [22-10-2008] Achtste voortgangsrapportage inzake het externe veiligheidsbeleid.
De Tweede Kamer wordt uiterlijk op 22 maart geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg met Gasunie, gemeenten en provincies over de buisleidingenPA [22-01-2008] Extern Veiligheidsbeleid (26 108 nr. 6, 27 801 nr. 53, 30 373 nr. 13, 17, 28 325 nr. 60, 29 383 nr. 81, 26 643 nr. 102)UB [ 05-06-2009] Risiconormering voor aardgastransportleidingen
De Minister van VROM zegt toe contact op te nemen met de Nederlandse Spoorwegen over mogelijke Europese regels inzake toiletvoorzieningen in treinen in relatie tot het al dan niet toestaan van open riolering en de kamer te informeren over de uitkomsten van dit gesprek.PA [31-01-2008] Herijking VROM regelgeving (29 383 nr. 78, 79, 80 en 86)UB [04-11-2008] Beantwoording toezegging lozingen vanuit treintoiletten
Op basis van het onderzoek naar vervangingsstrategieën voor vleesconsumptie, maatschappelijke effecten en inzetbare beleidsinstrumenten zal de Minister met voorstellen voor een beleidsmatig vervolg komenPA [06-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROMAfgedaan met: Kamerstukken II, 2008–2009, 30 196, nr. 17
De Minister van VROM zegt toe dat in de interim-periode 1% grens ook geldt voor de pluimveehouderijPA [02-10-2007] Wet LuchtkwaliteitseisenUB [27-06-2008] Overzicht van nationale generieke NSL maatregelen
De Minister van VROM zegt toe de Tweede Kamer over één jaar te informeren hoe de oplossing met betrekking tot de tarragronden in de praktijk werktPA [17-01-2008] Bodem (30 015 nr. 18, 19 en 28 199 nr. 16)UB [24-02-2009] Ervaringen van de tarrabranche m.b.t. het Besluit bodemkwaliteit
De Tweede Kamer wordt in het voorjaar 2008 geïnformeerd over de non-trade concerns en de koppeling van maatschappelijk verantwoord ondernemen en de rol van de overheid inzake de verduurzaming van de productieketenPA [31-10-2007] Begrotingsonderzoek VROM voor het jaar 2008 (30 800 XI nr. 115, 118, 121, 122, 123)De Minister van EZ zal als eerstverantwoordelijke uitvoering geven aan deze toezegging.
De Minister van VROM gaat in overleg met door de Tweede Kamer te noemen bedrijven waarvan formulieren zijn kwijtgeraakt en zal de Tweede Kamer over de uitkomsten hiervan schriftelijk informerenPA [18-10-2007] Afval (30 872 nr. 2 en 3, VROM 07–272, VROM 07–363, 22 343 nrs. 174 en 175, 21 501-08 nr. 249, 27 664 nr. 50)UB [31-01-2008] Toezeggingen AO Afval 18 oktober 2007
De Minister van VROM zal het MNP/ECN-rapport over energiebesparing naar de Tweede Kamer sturen zodra dat gereed en aan haar ter beschikking gesteld isPA [27-03-2007] Kennismakings AO (Brief prioriteiten Milieu en Ruimte d.d. 26 maart 2007)UB [18-09-2007] ECN/MNP beoordeling van het werkprogramma Schoon en Zuinig
De Minister van VROM zegt toe initiatieven te ondersteunen door gebruik te maken van goede ervaringen. Daarover wordt nog overlegd met de VNG. De Tweede Kamer wordt hierover geïnformeerdPA [29-05-2007] Waterketenbeleid (28 966 nr. 10, 26 076 nr. 4)UB [20-10-2008] Informatie over de uitputting van de waterketenmiddelen die in het kader van het Bestuursakkoord Waterketen zijn gereserveerd
De Tweede Kamer wordt maximaal geïnformeerd over het overleg met de Gasunie inzake het oplossen van de knelpunten met gasleidingenPA [04-04-2007] Extern veiligheidsbeleid (27 801 nr. 44, 45, 46, 48, 49, 22 343 nr. 144, 29 383 nr. 67, 30 800 XI nr. 35, 76 en 79, 30 373 nr. 10, 26 018 nr. 5, 22 343 nr. 144)UB [05-06-2009] Risiconormering voor aardgastransportleidingen
De Minister van VROM zal de Tweede Kamer informeren over de voortgang van het overleg met IPO en VNG over de deskundigheidsbevordering t.b.v. van de uitvoering van het externe veiligheidsbeleidPA [04-04-2007] Extern veiligheidsbeleid (27 801 nr. 44, 45, 46, 48, 49, 22 343 nr. 144, 29 383 nr. 67, 30 800 XI nr. 35, 76 en 79, 30 373 nr. 10, 26 018 nr. 5, 22 343 nr. 144)UB [22-10-2008] Achtste voortgangsrapportage inzake het externe veiligheidsbeleid.
De Tweede Kamer wordt in 2008 geïnformeerd over de resultaten van de audit naar de werking van het systeem groepsrisico’sPA [04-04-2007] Extern veiligheidsbeleid (27 801 nr. 44, 45, 46, 48, 49, 22 343 nr. 144, 29 383 nr. 67, 30 800 XI nr. 35, 76 en 79, 30 373 nr. 10, 26 018 nr. 5, 22 343 nr. 144)UB [13-08-2008] Groepsrisico op kaart gezet
Toezegging Bouwstoffenbesluit. De Tweede Kamer zal te zijner tijd wor- den geïnformeerd over de uitkomsten van de inspanningen van de Europese Commissie voor harmonisatie van milieueisen, waaronder molybdeen[04-05-2009] Begrotingsbehandeling VROM 2002, 2001–2002, 28 000 I, nr.UB [25-09-2008] Voortgang bodembeleid
Energiebesparing gebouwde omge- ving: Het plan van aanpak van de Rijksgebouwendienst wordt vóór 1 maart 2009 naar de Kamer gestuurdPA [28-01-2009] Algemeen Overleg Energiepresentatie en gebouwde omgeving.UB [27-03-2009] Maatregelen om de rijkshuisvesting duurzamer en energiezuiniger te maken
De Minister van VROM zal de Kamer schriftelijk informeren over de kosten en de baten van de implementatie van Inspire in Nederland. Tevens wordt de Kamer geïnformeerd over de gevol- gen van de harmoninisatie voor Nederland en de positie van Nederland op het punt van de implementatie vergeleken met andere lidstatenPA [02-04-2009] Plenaire behandeling van de Implementatiewet EG-richtlijn infrastructuur ruimtelijke informatie («Inspire») (nummer 31 771)UB [07-04-2009] Toezending TK nadere informatie inzake de Implementatie van de Inspire-richtlijn in Nederland
De Minister van VROM zal de Kamer na het kerstreces informeren over het vervolgtraject en de planning van de gesprekken met het IPO en de VNG over de uitvoeringsstructuurPA [03-12-2008] Handhavingsstructuur (29 383 nr. 107, 109)UB [19-03-2009] Toezending brief TK inzake Planning en voortgang kabinetsreactie Mans/Eindbeeld omgevingsdiensten
De Minister van VROM zegt de Kamer toe de resultaten van het onderzoekinzake de manier waarop gemeente het archeologisch aspect betrekken in het bestemmingsplan zich in een afrondende fase bevindt en dat de Minister van OCW de Kamer hierover nog in 2008 zal informerenPA [28-10-2008] Eerste kamerbehandeling Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht:In week 11 heeft de Minister van OCW twee rapporten aangeboden aan de EK en TK: 1) Evaluatiecultuurhistorie in gemeentelijke en ruimtelijke plannen; 2) Bescherming bouwhistorische waarden.
De Tweede Kamer zal de kabinetsreactie op de uitkomsten van het onderzoek van de commissie van deskundigen over het handhavingsstelsel na de zomer ontvangenPA [23-01-2008] Handhaving (29 383 nr. 83, 22 343 nr. 179, 25 422 nr. 55, 56 en 57, 30 000 nr.47, 22 343 nr. 185, 30 600 nr.15, 31 200 XI nr. 83)UB [06-11-2008] kabinetsreactie op het advies van de Commissie Mans (Onderzoeksteam herziening handhavingsstelsel VROM-regelgeving) en eindbeeld Mans/Wabo/Oosting
De Minister van VROM zegt toe de Kamer in december 2008 nader te informeren over de conclusies en de stand van zaken van het vervolgtraject naar aanleiding van het rapport «Dieper duiken in het schuim»PA [29-10-2008] Externe VeiligheidUB [19-12-2008] Toezegging AO 29 oktober 2008 inzake rapport «Dieper duiken in het schuim»
De Minister van VROM zegt toe in de eerstvolgende milieuraad te bepleiten dat de Europese Commissie met een rapportage komt over de stand van zaken van de handhaving EVOA-wetgeving door de verschillende lidstaten, en dat een high level management meeting over dit onderwerp wordt georganiseerd, en de Kamer hierover schriftelijk te informerenPA [23-09-2008] Internationale afvaltransportenUB [10-12-2008] Toezegging inzake handhaving EVOA-wetgeving.
De Minister van VROM zegt toe de Kamer in juli 2008 te informeren hoe Nederland alsnog voldoende en adequaat uitvoering zal geven aan de IPPC-richtlijnPA [17-06-2008] Handhaving en gegaste containers (30 175 nr. 44, 22 343 nr. 187 en 193, 27 561 nr. 33, 29 383 nr. 101, 22 343 nr. 192, 30 872 nr. 9, 31 200 XI nr. 110)UB [24-09-2008] Importcontainers met gevaarlijke gassen.UB [24-09-2008] Implementatie IPPC-richtlijn
De Minister van VROM zegt toe in september 2008 de Kamer te infor- meren over het convenant tussen de samenwerkende inspecties en de risico-analyse van de Douane, en in het overleg met de Douane en de Inspectie Verkeer en Waterstaat de wens tot intensivering van de inspecties (minimaal 1000 containers per jaar) mee te nemen en daarbij te bezien hoe de interventie zó georganiseerd kan worden dat het wettelijk mogelijk is. Indie het wettelijk niet mogelijk is zal de minister met een alternatief komen hoe het probleem van gegaste ladingen alsnog wél kan worden aangepaktPA [17-06-2008] Handhaving en gegaste containers (30 175 nr. 44, 22 343 nr. 187 en 193, 27 561 nr. 33, 29 383 nr. 101, 22 343 nr. 192, 30 872 nr. 9, 31 200 XI nr. 110)UB [24-09-2008] Importcontainers met gevaarlijke gassen.
De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over bedrijfsleven inzake de EVOA, over de hoorzitting brieven van het bedrijfslevenPA [23-01-2008] Handhaving (29 383 nr. 83, 22 343 nr. 179, 25 422 nr. 55, 56 en 57, 30 000 nr.47, 22 343 nr. 185, 30 600 nr. 15, 31 200 XI nr. 83)Brief van de minister van VROM over Knelpunten EVOA
In het voorjaar van 2008 ontvangt de Tweede Kamer een rapportage van de VROM-inspectie over bijmenging van biobrandstoffenPA [18-10-2007] Milieuraad (22 112 nr. 549, 538, 557, 21 501-08 nrs. 249, 250, 252, 30 495 nr. 3)UB [12-08-2008] Werking en mogelijke herziening ter verbetering van de handhaafbaarheid van het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007
De Tweede Kamer wordt schriftelijk geïnformeerd over de rol van het Openbaar Ministerie, het procesverhaal voor Basilisk, vanwege het verstrekken van verkeerde informatie ten behoeve van de EVOA-beschikking en (de termijnen voor) het rechtshulpverzoekPA [12-10-2006] Schip OtapanUB [04-09-2008] Kostenverhaal Otapan
In het kader van de strategische uitvoeringsnotitie inzake handhaving en toezicht zal het beleid van het ministerie van BZK met betrekking tot de stroomlijning en verbetering integratie van de rijksinspecties worden betrokken. Ook de bevoegdheden van de rijksinspecties worden hierbij betrokkenPA [31-10-2007] Begrotingsonderzoek VROM voor het jaar 2008 (30 800 XI nr. 115, 118, 121, 122, 123)Afgedaan met: Kamerstukken II, 2008–2009, 29 383nr. 83
De Minister van VROM zal de Tweede Kamer na afloop van de eerste pilot uit het draaiboek scheepsafvalstoffen, die in november plaatsvindt, schrifte- lijk informerenPA [18-10-2007] Afval (30 872 nr. 2 en 3, VROM 07–272, VROM 07–363, 22 343 nrs. 174 en 175, 21 501-08 nr. 249, 27 664 nr. 50)UB [25-06-2008] Voortgang evaluatie Draaiboek Handhaving Scheepsafvalstoffen
De Minister van VROM zal de Tweede Kamer schriftelijk nader informeren over de vuistregels van de VROM-Inspectie betreffende de verontreiniging van afvalstoffen (handhaving EVOA)PA [18-10-2007] Afval (30 872 nr. 2 en 3, VROM 07–272, VROM 07–363, 22 343 nrs. 174 en 175, 21 501-08 nr. 249, 27 664 nr. 50)UB [28-08-2008] Aanbiedingsrapport «Vuistregels voor het beoordelen van verontreinigingen van groene-lijst afvalstoffen»
Schrootverwerkende bedrijven. De Tweede Kamer krijgt een schriftelijke reactie op het al dan niet verlenen van bankgaranties aan schrootverwer- kende bedrijven en de eventueel daaruit voortvloeiende concurrentievervalsingPA [23-05-2007] Handhaving (30 800 XI nr. 85, 25 422 nrs. 48, 49, 50, 28 089 nr. 16, 26 442 nrs. 25 en 28, 29 279 nr.45)Afgedaan met: Kamerstukken II, 2008–2009, 25 422 nr. 55
Gegaste ladingen. De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de beoor- deling van de risico’s voor milieu en gezondheid op basis van de recent uitgevoerde trendanalysePA [23-05-2007] Handhaving (30 800 XI nr. 85, 25 422 nrs. 48, 49, 50, 28 089 nr. 16, 26 442 nrs. 25 en 28, 29 279 nr. 45)Afgedaan met: Kamerstukken II, 2008–2009, 22 343/25 883 nr. 186