Base description which applies to whole site

B. BEGROTINGSTOELICHTING SLOTWET

Met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld de begroting van de verplichtingen te verhogen met € 684,3 miljoen. De uitgaven worden verlaagd met € 54,7 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 38,0 miljoen. De aansluiting van dit wetsvoorstel met de ontwerpbegroting en de 1e en 2e suppletoire begroting 2012 is als volgt:

Bedragen x € 1.000
 

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Stand ontwerpbegroting 2012

35.490.092

33.694.015

1.197.555

Nota van wijziging

     

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2012

35.490.092

33.694.015

1.197.555

Mutaties eerste suppletoire begroting 2012

223.552

332.405

-49.506

Mutaties tweede suppletoire begroting 2012

368.072

197.444

58.703

Mutaties slotwet 2012 opgenomen in dit wetsvoorstel

684.251

– 54.704

37.995

Stand rekening 2012

36.765.967

34.169.160

1.244.747

Algemene toelichting op de mutaties

In deze slotwet worden alleen de mutaties groter dan € 2,2 miljoen toegelicht waar het gaat om autonome mutaties en desalderingen (van uitgaven en ontvangsten). Mutaties van boekhoudkundig aard die voornamelijk zijn ontstaan door overboekingen van en naar andere departementen en voor het totaal van de rijksbegroting budgettair neutraal zijn, worden niet toegelicht. In het algemeen is er in de begroting sprake van een vaste verhouding tussen de verplichtingen en uitgaven die gerelateerd is aan het bekostigingsmoment voor scholen/instellingen. Er wordt daarom alleen een aanvullende aparte toelichting voor de verplichtingmutaties opgenomen als er sprake is van een opmerkelijk verschil met de uitgavenmutaties.

De beleidsartikelen

Artikel 1: Primair onderwijs

Op artikel 1 worden de uitgaven verlaagd met € 25,2 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 13,7 miljoen.

De uitgavenmutaties groter dan € 2,2 miljoen:

  • Bij de bekostiging is per saldo sprake van minder uitgaven (€ 18,3 miljoen). De uitgaven voor extra leerlingengroei op bestuursniveau gedurende het schooljaar zijn lager dan geraamd. Daarnaast is op basis van de Regeling in mindering brengen van uitkeringen (IMBU-regeling) meer ontvangen dan geraamd.

  • De uitgaven aan de stimuleringsregeling Passend Onderwijs en de implementatie van Passend Onderwijs zijn lager dan geraamd (€ 5,3 miljoen).

  • Door een lagere groei van het aantal zorgleerlingen in het (V)SO is er minder uitgegeven dan geraamd (€ 4,0 miljoen).

  • Op een aantal projecten, zoals de regeling onderwijsvoorzieningen voor jonggehandicapten en Herstart/Op de Rails, is minder uitgegeven dan geraamd door minder aanvragen voor deze projecten (€ 2,4 miljoen).

  • Een bedrag van € 4,9 miljoen is teruggestort aan het Participatiefonds (PF) vanwege meer ontvangsten dan geraamd aan terugvorderingen van onterechte declaraties van wachtgeldkosten bij scholen (dit betreft een desaldering met de ontvangsten).

De ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen:

  • Door afhandeling van de jaarrekeningen 2010 en afrekening van diverse subsidies (o.a. Regeling Brede Scholen, subsidies PO-Raad en subsidie Bèta en Techniek) is € 8,8 miljoen meer ontvangen dan geraamd.

  • Door meer terugvorderingen van onterechte declaraties van wachtgeldkosten bij scholen is meer ontvangen dan geraamd (€ 4,9 miljoen). Dit bedrag is aan het Participatiefonds (PF) teruggestort (dit betreft een desaldering met de uitgaven).

Artikel 3: Voortgezet Onderwijs

Op artikel 3 worden de uitgaven verlaagd met € 9,2 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 0,7 miljoen.

Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutatie (zie de begrotingsstaat) wordt voor het grootste deel veroorzaakt door in 2012 aangegane garantieverplichtingen. Hierbij staat OCW garant voor leningen van onderwijsinstellingen bij de schatkist. In verband met nieuwe afspraken met het ministerie van Financiën staat OCW vanaf 2012 ook garant voor de rekening-courant kredieten van de onderwijsinstellingen. Voor VO betreft het in totaal een bedrag van € 118,4 miljoen.

De uitgavenmutaties groter dan € 2,2 miljoen:

  • De uitgaven zijn € 5,3 miljoen hoger als gevolg van de budgettaire doorwerking in 2012 van de bijstelling van de leerlingentelling per onderwijssoort per 1 oktober 2011.

  • Er is € 4,7 miljoen minder uitgegeven op het budget voor de diagnostische toetsen. Dit wordt veroorzaakt doordat de ontwikkeling van de diagnostische tussentijdse toets (dtt) vertraging heeft opgelopen als gevolg van de complexiteit en het innovatieve karakter van de «dtt» en de demissionaire status van het kabinet Rutte I waardoor de besluitvorming is vertraagd.

  • Er is € 2,6 miljoen minder uitgegeven op het budget voor de additionele subsidies en incidentele betalingen onderwijsverzorging.

Artikel 4: Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

Op artikel 4 worden de uitgaven verhoogd met € 16,5 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 1,2 miljoen.

Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutatie (zie de begrotingsstaat) wordt voor het grootste deel veroorzaakt door in 2012 aangegane garantieverplichtingen. Hierbij staat OCW garant voor leningen van onderwijsinstellingen bij de schatkist. In verband met nieuwe afspraken met het ministerie van Financiën staat OCW vanaf 2012 ook garant voor de rekening-courant kredieten van de onderwijsinstellingen. Voor BVE betreft het in totaal een bedrag van € 171,8 miljoen.

De uitgavenmutaties groter dan € 2,2 miljoen:

  • De einddeclaraties in het kader van het Europees Structuurfonds (ESF) voor versterking beroepsbegeleidende leerweg (BBL) en bestrijding voortijdig schoolverlaten (VSV) zijn € 14,4 miljoen hoger dan geraamd.

  • Er is een overschrijding van € 3,1 miljoen op het budget voor leerlinggebonden financiering (LGF). Deze is ontstaan doordat er meer aanvragen zijn ingediend in 2012 dan geraamd. De stijging van het aantal LGF-aanvragen had vooral betrekking op aanvragen met een cluster 4-indicatie. Dit betreft vooral kinderen met psychiatrische of gedragsstoornissen.

  • De uitgaven voor prestatieconvenanten VSV en de aanvullende vergoedingen voor het traject VM2 zijn € 4 miljoen lager dan geraamd.

Artikel 6: Hoger beroepsonderwijs

Op artikel 6 worden de uitgaven verhoogd met € 0,5 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 3,5 miljoen.

Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutatie (zie de begrotingsstaat) wordt voor het grootste deel veroorzaakt door in 2012 aangegane garantieverplichtingen. In verband met nieuwe afspraken met het ministerie van Financiën staat OCW vanaf 2012 ook garant voor de rekening-courant kredieten van de onderwijsinstellingen (€ 143,6 miljoen).

De ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen:

  • De ontvangsten zijn gestegen met € 3,5 miljoen met name als gevolg van het afrekenen in 2012 van de subsidie voor het project «Lectoren en Kenniskringen in het hbo». Het batige saldo van € 3,5 miljoen is geboekt op het ontvangstenartikel.

Artikel 7: Wetenschappelijk onderwijs

Op artikel 7 worden de uitgaven verhoogd met € 1,5 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 0,1 miljoen.

Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutatie (zie de begrotingsstaat) wordt voor het grootste deel veroorzaakt door in 2012 aangegane garantieverplichtingen. In verband met nieuwe afspraken met het ministerie van Financiën staat OCW vanaf 2012 ook garant voor de rekening-courant kredieten van de onderwijsinstellingen (€ 104,4 miljoen).

Artikel 8: Internationaal beleid

Op artikel 8 worden de uitgaven verlaagd met € 0,9 miljoen. De ontvangsten worden verlaagd met € 0,1 miljoen.

Artikel 9: Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

Op artikel 9 worden de uitgaven verlaagd met € 21,0 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 3,2 miljoen.

Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutatie (zie de begrotingsstaat) wordt voor het grootste deel veroorzaakt doordat in 2012 verplichtingen zijn aangegaan voor de regelingen «Lerarenbeurs voor scholing» en «Professionalisering mbo», die tot uitgaven leiden zowel in 2012 als in 2013 en 2014.

De uitgaven groter dan € 2,2 miljoen:

  • Op de regeling Lerarenbeurs voor scholing is minder uitgegeven (€ 10,6 miljoen) omdat het aantal aanvragen (voor het eerst sinds invoering) achterblijft bij het plafond van de regeling.

  • Diverse voor 2012 geraamde uitgaven (€ 2,6 miljoen) t.b.v. het lerarenregister, kennisbases/-toetsen, Caribisch Nederland, taal/rekenen en onderzoek zijn vertraagd en worden in 2013 betaald uit het voor dat jaar beschikbare budget.

De ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen:

  • Een bedrag van € 3,1 miljoen is door leraren terugbetaald aan lerarenbeurzen uit de periode 2008 t/m 2011, dit omdat zij hun studie niet of niet voldoende hebben afgerond.

Artikel 11: Studiefinanciering

Op artikel 11 worden de uitgaven verlaagd met € 16,5 miljoen. De ontvangsten worden verlaagd met € 2,4 miljoen.

De uitgavenmutaties groter dan € 2,2 miljoen:

  • De relevante uitgaven basisbeurs en aanvullende beurs zijn in totaal € 8,2 miljoen lager. Dit is het saldo van diverse posten. Er is € 2,7 miljoen meer basis- een aanvullende beurs als gift toegekend. Er is € 10,9 miljoen minder prestatiebeurs (basis- en aanvullende beurs) omgezet in gift dan geraamd

  • De relevante uitgaven voor de reisvoorziening zijn € 5,2 miljoen lager dan geraamd. Ten opzichte van de raming is € 8,6 miljoen minder uitgegeven om aan het contract met de OV-vervoerbedrijven. Aan reiskostenvergoeding voor studerenden in het buitenland is € 1,7 miljoen meer betaald dan geraamd, Het saldo van toegekende en omgezette OV-prestatiebeurs is € 1,7 miljoen lager dan geraamd.

  • De uitgaven op de post «Overige relevante uitgaven» zijn € 5,1 miljoen lager dan geraamd. Dit houdt verband met minder uitgaven dan geraamd in relatie tot achterstallige lagere rechten op studiefinanciering en (technische) bijstellingen.

  • De niet-relevante uitgaven voor de prestatiebeurs zijn per saldo € 3,0 miljoen hoger dan geraamd. Dit verschil wordt gevormd door enerzijds minder toekenningen van prestatiebeurs dan geraamd en anderzijds hoger dan geraamde technische bijstellingen.

  • De niet-relevante uitgaven voor de rentedragende leningen zijn per saldo € 3,4 miljoen lager dan geraamd.

  • De uitvoeringskosten DUO zijn op dit artikel € 2,4 miljoen hoger dan begroot. Op artikel 12 en 13 zijn de uitgaven in respectievelijk € 3,6 en € 1,3 miljoen lager dan begroot. Op deze drie artikelen is in 20120 in totaal € 2,5 miljoen minder tot besteding gekomen voor opdrachten van OCW aan DUO.

De ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen:

De ontvangsten zijn per saldo € 2,4 miljoen lager dan geraamd.

  • De kaderrelevante renteontvangsten zijn € 5,5 miljoen lager

  • De niet-relevante ontvangsten (terugbetalingen op de hoofdsom van uitstaande leningen) zijn hoger dan geraamd. Het totaal aan extra aflossingen door studenten is anders dan geraamd.

Artikel 12: Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

Op artikel 12 worden de uitgaven verlaagd met € 12,3 miljoen. De ontvangsten worden verlaagd met € 1,7 miljoen.

De uitgavenmutaties groter dan € 2,2 miljoen:

  • De uitgaven op de tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten aan deelnemers vo en bol jonger dan 18 jaar (WTOS TS17-) is € 7,0 miljoen lager dan geraamd. Er is minder gebruik gemaakt van de regeling dan geraamd.

  • De uitvoeringskosten van DUO zijn lager dan begroot (€ 3,6 miljoen). De uitvoeringskosten DUO zijn op artikel 11 zijn € 2,4 miljoen hoger dan begroot. Op artikel 12 en 13 zijn de uitgaven in respectievelijk € 3,6 en € 1,3 miljoen lager dan begroot. Op deze drie artikelen is in 2012 in totaal € 2,5 miljoen minder tot besteding gekomen voor opdrachten van OCW aan DUO.

Artikel 13: Lesgelden

Op artikel 13 worden de uitgaven verlaagd met € 1,3 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 7,1 miljoen.

De ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen:

  • Er is € 7,1 miljoen meer lesgeld ontvangen dan geraamd. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat meer lesgeldplichtigen in 2012 voor het schooljaar 2012/2013 het lesgeld hebben betaald.

Artikel 14: Cultuur

Op artikel 14 worden de uitgaven verhoogd met € 11,5 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 10,3 miljoen.

Het verschil tussen verplichtingen en uitgaven (zie begrotingsstaat) wordt voor het grootste deel veroorzaakt door het aangaan van meerjarige verplichtingen in het kader van de monumentenzorg (Nationaal Restauratiefonds) en de Basisinfrastructuur voor de periode 2013 tot en met 2016.

De uitgavenmutaties groter dan € 2,2 miljoen:

  • De uitgaven van de RCE (Rijksdienst Cultureel Erfgoed) zijn gestegen met € 8,3 miljoen. Voor de uitvoering van projecten (o.a. Beleidsbrief MoMo en digitalisering) is vanuit het NRF € 5,5 miljoen toegevoegd. Ook is de doorbelasting van de exploitatiekosten van het Rijksbedrijvencentrum Rijswijk verwerkt en extra financieringen opgenomen waaronder EU-subsidies en NWO bijdragen voor een totaal van € 2,8 miljoen.

  • De vervroegde uitbetaling van frictiekosten voor culturele instellingen die reeds per 1 januari 2013 ophouden te bestaan of flink inkrimpen en derhalve nu al bezig zijn met het geheel of gedeeltelijk ontmantelen van hun organisatie, zijn € 3,2 miljoen hoger dan geraamd.

De ontvangstenmutatie groter dan € 2,2 miljoen:

  • De ontvangsten van de RCE zijn gestegen met € 8,3 miljoen (desaldering). Dit betreft de uitvoering van projecten, doorbelasting exploitatiekosten en extra financiering. Zie ook bovenstaande uitgavenmutatie.

Artikel 15: Media

Op artikel 15 worden de uitgaven verhoogd met € 3,0 miljoen. De ontvangsten zijn niet gewijzigd.

Het verschil verplichtingen en uitgaven (zie begrotingsstaat) wordt voor het grootste deel veroorzaakt doordat er in 2012 voor een bedrag van € 65,4 miljoen minder aan verplichtingen is vastgelegd dan waarmee in de begroting 2012 rekening is gehouden. Dit komt enerzijds doordat in 2011 voor het Muziekcentrum van de Omroep zowel de verplichting voor 2011 als voor 2012 is aangegaan (€ 25,2 miljoen). Anderzijds door lagere verplichtingen als gevolg van de bezuinigingen op grond van het regeerakkoord Rutte I (€ 40,2 miljoen).

Artikel 16: Onderzoek en wetenschapsbeleid

Op artikel 16 worden de uitgaven verlaagd € 1,1 miljoen. De ontvangsten worden verlaagd met € 0,1 miljoen.

Het verschil tussen verplichtingen en uitgaven (zie begrotingsstaat) wordt voor het grootste deel veroorzaakt door het aangaan van nieuwe meerjarige verplichtingen.

Artikel 25: Emancipatie

Op artikel 25 worden de uitgaven verlaagd € 0,1 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 0,01 miljoen.

Niet-beleidsartikelen

Artikel 91: Nominaal en onvoorzien

Artikel 91 dient als intermediair totdat de exacte verdeling over de betrokken artikelen bekend is. Op dit artikel worden dus geen feitelijke uitgaven verantwoord.

Artikel 92: Apparaat Kerndepartement

Op artikel 92 worden de uitgaven verhoogd met € 2,6 miljoen. De ontvangsten zijn verhoogd met € 2,2 miljoen.

Artikel 93: Inspecties

Op artikel 93 worden de uitgaven verlaagd met € 2,6 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 0,2 miljoen.

De uitgavenmutatie groter dan € 2,2 miljoen:

  • De uitgaven zijn verlaagd met € 2,7 miljoen doordat onder andere de verbouwingskosten van het pand Tilburg en inhuur van externen lager waren dan geraamd, er vertragingen in ICT projecten zijn opgetreden en terughoudend is omgegaan met uitgaven aan materiële kosten.

Artikel 94: Adviesraden

Op artikel 94 worden de uitgaven verhoogd met € 0,3 miljoen. De ontvangsten zijn niet gewijzigd.

Licence