Base description which applies to whole site

2.2.3: Financieringsactiviteiten publiek-private sector

A: Algemene beleidsdoelstelling

Optimaal financieel resultaat bij de realisatie van publieke doelen bij investeren in en verwerven, afstoten en beheren van de financiële en materiële activa van de Staat.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De minister van Financiën stimuleert en regisseert een verantwoorde en doelmatige besteding van overheidsmiddelen. Daarnaast is de minister verantwoordelijk voor het doen uitvoeren van het aandeelhouderschap van staatsdeelnemingen. De publieke doelstellingen worden met inzet van zo min mogelijk (financiële) middelen gerealiseerd of gegeven de hoeveelheid middelen wordt een zo hoog mogelijke kwaliteit nagestreefd. Bedrijfseconomische expertise wordt ingezet bij staatsdeelnemingen, complexe investeringsprojecten en transacties van de rijksoverheid en publiek- private investeringen (PPI) in Nederland.

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor:

  • een optimaal financieel resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen met inachtneming van de betrokken publieke belangen;

  • het toetsen en adviseren op bedrijfseconomische doelmatigheid bij het realiseren van publieke investeringsprojecten die in samenwerking met de markt worden verwezenlijkt, zodat vakdepartementen in staat worden gesteld hun projecten binnen budget, op tijd en met de gewenste kwaliteit te realiseren. Voorbeelden van deze projecten zijn Design-Build-Finance-Maintain – (Operate) [DBFM(O)] projecten, andere complexe projecten, verdelen van exclusieve rechten en beheer, ontwikkeling en aan- en verkoop van overtollige gronden.

  • het overkoepelende DBFM(O) beleid en de regie van het «systeem» dat ervoor moet zorgen dat DBFM(O) in Nederland structureel goed verankerd is en toegepast wordt;

  • het beheren en afwikkelen van de tijdelijke overheidsinvesteringen in de gesteunde financiële instellingen;

  • het beheren van de Illiquid Asset Back-up Facility binnen de contractvoorwaarden;

  • zwaarwegende en/of principiële beslissingen (o.a. exitstrategie en beloningsbeleid) van, alsmede het houden van toezicht op NL Financial Investments (NLFI).

De minister van Financiën heeft een aantal instrumenten tot zijn beschikking, die ingezet kunnen worden voor de invulling van zijn verantwoordelijkheid:

  • bevoegdheden die de minister van Financiën heeft op basis van de Comptabiliteitswet en als aandeelhouder op basis van Boek 2 Burgerlijk Wetboek en de statuten van de onderneming;

  • de gedragsregels uit de Corporate Governance Code;

  • bedrijfseconomische, juridische en corporate governance-expertise en kennis en kunde op het gebied van projectfinanciering en risicomanagement;

  • structureel en incidenteel overleg met bestuurders en commissarissen van de staatsdeelnemingen;

  • overleg met betrokken vakdepartementen over de mate waarin en de wijze waarop de relevante publieke belangen worden geborgd;

  • Besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen 1996, i.h.b. artikel 6: huur- , huurkoop- en lease- overeenkomsten

  • PPS-code: de beheercode binnen de rijksoverheid gericht op een doelmatige en rechtmatige inzet van het instrument van publiek- private samenwerking bij de realisatie en de exploitatie van (met name meerjarige) investeringsprojecten;

  • Wet Stichting Administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI).

Bovenstaande instrumenten zijn verschillend van aard. De bevoegdheden die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek en Comptabiliteitswet vormen de basis van de (formele) zeggenschap. De overige instrumenten hebben een meer informeel karakter, zijn richtinggevend (zoals de Corporate Governance Code) of dienen als randvoorwaarde om de invulling te kunnen geven aan de beleidsdoelstelling (zoals de beschikbaarheid over en/of toegang tot de benodigde kennis).

De minister beoogt jaarlijks de effecten van zijn aandeelhouderschap in de reguliere staatsdeelnemingen te kunnen meten. Hiervoor zijn de volgende meetbare indicatoren en streefwaarden opgenomen:

Indicator1

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Percentage deelnemingen dat de Corporate Governance Code «comply-or-explain» toepast

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Percentage van deelnemingen dat minimaal een C-rating heeft conform de richtlijnen van het Global Reporting Initiative (GRI)

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Percentage deelnemingen waarvan het beloningsbeleid conform de methodiek2 is vastgesteld

100%

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Percentage van deelnemingen met dividend pay-out ratio3van ten minste 40%

80%

90%

90%

90%

90%

90%

Percentage van deelnemingen met een met een minimum return on equity (RoE) van 8%

65%

70%

80%

80%

80%

80%

1

Deelnemingen met volwaardige bedrijfsactiviteiten en waarvan het aandeelhouderschap in het beheer is van de minister van Financiën zijn meegenomen in de kengetallen. Voor beloningsbeleid zijn Thales en KLM buiten beschouwing gelaten vanwege de beperkte toepasbaarheid van de methodiek.

2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 28 479, nr. 39.

3

Niet voor alle staatsdeelnemingen geldt een uitbetaling van dividend middels een vooraf vastgesteld dividend pay-out ratio.

Vanwege de publieke verantwoordelijkheid van de Staat bestaan de doelstellingen van de staatsdeelnemingen niet uitsluitend uit het behalen van bedrijfseconomische voordelen. Het beheer ziet vooral toe op een zakelijke aansturing van de deelnemingen en een effectief gebruik van de aan haar toevertrouwde middelen. De publieke belangen die de deelnemingen dienen te bevorderen zijn veelal geborgd via wet- en regelgeving. Deze publieke belangen zijn lastig meetbaar te maken, waardoor het lastig is hiervoor een algemeen geldende indicator op te stellen. Financiële belangen zijn wel meetbaar te maken. Doordat bovenstaande indicatoren binnen de directe invloedssfeer van de Staat als aandeelhouder liggen, kan en wordt hierop door de Staat gestuurd.

Voor het nemen van doelmatige aanbestedingsbeslissingen bij publiek- private investeringen is het aantal goed uitgevoerde Public Private Comparators (PPC) een indicator. Een PPC bevat een kostenvergelijking, waarbij de realisatie van een project in een DBFM(O)-variant wordt vergeleken met de realisatie van hetzelfde project in een traditionele variant. De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het toezicht op het gebruik van de PPC. Over het toepassen van de PPC zijn afspraken gemaakt binnen het Rijk:

Indicator

2013

2014

2015

2016

2017

Percentage van projecten binnen het Rijk (infrastructuur, Rijkshuisvesting, Defensie) waar een PPC voor is uitgevoerd zoals afspraken voorschrijven

100%

100%

100%

100%

100%

Percentage PPC’s met meerwaarde voor DBFM(O) waarvoor ‘comply-or-explain’ is toegepast

100%

100%

100%

100%

100%

Percentage PPC’s met meerwaarde voor DBFM(O) waarvoor gekozen is voor DBFM(O)

90%

90%

90%

90%

90%

Bron: Vakdepartementen; vakdepartementen geven aan als ze een PPC hebben uitgevoerd en wat de uitkomst is. Op basis van deze informatie komt de tabel tot stand. De voortgang en prestaties op het gebied van DBFM(O) worden uitvoeriger beschreven in de tweejaarlijkse DBFM(O) voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer.

C: Beleidswijzigingen

Bij DBFM(O) projecten worden reeds besluiten over (publiek- private) uitvoeringsvarianten genomen op basis van het instrument PPC. Het beleid is om het gebruik van dit instrument steeds verder uit te breiden naar andere complexe projecten. Voorbeeld hiervan zijn de sourcingprojecten van Defensie. De minister van Financiën zal de handleiding PPC aanpassen zodat deze voor een nog breder toepassingsgebied ingezet kan worden, bijvoorbeeld voor de afweging tussen uitvoeringsvarianten voor ICT- projecten van het Rijk.

In het Energierapport 2011 is het voornemen geuit om minderheidsprivatisering mogelijk te maken van de landelijke netbeheerders voor elektriciteit en gas. Hiertoe bereiden de ministers van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en van Financiën een wetswijziging voor, die nog ter goedkeuring aan beide Kamers zal worden voorgelegd. Indien deze wetswijziging wordt aangenomen, zal de minister van Financiën voorbereidingen treffen om tot een daadwerkelijke kapitaalmarkttransactie te komen bij Gasunie en/of Tennet. Het type transactie en de timing daarvan zijn mede afhankelijk van de situatie bij de betreffende deelneming en van de marktomstandigheden op dat moment.

In navolging van de in 2011 aan de Tweede Kamer verzonden Beleidsvisie kansspelen is toegezegd te onderzoeken of het pseudo- aandeelhouderschap van de Staat bij Holland Casino en Staatsloterij passend is. Alhoewel er nog geen concrete voorstellen tot privatisering van Holland Casino en de Staatsloterij aan de Tweede Kamer zijn voorgelegd, werken het ministerie van Veiligheid en Justitie en het ministerie van Financiën momenteel aan voorstellen voor een gemoderniseerde inrichting en -ordening van de kansspelmarkten. Afhankelijk van het nieuwe kabinet en de uitkomsten van het debat met de Tweede Kamer, zullen op zijn vroegst pas in 2013 de eerste stappen worden gezet om Holland Casino en de Staatsloterij te privatiseren.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen ( x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

1 023 449

272 101

336 637

303 636

267 636

219 637

176 637

waarvan betalingsverplichting:

             

Kapitaalstorting TenneT

600 000

           

Meerjarenverplichting aan ING

461 193

           
               

waarvan garantieverplichting:

             

Garanties en vrijwaringen (FCI, NS, WST en TenneT)

– 49 092

– 13 000

         

Regeling BF

– 8 322

           
               

Uitgaven

3 599 367

2 813 701

1 994 237

1 653 236

1 507 236

1 286 237

1 107 237

               

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
               

Vermogensverschaffing

             

Kapitaaluitbreiding TenneT

300 000

300 000

         

Uitkering superdividend NS

             

Tweede herkapitalisatie ABN AMRO

             

Kapitaalstorting couponbetaling MCN

             
               

Bekostiging/bijdrage

             

PPS

             
               

Bijdrage aan RWT

             

NLFI (voorheen STAK)

1 428

5 296

5 019

5 019

5 019

5 019

5 019

               

Lening

             

Management fee IABF

38 756

33 000

31 000

24 000

20 000

17 000

14 000

Funding fee IABF

3 242 213

2 459 000

1 948 000

1 614 000

1 472 000

1 254 000

1 078 000

               

Garantie

             

Regeling BF

0

600

600

600

600

600

600

Dotatie begrotingsreserve TenneT

4 800

4 800

4 800

4 800

4 800

4 800

4 800

               

Opdrachten

             

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

12 170

11 005

4 818

4 817

4 817

4 818

4 818

               

Ontvangsten

9 925 613

4 909 308

5 201 977

3 645 152

3 472 438

2 013 397

1 721 397

               

Vermogensonttrekking

             

Opbrengst onttrekking vermogenstitels

9 000

11 000

         

Dividend staatsdeelnemingen

423 226

273 973

259 322

397 497

444 897

425 297

425 297

Winstafdracht DNB

544 278

750 000

1 314 000

354 000

295 000

208 000

96 000

waarvan SMP-Griekenland

   

278 000

122 000

85 000

62 000

42 000

waarvan investeringsportefeuille DNB

   

73 000

44 000

44 000

44 000

44 000

Afdrachten Holland Casino

       

10 000

10 000

10 000

Afdrachten Staatsloterij

102 423

100 000

96 000

96 000

90 000

90 000

90 000

Opbrengst verkoop vermogenstitels

150

           

Dividend financiële instellingen

216 244

121 000

394 000

       
               

Bijdrage aan RWT

             

NLFI (voorheen STAK)

0

3 980

4 300

4 300

4 300

4 300

4 300

               

Leningen

             

Verwachte portefeuille ontvangsten IABF

3 012 250

2 245 000

1 749 000

1 459 000

1 344 000

1 147 000

989 000

Garantie fee IABF

85 262

73 000

67 000

52 000

43 000

36 000

31 000

Additionele fee IABF

55 409

49 000

43 000

34 000

27 000

23 000

17 000

Additionele garantie fee IABF

128 048

110 000

101 000

78 000

66 000

55 000

47 000

Verhandelbaarheidsfee IABF

 

16 000

19 000

15 000

12 000

10 000

7 000

Rente en aflossing div. leningen

62 999

           

Aflossing kapitaalversterkingen ING, Aegon en SNS Reaal

3 500 000

750 000

750 000

750 000

750 000

   

Couponbetaling en/of boetebetaling kapitaalversterking ING, Aegon en SNS Reaal

1 750 472

375 000

375 000

375 000

375 000

   

Renteontvangsten Mandatory Convertible Note

             
               

Garantie

             

Regeling BF

658

           

Premie-ontvangsten garantie Tennet

4 800

4 800

4 800

4 800

4 800

4 800

4 800

Premie-inkomsten Capital Relief Instrument

             

Premie-inkomsten counter indemnity

25 555

25 555

25 555

25 555

6 441

   
               

Opdrachten

             

Terug te vorderen uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

4 839

1 000

         

D2: Budgetflexibiliteit

De budgetflexibiliteit van de uitgaven is beperkt. Alle gebudgetteerde uitgaven zijn juridisch verplicht, omdat er contracten aan ten grondslag liggen. Een voorbeeld hiervan zijn de contracten die tussen de Staat en ING zijn afgesloten in het kader van de Illiquid Back-up faciliteit.

E: Toelichting op de instrumenten

Vermogensonttrekking

De vermogensonttrekkingen zien op het onttrekken van vermogen – in de vorm van dividend – aan de bij de minister van Financiën onder beheer staande staatsdeelnemingen. De geraamde bedragen zien op de reguliere staatsdeelnemingen zoals Holland Casino, de NS, Schiphol en op de tijdelijke deelnemingen ABN AMRO en ASR.

Bij de tijdelijke deelneming ABN AMRO is er sprake van schikking tussen ABN AMRO, Ageas (het voormalige Fortis België) en de Staat over de Mandatory Convertible Securities is er ook een einde gekomen aan alle nog uitstaande geschillen tussen de Nederlandse Staat en Ageas over de overname van de Nederlandse activiteiten van de voormalige Fortis-groep door de Nederlandse Staat op 3 oktober 2008.

In lijn met publieke uitlatingen van ING is de inschatting van de Staat dat ING dit jaar een gedeelte van de nog uitstaande steun zal terugbetalen, maar niet de begrote € 4,5 miljard. ING heeft aangegeven het terugbetalen van de staatssteun als topprioriteit te zien en dit zo snel mogelijk te willen doen. Op basis hiervan heeft de Staat een voorzichtige inschatting gemaakt van mogelijke tranches waarin terugbetaald zou kunnen worden. ING behoudt haar contractuele rechten. Een eventuele terugbetaling dit jaar en komende jaren dient te worden goedgekeurd door DNB. De Staat en ING voeren gesprekken met de Europese Commissie over de terugbetaling en de aanpassing van het herstructureringsplan. Dit overleg wordt voortgezet.

Bekostiging

De stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen – een rechtspersoon met een wettelijke taak – is in juli 2011 opgericht. De geraamde uitgaven om uitvoering te geven aan deze wettelijke taak betreffen netto € 0,7 miljoen.

Lening

De back-up faciliteit is een constructie gedefinieerd rond kasstromen. In de transactie was initieel sprake van vier kasstromen. De Staat heeft 80% van het risico op de Alt-A portefeuille van ING overgenomen en ontvangt van ING 80% van alle kasstromen die binnenkomen op de portefeuille.

Daarnaast ontvangt de Staat een garantiefee. Voor 20% van de portefeuille is het risico op de balans van ING gebleven. De Staat betaalt een funding fee en een management fee aan ING. In oktober 2009 is een additionele betaling overeengekomen tussen de Staat en ING, waardoor twee extra kasstromen zijn toegevoegd. De extra betalingen komen overeen met een verhoging van de garantiefee met 0,826 procentpunt en een verlaging van de rentecomponent van de funding fee met 0,5 procentpunt. De management fee en de (extra) garantie fee worden jaarlijks berekend over de resterende omvang van de portefeuille. De overige kasstromen zijn maandelijkse betalingen. De verhandelbaarheidsfee is een zevende kasstroom. Het betreft een vergoeding die de Staat van ING ontvangt voor het omzetten van een deel van de kasstromen naar een verhandelbare lening die in de repo kan worden gebruikt (Kamerstukken II, 2010–2011, 31 371, nr. 362). Iedere dollar die in 2013 wordt ontvangen wordt naar verwachting gebruikt om de verplichting aan ING versneld af te bouwen.

Garantie

Onder het instrument garanties staan de regeling Bijzondere Financiering, de garantie aan de Stichting Beheer Doelgelden en de contragarantie die is verstrekt aan ABN AMRO in het kader van de verkoop van HBU aan Deutsche Bank.

Onder de regeling Bijzondere Financiering (BF) – die wordt afbeheerd – staan nog een paar kredieten uit, die mogelijk tot schade kunnen leiden. Hiervoor is € 0,6 mln. geraamd.

De Staat heeft in 2010 een garantie verstrekt van maximaal € 300 mln. ten behoeve van de Stichting Beheer Doelgelden tegen een marktconforme vergoeding14. Op basis hiervan verkreeg TenneT Holding de financiering voor de overname van Transpower. De jaarlijkse, marktconforme premie die de Staat ontvangt, wordt afgestort in een begrotingsreserve.

Er zijn wederzijdse aansprakelijkheden ontstaan door de afsplitsing van HBU (Newbank) uit het oude ABN AMRO, nu RBS N.V. genaamd. Indien RBS N.V. niet meer aan zijn verplichtingen zou kunnen voldoen, kunnen crediteuren onder specifieke voorwaarden tot maximaal € 950 mln. claimen bij HBU. Hiervoor heeft ABN AMRO een vrijwaring afgegeven aan de kopende partij Deutsche Bank. Aangezien ABN AMRO het risico van uitbetaling niet zelf kan lopen, is er een contragarantie door de Staat afgegeven. Voor deze garantie ontvangt de Staat een premie van € 25,6 mln. op jaarbasis.

14

Kamerstukken II 2009/2010, 28 165, nr. 104

Licence