Base description which applies to whole site

2. Prestatiegegevens

Algemeen

In de beleidsartikelen wordt onder de algemene doelstelling aangegeven waar de minister van EL&I voor verantwoordelijk is. Indien voor deze doelstellingen een directe relatie gelegd kan worden tussen het gevoerde beleid en de gewenste (maatschappelijke) uitkomst, zijn prestatie-indicatoren opgenomen. Bij de doelstellingen waarbij EL&I een belangrijke bijdrage kan leveren door de juiste randvoorwaarden te creëren en het resultaat afhankelijk is van externe factoren, is het niet of beperkt mogelijk om prestatie-indicatoren op te nemen en moet worden volstaan met kengetallen over ontwikkelingen op het betreffende beleidsterrein. Daarnaast zijn prestatie-indicatoren opgenomen op instrumentniveau, die inzicht geven in het bereiken van specifieke resultaten.

Monitoring bedrijfslevenbeleid

In het kader van de monitoring van het bedrijfslevenbeleid zijn de hoofddoelstellingen van het bedrijfslevenbeleid in de beleidsartikelen 12 en 13 opgenomen:

  • 1. Nederland in de top 5 van kenniseconomieën in de wereld (in 2020);

  • 2. Stijging van de Nederlandse R&D-inspanningen naar 2,5% van het Bruto Binnenlands Product (in 2020);

  • 3. Topconsortia voor Kennis en Innovatie waarin publieke en private partijen participeren voor meer dan € 500 mln waarvan tenminste 40% gefinancierd door het bedrijfsleven (in 2015).

Daarnaast zijn bij deze beleidsartikelen op instrumentniveau prestatie-indicatoren opgenomen. Bij het meten van de effecten van het bedrijfslevenbeleid is gekozen voor een aanpak waarbij de indicatoren en streefwaarden een zo direct mogelijke relatie hebben met de beleidsinspanningen, sectoractiviteiten en de beleidsoutput. Dit gebeurt zowel bij de generieke instrumenten als voor de topsectoren. Door bij effectmeting dicht bij de directe output van de beleidsinspanningen te blijven, ontstaat een beter zicht op de directe resultaten van het beleid.

In samenwerking met Agentschap NL, het Centraal Bureau Statistiek (CBS) en het Economische Instituut voor Midden- en Kleinbedrijf (EIM) wordt gewerkt aan een nulmeting voor de topsectoren. Deze nulmeting legt de basis voor de monitoring en voor de toekomstige evaluatie van het op de topsectoren gerichte beleid. Daarnaast worden in iedere topsector meetbare indicatoren en streefwaarden gekoppeld aan de doelen en ambities die de topteams hebben geformuleerd. In de sectoragenda’s, innovatiecontracten en human capitalagenda’s hebben de topteams acties opgenomen die zij ten uitvoer zullen brengen en waarvan zij de voortgang zullen monitoren. Bij de monitoring en effectmeting van het bedrijfslevenbeleid maakt het kabinet ook gebruik van de adviezen die een externe werkgroep (met experts van onder andere CBS, Centraal Plan Bureau (CPB), Algemene Rekenkamer en wetenschap) onder leiding van prof. dr. J. Theeuwes gegeven.

Naast de in de begroting opgenomen informatie heeft AgentschapNL een pilotwebsite, www.volginnovatie.nl, waarop resultaten van innovatiebeleid vanaf 2010 worden getoond. Hiermee wordt ook tegemoet gekomen aan de motie Koppejan1 en de aanbevelingen uit het rapport Innovatiebeleid van de Algemene Rekenkamer. Ook zal jaarlijks een voortgangsrapportage over het bedrijfslevenbeleid naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 33 000-XIII, nr. 25.

Licence