Base description which applies to whole site

BIJLAGE 1: PERIODIEK ONDERHOUDS RAPPORT GEMEENTEFONDS 2015

INHOUDSOPGAVE

blz.

     

1.

Inleiding en samenvatting

36

     

1.1.

Inleiding

36

1.1.1.

Doel van het POR

36

1.1.2.

Korte toelichting op de werking van het verdeelstelsel

36

1.1.3.

Opbouw van het POR 2015

37

     

1.2.

Samenvatting

37

1.2.1.

De onderhoudsagenda

37

1.2.2.

De belangrijkste bevindingen uit de scan

37

     

2.

Onderwerpen van de lopende onderhoudsagenda

39

     

2.1.

Inleiding

39

     

2.2.

Onderwerpen uit het verdeelstelsel

40

2.2.1.

Groot onderhoud gemeentefonds

40

2.2.2.

Periodiek onderhoud gemeentefonds

42

2.2.3.

Krimpgemeenten

42

2.2.4.

Positie G4 in verdeelstelsel

42

     

2.3.

Beleidsvoornemens departementen

43

2.3.1.

Decentralisaties sociaal domein

43

2.3.2.

Overheveling buitenonderhoud onderwijshuisvesting

43

     

2.4.

Afgeronde onderwerpen

43

     

3

SCAN

45

     

3.1.

Inleiding

45

     

3.2.

Over de scan als instrument

45

3.3.1.

Het doel en de aard van de scan

45

3.3.2.

De inhoud en reikwijdte van de scan

45

     

3.3.

Ontwikkeling van de gemeentelijke inkomsten en uitgaven in alle gemeenten

47

3.3.1.

Het niveau van de begrote gemeentelijke inkomsten

47

3.3.2.

De begrote gemeentelijke netto-uitgaven (alle gemeenten)

49

     

3.4.

De scan van inkomsten en uitgaven bij 368 gemeenten

50

3.4.1.

Inleiding

50

3.4.2.

De scan van veronderstelde versus begrote inkomstenstructuur

50

3.4.3.

IJkpunten versus begrote uitgaven

52

     
 

Bijlage 1 bij hoofdstuk 3: samenstelling clusters t/m 2014

57

1. INLEIDING EN SAMENVATTING
1.1. Inleiding
1.1.1. Doel van het POR

Het Periodiek Onderhoudsrapport (POR) is een jaarlijks rapport dat tot doel heeft inzicht te geven in de werking van het verdeelstelsel van het gemeentefonds in vergelijking met de ontwikkeling van de kostenstructuur bij de gemeenten. Ook geeft het POR inzicht in vraagstukken die spelen in de financiële verhouding in bredere zin.

De achtergrond van het POR ligt in de parlementaire behandeling van de Financiële verhoudingswet (Fvw) in 1996/1997. Toen werd geconstateerd dat het nodig is om het verdeelstelsel van het gemeentefonds voortdurend op zijn werking te bezien en indien nodig bij te stellen. Jaarlijks voeren de fondsbeheerders dit periodiek onderhoud uit en de uitkomsten daarvan worden opgenomen in het POR, dat aan de Tweede Kamer wordt aangeboden als bijlage bij de begroting van het gemeentefonds.

In het POR staan de volgende twee vragen centraal:

  • 1. Welke effecten hebben beleidsvoornemens en -maatregelen van het Rijk op de verdeelsystematiek en op de financiële verhouding in brede zin?

  • 2. Is het verdeelstelsel van het gemeentefonds nog in voldoende mate in overeenstemming met de ontwikkeling van de kostenstructuur van de gemeenten?

Het antwoord op vraag 1 wordt gepresenteerd in de onderhoudsagenda in hoofdstuk 2. Om vraag 2 te kunnen beantwoorden is een scan ontwikkeld, waarbij de algemene uitkering uit het gemeentefonds wordt geconfronteerd met de gegevens zoals die uit de gemeentelijke begrotingen naar voren komen. De bevindingen worden, deels in grafische vorm, gepresenteerd in hoofdstuk 3.

1.1.2. Korte toelichting op de werking van het verdeelstelsel

De belangrijkste uitgangspunten van het verdeelstelsel zijn globaliteit en kostenoriëntatie. Globaliteit omdat het gemeentefonds geen geoormerkte budgetten bevat, maar een algemene geldstroom vormt, waaraan geen bestedingsvoorwaarden zijn gesteld zoals dat bij specifieke uitkeringen wel het geval is. Kostenoriëntatie betekent dat deze globale verdeelsystematiek wél moet inspelen op verschillen in kostenstructuur tussen gemeenten. De verdeling moet zodanig zijn dat gemeenten over een gelijkwaardige voorzieningencapaciteit kunnen beschikken bij een gelijke belastingdruk. Of de voorzieningen in de gemeenten daadwerkelijk hetzelfde zijn is daarbij niet relevant: dat is een kwestie van gemeentelijk beleid. Waar het om gaat is dat gemeenten een gelijkwaardige uitgangspositie hebben en niet vanwege bepaalde structuurkenmerken een voor- of nadeel ondervinden. De belastingcapaciteit wordt ook bij die afweging betrokken.

De Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) heeft in haar rapport «Verdelen, vertrouwen en verantwoorden» gereflecteerd op het stelsel van financiële verhoudingen. Het rapport bevat een weergave van de recente ontwikkeling van de financiële verhoudingen, en een overzicht van de actuele discussie. De Raad constateert dat er geen aanleiding is voor een ingrijpende herinrichting van het stelsel van financiële verhoudingen. De fondsbeheerders delen de constatering van de Raad. De trend om steeds meer via de (vrij besteedbare) uitkering uit het gemeentefonds te laten lopen (en minder via specifieke uitkeringen) heeft daar aan bijgedragen.

Deze uitgangspunten zijn uitgewerkt in een stelsel van verdeelmaatstaven, die met hun relatieve gewichten zijn gegroepeerd in zogenaamde clusters die een globaal beleidsveld bestrijken. Deze clusters vormen het uitgangspunt van de mesoanalyse die wordt uitgevoerd in de scan in hoofdstuk 3. Daar wordt op clusterniveau een vergelijking gemaakt tussen de uitgaven volgens de gemeentelijke begrotingen en de uitgaven zoals die door het verdeelstelsel aan een bepaald cluster worden toebedeeld. Clusters zijn geijkt, waarbij bepaalde kostenfactoren wel, en bepaalde kostenfactoren niet worden gehonoreerd. De ijking bevat dus een expliciete normstelling.

1.1.3. Opbouw van het POR 2015

De verdere opbouw van het POR 2015 is als volgt: Hoofdstuk 2 behandelt de onderwerpen van de onderhoudsagenda. Hoofdstuk 3 bevat de resultaten van de scan. In 2015 vindt het groot onderhoud gemeentefonds plaats. In het volgende POR zal daarom de clusterindeling volgens het groot onderhoud worden gevolgd.

1.2. Samenvatting
1.2.1. De onderhoudsagenda

In het POR 2010 is geconcludeerd dat nader onderzoek noodzakelijk is naar vijf uitgavenclusters en de twee inkomstenclusters OEM en OZB. In april 2010 verscheen de Brede Heroverweging Openbaar Bestuur en in 2009 het advies van de Rfv over de specifieke positie van de G4. Het rapport en het advies gaven aanleiding om in de nadere POR-onderzoeken te kijken naar het verdeelstelsel en het volume van alle clusters. Dit heeft geleid tot het groot onderhoud van het gemeentefonds per 2015 (zie ook paragraaf 2.2.1). Door het groot onderhoud zijn de analyses in hoofdstuk 3 waarover in de scan wordt gerapporteerd evenals vorig jaar ook dit jaar beperkt. In het nader onderzoek zijn er per cluster immers al uitgebreidere analyses uitgevoerd.

1.2.2. De belangrijkste bevindingen uit de scan

De centrale vraag van de scan is of de bij de verdeling van het gemeentefonds veronderstelde gemeentelijke inkomsten- en uitgavenpatronen voldoende aansluiten bij de werkelijke. Dat wordt bepaald door «geijkte» inkomsten en uitgaven te confronteren met de werkelijke inkomsten en uitgaven, zoals die zijn verwerkt in de gemeentelijke begrotingen.

Het geheel van de veertien uitgavenclusters overziend, wordt een aantal signalen voor scheefheid in verdeling waargenomen. Grotendeels komen die overeen met de signalen uit eerdere Periodieke Onderhoudsrapporten, hetgeen al aanleiding gaf voor het groot onderhoud per 2015. Wel zien we dat bij een aantal clusters de verschillen groter zijn geworden. Dat geldt bijvoorbeeld het cluster Maatschappelijke zorg. Gezien de herijking van dit cluster per 2015 in het groot onderhoud en de invloed van de drie decentralisaties (Wmo, jeugd en participatie) op dit cluster per 2015, is besloten om hier nu geen nader onderzoek naar te verrichten. Zie verder paragraaf 2.2.1. voor de stand van zaken van het groot onderhoud.

2. ONDERWERPEN UIT DE LOPENDE ONDERHOUDSAGENDA
2.1. Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een rapportage over de ontwikkelingen op de verschillende onderwerpen die in het POR 2014 waren geagendeerd, alsmede op nieuwe onderwerpen die van belang zijn voor de financiële verhouding. Bij elk onderwerp wordt aangegeven in welke fase van het onderhoud het zich bevindt: signalering, aanpassing of onderzoek:

  • Signalering: het onderwerp wordt door de fondsbeheerders gevolgd met het oog op de vraag of nader onderzoek nodig is;

  • Onderzoek: er vindt nader onderzoek naar dit onderwerp plaats;

  • Aanpassing: aanpassingen in de financiële verhouding zijn aan de orde.

Indien relevant is aangegeven op welk uitgavencluster van het gemeentefonds het onderwerp betrekking heeft. Bij elk onderwerp is tevens aangegeven wanneer de Tweede Kamer naar verwachting opnieuw zal worden geïnformeerd.

In paragraaf 2.2. wordt eerst ingegaan op de onderhoudsonderwerpen die voortkomen uit het verdeelstelsel zelf, vervolgens komen in paragraaf 2.3. – conform de eerste van de twee gestelde vragen in paragraaf 1.1.1. – de beleidsvoornemens van de departementen aan bod. In paragraaf 2.4. worden de onderwerpen behandeld die zijn afgerond en daarom worden afgevoerd van de onderhoudsagenda.

Tabel 2.1 Onderhoudsagenda 2015

Onderwerp

Agenda 2015

Volgende informatiemoment

Agenda 2014

Overige eigen middelen

Afgerond, geen aanpassing

nvt 1

Onderzoek

OZB

Afgerond, geen aanpassing

nvt1

Onderzoek

Cluster Werk en inkomen

Onderzoek

Voorjaar 2015

Onderzoek

Cluster Maatschappelijke zorg

Aanpassing

nvt1

Onderzoek

Cluster Kunst en ontspanning

Aanpassing

nvt1

Onderzoek

Cluster Oudheid

Aanpassing

nvt1

Onderzoek

Cluster Educatie

Onderzoek 2

Voorjaar 2015

Onderzoek

Cluster Openbare orde en veiligheid

Onderzoek 3

Voorjaar 2015

Onderzoek

Cluster Wegen en water

Aanpassing

nvt1

Onderzoek

Cluster Groen

Aanpassing

nvt1

Onderzoek

Cluster VHROSV

Onderzoek

Voorjaar 2015

Onderzoek

Cluster Bestuursorganen

Aanpassing

nvt1

Onderzoek

Cluster Fysiek milieu

Aanpassing

nvt1

Onderzoek

Cluster Bevolkingszaken

Aanpassing

nvt1

Onderzoek

Cluster Riolering

Aanpassing

nvt1

Onderzoek

Cluster Reiniging

Aanpassing

nvt1

Onderzoek

Cluster Algemene ondersteuning/overig

Aanpassing

nvt1

Onderzoek

Krimpgemeenten

Onderzoek

Voorjaar 2016

Onderzoek

Positie G4 in het verdeelstelsel

Onderzoek

Voorjaar 2015

Onderzoek

Decentralisaties sociaal domein

Aanpassing

2014 4

Aanpassing

Overheveling buitenonderhoud onderwijshuisvesting

Aanpassing

nvt

Signalering

1

Bij brief van 22 mei 2014 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het groot onderhoud per 2015 (Tweede Kamer, 2013–2014, 33 750 B, nr. 15)

2

Betreft clusteronderdeel Onderwijshuisvesting

3

Betreft clusteronderdeel Brandweer en rampenbestrijding

4

De Kamer wordt gedurende het proces geïnformeerd door de Minister van BZK over de transitie en transformatie van gemeenten (hiervoor wordt een transitiecommissie ingesteld) en door de departementen van VWS, V&J en SZW m.b.t. het functioneren van de stelsels gerelateerd aan de uitvoering van de Jeugdwet, de Wmo 2015 en de Participatiewet

2.2. Onderwerpen uit het verdeelstelsel
2.2.1. Groot onderhoud gemeentefonds

In het Periodieke Onderhoudsrapport (POR) van 2010 constateerden de fondsbeheerders BZK en Financiën dat de verdeling van middelen niet meer aansloot op de kosten van gemeenten. Deze scheefgroei gaf aanleiding tot vervolgonderzoek. In 2010 zijn de fondsbeheerders gestart met het nader onderzoeken van de bevindingen uit het POR 2010. Daarbij is ook gezocht naar een vernieuwing van de uitgangspunten voor de verdeling. Aanvankelijk was het de bedoeling niet alleen naar het gemeentefonds te kijken, maar naar gemeentefinanciën in den brede: er zou ook een oordeel gegeven worden over de doelmatigheid van de gemeentefinanciën – in het verlengde van het rapport Kalden. Dit bleek echter moeilijk vorm te geven in het onderzoek. In 2011, toen de eerste fase van het onderzoek was afgerond, zijn de ideeën voor een herijkt gemeentefonds inclusief doelmatigheidsgedachte voorgelegd aan de samenwerkingspartners ministeries, Raad voor financiële verhoudingen (Rfv) en de VNG. Deze ideeën vielen niet goed, in het bijzonder bij VNG en Rfv omdat zij oordeelden dat een doelmatigheidsoordeel van de fondsbeheerder op gespannen voet staat met de beleidsvrijheid van gemeenten. Daarnaast bleek dat het moment van de herijking ook niet optimaal was vanwege de inbedding van decentralisaties «begeleiding» en «werken naar vermogen». Mede op verzoek van de VNG is het project toen tijdelijk stilgezet.

Inmiddels hebben de fondsbeheerders in goed overleg met de VNG, betrokken ministeries en de Rfv besloten dat per 2015 groot onderhoud wordt uitgevoerd op het gemeentefonds. Het gaat daarbij om groot onderhoud van het gemeentefonds: de vastlegging van de huidige praktijk in de verdeling van het gemeentefonds. In de uitwerking van het groot onderhoud zijn niet alle clusters meegenomen. Het cluster Werk & inkomen en de clusteronderdelen VHROSV (onderdeel van het nieuwe cluster Infrastructuur & Gebiedsontwikkeling), Brandweer en rampen (onderdeel van Openbare orde & veiligheid) worden per 2016 aangepast. Van het subcluster Onderwijshuisvesting (onderdeel van Educatie) is het ijkpunt per 1 januari 2015 verlaagd. Dit subcluster wordt echter ook meegenomen in de 2e fase van het onderzoek. Eventueel wordt dit subcluster naar aanleiding van de uitkomsten daarvan opnieuw per 2016 aangepast.

Het doel van het groot onderhoud is een toekomstbestendige basis voor het gemeentefonds. Dit betekent dat de gemeenten de uitkering krijgen die bij hun taken past volgens de systematiek van de Financiële verhoudingswet. Ook bestaat het groot onderhoud uit het doorvoeren van enkele technische aanpassingen. Het resultaat van het groot onderhoud leidt tot een andere verdeling tussen en binnen clusters en tot herverdeeleffecten tussen gemeenten. Het groot onderhoud heeft zich geconcentreerd op vier punten.

Ten eerste wordt de clusterindeling vereenvoudigd en globaler: de huidige vijftien uitgavenclusters worden teruggebracht naar negen. Hierdoor worden inhoudelijk samenhangende taken zoveel mogelijk in één cluster gebracht en wordt het aantal verdeelformules binnen het gemeentefonds kleiner.

Ten tweede wordt het vaste bedrag specifiek voor de G4 daar waar mogelijk teruggebracht. De Rfv concludeerde al in 2009 dat de argumentatie voor de vaste bedragen door de tijd is achterhaald omdat het takenpakket en de omstandigheden sindsdien zijn veranderd. De fondsbeheerders konden zich vinden in deze aanbevelingen. Op dit moment ontvangen de G4 een deel van de algemene uitkering uit het gemeentefonds in de vorm van vaste bedragen, bovenop het vaste bedrag dat elke gemeente ontvangt. Het is de bedoeling de vaste bedragen van de G4 per cluster onder maatstaven te brengen en mee te nemen in de systematiek die voor alle andere gemeenten geldt. Per 2015 start deze objectivering, die verder wordt gebracht in 2016. Het is nu nog niet mogelijk om de vaste bedragen volledig af te schaffen omdat voor een aantal onderdelen van het gemeentefonds het groot onderhoud per 2016 wordt uitgevoerd. Bovendien kunnen niet voor alle onderdelen passende maatstaven worden gevonden, zoals bij de cultuurconvenanten.

Ten derde worden verschillende administratieve wijzigingen verwerkt, die onder andere worden veroorzaakt door veranderde registraties bij een aantal maatstaven. Een voorbeeld is de nieuwe Basisregistratie adressen en gebouwen (BAG). Het groot onderhoud biedt de mogelijkheid om de clusters integraal en systematisch aan dergelijke wijzigingen aan te passen.

Ten vierde is besloten over compensatie van kosten voor Almere, die zijn gerelateerd aan de groeiafspraken in 2010 die met deze gemeente zijn gemaakt in het kader van het programma Rijk- en regioprogramma Amsterdam Almere Markermeer (RRAAM). Deze afspraken zijn herbevestigd in het recent afgesloten RRAAM en uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0. Omdat de uitzonderlijke groeikosten van Almere niet via de reguliere systematiek van het gemeentefonds kunnen worden bekostigd, wordt een decentralisatie-uitkering ingevoerd voor de groeiopgave van Almere vanaf 2015, ter grootte van € 7 miljoen per jaar en voor maximaal 22 jaar, onder voorbehoud van dit groot onderhoud per 2015. Deze uitkering wordt om de vijf jaar geëvalueerd.

In de uitwerking van het groot onderhoud is niet mogelijk gebleken om de gehele basis per 2015 mee te nemen; voor vier (sub)clusters zal het onderhoud per 2016 worden uitgevoerd. De clusters waarvoor de voorstellen voor groot onderhoud al zijn afgerond, worden in de algemene uitkering van 2015 verwerkt. De reden hiervoor is dat de periode tussen de gebruikte onderzoeksgegevens en het jaar van de aanpassing van de verdeling niet onnodig langer wordt en de actualisatie van deze gegevens zeer bewerkelijk is. Het onderhoud dat in 2016 wordt uitgevoed heeft geen invloed op individuele (sub)clusters die in 2015 al zijn aangepast. Mogelijk heeft het groot onderhoud 2016 tot gevolg dat het volume moet worden aangepast van alle clusters die in het groot onderhoud 2015 zaten. Dit zal naar rato van de omvang van de clusters gebeuren. Het bestaande cluster Maatschappelijke zorg wordt gesplitst in Maatschappelijke ondersteuning en Jeugd, beide gekoppeld aan de decentralisaties Wmo en Jeugd met ingang van 2015. Hier is dus alleen sprake van een herindeling.

Bij brief van 22 mei 2014 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het groot onderhoud (Tweede Kamer, 2013–2014, 33 750 B, nr. 15).

2.2.2. Periodiek onderhoud gemeentefonds

Sinds de invoering van het periodiek onderhoud in 1997 is het groot onderhoud per 2015 de eerste integrale herziening. Dit soort grote aanpassingen in de verdeling van het gemeentefonds is onwenselijk voor gemeenten, omdat deze kunnen leiden tot grote herverdeeleffecten. Om taken goed uit te kunnen voeren is het belangrijk dat gemeenten beschikken over stabiele inkomsten waarop zij hun meerjarig beleid kunnen baseren. Toekomstbestendigheid betekent daarom tevens dat het gemeentefonds vanuit de basis sneller wordt aangepast aan de actuele situatie van gemeenten en daardoor beperktere herverdeeleffecten kent. Het onderhoudsstelsel wordt daarom vernieuwd. Naast de al gebruikelijke analyses van het onderhoudsstelsel (onderzoek naar afwijkingen) op het niveau van alle gemeenten samen, zullen meer analyses worden gemaakt op basis van groepen gemeenten met bepaalde kenmerken (mesoanalyses). Dit kan op basis van inwonertal maar ook op basis van andere kostenfactoren, zoals bijvoorbeeld de sociale structuur, die in het verdeelmodel zijn meegenomen. Relevante verschillen worden zo eerder ontdekt. Ook zal worden gekeken naar de verschillen tussen de gemeentebegrotingen en hun verantwoordingen en de relevantie daarvan voor de verdeling. Het is de bedoeling om gemeenten meer duidelijkheid en stabiliteit te bieden over de ontwikkelingen in het gemeentefonds; gedacht wordt aan onderhoud één maal in de vier jaar, aan te kondigen in de meicirculaire in het jaar voorafgaand aan de gemeenteraadsverkiezingen. Zoals aangegeven is dit jaar er nog voor gekozen vast te houden aan de bestaande opzet van het POR; het is de bedoeling om de plannen voor het periodieke onderhoud uit het groot onderhoud in het volgende POR te verwerken.

2.2.3. Krimpgemeenten

Met ingang van 2011 is een maatstaf in het gemeentefonds opgenomen voor gemeenten die te maken hebben met bevolkingsdaling. De maatstaf heeft een looptijd van 5 jaar. Gemeenten komen in aanmerking voor de tijdelijke krimpmaatstaf als ze aan de volgende twee voorwaarden voldoen. Ten eerste dient er sprake te zijn van een substantiële bevolkingsdaling: het inwoneraantal moet minimaal 1% lager liggen dan het inwonertal zeven jaar eerder (in 2011 werd vergeleken met het inwonertal 2004, in 2012 met het inwonertal 2005, etc.). Daarnaast moet de gemeente in de provincie Groningen, Zeeland of Limburg liggen, omdat hier de krimpregio’s liggen zoals benoemd in het Interbestuurlijk actieplan bevolkingsdaling «Krimpen met kwaliteit», 2009. Bij introductie van de tijdelijke maatstaf is gesteld dat er aan het eind van de looptijd een duidelijk beeld dient te zijn van de financiële gevolgen van bevolkingsdaling voor gemeenten. Daartoe is gemeenten die in aanmerking komen voor de krimpmaatstaf gevraagd om – op vrijwillige basis – een paragraaf demografische ontwikkeling in hun begroting en jaarrekening opnemen. In de tweede helft van 2014 vindt daarnaast een evaluatie van de maatstaf plaats. De informatie uit de paragrafen demografische ontwikkeling zal daarbij worden betrokken.

2.2.4. Positie G4 in het verdeelstelsel

De G4 hebben een specifieke positie in de verdeelsystematiek van het gemeentefonds, voornamelijk tot uitdrukking komend in een eigen vast bedrag voor deze gemeenten. De specifieke positie van de G4 is meegenomen bij het groot onderhoud. Zie hiervoor paragraaf 2.2.1.

2.3. Beleidsvoornemens departementen
2.3.1. Decentralisaties sociaal domein

Met ingang van 2015 worden gemeenten op grond van de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet integraal verantwoordelijk voor het sociaal domein. De decentralisaties gaan in 2015 gepaard met een toevoeging van middelen aan het gemeentefonds. De uitkering bestaat uit de middelen die per 2015 voor de Wmo 2015 (het nieuwe deel) en voor jeugd naar gemeenten gaan en uit het participatiebudget zoals dat per 2015 voor de Participatiewet beschikbaar komt. De middelen worden voor drie jaar verstrekt via één integratie-uitkering en blijven apart zichtbaar op de gemeentefondsbegroting. Na drie jaar gaan de middelen over naar de algemene uitkering van het gemeentefonds, tenzij dit om verdeelsysteemtechnische redenen niet mogelijk is.

Het gemeentelijk aandeel voor de Wmo 2015 en jeugd in 2015 is op basis van de historische situatie bepaald. Per 2016 wordt voor beide een objectief verdeelmodel ingevoerd. Voor participatie wordt vanaf het begin van de integratie-uitkering begonnen met een objectief verdeelmodel.

2.3.2. Overheveling buitenonderhoud onderwijshuisvesting

Bij Wet van 7 mei 2014 (Stb 175) tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet primair onderwijs BES vindt de overheveling van taak en budget voor aanpassingen in onderwijshuisvesting van gemeente naar school plaats. De taken en het budget voor het buitenonderhoud en aanpassingen van schoolgebouwen in het primair en speciaal onderwijs worden van gemeenten naar schoolbesturen overgeheveld per 1 januari 2015. Door deze wetswijziging wordt per 2015 het gemeentefonds met € 158,8 miljoen verlaagd.

2.4. Afgeronde onderwerpen

Het onderwerp «Vergunningverlening, toezicht en handhaving» wordt als onderwerp afgevoerd van de onderhoudsagenda. In 2009 sloten IPO, VNG en Rijk een overeenkomst waarbij afspraken werden gemaakt over het oplossen van een aantal structurele problemen bij de uitvoering van het omgevingsrecht. Onder meer werd overeengekomen dat de bevoegdheid voor (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) bij provinciale inrichtingen wordt gedecentraliseerd naar de gemeenten, met uitzondering van die bedrijven vallend onder de werking van het Besluit risico’s en zware ongevallen (BRZO) of de Europese richtlijn Integrated Pollution Prevention and Control (IPPC). De overdracht van taken en bijbehorende middelen, via een overheveling van het provinciefonds naar het gemeentefonds, is per 1 januari 2014 gerealiseerd. De verdeling van de middelen over de gemeenten vindt in 2014 plaats via een integratie-uitkering. In het kader van het groot onderhoud gemeentefonds zijn de mogelijkheden verkend om deze integratie-uitkering onder te brengen in de algemene uitkering. Die verkenning heeft niet geleid tot de gewenste uitkomst, zodat de bedragen vanaf 2015 worden verdeeld via een decentralisatie-uitkering. De fondsbeheerders blijven de komende jaren bezien op welke manier de overgang naar de algemene uitkering kan worden bewerkstelligd.

Het Regeerakkoord bevat enkele ombuigingen op het gemeentefonds die in 2015 beginnen. Het betreft de ombuigingen in verband met gemeentelijke apparaatskosten, het BTW-compensatiefonds en raadsleden. Daarnaast vindt in 2015 een overheveling plaats met betrekking tot onderwijshuisvesting van gemeenten naar onderwijsinstellingen. Een belangrijke vraag bij de besluitvorming over de verdeling van de ombuigingen en de overheveling was steeds die naar de specifieke of de generieke invulling. Nadat dit eerder al voor de gemeentelijke apparaatskosten en de raadsleden is gebeurd heeft nu ook definitieve besluitvorming plaatsgevonden voor het BTW-compensatiefonds en de onderwijshuisvesting. De uitkomst is via de meicirculaire gemeentefonds aan de gemeenten bekend gemaakt.

3. SCAN
3.1. Inleiding

Uitgangspunt bij het verdeelstelsel van het gemeentefonds is dat alle gemeenten een gelijk voorzieningenniveau voor hun burgers kunnen realiseren. Daarom wordt binnen het verdeelstelsel zowel rekening gehouden met kostenverschillen door sociale en fysieke structuur en centrumfunctie, als met ongelijke mogelijkheden eigen inkomsten te genereren. Dat laatste gebeurt door verevening van een deel van de capaciteit van de OZB, de voornaamste lokale belasting.

Bij het periodiek onderhoud van het verdeelstelsel van het gemeentefonds worden veranderingen in de gemeentelijke kostenstructuur stelselmatig gevolgd. Dat gebeurt door de scan op het niveau van clusters van uitgaven. Het doel van de scan is wijzigingen in de kostenstructuur te signaleren die consequenties kunnen hebben voor de verdeling. Eveneens worden de inkomsten van de gemeenten gevolgd.

In 2015 vindt het groot onderhoud gemeentefonds plaats. In het volgende POR zal daarom de clusterindeling volgens het groot onderhoud worden gevolgd.

Dit hoofdstuk is als volgt opgebouwd: paragraaf 3.2. geeft een korte beschrijving van de methodiek van de scan. Dan volgt in paragraaf 3.3. een schets van het verloop van de inkomsten van alle gemeenten tezamen, die dient als achtergrond voor de eigenlijke scan. In paragraaf 3.4. tenslotte worden de resultaten van de scan beschreven. Het geeft inzicht in de ontwikkeling van de uitgaven en inkomsten in 2011–2013 en de verdeling ervan over groepen gemeenten.

3.2. Over de scan als instrument
3.2.1. Doel en de aard van de scan

Het doel van de scan is het signaleren van wijzigingen in de gemeentelijke kostenstructuur die consequenties kunnen hebben voor de verdeling van de middelen uit het gemeentefonds. Het verdeelstelsel van het gemeentefonds beoogt de beschikbare middelen te verdelen met een globale aansluiting op de gemeentelijke kostenstructuren, rekening houdend met het vermogen eigen middelen te vergaren.

De scan is een eenvoudig instrument; dit correspondeert met de eerste fase van het periodiek onderhoud: de signalering. Op basis van de scan wordt bestuurlijk besloten of een waargenomen verandering in de kostenstructuur aanleiding geeft tot nader onderzoek, de tweede fase van het periodiek onderhoud. De resultaten van dit onderzoek kunnen aanleiding vormen om tot de derde onderhoudsfase te besluiten; de fase van aanpassing.

3.2.2. Inhoud en reikwijdte van de scan

Veronderstelde uitgaven en inkomsten in het verdeelstelsel (ijkpunten)

De algemene uitkering uit het gemeentefonds wordt verdeeld met een groot aantal maatstaven, zoals inwonertal, oppervlakte en bebouwingsdichtheid. Al deze maatstaven zijn gegroepeerd tot uitgavenclusters en inkomstenclusters. Een uitgavencluster is een samenhangend geheel van beleidsterreinen. Voor elk van de uitgavenclusters is een zogeheten ijkpunt opgesteld, die het veronderstelde kostenniveau van een gemeente in een cluster weergeeft. Het ijkpunt van een cluster wordt berekend via de formule: de bedragen per eenheid van de betrokken maatstaven maal de eenheden van de betrokken maatstaven plus een eventueel vast bedrag en de aan het cluster toegerekende decentralisatie- en integratie-uitkeringen.

Voor het inkomstencluster Onroerende zaakbelasting is eveneens een ijkpunt opgesteld. Voor het inkomstencluster Overige eigen middelen is dat niet gedaan. Van deze gemeentelijke middelen wordt eenvoudigweg aangenomen dat ze 5% bedragen van de som van de ijkpunten van de uitgavenclusters.

De omvang van de algemene uitkering van een gemeente wordt bepaald door het totaal van alle uitgavenclusters bij elkaar, minus het totaal van de inkomstenclusters.

We benadrukken dat gemeenten – binnen het raamwerk van hun wettelijke taken – vrij zijn in de besteding van de algemene uitkering. Een gemeente die volgens het ijkpunt een X bedrag ontvangt voor uitgavencluster A, is dus niet verplicht dat bedrag daadwerkelijk aan A te besteden.

Uitgaven en inkomsten volgens de gemeentelijke begrotingen

Wat de gemeenten daadwerkelijk uitgeven op de uitgavenclusters en ontvangen uit de inkomstenclusters wordt afgeleid uit de gemeentelijke begrotingen 12. Strikt genomen komt de realiteit beter tot uiting in de gemeenterekening, maar gebruik van de rekening heeft als nadeel dat de actualiteitswaarde vermindert. Voor deze scan (POR 2015) baseren we ons op de begrotingen 2014. De cijfers uit de gemeentelijke begrotingen worden daarbij op een aantal manieren bewerkt. Ten eerste wordt het cluster Algemene ondersteuning verdeeld over de overige uitgavenclusters op basis van hun omvang. Ten tweede wordt de berekende omvang van de uitgavenclusters gecorrigeerd voor het verschil tussen de door de gemeente begrote uitkering uit het gemeentefonds en de uitkering uit het gemeentefonds volgens de circulaire van het gemeentefonds. Ten derde worden die gemeenten niet meegenomen in de analyse waarvan de afwijking van de uitkering uit het gemeentefonds volgens de gemeentefondscirculaires enerzijds en de uitkering uit het gemeentefonds volgens de begroting (functie 921) anderzijds in tenminste één van de laatste 3 jaren niet binnen de marge van maximaal 5% is.

Vergelijking van ijkpunten en begrote uitgaven en inkomsten

Deze vergelijking is het hart van de scan. Als de scan grote verschillen laat zien tussen de ijkpunten en de begrote omvang van clusters bij alle, of bij groepen van gemeenten, dan kan deze «scheefheid» reden zijn verder te kijken. Zoals hierboven is betoogd, hoeft een verschil als zodanig geen probleem te zijn. Als gevolg van de gemeentelijke beleidsvrijheid kan een gemeente meer of minder besteden dan de ijkpunten aangeven. Met het oog op de globaliteit van het stelsel wordt ook de mate van afwijking betrokken in de afweging of een aanpassing van het stelsel nodig is.

In de scan van het POR zijn er twee standaardmanieren om verschillen tussen veronderstelde en begrote uitgaven en inkomsten op het spoor te komen. Ten eerste een toets op het verschil tussen ijkpunt en begrote omvang voor alle gemeenten die onderwerp van de scan zijn. Ten tweede een toets op het verschil tussen ijkpunt en begrote omvang voor twee groepen van gemeenten, bijvoorbeeld kleine versus grote. Als deze toetsen zicht geven op verschillen die a) relatief groot zijn, b) bestendig zijn en c) vermoedelijk samenhangen met structurele, voor gemeenten weinig beïnvloedbare kenmerken of met wettelijke voorschriften, dan wijden we er een nadere beschouwing aan in het kader van deze scan (Soms is dat op zijn beurt aanleiding voor nader onderzoek buiten het kader van het POR). Naast deze standaardaanpak, kan ook de actualiteit reden zijn een onderwerp te behandelen.

Reikwijdte van de scan

Potentieel worden er 403 gemeenten in de scan betrokken, waarvan er om datatechnische redenen 35 buiten de onderzoekgroep vallen. Ten eerste worden de vijf Waddengemeenten en de vier grote steden buiten beschouwing gelaten. Door hun positie in het verdeelstelsel is het niet wenselijk hen in de analyse te betrekken. Ten tweede zijn vanwege de kwaliteit van het basismateriaal 26 gemeenten buiten beschouwing gelaten 13. De scan zoals gepresenteerd in paragraaf 3.4. gaat dus over 368 gemeenten; de spreiding van de 26 «uitvallers» is zodanig dat de 368 representatief voor het geheel zijn.

3.3. Ontwikkeling van de gemeentelijke inkomsten en uitgaven in alle gemeenten

Als achtergrond van de scan in paragraaf 3.4. schetsen we hier het verloop van uitgaven en inkomsten in 2013 en 2014 voor alle Nederlandse gemeenten gezamenlijk, inclusief de vier grote steden en de vijf Waddengemeenten.

3.3.1. Het niveau van de begrote gemeentelijke inkomsten

Figuur 3.1. geeft een overzicht van de ontwikkeling van het totaal aan gemeentelijke inkomsten volgens de begrotingen in 2013 en 2014 14. De figuur onderscheidt zeven inkomstenbronnen:

  • 1. Gemeentefonds.

  • 2. Specifieke uitkeringen.

  • 3. OZB.

  • 4. Retributies en overige belastingen.

  • 5. Bouwgrondexploitatie.

  • 6. Onttrekkingen aan reserves.

  • 7. Overige middelen

Figuur 3.1. Ontwikkeling van begrote gemeentelijke inkomsten 2013–2014 (miljarden euro’s, alle gemeenten)

Figuur 3.1. Ontwikkeling van begrote gemeentelijke inkomsten 2013–2014 (miljarden euro’s, alle gemeenten)

We gaan nu op deze zes onderdelen nader in.

1. Gemeentefonds (inclusief decentralisatie- en integratie-uitkeringen)

Deze is gestegen van € 17,94 miljard in 2013 naar € 18,72 miljard in 2014. Dit komt met name door het begrote accres.

2. Specifieke uitkeringen

Alhoewel het aantal specifieke uitkeringen is gedaald is het begrote bedrag gestegen. Van € 9,07 miljard in 2013 naar € 9,86 miljard in 2014. De voornaamste reden daarvan is dat het Ministerie van SZW in economisch moeilijkere tijden hogere bedragen verstrekt aan sociale voorzieningen van ongeveer € 0,8 miljard.

3. De Onroerende zaakbelasting (OZB).

De OZB stijgt van € 3,6 miljard in 2013 naar € 3,71 miljard in 2014, een toename van 3,1%.

4. Retributies en overige belastingen

De retributies en overige belastingen blijven nagenoeg gelijk. € 5,14 miljard in 2013 en € 5,15 miljard in 2014. Binnen het totaal stegen voornamelijk de rioolrechten,de parkeerbelasting, de toeristenbelasting en de precariobelasting. Daar staat een afname tegenover van de reinigingsheffingen, de bouwvergunningen.

5. Bouwgrondexploitaties

Bij de bouwgrondexploitaies zien we een sterke daling van de inkomsten. In 2013 werd er nog € 5,06 miljard aan inkomsten begroot. In 2014 is dat nog € 4,54 miljard. Deze daling is al een aantal jaren te zien.

6. Onttrekkingen aan reserves

Voor 2014 begroten de gemeenten een onttrekking aan de reserves (algemene reserve en bestemmingsreserves) van € 3,45 miljard. In 2013 was dit nog € 3,91 miljard. Wel zien we hier een groot verschil tussen rekeningen en begrotingen. Zo werd in 2012 op basis van de rekeningen € 9,07 miljard aan de reserves onttrokken.

7. Overige middelen

De CBS-begrotingsstatistiek maakt het niet mogelijk om de specifieke uitkeringen afzonderlijk of als categorie te bepalen, daarom wordt voor de specifieke uitkeringen het OSU als bron gebruikt. Daarnaast is afgesproken om voor de OZB de Coelo Atlas Lokale Lasten te gebruiken als bron. Bovendien wordt voor de uitkering uit het gemeentefonds de Ontwerpbegroting van het gemeentefonds als bron gebruikt. Om toch op het door de gemeenten totaal begrote bedrag (zoals blijkt uit de CBS-begrotingssystematiek) uit te komen, is de categorie «Overige middelen» voor een deel een restpost. Daarnaast zitten in deze categorie onder andere de eventuele inkomsten uit openbaar vervoer, zeehavens, luchtvaart, industrie, nutsbedrijven, geldleningen en uitzettingen. In 2014 is deze categorie € 6,1 miljard groot. In 2013 was dit nog € 7,42 miljard.

3.3.2. De begrote gemeentelijke netto-uitgaven (alle gemeenten)

In het verdeelstelsel staan niet de bruto-uitgaven, maar de netto-uitgaven centraal. Dit is het saldo van de lasten en de specifieke baten. Het saldo van de diverse uitgavenclusters wordt afgebeeld in figuur 3.2. De gemiddelde groei tussen 2013 en 2014 is 1,7%. De netto-uitgaven van de clusters Bevolkingszaken (14,9%), Werk en Inkomen (7,1%) en VHROSV (6,7%) liggen met hun groei duidelijk boven dat gemiddelde. De clusters Wegen en water (– 1,5%) en Maatschappelijke zorg (– 0,2%) liggen er duidelijk onder.

Figuur 3.2. Netto uitgaven per cluster voor de jaren 2013 en 2014 (miljarden euro’s, alle gemeenten)

Figuur 3.2. Netto uitgaven per cluster voor de jaren 2013 en 2014 (miljarden euro’s, alle gemeenten)
3.4 Scan van inkomsten en uitgaven bij 368 gemeenten
3.4.1. Inleiding

Deze paragraaf bevat de eigenlijke scan. Hier worden de ijkpunten uit het gemeentefonds vergeleken met de begrote ontwikkeling van uitgaven en inkomsten, zoals af te leiden uit de CBS-begrotingsstatistiek. Het onderzoek is gebaseerd op de begrotingsjaren vanaf 2011, maar concentreert zich op de jaren 2013 en 2014, en de veranderingen daartussen.

De opbouw van paragraaf 3.4. is als volgt. In paragraaf 3.4.2. vergelijken we de veronderstelde inkomsten met de begrote inkomsten, namelijk de netto-inkomsten uit de Onroerende zaakbelasting (OZB), de Overige eigen middelen (OEM) en de riool- en reinigingsrechten. Dan volgen in paragraaf 3.4.3. de verschillen tussen de veronderstelde en de begrote uitgaven.

3.4.2. De scan van veronderstelde versus begrote inkomstenstructuur

In figuur 3.3. is voor de jaren 2011–2014 van de belangrijkste eigen inkomsten (riool- en reinigingsrechten, OZB en het saldo van de Overige eigen middelen) het verschil weergegeven tussen het begrote niveau en de ijkpunten van het gemeentefonds.

Figuur 3.3. Verschil tussen de begrote en veronderstelde netto inkomsten bij de clusters Riool, Reiniging, OZB en OEM (exclusief de mutatie reserves), 2011 t/m 2014 (euro’s per inwoner; 368 gemeenten)

Figuur 3.3. Verschil tussen de begrote en veronderstelde netto inkomsten bij de clusters Riool, Reiniging, OZB en OEM (exclusief de mutatie reserves), 2011 t/m 2014 (euro’s per inwoner; 368 gemeenten)

Voor de clusters Riolering en Reiniging tezamen geldt dat hun saldo van baten en lasten in 2011 t/m 2014 lager is begroot dan in de ijkpunten van het gemeentefonds wordt verondersteld. De begrote kostendekkendheid is dus lager dan de veronderstelde. Wel zien we dat het verschil minder wordt.

Terwijl de heffingen voor riool- en reiniging wat lager zijn dan in het verdeelstelsel wordt verondersteld, liggen de OZB-tarieven al langere tijd boven het rekentarief van het gemeentefonds 15. Ook in 2014 is de stijging van de begrote tarieven fors hoger dan de stijging van het rekentarief, we zien dat het verschil bovendien iets toeneemt.

Ook bij het saldo van de Overige eigen middelen (OEM) is er een groot verschil. In het gemeentefonds gaan we ervan uit dat de OEM circa 5% van de (netto)uitgaven bedragen. Feitelijk is hun gemiddelde niveau hoger. Tussen 2013 en 2014 is het verschil wel behoorlijk gedaald. Het verschil tussen veronderstelde en begrote OEM is in 2014 met 29% afgenomen ten opzichte van 2013. Dat is met name het resultaat van lagere inkomsten uit de grondexploitatie.

Bij elkaar genomen genereren de clusters Riolering, Reiniging, OZB en OEM in 2014 € 78 per inwoner meer gemeentelijke inkomsten dan in het verdeelstelsel van het gemeentefonds wordt verondersteld (zie de meest rechtse staven in figuur 3.3). Dat komt vooral doordat OZB en OEM boven het veronderstelde niveau liggen.

In figuur 3.4. zien we voor het jaar 2014 een verdeling van de clusters Riolering, Reiniging, OZB en OEM over vijf groottegroepen. Uit het POR 2014 bleek dat naarmate gemeenten groter zijn de kostendekkendheid van de riool- en reinigingsrechten afnam. Dat effect zien we nu echter alleen nog en in minder sterke mate bij de reinigingsrechten. We zien dus dat de grote(re) gemeenten meer en meer overgaan op kostendekkende tarieven. Wel blijft het beeld gehandhaafd dat gemeenten meer OZB-opbrengst per inwoner hebben als ze groter zijn. Bij de OEM neemt het verschil tussen begrote en veronderstelde omvang af naarmate een gemeente groter wordt. Zoals al vaker opgemerkt, kan het verschil van gemeente tot gemeente desalniettemin zeer uiteenlopen.

Figuur 3.4. Verschil tussen de begrote en veronderstelde netto inkomsten bij de clusters Riool, Reiniging, OZB en OEM (exclusief de mutatie reserves) in 2014 naar groottegroepen (euro’s per inwoner; 368 gemeenten)

Figuur 3.4. Verschil tussen de begrote en veronderstelde netto inkomsten bij de clusters Riool, Reiniging, OZB en OEM (exclusief de mutatie reserves) in 2014 naar groottegroepen (euro’s per inwoner; 368 gemeenten)

Ook in het POR 2015 hebben we besloten om in de analyse de in het gemeentefonds veronderstelde OEM (5%) te verhogen tot de aangetroffen OEM (5,9%). Voor een beschrijving van deze verhoging zie het POR 2010. Overigens wordt wel geconstateerd dat de aangetroffen OEM sterk daalt de afgelopen jaren. Zo was deze in 2013 nog 6,8%.

3.4.3. IJkpunten versus begrote uitgaven

Verschillen tussen veronderstelde en begrote uitgavenpatronen komen in theorie in twee vormen voor; in de praktijk zien we ze vaak in combinatie. De eerste vorm is dat voor alle gemeenten bij elkaar de omvang van de begrote uitgaven afwijkt van de veronderstelde uitgaven. De tweede uitingsvorm is dat de begrote verdeling van uitgaven over groepen van gemeenten verschilt van de veronderstelde verdeling, zelfs als de totalen voor alle gemeenten aan elkaar gelijk zijn. Beide vormen worden in beeld gebracht in figuur 3.5. respectievelijk in figuur 3.6. Het cluster Algemene ondersteuning is niet afzonderlijk zichtbaar gemaakt. Dit cluster is evenredig verdeeld over de andere clusters.

Zoals we bij de bespreking van de inkomsten al zagen, hebben de gemeenten meer eigen middelen dan in het gemeentefonds wordt verondersteld. Dat extra geld besteden ze aan uiteenlopende beleidsterreinen, zodat daar de uitgaven hoger zijn dan in het fonds wordt verondersteld. Dat is ook te zien in figuur 3.5. Bij de meeste clusters is het uitgavenijkpunt minus de begrote uitgaven negatief, dat wil zeggen dat de begrote uitgaven hoger zijn dan de geijkte uitgaven. Zoals gezegd is de OEM-formule aangepast, waardoor het aanzicht van de figuren 3.5. en 3.6. is veranderd. De «negatieve staafjes» – die een uiting zijn van extra uitgaven bovenop diverse ijkpunten – vloeien nu niet meer voort uit de hoge OEM. Ze zijn nu uitsluitend het gevolg van hetzij extra OZB, hetzij lagere uitgaven op andere clusters (dus clusters met een «positief staafje»).

De diverse clusters worden nu besproken aan de hand van de figuren 3.5. en 3.6. Figuur 3.5. laat zien hoe de veronderstelde en de begrote omvang zich verhoudt voor alle onderzochte 368 gemeenten tezamen in de jaren 2012–2014. Figuur 3.6. toont het verschil tussen begrote en gelijkte uitgaven voor 116 kleine en 64 grote gemeenten in het lopende jaar 2014.

Figuur 3.5. IJkpunten minus begrote uitgaven per cluster in 2012 t/m 2014 (euro per inwoner, 368 gemeenten)

Figuur 3.5. IJkpunten minus begrote uitgaven per cluster in 2012 t/m 2014 (euro per inwoner, 368 gemeenten)

Figuur 3.6. IJkpunten minus begrote uitgaven 2014, per cluster in kleine en grote gemeenten (euro per inwoner, 116 resp. 64 gemeenten)

Figuur 3.6. IJkpunten minus begrote uitgaven 2014, per cluster in kleine en grote gemeenten (euro per inwoner, 116 resp. 64 gemeenten)

Werk en inkomen

Bij het cluster Werk en inkomen zien we evenals in de voorgaande jaren een groot verschil tussen ijkpunt en begrote uitgaven in 2014. In 2014 blijft het verschil constant. Het verschil is aanwezig bij zowel de grote als de kleine gemeenten. Wel is het verschil bij de grote gemeenten groter.

Maatschappelijke zorg

Dit cluster is het grootste van de binnen het gemeentefonds te onderscheiden beleidsterreinen. Dat was al zo voor 2007; door de toevoeging in 2007 van de gelden voor de huishoudelijke hulp en enkele andere voorzieningen is dat sindsdien nog meer het geval. Gezamenlijk geven de 368 gemeenten ook dit jaar minder uit dan het ijkpunt. In het bijzonder geven grotere gemeenten minder uit dan het ijkpunt. Gezien de bezuinigingen op grond van het Regeerakkoord op dit cluster per 2015 en de invloed van de drie decentralisaties (Wmo, jeugd en participatie) op dit cluster per 2015, is besloten om hier nu geen nader onderzoek naar te verrichten.

Educatie

Gemeenten geven ook dit jaar minder uit dan het ijkpunt (€ 16 per inwoner). Het verschil tussen ijkpunt en de begrote uitgaven neemt na de daling in 2013 in 2014 weer iets toe. Met name de grote gemeenten geven minder uit dan het ijkpunt.

Kunst en ontspanning en Oudheid

Figuur 3.5. laat zien dat bij het cluster Kunst en ontspanning in 2014 het verschil tussen het ijkpunt en de begrote uitgaven ongeveer gelijk is gebleven. Uit figuur 3.6. blijkt dat die extra uitgaven vooral door grote gemeenten worden gedaan. Bij het cluster Oudheid is het verschil tussen begrote uitgaven en het ijkpunt in 2014 eveneens bijna even groot als in 2012 en 2013.

Groen

Volgens figuur 3.5. is in 2014 het verschil tussen begrote uitgaven en ijkpunt wat groter dan in 2013. Uit figuur 3.6. blijkt dat de verdeling scheef is. Het verschil tussen begrote uitgaven en ijkpunt is bij kleine gemeenten – € 19 per inwoner en bij grote gemeenten – € 6 per inwoner.

Volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en stedelijke vernieuwing (VHROSV)

Ook voor dit cluster is het verschil tussen begrote uitgaven en ijkpunt in 2014 verder gestegen naar – € 12 per inwoner. Wat de verdeling over de groottegroepen betreft, blijkt uit figuur 3.6. dat deze ongelijk is. Kleine gemeenten geven beduidend meer uit per inwoner dan de grote gemeenten.

Riolering en Reiniging

In paragraaf 3.4.2. gingen we al in op de tarieven voor de riolering en de reiniging.

Wegen en water

Bij het cluster Wegen en water wordt het verschil tussen de veronderstelde en begrote uitgaven in 2014 kleiner. Het verschil met het ijkpunt wordt met name veroorzaakt door de grote gemeenten, zoals figuur 3.6. laat zien. Gemeenten met meer dan 50.000 inwoners geven € 23 per inwoner meer uit dan het ijkpunt verondersteld. Dit wordt in het cluster wel gecompenseerd door de uitgaven van kleine gemeenten. Zij geven € 24 per inwoner minder uit dan het veronderstelde ijkpunt.

Openbare orde en veiligheid

Uit figuur 3.5. blijkt dat het verschil tussen veronderstelde uitgaven volgens het ijkpunt en de begrote uitgaven in 2014 wat groter is dan in 2013. Het verschil tussen ijkpunt en begrote uitgaven is bij kleine gemeenten iets groter dan bij grote gemeenten.

Fysiek milieu

Bij dit cluster geven gemeenten ook in 2014 minder uit dan het ijkpunt veronderstelt, alhoewel dit verschil wel meer wordt. Dit geldt voor beide grootteklassen, alhoewel het verschil voor de kleine gemeenten groter is.

Bevolkingszaken

Figuur 3.5. laat een stijging zien in het verschil tussen ijkpunt en begrote uitgaven. Evenals vorig jaar is het verschil bij de kleine gemeenten groter dan bij de grote gemeenten.

Bestuursorganen

Het verschil tussen begrote uitgaven en het ijkpunt is in 2014 gelijk aan 2013. Bij kleine gemeenten is dit verschil groter dan bij grotere gemeenten.

Samenvattend

Het geheel van de veertien uitgavenclusters overziend, wordt een aantal signalen voor scheefheid in verdeling waargenomen. Grotendeels komen die overeen met de signalen uit eerdere Periodieke Onderhoudsrapporten, hetgeen aanleiding gaf voor het groot onderhoud per 2015. Wel zien we dat bij een aantal clusters de verschillen groter zijn geworden. Dat geldt bijvoorbeeld het cluster Maatschappelijke zorg. Gezien het groot onderhoud van dit cluster per 2015 in het groot onderhoud en de invloed van de drie decentralisaties (Wmo, jeugd en participatie) op dit cluster per 2015, is besloten om hier nu geen nader onderzoek naar te verrichten.

BIJLAGE 1 BIJ HOOFDSTUK 3 POR: SAMENSTELLING CLUSTERS T/M 2014

Cluster in gemeentefonds

Samenstelling in termen van begrotingsfuncties uit Besluit Begrotingen en Verantwoording (BBV 2004)

Educatie

fie. 420, Openbaar basisonderwijs, exclusief onderwijshuisvesting

fie. 421, Openbaar basisonderwijs, onderwijshuisvesting

fie. 422, Bijzonder basisonderwijs, exclusief onderwijshuisvesting

fie. 423, Bijzonder basisonderwijs, onderwijshuisvesting

fie. 430, Openbaar (voortgezet) speciaal onderwijs, exclusief onderwijshuisvesting

fie. 431, Openbaar (voortgezet) speciaal onderwijs, onderwijshuisvesting

fie. 432, Bijzonder (voortgezet) speciaal onderwijs, exclusief onderwijshuisvesting

fie. 433, Bijzonder (voortgezet) speciaal onderwijs, onderwijshuisvesting

fie. 440, Openbaar voortgezet onderwijs, exclusief onderwijshuisvesting

fie. 441, Openbaar voortgezet onderwijs, onderwijshuisvesting

fie. 442, Bijzonder voortgezet onderwijs, exclusief onderwijshuisvesting

fie. 443, Bijzonder voortgezet onderwijs, onderwijshuisvesting

fie. 480, Gemeenschappelijke baten en lasten van het onderwijs

fie. 482, Volwasseneneducatie

Maatschappelijke zorg

fie. 620, Maatschappelijke begeleiding en advies

fie. 621, Vreemdelingen

fie. 622, Huishoudelijke verzorging

fie. 630, Sociaal-cultureel werk

fie. 641, Tehuizen

fie. 650, Kinderdagopvang

fie. 651, Dagopvang gehandicapten

fie. 652, Voorzieningen gehandicapten

fie. 711, Ambulancevervoer

fie. 712, Verpleeginrichtingen

fie. 714, Openbare gezondheidszorg

fie. 715, Jeugdgezondheidszorg (uniform deel)

fie. 716, Jeugdgezondheidszorg (maatwerk deel)

Werk en inkomen

fie. 610, Bijstandsverlening en inkomensvoorzieningen

fie. 611, Werkgelegenheid

fie. 613, Overige sociale zekerheidsregelingen vanuit het Rijk

fie. 614, Gemeentelijk minimabeleid

fie. 623, Participatiebudget 1

Kunst en ontspanning

fie. 510, Openbaar bibliotheekwerk

fie. 511, Vormings- en ontwikkelingswerk

fie. 530, Sport

fie. 540, Kunst

fie. 580, Overige recreatieve voorzieningen

Groen

fie. 531, Groene sportvelden en terreinen

fie. 550, Natuurbescherming

fie. 560, Openbaar groen en openluchtrecreatie

fie. 724, Lijkbezorging

fie. 732, Baten begraafplaatsrechten

Volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en stedelijke vernieuwing (VHROSV)

fie. 810, Ruimtelijke ordening

fie. 820, Woningexploitatie / woningbouw

fie. 821, Stads- en dorpsvernieuwing

fie. 822, Overige volkshuisvesting

fie. 823, Bouwvergunningen

Oudheid

fie. 541, Oudheidkunde / musea

Riool

fie. 722, Riolering en waterzuivering (gecombineerd)

fie. 729, Huishoudelijk/bedrijfsafvalwater

fie. 730, Hemelwater

fie. 731, Grondwater

fie. 726, Baten rioolheffing (gecombineerd)

fie. 727, Baten rioolheffing huishoudelijk/bedrijfsafvalwater

fie. 728, Baten rioolheffing grond- en hemelwater

Reiniging

fie. 721, Afvalverwijdering en -verwerking

fie. 725, Baten reinigingsrechten en afvalstofheffing

Wegen en water

fie. 210, Wegen, straten en pleinen

fie. 211, Verkeersmaatregelen te land

fie. 214, Parkeren

fie. 215, Baten parkeerbelasting

fie. 221, Binnenhavens en waterwegen

fie. 223, Veerdiensten

fie. 240, Waterkering, afwatering en landaanwinning

fie. 936, Baten toeristenbelasting (50%)

Openbare orde en veiligheid

fie. 120, Brandweer en rampenbestrijding

fie. 140, Openbare orde en veiligheid

fie. 160, Opsporing en ruiming conventionele explosieven

Fysiek milieu

fie. 723, Milieubeheer

Bevolkingszaken

fie. 003, Burgerzaken

fie. 004, Baten secretarieleges burgerzaken

Bestuursorganen

fie. 001, Bestuursorganen

fie. 006, Bestuursondersteuning raad en rekenkamer(functie)

Algemene ondersteuning 2

fie. 002, Bestuursondersteuning college van burgemeester en wethouders

fie. 005, Bestuurlijke samenwerking

fie. 922, Algemene baten en lasten

fie. 930, Uitvoering Wet WOZ

fie. 940, Lasten heffing en invordering gemeentelijke belastingen

fie. 960, Saldo van kostenplaatsen

fie. 990, Saldo van de rekening van baten en lasten na bestemming

Onroerende zaakbelasting (OZB)

fie. 931, Baten onroerende-zaakbelasting gebruikers

fie. 932, Baten onroerende-zaakbelasting eigenaren

fie. 941, Lastenverlichting rijk

Overige eigen middelen (OEM)

fie. 212, Openbaar vervoer

fie. 220, Zeehavens

fie. 230, Luchtvaart

fie. 310, Handel en ambacht

fie. 311, Baten marktgelden

fie. 320, Industrie

fie. 330, Nutsbedrijven

fie. 340, Agrarische productie en ontginning

fie. 341, Overige agrarische zaken, jacht en visserij

fie. 830, Bouwgrondexploitatie

fie. 911, Geldleningen en uitzettingen korter dan 1 jaar

fie. 913, Overige financiële middelen

fie. 914, Geldleningen en uitzettingen langer of gelijk aan 1 jaar

fie. 933, Baten roerende woon- en bedrijfsruimten

fie. 934, Baten baatbelasting

fie. 935, Baten forensenbelasting

fie. 936, Baten toeristenbelasting (50%)

fie. 937, Baten hondenbelasting

fie. 938, Baten reclamebelasting

fie. 939, Baten precariobelasting

fie. 980, Mutaties reserves die verband houden met de hoofdfunctie 0 tot en met 9

1

Met het participatiebudget worden de gemeentelijke middelen van het werkdeel (f611), inburgering (f621) en volwasseneneducatie (f482) gebundeld in één nieuwe functie namelijk f623. In het Periodiek Onderhoudsrapport worden de bedragen van deze functie verdeeld over de clusters Werk en inkomen, Maatschappelijke zorg en Educatie.

2

In het Periodiek Onderhoudsrapport worden de bedragen van dit cluster «uitgesmeerd» over alle andere clusters, behalve bestuursorganen; hij is dus niet afzonderlijk zichtbaar.

BIJLAGE 2: BELEIDSMUTATIES
Beleidsmutaties (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Wijziging betalingsverloop algemene uitkering 2013

29.691

         

Wijziging betalingsverloop decentralisatie-uitkeringen 2013

5.084

         

Overloop 2013/2014 kosten Financiele-verhoudingswet

1.000

         

LHBT emancipatiebeleid (decentralisatie-uitkering)

225

250

250

     

Invoeringskosten jeugdzorg (decentralisatie-uitkering)

32.045

         

Pilots participatieverklaring (decentralisatie-uitkering)

629

         

VTH-taken (integratie-uitkering)

40.758

40.758

40.758

40.758

46.700

46.700

Digitaal klantdossier (bijdrage VNG)

– 787

– 999

– 999

– 999

– 999

– 999

Digitaal klantdossier (algemene uitkering)

787

999

999

999

999

999

Kosten Waarderingskamer

– 13

         

Kosten Waarderingskamer uit de algemene uitkering

13

         

Accres tranche 2013 (incidenteel)

19.622

         

Accres tranche 2013 (structureel)

99.248

99.248

99.248

99.248

99.248

99.248

Voorziening informatie sociaal domein

– 8.000

         

Meetsysteem van geluid (decentralisatie-uitkering)

39

         

Erfgoed en ruimte (decentralisatie-uitkering)

2.182

         

E-overheid

– 4.550

– 4 300

       

Aldel (decentralisatie-uitkering)

500

         

Green Deal (decentralisatie-uitkering)

204

         

Gezond in de stad (decentralisatie-uitkering)

5.000

5.000

5.000

5.000

   

Vrouwenopvang (decentralisatie-uitkering)

2.625

         

Lesbisch ouderschap

198

         

Armoedebeleid

70.000

90.000

90.000

90.000

90.000

90.000

Bodemsanering (decentralisatie-uitkering)

– 163

         

Kostendelersnorm

5.000

         

Mantelzorg (decentralisatie-uitkering)

6.000

         

Wmo (integratie-uitkering)

6.000

         

Accres tranche 2014

– 209.180

– 209.180

– 209.180

– 209.180

– 209.180

– 209.180

Buitenonderhoud primair onderwijs

 

– 158.800

– 158.800

– 158.800

– 158.800

– 158.800

Individuele studietoeslag

 

6.000

18.000

29.000

35.000

35.000

Uitvoeringskosten Participatiewet

 

3.000

10.000

17.000

24.000

30.000

Correctie waterschapswegen (knelpunten verdeelproblematiek) uit de AU

         

– 81

Correctie waterschapswegen (knelpunten verdeelproblematiek) (integratie-uitkering)

         

81

Bijdrage aan het A+O-fonds

 

148

148

148

148

148

Bijdrage uit de algemene uitkering aan het A+O-fonds

 

– 148

– 148

– 148

– 148

– 148

Terugontvangsten Waarderingskamer 2013 naar AU

92

         

Waterschapsverkiezingen

 

23.800

       

E-content bibliotheken

 

– 8.000

– 9.200

– 10.600

– 12.200

– 12.200

Groeiopgave Almere (algemene uitkering)

 

– 7.000

– 7.000

– 7.000

– 7.000

– 7.000

Groeiopgave Almere (decentralisatie-uitkering)

 

7.000

7.000

7.000

7.000

7.000

Beeldende kunst en vormgeving (algemene uitkering)

 

13.500

13.500

13.500

13.500

13.500

Beeldende kunst en vormgeving (decentralisatie-uitkering)

 

– 13.500

– 13.500

– 13.500

– 13.500

– 13.500

RSP Zuiderzeelijn (decentralisatie-uitkering)

56.922

         

Vrouwenopvang (decentralisatie-uitkering)

 

12.100

12.100

12.100

12.100

12.100

IODS kwaliteitsprojecten (decentralisatie-uitkering)

8.835

         

Vsv-programmagelden RMC-regio’s G4 (decentralisatie-uitkering)

1.992

         

Technische correctie (algemene uitkering)

– 4.000

– 4.000

– 4.000

– 4.000

– 4.000

– 4.000

Buurtsportcoaches (decentralisatie-uitkering)

57.027

         

E-overheid

 

– 500

– 4.150

– 4.150

– 4.150

– 4.150

Macrobudget Wsw (integratie-uitkering sociaal domein)

 

2.256.217

2.084.216

1.915.217

1.759.216

1.644.217

Gemeentelijk participatiebudget (integratie-uitkering sociaal domein)

 

638.245

636.585

640.886

664.360

691.466

Jeugd justitiële jeugdzorg (integratie-uitkering sociaal domein)

 

358.201

358.200

320.621

320.607

320.607

Jeugd (integratie-uitkering sociaal domein)

 

3.525.200

3.434.100

3.359.679

3.359.349

3.359.354

Wmo (integratie-uitkering sociaal domein)

 

3.538.445

3.707.445

3.604.445

3.594.445

3.593.445

Maatschappelijke opvang (decentralisatie-uitkering)

 

87.529

87.529

87.529

87.529

87.529

Vrouwenopvang (decentralisatie-uitkering)

 

4.026

4.026

4.026

4.026

4.026

Maatschappelijke opvang (decentralisatie-uitkering)

1.290

         

Wmo (integratie-uitkering)

93.530

191.864

179.673

176.349

176.349

176.349

Implementatieondersteuning mGBA (algemene-uitkering)

 

– 1.000

– 1.000

– 1.000

   

Implementatieondersteuning mGBA (bijdrage aan VNG)

 

1.000

1.000

1.000

   

Kosten Waarderingskamer

 

164

164

164

164

164

Kosten Waarderingskamer uit de algemene uitkering

 

– 164

– 164

– 164

– 164

– 164

Bodemsanering (decentralisatie-uitkering)

36

         

Wmo (decentralisatie-uitkering)

 

75.000

75.000

     

Jeugd (integratie-uitkering sociaal domein)

 

– 14.876

       

Wmo (integratie-uitkering sociaal domein)

 

– 14.683

       

Participatiewet (integratie-uitkering sociaal domein)

 

– 283

       

Vrouwenopvang (decentralisatie-uitkering)

 

– 5.850

       

Burgerzakenmodules Basisregistratie personen

– 350

– 350

       

Organisatie van uitvoeringskracht gemeenten (bijdrage aan VNG)

350

36.042

       

Koopkrachttegemoetkoming minima (decentralisatie-uitkering)

66.000

         

Accres tranche 2014

– 25.608

– 25.608

– 25.608

– 25.608

– 25.608

– 25.608

Accres tranche 2015

 

– 84.593

– 84.593

– 84.593

– 84.593

– 84.593

Totaal mutaties (inclusief meerjarige doorwerking 1e suppletoire 2014)

360.273

10.459.902

10.346.599

9.904.927

9.774.398

9.691.510

BIJLAGE 3: MOTIES EN TOEZEGGINGEN IN HET VERGADERJAAR 2013–2014

Moties Onderdeel A.1 Afgedaan

 

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken

Motie Van Toorenburg c.s.; Verzoekt de regering voorstellen te doen om de bevoegdheden van rekenkamers en rekenkamercommissies voor samenwerkingsverbanden (anders dan op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen) uit te breiden en daarbij het gezamenlijk belang van de deelnemende gemeenten als uitgangspunt te nemen.

Gemeente- en provinciefonds

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 31 januari 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 597, nr. 9).

Gewijzigde motie Heijnen; Verzoekt de regering om, bij aanname van het wetsvoorstel de deelgemeenten af te schaffen, er zorg voor te dragen dat de allergrootste gemeenten 45 gemeenteraadsleden en maximaal 9 wethouders behouden.

Gemeente- en provinciefonds

Afgedaan. Het initiatiefwetsvoorstel Heijnen is op 14 februari 2013 door de Tweede Kamer aangenomen. De heer Heijnen heeft echter aangegeven dat nu de vermindering van het aantal raadsleden slechts 10% is in plaats van de 25% waar sprake was ten tijde van het indienen van zijn motie hij geen behoefte meer voelt om de grootste gemeenten te compenseren.

     

Moties: Onderdeel A.2 In behandeling

   

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken

Motie Litjens c.s.: Verzoekt de regering de diverse modaliteiten van een regeling om de beslissing over het woonplaatsvereiste voor wethouders over te laten aan de afweging van de gemeenteraad te onderzoeken en vervolgens een wetsvoorstel voor te bereiden, waarin recht wordt gedaan aan de lokale autonomie.

Gemeente- en provinciefonds

Motie is in behandeling genomen.

Motie Engels c.s.: Verzoekt de Minister een of meer modellen voor een stelsel van financiële verhoudingen tussen rijk en gemeenten te ontwikkelen waarin rekening wordt gehouden met zowel de effecten van de voorgenomen decentralisaties als met voortgaande processen van gemeentelijke herindeling.

Gemeente- en provinciefonds

In de kabinetsreactie op de vervolgnotitie motie Schouw van het CPB is ingegaan op de financiering van gemeenten. Het Kabinet beraadt zich over toekomstige financieringsmodellen voor decentrale overheden.

     

Toezeggingen: Onderdeel B.1 Afgedaan

 

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken

De Minister zegt toe de Kamer nader te informeren over de overige punten van uitwerking, zoals de indexatie van het deelfonds, de nadere uitwerking van de aanwijzing (aanwijzingsbevoegdheid Rijk met als extra waarborg de mogelijkheid tot opschorting van de uitbetaling uit het deelfonds sociaal domein) en de informatieverstrekking van gemeenten aan het Rijk.

Gemeente- en provinciefonds

Afgedaan. Aan deze toezegging is invulling gegeven door indiening bij de Tweede Kamer van het voorstel voor de Tijdelijke wet deelfonds sociaal domein d.d. 24 juni 2014.

De Minister zegt toe een deelfonds in te richten voor de bekostiging van de te decentraliseren verantwoordelijkheden naar gemeenten in het sociaal domein.

Gemeente- en provinciefonds

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 9 oktober 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 750-VII, nr. 9).

Het kabinet is bereid en ziet ruimte om binnen de financiële kaders van VWS te bezien of gemeenten passende middelen hebben om mantelzorgers bij te staan en te waarderen.

Gemeente- en provinciefonds

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 29 mei 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 31 839, nr. 384)

De Minister zegt toe de varianten voor het vaste bedrag uit het Gemeentefonds uiteen te zetten en de Kamer hierover te informeren

Gemeente- en provinciefonds

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 23 mei 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 28 750, nr. 58)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer komend voorjaar bij brief te informeren over de stappen om te komen tot een standpunt op het rapport «Vertrouwen, verdelen, verantwoorden».

Gemeente- en provinciefonds

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 23 mei 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 750-B, nr. 15)

De Minister zegt de Eerste Kamer toe, naar aanleiding van een vraag van het lid De Vries-Leggedoor, dat het kernenbeleid van de nieuwe gemeente en de gevolgen hiervan voor de inwoners onderdeel zal vormen van de voor 2013 beoogde evaluatie van de herindeling Súdwest Fryslân.

Gemeente- en provinciefonds

Afgedaan. De Eerste Kamer is op 31 maart 2014 per brief geïnformeerd (EK 2013–2014, 32 242, nr. F).

De Minister is bereid tot het geven van zo veel mogelijk informatie inzake de precieze vormgeving van de overheveling van taken – o.a. jeugdzorg, langdurige zorg, sociale werkvoorziening – van Rijk naar gemeenten mits dit niet tot vertraging leidt.

Gemeente- en provinciefonds

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 8 oktober 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 750-VII, nr. 8)

De Minister zegt toe de Kamer te informeren over de voortgang van de vorming van samenwerkingsverbanden door gemeenten. De financiële gevolgen van het uittreden worden hierin meegenomen. Er wordt in samenspraak met de VNG gestreefd naar congruentie waar dat kan.

Gemeente- en provinciefonds

Afgedaan. De Tweede Kamer is per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 33 400-VII, nr. 81)

De Minister zegt toe naar aanleiding van de reactie van het ROB de gemeenten te adviseren de taken integraal op te pakken.

Gemeente- en provinciefonds

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 21 oktober 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 750-VII, nr. 12).

   

Toezegging: Onderdeel B.2 In behandeling

 

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

De Minister zegt toe de Kamer in het najaar te berichten over de mogelijkheden om in samenwerking met alle betrokken partijen de lokale democratie te versterken. Hierin wordt ook ingegaan op de interpretatie van opkomstcijfers voor het vertrouwen in de democratie, en op de vraag welke factoren van invloed zijn op de opkomst bij lokale verkiezingen.

Gemeente- en provinciefonds

De Kamer zal in het najaar een agenda ter versterking van de lokale democratie worden toegezonden. Hierin zal de gevraagde nadere informatie en duiding over de opkomst(cijfers) bij de gemeenteraadsverkiezingen worden verstrekt.

De Minister zegt toe, vanwege de uitbreiding van de gemeentelijke taken voor het sociaal domein per begrotingsjaar 2015, de komende jaren opnieuw in kaart te laten brengen wat de aard van de afgegeven accountantsverklaringen is. De Tweede Kamer zal over de uitkomsten dit najaar, wanneer de resultaten over begrotingsjaar 2013 beschikbaar zijn, worden geïnformeerd.

Gemeente- en provinciefonds

De Tweede Kamer zal voor het Herfstreces per brief worden geïnformeerd over de uitkomsten van de inventarisatie van afgegeven controleverklaringen door de accountant bij de jaarrekening 2013.

De Minister zegt toe nieuwe informatie met betrekking tot gemeenten die de artikel 12 – status hebben of hebben aangevraagd, of onder preventief toezicht staan of komen te staan aan de Kamer zenden. Tevens wordt nader onderzoek gedaan naar de grondposities van gemeenten, de risico’s en PPS – constructies waarover de Tweede Kamer in het najaar van 2014 zal worden geïnformeerd.

Gemeente- en provinciefonds

In december zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd over of en welke nieuwe gemeenten een aanvraag hebben ingediend voor een aanvullende uitkering artikel 12. In het najaar zal de Tweede Kamer ook worden geïnformeerd over de resultaten van het vervolg onderzoek naar de financiële situatie bij de gemeentelijke grondbedrijven alsook over het onderzoek naar grondexploiatie in geval van PPS-constructies.

BIJLAGE 4: OVERZICHT RECHTSPERSONEN MET EEN WETTELIJKE TAAK EN ZELFSTANDIGE BESTUURSORGANEN (VALLEND ONDER ANDERE MINISTERIES)
Overzicht Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen (vallend onder andere ministeries)

Naam organisatie

Ministerie

RWT

ZBO

Functie

Begrotings-artikel

Begrotingsraming (x 1.000)

Verwijzing naar website RWT/ZBO

Waarderingskamer

Ministerie van Financiën

 

X

De Waarderingskamer controleert of alle Nederlandse gemeenten de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) volgens de voorgeschreven regels uitvoeren. Verder houdt de Waarderingskamer toezicht op de uitvoering van de Basisregistratie waarde onroerende zaken. Op basis van de Wet WOZ dragen gemeenten voor dit doel bij in de kosten van de Waarderingskamer. Dit is verder uitgewerkt in artikel 5 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken. Bepaald is dat gemeenten uit het gemeentefonds structureel voor de helft bijdragen in de begrote kosten van de Waarderingskamer.

Artikel 1 «Gemeentefonds»

€ 1.985

http://www.waarderingskamer.nl

Toelichting:

  • 1. Als ZBO’s en RWT’s uit de begroting van het gemeentefonds (hoofdstuk B) een bijdrage ontvangen, is in de tabel aangegeven ten laste van welk beleidsartikel de bijdrage aan het ZBO of de RWT komt. Alleen de bijdrage in het begrotingsjaar is genoemd, mogelijke bijdragen in latere jaren worden niet vermeld.

  • 2. Als de organisatie een RWT of ZBO is, wordt dat met een kruisje in kolom 2 en 3 aangegeven. De functie van de organisatie is kort omschreven, voor meer informatie is een verwijzing met een link naar de website van de organisatie opgenomen in de laatste kolom van de tabel. Verder is in de tabel aangegeven onder verantwoordelijkheid van welk ministerie de ZBO/RWT valt die een bijdrage ontvangt uit het gemeentefonds.

BIJLAGE 5: LIJST MET AFKORTINGEN

AMvB

Algemene maatregel van bestuur

A+O fonds

Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds Gemeenten

AWBZ

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

BCF

BTW-compensatiefonds

Bofv

Bestuurlijk overleg financiële verhouding

CBS

Centraal Bureau voor de statistiek

DU

Decentralisatie-uitkering

EMU

Economische en Monetaire Unie

FES

Fonds Economische Structuurversterking

FOG

Financieel Overzicht Gemeenten

Fvw

Financiële-verhoudingswet

GF

Gemeentefonds

IPO

Interprovinciaal Overleg

IU

Integratie-uitkering

MILH

Monitor Inkomsten Lokale Heffingen

NGRU

Netto gecorrigeerde Rijksuitgaven

OEM

Overige Eigen Middelen

OOV

Openbare orde en veiligheid

OSU

Onderhoudsrapportage Specifieke Uitkeringen

OW

Ontwerpbegroting

OZB

Onroerende-zaakbelastingen

PF

Provinciefonds

POR

Periodiek Onderhoudsrapport

SiSa

Single information Single audit

UvW

Unie van Waterschappen

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

Wmo

Wet maatschappelijke ondersteuning

BIJLAGE 6: LIJST MET BELANGRIJKE TERMEN EN HUN BETEKENIS

Aanvullende uitkering

Uitkering op aanvraag van gemeenten waar de algemene middelen aanmerkelijk en structureel tekortschieten om in de noodzakelijke uitgaven te voorzien, ondanks een redelijk peil van de eigen inkomsten.

   

Accres

Bedrag waarmee het beschikbare bedrag van het gemeentefonds jaarlijks wordt aangepast, gebaseerd op een bestuurlijk overeengekomen normeringsystematiek (zie ook normeringsystematiek).

   

Algemene uitkering uit het gemeentefonds

Uitkering aan alle gemeenten die ten goede komt aan de algemene middelen.

   

Artikel 12-uitkering

Zie aanvullende uitkering

   

Cluster

Samenhangend geheel van beleidsterreinen uit oogpunt van kostenoriëntatie en verdeling.

   

Decentralisatieuitkering uit het gemeentefonds

Sinds 2008 bestaat binnen het gemeentefonds naast de algemene uitkering (zie algemene uitkering uit het gemeentefonds) en de integratie-uitkering (zie integratie-uitkering uit het gemeentefonds) ook de decentralisatie-uitkering. De verdeling van de decentralisatie-uitkering volgt evenmin als de integratie-uitkering de regels van de verdeling van de algemene uitkering van het gemeentefonds. Anders dan bij de integratie-uitkering, waar de termijn van overheveling naar de algemene uitkering van tevoren vaststaat, ontbreekt bij de decentralisatie-uitkering een dergelijke termijn. Dat maakt de uitkering geschikt voor de overheveling van specifieke uitkeringen, ook als die termijn nog niet bekend is. Ook maakt het de uitkering geschikt voor middelen die slechts tijdelijk beschikbaar zijn.

   

Financiële-verhoudingswet (Fvw)

Wet waarin is vastgelegd dat er een gemeentefonds en provinciefonds is. De wet regelt daarnaast globaal de wijze van verdeling van het gemeentefonds. In de wet zijn tevens regels opgenomen met betrekking tot de aanvullende uitkering. Per 1 januari 1997 is de wet voor het gemeentefonds herzien.

   

Integratie-uitkering uit het gemeentefonds

Uitkering die wordt toegepast als overheveling van een specifieke uitkering of eigen middelen naar de algemene uitkering bezwaarlijk is vanwege de omvang van de herverdeeleffecten. De integratie-uitkering voorziet dan in een geleidelijke overgang naar de algemene uitkering.

   

IJkpunten

Geobjectiveerde kostennormen per taakgebied, rekening houdend met structuurkenmerken, die voor alle gemeenten respectievelijk provincies beschikbaar zijn.

   

Normeringsystematiek

Bepaling van het accres van het gemeentefonds op basis van een norm. De norm is de jaarlijkse procentuele ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. De netto gecorrigeerde rijksuitgaven zijn de bruto-rijksuitgaven minus de niet-belastingontvangsten van het Rijk gecorrigeerd voor onder meer de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking, de Europese Unie, het gemeentefonds en het provinciefonds. Als de netto gecorrigeerde rijksuitgaven stijgen (dalen), nemen het gemeentefonds en het provinciefonds met hetzelfde percentage toe (af). Deze systematiek staat ook wel bekend onder het principe van «samen de trap op en samen de trap af».

   

Periodieke onderhoudsrapportage (POR)

Jaarlijkse rapportage aan de Staten-Generaal over de staat van de verdeelmaatstaven van het gemeentefonds. Wanneer de bestaande verdeling niet meer voldoet aan de kostenstructuren bij de gemeenten, dan wordt gerapporteerd hoe de verdeling kan worden aangepast, c.q. welke onderzoeken op dat gebied lopen. Het rapport verschijnt als bijlage bij de gemeentefondsbegroting.

   

Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv)

Adviesorgaan op het terrein van de gemeentelijke en provinciale financiën.

   

Uitkeringsbasis

De uitkeringsbasis wordt berekend door de vermenigvuldiging van het aantal eenheden van een set van verdeelmaatstaven met de bijbehorende gewichten (bedragen per eenheid).

   

Uitkeringsfactor

Via de normeringsystematiek wordt jaarlijks de omvang van het gemeentefonds bepaald (voeding). De uitkeringsfactor is de verhouding tussen de voeding en de totale landelijke uitkeringsbasis. De uitkeringsfactor wordt afgerond op 3 decimalen achter de komma. Het derde decimaal achter de komma wordt ook wel een «punt» uitkeringsfactor genoemd. Als de uitkeringsfactor bijvoorbeeld stijgt van 1,253 naar 1,265 is dit een stijging van 12 punten.

   

Uitkeringsjaar

Het kalenderjaar waarover het recht op uitkering ontstaat.

   

Verdeelmaatstaf

Maatstaf ter verdeling van de algemene uitkering die verband houdt met de gemeentelijke behoefte aan algemene middelen.

   

Verdeelreserve

Gedeelte van de algemene uitkering dat niet aan de gemeenten wordt uitgekeerd, maar als reservering apart wordt gehouden. De verdeelreserve dient om onverwachte effecten bij de meting van maatstaven op te vangen. Op het moment dat maatstaven definitief zijn of geen onverwachte ontwikkelingen meer kunnen doormaken wordt de verdeelreserve verrekend.

   

Waarderingskamer

Zelfstandig bestuursorgaan dat toeziet op een correcte waardering van onroerende zaken in Nederland. De gemeenten dragen via het gemeentefonds bij aan de bekostiging van dit orgaan.

12

Bron: functies Iv3 CBS

13

Die gemeenten zijn buiten beschouwing gelaten waarvan de afwijking van de algemene uitkering uit het gemeentefonds volgens de gemeentefondscirculaire enerzijds en de algemene uitkering volgens de begroting (f921) anderzijds in tenminste één van de laatste 3 jaren niet binnen de marge van maximaal 5% is.

14

De bronnen zijn:

– Gemeentefonds: ontwerpbegroting (begrotingcijfers)

– Specifieke uitkeringen: OSU (begrotingcijfers)

– OZB: COELO Atlas lokale lasten (begrotingcijfers)

– Retributies en overige belastingen: Iv3 CBS functies (begrotingcijfers)

– Bouwgrondexploitatie: Iv3 CBS functies (begrotingcijfers)

– Onttrekkingen reserves: Iv3 CBS functies (begrotingcijfers)

– Overige middelen: Iv3 CBS functies (begrotingcijfers), is een restpost.

15

Anders dan bij de ijkpunten riool- en reiniging heeft de uitname uit het fonds vanwege het BTW-compensatiefonds geen invloed op het ijkpunt OZB.

Licence