Base description which applies to whole site

1. Onderwijs (beleidsartikel 1 t/m 9)

Wij staan voor een onderwijsstelsel waarin scholen en instellingen zich permanent verbeteren zodat alle leerlingen en studenten hun talenten kunnen ontplooien. Goede leraren, schoolleiders en schoolbesturen zijn onontbeerlijk. In het afgelopen jaar hebben we met het NOA en de Lerarenagenda belangrijke stappen in deze richting gezet. In het NOA dat we met de Stichting van het Onderwijs hebben gesloten, hebben we de ambitie vastgelegd om tot de best presterende onderwijsstelsels ter wereld te gaan behoren. We hebben afspraken gemaakt over de inhoud en kwaliteit van het onderwijs: over hoe we de beste onderwijsgevenden blijven interesseren voor het onderwijs; arbeidsvoorwaarden; de verhouding tussen overheid en het onderwijsveld; en het besturen van en binnen het onderwijs. In de Lerarenagenda zijn aan de hand van zeven agendapunten de grootste uitdagingen en verbeterpunten voor het leraarschap opgenomen. Dit gaat van de uitdaging die lerarenopleidingen voelen om de juiste studenten op de opleiding te krijgen tot aan de uitdagingen die leraren ervaren om met elkaar een sterke beroepsgroep te vormen. Leraren zijn van cruciaal belang voor de ontwikkeling van een kwaliteitscultuur in het onderwijs. Veranderingen moeten door hen gedragen worden. De kaderafspraken in het NOA en de Lerarenagenda zijn uitgewerkt in sectorale akkoorden voor het po, vo en mbo. Naast de uitwerkingen in sectorale afspraken hebben de sociale partners een aantal afspraken uit het NOA uitgewerkt in de cao’s. Zowel in de sectorakkoorden als in de cao’s zijn verdere afspraken gemaakt over het terugdringen van regel- en werkdruk.

Samen werken we aan de volgende doelstellingen: 1. Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt; 2. Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat; 3. Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties; 4. Aansluiting van het onderwijs op de behoefte van de arbeidsmarkt.

1.1 Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

In het gehele stelsel werken we aan onderwijs waarin een cultuur heerst van permanente verbetering, zodat leerlingen en studenten zo goed mogelijk worden uitgedaagd zich optimaal te ontwikkelen. In het sectorakkoord PO1 zijn ambities en doelstellingen geformuleerd om de talenten van ieder kind te ontwikkelen, het verbeterpotentieel van alle scholen aan te spreken, doorgaande ontwikkellijnen voor alle kinderen te realiseren en te werken aan professionalisering van alle scholen en besturen. Wij ondersteunen scholen en besturen bij het vormgeven van deze ambities, waarvoor ze onder meer middelen ontvangen in de prestatiebox. Doelen zijn bijvoorbeeld het terugbrengen van het aantal zwakke scholen naar nul en het verhogen van het aantal masteropgeleide leraren. Ook gaan scholen een uitdagend en passend onderwijsaanbod realiseren dat is gericht op talentontwikkeling van elk kind, of het nu een toptalent is of een leerachterstand heeft en extra ondersteuning behoeft. Daarnaast moet het onderwijs gericht zijn op de brede vorming van het kind. Zo streven we er naar dat scholen drie lesuren per week bewegingsonderwijs aanbieden, gegeven door een daartoe bevoegde leraar. Overige maatregelen komen verderop in deze tekst aan de orde. Ook in het sectorakkoord VO zijn ambities en concrete doelstellingen geformuleerd ten aanzien van uitdagend en passend onderwijs voor elke leerling, eigentijdse voorzieningen, brede vorming voor alle leerlingen, partnerschap in de regio, scholen als lerende organisaties, het organiseren van toekomstbestendigheid en nieuwe verhoudingen in verantwoording en toezicht. Zo zijn er concrete afspraken gemaakt over de invoering van gedifferentieerd toezicht, over meer master-opgeleide docenten en over uitdagender onderwijs voor leerlingen. Om het funderend onderwijs bij de tijd te houden investeren wij bovendien in de vorming van een passende infrastructuur voor digitalisering in de school, mede middels het Doorbraakproject «ICT en Onderwijs». Ook stellen wij middelen beschikbaar om het aantal zittenblijvers fors te reduceren. Het kabinet zal zittenblijven terugdringen door te stimuleren dat de zomer gebruikt wordt voor extra lessen en het aanpassen van de bekostiging van instellingen om inspanningen van scholen om zittenblijven te beperken meer te laten lonen.

In het Plan van Aanpak Toptalenten 2014–2018 hebben we aangegeven dat toptalenten een duurzaam uitdagend aanbod krijgen en dat we leraren toerusten om maatwerk te leveren. Bijzondere prestaties van leerlingen gaan we meer waarderen en aandacht geven. Op diverse punten (o.a. versnelde programma’s, inzet vakleerkrachten vo in po en vo cum laude) wordt hiervoor wet- en regelgeving aangepast. Het kabinet maakt het mogelijk om individuele vakken in het voortgezet onderwijs op een hoger niveau af te ronden. Op die manier wordt het voor een havoleerling met een rekenknobbel bijvoorbeeld mogelijk wiskunde te volgen op vwo-niveau.

Het onderwijscurriculum wordt aangescherpt en ambitieuzer gemaakt met bijbehorende standaarden. Hiertoe komt in 2015 een voorstel. Dit geeft tegelijkertijd een helder kader voor toetsing van individuele leerlingen en verantwoording van leraren en scholen.

Ten aanzien van de gevolgen van de leerlingendaling in het funderend onderwijs gaan wij in 2015 verder met de uitwerking van de aangekondigde maatregelen die samenwerkende regionale besturen in staat stellen om te zorgen voor een goed en toekomstbestendig onderwijsaanbod. Sinds 1 augustus 2014 zijn de samenwerkingsverbanden passend onderwijs verantwoordelijk voor de extra ondersteuning aan leerlingen in het po en in het vo. Na het overgangsjaar 2014–2015 starten op 1 augustus 2015 de normbekostiging en de verevening. De samenwerkingsverbanden zijn dan budgettair verantwoordelijk voor deze extra ondersteuning.

In het Bestuursakkoord MBO is afgesproken dat naast de generieke maatregelen uit het actieplan Focus op Vakmanschap, er kwaliteitsafspraken met de mbo-instellingen gemaakt worden die gericht zijn op een integrale verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Daarbij besteden we in kwaliteitsplannen per instelling onder meer aandacht aan de professionalisering van het personeel. Naast deze kwalitatieve plannen worden resultaatsafhankelijke afspraken per instelling gemaakt over vsv (lopend arrangement), studiesucces (vanaf 2016) en de kwaliteit van de BPV (vanaf 2017). Met de kwaliteitsafspraken investeren we ook in het uitdagen van talentvolle studenten in het mbo, zoals aangekondigd in de Kamerbrief over toekomstgericht middelbaar beroepsonderwijs. In de Begrotingsafspraken 2014 is vanaf 2015 jaarlijks € 25 miljoen gereserveerd voor een excellentieprogramma in het mbo. Een onderdeel van het excellentieprogramma zal het ontwikkelen van een eigentijdse vorm van de meester-gezel-formule zijn. Om jongeren in staat te stellen een betere vakman of -vrouw te worden, geven we ook aandacht aan de ontwikkeling van doorlopende leerlijnen. Dit schooljaar (2014–2015) zijn de eerste experimenten met de vakmanschapsroute en de technologieroute gestart.

Voor de realisatie van de prestatieafspraken in het hoger onderwijs is 2015 een belangrijk jaar. In de prestatieafspraken zijn doelen afgesproken voor het jaar 2015, onder meer over deelname aan excellentietrajecten, studiesucces en de kwaliteit van docenten. In 2016 zal worden beoordeeld of deze doelen daadwerkelijk zijn gerealiseerd. In 2015 presenteren we onze strategische agenda voor het hoger onderwijs. In de komende maanden gaan we in gesprek met bestuurders, docenten en studenten om de nieuwe opgaven voor het hoger onderwijs te ontdekken. In het hoger onderwijs is de ontwikkeling van open en online onderwijs kansrijk. Dit stimuleren we door projecten met open en online hoger onderwijs mogelijk te maken waar instellingen zelf kunnen ontdekken wat werkt. Ook stimuleren we stevig onderzoek naar de effecten van open en online onderwijs op het leren door studenten en de kwaliteit van het onderwijs.

In mbo, hbo en wo gaan we de uitgaande mobiliteit van Nederlandse studenten stimuleren. Dat gaan we samen met de onderwijsinstellingen bevorderen, onder meer via mobiliteitsvensters, betere informatievoorziening en een ambitieus scholarship-programma. Dit scholarship-programma is voor zowel internationale als Nederlandse studenten. Internationalisering in het mbo richt zich vooral op uitgaande mobiliteit en internationale samenwerking. Dit wordt meegenomen in het onderdeel excellentie van de kwaliteitsafspraken.

Het kabinet zal de toegang voor kennismigranten versoepelen en goedkoper maken en zal hiertoe in 2015 een voorstel doen. Het kabinet zal dan ook met maatregelen komen om Nederland aantrekkelijker te maken als bestemming voor kennismigranten, bijvoorbeeld via een versterking van het aanbod van internationale scholen. Het kabinet stelt in 2014 een special envoy voor startups aan om het Nederlandse profiel als een internationaal aantrekkelijke plek voor jonge, innovatieve bedrijven te versterken. Onderdeel van deze aanpak is betere benutting van bestaande financieringsinstrumenten, onderwijsinitiatieven (zoals aandacht voor coderen, apps ontwikkelen in het voortgezet onderwijs) en het versterken van innovatieve ecosystemen (zoals het Amsterdamse startup-initiatief).

1.2 Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

Om de slag te maken naar een cultuur van permanente verbetering moet het onderwijs worden gegeven door goede leraren. Voortbouwend op het Nationaal Onderwijsakkoord en op de Lerarenagenda hebben wij daarom in de sectorakkoorden voor het po, vo en mbo een aantal afspraken gemaakt over de kwaliteit van het onderwijspersoneel. In de Lerarenagenda zijn verschillende maatregelen opgenomen om de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van lerarenopleidingen te vergroten. Scholen dragen er zorg voor dat op termijn alle leraren goed kunnen omgaan met verschillen in de klas en dat startende leraren beter begeleid worden. In het po zullen wij daartoe middelen voor een persoonlijk opleidingsbudget (€ 70 miljoen) en additionele middelen voor startende leraren (€ 26 miljoen) aan de lumpsum toevoegen. Ook passen we de bekwaamheidseisen aan, zodat leraren met een vakbevoegdheid vo ook in het po kunnen worden ingezet. In de hoofdlijnenakkoorden hebben we met universiteiten en hogescholen afspraken gemaakt over de kwaliteit van docenten. In de prestatieafspraken hebben hogescholen en universiteiten hierbij passende ambities geformuleerd.

Schoolbesturen in po en vo zetten via hun wervings-, selectie-, en scholingsbeleid in op breed samengestelde schoolteams. Voor het po gaat het om meer leraren met wo-bachelor, hbo-master of universitaire master (30% in 2020). Voor het vo zetten besturen in op meer (50% in 2020) hbo- en wo-masteropgeleide docenten. Specifiek voor de bovenbouw van het vwo zetten we in op meer wo-masteropgeleide docenten (80–85% in 2020). Wij stellen hiervoor extra middelen ter beschikking via een verhoging van de lerarenbeurs, uitbreiding van (academische) opleidingsscholen en via de prestatiebox.

In 2015 is inschrijving in het lerarenregister nog vrijwillig. Wel stimuleren we, samen met de Onderwijscoöperatie en de sectorraden, dat zoveel mogelijk leraren zich nu al registreren. Door permanent bekwaamheidsonderhoud van schoolleiders en door registratie van schoolleiders in de sectorale schoolleidersregisters blijven we tevens werken aan versterking van de kwaliteit van schoolleiders. Daarnaast zorgen scholen voor werkdrukvermindering door meer ondersteunende functies te vormen; ook hiervoor stellen wij aanvullende middelen via de lumpsum beschikbaar.

In het mbo zullen we een nieuw bestuurlijk model introduceren: de gemeenschap van mbo-colleges. Volgens dit model wordt het onderwijs georganiseerd in aparte colleges gericht op een bepaalde branche of sector. De instelling als geheel kan zich dan gemeenschap van mbo-colleges noemen. Een van de doelen is om het onderwijskundig leiderschap een stimulans te geven. Veel mbo-instellingen hebben een begin gemaakt met verbetering van het onderwijskundig leiderschap. Maar uit de evaluatie van het professionaliserings- en HRM-beleid blijkt dat er nog veel te winnen valt. Dan gaat het met name om het adequaat leiden en sturen op de basiskwaliteit van het primair proces.

In het najaar van 2014 zullen wij het wetsvoorstel sociale veiligheid op school indienen bij de Tweede Kamer. Met dit wetsvoorstel zorgen wij voor een wettelijke verankering van de verantwoordelijkheid van de school voor het tegengaan van pesten. De streefdatum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel is 1 augustus 2015.

Het verminderen van administratieve lasten en het verlagen van de (ervaren) regeldruk moet onderwijsinstellingen in staat stellen meer tijd vrij te maken voor het primaire proces. Inventarisaties laten zien dat er winst te behalen valt door het optimaliseren en standaardiseren van gegevensvragen van allerlei partijen zoals GGD’s, gemeenten, leerplichtambtenaren en allerlei andere instanties. Zo onderzoekt OCW de mogelijkheid om instellingen het recht te geven gegevens niet te leveren als deze bij de nationale overheid bekend zijn.

1.3 Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

Via de projecten «Vensters PO» en «Vensters VO» leggen steeds meer besturen een transparante verantwoording af en beschikken ze over relevante sturingsinformatie. Zwakke en zeer zwakke scholen in het po en vo worden aangespoord en ondersteund om hun kwaliteit snel en structureel op niveau te brengen. In 2015 worden pilots uitgevoerd door de Inspectie van het Onderwijs om te komen tot gedifferentieerde kwaliteitsoordelen per school. In het verlengde daarvan wordt tevens een ondersteuningsaanpak ontwikkeld die aansluit bij het kwaliteitsoordeel over de school. Het doel is om ook scholen die voldoen aan de minimale eisen van goed onderwijs en verbeterpotentieel niet-vrijblijvend uit te dagen tot verdere kwaliteitsverhoging en om de cultuur van permanente verbetering te bevorderen. Daarnaast zullen besturen hun professionaliteit versterken en borgen door het hanteren van een professionaliseringsagenda, het naleven van de Code goed bestuur en visitaties. In het sectorakkoord po is afgesproken dat we scholen en schoolbesturen ondersteunen bij het werken met een planmatige cyclus van kwaliteitszorg op basis van zelfevaluatie. In overleg met het veld en de Inspectie van het Onderwijs hebben we een eerste brede set van indicatoren vastgesteld waarmee diverse aspecten van de onderwijskwaliteit in beeld worden gebracht. Deze set, die de komende jaren nog verder wordt ontwikkeld, komt onder «Beleidsartikel 1. Primair Onderwijs» nader aan de orde. Samen met de VO-raad gaan we verdere stappen zetten op weg naar een vereenvoudigd bekostigingsmodel.

In het mbo zijn instellingen, docenten en de onderwijskundige leiding in eerste instantie verantwoordelijk voor de kwaliteit van opleidingen. Wij bevorderen daarom dat mbo-instellingen elkaar ondersteunen bij het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs en dat zij intensieve verbindingen aangaan met bedrijven in hun omgeving. We gaan instellingen verplichten om examens in te kopen bij gecertificeerde examenleveranciers of om zelf ontwikkelde examens extern te laten valideren. Deze wettelijke verplichting willen we per 1 augustus 2016 laten ingaan, gelijktijdig met de beoogde datum van implementatie van de herziene kwalificatiestructuur. De Inspectie van het Onderwijs is het sluitstuk van de borging van kwaliteit. Deze start binnenkort met pilots van toezicht op het niveau van opleidingsclusters (onderwijsteams). Om resultaten inzichtelijk te maken initiëren we in 2014–2015 een studiebijsluiter. Hierin komt onder meer informatie te staan over het arbeidsmarktperspectief van studenten van de opleiding.

In het hoger onderwijs willen we samen met betrokkenen het accreditatiestelsel fundamenteel bezien, in het licht van verdiend vertrouwen meer belonen en het verminderen van lasten die instellingen ervaren. Dit heeft zowel tot doel om te komen tot concrete vermindering van lasten binnen het huidige stelsel als om input te krijgen voor de doorontwikkeling van het accreditatiestelsel. Daarbij is het van belang de krachtige elementen uit het huidige stelsel te behouden, zoals de stimulans tot kwaliteitscultuur en de waarborgen voor kwaliteit. We willen ook over de grenzen kijken hoe in andere landen verdiend vertrouwen wordt beloond, mogelijk kunnen we daarvan leren. Dit is aangekondigd in de beleidsreactie op de evaluatie van het accreditatiestelsel. We hebben een onderzoek uitgezet naar de kwaliteitszorgstelsels in Vlaanderen, Duitsland, Oostenrijk en Noorwegen.

1.4 Aansluiting van het onderwijs op de behoefte van de arbeidsmarkt

In het sectorakkoord vo is afgesproken dat vo-scholen afspraken gaan maken met collega-scholen, het toeleverend onderwijs en het vervolgonderwijs in de regio over de voorbereiding, overdracht en instroom van leerlingen. Verder wordt loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) in samenwerking met het bedrijfsleven en het vervolgonderwijs steviger in de school verankerd. Er wordt in de komende jaren extra ingezet op LOB in het vmbo omdat LOB expliciet onderdeel is geworden van de vernieuwde beroepsgerichte programma’s. Daarnaast blijven we de keuze voor bèta- en techniekprofielen in alle leerwegen stimuleren.

In de Tweede Kamer ligt een wetsvoorstel voor met maatregelen om de aansluiting van het mbo op de arbeidsmarkt te verbeteren. Dit wetsvoorstel verplicht mbo-instellingen opleidingen te verzorgen die studenten na beëindiging van de opleiding het perspectief bieden op het tijdig vinden van een baan op niveau. Aanvullend op dit wetsvoorstel nemen we een aantal maatregelen waarmee we de aansluiting blijvend verbeteren. In de Begrotingsafspraken 2014 is vanaf 2015 structureel € 75 miljoen extra aan middelen beschikbaar gesteld voor een betere financiering van technische en andere kostbare opleidingen in het mbo. Belangrijke indicatoren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt publiceren we jaarlijks op de OCW stelselmonitor Trends in Beeld. Verder is beroepspraktijkvorming van groot belang. De Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, en na 1 augustus 2015 de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), dienen samen met studenten en bedrijfsleven zorg te dragen voor de beschikbaarheid van een toereikend aantal bedrijven en organisaties van voldoende kwaliteit die de beroepspraktijkvorming verzorgen. Vanaf het schooljaar 2015–2016 wordt het bovendien mogelijk om experimenteel een gecombineerde leerweg aan te bieden. Daarnaast verandert de kwalificatiestructuur vanaf het schooljaar 2016–2017. De nieuwe kwalificaties geven richting aan het onderwijs. Instellingen behouden de ruimte om in te spelen op specifieke regionale behoeften of om de voorbereiding op vervolgonderwijs te verbeteren. Ook willen we met het Regionaal investeringsfonds mbo onderwijs en bedrijfsleven met elkaar verbinden, zoals dat nu al gebeurt in de Centra voor Innovatief Vakmanschap.

Vanwege de gerichtheid op toegepast onderzoek is het hbo een belangrijke schakel voor de innovatie in het (regionale) bedrijfsleven. Het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs spelen een belangrijke rol als het gaat om bij-, na- en omscholing van de beroepsbevolking. Het kabinet vergroot de mogelijkheid voor leven lang leren door de flexibilisering van de aanbodzijde van het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs. Het kabinet geeft een impuls aan het modulair middelbaar beroepsonderwijs door het introduceren van erkende certificaten met credits. Bovendien komen er experimenten met vraagfinanciering in het hoger onderwijs bij bekostigde en niet-bekostigde instellingen. Om het hoger onderwijs voor volwassenen aantrekkelijker te maken nemen we een aantal maatregelen. In de kabinetsreactie op het advies van de commissie Rinnooy Kan «Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen», dat in het najaar van 2014 naar de Tweede Kamer zal worden gestuurd, zullen de maatregelen die het kabinet neemt naar aanleiding van het advies worden beschreven en toegelicht. Hierbij zal worden ingezet op maatregelen om te komen tot flexibeler, vraaggerichter deeltijd hoger onderwijs. Ook het middelbaar beroepsonderwijs zal in de reactie worden betrokken.

Licence