Base description which applies to whole site

2.3 De begroting op hoofdlijnen

In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen inzicht gegeven in de samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven en (niet-belasting)ontvangsten op begrotingshoofdstuk IX (Financiën en Nationale Schuld). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de (niet-) beleidsartikelen 1 tot 10 (Financiën) en de beleidsartikelen 11 en 12 (Nationale Schuld). Eerst worden de belangrijkste mutaties vanaf de stand 1e suppletoire begroting 2015 toegelicht. Daarna wordt er door middel van grafieken meer inzicht in de uitgaven en ontvangsten gegeven. In de verdiepingshoofdstukken wordt meer in detail ingegaan op samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven en (niet-belasting)ontvangsten per artikel.

Beleidsartikelen Ministerie van Financiën

Overzicht belangrijkste mutaties (uitgaven) (bedragen x € 1.000)
 

Art. nr.

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

 

6.922.713

6.900.209

6.665.303

6.621.756

6.615.728

 

Mutaties nota van wijzigingen

             

Mutaties 1e suppletoire begroting

 

61.534

2.630

– 99.529

– 142.935

– 177.771

 
               

Belangrijkste mutaties:

             

Besparingsreeks investeringsagenda

1

 

– 38.000

– 110.000

– 183.000

– 255.000

 

Overheveling GDI

1

7.300

22.800

       

Aanpassing IDA betaalschema

4

80.000

– 80.000

       

Aanpassing BCF

6

– 52.787

– 51.322

– 49.396

– 49.396

– 49.396

 

Investeringsagenda Belastingdienst werkbedrijf (Switch)

10

 

63.000

91.000

120.000

138.000

 

Overige mutaties incl. extrapolatie

 

– 2.569

11.821

6.109

201

326

6.147.619

Stand ontwerpbegroting 2016

 

7.016.191

6.831.138

6.503.487

6.366.626

6.271.887

6.147.619

Toelichting

Besparingsreeks Investeringsagenda

De investeringsagenda omvat maatregelen waarvoor extra middelen benodigd zijn en maatregelen die tot besparingen leiden. De verwachte besparingen die voortvloeien uit de diverse maatregelen in de investeringsagenda zijn nu meerjarig overgeheveld naar het beleidsartikel 1 «Belastingen». De additionele middelen die benodigd zijn om deze besparingen te realiseren (de kosten gaan voor de baten uit) zijn nog niet volledig toegekend.8 De maatregelen worden nog getoetst door het Investment Committee, ook wat betreft de kosten en de baten.

Overheveling GDI

In het kader van de generieke digitale infrastructuur ontvangt de Belastingdienst middelen om communicatie met burgers en bedrijven technisch gezien mogelijk te maken.

Aanpassing IDA Betaalschema

Het IDA betaalschema is aangepast met € 80 mln. Door te schuiven met IDA betalingen kan er in het kalenderjaar 2016 € 80 mln. worden vrijgespeeld. Dit bedrag zal in 2015 als extra betaling worden verricht

Aanpassing BCF

De mutatie betreft een bijstelling van de raming van het BCF op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, aangevuld met het voorschot van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Investeringsagenda Belastingdienst werkbedrijf (Switch)

Dit bedrag is gereserveerd voor kosten behorende bij het werkbedrijf Switch (onderdeel van de Investeringsagenda).

Overzicht belangrijkste mutaties (niet-belastingontvangsten) (bedragen x € 1.000)
 

Art. nr.

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

 

4.124.758

2.909.331

2.840.542

2.778.712

2.717.979

 

Mutaties nota van wijzigingen

             

Mutaties 1e suppletoire begroting

 

– 568.915

88.196

8.379

9.651

8.501

 

             

Belangrijkste mutaties:

             

Ramingsbijstelling niet belastingontvangsten

1

 

3.000

6.000

10.000

13.000

 

Renteopbrengsten als gevolg van continueren kredietfaciliteit.

3

20.608

         

Bijstellling winstafdracht DNB

3

 

150.955

56.455

38.945

– 33.286

 

Bijstelling dividend ABN AMRO / ASR

3

238.900

         

Bijstelling renteontvangsten Griekenland

4

 

– 47.564

       

Overige mutaties incl. extrapolatie

 

– 1.054

573

579

579

579

2.614.642

Stand ontwerpbegroting 2016

 

3.814.297

3.104.491

2.911.955

2.837.887

2.706.773

2.614.642

Toelichting

Ramingsbijstelling niet belastingontvangsten

In het kader van de Investeringsagenda worden extra ontvangsten aan boetes en belasting- en invorderingsrente verwacht.

Renteopbrengsten als gevolg van continueren kredietfaciliteit

Het door de staat aan SNS REAAL N.V. bij de nationalisatie verstrekte overbruggingskrediet is in 2015 doorgerold. Vanwege het doorrollen betaalt SNS REAAL een hogere vergoeding over het door de staat verstrekte overbruggingskrediet.

Bijstelling dividend ABN AMRO / ASR

De dividendraming voor 2015 is geactualiseerd, de raming voor ABN AMRO en ASR is naar boven bijgesteld met respectievelijk € 14 mln. en € 225 mln.

Bijstellling winstafdracht DNB

De toename van de winst in 2016 wordt grotendeels verklaard door verkopen die hebben plaatsgevonden in de aandelenportefeuille van DNB (vermogenswinsten). Daarnaast zijn de rekeningen-courant en de deposito’s in omvang gestegen waardoor, dankzij de negatieve depositorente, de verwachte renteopbrengsten zijn toegenomen. Meerjarig wordt de winst bijgesteld vanwege extra inkomsten uit het Extended Asset Purchase Program van de ECB.

Bijstelling renteontvangsten Griekenland

Door een nieuwe (lagere) rekenrente van het CPB dalen de geraamde rente-inkomsten van de bilaterale leningen aan Griekenland.

Beleidsartikelen Ministerie van Financiën

De totale uitgaven op de artikelen 1 tot en met 10 bedragen in 2015 € 6,8 mld. Hiervan is € 3,1 mld. apparaat (zie grafiek 1). De overige uitgaven (excl. artikel 10) zijn programma-uitgaven (€ 3,7 mld., zie grafiek 2). De apparaatsuitgaven van de Belastingdienst worden in artikel 1 toegelicht, de apparaatsuitgaven van het kerndepartement in artikel 8.

Grafiek 1: apparaat (bedragen x € 1.000)

Grafiek 1: apparaat (bedragen x € 1.000)

Grafiek 2: programma uitgaven (bedragen x € 1.000)

Grafiek 2: programma uitgaven (bedragen x € 1.000)

De programma-uitgaven worden per artikel nader toegelicht. De grootste programma-uitgaven zijn: btw-compensatiefonds (€ 2,9 mld., artikel 6), uitgaven aan de belasting- en invorderingsrente (€ 232,4 mln., artikel 1) en de algemene bijdragen aan multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen (€ 280,0 mln., artikel 4).

Grafiek 3: niet-belastingontvangsten (bedragen x € 1.000)

Grafiek 3: niet-belastingontvangsten (bedragen x € 1.000)

In grafiek 3 wordt een overzicht gegeven van de programmaontvangsten op de departementale begroting van Financiën. De grootste programmaontvangsten zijn de belasting-en invorderingsrente (€ 441,5 mln., artikel 1), dividend staatsdeelnemingen inclusief ABN AMRO (€ 1.055 mln., artikel 3) en de winstafdracht DNB (€ 665 mln., artikel 3).

Grafiek 4: verleende garanties (bedragen x € 1 mln.)

Grafiek 4: verleende garanties (bedragen x € 1 mln.)

In grafiek 4 wordt een overzicht gegeven van de verleende garanties op de begroting van Financiën. De grootste garanties zijn verleend aan het EFSF (€ 49,6 mld., artikel 4), DNB – deelneming in kapitaal IMF (€ 47,5 mld., artikel 4) en het ESM (€ 35,4 mld., artikel 4). Voor een uitgebreide toelichting op de verschillende garantieregelingen wordt verwezen naar de paragraaf 2.5 Overzicht garanties en achterborgstellingen.

Grafiek 5: overzicht uitgaven en ontvangsten (in € mld.)

Grafiek 5: overzicht uitgaven en ontvangsten (in € mld.)

Grafiek 5 geeft een overzicht van de uitgaven en ontvangsten op de departementale begroting van het Ministerie van Financiën. De ontvangsten zijn uitgesplitst naar belastingontvangsten en niet-belastingontvangsten. In 2014 waren de uitgaven voornamelijk hoger omdat een funding fee inzake IABF werd betaald ad € 2,8 mld. Ook werd vorig jaar een kapitaalstorting gedaan in het ESM fonds ad. € 914 mln. De ontvangsten in 2014 waren hoger doordat de Alt-A portefuille werd afgewikkeld (€ 4,2 mld.) en leningen door ING zijn terugbetaald (€ 2,3 mld.).

Beleidsartikelen Nationale Schuld

In deze paragraaf wordt de verwachte staatsschuld aan het einde van ieder jaar weergegeven, alsmede de daarbij behorende rentekosten. De schuldtoerekening als gevolg van de EFSF (European Financial Stability Facility) is niet meegenomen. Deze wordt verantwoord in artikel 3.

Kerncijfers ontwerpbegroting Nationale Schuld en realisaties (in mld. euro's)1
 

2014

2015

2016

EMU-schuld

450

458

466

Staatsschuld (art. 11)

379

386

394

Schuldverhouding met ABN AMRO

– 3,6

– 1,8

– 0,8

Interne schuldverhouding (art. 12)

– 24,6

– 24,5

– 20,4

Rentekosten vaste en vlottende schuld (art. 11, excl. derivaten, incl. ABN AMRO)

8,9

8,1

7,9

Bij: rente-ontvangsten schuldverhouding ABN AMRO (art. 11)

– 0,1

0,0

0,0

Rentekosten staatsschuld art. 11 (excl. derivaten en excl. ABN AMRO)

9,0

8,1

7,9

Af: rente-ontvangsten interne schuldverhouding (art. 12)

– 0,3

– 0,2

– 0,1

Totaal rentekosten artikel 11 en 12 (excl. derivaten en excl. ABN AMRO)

8,7

7,9

7,8

Af: rente-ontvangsten derivaten (art. 11)

– 0,3

– 2,1

– 1,6

Totaal rentekosten (art. 11 en 12, incl. derivaten)

8,4

5,8

6,1

Uitgaven en ontvangsten bij voortijdige beëindiging derivaten (art. 11, -/- is ontvangsten)

0,0

– 2,6

0,0

1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

De indeling van de bovenstaande tabel is ten opzichte van de begroting 2015 aangepast. Sinds september 2014 zijn nieuwe Europese boekhoudregels (ESA-2010) van kracht. De regels schrijven voor dat uitgaven en inkomsten uit derivaten niet langer meetellen in de bepaling van het EMU-saldo. De renteopbrengsten van derivaten worden daarom voortaan apart in deze tabel zichtbaar gemaakt.

De bovenstaande tabel geeft ook de interne schuldverhoudingen met aan de schatkist gelieerde instellingen weer, zoals decentrale overheden, rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s), Sociale Fondsen en Agentschappen.

Het Agentschap is sinds 2015 bezig om haar derivatenportefeuille te verkleinen. Bij het beëindigen van een rentederivaat wordt de actuele marktwaarde van het derivaat verrekend tussen beide partijen. De in 2015 beëindigde derivaten hadden een marktwaarde die positief was voor het Agentschap. Hierdoor is tot nu toe in 2015 ongeveer € 2,6 mld. ontvangen. Deze incidentele ontvangsten zorgen voor een verlaging van de staatsschuld. Omdat de derivatenportefeuille de komende jaren waarschijnlijk verder zal worden afgebouwd worden de inkomsten en uitgaven als gevolg hiervan apart gepresenteerd in bovenstaande tabel («Opbrengst voortijdige beëindiging derivaten»). In artikel 11 wordt dit onder het kopje beleidswijzigingen verder toegelicht.

Belangrijkste mutaties rentekosten

In onderstaande tabel worden de belangrijkste mutaties in de rentekosten vanaf de ontwerpbegroting 2015 weergegeven.

Belangrijkste mutaties rentekosten sinds ontwerpbegroting 2015 (bedragen x € 1 mln.)
 

Art. nr.

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

 

7.086

7.996

8.905

10.066

10.949

Mutaties:

             

Bijstelling kassaldo

11

3

4

– 223

– 602

– 1.104

 

Bijstelling rekenrente

11

– 271

– 1.912

– 1.996

– 1.961

– 1.889

 

Effect van schulduitgifte

11

– 1.194

– 183

– 101

– 14

115

 

Rentederivaten

11

22

52

110

– 8

28

 

Bijstelling rentelasten interne schuldverhoudingen

12

145

190

524

645

852

 

Extrapolatie

           

9.872

Stand ontwerpbegroting 2016

 

5.791

6.146

7.219

8.127

8.951

9.872

De rentekosten voor de staatsschuld liggen voor een groot deel vast doordat er rente betaald wordt op leningen die in het verleden zijn uitgegeven. De omvang van deze kosten volgt uit de tekortontwikkeling en daarmee de schuldopbouw in het verleden, de toenmalige rentestanden en de keuzes in het financieringsbeleid en het risicomanagement. Voor de nieuw uit te geven schuld worden de rentekosten geraamd op basis van de rentetarieven uit de meest recente raming van het Centraal Planbureau (CPB).

Mutaties in de geraamde rentekosten worden veroorzaakt door een aantal factoren. In de eerste plaats wijzigen de rentekosten als gevolg van nieuwe ramingen voor het kassaldo. Het kassaldo is het bedrag dat het Rijk jaarlijks tekort komt en dat dus geleend moet worden. Een hoger geraamd kassaldo heeft hogere geraamde rentekosten als gevolg. In de tweede plaats zorgen bijstellingen in de rekenrente voor mutaties in de geraamde rentekosten op toekomstige obligaties. Ten derde ontstaan mutaties bij het daadwerkelijk uitgeven van schuldpapier. Pas bij het daadwerkelijk uitgeven van schuld is bekend welk rentetarief exact betaald moet worden. Dit tarief kan afwijken waarmee tot dan toe in de raming rekening werd gehouden. Op dezelfde wijze heeft ook het afsluiten van renteswaps een effect op de geraamde rente.

Hieronder wordt de verwachte staatsschuld aan het einde van iedere jaar weergegeven, alsmede de daarbij behorende rentekosten. Het betreft de staatsschuld. De schuldtoerekening als gevolg van de EFSF (European Financial Stability Facility) is niet meegenomen. Deze wordt verantwoord in artikel 3 van de begroting IXB.

Grafiek 6: Overzicht staatsschuld en rentekosten (bedragen x € 1 mln.)

Grafiek 6: Overzicht staatsschuld en rentekosten (bedragen x € 1 mln.)

De omvang van de staatsschuld (artikel 11) ultimo 2016 bedraagt naar verwachting circa € 394 mld. De raming voor de EMU-saldorelevante rentekosten in 2016 bedraagt € 7,8 mld. De raming voor de rentekosten in 2016 bedraagt € 7,8 mld. Als ook de rentebaten uit derivaten worden meegeteld bedragen de geraamde rentekosten € 6,1 mld.

8

In de beleidsagenda staat de reeks zoals deze is gereserveerd op de aanvullende post

Licence