Base description which applies to whole site

1. PRIMAIR ONDERWIJS

Artikel

Algemene doelstelling

Het primair onderwijs zorgt dat leerlingen in de eerste fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het beste past bij hun talenten. Het legt bovendien de basis voor de huidige en toekomstige deelname van deze leerlingen aan de samenleving.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel van primair onderwijs dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten van individuele leerlingen en bij de behoeftes van de maatschappij.

Financieren: De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het onderwijs door lumpsumbekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren: De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving.

Regisseren: De Minister vult haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 1.1 Indicatoren

Doelstelling/indicator

Basiswaarde (jaartal)

Tussenwaarde1

(jaartal)

Streefwaarde

(jaartal)

Bron2

1

Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

a)

Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd

       
 

Aandeel scholen dat leerlingen begeleidt in het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten3

47% (2015)

75% (2017)

100% (2020)

SA

 

Aandeel thuiszittende leerlingen dat na drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod4

Nog in ontwikkeling

 

0% (2020)

SA

b)

Vergroten studiesucces

       
 

Aandeel leerlingen dat de referentieniveaus voor taal/rekenen behaalt

Nog in ontwikkeling

 

Niet benoemd5

T

 

Aandeel zittenblijvers6

3% (2013)

2,70% (2017)

2% (2020)

SA

2

Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

a)

Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders

       
 

Aandeel leraren met een afgeronde wo-bachelor of hbo-/wo masteropleiding7

20% (2013)

23% (2017)

30% (2020)

SA, LA

 

Aandeel leraren dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst8

84% (2013)

92% (2017)

100% (2020)

SA, LA

 

Aandeel leraren dat de differentiatie vaardigheden beheerst9

57% (2013)

70% (2017)

100% (2020)

SA, LA

b)

Verbetercultuur

       
 

Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review

62% (2014)

81% (2017)

100% (2020)

LA, T

 

Aandeel leraren dat is geregistreerd in het Lerarenregister

7,9% (2014)

20% (2016)

100% (2017)

SA, LA, T

 

Aandeel schoolleiders dat is geregistreerd in het schoolleidersregister

30%10 (2015)

70% (2017)

100% (2018)

SA

c)

Veilig leerklimaat

       

Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt

95% (2012)

Stabiel of hoger (2017)

Stabiel of hoger (2020)

 

3

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

 

Aandeel scholen dat Vensters volledig heeft ingevuld

5,3%11 (2014)

Hoger (2016)

100% (2017)

 
 

Aandeel scholen dat op alle indicatoren van kwaliteitszorg voldoende scoort12

38% (2012–2013)

Stabiel of hoger (2017)

Hoger (2020)

SA

 

Aandeel (zeer) zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert

Nog in ontwikkeling13

 

100% (2017–2018)

SA

Oordeel ouders over betrokkenheid

Cijfer 7 (2012)

Stabiel of hoger (2017)

Hoger

T

1

De opgenomen tussenwaarden worden definitief in de voortgangsrapportage van het sectorakkoord po en vo (verschijnt in oktober 2015).

2

SA = Sectorakkoord, LA = Lerarenagenda, TS = Toezegging Staatssecretaris, C = opgenomen in verband met consistentie

3

De indicator «Aandeel leraren dat vindt dat de school hen voldoende faciliteiten en ondersteuning biedt om uitdagend onderwijs te kunnen bieden aan toptalenten» uit begroting 2015 is gewijzigd in de nu opgenomen indicator. Deze indicator sluit beter aan op de afspraken in het bestuursakkoord voor de sector po.

4

Deze indicator is gewijzigd op basis van het sectorakkoord po en vo. Betrouwbare gegevens op zijn vroegst eind 2015 beschikbaar.

5

Deze indicator is nog in ontwikkeling. De streefwaarde wordt nader bepaald op basis van de meting van de eerste verplichte eindtoets in schooljaar 2015/2016.

6

Deze indicator betreft alleen basisscholen.

7

De indicator en basiswaardes zijn bijgesteld op basis van een nauwkeuriger meetmethode.

8

Deze indicator betreft voor de basiswaarde alle leraren en voor de streefwaarde alleen leraren met ten minste 3 jaar werkervaring.

9

Deze indicator betreft voor de basiswaarde alle leraren en voor de streefwaarde alleen leraren met ruime ervaring.

10

Basiswaarde is aangepast naar het aandeel geregistreerde schoolleiders in het schoolleidersregister i.p.v. het aandeel ingeschreven schoolleiders in het register. Het aandeel ingeschreven schoolleiders in het register stijgt en staat inmiddels op 74 procent (2015).

11

Voor het po gaat het om het aandeel scholen dat de decentrale indicatoren uit Vensters PO voor minimaal 80 procent ingevuld heeft. Alle po scholen hebben in principe de centrale indicatoren ingevuld.

12

Onder andere regelmatige evaluatie, planmatig werken aan verbetering, kwaliteitsborging. Vooralsnog alleen aandeel bij basisscholen opgenomen. Deze indicator is nog in ontwikkeling.

13

De Inspectie van het Onderwijs ontwikkelt de indicator over de verbetertermijn van (zeer) zwakke scholen in het po en vo. In het Onderwijsverslag 2013–2014 worden de gegevens over de absolute aantallen afdelingen dat zich verbetert in een bepaalde termijn gegeven. Voor deze indicator zijn we op zoek naar het percentage van de totale populatie (zeer) zwakke scholen en afdelingen, dus inclusief de scholen en afdelingen die zich nog niet hebben verbeterd. Bij het opstellen van de begroting 2016 waren deze gegevens nog niet beschikbaar. In de voortgangsrapportage Sectorakkoorden po en vo zullen de waardes worden opgenomen.

De indicatoren en kengetallen voor het stelsel van primair onderwijs worden beschreven in Trends in beeld en in het Onderwijsverslag 2013–2014.

Tabel 1.2 Leerlingen primair onderwijs (aantallen x 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Leerlingen basisonderwijs

             

geen gewicht

1.310,3

1.299,5

1.286,5

1.274,8

1.267,2

1.264,0

1.261,1

gewicht 0,3

78,5

72,9

70,1

68,1

66,6

65,5

64,7

gewicht 1,2

68,6

63,3

60,8

58,6

56,9

55,6

54,6

Subtotaal1

1.457,3

1.435,7

1.417,4

1.401,5

1.390,7

1.385,0

1.380,4

Leerlingen trekkende bevolking2

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

Totaal1

1.457,8

1.436,2

1.417,8

1.401,9

1.391,1

1.385,5

1.380,9

Leerlingen in het speciaal basisonderwijs

36,8

36,0

35,5

35,4

35,5

35,7

35,9

Leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs

70,9

70,6

70,4

70,0

69,3

68,6

68,2

               

Totaal PO

1.542,7

1.523,7

1.507,4

1.496,0

1.489,8

1.484,9

1454,0

1

(Sub)totalen geven een kleine afwijking door het afronden van de aantallen.

2

Dit zijn leerlingen op scholen voor varende kinderen en leerlingen op rijdende scholen.

Tabel 1.3 Uitgaven per leerling, excl. Uitvoeringskosten (bedragen x € 1.000)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Primair onderwijs1

6,2

6,4

6,5

6,5

6,6

6,5

6,5

Bekostiging2

5,9

6,1

6,2

6,2

6,3

6,2

6,2

Exclusief ondersteuningsmiddelen3

4,8

5,1

5,1

5,1

5,2

5,1

5,1

1

De totale uitgaven uit tabel 1.4, exclusief de bijdragen aan agentschappen en ZBO/RWT’s, gedeeld door het aantal leerlingen in hetzelfde jaar, zoals opgenomen in tabel 1.2.

2

De bekostiging uit tabel 1.4, gedeeld door het aantal leerlingen in hetzelfde jaar, zoals opgenomen in tabel 1.2.

3

De bekostiging uit tabel 1.4, minus de ondersteuningsmiddelen zoals opgenomen in tabel 1.5, gedeeld door het aantal leerlingen in hetzelfde jaar, zoals opgenomen in tabel 1.2.

Beleidswijzigingen

De belangrijkste beleidswijzigingen op het terrein van primair onderwijs worden beschreven in de beleidsagenda. Aanvullend op de beleidsagenda wordt hieronder kort ingegaan op het Bestuursakkoord primair onderwijs.

Bestuursakkoord primair onderwijs

Het in 2014 gesloten Bestuursakkoord primair onderwijs heeft als hoofddoel om het aanwezige verbeterpotentieel van het onderwijs ten volle te activeren en duurzame kwaliteitsverbetering, gericht op het onderwijs van de toekomst, te realiseren. Veel scholen zijn in het schooljaar 2014/2015 aan de slag gegaan met de concrete doelstellingen uit het akkoord en zullen zich in 2016 verder inspannen voor de gestelde doelen. In oktober 2015 verschijnt de eerste voortgangsrapportage. In 2016 is circa € 324 miljoen beschikbaar om de doelstellingen van het Bestuursakkoord primair onderwijs extra kracht bij te zetten. Daarvan is circa € 151 miljoen beschikbaar via de prestatiebox. De rest komt vrijwel geheel beschikbaar via de lumpsum.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 1.4 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 (bedragen x € 1.000)
     

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

9.558.272

9.966.503

9.957.395

9.898.237

9.863.695

9.794.448

9.747.953

Waarvan garantieverplichtingen

3.000

Totale uitgaven

9.674.957

9.966.503

9.957.395

9.898.237

9.863.695

9.794.448

9.747.953

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,4%

       
                   

Bekostiging

9.168.073

9.449.795

9.413.102

9.372.757

9.361.372

9.301.951

9.265.394

Hoofdbekostiging

8.979.272

9.304.575

9.261.007

9.221.557

9.210.172

9.150.951

9.114.394

 

Bekostiging Primair Onderwijs

8.967.791

9.290.833

9.248.334

9.209.051

9.197.666

9.138.445

9.101.888

 

Bekostiging Caribisch Nederland

11.481

13.742

12.673

12.506

12.506

12.506

12.506

Prestatiebox

161.987

128.000

151.000

151.000

151.000

151.000

151.000

Aanvullende bekostiging

26.813

17.220

1.095

200

200

0

0

 

Conciërgeregeling

19.539

11.432

0

0

0

0

0

 

Overig

7.275

5.788

1.095

200

200

0

0

                   

Subsidies

98.795

101.148

119.427

112.248

109.859

110.004

110.004

 

Regeling Onderwijsvoorziening jonggehandicapten

23.000

23.862

23.862

23.862

23.862

23.862

23.862

 

Nederlands onderwijs buitenland

13.400

13.400

13.400

10.100

10.100

10.100

10.100

 

Herstart en Op de Rails

7.098

0

0

0

0

0

0

 

Basis voor Presteren (School aan Zet en Bèta Techniek)

20.575

3.600

7.080

3.500

0

0

0

 

Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs

9.464

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

 

Overig

25.258

50.286

65.085

64.786

65.897

66.042

66.042

                   

Opdrachten

6.354

9.200

11.413

11.805

12.179

12.213

12.282

                   

Bijdrage aan agentschappen

32.699

28.727

25.082

23.517

22.608

22.603

22.596

 

Dienst Uitvoering Onderwijs

32.699

28.727

25.082

23.517

22.608

22.603

22.596

                   

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

8.327

16.060

15.698

15.237

15.004

15.004

15.004

 

Stichting Vervangingsfonds en Particpatiefonds

6.127

5.729

5.371

4.912

4.702

4.702

4.702

 

Stichting Vervangingsfonds/ Bedrijfsgezondheid

 

7.964

7.964

7.964

7.964

7.964

7.964

 

UWV

2.200

2.367

2.363

2.361

2.338

2.338

2.338

                   

Bijdrage aan medeoverheden

360.709

361.550

361.750

351.750

331.750

321.750

311.750

 

Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid

261.009

261.750

261.750

351.7501

331.7501

321.7501

311.7501

 

Convenant G37

95.000

95.000

95.000

       
 

Ondersteuning G86

4.700

4.800

5.0001

       
                   

Bijdrage aan sociale fondsen

0

23

10.923

10.923

10.923

10.923

10.923

 

Brede Scholen

0

23

10.923

10.923

10.923

10.923

10.923

Ontvangsten

18.171

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

1

Dit bedrag is inclusief een budget van € 0,3 miljoen voor de implementatie van de kwaliteitsverbetering VVE

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 1 is in 2016 99,4 procent juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget in 2016 is voor 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de lumpsum bekostiging aan de schoolbesturen en de samenwerkingsverbanden. Hieraan ten grondslag liggen de regelingen personele bekostiging en materiële instandhouding. Het moment waarop de juridische verplichting wordt aangegaan vindt plaats voorafgaand aan het (school)jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies: Het beschikbare budget in 2016 is voor 65,3 procent juridisch verplicht. Dit verplichte deel betreft de subsidies die voorafgaand aan het jaar van verstrekking worden vastgelegd. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht en wordt ingezet voor beleidsprioriteiten van het kabinet, waaronder digitalisering van het onderwijs, pesten en de herijking van het curriculum (Onderwijs2032). Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Opdrachten: Het beschikbare budget in 2016 is voor 28,5 procent juridisch verplicht. Het gaat hierbij onder andere om de uitvoering van de bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht en betreft beleidsprioriteiten van het kabinet waaronder projecten in het kader van voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht.

Bijdrage aan agentschappen: Het budget in 2016 is voor 100 procent juridisch verplicht. Op basis van de managementafspraken tussen het bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s: Het budget in 2016 is voor 100 procent juridisch verplicht. Het gaat hier om bijdragen aan het Vervangings- en Participatiefonds en het UWV. Op basis van een beheersovereenkomst worden de middelen voorafgaand aan het jaar waarop de bijdragen betrekking hebben verplicht.

Bijdrage aan medeoverheden: Het budget in 2016 is voor 100 procent juridisch verplicht. Het moment waarop de juridische verplichting wordt aangegaan vindt plaats voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de specifieke uitkering betrekking heeft.

Bijdrage aan sociale fondsen: Het beschikbare budget in 2016 is voor 0 procent juridisch verplicht. Het betreft een bijdrage aan VWS voor het realiseren van combinatiefuncties op basis van de bestuurlijke afspraken tussen OCW, VWS en de VNG. Deze bijdrage wordt door VWS jaarlijks overgeboekt naar het Gemeentefonds.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Het Rijk verstrekt schoolbesturen lumpsumbekostiging voor de personele kosten en materiële instandhouding. Deze bekostiging is grotendeels gebaseerd op het aantal leerlingen en de gemiddelde leeftijd van leraren. Daarnaast wordt via de groeibekostiging en de directie- en de kleinescholentoeslag rekening gehouden met de groei en grootte van de school. Met de groeibekostiging is circa € 50 miljoen gemoeid, met de directietoeslag circa € 200 miljoen en met de kleinescholentoeslag circa € 125 miljoen. Tot slot wordt in de bekostiging rekening gehouden met een aantal specifieke kenmerken van leerlingen in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid waar in totaal circa € 300 miljoen mee is gemoeid. Dit betreft de «gewichtenregeling» en de «impulsregeling».

In onderstaande tabel zijn de ondersteuningsmiddelen opgenomen die naast de basisbekostiging beschikbaar zijn voor de lichte en zware ondersteuning. Lichte ondersteuning betreft grotendeels middelen die naar de samenwerkingsverbanden po gaan en deels middelen die rechtstreeks naar de speciale scholen voor basisonderwijs gaan (sbao). Bijdragen voor de zware ondersteuning zijn voor de samenwerkingsverbanden po en vo en het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so), waaronder de clusters 1 en 2. Sinds de invoering van «passend onderwijs» besluiten de samenwerkingsverbanden (clusters 3 en 4) over de plaatsing van leerlingen in het (v)so.

De tabel laat zien hoe de ondersteuningsmiddelen worden verdeeld.

Tabel 1.5 Ondersteuningsmiddelen (bedragen x € 1 miljoen)
 

2016

2017

2018

2019

2020

Lichte ondersteuning – swv-en po en sbao

360

355

355

350

350

Zware ondersteuning – Clusters 1 en 2

230

230

230

230

230

Zware ondersteuning – Samenwerkingsverbanden primair onderwijs

525

525

525

525

525

Zware ondersteuning – Samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs1

535

535

535

535

535

Totaal ondersteuningsmiddelen artikel 1

1.650

1.645

1.645

1.640

1.640

1

Samenwerkingsverbanden vo is inclusief een gedeelte dat rechtstreeks naar de WEC scholen gaat onder andere bestemd voor onderwijs in gesloten jeugdzorg en justitiële inrichtingen en betreft alleen de middelen die op artikel 1 staan.

Bekostiging Caribisch Nederland

Het Rijk verstrekt bekostiging aan de schoolbesturen in Caribisch Nederland. Het betreft de schoolbesturen op de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.

Prestatiebox

Voor het realiseren van de afspraken in het bestuursakkoord met de PO-Raad ontvangen de schoolbesturen extra middelen via de prestatiebox. Deze middelen zijn bedoeld om een impuls te geven aan het realiseren van de doelstellingen op het gebied van uitdagend onderwijs, vernieuwing en digitalisering, de brede aanpak onderwijsverbetering, professionalisering van scholen en de doorgaande ontwikkellijnen. Deze middelen komen daarnaast ook ten goede aan de afspraken die zijn gemaakt in het «Techniekpact 2020» en het «Bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs».

Aanvullende bekostiging

Naast de reguliere bekostiging ontvangen de schoolbesturen middelen voor specifieke doeleinden. De aanvullende bekostiging voor 2016 bestaat uit de kosten voor tweetalig onderwijs en de pilot peuters. Het budget voor georganiseerd overleg- en vakbondsfaciliteiten werd in 2015 nog als aanvullende bekostiging verstrekt. Vanaf 2016 wordt dit budget aan de reguliere bekostiging toegevoegd.

Subsidies

Om verschillende beleidsdoelstellingen te behalen, worden subsidies verstrekt (zie de subsidiebijlage voor het totaaloverzicht). De belangrijkste subsidies zijn de Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten, de Regeling Nederlands onderwijs in het buitenland, en de subsidies voor «Basis voor presteren» («School aan Zet» en «Bèta en Techniek»). Daarnaast wordt voor humanistisch vormend en godsdienstonderwijs subsidie verstrekt. De Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten voorziet in diverse hulpmiddelen zodat deze leerlingen met goed gevolg onderwijs (van basis- tot en met hoger onderwijs) kunnen volgen. Voor de implementatie van het Bestuursakkoord primair onderwijs worden middelen verstrekt ten behoeve van een brede aanpak voor duurzame onderwijsverbetering en voor het project «Beter en slimmer leren met ict».

Opdrachten

Dit betreft de middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken, onder andere voor passend onderwijs, voor- en vroegschoolse educatie (VVE) en de uitvoeringskosten van de bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel.

Bijdrage aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van de bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft hier het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor begrotingsartikel 1.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

De stichtingen Vervangingsfonds en Participatiefonds ontvangen middelen voor het beheren van de vervangings- en werkloosheidsuitgaven in het primair onderwijs. De kosten die het Vervangings- en Participatiefonds vergoeden worden gedekt uit de premies die schoolbesturen afdragen. Daarnaast ontvangt de stichting Vervangingsfonds middelen voor het arbeidsomstandighedenbeleid, (ziekte)verzuimbeleid en re-integratiebeleid (AVR-taken) in de sector primair onderwijs. Het UWV ontvangt middelen voor de uitvoering van de Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten.

Bijdrage aan medeoverheden

Gemeenten ontvangen middelen voor onderwijsachterstandenbeleid. Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid bestaat uit meerdere instrumenten, waaronder voor- en vroegschoolse educatie, schakelklassen en zomerscholen.

Bijdrage aan sociale fondsen

Aan het Gemeentefonds worden jaarlijks middelen ter beschikking gesteld ten behoeve van de «Impuls brede scholen» en «Sport en cultuur» (combinatiefuncties).

Tabel 1.6 Overzicht Specifieke Uitkering (bedragen x € 1 miljoen)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1.

Ontvangende partij(en)

           
 

Gemeenten die onderwijsachterstandsleerlingen hebben (som schoolgewichten is op 1-10-2009 groter dan 0).

361,6

361,8

351,8

331,8

321,8

311,8

 

Korte omschrijving uitkering

           
 

a)

Onderwijsachterstandenbeleid 2011–2014 (op basis van de Wet Oké). Besluit van 23.08.2010: € 261 miljoen voor gemeenten met onderwijsachterstands-leerlingen (n.a.v. de som van de schoolgewichten in de desbetreffende gemeente).

           
 

b)

Plus de aanvulling door het wijzigingsbesluit van 28.11.2011: € 70 miljoen voor de G37 in 2012; vanaf 2013: € 95 miljoen.

           
 

c)

Plus de aanvulling door het wijzigingsbesluit van 30.10.2013: € 4,7 miljoen voor G86 vanaf 2013 en de verlenging van de periode tot en met 2015.

           

Artikel

Licence