Base description which applies to whole site

2.1 DE BELEIDSAGENDA 2016

Veel Nederlanders maken zich terecht zorgen over de ontwikkeling van de veiligheidssituatie, dichtbij en elders in de wereld. Het kabinet gaat de verantwoordelijkheid hiervoor niet uit de weg. In deze begroting treft het kabinet maatregelen om de krijgsmacht te versterken, van in totaal € 220 miljoen in 2016 oplopend naar € 345 miljoen in 2020. Voorop staan de versterking van de basisgereedheid van de krijgsmacht, de verdieping van de internationale samenwerking en een beperkte verhoging van het investeringsbudget. Daarmee continueert het kabinet de ingezette opwaartse lijn1. De aanhoudende conflicten in de nabijheid van Europa en ook verder weg, evenals de structureel hogere eisen die onder meer de Navo in dat verband aan de krijgsmacht stelt, geven hiertoe alle aanleiding. Voorts worden in deze begroting de mogelijkheden voor de financiering van de inzet van de krijgsmacht in internationale missies verruimd. Het Budget Internationale Veiligheid (BIV) wordt daartoe met € 60 miljoen structureel verhoogd2.

De nota «In het belang van Nederland» van september 2013 (Kamerstuk 33 763, nr. 1) bevat belangrijke aanzetten om tot een financieel duurzame defensieorganisatie te komen. Verantwoord handelen en meer inzicht in de kosten van het hebben en gebruiken van wapensystemen zijn hiervoor belangrijke voorwaarden. Defensie maakt hierbij ook dankbaar gebruik van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer. Deze koers leidt er toe dat risico’s en budgettaire problematiek duidelijker en eerder in beeld komen. Met het oog op een financieel duurzame organisatie kan en mag dit niet worden genegeerd. Moeilijke keuzes om binnen de financiële kaders te blijven zijn dan ook onvermijdelijk.

Mede naar aanleiding van de motie-Knops (Kamerstuk 34 200, nr. 9) en de motie-Knops/Teeven (Kamerstuk 27 830, nr. 154) onderzoekt het kabinet de ontwikkeling van materieel- en munitieprijzen in relatie tot de te ontvangen prijsbijstelling, zo ook de omgang met valutakoerswisselingen. Om te komen tot een beheerste projectvoering en een stabiele begrotingsuitvoering te bevorderen, is een wijziging van de begrotingssystematiek wellicht nodig. De Studiegroep Begrotingsruimte zal zich hierover buigen. Vooruitlopend op de bevindingen van de Studiegroep Begrotingsruimte zal Defensie met het Ministerie van Financiën bekijken hoe er meer rust in het planproces kan worden verkregen binnen de huidige systematiek. Ten tijde van de Voorjaarsnota 2016 wordt u over de resultaten geïnformeerd.

Zoals blijkt uit de brief van 19 juni 2015 naar aanleiding van de motie-Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 33 763, nr. 59) beseft het kabinet dat de voorgestelde intensiveringen een stap voorwaarts zijn in het kader van een meerjarig perspectief. Duidelijk is dat er de afgelopen decennia een zware wissel is getrokken op Defensie. Defensie kan veel aan, maar de hedendaagse ambities en uitdagingen zijn omvangrijk. De structurele versterking van de krijgsmacht vergt, zoals gezegd, een stapsgewijze en meerjarige aanpak. Dit is, met andere woorden, een zaak van langere adem. Met de maatregelen in deze begroting wordt de basisgereedheid van de krijgsmacht versterkt. Zo komen er meer mensen en materieel beschikbaar ten behoeve van training en opleiding. Met meer reservedelen en extra onderhoudscapaciteit kan het materieel sneller worden gerepareerd. De financiële omvang van de maatregelen is terug te vinden in bijlage 4.3. Afhankelijk van de ontwikkelingen in de internationale veiligheidssituatie de komende jaren, en ook de beschikbare financiële mogelijkheden, staan het kabinet de volgende stappen voor ogen in het kader van een meerjarig perspectief: de versterking van de schaarse ondersteunende operationele eenheden – mede in internationaal verband, de versterking van gevechtseenheden en de vervanging van noodzakelijke capaciteiten.

Na een aantal grootscheepse veranderingen en verbetertrajecten, waaronder de vele reorganisaties en ook de invoering van ERP, komt de bedrijfsvoering in de materieellogistieke keten en elders in de organisatie langzaam maar zeker in rustiger vaarwater. Het is van belang om de veranderingen goed te laten beklijven. Defensie zal zich dan ook richten op de werkwijzen en het beter laten werken van de nieuwe organisatie.

Met het aanpakken van de beperkingen, worden ambities en middelen gaandeweg beter in balans gebracht. Het kabinet komt hierop terug in een brief bij deze begroting, overeenkomstig de motie-Eijsink/Teeven (Kamerstuk 34 200-X, nr. 12).

PRIORITEITEN VOOR 2016

Defensie stelt in 2016 de volgende vijf prioriteiten:

  • 1. Versterking van de basisgereedheid van de krijgsmacht als vervolgstap in een meerjarig perspectief;

  • 2. Verdere verdieping van de internationale defensiesamenwerking;

  • 3. Vernieuwing in het operationele domein en de ondersteuning;

  • 4. Personeel;

  • 5. Verdere versterking van de financiële duurzaamheid.

1. Versterking van de basisgereedheid van de krijgsmacht

Op 27 februari 2015 heeft het kabinet al laten weten welke maatregelen het treft in het kader van terrorismebestrijding (Kamerstuk 29 754, nr. 302). Een belangrijk deel van deze maatregelen krijgt in 2016 gestalte en wordt door Defensie uitgevoerd. Zo wordt de Koninklijke Marechaussee uitgebreid voor de bewaking en beveiliging van kwetsbare objecten, zoals religieuze instellingen en parlementsgebouwen. Verder wordt de snel beschikbare capaciteit van de Dienst Speciale Interventies (DSI) versterkt om bij een verhoogde dreiging of een aanslag binnen zeer korte tijd ter plaatse te kunnen zijn met eenheden die zo nodig een hoger geweldsniveau aan kunnen. Ook de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) wordt versterkt voor de bescherming van defensiebelangen in Nederland en van uitgezonden eenheden. Het gaat hierbij om extra personeel voor de verwerving, verwerking en analyse van aan terrorisme en extremisme gerelateerde informatie en de noodzakelijke specialistische ondersteuning. Hiermee is in 2016 in totaal € 56 miljoen gemoeid. Met de versterking van de MIVD komt het kabinet tevens deels tegemoet aan de motie-Segers (Kamerstuk 34 000, nr. 55).

Door de ontwikkelingen aan de randen van het Navo-verdragsgebied vergt ook de collectieve verdedigingstaak van de krijgsmacht dringend aandacht. Aan de oostgrenzen van de Navo en de EU hebben we te maken met de ingrijpende gevolgen van het destabiliserende optreden van Rusland in Oekraïne, en meer in het algemeen met de toegenomen militaire assertiviteit van Rusland. De grotere aanwezigheid van de Navo in het oostelijke deel van het bondgenootschap en de structureel hogere eisen die de Navo aan de bondgenootschappelijke strijdkrachten stelt, vergen een extra inspanning van alle bondgenoten. Tijdens de Navo-top in Wales, op 4 en 5 september 2014, is een Readiness Action Plan (RAP) overeengekomen. Als onderdeel van dit plan wordt onder meer de Very High Readiness Joint Task Force (VJTF) opgericht. Het is de bedoeling om de VJTF medio 2016, tijdens de Navo-top van regeringsleiders in Warschau, operationeel te verklaren.

Met de voorgestelde maatregelen in deze begroting beoogt het kabinet de komende jaren ook een bijdrage te leveren aan het RAP en, als onderdeel daarvan, de VJTF.

De versterking van de basisgereedheid van de krijgsmacht betreft enerzijds de versterking van de operationele gereedheid van bestaande eenheden en anderzijds de flexibiliteit en de robuustheid van de benodigde ondersteuning. Hiertoe moeten de materiële gereedheid, de personele gereedheid en de geoefendheid van de krijgsmacht in samenhang met de bijbehorende ondersteuning worden versterkt. Defensie neemt een reeks maatregelen van uiteenlopende aard, die tevens ten goede komen aan de inzetbaarheid van de krijgsmacht voor missies in het kader van de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. De beoogde investeringen zijn immers evenzeer van belang met het oog op de situatie aan de zuidgrenzen van het Navo-verdragsgebied, in het bijzonder de opkomst van ISIS en andere terroristische en extremistische groeperingen. Conflictbeslechting en -preventie doen ertoe. De veiligheid in eigen land is onlosmakelijk verbonden met de ontwikkelingen in de wereld om ons heen.

  • De voorraden reservedelen en munitie worden verhoogd. De onderhoudscapaciteit wordt uitgebreid. Daarmee wordt beoogd de eerder gerapporteerde beperkingen op het gebied van de beschikbaarheid van materieel de komende jaren steeds verder te verkleinen en dus de voorwaarden voor de geoefendheid van de krijgsmacht te verbeteren.

  • Het groeiende beroep op de krijgsmacht en de grote diversiteit van inzet, evenals de kortere reactietijden, trekken onmiskenbaar een wissel op het personeel en de vredesbedrijfsvoering van Defensie. Om het hoofd te bieden aan de veranderde omgevingseisen, vergroot Defensie het personele aanpassings- en absorptievermogen van de krijgsmacht. Hierdoor kan bijvoorbeeld, met behulp van reservisten, een tijdelijke behoefte aan gespecialiseerd personeel worden opgevangen.

  • Er komt extra capaciteit om de opleiding en training van operationele eenheden voor snelle inzet, ook bij hogere geweldsniveaus, te verbeteren.

  • De operationele aansturing en de ondersteuning van de krijgsmacht worden op onderdelen, zoals verwerving, onderhoud en IT, versterkt.

De geleidelijke opheffing van een belangrijk deel van de beperkingen en knelpunten in de materiële gereedheid (Kamerstukken 33 763, nr. 57 en nr. 74) zal de komende jaren leiden tot een wezenlijke verbetering van de basisgereedheid en de inzetbaarheid van de krijgsmacht. De inzetbaarheidsdoelstellingen, zoals opgenomen in de nota «In het belang van Nederland» blijven in deze begroting ongewijzigd.

2. Verdere verdieping van internationale defensiesamenwerking

Om dreigingen en risico’s het hoofd te kunnen blijven bieden, is verdere verdieping van de defensiesamenwerking noodzakelijk. Hiermee kunnen de inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht worden versterkt en kunnen ontbrekende capaciteiten worden gecompenseerd. Duitsland en Nederland zijn voornemens de 43e Gemechaniseerde Brigade in Havelte te integreren in een Duitse pantserdivisie. Daarbij integreert Duitsland een tankbataljon in de Nederlandse brigade en levert Nederland het personeel voor een compagnie van dit Duitse tankbataljon. Als onderdeel van deze samenwerking zal Nederland de laatste zestien resterende Leopard 2A6 tanks inbrengen. Met deze grensverleggende manier van samenwerken beschikken Nederland en Duitsland straks over een volledig geïntegreerde operationele gevechtsbrigade met pantserinfanterie, tanks en andere capaciteiten. Beide landen kunnen individueel besluiten over de inzet van capaciteiten.

De samenwerking laat zien dat Duitsland en Nederland serieus werk maken van het streven naar de verdere versterking van de Europese defensiecapaciteiten. Daarmee wordt tevens een grotere bijdrage geleverd aan de Navo. Ook past deze samenwerking bij het toegenomen belang van de collectieve verdediging van het bondgenootschappelijk grondgebied en bij de geruststellende maatregelen voor de oostelijke bondgenoten. In dat kader zal Defensie de contacten intensiveren met de Baltische staten en Polen in het bijzonder. Zo zal Nederland militairen leveren voor de NATO Force Integration Units in elk van deze landen. Met Estland is er al samenwerking op het gebied van de CV-90 pantservoertuigen die aan dat land zijn verkocht. Verder zal Defensie vaker in deze landen gaan oefenen.

Ook met andere landen wordt, zoals bekend, op tal van terreinen intensiever samengewerkt. Zo zal de gezamenlijke luchtruimbewaking in Benelux-verband, na parlementaire instemming in de drie landen, eind 2016 van start gaan. De operationele test- en evaluatiefase van de F-35 wordt in 2016 voortgezet samen met de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Australië. Met Frankrijk is er een intensieve samenwerking in het kader van de VN-operatie in Mali. Defensie is met Noorwegen in gesprek over samenwerking bij de vervanging van de onderzeeboten. Samen met de Baltische staten, Denemarken, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk wordt verder gewerkt aan de ontwikkeling van de Joint Expeditionary Force (JEF). Dit najaar ontvangt de Kamer een uitgebreid overzicht van de internationale militaire samenwerking, in de jaarlijkse rapportage.

EU-voorzitterschap 2016

In de eerste helft van 2016 heeft Nederland voor de twaalfde keer het voorzitterschap van de EU in handen. Anders dan in 2004 vervult Nederland dit keer een dienende rol op het terrein van het buitenlands- en veiligheidsbeleid. Sinds de inwerkingtreding van het verdrag van Lissabon in 2009 bepaalt de Hoge Vertegenwoordiger immers in hoge mate de agenda en zit zij de vergaderingen voor. De sterk veranderende internationale veiligheidssituatie vraagt om een steviger Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB). De agenda van de Hoge Vertegenwoordiger zal in 2016 voor een groot deel bestaan uit het voltooien van een nieuwe, brede externe EU-strategie. Deze strategie moet de EU in staat stellen haar ambities, prioriteiten, institutionele capaciteiten, instrumenten en financiële middelen beter op elkaar af te stemmen. Een verdere verdieping van de Europese defensiesamenwerking is hierbij onontbeerlijk. Een sterker GVDB is in het belang van de Unie, de Navo én de individuele landen. Nederland wil voorstellen presenteren die defensiesamenwerking minder vrijblijvend maken, bijvoorbeeld door het versterken van onderlinge peer pressure en het monitoren van defensiebudgetten. De samenwerkingsverbanden tussen bijvoorbeeld Nederland en Duitsland en de Benelux-landen kunnen hierbij als goede voorbeelden dienen. Tot slot wil Nederland ook de nationale parlementen beter betrekken bij het GVDB om zo de besluitvorming over snel inzetbare eenheden, maar ook over Europese defensiesamenwerking in brede zin, te verbeteren. Defensie zal hiertoe de Eerste en Tweede Kamer ondersteunen bij de inhoudelijke organisatie van een interparlementaire conferentie.

3. Vernieuwing in het operationele domein en de ondersteuning

Defensie investeert in de toekomstbestendigheid van de krijgsmacht. Hiervoor worden instandhoudingsprogramma’s uitgevoerd, vervangingsinvesteringen gedaan, nieuwe technieken benut en nieuwe wapensystemen aangeschaft. De krijgsmacht moet steeds sneller innoveren om opgewassen te blijven tegen de veiligheidsuitdagingen en om effectief te kunnen inspelen op technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. Voldoende investeringsbudget, aanpassingsvermogen in het operationele domein en de ondersteuning, vooraanstaande kennispartners, samenwerking met het bedrijfsleven en ook samenwerking in de eigen organisatie zijn voor het innovatieve vermogen van Defensie van wezenlijk belang. Defensie ontplooit het komende jaar vooral initiatieven om kleinschalige innovatie dichtbij de werkvloer aan te jagen en dus de ruimte te geven. Een voorbeeld is het Innovatiecentrum Air van het CLSK, waar actief wordt gezocht naar innovaties. De extra middelen in deze begroting worden voorts gebruikt om de kennisbasis van de krijgsmacht gericht te versterken en om belangrijke investeringen, met inbegrip van enkele midlife updates, de komende jaren te kunnen uitvoeren. Ook voor het investeringsbudget geldt dat de ambities moeten aansluiten bij de beschikbare middelen. Dit leidt tot keuzes.

Investeringen

Om de stijgende lijn van het gerealiseerde investeringspercentage te kunnen doortrekken, zijn twee zaken van belang. Ten eerste moet voldoende investeringsbudget beschikbaar zijn. Ten tweede moet de hele verwervingsketen (van behoeftestelling tot overeenkomst) in staat zijn om het beschikbare budget aan te wenden voor investeringsprojecten.

In 2016 is, na herschikkingen, voldoende budget beschikbaar voor de uitvoering van de investeringsplannen. Op grond van het beschikbare budget bedraagt de geraamde investeringsquote voor 2016 18 procent. Zoals bekend, kampt Defensie al jaren met onderrealisatie. Ook voor 2016 is een onderrealisatie van enkele procentpunten mogelijk. Het budget kan meeschuiven naar volgende jaren. Investeringen worden dan niet geschrapt. Dit is dringend nodig, aangezien de investeringsbehoefte voor alle benodigde vernieuwingen en vervangingen de komende vijftien jaar groter is dan het beschikbare budget. Overeenkomstig de motie-Hachchi c.s. (Kamerstuk 34 200-X, nr. 11) worden in deze begroting de grootste projecten en plannen die ten grondslag liggen aan de uitgaven en verplichtingen toegelicht (artikel 6 Investeringen krijgsmacht). Daarbij worden de risico’s voor de realisatie van deze investeringen beschreven. Het betreft bijvoorbeeld de tijdige en kwalitatief juiste levering door leveranciers, tijdige (inter)nationale besluitvorming en de voortgang bij partnerlanden. Voorts zijn in de brief over de ontwikkeling van het investeringspercentage van 2 juli 2014 de initiatieven uiteengezet (Kamerstuk 33 750-X, nr. 68) om het investeringspercentage te herstellen. De resultaten moeten de komende jaren merkbaar worden. In het kader van financiële duurzaamheid voert Defensie voorts de levensduurbenadering in, waardoor de samenhang tussen investeringen en exploitatie wordt versterkt.

In 2016 werkt Defensie onder meer aan de volgende projecten:

  • In 2016 zal Defensie een eerste aanbetaling doen voor de acht F-35 toestellen die in 2019 worden geleverd. Het betreft investeringen ter voorbereiding op de productie en voor onderdelen met een lange levertijd voor de eerste acht toestellen (Kamerstuk 26 488, nr. 369).

  • Defensie investeert in raketverdediging door de SMART-L radars aan boord van de Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LC-fregatten) te moderniseren. Hierdoor beschikt Defensie vanaf 2019 over de capaciteit om ballistische raketten ook op zeer grote afstand te detecteren en ze gedurende de hele baan – ook buiten de atmosfeer – te volgen.

  • Op dit moment is Defensie met het project Cyber bezig om een aantal kerngebieden te versterken. Het betreft onder andere het ontwikkelen van operationele cybermiddelen, zoals cyberwapens (weaponized software), en het doorontwikkelen van het inlichtingenvermogen.

  • In het kader van de versterking van de slagkracht van de krijgsmacht vult Defensie diverse kapitale munitiesoorten aan, waaronder precision guided munition voor de pantserhouwitser, MK-48 torpedo’s voor de onderzeeboten en SM-2 geleide raketten voor de LC-fregatten.

Ten opzichte van de defensiebegroting 2015 zijn diverse projecten herschikt in het investeringsplan. Planning en ambitie van investeringen moeten immers binnen de beschikbare financiële kaders worden gebracht. Hierdoor sluiten de omvangrijke projecten vervanging en modernisering Chinook, Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS) en Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen (DVOW) beter aan op de verwachte of gewenste realisatie. Andere projecten waaronder MALE UAV, het licht indirect vurend wapensysteem (LIVS) en de beschermingspakketten van het infanterie gevechtsvoertuig en de Capability Upgrade Elektronische Oorlogsvoering (CUP EOV) worden vertraagd. Gedurende de begrotingsperiode hoeven geen werkzaamheden voor projecten in realisatie te worden gestaakt of onderbroken. Voor de projecten in uitvoering is budget voorzien in de plannen. Dit bevordert de rust in het planproces en de realisatie daarvan. Een overzicht van de wijzigingen is opgenomen bij artikel 6 Investeringen krijgsmacht.

Het aanjagen van «kleinschalige» innovatie

Defensie investeert in kennisopbouw, technologieontwikkeling en de versterking van het innovatieve vermogen. Defensie heeft een goede reputatie op het gebied van structurele kennisopbouw en geplande innovatie, zeker als het gaat om de invoering van nieuwe hoofdwapensystemen en basiscomponenten zoals sensorsystemen («grootschalige» innovatie). Gelet op het groeiende tempo waarmee technologische en maatschappelijke ontwikkelingen zich voltrekken, is echter ook specifieke aandacht nodig voor het omgaan met en inspelen op kort-cyclische, «kleinschalige» innovaties. Met het oog hierop zal Defensie het komende jaar initiatieven ontplooien om kleinschalige innovatie die dichtbij de werkvloer ontstaat mogelijk te maken, zoals het in kaart brengen van obstakels voor innovatie en deze wegnemen. Op verschillende plekken wordt, zoals bekend, nu al actief gewerkt aan het verhogen van het innovatieve karakter van de defensieorganisatie, kleinschalig en grootschalig. Zo heeft het CLAS een specifieke entiteit opgericht, gekoppeld aan het Land Warfare Centre van het Opleidings- en trainingscommando in Amersfoort, die is belast met samenwerking en contacten met de industrie en kennisinstituten volgens de geïntroduceerde Concept Development and Experimentation (CD&E)-werkwijze. Voorts wordt geld vrijgemaakt voor het vergroten van het probleemoplossend vermogen van Defensie. Daarbij richt Defensie zich op het versterken van samenwerking in de organisatie en op versteviging van de samenwerkingsverbanden met kennisinstellingen en het bedrijfsleven. De CODEMO-regeling (Commissie Defensie Materieel Ontwikkeling) is daarvoor een aansprekend instrument, dat vooral wordt ingezet om innovatieve productontwikkeling bij het midden- en kleinbedrijf te stimuleren. Defensie neemt, voor de inmiddels achttien goedgekeurde projectvoorstellen, de helft van de ontwikkelingskosten voor haar rekening. Tot slot is het terugdringen van regeldruk een belangrijk uitgangspunt voor het realiseren van een grotere wendbaarheid van de organisatie. Minder regels moeten leiden tot meer handelingsruimte voor commandanten en medewerkers om het beste uit mens en organisatie te halen.

Informatietechnologie bepalend voor slagkracht

Een wereld zonder IT is in betrekkelijk korte tijd ondenkbaar geworden. De snelheid waarmee de technologie zich ontwikkelt en verspreidt, heeft grote invloed op het optreden van Defensie. Iedereen wordt met iedereen verbonden en de hoeveelheid gegevens groeit exponentieel. IT is niet langer een hulpmiddel maar een kerncapaciteit, een hoofdwapensysteem dat bepalend is voor de slagkracht: wie de nieuwe technologische mogelijkheden op dit vlak het beste inzet, wint.

Het tempo waarin de technische mogelijkheden moeten worden ingepast, gaat snel omhoog. De tijd van langjarige, allesomvattende IT-projecten is definitief voorbij. Defensie richt daarom nadrukkelijk de blik naar buiten. Kort-cyclisch innoveren is het devies. De innovatiekracht van de markt is enorm. Hiervan wil Defensie, onder eigen regie, maximaal gebruik maken. In die samenwerking moet Defensie flexibel zijn, goed weten wat er te koop is en voor elk deelgebied de beste aanbieder selecteren. Blijvend oriënteren en selecteren is dan nodig; de beste aanbieder voor de technologie van morgen is nu nog niet bekend.

Om de veranderingen samenhangend te besturen is een raamwerk nodig. Dat raamwerk, in de vorm van het High Level IT-ontwerp (Kamerstuk 31 125, nr. 57), is inmiddels opgeleverd. Op basis hiervan gaat de vernieuwing van de IT van start. Overeenkomstig de bevindingen van de commissie-Elias gebeurt dit stap voor stap. Defensie trekt daar ten minste vijf jaar voor uit.

Cyber

Digitale middelen zijn inmiddels een onmisbaar onderdeel van het militaire optreden. De digitalisering van de samenleving en de ingrijpend veranderde veiligheidscontext hebben ook vergaande gevolgen voor het inlichtingenwerk. Een speerpunt van de in 2015 geactualiseerde Defensie Cyber Strategie (Kamerstuk 33 321, nr. 5) is het versterken van het inlichtingenvermogen in het digitale domein. De wijziging van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv), waarmee het technologisch achterhaalde onderscheid tussen kabelgebonden en niet-kabelgebonden interceptie wordt opgeheven, is een belangrijke stap voorwaarts voor de nationale (digitale) veiligheid, en zo ook voor de veiligheid van uitgezonden eenheden. In 2016 zal het wetgevingstraject worden voortgezet, waarna de nieuwe Wiv aan de Kamer kan worden aangeboden.

4. Personeel

Militairen en burgers vormen het hart van de defensieorganisatie en zijn daarmee het belangrijkste kapitaal van Defensie. Met de onderhandelaarsovereenkomst tussen overheidswerkgevers en vakcentrales van 10 juli 2015 is in 2015 en 2016 een loonruimte van 5,05 procent gecreëerd. Defensie gaat met de vakbonden om tafel om gezamenlijk te besluiten over de manier waarop de bovensectoraal gemaakte afspraken worden uitgewerkt. Met het oog op de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, de veranderende wensen van het arbeidspotentieel en het betaalbaar houden van het stelsel blijft het voorts noodzakelijk dat Defensie het personeelsbeleid voor de komende jaren aanpast. Hiertoe is op 28 oktober 2014 de agenda van de toekomst voor het personeelsbeleid naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 33 750-X, nr. 45). Deze meerjarige agenda vormt de leidraad voor de personeelsbeleidsagenda.

In het kader van flexibiliteit zet Defensie in 2016 concrete stappen in de intensivering van het reservistenbeleid. Daartoe worden 35 pilots uitgevoerd bij de verschillende defensieonderdelen. Hierbij gaat het niet alleen om volume, maar ook om de vraag op welke terreinen reservisten worden ingezet. Daarnaast worden in 2016 de instrumenten loopbaanbegeleiding en Management Development in ruimere mate beschikbaar gesteld voor de ontwikkeling van het burgerpersoneel. Om de talentontwikkeling van militairen en de sturingsmogelijkheden voor een evenwichtige personeelsopbouw verder te versterken, zal Defensie in overleg met de centrales van overheidspersoneel het flexibel personeelssysteem doorontwikkelen. Hierover zijn in het eerste deelakkoord met vakcentrales al concrete afspraken gemaakt (Kamerstuk 34 000-X, nr. 77). Onderdeel van de verdere ontwikkeling van het personeelssysteem is een nieuwe diensteinderegeling voor militairen. Deze zal vorm krijgen binnen de maatschappelijke context van de verhoging van de AOW-leeftijd en de bijzondere context van de operationele inzet. In het verlengde van de nieuwe diensteinderegeling wil Defensie voor militairen een pensioenstelsel inrichten dat fiscaal zuiver, robuust en beheersbaar is en nauw aansluit bij het personeelssysteem van Defensie en het verloop van de militaire loopbaan.

In 2016 wordt ook verder gewerkt aan een nieuw functiegebouw voor Defensie, dat in 2017 wordt ingevoerd. Het nieuwe functiegebouw helpt zowel de medewerker als de defensieorganisatie bij het beter vormgeven van de loopbaan en is daarmee belangrijk voor de doorontwikkeling van het flexibel personeelssysteem en het loopbaanbeleid van burgerpersoneel.

Defensie intensiveert in 2016 de samenwerking met de regionale opleidingscentra (ROC’s). Hierdoor wordt een landelijk en regionaal dekkend opleidingsaanbod gegarandeerd waarbij elk betrokken ROC een «Centrum voor Excellent Onderwijs» ontwikkelt in een afgesproken vakrichting. Ook wordt de samenwerking met het wetenschappelijk onderwijs en het hoger beroepsonderwijs in 2016 verder versterkt. Hierbij gaat het om instroom- en bijscholingstrajecten en afspraken over stageplekken. Door de uitvoering van het sectorplan «Defensie en Politie» krijgen om- en bijscholing en de begeleiding van werk naar werk een extra impuls.

De erkenning en waardering van veteranen en de bijzondere zorg behouden in 2016 onverminderd de aandacht. Eind 2016 zal de evaluatie Veteranen worden opgeleverd.

In 2016 worden verder de maatregelen voor verder ontwikkelen van de bedrijfsveiligheid bij Defensie uitgevoerd. Zo stapt Defensie begin 2016 over naar een nieuw rantsoensysteem, waarbij de voeding voor militairen per type missie beter aansluit bij de fysieke en klimatologische omstandigheden. Hiermee waarborgt Defensie een veilige (operationele) taakuitvoering binnen de hiervoor gestelde (wettelijke) kaders ter bescherming van het personeel.

In 2016 blijft de inspanning gericht op voldoende instroom van lastig te werven personeel. Door het instroomproces verder te verbeteren tracht Defensie het rendement van de wervingsinspanningen te vergroten. Daarnaast blijft Defensie aandacht besteden aan de doorstroom en het behoud van schaars personeel.

Defensie besteedt de komende jaren in het bijzonder aandacht aan het binden van cyberprofessionals. Om in het digitale domein succesvol te zijn, is diepgaande en specifieke kennis onontbeerlijk. Vanwege de schaarste aan specialisten op de arbeidsmarkt zijn concurrerende werving en flexibele omgang met aanstellingseisen noodzakelijk. De Agenda voor de toekomst van het personeelsbeleid bij Defensie (Kamerstuk 33 750-X, nr. 45) dient hierbij zoveel mogelijk als uitgangspunt.

5. Versterking van de financiële duurzaamheid

Het doel van financiële duurzaamheid is om op grond van transparante informatie te komen tot een realistisch en beheerst evenwicht tussen doelstellingen, capaciteiten en middelen en daarmee tot een (ook op lange termijn) betaalbare krijgsmacht. Goed inzicht in de kosten van investeringen in en exploitatie van wapensystemen, van vastgoed, IT en personeel is dan een basisvoorwaarde. In het kader van het groeitraject «financiële duurzaamheid» werkt Defensie aan het verbeteren van de ramingssystematiek en het structureel verankeren van de levensduurbenadering in de informatiesystemen. Concrete voorbeelden van reeds genomen maatregelen zijn het meerjarig uitvoeren van inflatiecorrecties (ongeacht of er sprake is van toekenning van prijsbijstelling door het kabinet), de toepassing van een ongelimiteerde eindejaarsmarge voor investeringen en het opnemen van het financieel overzicht wapensystemen in de begroting. Daarnaast versterkt Defensie in 2016 het risicomanagement bij projecten en de interne controlfunctie, overeenkomstig het advies van het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) naar wapensystemen. In het najaar van 2015 ontvangt de Kamer een brief over de stand van zaken van het plan «Inzicht in uitgaven en kosten van wapensystemen» (Kamerstuk 33 763, nr. 27). Het eerder genoemde onderzoek naar de ontwikkeling van materieel- en munitieprijzen in relatie tot de te ontvangen prijsbijstelling en de omgang met valutakoerswisselingen is vanuit oogpunt van financiële duurzaamheid eveneens van belang.

De levensduurbenadering voor investeringen in wapensystemen

De levensduurbenadering helpt Defensie om investeringen en exploitatie beter in samenhang en over een langere termijn te kunnen bezien. Door verbeterd inzicht in risico’s, de fasering van projecten en budgettaire problematiek en ruimte, kunnen keuzes voor investeringen binnen de beschikbare financiële kaders beter tegen elkaar worden afgewogen. Een goed functionerende verwervingsketen, alsmede rust in de planvorming en in de uitvoering, zijn voorts belangrijke voorwaarden voor een duurzame organisatie. Vanuit het oogpunt van doelmatigheid moeten ook de kosten en baten van alternatieven en mogelijke schaalvoordelen van internationale materieelsamenwerking steeds weer goed tegen elkaar worden afgewogen.

Het structureel verankeren van de levensduurbenadering in de informatiesystemen is complex. De Kamer zal de komende jaren door middel van de aansluitingstabel en het financieel overzicht wapensystemen geïnformeerd blijven over de geraamde uitgaven voor de wapensystemen met het grootste financiële beslag. In bijlage 4.2 van deze begroting is het geactualiseerde financieel overzicht van wapensystemen opgenomen, conform de bijlage bij de nota «In het belang van Nederland». Daarbij wordt tevens de aansluiting op de begrotingsindeling weergegeven.

VOORZIENE INZET VAN DE KRIJGSMACHT IN 2016

De inzet van de krijgsmacht zal in 2016 onder meer gericht zijn op de strijd tegen ISIS, met vier operationele F-16’s (met ongeveer 200 militairen) en 130 trainers voor de Iraakse en Koerdische strijdkrachten in Bagdad en in Noord-Irak. Onder voorbehoud van politieke besluitvorming zal België de Nederlandse inzet vanaf juli 2016 overnemen voor de duur van een jaar. Het verlengde mandaat van de Nederlandse militaire bijdrage aan de VN-missie in Mali, MINUSMA, voorziet binnen de bredere geïntegreerde benadering, in voortzetting van de huidige bijdrage van ongeveer 450 militairen tot eind 2016. Verder levert Nederland in 2016 een bijdrage aan de missie Resolute Support in Afghanistan voor de training, opleiding en advisering van Afghaanse veiligheidstroepen. Een besluit over voortzetting van de Nederlandse bijdrage aan de EU-operatie Atalanta tegen piraterij in de Hoorn van Afrika in 2016 is voorzien voor de tweede helft van 2015. Ook blijft Defensie Vessel Protection Detachments (VPD’s) inzetten ter bescherming van de koopvaardij. In 2016 wordt een aantal kleine bijdragen aan missies in Afrika en het Midden-Oosten voortgezet. Zo is de bijdrage aan de European Union Training Mission (EUTM) in Somalië verlengd tot het einde van 2016 en loopt de United Nations Mission in the Republic of South Sudan (UNMISS) tot maart 2016. Daarnaast zijn in 2015 de Nederlandse bijdragen aan de Capacity Building Mission Iraq (CBMI) en de European Union Military Advisory Mission Central African Republic (EUMAM CAR) aangevangen. In artikel 1 (Inzet) is een overzicht van de «kleinschalige» bijdragen aan missies opgenomen.

Nederland levert in 2016 een uitgebreide bijdrage aan de vernieuwde NATO Response Force (NRF). De Nederlandse eenheden die in 2015 deel uitmaakten van de interim-VJTF van de NRF zijn ook in 2016 beschikbaar gesteld, zij het met een langere reactietijd. Deze eenheden maken dan deel uit van de landcomponent van de Initial Follow-on Forces Group (IFFG). De bijdrage aan de IFFG omvat een brigadestaf, een luchtmobiel infanteriebataljon en (gevechts)ondersteuning. Daarnaast levert Nederland in 2016 een amfibische taakgroep voor de maritieme component van de IFFG. Deze taakgroep bestaat uit een maritieme staf, een Marine Combat Group met (gevechts)ondersteuning, twee Cougar-helikopters, één NH90-helikopter, twee (amfibische) transportschepen, twee fregatten, twee mijnenjagers en een hydrografisch opnamevaartuig. Een deel van de schepen vaart in 2016 enkele periodes mee in de staande Navo-vlootverbanden. Tot slot levert Nederland in 2016 samen met België een Special Operations Maritime Task Group aan het Special Operations Component Command van de Navo.

Nederland levert in de tweede helft van 2016 een bijdrage aan de EU Battlegroup. De Nederlandse bijdrage bestaat uit twee pantserinfanteriecompagnieën en een verkenningspeloton. De compagnieën beschikken over gevechtssteun (genie en vuursteun) en logistieke ondersteuning, waaronder een role 2 medische faciliteit. Ook levert Nederland twee Chinook-transporthelikopters. Voorts zal een aantal stafofficieren deelnemen aan het Force Headquarters (FHQ) en aan het Multinational Joint Headquarters in het Duitse Ulm dat voor deze EU Battlegroup de rol van Operational Headquarters (OHQ) vervult.

Eind 2015 zal de Kamer, zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg over de voorjaarsbijeenkomst van de Navo-defensieministers op 16 juni 2015, een brief ontvangen over de Nederlandse bijdrage aan snelle reactiemachten in 2016.

Financiële gevolgen

In de onderstaande tabel staan de mutaties ten opzichte van de vastgestelde begroting 2015 (in de bijlage 4.1 verdiepingshoofdstuk is dit nader uitgewerkt).

TOTAAL DEFENSIE (bedragen x € 1 miljoen)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Standen ontwerpbegroting 2015 incl NvW

7.787,8

8.000,4

7.996,8

8.025,4

7.958,6

7.913,5

7.880,1

               

Mutaties 1e suppletoire begroting 2015

 

– 6,6

165,6

61,6

72,2

94,5

73,7

               

Stand voorjaarsnota 2015

7.787,8

7.993,8

8.162,4

8.087,0

8.030,8

8.008,0

7.953,8

               

Belangrijkste mutaties

             

1 Budgetoverheveling tussen departementen

 

0,3

4,0

4,0

3,9

3,9

3,8

2. Kasschuif SBK en wachtgelden

     

33,0

– 16,0

– 10,0

– 7,0

3. Kasschuif IT

   

10,0

     

– 10,0

4. Doorwerking ontvangsten

   

– 48,9

– 13,2

9,8

– 32,6

49,3

5. Verhogen Defensiebudget ten behoeve van het versterken van de basisgereedheid van de krijgsmacht

   

220,0

245,0

270,0

295,0

345,0

6. Verhoging Budget Internationale Veiligheid

   

60,0

60,0

60,0

60,0

60,0

7. Verlenging crisisbeheersingsoperaties

 

– 26,5

26,5

       

8. Harmonisatie investeringsplan

   

– 200,0

 

75,0

125,0

 

Standen ontwerpbegroting 2016

7.787,8

7.967,6

8.234,0

8.415,8

8.433,5

8.449,3

8.394,9

1. Budgetoverheveling tussen departementen

Het betreft onder meer de budgetoverheveling door de herverdeling van de eenheidsprijzen door het RVB.

2/3. Kasschuiven (SBK en wachtgelden en IT)

Door kasschuiven wordt een risico op de IT exploitatie in 2016 af gedekt en worden de pieken in de personele exploitatie (SBK) gelijkmatiger verdeeld over de begrotingsjaren. De kasschuif IT is verwerkt op artikel Nominaal en onvoorzien en de kasschuif SBK op het artikel Centraal apparaat.

4. Doorwerking ontvangsten

Het uitgavenkader wordt aangepast door bijgestelde ontvangsten. De wijzigingen in de ontvangsten betreffen de neerwaartse bijstelling van de verkoopopbrengsten van groot materieel onder meer door het uit de verkoop halen van negen Cougars vanwege het invullen van de helicopter capability cap en het langer aanhouden van de Gulfstream.

5. Verhogen Defensiebudget ten behoeve van het versterken van de basisgereedheid van de krijgsmacht

Het kabinet heeft besloten tot verhoging van het budget van Defensie ten behoeve van het verhogen van de basisgereedheid van de krijgsmacht. Hiervoor is een bedrag beschikbaar van € 220 miljoen, oplopend naar € 345 miljoen structureel.

6. Verhoging Budget Internationale Veiligheid

Het kabinet heeft besloten tot een structurele verhoging van het Budget Internationale Veiligheid ten behoeve van crisisbeheersingsoperaties.

7. Verlenging crisisbeheersingsoperaties

Ruimte in 2015 wordt ingezet voor de verlenging van lopende crisisbeheersingsoperaties in 2016.

8. Harmonisatie investeringsplan

Om de budgetten en de investeringsplannen beter op elkaar aan te laten sluiten is een deel van het investeringsbudget uit 2016 verschoven naar de jaren 2018 en 2019.

Inzetbaarheidsdoelstellingen Defensie

Vanaf 2016 is de krijgsmacht inzetbaar voor:

  • 1. De verdediging van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Caribische delen van het Koninkrijk, zo nodig met alle beschikbare middelen. Deze taak wordt in bondgenootschappelijk verband uitgevoerd. In dat kader kan ook de Navo een beroep doen op Nederland.

  • 2. De deelneming aan operaties wereldwijd ter bevordering van de internationale stabiliteit en rechtsorde, voor noodhulp bij rampen en humanitaire crises en voor de bescherming van de belangen van het Koninkrijk. Deze operaties worden meestal in internationaal verband uitgevoerd, waarbij bijdragen van verschillende partners in samengestelde eenheden worden geïntegreerd. In dat kader kan de krijgsmacht de volgende bijdragen leveren:

    • Op land: Eenmalig een samengestelde taakgroep van brigadeomvang of langdurig een samengestelde taakgroep van bataljonsomvang. Naast de langdurige inzet van een bataljonstaakgroep kunnen gedurende kortere tijd een tweede bataljonstaakgroep en langere tijd kleinere bijdragen worden ingezet (inclusief de presentie in het Caribisch gebied).

    • Op en vanaf zee: Eenmalig een maritieme taakgroep van vijf schepen of langdurig twee schepen afzonderlijk, waarbij vloot en mariniers geïntegreerd optreden.

    • In de lucht: Tot de vervanging van de F-16 – voorzien in 2023 – eenmalig een groep van acht jachtvliegtuigen of langdurig een groep van vier jachtvliegtuigen. Na de vervanging van de F-16 – voorzien in 2023 – eenmalig of langdurig een groep van vier jachtvliegtuigen. Helikopters ondersteunen het optreden op land en zee.

    • Speciale operaties: Langdurige deelneming van compagniesomvang aan een joint taakgroep Special Forces.

    • Cyberoperaties: defensieve en offensieve cybertaken evenals inlichtingenvergaring.

    • Nichecapaciteiten (naast Special Forces en offensieve cybercapaciteit): onderzeeboten, het Duits-Nederlandse Legerkorpshoofdkwartier, Luchttransport, Air-to-Air Refuelling, Patriots en het Civil-Military Interaction commando.

    Al deze vormen van inzet zijn inclusief ondersteunende eenheden, zowel de gevechtsondersteuning (combat support) als de logistieke ondersteuning (combat service support). Vooral voor logistieke ondersteuning kan een beroep worden gedaan op internationale partners. Andersom is de ondersteuning van internationale partners door onze krijgsmacht eveneens mogelijk. De inzet van afzonderlijke modules van ondersteunende capaciteiten is ook een optie.

  • 3. Het bijdragen aan de nationale veiligheid onder civiel gezag. In dat kader levert de krijgsmacht de in wettelijke en interdepartementale afspraken vastgelegde bijdragen. Het gaat hierbij om:

    • De uitvoering van structurele nationale taken zoals de politietaken van de Koninklijke Marechaussee, de beveiliging van het Nederlandse luchtruim met jachtvliegtuigen, de coördinatie van en de bijdrage aan de Kustwacht Nederland evenals de hydrografische taak;

    • Het samen met veiligheidspartners kunnen optreden tegen digitale bedreigingen en aanvallen (cybercapaciteit);

    • Militaire bijstand en steunverlening bij handhaving van de rechtsorde, de openbare orde en veiligheid, in het bijzonder met de in de ICMS-catalogus gegarandeerde capaciteiten;

    • Militaire bijstand bij de bestrijding van terrorisme, rampen en crises – zo nodig met alle op dat moment beschikbare eenheden.

  • 4. Een permanente militaire presentie in het Caribisch gebied, zowel voor de verdedigingstaak (zie doelstelling 1) als voor de ondersteuning van lokale en regionale civiele autoriteiten (zie doelstelling 3, in het bijzonder de ondersteuning van de Kustwacht, de regionale drugsbestrijding, de politietaken van de Marechaussee en het beteugelen van woelingen). De permanente presentie bestaat uit een vaste3 compagnie van het CZSK en een roulerende compagnie van het CLAS, een bootpeloton, een groot bovenwaterschip, een ondersteuningsschip en een brigade Marechaussee. Als de situatie dit vereist, kan de militaire presentie in het Caribisch gebied worden vergroot. Dit zal dan wel ten koste gaan van de overige inzetmogelijkheden.

Overzicht beleidsdoorlichtingen

Op verzoek van de Tweede Kamer is de defensiebegroting ingericht naar organisatieonderdelen in plaats van beleidsartikelen. Beleidsartikelen zijn normaal gesproken het aanknopingspunt voor beleidsdoorlichtingen. Beleid heeft bij Defensie vaak betrekking op meer organisatieonderdelen. Een beleidsdoorlichting van een beleidsthema kan daardoor delen van de verschillende begrotingsartikelen bevatten. Zo worden per beleidsdoorlichting alle gerelateerde defensieuitgaven verantwoord. De programmering van de beleidsdoorlichtingen is ondanks de afwijkende ordening van de begroting – conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek – dekkend. Dat wil zeggen dat beleidsdoorlichtingen voor alle beleidsthema’s binnen de gestelde termijn van zeven jaar zijn gepland.

In elke beleidsdoorlichting wordt aandacht besteed aan de behaalde (maatschappelijke) effecten. Verantwoording van verrichte activiteiten en geleverde prestaties staat centraal. Indien hierbij de causale relatie tussen de defensie-inzet en de beoogde effecten niet kan worden aangetoond, wordt zo mogelijk ingegaan op de plausibiliteit van een relatie tussen defensie-inzet en de beoogde effecten. Ten slotte wordt in de beleidsdoorlichting op meerdere jaren teruggekeken, waarbij periodieke en tussentijdse evaluaties als bouwstenen kunnen worden gebruikt.

Beleidsdoorlichtingen

Planning

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Artikel/Operationele doelstelling

           
             

Artikel 1; Inzet

           

Budget Internationale Veiligheid

 

X

       
             

Artikel 2; CZSK

           

Wijziging samenstelling Koninklijke marine (2005)

X

         
             

Artikel 3; CLAS

           

Nationale veiligheid:

   

X

     

Samenwerking met civiele partner

           

Omvorming 13 gemechaniseerde brigade

       

X

 
             

Artikel 4; CLSK

           

Vorming joint Defensie Helikopter Commando

     

X

   
             

Artikel 5; CKmar

           
             

Artikel 6; Investeringen krijgsmacht

           

IBO Wapensystemen 2015, incl.

professionalisering inkoop

         

X

             

Artikel 7; Ondersteuning krijgsmacht door DMO

           

IBO Wapensystemen 2015, incl.

professionalisering inkoop

         

X

             

Artikel 8; Ondersteuning krijgsmacht door CDC

           

Flexibel Personeelssysteem

V

         

V = afgehandeld

X = in uitvoering of in planning

Omdat de begroting van Defensie is ingedeeld op grond van organisatiedelen en niet, zoals gebruikelijk bij andere ministeries, naar beleidsmatige thema’s, richt Defensie zich in de verantwoording van het gevoerde beleid op specifieke beleidsonderwerpen of op de verrichte activiteiten. Wijzigingen in de door te lichten onderwerpen leiden daarmee tot wijzigingen van de programmering van de beleidsdoorlichtingen. Wijzigingen kunnen daarnaast het gevolg zijn van een andere prioritering. Vertragingen van doorlichtingen worden in een afzonderlijke brief aan de Kamer gemeld.

Ten opzichte van de begroting 2015 is de programmering als volgt gewijzigd:

  • De beleidsdoorlichtingen Defensie Materieel Proces, Veteranenzorg en Basisimplementatie ERP zijn gewijzigd in een evaluatie. Deze evaluaties zullen volgens planning, in 2015, 2016 en 2017 naar de Kamer worden verzonden.

  • De beleidsdoorlichting Informatiegestuurd optreden KMar verschuift van 2019 naar 2021, omdat er op dat moment naar verwachting een beter beeld bestaat van de werking van IGO.

  • De beleidsdoorlichtingen «Digitale weerbaarheid en cyber operations» en «Integriteit» komen te vervallen. In plaats daarvan zijn onderstaande twee beleidsdoorlichtingen opgenomen in de planning, die (in de tijd) beter aansluiten op de aangescherpte richtlijn voor het uitvoeren van periodiek evaluatieonderzoek.

  • De beleidsdoorlichting «Omvorming 13 gemechaniseerde brigade» is toegevoegd in 2019. Uitgangspunt voor deze doorlichting zijn de in de nota «In het belang van Nederland» (Kamerstuk 33 763, nr. 1) gemaakte keuzes voor de omvorming van de 13 gemechaniseerde brigade van de landstrijdkrachten en de daaropvolgende brief over de gevolgen van de begrotingsafspraken 2014 voor Defensie (Kamerstuk 33 763, nr. 7).

  • De beleidsdoorlichting «IBO Wapensystemen 2015, inclusief professionalisering inkoop» is toegevoegd in 2020. Het eindrapport IBO Wapensystemen, met daarin aanbevelingen om meer bang for the buck te krijgen voor de circa € 30 miljard die Defensie de komende 15 jaar aan wapensystemen gaat uitgeven, wordt in 2015 naar de Kamer verzonden.

In 2016 ontvangt de Kamer de beleidsdoorlichting Budget Internationale Veiligheid.

Garanties en achterborgstellingen

Defensie heeft sinds 2003 een overeenkomst met de Vereniging Verbond van Verzekeraars over de verzekerbaarheid van defensiepersoneel in het bijzonder voor personeel dat deelneemt aan vredes- en humanitaire operaties. De overeenkomst regelt de verhouding tussen het Ministerie van Defensie en de Vereniging. Het doel hiervan is het wegnemen van belemmeringen die defensieambtenaren in het maatschappelijk verkeer ondervinden door uitsluitingsclausules bij levensverzekeringen die zijn gekoppeld aan de financiering van een woning.

Bij het sluiten van levensverzekeringen en de vaststelling van de hoogte van de premie is geen rekening gehouden met het verhoogde risico op overlijden in geval van deelname aan militaire missies. Zodra defensiepersoneel met een dergelijke levensverzekering bij een bij de Vereniging aangesloten verzekeraar tijdens deelname aan vredes- en humanitaire missies komt te overlijden, zal binnen de kaders van de overeenkomst – ondanks een eventuele molestclausule – tot uitkering worden gekomen. Dit is van toepassing als de aan de woningfinanciering gekoppelde levensverzekeringen kleiner is dan € 400.000 per situatie. Defensie vergoedt de verzekeraar de helft, zodra die tot uitkering overgaat.

Er wordt uitgegaan van een nulraming. De overeenkomst is potentieel van toepassing op een kleine groep, waarvan de omvang vooraf niet te bepalen is. Er wordt geen aanvullende premie gevraagd aan de uitgezonden defensieambtenaren, er bestaat geen begrotingsreserve. Mocht een beroep worden gedaan op de regeling, dan komt dit ten laste van de defensiebegroting.

De duur van de overeenkomst is vijf jaar met een stilzwijgende verlenging voor onbepaalde tijd met een opzegtermijn van een jaar. De regeling wordt periodiek geëvalueerd. De overeenkomst kent geen plafond.

Garantieregeling «vredes- en humanitaire operaties 2003»

Artikel

(Bedragen x

€ 1.000)

Omschrijving

Uitstaande garantie 2014

Geraamd te verlenen 2015

Geraamd te vervallen 2015

Uitstaande garanties 2015

Garantieplafond 2015

Geraamd te verlenen 2016

Geraamd te vervallen 2016

Uitstaande garanties 2016

Garantie plafond 2016

Totaal plafond

Artikel 8 – Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra

Garantie overeenkomst vredes- en humanitaire operaties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

1

Motie-Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 34 000, nr. 23)

2

Motie-Ten Broeke/Servaes (Kamerstuk 34 000-V, nr. 21)

3

Het behoud van de vaste compagnie mariniers, wat mogelijk werd door de begrotingsafspraken 2013, leidt in het Caribisch gebied tot aanwezigheid van één vaste compagnie van CZSK.

Licence