Base description which applies to whole site

2.6 Overzicht garanties en achterborgstellingen

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Nr.

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2015

Geraamd te verlenen 2016

Geraamd te vervallen 2016

Uitstaande garanties 2016

Geraamd te verlenen 2017

Geraamd te vervallen 2017

Uitstaande garanties 2017

Garantie- plafond 2017

Totaal plafond

1

Belastingen

Garantie procesrisico's

362

400

400

362

400

400

362

400

2

Financiële markten

Terrorismeschades (NHT)

50.000

50.000

50.000

 

50.000

3

Financiële markten

WAKO (kernongevallen)

9.768.901

9.768.901

9.768.901

 

9.768.901

4

Financiële markten

Garantie Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

156

156

156

 

156

5

Financiële markten

NBM

2.500

2.500

2.500

 

2.500

6

Financiële markten

Waarborgfonds motorverkeer

2.500

2.500

2.500

 

2.500

7

Financiële markten

Single Resolution Fund

4.163.500

 

4.163.500

4.163.500

 

4.163.500

8

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

DNB winstafdracht

5.700.000

5.700.000

5.700.000

 

5.700.000

9

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

NIB-regeling bijzondere financiering

 

10

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Garantie Propertize

2.623.100

2.623.100

 

11

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeelnemingen

952.832

952.832

952.832

 

952.832

12

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

DNB-kredietverlening BIS

 

13

Internationale financiële betrekkingen

EFSF

49.640.411

49.640.411

49.640.411

 

49.640.411

14

Internationale financiële betrekkingen

EFSM

2.817.000

3.000

2.820.000

12.000

2.808.000

 

2.820.000

15

Internationale financiële betrekkingen

ESM

35.445.400

35.445.400

35.445.400

 

35.445.400

16

Internationale financiële betrekkingen

EIB-kredietverlening in ACP en OCT

173.953

173.953

173.953

 

173.953

17

Internationale financiële betrekkingen

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

2.347.500

2.500

2.350.000

10.000

2.340.000

 

2.350.000

18

Internationale financiële betrekkingen

MIGA

30.773

34

30.739

30.739

 

30.739

19

Internationale financiële betrekkingen

Wereldbank

4.335.997

430.372

4.766.369

4.766.369

 

4.766.369

20

Internationale financiële betrekkingen

EBRD

589.100

589.100

589.100

 

589.100

21

Internationale financiële betrekkingen

EIB

9.895.547

9.895.547

9.895.547

 

9.895.547

22

Internationale financiële betrekkingen

DNB – IMF

49.761.891

632.960

5.696.497

44.698.354

44.698.354

 

44.698.354

23

Internationale financiële betrekkingen

AIIB

757.785

830

756.955

756.955

 

756.955

24

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Regeling Investeringverzekering

164.784

453.780

453.780

164.784

453.780

453.780

164.784

453.780

25

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

MIGA – herverzekeren

150.000

150.000

150.000

150.000

150.000

26

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Exportkredietverzekering

15.728.565

10.000.000

10.000.000

15.728.565

10.000.000

10.000.000

15.728.565

10.000.000

 

Totaal

 

190.789.057

15.836.512

18.924.641

187.700.928

10.604.180

10.626.180

187.678.928

10.604.180

171.804.717

Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

Nr.

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2015

Ontvangsten 2015

Saldo 2015

Uitgaven 2016

Ontvangsten 2016

Saldo 2016

Uitgaven 2017

Ontvangsten 2017

Saldo 2017

1

Belastingen

Garantie procesrisico's

184

– 184

245

– 245

245

– 245

2

Financiële markten

Terrorismeschades (NHT)

1.075

1.075

900

900

3

Financiële markten

WAKO (kernongevallen)

608

608

609

609

4

Financiële markten

Garantie Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

5

Financiële markten

NBM

6

Financiële markten

Waarborgfonds motorverkeer

 

7

Financiële markten

Single Resolution Fund

8

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

DNB winstafdracht

9

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

NIB – regeling bijzondere financiering

10

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Garantie Propertize

11.533

11.533

5.850

5.850

11

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeelnemingen

4.800

4.800

0

4.800

4.800

0

12

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

DNB-kredietverlening BIS

13

Internationale financiële betrekkingen

EFSF

14

Internationale financiële betrekkingen

EFSM

15

Internationale financiële betrekkingen

ESM

16

Internationale financiële betrekkingen

EIB-kredietverlening in ACP en OCT

17

Internationale financiële betrekkingen

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

18

Internationale financiële betrekkingen

MIGA

19

Internationale financiële betrekkingen

Wereldbank

20

Internationale financiële betrekkingen

EBRD

21

Internationale financiële betrekkingen

EIB

22

Internationale financiële betrekkingen

DNB – IMF

23

Internationale financiële betrekkingen

AIIB

24

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Regeling Investeringverzekering

25

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

MIGA – herverzekeren

788

788

500

1.250

750

500

1.250

750

26

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Exportkredietverzekering

95.708

219.934

124.226

74.900

233.202

158.302

74.900

243.342

168.442

 

Totaal

 

95.892

233.938

138.046

80.445

246.611

166.166

80.445

249.392

168.947

Algemeen

Ontwikkelingen in uitstaande garanties

In onderstaande toelichting zijn de wijzigingen per regeling toegelicht. Ten opzichte van de begroting 2016 is er één nieuwe garantie afgegeven. De nieuwe garantie ziet toe op de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT), zie hiervoor ook het naar de Tweede Kamer gestuurde toetsingskader, dat is bijgevoegd bij de 1e suppletoire begroting 2016. Aangezien de PRGT een faciliteit van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) is, is deze garantie opgenomen onder de regel «DNB – IMF».

Horizonbepaling garantieregeling

Alle reguliere garantieregelingen worden in de periodieke beleidsdoorlichtingen getoetst op nut en noodzaak. Voor de planning van deze periodieke evaluatie wordt verwezen naar het overzicht in de beleidsagenda en de bijlage «Evaluatie- en onderzoeksoverzicht» (bijlage 6.5).

Toelichting per risicoregeling

Garantieregelingen groter dan € 5 mln. worden toegelicht.

2. Terrorismeschades (NHT)

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden (NHT) is in 2003 opgericht, nadat herverzekeraars en verzekeraars waren begonnen terrorismerisico’s uit te sluiten in hun polissen. Binnen de NHT leveren verzekeraars, herverzekeraars en de Staat gezamenlijk een dekkingscapaciteit van € 1 mld. per jaar. De Staat heeft een garantie afgegeven voor de laatste € 50 mln. van deze dekkingscapaciteit.

Beheersing risico’s

De Staat en de NHT zijn overeengekomen om de participatie van de Staat na 2018 te beëindigen. Daarnaast zijn de risico’s voor de Staat beperkt doordat de verzekeraars en herverzekeraars de eerste € 950 mln. van de dekkingscapaciteit garanderen, daarna kan pas de garantie van de Staat worden aangesproken.

Premiestelling en kostendekkendheid

Tot en met het einde van de looptijd, 2018, wordt er premie geheven over het door de Staat afgegeven garantiebedrag van € 50 mln. Deze middelen worden niet gestort in een begrotingsreserve. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

3. WAKO (Kernongevallen)

Doel en werking garantieregeling

De Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen (WAKO) regelt de aansprakelijkheid van exploitanten van nucleaire installaties voor kernongevallen. De exploitant is verantwoordelijk voor schade bij kernongevallen. De exploitant moet deze aansprakelijkheid verzekeren tot een maximumbedrag van € 1,2 mld. Voor de staatsgarantie betaalt de exploitant jaarlijks een vergoeding aan de Nederlandse Staat.

Het doel van deze risicoregeling is tweeledig: enerzijds schadeloosstelling van slachtoffers indien zich een ernstig kernongeval in Nederland voordoet en anderzijds het internaliseren van kosten die met het gebruik van kernenergie samenhangen. De Staat der Nederlanden staat voor zes installaties garant. Voor vijf installaties tot maximaal € 1,5 miljard per ongeval en voor één installatie voor maximaal € 2,3 miljard per ongeval. Het totale risico voor deze installaties bedraagt € 9,8 mld.

Beheersing risico’s

Kerncentrales moeten voldoen aan strenge veiligheidseisen. De kerncentrale in Borssele is ook bestand tegen omstandigheden van buitenaf, zoals een aardbeving of overstroming. Uit onder andere de Europese stresstest blijkt dat Borssele voldoet aan de bestaande veiligheidseisen.

Kerncentrales staan onder streng nationaal en internationaal toezicht. Dit ligt vast in de Nederlandse wet en in internationale verdragen. Daarnaast staan in de vergunningen talrijke eisen aan een kerncentrale. Dit zijn bijvoorbeeld eisen om internationale contacten tussen kerncentrales te onderhouden om kennis en ervaringen uit te wisselen. Wettelijk toezicht in Nederland valt onder het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het toezicht wordt uitgevoerd door de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). De ANVS ziet erop toe dat alle nucleaire installaties in Nederland de relevante veiligheidseisen naleven. Ook zorgt de ANVS dat veiligheids- en beveiligingsmaatregelen worden getroffen. Er zijn regelmatig contacten tussen de kerncentrales en de ANVS. Inspecteurs houden vaak ter plekke toezicht en controles. Zij kijken of de vergunningen worden nageleefd, of technische specificaties en de werkwijzen kloppen, en of voorgenomen wijzigingen aan installaties mogen worden uitgevoerd.

Op 1 januari 2015 is een wijziging van de WAKO in werking getreden waarmee de garantie van de Staat wordt ingeperkt. Middels deze wetswijziging wordt de garantie voor kerninstallaties, in het geval van een ongeval met beperkte gevolgen, teruggebracht tot het verdragsminimum van € 1,5 mld. Voor Borssele blijft de garantie staan op € 2,3 mld. Daarnaast is de kerninstallatie van Dodewaard sinds maart 2015 uitgesloten van de WAKO en vervalt hierdoor de € 1,5 mld. garantie die nog op de begroting stond. De kerncentrale van Dodewaard is in 1997 buiten bedrijf gesteld en alle splijtstoffen zijn sinds 2003 verwijderd waardoor het zeer lage risico op een ongeval (en zeer beperkte schade) niet meer in verhouding staat tot de verplichte verzekering van ruim € 22,5 mln. die de exploitant moet afsluiten, en de verplichting voor de Staat om voor een bedrag van € 1,5 mld. garant te staan.

Premiestelling en kostendekkendheid

De doelstelling is dat het rendement voor de overheid (in de zin van premieontvangsten) een weerspiegeling is van de risico’s voor de overheid. Voor de berekeningssystematiek wordt aangesloten bij de premieberekening die de markt hanteert voor kernongevalschadeverzekeringen. Door de relatief grote omvang van de garantie ten opzichte van de premie is het onmogelijk om op een redelijke termijn een begrotingsreserve te creëren die het risico afdekt; de premies worden daarom niet afgestort in een begrotingsreserve. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

7. Single Resolution Fund

Doel en werking garantieregeling

In de verklaring van de ministers van de Eurogroep en Economic and Financial Affairs Council (Ecofin-raad) van 18 december 2013 is opgenomen dat er voor de overgangsperiode (2016–2023) van het gemeenschappelijke afwikkelingsfonds (Single Resolution Fund, SRF) voorzien zal worden in een systeem waarbij voor de afwikkeling van de bank(engroep) in laatste instantie brugfinanciering aan de Single Resolution Board (SRB) verstrekt kan worden. Brugfinanciering is noodzakelijk aangezien zich situaties kunnen voordoen waarbij de aanwezige middelen in het SRF ontoereikend zijn om de kosten voortkomend uit een afwikkelingscasus mee te financieren en het vervolgens niet (voldoende) mogelijk is om onmiddellijk ex-post bijdragen bij banken in de betreffende lidstaat te innen. Voor de geloofwaardigheid van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (Single Resolution Mechanism, afgekort SRM) is het van cruciaal belang dat het SRF effectief en voldoende gefinancierd is.

Voor de vormgeving van brugfinanciering is gewerkt aan een systeem van individuele kredietlijnen van lidstaten. De totale omvang van alle individuele kredietlijnen van de lidstaten van de eurozone is gelijk aan het afgesproken streefbedrag van het SRF. Op dit moment is de omvang van het SRF bepaald op € 55 mld. De omvang van de individuele kredietlijnen is gelijk aan de omvang van het nationale compartiment in het SRF. Het Nederlandse compartiment is momenteel vastgesteld op circa € 4,16 mld., ofwel 7,57% van de totale omvang van de verwachte ex-ante contributies aan het SRF in de periode 2016–2023.

Beheersing risico’s

Er kan geen direct beroep worden gedaan op het SRF om de verliezen van een instelling te absorberen of om de instelling te herkapitaliseren. Uitgangspunt bij afwikkeling is immers dat eventuele kosten of verliezen worden gedragen door aandeelhouders en crediteuren van een falende bank en niet de belastingbetaler. Ten aanzien van het opvangen van verliezen en herkapitalisatie geldt daarom dat ten minste 8% bail-in van de totale passiva inclusief eigen vermogen moet plaatsvinden. Hierna mag een bedrag van maximaal 5% van de totale passiva inclusief het eigen vermogen van de bank in afwikkeling worden aangewend uit het SRF. Alleen indien alle niet-preferente passiva, met uitzondering van in aanmerking komende deposito’s, volledig zijn afgeschreven kan, indien nodig, een groter beroep worden gedaan op het fonds.

Als een beroep wordt gedaan op het SRF tijdens de overgangsperiode worden de middelen aangewend volgens een getrapt systeem. Daarbij zijn de nationale compartimenten van de lidstaten en de mate waarin zij zijn gemutualiseerd van belang. Deze compartimenten worden gevuld met vooraf te betalen (ex-ante) bijdragen door de banken in de aan de bankenunie deelnemende lidstaten. Het getrapte systeem tijdens de overgangsfase bestaat uit vijf treden. Pas als alle treden uit het getrapte systeem volledig zijn afgelopen kan de SRB gebruikmaken van de individuele kredietlijn van de lidstaat waar de afwikkelingscasus plaatsvindt.

Premiestelling en kostendekkendheid

De kans dat er op de garantie (de «kredietlijn») getrokken wordt, is op zichzelf laag doordat een beroep op de garantie alleen kan worden gedaan in laatste instantie, nadat ten minste 8% bail-in heeft plaatsgevonden en na het doorlopen van het getrapte systeem van het SRF. Bij afwikkeling van een enkele instelling zal het risico tevens kleiner zijn dan bij de afwikkeling van meerdere instellingen tegelijkertijd of kort na elkaar. Verder neemt het risico dat een beroep moet worden gedaan op de garantie af als het fonds met de jaren meer gevuld raakt.

Aan lidstaten als Nederland, die hebben gekozen voor een kredietlijn zonder parlementaire goedkeuring voorafgaand aan iedere uitbetaling of tranchering, wordt een bereidstellingsprovisie betaald van 0,1%. De bereidstellingsprovisie wordt berekend over het bedrag onder de kredietlijn waar de SRB daadwerkelijk een beroep op kan doen en is zodoende afhankelijk van de totale middelen die aangewend kunnen worden uit het SRF, de uitstaande leningen en de externe financieringsmogelijkheden van de SRB. De inkomsten uit de bereidstellingsprovisie zijn behoedzaam geraamd. Daarbij is uitgegaan van het uitblijven van een resolutiecasus waardoor de middelen die aangewend kunnen worden uit het SRF toenemen en zodoende het beschikbare bedrag onder de kredietlijn en daarmee ook de bereidstellingsprovisie afnemen. Als het beschikbare bedrag onder de kredietlijn nul is, ontvangt de lidstaat geen bereidstellingsprovisie, omdat er dan überhaupt niet op de kredietlijn getrokken kan worden. De bereidstellingsprovisie wordt aan het einde van het jaar door de SRB vastgesteld en uiterlijk 20 dagen na het eind van het kalenderjaar aan de lidstaat betaald. Om bovenstaande reden is de bereidstellingsprovisie geraamd op nul.

In de situatie dat de SRB een beroep doet op de kredietlijn en (een deel) van de garantie wordt ingeroepen, ontvangt de Nederlandse Staat rente, welke gelijk is aan de financieringskosten vastgesteld op de dag dat de SRB het verzoek heeft ingediend om gebruik te maken van de kredietlijn (of in het geval dat de lening verlengd wordt, op de dag dat de SRB vraagt om de verlenging van de lening).

8. DNB winstafdracht

Doel en werking garantieregeling

Het Ministerie van Financiën heeft in 2013 een garantie afgeven om risico’s op de balans van DNB af te dekken die voortvloeiden uit de steunmaatregelen aan de crisislanden. DNB is door deze steunmaatregelen tijdelijk blootgesteld aan grotere risico’s op haar balans. DNB betaalt geen premie aan de Staat voor de afgegeven garantie, maar heeft sinds het afgegeven van de garantie conform de statuten 95% van de winst aan de Staat uitgekeerd. De winsten die DNB behaalde op de steunmaatregelen maakten onderdeel van deze winsten uit. Door de afspraken die het Ministerie van Financiën en DNB in maart 2016 hebben gemaakt over het opbouwen van een voorziening is het de verwachting dat DNB een groot gedeelte van de winsten die voortvloeien uit de steunmaatregelen ook aan de voorziening zal toevoegen6.

Beheersing risico’s

De in 2013 afgegeven overheidsgarantie loopt af in maart 2018. DNB informeert het Ministerie van Financiën periodiek over de ontwikkeling van de risico’s van de gekwalificeerde activa. Als in maart 2018 blijkt dat de risico's op de balans van DNB kleiner zijn dat het eigen vermogen plus voorziening, dan wordt de garantie mogelijk niet verlengd. Hierbij zullen ook de afspraken die DNB en het Ministerie van Financiën in maart 2016 hebben gemaakt worden betrokken.

Premiestelling en kostendekkendheid

DNB betaalt geen premie. DNB heeft de afgelopen jaren 95% van de winst afgedragen aan het Ministerie van Financiën. Deze middelen zijn niet gestort in een begrotingsreserve. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

10. Garantie Propertize

Doel en werking garantieregeling

De Staat had een garantie verstrekt op de financiering van de vastgoedbeheerorganisatie Propertize. Zonder deze garantie van de Staat was het niet mogelijk voor Propertize om financiering aan te trekken in de markt. De garantie had begin 2016 een hoogte van € 2,63 mld. Op 28 juni 2016 heeft de Staat een koopovereenkomst getekend met Lone Star voor de verkoop van de aandelen van Propertize. De Staat neemt daarbij de staatsgegarandeerde schuld van Propertize over. De huidige staatsgarantie op de financiering van Propertize en bijbehorende garantiepremie komt daarmee te vervallen omdat de Staat niet langer risico loopt op Propertize met betrekking tot deze obligaties.

Beheersing risico’s

Door de overdracht van de staatsgegarandeerde schuld van Propertize naar de Staat vervalt dit risico.

Premiestelling en kostendekkendheid

Door de overdracht van de staatsgegarandeerde schuld van Propertize naar de Staat vervalt de garantiepremie.

11. Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeelnemingen

Doel en werking garantieregeling

De Staat heeft garanties en vrijwaringen afgegeven aan verschillende deelnemingen die het gevolg zijn van de verkoop van staatsdeelnemingen. Aan de Sdu (€ 30 mln.), Fortis Corporate Insurance (€ 5,5 mln.) en Westerschelde Tunnel (€ 167,5 mln.) zijn garanties en vrijwaringen verstrekt. Bij de verkoop van een belang kan het voorkomen dat de koper bepaalde garanties vraagt voor niet in de balans verwerkte posten. Dit is gebruikelijk bij fusies en overnames. Op deze manier wordt het risico van de acquisitie voor de koper verminderd, waardoor voorkomen wordt dat er een overeenkomst gesloten wordt tegen een lagere prijs.

Daarnaast heeft de Staat specifieke garanties en vrijwaringen verstrekt om de financiering van staatsdeelnemingen NS (€ 448,7 mln.), NWB Bank (€ 1,1 mln.) en TenneT (€ 300 mln.) mogelijk te maken. Het Ministerie van Financiën heeft als aandeelhouder aan TenneT Holding een garantie afgegeven ten gunste van de Stichting Beheer Doelgelden. De middelen uit deze Stichting dienen altijd direct beschikbaar te zijn, bijvoorbeeld indien er een investering in interconnectiecapaciteit dient te worden gedaan. Daarnaast garandeert de Staat leningen die NS heeft afgesloten via Eurofima. Eurofima is een multilaterale bank, opgericht op basis van een Europees verdrag, die zich specialiseert in de financiering van rollend materieel. Alle nationale Europese spoorvervoerders kunnen onder deze regeling financiering aantrekken onder garantie van het land van herkomst.

Beheersing risico’s

Voor de beheersing van het risico is een eindtermijn en maximumbedrag opgenomen. De garanties en vrijwaringen lopen de komende jaren af, het laatste deel in 2020. De premieontvangsten van TenneT worden afgestort in een begrotingsreserve. Ultimo 2015 was de omvang van de begrotingsreserve € 25,6 mln.

Premiestelling en kostendekkendheid

Er worden premies betaald over de garanties die zijn afgegeven vanwege het belang om financiering van staatsdeelnemingen mogelijk te maken. Voor de garantie van TenneT ontvangt de Staat een premie van € 4,8 mln. op jaarbasis. NS heeft in totaal € 450 mln. geleend bij Eurofima, waarvoor de Staat een garantiefee ontvangst van de NS. De onderliggende leningen zijn op verschillende momenten afgesloten waardoor de door NS te betalen garantiefee per lening verschilt. De berekening van de fee is als volgt:

  • over € 65,7 mln. een fee van 15 basispunten;

  • over € 355,5 mln. sinds half december 2011 een fee van 23 basispunten;

  • over de resterende waarde van € 28,8 mln. betaalt de NS geen fee.

Met uitzondering van Tennet worden de premieontvangsten die de Staat van de overige deelnemingen ontvangt niet gestort in een begrotingsreserve.

13, 14, en 15. EFSF, EFSM en ESM

Doel en werking garantieregeling

In 2010 is besloten tot de oprichting van de Europese noodmechanismen European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM), European Financial Stability Facility (EFSF) en tot de oprichting van een permanent noodmechanisme: het European Stability Mechanism (ESM). Via deze noodmechanismen kan steun worden verstrekt aan landen in nood onder strikte voorwaarden. Op dit moment staat Nederland voor € 49,6 mld. garant voor het EFSF, € 2,8 mld. voor het EFSM en € 35,4 mld. voor het ESM. Naar aanleiding van een verandering in het Nederlandse gewicht en daarmee het aandeel in de EU-begroting, op basis van het bruto nationaal inkomen (BNI), is de bestaande garantieverplichting voor EFSM bijgesteld. De noodfondsen ontvangen rentevergoedingen voor de verstrekte leningen.

Beheersing risico’s

De regeling betreft financiële steun aan landen middels een leningenprogramma met strikte voorwaarden dat door het EFSF, EFSM en ESM in tranches wordt uitgekeerd, na een positief oordeel van de instituties – de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank (ECB) en het IMF – over de voortgang van het programma. Het leningenprogramma is erop gericht dat het land dat steun ontvangt zo spoedig mogelijk weer een houdbare financieel-economische positie heeft en weer toegang krijgt tot de financiële markten.

Op het moment dat een lidstaat, die steun uit het EFSF ontvangt, niet aan de betalingsverplichtingen van het EFSF kan voldoen en als gevolg daarvan het EFSF haar schuldeisers niet meer kan betalen, zal Nederland naar rato haar aandeel in de garantie moeten bijdragen aan het EFSF. Als andere landen die garanties hebben verleend op dat moment niet in staat zijn hun bijdrage aan het EFSF te voldoen, dan zal Nederland (samen met andere lidstaten) hier ook (naar rato) voor moeten betalen. Nederland krijgt hierdoor een vordering op de in gebreke blijvende garanderende lidstaat. Zodra het EFSF garanties inroept heeft dit effect op het EMU-saldo.

Om de financiële ondersteuning vanuit het EFSM te kunnen financieren is de Europese Commissie gemachtigd om namens de Europese Unie (EU) geld aan te trekken op de kapitaalmarkten. Deze leningen worden via de EU-begroting gegarandeerd door de EU-lidstaten. Zodra het EFSM garanties inroept, betekent dit een effect op de Nederlandse schuld en het EMU-saldo.

Het ESM kent een andere kapitaalstructuur, waardoor de risico’s voor landen die garanties verstrekken zijn ingeperkt. De risico’s worden daarnaast beheerst doordat het ESM een preferente schuldeiser status (preferred creditor) kan claimen over andere crediteuren (behalve die van het IMF). Indien lidstaten die steun hebben ontvangen uit het ESM niet in staat zijn om aan de betalingsverplichtingen van het ESM te voldoen en als gevolg daarvan het ESM haar schuldeisers niet meer kan betalen, dan zal het ESM deze verliezen moeten opvangen. Het ESM zal dan eerst putten uit het reservefonds, daarna uit het volgestort kapitaal en als laatste optie pas het oproepbaar kapitaal(garanties) oproepen. Als andere garanderende landen op dat moment niet in staat zijn hun bijdrage aan het ESM te voldoen, dan zal Nederland (samen met andere lidstaten) hier ook (naar rato) voor moeten betalen. Nederland krijgt hierdoor een vordering op de in gebreke blijvende garanderende lidstaat. Zodra het ESM garanties inroept, betekent dit een effect op de Nederlandse schuld en het EMU-saldo.

Premiestelling en kostendekkendheid

ESM/EFSF

De rente die de verschillende programmalanden momenteel betalen aan het ESM en het EFSF is afhankelijk van de rente waarvoor het ESM/EFSF op de geld- en kapitaalmarkt leent (zogenaamde cost of funding). Het verschuldigde rentepercentage is een samenstelling van de rente die het ESM/EFSF betaalt voor obligatie-uitgiftes met verschillende looptijden. Op basis van de op de markt aangetrokken middelen berekent het ESM/EFSF op dagbasis de gemiddelde financieringskosten, welke worden doorberekend aan de programmalanden. Daarnaast betalen lidstaten die steun ontvangen van het ESM/EFSF aan het ESM/EFSF bij ontvangst van een lening een service fee van 50 basispunten, jaarlijks een service fee van 0,5 basispunten en een commitment fee. Lidstaten betalen aan het ESM ook nog een renteopslag, waarbij de hoogte afhangt van het gekozen instrument. De exacte opslagen zijn vastgelegd in de beprijzingsrichtsnoer van het ESM. De renteopslag van het EFSF is vastgesteld op nul.

EFSM

De prijsstelling van het EFSM kent als uitgangspunt dat deze direct worden doorgegeven aan de specifieke programmalanden tegen dezelfde rente als waarvoor de Europese Commissie inleent. Dit zijn de financieringskosten. De renteopslag op de EFSM-leningen is vastgesteld op nul. Naar aanleiding van een verandering in het Nederlandse aandeel in de EU-begroting, op basis van het BNI, zijn de bestaande garantieverplichting voor zowel het EFSM als de EU-betalingsbalanssteun bijgesteld.

De steun die iedere EU-lidstaat inlegt is (mede-)afhankelijk van het relatieve BNI van iedere lidstaat ten opzichte van het totale BNI van de EU. Geraamd wordt dat in 2017 het Nederlandse aandeel in het totale BNI van de EU 4,68% bedraagt, een daling van 2 basispunten t.o.v. 2016. De Nederlandse bijdrage wordt daarom met € 12 mln. verlaagd.

16. EIB-kredietverlening in ACP en OCT

Doel en werking garantieregeling

De European Investment Bank (EIB) verricht activiteiten in de landen in Sub-Sahara Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ook wel de Afrikaanse, Caribische en Pacifische landen genoemd, afgekort ACP-landen), alsmede in Europese Overzeese Gebieden (Overseas Countries and Territories, afgekort OCT-landen). De projecten richten zich op economische ontwikkeling van deze landen via de ontwikkeling van de private sector en de financiële sector, investeringen in infrastructuur en het verbeteren van het ondernemingsklimaat. Een deel van deze activiteiten wordt bekostigd met een «revolverend fonds» dat gefinancierd wordt door het European Development Fund (EDF). De EIB financiert daarnaast ook activiteiten uit eigen middelen. Op deze eigen middelen hebben de lidstaten een garantie afgegeven om het politieke risico dat op deze activiteiten wordt gelopen af te dekken.

Beheersing risico’s

Om inspraak van de lidstaten in financieringsbesluiten, gefinancierd uit zowel EDF als eigen middelen, te waarborgen is er een comité opgericht waar alle lidstaten in vertegenwoordigd zijn. Dit comité beoordeelt alle investeringsvoorstellen inhoudelijk en brengt advies uit aan de EIB Board inzake eventuele goedkeuring. Tevens heeft het beheer van de portefeuille dezelfde waarborgen als de EIB-portefeuille binnen de EU.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in de begrotingsreserve. Door de aandeelhouders wordt geen dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij de garantie zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EIB/EU-lidstaten in de ACP- en OCT-landen hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de EIB, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

17. Kredieten EU-betalingsbalanssteun

Doel en werking garantieregeling

De Europese Betalingsbalansfaciliteit is bedoeld voor niet-eurolanden met feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot de lopende rekening van de betalingsbalans of het kapitaalverkeer. De EU draagt bij aan de stabiliteit door het verstrekken van leningen via de Betalingsbalansfaciliteit. Alleen lidstaten die de euro (nog) niet hebben ingevoerd kunnen aanspraak maken op de Betalingsbalansfaciliteit. Om de financiële ondersteuning te kunnen financieren is de Europese Commissie gemachtigd om namens de EU geld aan te trekken op de kapitaalmarkten. Deze leningen worden gegarandeerd door de EU-lidstaten via de EU-begroting. Uit de betalingsbalansfaciliteit kan voor een maximum aan € 50 mld. aan leningen worden verstrekt. Geraamd wordt dat in 2017 het Nederlandse aandeel in het totale BNI van de EU 4,68% bedraagt, een daling van 2 basispunten ten opzichte van 2016. De Nederlandse bijdrage wordt daarom met € 10 mln. verlaagd. Het Nederlandse aandeel in deze garantie komt rekening houdend met deze verlaging uit op circa € 2,3 mld.

Beheersing risico’s

Het verstrekken van leningen gaat altijd gepaard met een risico. Het doel van de Betalingsbalansfaciliteit is juist om de financiële stabiliteit van de gehele EU te waarborgen opdat risico’s voor de Nederlandse economie, financiële sector en begroting niet escaleren. Doordat de Europese Commissie op grond van een impliciete garantie van de EU-begroting leningen kan verstrekken hoeven de EU-lidstaten geen kosten te maken voor het verstrekken van deze leningen. Het uitstaande risico komt als promemorie in de EU-begroting. De eventuele rentemarge (verschil tussen rente bij in- en uitlenen) wordt verrekend in de afdrachten van de lidstaten (inkomstenkant van de EU-begroting).

Premiestelling en kostendekkendheid

De rente die steunontvangende landen betalen voor financiële steun van de Betalingsbalansfaciliteit is gelijk aan de financieringskosten die de Europese Commissie maakt. In de periode 2008–2011 is een totaalbedrag van € 13,4 mld. aan leningen verstrekt aan Hongarije, Letland en Roemenië. Van deze programma’s zijn alle tranches uitgekeerd en Hongarije en Letland zijn reeds begonnen met terugbetalen van de leningen. Het openstaande bedrag van de faciliteit aan deze drie landen is circa € 13,4 mld. (stand juli 2015). Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

18. en 19. Wereldbank Groep

Doel en werking garantieregeling

De Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA) is een onderdeel van de Wereldbank Groep. Deze organisatie ondersteunt de private sector bij het verzekeren van buitenlandse investeringen. De activiteiten van MIGA worden gefinancierd door aandelenkapitaal (paid-in) en de rest wordt verstrekt in de vorm van garanties (callable capital). Een ander onderdeel van de Wereldbank Groep is de International Bank for Reconstruction and Development (IBRD, oftewel de Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling). IBRD functioneert als een soort coöperatieve bank, waarvan lidstaten aandeelhouder zijn. Op basis van ingelegd aandeelkapitaal en garanties, leent IBRD in op kapitaalmarkten en worden leningen verstrekt.

Beheersing risico’s

De garanties kunnen alleen worden ingeroepen door de IBRD op het moment dat de IBRD niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen en failliet dreigt te gaan. De kans dat dit gebeurt wordt als zeer klein aangemerkt. De IBRD voert namelijk een prudent beleid met als expliciet doel het risico op een «call on capital» te minimaliseren en het liquiditeit- en risicobeleid van de IBRD is conservatief. De leenportfolio van de IBRD functioneert ondanks de crisisjaren goed. Dit komt mede doordat de Wereldbank mondiaal opereert waardoor de portefeuille goed gediversifieerd is. De bank heeft geen winstmotief en hecht veel waarde aan de AAA-status (stabiel) die de instelling in staat stelt voordelig te lenen op de kapitaalmarkt. Tevens heeft de Bank een zogenaamde Preferred Creditor Status. Dit houdt in dat lenende landen de IBRD voorrang verschaffen bij betaling indien zij moeite hebben om aan hun verplichtingen te voldoen.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen gestort worden in een begrotingsreserve. De financiële voordelen van de garantie worden door de IBRD middels betere leenvoorwaarden doorberekend aan de klantlanden, waarmee het bijdraagt aan de realisatie van de door IBRD opgelegde beleidsdoelstellingen. Het instellen van een premie zou de bijdrage van de IBRD aan het maatschappelijke doel verminderen. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

20. EBRD

Doel en werking garantieregeling

De European Bank for Reconstruction and Development (EBRD, oftewel de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling) is opgericht om de landen in Midden- en Oost-Europa en de voormalige Sovjet Unie bij te staan in hun transitie naar een democratie en naar een markteconomie. Inmiddels is het operatiegebied uitgebreid met een aantal Centraal-Aziatische landen en enkele landen in de Zuidoostelijk Mediterrane regio. Het mandaat van de Bank is specifiek gericht op de transitie van (aanvankelijk ex-communistische) economieën naar markteconomieën met een robuuste private sector en integratie daarvan in de wereldeconomie. De EBRD wordt gefinancierd door aandelenkapitaal, waarvan zo’n 20% is ingelegd door de lidstaten (paid-in) en de rest wordt verstrekt in de vorm van garanties (callable capital).

Beheersing risico’s

De garantie kan alleen worden ingeroepen door de EBRD wanneer de bank niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen en de bank dus failliet dreigt te gaan. De kans dat dit gebeurt wordt als klein aangemerkt. De EBRD voert een prudent beleid. Het liquiditeit- en risicobeleid zijn conservatief. De leenportfolio van de EBRD doet het historisch gezien goed en de bank maakt winst. Mede daardoor heeft de EBRD een sterke kapitaalpositie met een gezonde verhouding tussen de portfolio en de capaciteit om het risico in de portfolio te dragen. Het beleid is erop gericht dat kapitaalgaranties nooit ingeroepen hoeven te worden. De EBRD wordt door alle kredietbeoordelingbureaus dan ook als betrouwbaar aangemerkt (AAA, stabiel). De bank heeft een «Preferred Creditor Status». Tevens heeft de board van de bank een Audit Committee dat de risico’s van de Bank nauwgezet in de gaten houdt. Er is een Internal Audit Committee dat toeziet op de kwaliteit van procedures en processen (deze rapporteert aan de president van de bank).

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in een begrotingsreserve. Het is immers de wijze waarop het ingelegd kapitaal wordt gefinancierd. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EBRD hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de EBRD, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort. Uit het eigen vermogen worden regelmatig (beperkt) middelen onttrokken met goedkeuring van de Raad van Gouverneurs, bijvoorbeeld voor het EBRD-fonds waaruit onder andere technische-assistentie-activiteiten worden betaald of het door de EBRD beheerde Chernobyl Shelter Fund. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

21. EIB

Doel en werking garantieregeling

De EIB heeft tot taak, met een beroep op de kapitaalmarkten en op haar eigen middelen, bij te dragen aan een evenwichtige en ongestoorde ontwikkeling van de interne markt in het belang van de EU. Op basis van kapitaal en garanties van de lidstaten leent de EIB op de kapitaalmarkt waarmee het middelen genereert voor investeringen in zowel de publieke als de private sector.

Beheersing risico’s

Garanties kunnen alleen worden ingeroepen door de EIB op het moment dat de bank niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen. De kans dat dit gebeurt wordt echter als klein aangemerkt, omdat de EIB een zeer prudent risicobeleid voert dat als doel heeft kapitaalgaranties nooit te hoeven inroepen. De leenportfolio van de EIB functioneert historisch gezien goed en de bank maakt winst. De externe kredietbeoordelingbureaus (Moody’s, S&P and Fitch) geven de EIB een AAA/Aaa rating. Deze sterke rating is een reflectie van de kwalitatief hoogwaardige portefeuille van de EIB en de sterke steun van een aantal kredietwaardige aandeelhouders (met name Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Nederland). De bank heeft geen winstmotief en hecht veel waarde aan de AAA-status die de instelling in staat stelt voordelig in te lenen op de kapitaalmarkt. De bank heeft een Preferred Creditor Status.

Tevens heeft de board van de bank een risk committee dat de risico’s van de bank in de gaten houdt en is er een onafhankelijk audit committee (bestaande uit financiële experts, toezichthouders en auditors) dat rechtstreeks rapporteert aan de Gouverneurs van de EIB (Ministers van Financiën). Dit comité ziet onder andere toe op naleving van de regels voor toereikendheid van kapitaal en liquiditeit van de EU (Capital Requirement Directives, afgekort CRD) en Bazel, waarbij de bank overigens conform haar eigen beleid ver boven de daarin vastgelegde minima uitsteekt.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in een begrotingsreserve. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders/lidstaten een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EIB/EU-lidstaten hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de EIB, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort. Zou de EIB ooit worden opgeheven dan zou dit kapitaal terugstromen naar de aandeelhouders (overigens is er wel eenmaal in het bestaan van de EIB dividend verstrekt aan de aandeelhouders toen het kapitaal van de bank uitzonderlijk hoog was in verhouding tot de behoefte). Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

22. DNB – IMF

Doel en werking garantieregeling

Bij het IMF gaat het om een garantie die de Nederlandse Staat aan DNB verleent om het risico te dekken indien het Fonds in gebreke blijft. De garantieverstrekking is daarmee dus in feite een nationale aangelegenheid. Deze garantie staat wel op de begroting, maar wordt alleen ingeroepen in het geval dat het IMF niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en een beroep doet op middelen van DNB. Een deel van de garantie is tijdelijk. Hierdoor kan de garantie dalen. Begin 2016 zijn de quotahervormingen van het IMF in werking getreden (zie Kamerbrief van 28 januari 2016) en is de Nederlandse NAB-garantie als gevolg daarvan automatisch verlaagd. Tegelijkertijd is de garantie voor het PGRT opgehoogd tot Special Drawing Rights (SDR) 1 miljard7, die tot 2024 loopt8.

Beheersing risico’s

Het verstrekken van garanties gaat altijd gepaard met risico. De kans dat DNB de garantie moet inroepen is echter zeer klein. Het IMF kent verschillende beleidsmaatregelen om te voorkomen dat betalingsachterstanden op IMF-programma’s ontstaan. Belangrijke elementen hierin zijn het IMF-beleid voor programmalanden, de Preferred Creditor Status die het IMF heeft en de reserves die het IMF hanteert. De kredietverlening van het IMF is «revolverend», wat betekent dat landen na een bepaalde periode het IMF weer terug moeten betalen. Het komt nauwelijks voor dat landen achterstanden hebben bij het IMF, mede dankzij het prudente beleid dat het IMF voert. Een belangrijk element hierin vormt het toegangsbeleid: voordat het IMF een programma verstrekt wordt vastgesteld of een land voldoende capaciteit heeft om het IMF terug te betalen. Daarnaast zijn er richtlijnen voor limieten van leningen zodat het IMF grenzen kan stellen aan de beschikbare financiering voor een programma. Ook zijn de vormgeving van het programma en de gestelde conditionaliteiten belangrijke waarborgen voor terugbetaling. Hiermee dwingt het IMF economische aanpassingen af die lidstaten in staat stellen hun betalingsbalansproblemen op orde te krijgen en tijdig de lening terug te betalen. Daar komt bij dat het IMF een «Preferred Creditor» is (crediteur die voorrang krijgt boven andere crediteuren), en dat achterstanden bij het IMF slecht zijn voor de reputatie op financiële markten en bij andere internationale instellingen. In het geval van achterstallige betalingen kan het IMF terugvallen op de reservebuffer, de zogenaamde precautionary balances. Het IMF houdt voor deze reserves een doelstelling aan van SDR 20 mld. waarbij SDR 10 mld. als een minimum wordt gehanteerd.

Overigens is het zo dat er geen directe koppeling kan worden gemaakt tussen individuele IMF-programma’s en de Nederlandse bijdrage aan het IMF. De IMF-middelen aan programmalanden worden ter beschikking gesteld uit de algemene middelen van het IMF. De garantie van de Nederlandse Staat aan DNB dekt louter de middelen die Nederland beschikbaar stelt aan het IMF, voor de theoretische situatie dat DNB door het IMF niet meer wordt terugbetaald.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor afgegeven garanties aan DNB wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in de begrotingsreserve. Het IMF zelf ontvangt geen garantie van de Nederlandse Staat en betaalt dus ook geen premie voor deze garantie aan de Nederlandse Staat. Het IMF vraagt wel premie aan landen die financiële steun krijgen en betaalt een premie aan landen die middelen verstrekken. Dit geldt ook voor Nederland. Op het moment dat het IMF gebruik wenst te maken van een verstrekt leenarrangement, dan moet DNB dit geld financieren op de kapitaalmarkt. Hiervoor ontvangt DNB een vergoeding: de SDR-rente.

De premie die landen moeten betalen aan het IMF is gebonden aan de IMF-marktgerelateerde rente, die weer gerelateerd is aan de SDR-rente. Het IMF rekent een extra opslag (vergoeding voor gelopen risico’s) voor programma’s die groot van omvang zijn (boven de 187,5% quotum van een land uitkomen). Als het bedrag aan financiële steun na een aantal jaar nog steeds boven de 187,5% quotum uitkomt, wordt daar bovenop een extra opslag gevraagd om groot en langdurig gebruik van IMF-middelen te ontmoedigen. Een uitzondering wordt gemaakt voor lage-inkomenslanden: zij betalen een veel lagere premie. Daarnaast rekent het IMF een zogeheten commitment fee voor een aantal faciliteiten, die wordt teruggestort wanneer een land daadwerkelijk geld trekt onder die faciliteit. Ook rekent het IMF een vergoeding om de uitvoeringskosten van een programma te dekken.

Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

23. AIIB

Doel en werking garantieregeling

In 2015 is besloten om toe te treden tot de nieuw op te richten Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB), welke ondertussen operationeel is. Op basis van een door de oprichtende aandeelhouders bepaalde verdeelsleutel heeft Nederland een aandeel toegewezen gekregen en zich hierop ingeschreven. Dit aandeel bestaat uit een gedeelte ingelegd (paid-in)kapitaal en een gedeelte garantiekapitaal. Deze verplichting betreft het garantiekapitaal.

De doelstelling van de AIIB is tweeledig:

  • het bevorderen van duurzame economische ontwikkeling, het creëren van welvaart en het verbeteren van het infrastructuurnetwerk in Azië door te investeren in infrastructuur en andere productieve sectoren;

  • het bevorderen van regionale samenwerking en partnerschappen door samen te werken met andere multilaterale en bilaterale ontwikkelingsinstellingen bij het adresseren van ontwikkelingsuitdagingen.

Beheersing risico’s

Het verstrekken van garanties gaat altijd gepaard met een risico. Dit risico zal bestaan totdat de garantie wordt opgeheven. De garantie kan worden afgeroepen door de AIIB op het moment dat de bank niet meer aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. In dit uiterste geval heeft het directe gevolgen voor de rijksuitgaven en het EMU-saldo (voor maximaal USD 825 mln.). De kans dat dit gebeurt wordt echter als zeer klein aangemerkt. De optie om «callable capital» in te roepen is bij de Internationale Financiële Instellingen (IFI’s) nog nooit ter sprake geweest, zelfs niet in tijden van crises (bv. Azië-crisis of afgelopen financiële crisis). Het risico wordt ook geadresseerd door het nog op te stellen risicobeleid van de bank.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in de begrotingsreserve. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders/lidstaten een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de AIIB hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de AIIB, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort.

24. Regeling Investeringverzekering

Doel en werking garantieregeling

De Staat kan jaarlijks voor maximaal € 453,8 mln. aan verplichtingen aangaan voor nieuwe investeringsverzekeringen. Via deze verzekeringen worden Nederlandse bedrijven die langdurig investeren gedekt tegen het politieke risico dat zij lopen in het buitenland. In de tabel «Overzicht verstrekte garanties» wordt naast het verplichtingenplafond van € 453,8 mln. een verwachte afloop van € 453,8 mln. opgenomen. De exacte omvang van de aangegane en vervallen verplichtingen zijn pas na afloop van een begrotingsjaar bekend.

Beheersing risico’s

De randvoorwaarden voor de afgifte van verzekeringen kunnen ieder moment worden aangepast zodat onverantwoord grote risico’s worden vermeden. Het risicoprofiel van de bestaande exportkredietverzekering-portefeuille (ekv-portefeuille) inclusief Regeling Investeringen (RIV) en MIGA en van nieuwe aanvragen, wordt daarom nauwlettend gevolgd door het Ministerie van Financiën door middel van een uitgebreid risicokader. Voor de RIV is in de begroting een bedrag van € 453,8 mln. opgenomen als plafond voor hoeveel de Staat jaarlijks aan nieuwe verplichtingen kan aangaan (brutoplafond). Het gebruik van de regeling wordt in onderstaande tabel weergegeven.

Benutting garantieregeling (bedragen x € 1.000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Aangegane garantieverplichtingen (bruto)

0

13.789

62.194

5.760

0

Vervallen garantieverplichtingen (incl. schade-uitkeringen)

19.572

34.262

9.275

57.225

10.227

Aangegane garantieverplichtingen (netto)

– 19.752

– 20.473

52.919

– 51.465

– 10.227

Premiestelling en kostendekkendheid

Bij de investeringsverzekeringen gelden net zoals bij exportkredietverzekeringen internationale afspraken ten aanzien van kostendekkendheid en minimumpremies. De kostendekkendheid van de investeringsverzekering wordt gemonitord door middel van een speciaal hiervoor ontwikkeld model voor Bedrijfseconomische Resultaatbepaling (BERB). Er is voor het geheel aan producten (garanties 24, 25 en 26) een risicovoorziening beschikbaar van € 207 mln.

25. MIGA-herverzekering

Doel en werking garantieregeling

Herverzekering MIGA betreft de herverzekering van investeringsverzekeringen afgesloten door Nederlandse exporteurs onder de MIGA-faciliteit van de Wereldbank. Door herverzekering ontstaat er bij de Wereldbank meer ruimte voor het afsluiten van investeringsverzekeringen met Nederlandse exporteurs. Om deze herverzekeringscapaciteit af te bakenen is een separaat garantieplafond opgesteld. In de tabel «Overzicht verstrekte garanties» wordt naast het verplichtingenplafond van € 150 mln. een verwachte afloop van € 150 mln. opgenomen. De exacte omvang van de aangegane en vervallen verplichtingen zijn na afloop van een begrotingsjaar bekend. Tot op heden is er geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot herverzekering van investeringsverzekeringen afgesloten onder de MIGA-faciliteit. Herverzekering onder de MIGA-faciliteit maakt onderdeel uit van het reguliere instrumentarium en zal als zodanig dan ook onderdeel uitmaken van de beleidsdoorlichting in 2016. Hierbij zal ook de benutting van het instrument aan de orde komen.

Beheersing risico’s

Er is een maximale jaarlijkse herverzekeringslimiet van € 150 mln. vastgelegd. Voor de MIGA-herverzekering is in de begroting een bedrag van € 150 mln. opgenomen als plafond voor hoeveel de Staat jaarlijks aan nieuwe verplichtingen kan aangaan (brutoplafond). Het gebruik van de regeling wordt in onderstaande tabel weergegeven.

Benutting garantieregeling (bedragen x € 1.000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Aangegane garantieverplichtingen (bruto)

0

0

0

0

0

Vervallen garantieverplichtingen (incl. schade-uitkeringen)

0

0

0

0

0

Aangegane garantieverplichtingen (netto)

0

0

0

0

0

Premiestelling en kostendekkendheid

Conform de overeenkomst met de Wereldbank wordt de premiestelling van MIGA overgenomen. De Wereldbank is eveneens gebonden aan de internationaal afgesproken minimumpremies. Er is voor het geheel aan producten (garanties 24, 25 en 26) een risicovoorziening beschikbaar van € 207 mln.

26. Exportkredietverzekering

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse Staat biedt de mogelijkheid voor het verzekeren van betalingsrisico’s verbonden aan het handels- en dienstenverkeer met het buitenland. Het productenassortiment van de ekv-faciliteit omvat momenteel onder andere de exporteurspolis, financieringspolis, koersrisicoverzekering, werkkapitaaldekking en verzekering van garanties. In de tabel «Overzicht verstrekte garanties» wordt naast het verplichtingenplafond van € 10 mld. een verwachte afloop van € 10 mld. opgenomen. De exacte omvang van de aangegane en vervallen verplichtingen zijn na afloop van een begrotingsjaar bekend.

Beheersing risico’s

De randvoorwaarden voor de afgifte van verzekeringen kunnen ieder moment worden aangepast zodat onverantwoord grote risico’s worden vermeden. Het risicoprofiel van de bestaande ekv-portefeuille (incl. RIV en MIGA) en van nieuwe aanvragen wordt daarom nauwlettend gevolgd door het Ministerie van Financiën door middel van een uitgebreid risicokader.

In de begroting 2012 is het jaarlijkse garantieplafond naar beneden bijgesteld van € 11,3 mld. naar € 10 mld. Een herijking van garantieverplichtingen in vreemde valuta heeft eind 2014 geleid tot lagere uitstaande garanties. Hierdoor is ook de omvang van vervallen garantieverplichtingen relatief groot (zie onderstaande tabel). Door deze wijziging wordt echter aangesloten bij de systematiek die al wordt gehanteerd bij andere internationale garanties.

Voor de ekv is in de begroting een bedrag van € 10 mld. opgenomen als plafond voor hoeveel de Staat jaarlijks aan nieuwe verplichtingen kan aangaan (brutoplafond). In voorgaande jaren was er sprake van een plafond voor het saldo van nieuwe verplichtingen (nieuwe verplichtingen minus de vervallen verplichtingen, dus het nettoplafond). Het gebruik van de regeling wordt in onderstaande tabel weergegeven.

Benutting garantieregeling (bedragen x € 1.000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Aangegane garantieverplichtingen (bruto)

6.823.709

12.644.489

12.901.909

8.882.142

9.517.292

Vervallen garantieverplichtingen (incl. schade-uitkeringen)

5.705.565

9.701.607

9.378.339

16.366.533

7.162.405

Aangegane garantieverplichtingen (netto)

1.118.144

2.942.882

3.523.570

– 7.484.391

2.354.887

Premiestelling en kostendekkendheid

Internationaal is afgesproken dat ekv-faciliteiten over een langere periode kostendekkend moeten zijn, om concurrentieverstoring te voorkomen. Dat betekent dat op lange termijn de premie-inkomsten voldoende moeten zijn om de uitvoeringskosten en de netto schade-uitkeringen (inclusief de recuperaties) te dekken. Om deze reden zijn de minimumpremies van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) opgesteld. Nederland houdt zich aan deze minimumpremies en monitort de kostendekkendheid door een speciaal hiervoor ontwikkeld model: BERB. Er is voor het geheel aan producten (garanties 24, 25 en 26) een risicovoorziening beschikbaar van € 207 mln. Deze reserve wordt aangehouden door de tijdsverschillen tussen premie-ontvangsten en schade-uitkeringen. Verder is er nog een risicovoorziening voor de Stichting Economische Samenwerking Nederland Oost-Europa en Garantiefaciliteit voor Opkomende Markten (Seno-Gom) van € 25 mln.

6

Kamerstukken II 2015–2016 32 013, nr. 124.

7

SDR: de speciale trekkingsrechten zijn gebaseerd op de Amerikaanse dollar, de euro, de Japanse yen en het Brits pond sterling en per 1 oktober 2016 ook de Chinese Renminbi. De koers van de SDR was op 1 maart 2016 1 SDR = 1.27127 euro.

8

Kamerstukken II 2015–2016 34 485 IX, nr. 1.

Licence