Base description which applies to whole site

2. Beleidsagenda

De afgelopen jaren is hard gewerkt aan de gecombineerde agenda voor Hulp, Handel en Investeringen. Het uitbannen van extreme armoede; het bereiken van duurzame inclusieve groei en tegelijkertijd het creëren van kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven, samen met onze partners waaronder het maatschappelijk middenveld en bedrijven, vormen de essentie van een benadering die vruchten begint af te werpen.

Zo heeft het kabinet werk gemaakt van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. De verwachting is dat er in 2016 in totaal zeven convenanten worden afgesloten met verschillende bedrijfssectoren. Convenanten die overheid, bedrijven en maatschappelijke organisaties bij elkaar brengen om maatschappelijke risico’s in de waardeketens van het bedrijfsleven zoveel mogelijk te voorkomen. Een eerste convenant met de textielsector is op 4 juli jl. afgesloten. Daarnaast heeft het Nederlands Voorzitterschap van de EU de OESO-richtlijnen over verduurzaming van de mondiale waardeketens op de Europese agenda geplaatst.

Een ander initiatief dat bijdraagt aan armoedebestrijding en inclusieve groei is een eerlijk internationaal belastingbeleid. Nederland heronderhandelt de bilaterale belastingverdragen met 23 ontwikkelingslanden, steunt ontwikkelingslanden om hun inkomsten te vergroten via het Addis Tax Initiative en bepleit internationale hervormingen van belastingen zodat de winsten van internationaal opererende bedrijven ook in ontwikkelingslanden redelijk belast kunnen worden. Daarmee worden deze landen minder afhankelijk van hulp en zijn ze beter in staat hun eigen ontwikkelingsagenda’s te financieren.

Ook heeft het kabinet actief aandacht gevraagd voor de positie van ontwikkelingslanden bij het maken van handelsafspraken en speelde het kabinet een stimulerende rol bij de totstandkoming van regionale afspraken over handel in Afrika (European Partnership Agreements-EPA). Nederland bevorderde verder dat bij het maken van handelsafspraken er meer rekening wordt gehouden met belangen op het gebied van milieu en arbeid. Dat brengt Nederland in bij de TTIP-onderhandelingen. Het kabinet vraagt verder om concrete uitvoering van afspraken voor duurzaamheid in handelsakkoorden. Afspraken over handel moeten op een transparantere manier tot stand komen. Als EU-voorzitter heeft Nederland belangrijke voortgang kunnen boeken met de toekomstige agenda van de WTO (Post-Nairobi). Tijdens het voorzitterschap is ook een politiek akkoord bereikt over conflictmineralen en de anti-martelwetgeving.

Het verbinden van hulp en handel vertaalt zich ook in de economische diplomatie onder andere door de verbreding daarvan. Naast missies naar de traditionele handelslanden, gingen er ook missies naar bestemmingen die vanuit economisch oogpunt minder vanzelfsprekend waren. Voorbeelden zijn de door Ebola getroffen landen in West-Afrika, landen in Noord-Afrika en Cuba. Deze missies zijn in de meeste gevallen niet alleen gericht op het benutten van economische kansen, maar ook op thema’s als duurzaamheid, politiek, mensenrechten, cultuur en/of sport. In deze kabinetsperiode namen tot nu toe circa 3.000 bedrijven deel aan de missies.

Op onze prioriteiten wordt in ontwikkelingslanden veel bereikt. Zo kregen vorig jaar dankzij Nederlandse steun 1,6 miljoen mensen toegang tot schoon drinkwater, konden 3,1 miljoen mensen gebruik maken van sanitaire voorzieningen en werd voor 1,4 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie gerealiseerd. We helpen momenteel meer dan 6 miljoen boeren en boerinnen van kleinschalige bedrijven in ontwikkelingslanden bij verbetering van hun productie. Ook arme vrouwen profiteren hiervan. In 2015 werden bijvoorbeeld 4.500 arme vrouwen (mede)eigenaar van een stuk grond in de polders van Bangladesh. Deze vrouwen zagen hun landbouwopbrengsten stijgen; verkopen hun producten op de markt; verdienen genoeg om hun kinderen naar school te sturen en om hen gezond te voeden. En in Bangladesh, maar ook in Benin, Ethiopië, Ghana en Mozambique zijn 5,8 miljoen jongeren bereikt met informatie over seksualiteit, HIV, soa’s, zwangerschap en anticonceptie. Deze resultaten zijn bemoedigend en dragen bij aan onze doelstellingen.

We worden geconfronteerd met grote crises. Meer mensen dan ooit zijn op de vlucht en hun omstandigheden zijn vaak erbarmelijk. Het verlichten van humanitaire noden blijft voor dit kabinet een belangrijk streven. Nederland draagt bij aan humanitaire hulp, maar geld alleen is onvoldoende. Humanitaire hulpverlening moet grondig worden hervormd en hier heeft Nederland tijdens de World Humanitarian Summit in mei 2016 – met succes – voor gepleit. Nederlandse prioriteiten zoals de financiering van humanitaire hulp, kwetsbare groepen, gender, innovatie, onderwijs en jongeren zijn uitgebreid aan bod gekomen en vertaald naar concrete initiatieven zoals de afspraak tussen de grootste donoren en uitvoeringsorganisaties om noodhulp effectiever en efficiënter te maken. Naast hervormingen moeten de grondoorzaken aangepakt worden die mensen doen besluiten hun land te verlaten, zoals onveiligheid of gebrek aan economisch perspectief. Dankzij Nederland is er in nieuwe EU-programma’s een veel betere balans tussen steun voor vluchtelingen en gastgemeenschappen. De strategie die Nederland heeft ontwikkeld om opvang in de regio te versterken, is door Europa overgenomen met het accent op onderwijs en economische ontwikkeling in regio’s die veel vluchtelingen opvangen. Hiermee worden de perspectieven voor zowel vluchtelingen als gastgemeenschappen verbeterd. Jongeren staan dankzij het kabinet hoog op de Europese agenda. Veel nieuwe EU-programma’s richten zich nu op jongeren en werkgelegenheid zodat zij in hun eigen land een goede toekomst op kunnen bouwen. Hierbij is samenwerking het vehikel om tot resultaat te komen. De overheid is allang niet meer de enige en belangrijkste partner. Dat zijn ook het bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld en belangenorganisaties, de betrokken en kritische burger. Al deze partijen dragen verantwoordelijkheid en bepalen mede het succes van onze gezamenlijke inzet. Samen vervolgen wij ook in 2017 de door het kabinet ingeslagen weg.

Hoofdstuk 1: Blijven werken aan oplossingen voor de grondoorzaken van armoede, instabiliteit en migratie

Het bereiken van de meest kwetsbare groepen lukt ons nog onvoldoende ...

Extreme armoede concentreert zich in Afrika. Nog steeds leven wereldwijd ongeveer 700 miljoen mensen beneden de armoedegrens van 1,90 dollar per dag. De ongelijkheid binnen de meeste ontwikkelingslanden neemt toe. Afrika heeft na Latijns-Amerika nu de meest ongelijke inkomensverdeling, met scherpe stijgingen in onder andere Ghana en Nigeria. Het gemiddelde inkomen neemt daar toe, maar de armste groepen profiteren nauwelijks. Daarom zet het kabinet extra in op gemarginaliseerde groepen. Nederland ondersteunt via het programma «Voice» lokale maatschappelijke organisaties in Afrika en Azië die opkomen voor de rechten van LHBTI’s en vrouwelijke slachtoffers van geweld en uitbuiting maar ook gehandicapten, inheemse groepen en slachtoffers van leeftijdsdiscriminatie.

Veiligheid, stabiliteit en inclusiviteit zijn randvoorwaarden voor ontwikkeling. De groeiende wereldbevolking, klimaatverandering en schaarste aan natuurlijke hulpbronnen leggen druk op basisvoorzieningen die net zo belangrijk zijn voor ontwikkeling en waarvoor geldt dat een gebrek eraan tegelijkertijd een bron van conflict kan zijn.

Vluchtelingenstromen zijn groter dan ooit, terwijl internationaal de financiering voor humanitaire hulp en opvang in de regio tekortschiet. De wereldwijde behoefte aan humanitaire hulp bedraagt inmiddels meer dan 20 miljard dollar. Dit is vijf keer het bedrag dat tien jaar geleden nodig was om in de humanitaire noden te voorzien. Noodhulp moet daarom effectiever en efficiënter. Organisaties ter plekke moeten beter betrokken worden daar waar dat kan, en alle uitvoerende partijen – zowel de humanitaire als ontwikkelingsactoren – moeten hun doelen gezamenlijk vaststellen.

Acute hulp aan degenen die dit het hardst nodig hebben, moet hand in hand gaan met het bieden van perspectief aan mensen die huis en haard hebben moeten verlaten. Daarom heeft het kabinet extra middelen (EUR 260 miljoen) beschikbaar gesteld voor het bieden van onderwijs, werkgelegenheid en basisvoorzieningen zowel aan vluchtelingen als aan de gastgemeenschappen in de Syrië-regio: EUR 94 miljoen in Turkije, EUR 86 miljoen in Libanon, EUR 60 miljoen in Jordanië en EUR 20 miljoen in Irak.

Er is meer dan ooit noodzaak te investeren in grondoorzaken van armoede, instabiliteit en migratie ...

Vanwege de groeiende instabiliteit in de landen om ons heen blijft inzet van middelen voor internationale samenwerking vereist. Voorkomen van humanitaire noden en instabiliteit is ook in 2017 kabinetsprioriteit. Uitbannen van extreme armoede in 2030 is alleen haalbaar als aan drie voorwaarden wordt voldaan. De groeiende vraag naar basisvoorzieningen moet gepaard gaan met stevige economische groei, duurzaamheid moet hierin gewaarborgd zijn en de allerarmsten moeten er ruim bovengemiddeld van profiteren. Structurele en langjarige investeringen in stabiliteit en toekomstperspectief voor jongeren, vrouwen en uitgesloten groepen in ontwikkelingslanden zijn dan ook dringend nodig, en dienen mede het veiligheidsbelang van Nederland en Europa. Nederland blijft hier in 2017 op inzetten via de prioriteiten Veiligheid & Rechtsorde; Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR); Voedselzekerheid en Water, Klimaat, Vrouwenrechten en Gendergelijkheid en Private-sectorontwikkeling.

Veiligheid en Rechtsorde (2017: EUR 198 miljoen): in fragiele staten zoals Afghanistan, Zuid-Soedan en de Democratische Republiek Congo (DRC) zijn burgers extra kwetsbaar voor onderdrukking en uitsluiting. Een leefbaar inkomen en toegang tot basisvoorzieningen zijn niet vanzelfsprekend, wat het risico op nieuwe conflicten en instabiliteit nog meer vergroot. Nederland richt zich binnen dit speerpunt op de ontwikkeling van de rechtstaat waarbij de rechtvaardige behandeling van mensen en duurzame oplossingen van conflicten centraal staan. In 2017 zal het kabinet onder andere de toegang tot de rechtspraak van 50.000 mensen vergroten in zes fragiele of post-conflictlanden. Deze mensen kunnen zich wenden tot juridische instellingen om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslechten. Ook draagt het kabinet in 2017 bij aan het ontmijnen van 5 miljoen m2 land. Op die manier kunnen vluchtelingen en ontheemden weer naar huis en hun leven weer opbouwen. Boeren kunnen hun landbouwgrond weer gebruiken en voorzien in hun eigen onderhoud.

SRGR en HIV (2017: EUR 417 miljoen): ondanks de gestage daling van het aantal HIV-besmettingen en aan aids gerelateerde sterfgevallen hebben nog te veel mensen geen toegang tot aidsremmers, medicijnen, vaccins en geen of slechte toegang tot voorbehoedsmiddelen. Wereldwijd hebben 225 miljoen vrouwen die niet zwanger willen worden, nog niet de kennis en/ of de middelen in handen om zelf hun kinderaantal te bepalen. Dit is op morele gronden onrechtvaardig. Vrouwen moeten te allen tijde zeggenschap hebben over hun lichaam. Daarom zal het kabinet er voor zorgen dat er in 2017 drie miljoen extra vrouwen en meisjes toegang krijgen tot moderne methodes voor gezinsplanning. Het maatschappelijk middenveld speelt hierbij een belangrijke rol, omdat zij in direct contact staan met vrouwen en meisjes die deze dienstverlening en voorlichting nodig hebben.

Voedselzekerheid (2017: EUR 348 miljoen): In Nederland gooien wij jaarlijks circa 47 kilo aan eetbaar voedsel per persoon weg. Niet alleen voedsel wordt hiermee verspild, maar ook de grondstoffen en de arbeid die nodig zijn om het te produceren. Door die hulpbronnen anders in te zetten, kunnen we duurzame voedselproductie elders stimuleren. Dat is hard nodig want wereldwijd lijden 795 miljoen mensen chronisch honger en in totaal krijgen 2 miljard mensen dagelijks niet de voedingsstoffen binnen die zij nodig hebben. Dit is onacceptabel. In 2017 krijgen 10 miljoen mensen, met hulp van Nederland, betere voeding. Om honger en ondervoeding uit te bannen is het stimuleren van duurzame en inclusieve groei in de landbouwsector van belang. Met dit uitgangspunt zorgt Nederland dat 4,5 miljoen boeren hogere productie leveren en hun inkomens daardoor zien stijgen. Ook realiseert het kabinet in 2017 dat 3 miljoen hectare landbouwgrond eco-efficiënter wordt gebruikt ten behoeve van ecologisch duurzame voedselsystemen.

Water (2017: EUR 195 miljoen): de mondiale vraag naar water zal in 2030 naar verwachting 40% groter zijn dan het aanbod, terwijl 1 miljard mensen nu al geen toegang hebben tot sanitaire voorzieningen. Verbeterde toegang tot drinkwater, sanitaire voorzieningen (bijvoorbeeld waterleidingen, riolering en toiletten) en voorlichting over nut en noodzaak van hygiënische leefomstandigheden én een beter beheer van stroomgebieden en delta’s zijn belangrijke doelen voor dit kabinet. In 2017 zet het kabinet daarom in op betere toegang tot waterbronnen van 1 miljoen mensen; een betere vorm van sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiëne van 1,5 miljoen mensen en betere leefomstandigheden van 3 miljoen mensen door een beter beheer van stroomgebieden en het realiseren van veiligere delta’s.

Klimaatverandering: Ontwikkelingslanden zijn extra kwetsbaar voor klimaatverandering vanwege hun geografische omstandigheden (nabijheid van water of juist woestijnvorming). Klimaatverandering belemmert sociale en economische ontwikkeling en tast ecosystemen aan. Dat raakt de allerarmsten, vooral vrouwen, het eerst en het hardst. Daarom investeert het kabinet in maatregelen die klimaatverandering tegengaan of die helpen bij aanpassing aan de gevolgen van die veranderingen. Om inwoners van ontwikkelingslanden te helpen klimaatverandering tegen te gaan, geeft Nederland in 2017 aan 2,3 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie (zon, wind en aardwarmte) en worden zij gestimuleerd om «schoon te koken» met efficiënte houtkachels en biogas. Vooral vrouwen hebben hier voordeel van: tijdswinst bij het zoeken naar hout én tijdswinst bij koken, alsook minder risico op ziekten – vooral van kinderen – ten gevolge van fijnstof in huis. Daarnaast vermindert dit risico’s op (seksueel) geweld en andere gevaren bij het halen van brandhout in het bos.

Groei en ontwikkeling voor iedereen vereist bijzondere aandacht voor vrouwenrechten en gendergelijkheid (2017: EUR 54 miljoen) onder andere via maatschappelijke organisaties. In 2017 krijgen vrouwenrechten en gendergelijkheid meer aandacht via het programma Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW) en via de strategische partnerschappen voor pleiten en beïnvloeden. De aandacht voor gender in het brede buitenlandbeleid zal onverminderd zijn. Het kabinet versterkt in 2017 de capaciteit van 50 maatschappelijke organisaties. Via deze organisaties zullen 100 publieke instanties en bedrijven in 2017 aantoonbaar hebben bijgedragen aan verbetering van de maatschappelijke randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid.

Hoofdstuk 2: Met hulp, handel en investeringen blijven bijdragen aan duurzame en inclusieve groei

Samenwerken...

In 2015 zijn de 17 Global Goals aangenomen die een einde moeten maken aan extreme armoede, ongelijkheid, onrecht en klimaatverandering. Ook bedrijven, maatschappelijke organisaties, belangenorganisaties en burgers spelen een belangrijke rol bij het behalen van deze doelstellingen, omdat zij steeds meer betrokken zijn bij duurzame en inclusieve groei. Dat is goed, want zonder samenwerking met deze partners is het onmogelijk om complexe problemen aan te pakken die ons allen raken.

Hiervoor is veel geld nodig. Te veel om alleen met internationale samenwerking te kunnen financieren. Daarom blijft Nederland ook in 2017 inzetten op het mobiliseren van extra middelen van derden (zoals bedrijven en verzekeringsmaatschappijen) met behulp van innovatieve financieringsvormen. De «traditionele» vorm van financiering door middel van schenkingen en subsidies alleen is niet toereikend om beleidsdoelen te behalen en sluit niet altijd aan bij de samenwerking met relatief nieuwe spelers binnen ontwikkelingssamenwerking (zoals private banken of pensioenfondsen). Een meer innovatieve aanpak van ontwikkelingsfinanciering is vereist, zoals de oprichting van nationale Waterbanken in ontwikkelingslanden. De eerste is recent van start gegaan in Kenia. Dit Nederlandse initiatief is erop gericht om miljarden aan private en lokale investeringen aan te trekken voor waterprojecten. Deze Waterbanken vullen een gat in de markt, omdat er nog weinig goede mogelijkheden bestaan voor (impact-)investeringen in de watersector.

Maar ook ontwikkelingslanden kunnen meer inkomsten genereren door beter belastingen te heffen. Deze landen worden ondersteund bij het versterken van hun eigen inkomstenbronnen, door te investeren in lokale belastingdiensten. In 2017 blijft Nederland de gemaakte afspraken hierover uitvoeren en heronderhandelen.

Voor eerlijke kansen ...

Meer handel, investeringen en groei leiden niet automatisch tot meer welvaart voor de allerarmsten. Inclusieve groei, groei die rekening houdt met people, planet, profit, is nodig om achtergestelde groepen in staat te stellen economische kansen te benutten voor een perspectief in het leven. De basisvoorwaarden voor ondernemen moeten op orde zijn en ondernemers uit lage- en middeninkomenslanden moeten de mogelijkheid hebben toe te treden tot de lokale, regionale en internationale markten. Hiervoor zijn banen, investeringen en toegang tot financiering nodig. Deze ondernemers zijn hard nodig om het groeiende probleem van jeugdwerkloosheid in ontwikkelingslanden aan te pakken. Jaarlijks treden er veel meer jongeren toe tot de arbeidsmarkt dan dat er nieuwe banen bijkomen. Daarom blijft Nederland zich in 2017 inspannen voor ondernemerschap en werkgelegenheid in landen waar te weinig economisch perspectief is voor jongeren. Het kabinet heeft zichzelf onder andere tot doel gesteld om in 2017 160.000 banen te creëren door inzet van het bedrijfsleveninstrumentarium.

Nederlandse bedrijven beschikken over technologie en expertise waar grote behoefte aan is in ontwikkelende economieën. Bedrijven worden ondersteund om in deze landen duurzaam te ondernemen en met innovatieve oplossingen een impuls te geven aan inclusieve groei. Dit doet Nederland onder andere via het Dutch Good Growth Fund (DGGF) en het Development Related Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE). Deze instrumenten brengen ontwikkelingsrelevante investeringen in en handel met lage- en middeninkomenslanden op gang. Zo is er via het DGGF onlangs EUR 2,7 miljoen geïnvesteerd in Jordanië in totaal 70 midden-en klein bedrijven die samen voor 3.000 banen zorgen.

Banen, investeringen en handel moeten duurzaam zijn en niemand uitsluiten. Daarom blijft het kabinet zich inzetten voor duurzame waardeketens en Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO). In 2017 wordt in samenwerking met de Sociaal Economische Raad voortgebouwd op de succesvolle inzet van de IMVO-convenantenaanpak, onder andere in de energiesector, banken en andere financiële instellingen, hout en papier, land- en tuinbouw, metaal en elektronica, textiel & kleding en voedingsmiddelen. Het kabinet heeft IMVO een vast onderdeel gemaakt van alle economische missies, vraagt van bedrijven dat ze voldoen aan de OESO-richtlijnen en rapporteert over de bevordering van IMVO in de verslagen van de missies.

Afspraken over verantwoordelijkheden van bedrijven aan het eind van de keten worden gecombineerd met interventies in de productielanden zelf. Heldere wet- en regelgeving, handhaving en kennis dragen in deze landen bij aan verbeterde arbeids- en milieuomstandigheden. Betere arbeidsomstandigheden – zoals een veilige werkomgeving, gelijke kansen voor mannen en vrouwen en een leefbaar loon – voor honderdduizenden mensen is hiervan het resultaat. In 2015 zijn de arbeidsomstandigheden van 220.000 mensen verbeterd. Het kabinet blijft in productielanden werken aan capaciteitsversterking van vakbonden en arbeidsinspecties en aan verbetering van de positie van kleine boeren. Ook steunt het kabinet de sociale dialoog in textielproducerende landen om een leefbaar loon te bewerkstelligen.

Deze inzet kan alleen maximale winst opleveren als nationaal en internationaal beleid coherent is. Dat wil zeggen dat ons beleid op het gebied van bijvoorbeeld handel, belastingen en toegang tot medicijnen onze hulpinspanningen versterkt en deze in ieder geval niet tenietdoet. Met het Actieplan Beleidscoherentie werkt het kabinet in 2017 verder aan samenhangend beleid op handel, medicijnen, belastingontwijking, duurzame waardeketens, remittances, klimaatverandering, investeringsbescherming, handelsakkoorden en voedselzekerheid. Alleen dan kunnen wij samen de ongelijkheid tussen landen en binnen landen tegengaan en op termijn bijdragen aan een betere wereld waar de plek waar iemand geboren en getogen is niet langer zijn of haar kansen bepaalt.

Hoofdstuk 3: Succes voor Nederlands bedrijfsleven in het buitenland garanderen

Inspelen op maatschappelijke onrust rond handelsafspraken, vernieuwing van de handels- en investeringsagenda...

Voor de Nederlandse inspanningen om het internationaal handelssysteem te versterken is in 2017 EUR 11,4 miljoen beschikbaar. Dit budget bevat de middelen voor de contributies OESO en WTO, beleidsondersteuning in de vorm van onderzoek en evaluatie en incidentele projecten zoals de Wereldtentoonstelling in Astana (Expo 2017). Ook wordt hieruit de IMVO-convenantenaanpak gefinancierd (hoofdstuk 2).

In een deel van de samenleving bestaat ongemak over globalisering. Mensen zien de ongelijkheid in de maatschappij toenemen. Zij hebben het gevoel dat niet iedereen profiteert van globalisering. De onvrede uit zich ook in verzet tegen handelsverdragen. Critici vrezen dat deze verdragen sociale en milieuwaarden teveel onder druk zetten. Het kabinet houdt rekening met deze bezwaren door bij het sluiten van verdragen aandacht te blijven vragen voor transparantie, de positie van ontwikkelingslanden, arbeidsomstandigheden en consequenties voor de kwaliteit van producten en duurzaamheid. Nederland heeft als open economie veel baat bij verdragen die op zo’n manier tot stand zijn gekomen. Dit geldt zeker in deze nog steeds economisch onzekere tijden, waarin overheden geneigd zijn hun industrie en banen af te schermen van de wereldeconomie. Dat laatste remt de ontwikkeling van de wereldeconomie en dat raakt de Nederlandse economie nu en in de toekomst, die voor een derde van zijn inkomen en werkgelegenheid afhankelijk is van het buitenland. Daarom blijft het kabinet koersen op handelsafspraken maar bewaakt het daarbij eens te meer de condities waaronder dat gebeurt.

Wat de Wereldhandelsorganisatie (WTO) betreft, hecht Nederland aan een organisatie die past bij de nieuwe ontwikkelingen in de wereldeconomie. Daarom spoort Nederland de Europese Commissie aan om in WTO-verband aan te sturen op een ambitieus onderhandelingsresultaat voor de volgende Ministeriële Conferentie (MC11) in december 2017. In aanvulling op de meer «traditionele» onderwerpen als de verlaging van importtarieven moet daarbij ook ruimte zijn om nieuwe actuele onderwerpen te verkennen, zoals digitale handel/e-commerce, die om een multilateraal antwoord vragen. Nederland zal in de aanloop naar MC11 in de contacten met andere WTO-leden draagvlak zoeken voor het starten van pragmatische onderhandelingen op dit gebied. De resultaten van MC11 moeten zeker ten goede komen aan de minst-ontwikkelde landen.

Andere activiteiten in WTO-verband zijn de afronding van het Environmental Goods Agreement (EGA) om de handel in milieugoederen te liberaliseren en verdere onderhandelingen over het handelsverdrag in diensten (Trade in Services Agreement, TiSA). Het EGA gaat over producten in categorieën als luchtvervuiling, afvalbeheer, hernieuwbare energie en energiebesparing, waterzuivering, geluidsbeperking en grotere efficiëntie van natuurlijke hulpbronnen. Dit verdrag moet bijdragen aan het sneller realiseren van de mondiale milieu- en klimaatdoelen. De onderhandelingen over het handelsverdrag in diensten (TiSA) zijn naar verwachting nog voor het eind van 2016 afgerond. In dat geval zal er in 2017 begonnen worden aan de ondertekening en ratificatie van het akkoord.

Het lukt niet altijd om binnen de huidige multilaterale onderhandelingsronde tot afspraken te komen. Daarom ondersteunt Nederland het streven van de EU om op deelterreinen met gelijkgezinde landen tot verdere handelsliberalisatie te komen. Zo vindt er momenteel een inventarisatie plaats van de Nederlandse belangen door het raadplegen van belanghebbenden over de (opkomende) onderhandelingen met Australië, Nieuw Zeeland, Mexico, Tunesië, Filipijnen, Turkije en Indonesië. Daarnaast is er komend jaar veel aandacht voor het afronden en de ratificatie van de akkoorden van de Afrikaanse regio’s (EPA’s) en Canada (CETA). Verder zullen diverse nationale bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten herzien worden en naar Europese standaard worden vorm gegeven. Naar verwachting zal de nieuwe modeltekst, na consultaties met stakeholders, in de eerste helft van 2017 afgerond worden. In 2017 zullen mogelijk ook onderhandelingen plaatsvinden over de (handels)relatie met het Verenigd Koninkrijk als zij te kennen geven de EU te verlaten middels artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Ten slotte zal de relatie met China de nodige aandacht vragen. Onder andere door de discussie over marktstatus en de herziening van het investeringsakkoord.

Momenteel vinden onderhandelingen plaats met onder andere de VS, Mexico, Filipijnen en Japan. De onderhandelingen met de VS over TTIP staan daarbij volop in de schijnwerpers. De inzet is een ambitieus akkoord dat meer extra banen oplevert in de EU en de VS en tot een Europese inkomensstijging van 0,2% tot 2% kan leiden (CPB 2016). De voordelen voor Nederland als open economie zijn groter dan voor de EU als geheel. Voor Nederland specifiek zou het handelsakkoord een verdubbeling betekenen van de bilaterale handel en inkomensstijging van 1,7% in 2030. Nederland is zich bewust van de bezwaren die leven rond de onderhandelingen over TTIP en vraagt in de onderhandelingen daarom consequent aandacht voor het handhaven van het Europese niveau van standaarden in akkoorden en wil niet dat er getornd wordt aan EU-normen. Nederland wil beleidsvrijheid houden om eigen wetgeving op te stellen op het gebied van veiligheid en bescherming van mens, dier, plant en milieu. Nederland heeft zich actief opgesteld om onderhandelingen transparanter te maken en bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers te betrekken om draagvlak en vertrouwen in het handelspolitieke stelsel te bevorderen en gehoor te kunnen geven aan de belangen van verschillende groepen in de samenleving.

Er bestaan nog weinig afspraken over investeringen. In de afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden dat investeringen en handel hand in hand gaan. Nederland denkt actief mee over het maken van multilaterale afspraken over investeringen en bevordert op een informele manier de discussie in diverse internationale organisaties zoals de G20, de OESO en UNCTAD. Een eerste stap in deze richting onder leiding van de EU is het oprichten van een multilateraal investeringshof. Besprekingen in EU-kader over de specifieke vormgeving hiervan zullen in 2017 plaatsvinden, nadat de Europese Commissie hierover een impact assessment heeft afgerond (verwachting begin 2017). De Europese Commissie tast op dit moment af welke partners buiten de EU hier aan mee willen werken, maar zal na de besprekingen in EU-kader dit met de geïnteresseerde partners oppakken.

En inspelen op mondiale maatschappelijke uitdagingen met een eersteklas economische diplomatie.

In 2017 is in totaal EUR 82,6 miljoen beschikbaar om de Nederlandse handels- en investeringspositie te versterken. Uit dit budget wordt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) betaald voor de uitvoering van het instrumentarium om bedrijven te steunen die actief willen worden op internationale markten. Verder faciliteert RVO netwerken op het gebied van handels- en investeringsbevordering en neemt hij belemmeringen voor het bedrijfsleven weg door het delen van informatie.

Op de mondiale agenda is de aandacht voor duurzame ontwikkeling toegenomen. De aandacht voor verduurzaming biedt het bedrijfsleven ook nieuwe kansen. Deze kansen worden in overleg met de topsectoren in concrete acties vertaald in de werkprogramma’s van de ambassadenetwerken.

De economische dienstverlening wordt verbeterd door de inzet van een nieuw instrument dat investerings- en exportfinanciering biedt op die landen die niet door het Dutch Good Growth Fund (DGGF) worden bediend. Dit nieuwe instrument, het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF), speelt in aanvulling op de private markt in op de specifieke financieringsuitdagingen van ondernemingen en met name het MKB bij internationaal ondernemen. Het DTIF is per 1 september 2016 operationeel.

De economische dienstverlening richt zich in 2017 opnieuw op de internationalisering van het MKB, maar ook op de ondersteuning van Nederlandse starters die de grens overgaan. Starters namen al deel aan een aantal economische missies en krijgen begeleiding vanuit het postennet. Nederlandse starters kunnen daardoor terecht bij internationale beroepsgenoten voor advies en begeleiding (Boston, Silicon Valley, Londen, New York City). Bezien wordt hoe wij ons instrumentarium beter kunnen afstemmen op de wensen van starters. Dit kan zijn door in te zetten op in derde landen georganiseerde competities (bijv. Get in the Ring) of contacten met grote conglomeraten (zoals de K-Startup Grand Challenge in Korea) en actievere ondersteuning van internationale beurzen speciaal voor Nederlandse starters en deelname van starters aan economische missies. In nauwe samenwerking met Startup Delta zal invulling worden gegeven aan de internationaliseringsinitiatieven voor starters voor 2017. Daarnaast zullen de nieuwe Nationale Iconen die in het najaar 2016 bekend worden gemaakt, zoveel mogelijk onder de aandacht worden gebracht via bijvoorbeeld handelsmissies- en beurzen. De bedrijven worden geholpen om nieuwe mogelijkheden aan te boren in binnen- en buitenland.

Een economische missie is een effectief middel om onze economische relaties met landen te versterken. De bedrijven die deelnemen gaan samenwerkingen aan, zorgen voor nieuwe netwerken, sluiten deals en contracten. Het instrument missies kan nog verder worden verbeterd door meer aandacht te besteden aan voorbereiding, vervolgacties en brede deelname, zoals van ngo’s. Het kabinet wil in 2017 het percentage vrouwen dat deelneemt aan missies verhogen. Tot op heden is slechts 10% van deelnemers aan economische missies vrouw. Om dit percentage te verhogen betalen vrouwen die deelnemen tot 8 maart 2017 50% van de kosten.

Het kabinet heeft de ambitie internationaal ondernemen sterk te bevorderen en in te spelen op de groeiende behoefte vanuit het bedrijfsleven en de kenniswereld aan internationale handels- en innovatiebevorderende diensten van de overheid. Om aan deze vraag te kunnen blijven voldoen, heeft het kabinet besloten om vanaf 2017 EUR 10 miljoen structureel extra vrij te maken voor inspanningen die de concurrentiepositie van Nederland in het buitenland ten goede komen, zoals een betere follow up van economische missies en het effectiever maken van het internationale topsectorenbeleid.

In afwachting van de nieuwe acties zijn de middelen geraamd op een aanvullende post. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dat de middelen ten goede moeten komen aan doeltreffende economische diplomatie, over de volle breedte van handelsbevordering tot en met innovatiesamenwerking, waarin publieke en private partijen complementaire rollen hebben maar nauw samenwerken bij het helpen realiseren van gezamenlijk vast te stellen doelen gericht op prioriteitslanden, topsectoren en mondiale maatschappelijke uitdagingen. De door de Dutch Trade & Investment Board (DTIB) geïnitieerde publiek-private Stuurgroep Handels- en investeringsbevordering zal begin 2017 het kabinet adviseren hoe deze publiek-private meerjarig geprogrammeerde aanpak in de praktijk zou moeten gaan werken.

BELANGRIJKSTE BELEIDSMATIGE MUTATIES TEN OPZICHTE VAN VORIG JAAR

Hieronder treft u een toelichting aan op de belangrijkste mutaties vanaf 2017 en verder ten opzichte van de memorie van toelichting 2016. De mutaties voor 2016 zijn eerder dit jaar toegelicht in de eerste suppletoire begroting 2016.

Daarnaast is ter dekking van budgettaire problematiek vanwege een verslechterde ruilvoet besloten tot een taakstelling op de departementale begrotingen, waarbij vanaf 2017 de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking met een bedrag van EUR 49 miljoen wordt verlaagd. Dat bedrag is het ODA-aandeel in de HGIS-taaksteling. In het verdiepingshoofdstuk wordt specifieker toegelicht op welke onderdelen dit is verwerkt.

Belangrijkste beleidsmatige mutaties ten opzichte van vorig jaar

Bedragen x EUR 1.000

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2016

2.686.906

2.631.429

2.429.954

2.434.163

2.503.032

1 Duurzame handel en investeringen

– 67.883

– 260.648

67.128

9.030

– 22.994

2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

10.481

– 5.670

– 12.471

– 18.740

– 18.740

3 Sociale vooruitgang

6.644

– 5.446

– 5.447

– 6.547

– 6.547

4 Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

349.509

– 75.465

– 7.766

– 14.311

– 14.311

5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

– 150.814

– 38.143

– 406.880

– 351.534

– 381.330

Stand ontwerpbegroting 2017

2.834.843

2.246.057

2.064.518

2.052.061

2.059.110

Toelichting mutaties:

Artikel 1

Bij eerste suppletoire begroting 2016 werd het budget 2017 verlaagd. Belangrijke verklarende mutaties zijn een verlaging van EUR 62 miljoen voor private sector ontwikkeling en verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden, en een verlaging voor het DGGF conform de Kamerbrief over de Mid-term Review van het Dutch Good Growth Fund van 1 oktober 2015.

Ter invulling van de taakstelling als gevolg van de ruilvoetverslechtering wordt op beleidsartikel 1 het budget voor PSD vanaf 2017 verlaagd met EUR 9 miljoen.

Artikel 2

Bij eerste suppletoire begroting 2016 werd het budget 2017 verhoogd met EUR 15,8 miljoen. Dit is veroorzaakt door een herschikking van activiteiten binnen het landenbudget van Zuid Soedan, die leidde tot een verhoging van het budget voor water en voedselzekerheid (ten koste van functionerende rechtsorde). Ook is de mutatie veroorzaakt door de verhoging van de bijdrage op het gebied van voedselzekerheid aan IFAD vanwege een ongunstige wisselkoers.

Ter invulling van de taakstelling als gevolg van de ruilvoetverslechtering wordt op beleidsartikel 2 vanaf 2017 het budget voor voedselzekerheid verlaagd met EUR 11 miljoen, voor water met EUR 6 miljoen, en klimaat met EUR 4 miljoen.

Artikel 3

Het budget 2017 wordt in 2017 met EUR 3 miljoen verlaagd. Dit is een saldo van twee mutaties. Ten eerste wordt het budget met EUR 10 miljoen verhoogd als gevolg van de motie Van Laar/Van Veldhoven met betrekking tot meer middelen voor Zuidelijke organisaties. Ten tweede wordt ter invulling van de taakstelling als gevolg van de ruilvoetverslechtering vanaf 2017 het budget verlaagd met EUR 13 miljoen.

Artikel 4

Bij eerste suppletoire begroting 2016 werd het budget 2017 verlaagd met EUR 69 miljoen. Dit komt deels door mutaties binnen het Noodhulpfonds. Door hoge betalingen in 2015 en een kasschuif van 2017 naar 2016 van EUR 50 miljoen resteert nu nog EUR 57 miljoen in 2017. Ook is de verlaging het gevolg van een herschikking van activiteiten binnen het landenbudget van Zuid Soedan, die leidde tot een verlaging van het budget voor functionerende rechtsorde (ten gunste van voedselzekerheid en water).

Ter invulling van de taakstelling als gevolg van de ruilvoetverslechtering wordt vanaf 2017 het budget voor veiligheid en rechtstaat met 6 miljoen verminderd.

Artikel 5

De mutaties op dit artikel zijn het gevolg van toenemende uitgaven voor de opvang van asielzoekers en verlaging van het ODA-budget als gevolg van BNI-bijstellingen.

In de begroting 2016 werd nog uitgegaan van een asielinstroom van 26.000 voor 2016 en 2017. Bij najaarsnota 2015 is de instroomraming 2016 verhoogd van 26.000 naar 58.000. De raming voor 2017 wordt nu bijgesteld naar 42.000. De verhoogde asieltoerekening voor 2016 en 2017 is gedekt door BNI-ruimte uit 2016 t/m 2021 en het inzetten van meevallers in de BHOS-begroting. Een deel van de in het voorjaar van 2016 voorziene BNI-ruimte is er niet meer, door negatieve BNI-bijstellingen bij MEV. De negatieve BNI bijstellingen resulteren in een verlaging van dit begrotingsartikel. Gezien de mogelijke fluctaties in de BNI ontwikkeling en de asielinstroom wordt het tekort op dit artikelonderdeel gedurende het begrotingsjaar ingevuld.

Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven in 2017

In onderstaand overzicht wordt per subartikel aangegeven welk deel van de geraamde uitgaven juridisch en niet juridisch verplicht is en wat in grote lijnen de bestemming is van de niet-juridisch verplichte uitgaven. In de toelichting op de beleidsartikelen (hoofdstuk 3, onderdeel D2) wordt nader ingegaan op de juridisch verplichte uitgaven.

Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven en bestemmingen x EUR 1.000

Subartikelnummer

naam sub artikel

Geraamde uitgaven

juridisch verplichte uitgaven

niet-juridisch verplichte uitgaven

bestemming van de niet juridisch verplichte uitgaven

1.1

Versterkt internationaal handelssysteem

8,6

4,1 (47,7%)

4,5 (52,3%)

• Contributies internationaal ondernemen,

• fonds tegen kinderarbeid

1.1

Versterkt internationaal handelssysteem, beleidsondersteuning

2,8

2,8 (100%)

• Diverse beleids-ondersteunende onderzoeken,

• Nederlandse deelname aan wereldtentoonstelling in Astana.

1.2

Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie

82,7

82,7 (100%)

 

1.3

Versterkte private sector

294.4

275,0 (93,4%)

19,4 (6,6%)

• Samenwerking bedrijfsleven,

• PPP's,

• marktontwikkeling en financiële sectorontwikkeling

1.4

DGGF

108,5

108,5 (100%)

 

2.1

Toename van voedselzekerheid

347.8

279,5 (80,4%)

68,3 (19,6%)

• Uitbannen van honger en ondervoeding,

• bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector,

• realiseren van ecologische houdbare voedselsystemen,

• versterking van kennis en capaciteitsopbouw t.b.v. voedselzekerheid

2.2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

195,2

195,2 (100%)

 

2.3

Duurzaam gebruik hulpbronnen, tegengaan klimaatverandering

117,1

117,1 (100%)

 

3.1

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan HIV/aids

416,8

410,0 (98,4%)

6,8 (1,6%)

• SRGR incl HIV/aids in humanitaire settings

• SRGR incl HIV/aids in West Afrika

3.2

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

54,0

54,0 (100%)

 

3.3

Versterkt maatschappelijk middenveld

221,5

221,5 (100%)

 

3.4

Onderwijs

35,3

15,0 (42,5%)

20,3 (57,5%)

• voortzetting van beurzenprogramma,

• programma voor capaciteits-ontwikkeling voor hoger- en beroepsonderwijsinstellingen

4.1

Humanitaire hulp

220,0

175,0 (79,5%)

45,0 (20,5%)

• noodhulp aan crises

4.3

Rechtstaatontwikkeling,wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie

191,7

154,4 (80,5%)

37,3 (19,5%)

• Instellingssubsidies oa IDLO,

• Kennisplatform,

• Clingendael,

• programma's Syrie, Libanon, Jordanie,

Concessional finance facility Jordanie en Libanon

4.4

Noodhulpfonds

57,4

28,2 (49,1%)

29,2 (50,9%)

• Noodhulp aan crises

5.1

Versterkte multilaterale betrokkenheid

135,1

135,1 (100%)

 

5.2

Overig armoedebeleid; activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

10,4

10,4 (100%)

 

5.2

Overig armoedebeleid; voorlichting OS

3,3

3,0 (90,9%)

0,3 (9,1%)

• IATI, hackatons

5.2

Overig armoedebeleid; schuldverlichting, Unesco

57,0

57,0 (100%)

 

5.3

Migratie en ontwikkeling

15,0

5,1 (34%)

9,9 (66%)

• Terugkeer,

• beter migratiemanagement (o.a. aanpak mensensmokkel/ handel),

• versterken opvang in de regio,

• informatiecampagnes,

• dataverzameling

Totaal

 

2.574,6

2.337,6 (90,8%)

237,0 (9,2%)

 

NB: in verband met het specifieke karakter van artikelonderdeel 5.4 (parkeerartikel) komen de totalen van deze tabel niet overeen met het totaal van de BHOS begroting.

Planning beleidsdoorlichtingen1, 2

Art

Naam

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Geheel

   

realisatie

Planning

artikel?

1

Duurzame handel en investeringen

       

   

Ja

1.1

Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen3, 4

               

1.2

Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid3, 4

               

1.3

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

               

1.4

Dutch Good Growth Fund4, 5

               

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

             

Nee

2.1

Toename van voedselzekerheid

 

           

2.2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

   

         

2.3

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering

             

3

Sociale vooruitgang

             

Nee

3.1

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids

           

 

3.2

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

             

3.3

Versterkt maatschappelijk middenveld

   

         

3.4

Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek6

               

4

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

             

Nee

4.1

Humanitaire hulp

             

4.2

Budget Internationale Veiligheid; voorkomen en terugdringen van conflictsituaties7

               

4.3

Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie8

               

5

Versterkte kaders voor ontwikkeling

             

Nee

5.1

Versterkte multilaterale betrokkenheid

   

         

5.2

Overig armoedebeleid9

               

5.3

Bijdrage aan migratie en ontwikkeling

     

       
1

De begroting van BZ is in 2013 opgesplitst in de begroting van BZ (H5) en BHOS (H17). Er zijn toen nieuwe beleidsartikelen en beleidsdoelstellingen geformuleerd. Beleidsdoorlichtingen van voor dat jaar zijn in deze tabel met terugwerkende kracht over de nieuwe beleidsdoelstellingen verdeeld.

2

Bij BZ en BHOS is het wel de wens om beleidsdoorlichtingen van één beleidsartikel uit te voeren maar inhoudelijk is dat nog niet mogelijk gebleken. Beleidsdoorlichtingen vinden plaats op één niveau lager namelijk van de beleidsdoelstellingen. Waar mogelijk worden combinaties gemaakt. Voor artikel 1 is in 2019 wel één beleidsdoorlichting voorzien. De Tweede Kamer is hierover apart geïnformeerd per brief: Zie hiervoor de brief aan de TK over de aanpassing van de planning van de beleidsdoorlichtingen verstuurd op 18 augustus.

3

Deze beleidsdoelstellingen zijn toegevoegd n.a.v. de toevoeging van de DGBEB aan BZ.

4

Deze beleidsdoorlichting wordt vervangen door een effectevaluatie en wordt onderdeel van de beleidsdoorlichting voor heel artikel 1. Zie hiervoor de brief aan de TK over de aanpassing van de planning van de beleidsdoorlichtingen verstuurd op 18 augustus.

5

Dit is een nieuwe beleidsdoelstelling van dit kabinet.

6

Deze beleidsdoelstelling is doorgelicht in 2011, en geen prioriteit van dit kabinet.

7

Deze beleidsdoelstelling gaat naar het Ministerie van Defensie.

8

De laatste twee beleidsdoorlichtingen waren in 2013. Die van Goed Bestuur is stopgezet. Onderdelen zijn al elders meegenomen of worden elders ondergebracht. Zie hiervoor de brief aan de TK over de aanpassing van de planning van de beleidsdoorlichtingen verstuurd op 18 augustus.

9

De laatste beleidsdoorlichting was in 2012. Het grootste deel van dit subartikel was begrotingssteun en deze modaliteit is stopgezet. Voor de andere onderdelen wordt bekeken waar ze elders worden meegenomen. Cultuur is bijvoorbeeld al meegenomen in de beleidsdoorlichting Buitenlandscultuurbeleid van de BZ begroting (H5).

Overzicht risico regelingen

Risico van de Staat, te verlenen garanties, vervallen garanties (bedragen x 1.000 Euro)

Artikel waarop garantie wordt verantwoord

Omschrijving garantie

Uitstaande garantie

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Uitstaande garantie

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Uitstaande garantie

Jaarlijks

Totaal

   

ultimo 2015

in 2016

in 2016

ultimo 2016

in 2017

in 2017

ultimo 2017

plafond

plafond

1

Garantie DGGF

16.593

42.507

0

59.100

50.000

 

109.100

 

109.100

1

Garantie FOM

78.432

0

2.089

76.343

0

1.941

74.402

 

74.402

1

Garantie DTIF

0

11.200

0

11.200

20.000

 

31.200

 

140.000

1

Garantie DRIVE

0

   

0

55.000

 

55.000

55.000

 

5

Garanties IS-NIO

184.377

 

17.772

166.605

   

166.605

 

166.605

5

Garanties IS-Raad van Europa

176.743

 

1

176.742

   

176.742

 

176.742

5

Garanties Asian Development Bank

1.323.994

   

1.323.994

   

1.323.994

 

1.323.994

5

Garanties Inter American Development Bank

299.589

   

299.589

   

299.589

 

299.589

5

Garanties African Development Bank

673.101

   

673.101

   

673.101

 

673.101

 

TOTAAL

2.752.829

53.707

17.773

2.786.674

125.000

1.941

2.909.733

55.000

2.963.533

Uitgaven en ontvangsten (bedragen in duizenden euro's)

Artikel waarop garantie wordt verantwoord

Omschrijving garantie

Uitgaven

Ontvangsten

Saldo

Uitgaven

Ontvangsten

Saldo

Uitgaven

Ontvangsten

Saldo

   

realisatie 2015

realisatie 2015

realisatie 2015

geraamd 2016

geraamd 2016

geraamd 2016

geraamd 2017

geraamd 2017

geraamd 2017

1.1 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten)

Garantie FOM

3.520

276

– 3.244

2.000

763

– 1.237

1.400

744

– 656

1.2 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten)

Garanties DTIF

0

0

0

0

0

0

18.786

1.857

– 16.929

1.3 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten)

Garanties DRIVE

12.500

   

0

 

0

13.750

 

– 13.750

1.4 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten)

Garantie DGGF

36.387

1.869

– 34.518

1.200

500

– 700

18.000

500

– 17.500

5.2 (uitgaven) en 5.20 (ontvangsten)

Garanties IS-NIO

212

 

– 212

193

3.000

2.807

   

0

 

TOTAAL

52.619

2.145

– 37.974

3.393

4.263

870

51.936

3.101

– 48.835

Toelichting op overzicht risicoregelingen

DGGF

Het DGGF bestaat uit drie onderdelen:

  • Onderdeel 1 voorziet in het financieren van Nederlands midden- en kleinbedrijf dat ontwikkelingsrelevantie investeringen wil doen in lage- en middeninkomenslanden.

  • Onderdeel 2 financiert het lokaal midden- en kleinbedrijf in lage- en middeninkomenslanden.

  • Onderdeel 3 voorziet in het financieren en verzekeren van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf dat wil exporteren naar lage- en middeninkomenslanden.

Binnen alle drie de onderdelen van het DGGF is het mogelijk om garanties te verstrekken, waarvoor kostendekkende premies worden betaald. Voor onderdeel 2 dat uitgevoerd wordt door PwC en Triple Jump houdt de fondsbeheerder zelf een reserve aan ter grootte van de verstrekte garanties, waardoor het begrotingsrisico voor BHOS nihil is. Daarom wordt hieronder alleen ingegaan op onderdeel 1 en 3 van het DGGF.

Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen zal voor onderdeel 1 en 3 van het DGGF gebruik worden gemaakt van het instrument «interne begrotingsreserve». De reserve wordt gevuld vanuit de middelen die voor de onderdelen 1 en 3 van het DGGF beschikbaar zijn voor garanties. De uiteindelijke hoogte van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de hoogte van de garantieplafonds die voor de onderdelen 1 en 3 per onderdeel van het DGGF zijn vastgesteld, respectievelijk 1:2 en 1:3.

Onderdeel 1 (uitvoerder RVO.nl)

Als een commerciële partij (vaak een bank) bereid is mee te financieren zal er worden getracht een garantie in te zetten als instrument. Met dit instrument zal de overheid borg staan voor een percentage van de financiering die een bank, lokaal dan wel Nederlands, geeft. De Nederlandse staat neemt een deel van de risico’s over, waardoor een bank eerder geneigd zal zijn financiering te verschaffen. Ook is het mogelijk dat de overheid borg staat voor een gedeelte van de financiering in het geval van een tekort aan onderpand van de Nederlandse MKB’er.

De inzet van het DGGF is om in het geval van lokale banken samen te werken met zogenaamde netwerkbanken, zijnde banken met een uitgebreid netwerk en/of vele vestigingen in DGGF-landen.

Onderdeel 3 (uitvoerder Atradius)

De aanvullende EKV, die bij onderdeel 3 van het DGGF wordt verstrekt, werkt hetzelfde als de reguliere EKV. De politieke en commerciële risico's van exporttransacties worden verzekerd. Er kan aanspraak worden gemaakt op de polis als één van de gedekte schadeoorzaken leidt tot non-betaling van de vordering. De waaier van specifieke verzekeringen (bijvoorbeeld, exporteurs- en bankpolis, werkkapitaaldekking en garantiedekkingen etc.) die bij de EKV worden gevoerd, kunnen ook onder onderdeel 3 van het DGGF worden verzekerd. Met onderdeel 3 van het DGGF wordt een aanvulling geboden op de mogelijkheden onder de reguliere EKV voor ontwikkelingsrelevante exporttransacties. De noodzaak is er in gelegen dat een aantal exporttransacties nu geen doorgang vindt terwijl die wel ontwikkelingsrelevant zijn. Daarnaast biedt onderdeel 3 van het DGGF financiering voor kleine transacties (tot EUR 2 miljoen) waarvoor geen bankfinanciering verkregen kan worden. In die gevallen wordt de financiering ook verzekerd.

Voor het eind van 2018 wordt het DGGF geëvalueerd.

FOM

De Faciliteit Opkomende Markten (FOM) is medio 2016 opgegaan in het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF). De komende jaren betreffen daarom louter het beheer en afbouw van de bestaande portefeuille. De middelen die de komende jaren vrijvallen worden toegevoegd aan het DTIF. Met de FOM werden investeringen van Nederlandse ondernemingen in opkomende markten gestimuleerd doordat de overheid een garantie verstrekte aan de Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) voor financieringen aan lokale dochterondernemingen of joint-ventures van Nederlandse bedrijven. FMO kon door die garantie financiering verschaffen, daar waar banken of andere kapitaalverschaffers het risico niet konden lopen.

DTIF

Het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) is een nieuwe garantieregeling. Het DTIF verstrekt financieringen (garanties, leningen, wissels) voor directe investeringen en export van Nederlandse bedrijven, indien banken en andere financiële instellingen deze financiering niet bieden, en er wordt voldaan aan de criteria die gelden voor publieke interventie. Het DTIF is non-ODA en is beschikbaar voor landen die niet worden bediend door het DGGF. Hierdoor verbetert de synergie tussen de handels- en OS-agenda. Ten behoeve van het DTIF worden de bestaande (garantie)regelingen FOM en Finance for Internationale Business (FIB) afgebouwd. In de periode 2016–2021 bedraagt het totale budget EUR 102 miljoen. Het garantieplafond is vastgesteld op EUR 140 miljoen. Er wordt een kostendekkende premie geheven en de regeling wordt uiterlijk in 2021 geëvalueerd.

DRIVE

Met DRIVE faciliteert het Ministerie van Buitenlandse Zaken investeringen in publieke infrastructuurprojecten die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. DRIVE doet dit middels het verstrekken van subsidies met of zonder terugbetalingsverplichting (lening of a fonds perdu) aan het bedrijfsleven. Daarnaast kunnen ook garanties worden verstrekt en is er aanvullende EKV beschikbaar.

Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op EUR 55 miljoen per jaar. Dat wil zeggen dat RvO en Atradius in de eerste vijf jaar gezamenlijk voor maximaal EUR 275 miljoen aan garanties en verzekeringen mogen aangaan. Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de mismatch in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is afgesproken een interne begrotingsreserve aan te houden volgens de hefboom 1:4. Tevens is bij de start van DRIVE besloten tot een minimale omvang van de begrotingsreserve van EUR 12,5 miljoen ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen.

NIO

De NIO is in 1965 opgericht als volledige dochter van de Nationale Investeringsbank. Deze was destijds een volledige staatsbank en is in 1945 opgericht om de Marshall hulp te kanaliseren naar het Nederlandse bedrijfsleven. Het doel van de dochteronderneming NIO was leningen te verstrekken aan ontwikkelingslanden onder gunstige voorwaarden zodat deze landen, die destijds geen toegang hadden tot de reguliere kapitaalmarkt, in staat werden gesteld ontwikkelingsrelevante investeringen te doen. Deze leningen hadden een lange looptijd en een lage rente. Deze zogenaamde bilaterale concessionele leningen waren destijds een onderdeel van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingbeleid. Na 2001 zijn geen nieuwe concessionele leningen door NIO verstrekt. NIO bleef vanaf dat moment verantwoordelijk voor het beheer van de afgesloten leningen. Eind jaren negentig is de Nationale Investeringbank geprivatiseerd en zijn de aandelen NIO in 2000 overgenomen door FMO. In 2010 heeft De Staat de aandelen van FMO overgenomen. In een overeenkomst die in 1993 is gesloten tussen de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en NIO is geregeld dat de Staat garant staat voor de financiering van NIO. Dit houdt in dat de obligaties die NIO heeft uitgegeven zijn uitgegeven onder staatsgarantie. Bovendien heeft de Staat zich jegens NIO verplicht om middelen ter beschikking te stellen in het geval NIO niet zelfstandig in staat is om (her)financiering aan te trekken op de kapitaalmarkt voor reeds verstrekte leningen wegens incidentele krapte. Overigens zijn beide garanties nog nooit ingeroepen. Premieheffing is niet van toepassing en de komende jaren zijn gericht op de afbouw van de portefeuille.

Raad van Europa

De Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa is in 1956 opgericht met het doel om de Raad van Europa eigen financiële middelen te geven om via het Europees Ontwikkelings Fonds (EOF) zelfstandig activiteiten te kunnen uitvoeren. De bank verstrekt leningen voor uitvoering van projecten aan overheden en andere instanties op de volgende drie gebieden: hulp aan vluchtelingen en migranten, milieubescherming en ontwikkeling van menselijk potentieel. Het vermogen van de bank is opgebouwd uit donaties van de veertig lidstaten en de aandeelhouders. Per ultimo december 2014 bedraagt het totale aandelenkapitaal ruim EUR 5,4 mld, het Nederlands aandeel hiervan bedraagt 3,633%. Het garantiekapitaal betreft het niet volgestorte gedeelte van het Nederlandse aandeel. Premieheffing is niet van toepassing.

Regionale Ontwikkelingsbanken

  • 1. IDB:

    De IDB-Groep bestaat uit de Inter-American Development Bank (IDB), de Inter-American Investment Corporation (IIC), het Multilateral Investment Fund (MIF) en het Fund for Special Operations (FSO). Sinds 1976 zijn ook 28 «niet-regionale landen» buiten het westelijk halfrond lid, waaronder het Koninkrijk der Nederlanden. De Bank wordt gefinancierd op basis van het aandelenkapitaal, waarvan lidstaten een deel inleggen en een deel in de vorm van garanties verstrekken. Op basis van het aandelenkapitaal verstrekt de IDB leningen aan de nationale overheden en aan particuliere bedrijven in de regionale landen. Omdat de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking zich minder dan voorheen richt op Latijns-Amerika heeft Nederland niet meegedaan met de laatste IDB kapitaalverhogingen waardoor het Nederlandse aandeel is afgenomen van 0,338% naar 0,239%. Premieheffing is niet van toepassing.

  • 2. AfDB:

    De Afrikaanse Ontwikkelingsbank Groep bestaat uit de Afrikaanse Ontwikkelingsbank, het Afrikaans Ontwikkelingsfonds (AfDF) en het Nigeria Trust Fund. Inmiddels kent de Afrikaanse Ontwikkelingsbank 77 lidstaten: 54 regionale en 26 niet-regionale leden. De Bank verstrekt niet-concessionele leningen aan kredietwaardige Afrikaanse landen. De bank heeft aandelenkapitaal waarvan 6% daadwerkelijk ingelegd (paid-in capital), de andere 94% garantiekapitaal (callable capital). De AfDB richt zich op een specifiek terrein (armoedebestrijding, inclusieve groei, duurzame ontwikkeling) dat onvoldoende wordt gedekt door commerciële banken. Nederland heeft een aandeel van 0,87% in de Bank. Op basis van het garantiekapitaal is de AfDB in staat goedkoop geld aan te trekken op kapitaalmarkten en dit door te lenen aan landen voor ontwikkelingsdoeleinden. Premieheffing is niet van toepassing.

  • 3. AsDB:

    De Aziatische Ontwikkelingsbank (AsDB) werd in 1966 opgericht door een groep van 31 landen, waaronder Nederland. De AsDB heeft als mandaat het bevorderen van economische groei en regionale samenwerking in Azië en de Stille Oceaan regio. Sinds 1999 is de overkoepelende doelstelling van de bank armoedebestrijding. De AsDB heeft een aandelenkapitaal van USD 147 miljard (2015). Van dit kapitaal wordt 5% daadwerkelijk ingelegd (paid-in capital), de andere 95% van het geldt als garantiekapitaal (callable capital). De totale waarde van het Nederlands aandeel bij de bank bedraagt USD 1,51 miljard, het aandeel garantiekapitaal hierin bedraagt USD 1,43 miljard gegarandeerd. Dit aandeel garantiekapitaal wordt door lidstaten vastgesteld tijdens afspraken over kapitaalverhogingen. De Board (raad van bewindvoerders) bestaat uit 12 leden. Nederland zit in een kiesgroep met Canada, Denemarken, Finland, Ierland, Noorwegen en Zweden. De bewindvoerder van deze kiesgroep is altijd een Canadees. Premieheffing is niet van toepassing.

Licence