Base description which applies to whole site

5.7 Rijksvastgoedbedrijf (RVB)

Inleiding

Het RVB is sinds 1 januari 2016 baten-lastenagentschap. Hierin zijn de voormalige baten-lasten agentschappen Dienst Vastgoed Defensie, de Rijksgebouwendienst en het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf samengevoegd.

De vastgoedportefeuille die door de fusie is ontstaan, is de grootste en meest diverse vastgoedportefeuille van Nederland en bestaat uit (landbouw)gronden, gevangenissen, rechtbanken, kazernes, vliegvelden, oefenterreinen, ministeries, havens, (belasting)kantoren, monumenten zonder huisvestingsfunctie, musea en paleizen. Het gaat in totaal om ruim 12 miljoen vierkantemeters aan gebouwen en circa 93.000 hectare aan grond.

Het RVB zet dit vastgoed in voor de realisatie van rijksoverheidsdoelen, in samenwerking met, en met het oog voor de omgeving. De opdracht is het effectief en efficiënt inzetten van het rijksvastgoed, het maatschappelijk en financieel rendement uit vastgoed optimaliseren en het verlagen van kosten voor het Rijk.

De hiertoe strekkende vastgoedportefeuillestrategie steunt op vijf pijlers: toekomstbestendigheid, technische kwaliteit, veiligheid, maatschappelijk rendement en duurzaamheid.

Het overzicht doelmatigheidsindicatoren is aan het einde van deze paragraaf opgenomen.

Het RVB verzorgt o.a.:

  • de rijkshuisvesting via kantoren en specialties;

  • de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken (AZ), de huisvesting van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat en de instandhouding van monumenten in beheer van het RVB;

  • het onderhoud aan en beheer van defensiegebouwen en terreinen;

  • projectontwikkeling en nieuwbouw voor Defensie;

  • de doelmatige verkoop van overtollig rijksvastgoed en geeft dit waar mogelijk in gebruik;

  • uitgifte in pacht van gronden;

  • de vertegenwoordiging namens het rijk bij gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij meervoudige rijksdoelstellingen aanwezig zijn.

Het RVB staat de komende jaren voor een aanzienlijke opgave voor de rijkshuisvesting. Tot en met 2020 moet de huisvesting worden gerealiseerd die de departementen de mogelijkheden geeft om de taakstellingen op de bedrijfsvoering in het kader van SGO-5 te realiseren. Daarnaast zijn er hoge verwachtingen en ambities met betrekking tot duurzaamheid en veiligheid van de vastgoedportefeuille. Ook in de minst ingrijpende scenario’s vergt dit forse investeringen.

Het RVB is vraaggestuurd. De vraag vloeit met name voort uit de masterplannen voor de kantoorhuisvesting, de huisvestingsbehoeften vanuit de specialties, de wensen voor dienstverlening vanuit Defensie en de behoefte aan te verkopen/ontwikkelen projecten/gebieden. De begrotingsposten van het RVB betreffen een deel van de dienstverlening. De staat van baten en lasten geeft daarom onvoldoende inzicht in de productie van het RVB. Dit komt omdat op grond van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving diverse posten niet tot omzet mogen worden gerekend. Omdat ze niet in de verantwoording mogen worden opgenomen, worden de posten ook niet begroot.

Aan het eind van de paragraaf «Overzicht doelmatigheidsindicatoren» is een tabel opgenomen die een beter inzicht geeft in de productie van het RVB.

Staat van baten en lasten3

Begroting van baten-lastenagentschap RVB voor het jaar 2019 (bedragen x € 1.000)
 

2017

stand Slotwet

2018

1e suppletoire begroting

2019

2020

2021

2022

2023

Baten

             

Omzet moederdepartement

24.312

25.423

148.757

154.581

152.619

157.572

164.404

Omzet overige departementen

1.015.083

980.808

856.165

884.265

859.260

896.395

887.594

Omzet derden

47.980

117.974

129.668

134.003

140.375

141.954

139.991

Rentebaten

317

1.000

500

500

500

500

500

Vrijval voorzieningen

21.363

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

88.589

55.659

50.085

50.085

50.085

50.085

50.085

Totaal baten

1.197.644

1.180.864

1.185.175

1.223.434

1.202.839

1.246.506

1.242.574

               

Lasten

             

Apparaatskosten

235.036

248.737

251.706

250.504

249.504

248.954

248.954

personele kosten

180.631

190.436

191.029

193.353

193.353

193.353

193.353

 

waarvan eigen personeel

161.231

172.769

172.279

174.603

174.603

174.603

174.603

 

waarvan externe inhuur

19.291

16.500

18.750

18.750

18.750

18.750

18.750

 

waarvan overige personele kosten

109

1.167

0

0

0

0

0

materiële kosten

54.405

58.301

60.677

57.151

56.151

55.601

55.601

 

waarvan apparaat ICT

25.994

26.463

31.400

29.750

28.750

28.200

28.200

 

waarvan bijdrage SSO's

0

0

0

0

0

0

0

 

waarvan overige materiële kosten

28.411

31.838

29.277

27.401

27.401

27.401

27.401

Rentelasten

70.955

88.210

89.713

100.121

104.686

118.409

118.907

Afschrijvingskosten

295.014

311.595

350.583

379.088

393.003

436.504

440.285

materieel

295.014

311.595

350.583

379.088

393.003

436.504

440.285

 

waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

0

0

0

immaterieel

0

0

0

0

0

0

0

Overige lasten

541.747

532.322

493.173

493.721

455.646

442.639

434.428

dotaties voorzieningen

28.547

5.000

4.000

4.000

4.000

4.000

4.000

bijzondere lasten

513.200

527.322

489.173

489.721

451.646

438.639

430.428

Totaal lasten

1.142.752

1.180.864

1.185.175

1.223.434

1.202.839

1.246.506

1.242.574

               

Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen

54.892

0

0

0

0

0

0

Agentschapsdeel Vpb lasten

750

           
               

Saldo van baten en lasten

54.142

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet moederdepartement

De Minister van BZK betaalt de kosten voor een aantal taken aan het RVB. Het gaat met name om de kosten van:

  • het onderhoud van de monumenten met een erfgoedfunctie (zonder huisvestingsfunctie) in beheer bij het RVB;

  • het leveren van ondersteuning aan BZK en de uitvoering van het rijksbeleid gerelateerd aan de rijkshuisvesting;

  • het apparaat om de uitvoering van het beheer van materiële activa mogelijk te maken.

Daarnaast zijn vanaf 2019 in deze omzet de baten opgenomen van huisvesting voor de Hoge Colleges van Staat, Ministerie van AZ, de staatspaleizen en Ministerie van BZK. Tot en met 2018 zijn deze kosten opgenomen in de omzet overige departementen.

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen omvat opbrengsten voor geleverde producten en diensten. Het gaat daarbij met name om ontvangen gebruiksvergoedingen voor kantoren en specialties. Vanaf 2019 zijn de baten vanuit huisvesting voor de Hoge Colleges van Staat, Ministerie van AZ, de staatspaleizen, Ministerie van BZK, musea en internationale organisatie bij de andere omzetposten opgenomen.

Binnen de huur-verhuurstelsels voor rijkshuisvesting worden interne verhuurcontracten afgesloten tussen het RVB en de departementen. Op basis van de overeengekomen huurprijsmethodiek brengt het RVB een gebruiksvergoeding in rekening. In de ramingen van de gebruiksvergoeding is onder meer rekening gehouden met de masterplannen kantoren, het afsluiten van nieuwe contracten en met de verwachte beëindiging van contracten als gevolg van voorziene krimp van de overheid.

Voor wat betreft de dienstverlening aan Ministerie van Defensie is alleen de vergoeding vanuit Defensie voor de apparaatinzet van het RVB in deze post opgenomen. De bijdragen voor de instandhouding aan Defensie-objecten zijn thans niet meer onder de omzet opgenomen.

Omzet derden

Deze omzet betreft met name de baten vanuit het Kader Overname Rijksvastgoed (KORV), de verkoop van onroerend goed en de inkomsten vanuit de exploitatie van een aantal bijzondere objecten zoals parkeergarages en de grafelijke zalen. Voorts zijn in deze omzet opgenomen de baten uit verhuur aan musea en internationale organisatie. Tot en met 2018 zijn deze baten opgenomen in de omzet overige departementen.

Rentebaten

Dit betreft de baten voorzien vanuit de rekening courantverhouding met het Ministerie van Financiën.

Bijzondere baten

Dit betreft met name het deel van de apparaatinzet bij projecten dat wordt geactiveerd.

Lasten

Apparaatskosten (personeel en materieel)

Personele kosten

Dit betreft de kosten van het eigen apparaat, met name van salaris- en opleidingskosten. Daarnaast betreft het externe inzet voor zowel het primaire als het secundaire proces.

Materiële kosten

Deze kosten betreffen met name de kosten voor de eigen huisvesting en van het eigen ICT-gebruik.

Rentelasten

De rentelasten vloeien voort uit investeringen en zijn geraamd op basis van de afgesloten en nog af te sluiten leningen met het Ministerie van Financiën voor rijkshuisvesting (masterplannen kantoren en huisvestingsbehoefte voor specialties) en KORV- en ontwikkelprojecten.

Afschrijvingskosten

Dit betreft met name de afschrijvingen op geactiveerde waarden van objecten, voortvloeiend uit investeringen vanuit masterplannen kantoren en huisvestingsbehoeften voor specialties. De afschrijvingstermijnen zijn afhankelijk van de categorie: grond/terreinen 0 jaar, erfpacht 5–100 jaar, gebouwen 15–60 jaar, vervoermiddelen 4–6 jaar en inventaris 3–15 jaar.

Overige lasten

Dotaties aan voorzieningen

Dit betreft met name dotaties aan de voorziening voor asbest.

Bijzondere lasten

De bijzondere lasten betreffen belangrijke elementen van de primaire processen van het RVB. In de tabel hierna zijn zij gespecificeerd en onder de tabel is een toelichting van de specificatie opgenomen.

Specificatie Bijzondere lasten (bedragen x € 1.000)
 

2017

realisatie

2018

1e suppletoire begroting

2019

2020

2021

2022

2023

Markthuren

193.274

185.135

180.007

173.335

148.777

142.461

134.891

DBFMO-lasten

43.117

47.144

71.829

62.177

71.411

67.008

69.882

Onderhoud rijkshuisvesting

124.833

95.939

106.505

108.088

104.860

105.336

104.942

Belastingen en heffingen

23.316

22.878

23.251

22.051

21.823

21.717

21.563

Energielasten

32.057

28.238

26.478

26.072

24.786

25.168

24.928

Ontwikkeling en verkoop onroerend goed

22.538

101.000

57.500

57.500

57.500

57.500

57.500

Overige bijzondere lasten

74.065

46.988

23.603

40.498

22.489

19.449

16.722

Totaal

513.200

527.322

489.173

489.721

451.646

438.639

430.428

Toelichting

Markthuren

Deze post betreft de huren die het RVB aan de markt betaalt. Het beleid is erop gericht departementen en diensten zo veel mogelijk in eigendomsobjecten te huisvesten. Hierdoor nemen de vierkantemeters huurhuisvesting en de kosten ervan af.

DBFMO-lasten

Dit betreft de lasten van lopende en nieuwe contracten met marktpartijen. Vanaf 2017 is het investeringsdeel van deze lasten omgerekend naar rente en afschrijving en aldaar opgenomen.

Onderhoud

Deze post betreft de kosten voor onderhoud en instandhouding van gebouwen en terreinen voor de rijkshuisvesting.

Belastingen en heffingen

Deze post betreft met name de onroerende zaakbelasting en de waterschapslasten over de voorraad onroerend goed die het RVB inzet voor rijkshuisvesting.

Energielasten

Dit betreft de energielasten in de kantoren bij de rijkshuisvesting. Deze kosten worden afzonderlijk bij de departementen in rekening gebracht.

Ontwikkeling en verkoop onroerend goed

Dit betreft de kosten van ingekocht onroerend goed binnen het Kader Overname Rijksvastgoed (KORV) en de kostprijs van verkochte eigen gebouwen en terreinen (niet KORV).

Overige bijzondere lasten

De overige lasten betreffen met name de wederopleveringkosten bij contracteinde, kleinere investeringen voor de gebruikers, facilitaire leegstandkosten en verwachte waardedaling.

Kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen beschikbaar zijn gekomen of naar verwachting zullen komen en op welke wijze gebruik is, of zal worden gemaakt van deze middelen.

De operationele kasstromen zijn aanzienlijk hoger dan de inkomsten en uitgaven in de baten-lastenbegroting. Deze kasstromen zijn namelijk inclusief de dienstverlening aan Defensie, de kasstromen vanuit de kas-verplichtingenbegroting en de werkzaamheden buiten begrotingsverband, welke op basis van de verslaggevingsregels niet tot de omzet worden gerekend.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2019 (bedragen x € 1.000)
   

2017

Stand Slotwet

2018

1e suppletoire begroting

2019

2020

2021

2022

2023

1.

Rekening-courant RHB 1 januari

364.009

430.605

454.661

413.283

424.950

447.503

504.979

 

+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom

1.890.618

1.042.120

1.812.028

1.835.372

1.826.476

1.866.337

1.860.964

 

–/– totaal uitgaven operationele kasstroom

– 1.551.608

– 788.310

– 1.522.301

– 1.510.859

– 1.494.102

– 1.489.040

– 1.474.719

2.

Totaal operationele kasstroom

339.010

253.810

289.727

324.513

332.374

377.297

386.245

 

–/– totaal investeringen

– 397.059

– 793.000

– 665.000

– 525.000

– 515.000

– 515.000

– 515.000

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

30.482

60.775

36.000

36.000

36.000

36.000

36.000

3.

Totaal investeringskasstroom

– 366.577

– 732.225

– 629.000

– 489.000

– 479.000

– 479.000

– 479.000

 

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

– 79.801

– 34.486

0

0

0

0

0

 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

–/– aflossingen op leningen

– 223.297

– 256.043

– 367.105

– 348.846

– 345.821

– 355.821

– 355.489

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

397.261

793.000

665.000

525.000

515.000

515.000

515.000

4.

Totaal financieringskasstroom

94.163

502.471

297.895

176.154

169.179

159.179

159.511

5.

Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

(noot: maximale roodstand 0,5 mln. euro)

430.605

454.661

413.283

424.950

447.503

504.979

571.735

Toelichting

Investeringskasstroom

De investeringen in rijkshuisvesting en het beroep op de leenfaciliteit zijn gebaseerd op lopende en voorgenomen huisvestingsprojecten. Het RVB investeert in grond en gebouwen die in de balans onder de post materiële vaste activa worden verantwoord. In deze investeringen worden ook brandveiligheidinvesteringen meegenomen en de investeringen uit hoofde van de instandhoudingsplicht, die bij het RVB is belegd. De investeringskasstroom neemt in 2018 en 2019 toe met name als gevolg van een aantal aankopen en voor het project EMA (European Medicine Agency). Daarnaast worden investeringen voorzien in het kader van de overname van vastgoed van andere rijksdiensten en betreft het investeringen voor ontwikkelprojecten.

Financieringskasstroom

De afdrachten aan het moederdepartement betreffen, conform de Regeling Agentschappen, het surplus op het eigen vermogen.

Daarnaast gaat het om de aflossing op lopende en toekomstige leningen in het kader van de rijkshuisvesting, de overname van vastgoed van andere rijksdiensten en aflossingen op leningen voor ontwikkelprojecten.

Het beroep op de leenfaciliteit komt overeen met de investeringsstroom. In de investeringsstroom zijn de diverse rijkshuisvestingsprojecten opgenomen. In onderstaande tabel zijn in ieder geval de grotere projecten opgenomen. Deze worden (deels) via de leenfaciliteit gefinancierd4. Het meerjarige (indicatieve) bedrag van het investeringsvolume via de leenfaciliteit is opgenomen. De investeringen van PPS-marktpartijen zijn daarbij niet verwerkt.

Investeringen rijkshuisvesting boven € 15 mln. (bedragen x  € 1 mln.)

In ieder geval de volgende grotere projecten zullen (deels) via de leenfaciliteit gefinancierd worden:

Investeringen rijkshuisvesting boven € 15 mln. (bedragen x € 1 mln.)

Project

Indicatie investeringsvolume leenfaciliteit

Eerste jaar investering

1.

Den Haag, veiligheidsdiensten

Nog niet gegund

2016

2.

Den Haag, Binnenhofcomplex

499

lopend

3.

Amsterdam, Europees Geneesmiddelen Agentschap (EMA)

310

lopend

4.

Utrecht, PPS nieuwbouw RIVM

179

lopend

5.

Amsterdam, PPS nieuwbouw rechtbank Parnas

140

lopend

6.

Apeldoorn, Walterbos Complex

Nog niet gegund

2019

7.

Den Bosch, Paleizenkwartier

Nog niet gegund

2017

8.

Utrecht, Herman Gorterstraat

Nog niet gegund

2018

9.

Eindhoven, Rijkskantoor

Nog niet gegund

2019

10.

Rotterdam, Rijkskantorencampus

55

lopend

11.

Amsterdam, Spark, tijdelijke huisvesting EMA

43

lopend

12.

Den Haag, PI Scheveningen

Nog niet gegund

2017

13.

Vught, PI

Nog niet gegund

2017

14.

Utrecht, verdichting KNMI-complex

Nog niet gegund

2017

15.

Assen, Mandemaat EZK

Nog niet gegund

n.t.b.

16.

Veenhuizen, PI

Nog niet gegund

n.t.b.

17.

Den Haag, Defensie, Plein Kalvermarkt Complex

Nog niet gegund

n.t.b.

18.

Rotterdam, rechtbank

24

lopend

19.

Emmen, Nationaal Archief + rijkskantoor

23

lopend

20.

Den Haag, verbouwing Bruggebouw

Nog niet gegund

2018

21.

Den Haag, Terminal Noord

Nog niet gegund

2018

22.

Arnhem, Stationsplein West

Nog niet gegund

n.t.b.

23.

Den Haag, Paleis van Justitie – rechtbank

Nog niet gegund

n.t.b.

24.

Haarlem, renovatie Surinameweg Rijkswaterstaat

Nog niet gegund

2018

Ad 1. Den Haag, veiligheidsdiensten

Dit project voorziet in gezamenlijke huisvesting van de AIVD en MIVD. Momenteel is dit project in afwachting van politieke besluitvorming op basis van een actualisatie van het project. De actualisatie vindt plaats gegeven onder andere de groei van de beide diensten.

Ad 2. Den Haag, Binnenhofcomplex

Met brief Tweede Kamer, vergaderjaar 2017–2018, 34 293, nr. 33, dd. 29 maart 2018 is de Kamer erover geïnformeerd dat de kosten luiden in prijspeil 2017 (rekening houdend met de voorcalculatorische bouwindex van 2,5%). In 2019 worden er investeringen gedaan voor de tijdelijke huisvesting van de gebruikers van het Binnenhof. Van genoemd bedrag is € 12,5 mln. (in prijspeil 2015) bedoeld voor niet-huisvestingskosten van de gebruikers van het Binnenhof.

Ad. 3 Amsterdam, aankoop grond, ontwerp en bouw EMA.

Het stichtingsbudget ten laste van de leenfaciliteit voor het gebouw ten behoeve van huisvesting EMA bedraagt € 310 mln. Dit bestaat uit investeringen voor ontwerp, de bouw en de grond. De waarde van het met de marktpartij afgesloten contract over 20 jaar bedraagt € 255 mln. en kent naast de investering in ontwerp en bouw ook de onderhoudscomponent van het pand.

Ad 4. Utrecht, PPS nieuwbouw RIVM

Het in de tabel vermelde bedrag is de bijdrage van het Rijk in de financiering van het project. De waarde van het met de marktpartij afgesloten contract over 25 jaar bedraagt € 267 mln. Dit betreft zowel investering, als onderhoud als de algehele exploitatie van het pand.

Ad 5. Amsterdam, PPS nieuwbouw rechtbank Parnas

Het in de tabel vermelde bedrag is de bijdrage van het Rijk in de financiering van dit PPS-project. De waarde van het met de marktpartij afgesloten contract over 30 jaar bedraagt ruim € 230 mln. Dit betreft zowel investering, als onderhoud als de algehele exploitatie van het pand.

Ad. 11. Amsterdam, Spark, tijdelijke huisvesting EMA

In 2019 wordt het kantoorgebouw Spark in Amsterdam aangekocht voor € 43 mln. ten laste van de leenfaciliteit. De eerste periode zal het EMA dit kantoor betrekken totdat de nieuwbouw gereed is.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Overzicht doelmatigheidsindicatoren RVB (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Omzet per product:

             

Ingebruikgeving

894.211

763.314

853.289

887.753

870.990

910.788

904.689

waarvan extern

16.584

13.585

10.804

10.714

10.702

10.702

10.702

Instand houden vastgoed

59.901

167.434

142.192

145.187

144.500

144.501

146.644

waarvan andere eigenaar

59.901

18.257

37.917

36.835

36.901

33.953

34.000

Projectrealisatie

61.839

46.018

33.470

34.296

31.506

35.376

35.400

waarvan andere eigenaar

21.335

46.018

33.116

34.052

31.201

35.376

35.400

Verkoop

43.319

115.284

70.294

70.292

70.292

70.290

70.290

Expertise en advies

28.105

32.155

35.345

35.321

34.966

34.966

34.966

               

Saldo baten en lasten

54.142

0

0

0

0

0

0

in %

4,6%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

               

Huisvestingsvoorraad * 1.000 m2 BVO1

6.189

5.812

5.725

5.449

5.244

5.190

5.116

waarvan verhuurd

5.403

5.025

4.855

5.044

4.885

4.896

4.877

waarvan leeg frictie

 

75

63

88

94

92

84

waarvan leeg renovatie

 

325

367

140

143

97

81

waarvan leeg afstoot

 

410

439

176

122

105

74

waarvan eigendom

4.867

4.660

4.656

4.419

4.373

4.353

4.322

waarvan huur

1.322

1.152

1.069

1.030

871

838

794

               

Gem. leegstand rijkshuisvesting voor rekening RVB

5,9%

4,3%

         

ITK rijkshuisvesting

2,2

2,1–2,8

2,1–2,8

2,1–2,8

2,1–2,8

2,1–2,8

2,1–2,8

               

Voorraad beheerde Defensieobjecten

             

Gebouwen * 1.000 m2 BVO1

6.033

5.562

5.959

5.778

5.746

5.727

5.534

Terreinen * 1.000 m2 BVO1

350.575

345.199

348.899

347.334

347.173

347.086

347.002

               

Doelmatigheid verkoop vastgoed

11.385

>0

>0

>0

>0

>0

>0

               

Bezetting ambtelijke fte's ultimo

2.009

1.922

2.122

2.122

2.122

2.122

2.122

Apparaat-omzetindicator

21,6%

17,3%

22,2%

21,4%

21,7%

20,8%

20,9%

Projecten binnen budget gerealiseerd

87%

82%

83%

84%

85%

85%

85%

Projecten tijdig gerealiseerd

97%

82%

83%

84%

85%

85%

85%

Productiviteit

914

955

965

975

1.000

1.025

1.025

1

BVO is bruto vloeroppervlak

Toelichting

Omzet per product

Met de producten bestrijkt het RVB de gehele keten van de huisvesting, vanaf de initiële vraag van een afnemer tot en met de realisatie (bouw en/of verbouw), het beheer, ontwikkeling en de afstoot. Het RVB werkt vraaggestuurd. Dit betekent dat in principe de jaarlijkse omzet voor een groot deel bepalend is voor de benodigde omvang van het personeelsbestand. Vanwege de afslanking van de rijksoverheid zal er op termijn minder huisvestingsvraag zijn. Het RVB zal daardoor minder m2 huisvesting leveren.

Overigens neemt de omzet komende jaren toe. Dit heeft ermee te maken dat nieuwe huisvesting per definitie duurder is (hogere afschrijvingslasten) dan oude huisvesting. Daarbij worden oude objecten verkocht. Zodoende resteert een relatief nieuwe voorraad.

Saldo baten en lasten

Het saldo van baten en lasten geeft een sluitend resultaatbeeld.

Rijkshuisvestingsvoorraad in 1.000 m2 BVO

De huisvestingsvoorraad zal de komende jaren door enerzijds het kabinetsbeleid en anderzijds adequate sturing door het RVB afnemen. Bij de gepresenteerde afname is rekening gehouden met de gevolgen voor de departementen van kabinetsbesluiten over de masterplannen huisvesting. Indien de voorraad niet in de voorziene mate daalt, zullen de leegstandkosten voor het RVB stijgen en daarmee het saldo van baten en lasten dalen.

De leegstand is opgenomen in drie categorieën. Met name de afstootleegstand moet zo laag als mogelijk zijn.

Indicator technische kwaliteit (ITK) rijkshuisvesting

Dit betreft het gewogen gemiddelde van de technische conditie van alle gebouwen op een schaal van 1 (nieuwbouw) t/m 6 (extreem slecht). Deze conditie wordt mede bepaald door de staat van het onderhoud en (vervangings)investeringen. Op grond van voorraadoverwegingen (o.a. is een pand wel/niet strategisch, blijft het wel/niet in de voorraad) worden economische afwegingen gemaakt over het uitvoeren van onderhoud en investeringen. Voor een deel van de (niet-strategische) voorraad kan dan een slechtere ITK-score worden geaccepteerd.

Voorraad beheerde Defensieobjecten in 1.000 m2 BVO

De Defensieobjecten worden door het RVB onderhouden (instandhouding). Defensie voorziet de komende jaren een kleine krimp in haar portefeuille.

Doelmatigheid verkoop vastgoed.

Doelstelling is objecten te verkopen tegen tenminste de voorgecalculeerde bedragen die in een businesscase waren opgenomen. Het totale resultaat van het verkochte onroerend goed zal tenminste positief moeten zijn.

Bezetting in fte’s

De bezetting van ambtelijk personeel neemt toe als gevolg van de gestegen vraag naar dienstverlening.

Apparaat-omzet indicator

Dit betreft de procentuele verhouding van de apparaatskosten van het RVB tot de omzet (totale baten) van de dienst. De dalwaarde van 2018 komt doordat in dat jaar conform de begroting 2018 werkzaamheden voor Defensie voor instandhouding nog onderdeel van de omzet vormden. In de realisatie 2017 en vanaf de begroting 2019 is deze dienstverlening uit de omzet gehaald.

Een daling van de waarde van de indicator geeft aan dat de verhouding tussen de omzet en het ingezette apparaat verbetert.

Projecten binnen budget gerealiseerd

Het percentage projecten binnen budget gerealiseerd is na de fusie gesteld op meer dan 80%. Het getuigt van ambitie om als norm te hebben dat het overgrote deel van de projecten wordt uitgevoerd binnen het afgesproken budget.

De ervaring leert dat het prognosticeren van de kosten van vastgoedprojecten niet eenvoudig is. De uitkomsten van aanbestedingen laten zich lastig voorspellen. Daarnaast kunnen tijdens de uitvoering van de projecten tegenvallers aan het licht komen. De verwachting is dat de kennisbundeling en professionalisering de komende jaren tot betere resultaten zal leiden. De norm van 80% kan daarmee over enkele jaren (2021) naar 85% worden bijgesteld.

Projecten tijdig gerealiseerd

Het percentage projecten tijdig gerealiseerd is na de fusie gesteld op meer dan 80%. Deze norm houdt concreet in dat minder dan 20% van de projecten later wordt opgeleverd dan met de opdrachtgever is afgesproken. Een deel van de projecten kan vertragen doordat tijdens de uitvoering feiten boven water komen, waar vooraf geen rekening mee is gehouden. Dit zal nooit uit te sluiten zijn, maar ook voor deze indicator geldt dat met een goede kennisbundeling en professionaliteit het percentage waarbij de afgesproken tijd wordt overschreden, kan worden verminderd. Over enkele jaren (2021) kan deze norm ook naar 85%.

Productiviteit

De productiviteit geeft inzicht in de sturing op directe uren. Hoe meer directe uren worden ingezet, ofwel hoe minder indirecte/overige, hoe beter wordt gepresteerd. Tussen 2018 en 2020 is nog sprake van een langzaam groeipad als gevolg van de in uitvoering zijnde harmonisatie en integratie van de processen van de fusiepartners en de daarmee samenhangende herinrichting van de automatisering.

Als gevolg van de fusie kan personeel effectiever op de verschillende activiteiten worden ingezet. Daarnaast leidt de fusie ook tot minder indirecte functies en meer productiviteit in de primaire processen.

Productie RVB

De omzet van het RVB in deze baten-lastenbegroting geeft onvoldoende zicht op de werkelijke omvang van de te verrichten werkzaamheden, omdat een deel van deze werkzaamheden op grond van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving niet tot omzet mogen worden gerekend. Het gaat hierbij om de programmakosten voor Defensie, om posten uit de kas-verplichtingenbegroting en om verkopen en ingebruikgevingen op grond van middelenafspraken.

In onderstaande tabel zijn al deze werkzaamheden, gebaseerd op kasstromen, opgenomen in een overzicht van de «productie».

De hoge «piekproductie» in 2019 en 2020 wordt mede bepaald door een aantal aankopen van objecten voor de rijkshuisvesting.

Productie RVB (bedragen x € 1 mln.)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Ingebruikgeving

454

449

413

396

386

Instandhouding

319

316

313

302

301

Projectrealisatie

802

653

655

665

664

Verkoop en ontwikkeling

194

194

194

194

194

Expertise en advies

206

205

204

201

201

Totaal «productie»

1.974

1.816

1.779

1.758

1.745

3

Over de omzetstijging overige departementen vindt nog, op bestuurlijk niveau, overleg plaats. Vooralsnog is deze omzet (en bijbehorende lasten) wel opgenomen in de baten-lastenstaat van het RVB.

4

Projecten die nog niet zijn gegund, zijn nog onderhevig aan definitieve besluitvorming. Van deze projecten, kunnen vanwege marktoverwegingen geen bedragen worden genoemd.

Licence