Base description which applies to whole site

2.1 Beleidsprioriteiten: naar een arbeidsmarkt met kansen voor iedereen

Na jaren van crisis groeit de Nederlandse economie in een stevig tempo. De positieve economische ontwikkelingen van de laatste jaren zijn duidelijk zichtbaar op de arbeidsmarkt. De werkgelegenheid stijgt, het aantal openstaande vacatures neemt toe. De werkloosheid daalt in 2019 tot 3,4 procent van de beroepsbevolking, dit is het laagste niveau sinds 2001. De contractloonstijging loopt op. Werknemers krijgen vaker een bonus of een hogere schaal en wisselen vaker van baan. Sinds 2017 neemt ook het aantal vaste contracten weer toe. In het tweede kwartaal van 2018 zijn er 159.000 meer werknemers met een vaste arbeidsrelatie dan een jaar eerder, een groei van 3,1 procent. Sinds 2014 merken huishoudens langzaam maar zeker het herstel. Het consumentenvertrouwen neemt toe, net als het vertrouwen in elkaar.

In steeds meer sectoren is sprake van krapte op de arbeidsmarkt. De spanning op de arbeidsmarkt is verder toegenomen. Inmiddels geeft bijna één op de vijf bedrijven aan dat ze in hun activiteiten belemmerd worden door een tekort aan personeel. Dit is een verdubbeling ten opzichte van vorig jaar. De personeelskrapte in sommige sectoren en het feit dat er tegelijk grote groepen mensen langs de kant staan of minder uren werken dan zij willen duidt op een mismatch op de arbeidsmarkt. Het is belangrijk dat werkgevers en werkzoekenden op de arbeidsmarkt elkaar gemakkelijk en snel vinden, zeker omdat de tekorten in sectoren als het onderwijs, de zorg en de techniek waarschijnlijk nog verder gaan oplopen. Het actieplan krapte beschrijft de aanpak van het kabinet, die zich richt op het verbeteren van de structuur van de arbeidsmarkt. Krapte is namelijk niet alleen een tijdelijk gevolg van de aantrekkende economie. Juist nu het zo goed gaat, worden de structurele onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt en de uitdagingen op langere termijn extra zichtbaar. Het kabinet pakt deze uitdagingen graag samen met werkgevers en werknemers op.

De koopkracht groeit in 2019. De meeste Nederlanders, 96 procent, gaan er volgend jaar volgens de ramingen in koopkracht op vooruit. Het kabinet heeft met het regeerakkoord ingezet op het meer lonend maken van werk door belastingmaatregelen die vanaf 2019 ingaan. Het betreft onder meer de invoering van een tweeschijvenstelsel in box 1 en een verhoging van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Hierdoor houden huishoudens meer geld over van elke euro die ze verdienen. Ook leidt de krapte op de arbeidsmarkt de komende periode tot hogere lonen. De koopkracht van werkenden groeit volgend jaar met 1,6 procent het sterkst, maar ook gepensioneerden (1,5 procent) en uitkeringsgerechtigden (0,9 procent) gaan er meer op vooruit dan in 2018. De mediane statische koopkracht stijgt in 2018 naar verwachting met 0,4 procent en met 1,5 procent in 2019. De Europese Commissie beveelt Nederland aan om voorwaarden te scheppen voor hogere loongroei.

Nog niet iedereen profiteert mee van het herstel. Het kabinet wil dat alle werkenden het economisch herstel gaan merken in de portemonnee. Werken moet lonen. Ook staan er nog te veel mensen langs de kant. Mensen die mee willen doen maar onvoldoende kansen krijgen, of mensen die het niet helemaal op eigen kracht redden op de arbeidsmarkt. Zoals mensen met een beperking, ouderen, mensen met schulden en mensen met een migratieachtergrond. Het kabinet maakt zich hard voor een inclusieve arbeidsmarkt, waar iedereen kansen krijgt.

De wereld om ons heen verandert en dat vraagt om aanpassingsvermogen.

De samenleving van vandaag is moeilijk te vergelijken met de samenleving van vijftig jaar geleden. De wereld is «kleiner» geworden door digitalisering, informatie gaat sneller, en we merken meer van onrust in de landen om ons heen, bijvoorbeeld door de komst van migranten. Globalisering, technologische ontwikkeling en flexibilisering hebben directe invloed op de samenleving en de arbeidsmarkt. Nieuwe beroepen ontstaan en technologische vooruitgang zorgt ervoor dat we langer leven dan ooit. Dit brengt kansen met zich mee. Tegelijkertijd leidt dit tot het verdwijnen of veranderen van banen en draagt techniek ook bij aan een toegenomen complexiteit waar niet iedereen zich even goed in kan redden. Dit toont de urgentie van een goed werkend stelsel van arbeidsrecht en sociale zekerheid. Om kansen en zekerheid te kunnen bieden in de 21e eeuw zullen niet alleen mensen mee moeten ontwikkelen maar moet ook het beleid worden aangepast. Dit vraagt acties en wetgeving op de korte termijn en een sterke toekomstgerichte agenda om met de onzekere toekomst om te kunnen gaan.

Verandering raakt verschillende groepen in verschillende mate, en dat versterkt scheidslijnen in onze maatschappij. Vrijwel iedereen heeft te maken met de verandering. Sommige groepen profiteren van al die nieuwe ontwikkelingen, anderen kunnen dat tempo niet altijd bijbenen en er zijn mensen die alleen de nadelen ervaren. Een effect is dat de scheidslijnen in de samenleving dieper dreigen te worden en dat daardoor spanningen ontstaan: kansen aan de bovenkant, risico’s aan de onderkant. Het kabinet ziet die ontwikkeling en weet dat niet alles maakbaar is. Maar waar spanningen en tegenstellingen voortkomen uit het gevoel dat mensen in Nederland geen eerlijke kans hebben, of dat de overheid er niet voor alle mensen is, heeft het kabinet een verantwoordelijkheid. Het kabinet wil dat mensen de kans krijgen om scheidslijnen te overbruggen en zet met het regeerakkoord op meerdere terreinen in op het creëren van deze kansen zodat iedereen mee kan doen in een veranderende samenleving. In het onderwijs zet het kabinet in op gelijke kansen door te investeren in vroeg- en voorschoolse educatie en de verbetering van onderwijsachterstanden op scholen. Op de arbeidsmarkt door mensen te helpen zich klaar te maken voor ontwikkelingen van de toekomst door te blijven ontwikkelen, de toegang tot de arbeidsmarkt voor groepen die aan de zijlijn staan makkelijker te maken en om meer werkenden de kans te geven op een contract dat bij hen past.

We staan er goed voor, maar er is ook werk aan de winkel. Juist in deze goede economische tijden moeten we onze arbeidsmarkt moderniseren: stilstand is geen optie. Het kabinet werkt met het regeerakkoord aan kansen voor iedereen met daarbij op het terrein van sociale zaken en werkgelegenheid twee inhoudelijke hoofdlijnen: 1.) Stimuleren van zekerheid en kansen in een nieuwe economie en 2.) stimuleren dat mensen naar vermogen meedoen in de samenleving. Hierbij is aandacht voor uitvoering en handhaving essentieel.

2.1.1 Zekerheid en kansen in een nieuwe economie: naar een nieuwe balans

Arbeidsmarkt in balans

We werken naar een arbeidsmarkt die in balans is. De arbeidsmarkt verandert in een vlot tempo. De huidige instituties doen steeds minder wat we van ze verwachten. Vaste werknemers, flexwerkers en zzp-ers zijn onbedoeld concurrenten van elkaar geworden. Een werkgever die fatsoenlijk met zijn werknemers omgaat, ondervindt concurrentienadeel van bedrijven die constructies bedenken om lonen te drukken en risico’s af te wentelen. Daarom is het belangrijk om nu in te grijpen waar regelgeving onnodig knelt of juist teveel ruimte biedt. Het kabinet heeft een ambitieus programma voor de komende tijd, waarmee het discussies over mismatches die al jaren lopen beslecht en de hoognodige arbeidsmarkthervormingen doorvoert. Voor de uitdagingen op lange termijn wil dit kabinet ook fundamenteler kijken of de verschillende stelsels van het arbeidsrecht, sociale zekerheid en fiscaliteit nog aansluiten bij een toekomstbestendige arbeidsmarkt. Daarom stelt het kabinet een onafhankelijke commissie in die zal onderzoeken of ons huidige stelsel nog aansluit op de arbeidsmarkt van de toekomst.

Werkgevers ervaren een drempel bij het geven van vaste contracten, terwijl veel werkenden juist behoefte hebben aan zekerheid. Het economisch herstel is goed te merken op de arbeidsmarkt. De groei van het aantal vaste banen is in de eerste twee kwartalen van 2018 groter dan die van het aantal flexibele banen. Dit is voor het eerst sinds 2009. Het aantal vaste banen hangt echter niet alleen samen met de conjunctuur. Er zijn ook onderliggende problemen. Werkgevers ervaren risico’s bij het aannemen van vast personeel als gevolg van een stapeling van regelingen. Zo ervaren vooral kleine werkgevers de regels rondom ziekte en arbeidsongeschiktheid als risicovol en belastend. Hiermee zijn die regels soms een drempel om vast personeel aan te nemen. Het kabinet wil hier wat aan doen door (kleine) werkgevers te ontlasten op het gebied van ziekte, zonder de instroom in de arbeidsongeschiktheidsregelingen te laten oplopen. Om te bevorderen dat het MKB weer meer personeel in (vaste) dienst durft te nemen slijpt het kabinet ook de scherpe randen van de verplichting tot het betalen van een transitievergoeding. Zo is er in het regeerakkoord geld gereserveerd om de transitievergoeding voor kleine werkgevers te compenseren bij ontslag als gevolg van bedrijfsbeëindiging, pensionering of ziekte. Deze regeling komt bovenop de reeds aangenomen wet waarin de transitievergoeding gecompenseerd kan worden indien een werknemer wordt ontslagen na 2 jaar ziekte.

Met de wet Arbeidsmarkt in Balans wordt het voor werkgevers weer aantrekkelijk om mensen in vaste dienst te nemen. De sleutel voor een evenwichtigere arbeidsmarkt is een gelijktijdige beweging, waarin het minder risicovol wordt om mensen in vaste dienst aan te nemen, maar er ook ruimte is voor flexibiliteit. In het wetsvoorstel Arbeidsmarkt in Balans (WAB) stelt het kabinet een serie maatregelen voor op het terrein van flexibele arbeid, het ontslagrecht en de financiering van de WW. Dit wetsvoorstel gaat in het najaar van 2018 naar de Tweede Kamer. Enerzijds wordt het aantrekkelijker om een vast contract aan te bieden. Daartoe worden de mogelijkheden om een proeftijd aan te gaan verruimd, wordt er een cumulatiegrond toegevoegd aan de redelijke gronden voor ontslag en wordt het verschil in de kosten van ontslag tussen flexibele en vaste contracten verkleind door de opbouw van de transitievergoeding voor vaste en flexibele contracten gelijk te trekken. Bovendien krijgen werkgevers die vaste contracten aanbieden een steuntje in de rug: voor vaste contracten gaan zij een lagere WW-premie afdragen dan voor flexibele contracten. Tegelijkertijd wordt de mogelijkheid voor flexibiliteit uitgebreid. Zo wordt meer ruimte gecreëerd om af te wijken van de ketenbepaling voor terugkerend tijdelijk werk dat ten hoogste gedurende negen maanden in een jaar kan worden verricht. Verder wordt de periode waarna opeenvolgende tijdelijke contracten overgaan in een contract voor onbepaalde tijd verlengd van twee naar drie jaar. De mogelijkheid voor werkgevers om met oproepcontracten in te kunnen springen op schommelingen in de vraag blijft behouden, maar het kabinet doet wel voorstellen om de positie van oproepkrachten te versterken en om negatieve effecten, zoals permanente beschikbaarheid, te voorkomen. Ten aanzien van payroll behoudt het kabinet het ontzorgende karakter voor werkgevers, maar neemt het ook maatregelen om concurrentie op arbeidsvoorwaarden te voorkomen.

Zelfstandige ondernemers leveren een belangrijke bijdrage aan de economie, maar daarnaast pakt het kabinet schijnzelfstandigheid stevig aan. De ontwikkeling richting meer zzp’ers past bij de veranderende arbeidsmarkt. Veel zelfstandigen hebben er bewust voor gekozen om te gaan ondernemen en leveren zo een belangrijke bijdrage aan de samenleving en de economie. Het zzp-schap moet echter wel goed geregeld worden. Het is niet de bedoeling dat mensen zich gedwongen voelen om als zzp’er te werken tegen lage tarieven en er oneerlijke concurrentie ontstaat tussen werkenden. Dit ondermijnt ons systeem van sociale zekerheid en is nadelig voor alle werkenden: werknemers en zelfstandigen. Van belang is dat niet instituties en kosten bepalend zijn voor de vorm waarin arbeid wordt aangeboden, maar de aard van het werk dat gedaan wordt. Ook de Europese Commissie beveelt Nederland aan om maatregelen te nemen om de institutionele prikkels te verminderen die leiden tot het werken met tijdelijke contracten en zelfstandigen zonder personeel. De commissie beveelt ook aan om schijnzelfstandigheid aan te pakken en passende sociale bescherming voor zelfstandigen te bevorderen.

Ondernemers en opdrachtgevers hebben behoefte aan meer duidelijkheid en zekerheid. Voor veel zelfstandigen en hun opdrachtgevers is de huidige regelgeving onduidelijk of onnodig ingewikkeld. Duidelijkheid voor zelfstandigen en opdrachtgevers over het al dan niet bestaan van een dienstbetrekking is cruciaal. Daarom komt dit kabinet met maatregelen die meer duidelijkheid geven over het al dan niet bestaan van een dienstbetrekking. Hierbij kan ook aan de bovenkant van de arbeidsmarkt meer zekerheid worden gegeven aan zelfstandige ondernemers die werken tegen een hoog uurtarief. Het maken van nieuwe wetgeving rond zzp is echter geen eenvoudige opgave. De afgelopen maanden is gestart met de uitwerking van maatregelen. Het kabinet is daarin verder gekomen, maar heeft ook nog werk te verrichten. In de kamerbrief Uitwerking maatregelen werken als zelfstandige is aangegeven welke stappen het kabinet de komende periode zet in het wetgevingsproces. Met deze maatregelen pakt het kabinet prangende problemen rondom schijnzelfstandigheid en onzekerheid over een dienstbetrekking aan.

Arbeid en zorg

Het kabinet streeft ernaar dat beide ouders hun werk en de kinderen goed kunnen combineren. Het is belangrijk dat ouders na de geboorte van hun kind tijd met hun gezin door kunnen brengen. Zo maken ouders en kind een betere start. Ook kunnen de taken in en rond het huis vanaf het begin beter en eerlijker verdeeld worden. Deze modernisering op het gebied van arbeid en zorg is hard nodig, ook als we Nederland in een internationaal perspectief bekijken. Door de Wet Invoering Extra Geboorteverlof (WIEG) krijgt de partner van de moeder in het eerste half jaar na de geboorte recht op zes weken geboorteverlof. Ook verlengt het kabinet het adoptie- en pleegzorgverlof voor ouders van vier naar zes weken. Het moet voor ouders niet alleen mogelijk, maar ook normaler worden om langer van geboorteverlof te genieten.

Het kabinet verbetert de betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van kinderopvang. Het kabinet verhoogt de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget, om ouders aanvullend te ondersteunen. Het kindgebonden budget voor paren met middeninkomens gaat vanaf 2020 omhoog met bijna € 500 miljoen. Daarnaast verhoogt het kabinet het budget voor de kinderopvangtoeslag met € 248 miljoen per jaar. Ouders die blijven werken of meer gaan werken, zullen zo ook meer geld overhouden. Het budget voor de kinderbijslag gaat vanaf 2019 met structureel € 250 miljoen omhoog. Ook wordt in 2019 verder ingezet op het verbeteren van de kwaliteit van kinderopvang door onder andere aanpassing van de beroepskrachtkindratio van 1 beroepskracht per 4 baby’s naar 1 beroepskracht per 3 baby’s en de introductie van de pedagogisch beleidsmedewerker. Hiermee zet het kabinet in op de ontwikkeling van kinderen.

Pensioenen

Een goed pensioenstelsel moet passen bij de samenleving en de arbeidsmarkt. Onze samenleving is pluriform en in beweging en hetzelfde geldt voor de arbeidsmarkt. Ons pensioenstelsel moet daarin meebewegen om toekomstbestendig te zijn. We hebben in Nederland een stelsel voor oudedagsvoorziening dat tot de beste ter wereld hoort, en we willen graag dat onze kinderen en kleinkinderen dat ook nog kunnen zeggen. Bij de vernieuwing van het stelsel zal het kabinet de sterke elementen behouden: collectieve uitvoering die zorgt voor lage kosten, risicodeling die levenslange uitkeringen mogelijk maakt, en de verplichtstelling die ervoor zorgt dat een heel groot aantal werknemers aanvullend pensioen opbouwt. Maar om aansluiting te houden bij een veranderende arbeidsmarkt en om te voorkomen dat het draagvlak voor het stelsel langzaam afneemt is verandering nodig. In het regeerakkoord is, in lijn met eerdere SER-rapporten, een ambitieus pakket aan maatregelen opgenomen om het pensioenstelsel te vernieuwen. Ook de Europese Commissie beveelt Nederland aan om het stelsel van aanvullende pensioenen transparanter, eerlijker tussen de generaties en schokbestendiger te maken.

Het is van belang dat het pensioen transparanter wordt voor deelnemers. De herverdeling via de zogenaamde doorsneesystematiek verdwijnt, zodat een ieder op elk moment de pensioenopbouw krijgt die past bij de premie die voor hem of haar is ingelegd. Daarmee wordt het aantrekkelijker voor zzp’ers om mee te doen en gemakkelijker om keuzemogelijkheden te introduceren. Zo onderzoekt het kabinet of het mogelijk is om mensen bij pensionering een deel van hun pensioenvermogen als bedrag ineens op te laten nemen. Het kabinet heeft de SER gevraagd om advies uit te brengen over het pensioenstelsel. Sociale partners hebben hierin een belangrijke rol en verantwoordelijkheid, gezien het arbeidsvoorwaardelijke karakter van het aanvullend pensioen. Het kabinet hoopt en vertrouwt erop op korte termijn samen met de partners de noodzakelijke stappen te kunnen zetten om ons pensioenstelsel te vernieuwen. Na jaren van gezamenlijke probleemanalyse en gemeenschappelijk overleg is nu de tijd gekomen om samen aan de slag te gaan om ons pensioenstelsel klaar te maken voor de toekomst.

Internationaal

Nederland trekt lering uit ontwikkelingen over de grens en voert het gesprek over de toekomst van werk. Het kabinet moderniseert de arbeidsmarkt en kijkt ook naar de toekomst. De discussie over de toekomst van de arbeidsmarkt wordt ook op mondiaal niveau gevoerd. Veel landen moeten inspelen op uitdagingen zoals technologische ontwikkeling, digitalisering en vergrijzing. Maar ook ogenschijnlijke nationale discussies zoals het zzp vraagstuk worden over de landsgrenzen gevoerd. Op het vlak van arbeidsmigratie en grensoverschrijdend dienstenverkeer lopen nationale en Europese discussies in elkaar over. Bij deze discussies is het dilemma hoe de Europese interne markt samen kan gaan met een goede sociale bescherming. Bij deze onderwerpen is samenwerken een welbegrepen eigenbelang, zowel binnen als buiten Europa. Ook het thema «future of work» staat in 2019 internationaal centraal, zowel bij internationale organisaties zoals de ILO, OESO en gremia als de G20, als bij individuele lidstaten (overheden en sociale partners). Nederland is sterk betrokken bij deze discussies en probeert zoveel mogelijk lering te trekken uit de ontwikkelingen over de grens en die te betrekken in nationale beleidsdiscussies. In 2019 zijn ook de Europese Parlementsverkiezingen.

Leven lang ontwikkelen

Door middel van een leven lang ontwikkelen kan iedereen mee blijven doen op de snel veranderende arbeidsmarkt. Op de arbeidsmarkt doen zich flinke verschuivingen voor in gevraagde kennis en vaardigheden. Het is ook hier van belang om vooruit te kijken. Het kabinet wil daarom dat mensen zich niet pas (bij)scholen bij werkloosheid of dreigend baanverlies, maar leren en ontwikkelen zien als vanzelfsprekende onderdelen van hun werk en hun leven. In diverse sectoren op de arbeidsmarkt doet zich krapte voor. Tegelijkertijd kan een deel van de werkzoekenden niet aan het werk komen en dreigen anderen hun baan te verliezen. Mede in het licht van deze ontwikkelingen is een leven lang ontwikkelen een noodzaak.

Het kabinet wil een doorbraak realiseren op het gebied van een Leven Lang Ontwikkelen en een positieve en sterke leercultuur tot stand brengen. Nederland heeft een positieve leercultuur, waarin iedereen de kans krijgt zichzelf te blijven ontwikkelen. Het kabinet wil dit verder versterken. De sleutel voor verandering ligt bij mensen zelf. Het kabinet heeft als taak de kracht, vindingrijkheid en creativiteit van mensen te ondersteunen en ervoor te zorgen dat iedereen een kans krijgt om te blijven leren. De kern van de voorgestelde aanpak is het stimuleren van de eigen regie van mensen op hun loopbaan en hun leven, zodat ze zich kunnen blijven ontwikkelen en hun eigen keuzes kunnen maken. In de Kamerbrief Leven Lang Ontwikkelen zijn vijf hoofdlijnen geschetst die het kabinet met verschillende stakeholders uitwerkt.

Gezond en veilig werken

Garanderen van een basisbescherming aan werknemers. Nog steeds worden veel werknemers ernstig ziek doordat zij op hun werk in aanraking komen met bijvoorbeeld kankerverwekkende stoffen. Beroepsziekten en arbeidsongevallen leiden tot (onnodige) uitval. In het belang van duurzaam inzetbare werknemers moeten deze misstanden worden tegengegaan. Dat kan onder meer door meer informatie en bewustwording bij werknemers en werkgevers. Het kabinet start hiervoor een meerjarige campagne om het aantal beroepsziekten terug te dringen. Daarnaast moeten werknemers die ziek zijn door hun werk sneller en eenvoudiger dan nu het geval is een schadevergoeding kunnen claimen. Dit stimuleert bovendien de werkgevers om meer bescherming te bieden. Het kabinet roept de letselschadebranche op om claims van mensen met een beroepsziekte sneller af te handelen.

2.1.2 Meedoen in de samenleving

Samen zorgen we voor een samenleving met een arbeidsmarkt waar iedereen kansen krijgt om mee te doen. Werk is goed voor mensen. De waarde van werk is dat het bijdraagt aan persoonlijke ontwikkeling en werk hangt positief samen met gezondheid en geluk. Werk is de beste remedie tegen armoede, schulden en sociale uitsluiting. Meedoen is niet alleen goed voor individuele mensen, maar ook voor de samenleving als geheel. Mensen hebben hiervoor een eigen verantwoordelijkheid. Er zijn echter mensen die drempels ervaren om mee te doen. Dit kan zijn door bijvoorbeeld een arbeidsbeperking, schulden, geringe taalvaardigheid of afkomst. Het is belangrijk dat deze mensen hulp krijgen als dat nodig is. Zo worden drempels verlaagd, zodat de stap naar meedoen, ook op de arbeidsmarkt, gemakkelijker wordt. Ook gaat het kabinet in gesprek met gemeenten over de wijze waarop zij actief uitvoering geven aan de bestaande tegenprestatie. Een integrale aanpak van werk en inkomen, zorg en jeugdhulp dichtbij de mensen die het zonder ondersteuning niet redden, maakt het voor meer mensen mogelijk om mee te doen met een groter perspectief op werk.

Perspectief op werk

De huidige krapte op de arbeidsmarkt biedt kansen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Het kabinet is in gesprek met werkgevers, werknemers, gemeenten, UWV en onderwijsveld over het Actieplan Perspectief op werk. Dit initiatief is erop gericht zoveel mogelijk mensen een baan, leerwerkplek of aangepaste functie aan te bieden. Hiermee komen werkgevers aan extra krachten, én komen werkzoekenden aan werk. Zo zijn er afspraken gemaakt om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in de zorg aan de slag te helpen. Ook innovatieve concepten zijn de moeite waard om verder te verkennen, bijvoorbeeld social impact bonds. Het aanpakken van het tekort aan personeel is voor de sector Zorg en Welzijn een van de grootste uitdagingen. Er zijn tot eind 2022 ongeveer 190 duizend extra medewerkers nodig. Tegelijkertijd zijn er mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt die een bijdrage kunnen leveren aan vermindering van het personeelstekort. Mensen met een arbeidsbeperking, maar ook mensen met een niet-westerse migratieachtergrond, onder wie statushouders. Door passende banen te creëren worden de talenten van mensen benut. Tegelijkertijd wordt de personeelsproblematiek verlicht en wordt invulling gegeven aan inclusief werkgeverschap.

Het kabinet versterkt de dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers om meer mensen aan het werk te helpen. Onderdeel van het Actieplan Perspectief op werk is verbetering van het matchen op werk voor alle werkzoekenden die daarbij publieke ondersteuning nodig hebben. Werkgevers willen bediend worden vanuit één regionaal werkgeversloket, met een geharmoniseerd regionaal pakket van instrumenten en voorzieningen en met een inzichtelijk bestand van alle werkzoekenden. Om dit voor elkaar te krijgen, zal het kabinet met bestuurlijke afspraken en financiële ondersteuning richting geven aan de samenwerking tussen UWV, gemeenten en andere partijen in de arbeidsmarktregio’s. Het kabinet stelt hiervoor tweemaal € 35 miljoen beschikbaar in 2019 en 2020. Ook stelt het kabinet vanaf 2019 € 70 miljoen beschikbaar voor persoonlijke dienstverlening door UWV aan werkzoekenden met een WW-, WIA- of Wajong-uitkering. Dit geeft UWV de mogelijkheid om de dienstverlening op maat verder uit te breiden en de matching op de arbeidsmarkt te versterken. De persoonlijke dienstverlening is voor UWV belangrijk om mensen te helpen op weg naar werk en daarmee het beschikbare re-integratiebudget volledig te benutten.

Mensen moeten zich niet belemmerd voelen om stappen te zetten richting werk, uit onzekerheid en vrees om rechten te verspelen of er in inkomen op achteruit te gaan. Met dit doel is een project gestart om de overgangen van uitkering, dagbesteding, beschut werk en banenafspraak naar regulier werk te versoepelen. Er zijn mensen in de bijstand die willen werken, maar huiverig zijn voor een tijdelijke baan, uit vrees om zonder inkomsten te komen als het contract afloopt en de nieuwe uitkering nog niet is opgestart. Ook zijn er Wajongers die liever in de dagbesteding werken dan een baan accepteren, uit vrees oude rechten te verspelen. Wajongers moeten veilig kunnen bewegen tussen uitkering en baan. Mensen hebben bovendien vaak geen inzicht in de financiële gevolgen van (weer) gaan werken en kunnen achteraf te maken krijgen met verrekeningen van bijvoorbeeld huurtoeslag of zorgtoeslag. Men kiest dan soms voor de zekerheid van een uitkering dan de onzekerheid van een baan.

Re-integratie

De Minister heeft tijdens het wetgevingsoverleg over het Jaarverslag 2017 toegezegd om te kijken of er bij het UWV bruikbare informatie beschikbaar is over het aantal mensen dat werk vindt na een re-integratietraject. Tabel 2.1.1 biedt deze informatie. Deze tabel geeft weer hoeveel mensen met een arbeidsbeperking het UWV aan het werk heeft geholpen. UWV rapporteert daarnaast jaarlijks in breder verband over de arbeidsmarktpositie van mensen met een arbeidshandicap in de UWV monitor arbeidsparticipatie. In de periode 2014 tot medio 2017 is op basis van een experiment de effectiviteit van ingekochte trajecten voor mensen met een WGA-uitkering onderzocht. SEOR en Regioplan hebben in maart 2018 het rapport over dit experiment opgeleverd. Uit het onderzoek blijkt dat inzet van een traject de kans op werkhervatting significant vergroot. Het netto-effect van de re-integratiedienstverlening loopt op van bijna één procentpunt na drie maanden tot vier procentpunten na twee jaar. Om het inzicht in de effectiviteit van de re-integratie van arbeidsgehandicapten te verbeteren is SZW samen met UWV een kennisprogramma gestart. De opzet van het kennisprogramma is gericht op een continu ontwikkelproces waarin door experimenteren, implementeren, meten en leren de dienstverlening steeds verder wordt verbeterd. SZW informeert de Tweede Kamer over de uitkomsten van deze onderzoeken.

Tabel 2.1.1 Aantal door het UWV aan het werk geholpen mensen met een beperking1 2
 

2015

2016

2017

Streefwaarde 2019

Mensen met recht op WAO-/WAZ-uitkering

500

400

300

3

Mensen met recht op Ziektewetuitkering

2.000

2.000

1.800

3

Mensen met recht op WIA-uitkering

2.400

2.400

2.500

4

Mensen met recht op Wajong

8.400

7.700

8.400

8.000

Totaal

13.300

12.500

13.000

1

UWV, jaarverslag.

2

De aantallen zijn op verschillende manieren berekend. Bij de Wajong worden alleen de mensen die een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden voor minimaal twaalf uur per week hebben aanvaard geteld. Bij de WIA, WAO en WAZ worden de mensen van wie het re-integratiedienstverleningstraject is beëindigd omdat ze voor hun resterende verdiencapaciteit werk hebben aanvaard geteld. Voor de Ziektewet worden uitsluitend de mensen die na een re-integratietraject aan het werk zijn gekomen geteld.

3

Door de aard van deze regelingen kan geen streefwaarde worden opgesteld.

4

Bij het doorontwikkelen van de persoonlijke dienstverlening met de extra middelen van het kabinet wordt tevens ingezet op een verbetering van het inzicht in de resultaten van deze dienstverlening. Hierdoor kunnen naar verwachting in de toekomst ook voor de WIA streefwaarden worden opgesteld.

Het kabinet wil stimuleren dat meer mensen met een arbeidsbeperking gaan werken. Meer dan de helft van de mensen met een arbeidsbeperking heeft nu geen werk. Het kabinet legt zich hier niet bij neer. Want werk biedt mensen bestaanszekerheid, vergroot het gevoel van eigenwaarde en draagt bij aan een sociaal netwerk. Als samenleving hebben we iedereen die kan werken ook hard nodig. Het kabinet streeft daarom naar een inclusieve arbeidsmarkt waarin mensen met en zonder arbeidsbeperking naargelang van hun mogelijkheden mee kunnen doen. Bij voorkeur bij een reguliere werkgever en als dat niet kan in een beschutte omgeving. Hiermee zet het kabinet ook in op uitvoering van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Gelukkig zijn er steeds meer werkgevers bij wie iemand met een beperking aan de slag is. Dit blijkt uit het feit dat het bedrijfsleven momenteel ruimschoots voldoet aan de banenafspraak, terwijl de publieke sector nog een tandje moet bijzetten. Maar we staan nog voor een grote opgave om iedereen een kans te geven op de arbeidsmarkt. In het afgelopen jaar heeft het kabinet het voornemen uit het regeerakkoord om over te gaan op loondispensatie in de Participatiewet nader uitgewerkt. Tijdens deze uitwerking is gebleken dat het niet mogelijk is om loondispensatie in de Participatiewet zo in te richten dat het voor iedereen simpeler en beter wordt. Het kabinet ziet daarom af van invoering van loondispensatie in de Participatiewet. Het doel van het kabinet blijft ongewijzigd: meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk. Daartoe zet het kabinet in op een breed offensief voor vereenvoudiging en meer werk voor mensen met een arbeidsbeperking. Het kabinet heeft de Tweede Kamer hierover bij brief van 7 september geïnformeerd. Voor de begrotingsbehandeling van SZW zal het kabinet een nadere uitwerking naar de Tweede Kamer sturen.

Integratie

Onze samenleving verandert en wordt steeds diverser. Het WRR-rapport «De Nieuwe Verscheidenheid» laat zien dat Nederland inwoners uit 223 herkomstlanden telt. Dat is nagenoeg de hele wereld. Diversiteit in Nederland is een gegeven en is van alle tijden. Maar het gaat niet vanzelf en vraagt continue aandacht van álle Nederlanders. Wat betreft integratie is al veel vooruitgang geboekt. De kinderen en kleinkinderen van migranten uit Marokko en Turkije hebben een inhaalslag gemaakt. Zij doen het goed op school, en gelukkig ook steeds beter op de arbeidsmarkt. Maar we zijn er nog niet. Zo is de werkloosheid onder Nederlanders met een migratieachtergrond nog steeds relatief hoog. Het rapport laat ook zien dat inwoners zich onveiliger voelen en minder sociale samenhang ervaren naarmate er in hun buurt meer mensen van een verschillende herkomst wonen. Meedoen in de maatschappij is de beste manier om te integreren. Kansen op de arbeidsmarkt zijn hierbij cruciaal. Er is echter nog steeds sprake van discriminatie op de arbeidsmarkt. Dat is onacceptabel en onrechtvaardig, bovendien is dit verspilling van talent en draagt het niet bij aan een oplossing voor de huidige krapte op onze arbeidsmarkt. Het kabinet staat voor gelijke rechten, gelijke plichten, gelijke kansen, in gelijke gevallen voor alle Nederlanders. Het is mensen hun eigen verantwoordelijkheid om zich actief in te zetten, en het is aan anderen om iemand de kans te geven dat te doen. Nederland is gezamenlijk verantwoordelijk voor succesvolle integratie, om ongewenste tweedelingen te voorkómen en onaanvaardbare kloven te overbruggen. Met werken, samen werken, als sleutel tot een succesvolle integratie. Daarom investeert het kabinet in inburgering en onderwijs, pakt het discriminatie op de arbeidsmarkt aan en werkt het met het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) aan verbetering van de arbeidsmarktpositie van Nederlanders met een migratieachtergrond.

Een goede integratie begint bij een effectieve inburgering. Het is belangrijk om gemeenten daarbij meer regie over de uitvoering van inburgering te geven. Niet elke inburgeraar kan in de praktijk vanaf dag één de volledige eigen verantwoordelijkheid op zich nemen voor zijn of haar inburgeringstraject. Voor de meeste inburgeraars geldt dat zij over onvoldoende «doenvermogen» beschikken, om in termen van de WRR te spreken. Voor iedere nieuwkomer zal de gemeente daarom een persoonlijk plan opstellen: het Plan Inburgering en Participatie (PIP). Dit is maatwerk: een persoonlijk programma voor het leren van de taal in combinatie met werk, vrijwilligerswerk, studie of stage. Het PIP is niet vrijblijvend – niet voor de nieuwkomer en niet voor de gemeente. In de eerste periode gaan gemeenten voor statushouders de vaste lasten, zoals huur, energiekosten en de verplichte verzekeringen vanuit de bijstand betalen. De statushouder ontvangt wat resteert en ontvangt de toeslagen. De duur van deze ondersteuning verschilt per individu en wordt vastgelegd in het PIP.

De inburgeraar is en blijft zelf verantwoordelijk om er alles aan te doen om zo snel mogelijk mee te doen, door de taal te leren, aan het werk te gaan en actief deel te nemen aan onze samenleving. Het nieuwe inburgeringsstelsel stelt hogere taaleisen aan inburgeraars. Dit vergroot de kans op een baan. Het kabinet stelt hiervoor extra geld beschikbaar: € 50 miljoen in 2019, oplopend naar € 70 miljoen structureel. Er worden verschillende leerroutes ontwikkeld die aansluiten bij leerniveau, vaardigheden en andere afspraken uit het PIP. Ook voor nieuwkomers die een minder hoog taalniveau halen, is alles erop gericht om zo snel mogelijk zelfredzaam te worden. Een inburgeraar die zich onvoldoende inzet, zal worden geconfronteerd met sancties, zoals een boete – vaker en sneller dan in het huidige stelsel. Daar staat tegenover dat de inburgeraar ook meer dan nu kan rekenen op begeleiding van de gemeente. Iedereen doet mee, liefst via betaald werk.

In een open samenleving heb je de vrijheid te geloven of niet te geloven, heb je de vrijheid zelf richting aan je leven te geven, en geef je anderen de vrijheid dat óók te doen. Daarom wil het kabinet polarisatie en radicalisering bestrijden. Buitenlandse financiering van religieuze organisaties kan een negatief effect hebben op de sociale verhoudingen in de samenleving en de democratische rechtsorde ondermijnen. Dit is het geval wanneer het gepaard gaat met ideologische beïnvloeding die bijdraagt aan gedrag dat haaks staat op de uitgangspunten van onze rechtsstaat en de waarden die in Nederland gekoesterd worden. De aanpak hiervan vraagt om nauwe samenwerking tussen rijksoverheid, gemeenten en gemeenschappen. Het kabinet hanteert een driesporenaanpak: (1) interactie en dialoog, (2) aanspreken en confronteren, en (3) verstoren en handhaven. Om gemeenten handelingsperspectief te bieden werkt het kabinet aan het vergroten van de transparantie van buitenlandse financieringsstromen.

Brede schuldenaanpak en armoede

Armoede en schulden hebben grote invloed op het leven van mensen. Ze veroorzaken stress en leiden vaak tot een slechtere gezondheid of tot problemen binnen relaties. Schulden vormen een belemmering bij het vinden van werk of bij het behouden van werk. Armoede kan de ontwikkeling van kinderen belemmeren. Er zijn in Nederland 292.000 kinderen met kans op armoede (CBS, 2018). Dit is één op de negen kinderen. In Nederland heeft één op de tien huishoudens te maken met problematische schulden en voor één op de vijf huishoudens bestaat het risico om met problematische schulden te maken te krijgen. Iedereen kan in de schulden belanden, bijvoorbeeld door werkloosheid of echtscheiding. De complexiteit van de samenleving – en specifiek de uitkeringen- en toeslagensystematiek waarin burgers hun weg moeten vinden – speelt vaak een rol bij het ontstaan van schulden. Complexiteit raakt bepaalde mensen extra hard: mensen die laaggeletterd zijn, een (licht) verstandelijke beperking hebben of die problemen hebben op meerdere leefgebieden.

De schuldenproblematiek vraagt om een samenhangend totaalpakket aan maatregelen dat gezamenlijk met alle betrokken partijen wordt uitgevoerd. In het Samenwerkingsverband Brede Schuldenaanpak werken veel organisaties samen met als ambitie een bijdrage te leveren aan het oplossen van de schuldenproblematiek in Nederland. De brede schuldenaanpak richt zich op drie pijlers: (1) het voorkomen van problematische schulden; (2) het terugdringen van problematische schulden; en (3) het bevorderen van zorgvuldige en maatschappelijk verantwoorde incasso. Het kabinet zoekt bij de aanpak van de schuldenproblematiek naar een balans tussen de belangen van de schuldenaar en die van de schuldeiser. Het is belangrijk dat er steun is voor mensen die echt hulp nodig hebben, op een manier die geen afbreuk doet aan het rechtvaardigheidsgevoel van andere mensen. Ook de Europese Commissie beveelt Nederland aan om maatregelen te nemen om prikkels voor het aangaan van schulden door huishoudens terug te dringen.

Het kabinet wil problematische schulden voorkomen door te bevorderen dat meer mensen aan het werk gaan en dat (meer) werken loont. Werk is immers de beste weg om schulden te voorkomen dan wel structureel uit de problematische schulden te raken. Daarnaast wil het kabinet problematische schulden tegengaan door een versterkte inzet op preventie en vroegsignalering. Inzet op betere beheersing van de Nederlandse taal, basisvaardigheden zoals rekenen en omgaan met de computer, passen ook in het streven om schulden te voorkomen. Daarom werken de ministeries van OCW, SZW en VWS samen met gemeenten en tal van partners aan het voorkomen en verminderen van laaggeletterdheid in het programma «Tel mee met Taal.» Daarnaast neemt het kabinet extra maatregelen om excessen in kredietverlening tegen te gaan. Voor werkende ouders zet het kabinet in op verbeteringen in de kinderopvangtoeslag om (problematische) terugvorderingen te verminderen.

Als problematische schulden niet voorkomen kunnen worden, moeten we mensen waar mogelijk ontzorgen, ondersteunen en activeren om hun schulden de baas te worden. Het kabinet stelt € 80 miljoen ter beschikking in de periode 2018–2020 voor het voorkomen van schulden en de bestrijding van armoede – in het bijzonder onder kinderen. Dit geld moet een impuls geven aan de verbetering van de toegang tot, en effectiviteit van, de gemeentelijke schuldhulpverlening en aan versterking van de lokale regiefunctie van het (kindgericht) armoedebeleid. Om mensen met schulden en armoede effectief te kunnen ondersteunen, moeten professionals goed toegerust zijn voor hun taak. Daarom werken kabinet en gemeenten aan de verdere professionalisering van schuldhulpverlening en het gemeentelijke armoedebeleid door het uitvoeren van programma’s zoals «Vakkundig aan het werk» en «Schouders eronder». Daarnaast werkt het kabinet met gemeenten en vrijwilligersorganisaties aan een landelijk dekkend netwerk van vrijwilligersprojecten gericht op schuldhulp en financiële begeleiding. Ten slotte moeten mensen met problematische schulden kunnen rekenen op een zorgvuldige en maatschappelijk verantwoorde incasso. Schulden kunnen, onder meer door stapeling van boetes voor te laat betalen, rente en bijkomende kosten, heel snel oplopen. Een solide beslagvrije voet die door alle schuldeisers wordt gerespecteerd is noodzakelijk om het bestaansminimum te beschermen. Om deze problemen op te lossen werkt het kabinet aan herziening van het beslag- en executierecht, implementatie van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet en verbreding van het beslagregister. Ook kijkt het kabinet kritisch naar de rol die de rijksoverheid zelf speelt als schuldeiser.

Verbetering levensomstandigheden in Caribisch Nederland

Het kabinet wil extra investeren in de verdere verbetering van de levensomstandigheden in Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Het gaat hierbij om maatregelen in drie pijlers: (1) het verhogen van het inkomen; (2) het terugdringen van kosten van levensonderhoud; en (3) het versterken van de economische kracht. Het kabinet zet zich bij de eerste pijler in voor verlaging van werkgeverslasten, verhoging van de onderstand, verhoging van de kinderbijslag, introductie van een toeslag voor alleenstaande ouderen, verhoging van de toeslag in de onderstand voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten, uitbreiding reikwijdte bijzondere onderstand, modernisering van het sociale zekerheidsstelsel en intensivering van schuldhulpverlening. Op het gebied van kosten van levensonderhoud kijkt het kabinet breed naar woonlasten, energie, water en telecom. Op SZW-terrein gaat het om het verbeteren van de kwaliteit en financiële toegankelijkheid van de kinderopvang en het vergroten van kansen voor kinderen in armoede. Eén van de onderdelen van de derde pijler, werken aan economie en arbeidsmarkt, is de opzet van een jobcentrum, waar alle dienstverlening aan werkgevers, werknemers en werkzoekenden samenkomt.

2.1.3 Aandacht voor uitvoering en handhaving van beleid

Uitvoering

Het kabinet maakt beleid dat werkt in de praktijk, met veel oog voor de uitvoering. Het is belangrijk dat de doelen die het kabinet nastreeft met beleid, ook uitvoerbaar zijn voor gemeenten, uitvoeringsorganisaties en andere betrokkenen. Dit betekent dat uitvoerders goed betrokken worden bij de uitwerking en vormgeving van beleid en regelgeving. Hierbij heeft het kabinet oog voor de complexiteit en impact van regelgeving, ook in relatie tot het doenvermogen van mensen.

Uit de publicatie «Stand van de uitvoering» blijkt dat de dienstverlening vanuit SVB en UWV er goed uitziet en verder verbetert. Om de dienstverlening ook in de toekomst goed te kunnen waarborgen, staat de uitvoering voor omvangrijke opgaven. Het is daarom belangrijk om keuzes te maken en te prioriteren, bijvoorbeeld in de ICT-ontwikkeling. Een grote uitdaging voor de uitvoering betreft het aanpakken van het capaciteitstekort voor sociaal-medische beoordelingen bij UWV. Op dit moment werken UWV en SZW voorstellen uit die kunnen bijdragen aan het verkleinen van dit tekort. Over uiterlijk één jaar moet blijken of het tekort aan capaciteit beheersbaar wordt. Na een periode waarin hier minder ruimte voor was, stelt het kabinet de uitvoering in staat verder te investeren in de dienstverlening en de ondersteunende processen, die voor de continuïteit en veiligheid daarvan van belang zijn. Zoals eerder aangegeven, wordt het UWV € 70 miljoen extra ter beschikking gesteld voor uitbreiding van persoonlijke dienstverlening aan werkzoekenden en kunnen UWV en SVB verder investeren in continuïteit en stabiliteit van ICT-systemen, cybersecurity en de implementatie van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

Naleving

Het kabinetsbeleid is gericht op het bestrijden van fraude met uitkeringen. Misbruik van de sociale zekerheid ondermijnt het draagvlak voor het stelsel van sociale zekerheid. Dit stelsel waarborgt inkomenszekerheid. De sociale voorzieningen brengen we als maatschappij samen op. Preventie en aanpak van misbruik en onnodig gebruik is van belang voor de financiële houdbaarheid van en het maatschappelijk draagvlak voor de sociale voorzieningen.

Ook op het terrein van de arbeidswetten moeten de regels die we met elkaar afspreken worden nageleefd. Misbruik veroorzaakt oneerlijke concurrentie en brengt de gezondheid en veiligheid van werkenden in gevaar. Het kabinet richt zich daarom op een betere naleving van de regels voor het wettelijk minimumloon, schijnconstructies, arbeidsomstandigheden en uitbuiting. Samen met de Inspectie SZW, bracheorganisaties, bedrijven en instanties versterkt het ministerie de gezamenlijke instrumenten om gezond, veilig en eerlijk werk in Nederland te bevorderen. Ook verkent het kabinet de mogelijkheden om de handhavende rol van de Inspectie SZW bij het bestrijden van arbeidsmarktdiscriminatie bij werving en selectie te versterken.

De verantwoordelijkheid voor het naleven van de regels in de sociale zekerheid en op de arbeidsmarkt ligt in de eerste instantie bij burgers en bedrijven zelf. De gemeente ondersteunt bijstandsgerechtigden bij het vinden van betaald werk. De inspanningsverplichting ligt echter vooral bij de bijstandsgerechtigde zelf. Deze moet de arbeidsverplichtingen naleven en proberen een baan te vinden om zo een langdurige afhankelijkheid van een bijstandsuitkering te voorkomen. De meeste burgers en bedrijven leven de regels na. Het is belangrijk om burgers en bedrijven te stimuleren en te faciliteren de regels na te leven. Tegelijkertijd moet de overheid optreden als iemand de regels overtreedt. Dit zorgt ervoor dat die regels geen tandeloze tijgers zijn, maar dat misbruik wordt aangepakt. Handhaving betreft de gehele keten: van preventie (bijvoorbeeld door voorlichting en gedragsbeïnvloeding) en controle tot sanctioneren (bijvoorbeeld boetes) en opsporing van strafbare feiten. Hiervoor zijn diverse organisaties actief, waaronder de Inspectie SZW, sociale partners, brancheorganisaties, UWV, SVB en medeoverheden. Zij zetten verschillende instrumenten in om te bevorderen dat wet- en regelgeving wordt nageleefd en gehandhaafd. In onderstaande tabellen 2.1.2 en 2.1.3 is een overzicht gegeven van de kerncijfers op het gebied van handhaving bij UWV, SVB en gemeenten. De kengetallen op het gebied van opsporing en de incassoratio’s tonen een vergelijkbaar beeld met voorgaande jaren.

Tabel 2.1.2 Kerncijfers opsporing UWV, SVB en gemeenten
 

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)1

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

Totaal opgelegd boetebedrag (x € 1 mln)

 

2015

2016

2017

2015

2016

2017

2015

2016

2017

UWV2

35

19

19

62

41

46

16

9,7

7,6

SVB3

3,7

3,1

3,5

9,6

8,8

7,8

1,7

1,9

1,7

Gemeenten4

29

30

31

66

71

69

14

9,0

8,8

Totaal

68

52

53

137

121

123

32

21

18

1

In voorgaande verantwoordingsstukken werd alleen gerapporteerd over het aantal overtredingen van de inlichtingenplicht die tot een boete of aangifte leidde. De huidige cijfers geven alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling weer, ook daar waar een waarschuwing is opgelegd. Cijfers van UWV betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling. Cijfers van SVB en CBS betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

2

UWV, Jaarverslag, berekening SZW.

3

SVB, Jaarverslag, berekening SZW.

4

CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Tabel 2.1.3 Kerncijfers incassoratio en geïnd bedrag UWV, SVB en gemeenten
 

2015

2016

2017

2014

2015

2016

2013

2014

2015

Incassoratio (%)

na 1 jaar

na 1 jaar

na 1 jaar

na 2 jaar

na 2 jaar

na 2 jaar

na 3 jaar

na 3 jaar

na 3 jaar

UWV1

30

25

22

48

54

51

61

58

64

SVB2

21

24

23

40

41

46

62

46

46

Gemeenten4

14

16

14

22

25

26

37

28

31

Totaal

22

20

18

39

39

40

56

47

47

                   

Geind bedrag (x € 1 mln)

               

UWV1

23

13

12

69

41

26

58

83

49

SVB2

2,4

2,6

2,2

4,3

4,6

4,9

8,4

4,9

5,2

Gemeenten3

11

13

11

18

20

26

10

23

25

Totaal

36

28

25

91

66

57

76

111

80

1

UWV, Jaarverslag.

2

SVB, Jaarverslag.

Handhaving

Het kabinet zet in op een verhoging van de effectiviteit van handhaving. Hierbij maakt het kabinet gebruik van nieuwe inzichten uit onderzoek over effectiviteit van instrumenten en interventies. Ook is geleerd van pilots en experimenten om het nalevingsgedrag van burgers en bedrijven te stimuleren. En waar nodig verduidelijkt het kabinet de regelgeving en faciliteert het de uitvoering beter. Om fraude met sociale voorzieningen te voorkomen en de pakkans te vergroten wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden tot het delen, koppelen en analyseren van data. Dit gebeurt uiteraard alleen daar waar het noodzakelijk is, proportioneel en met een wettelijke basis.

Het kabinet investeert in de Inspectie SZW. Om de handhaving en fraudebestrijding te versterken maakt het kabinet – geleidelijk oplopend naar 2022 – jaarlijks € 50 miljoen extra vrij voor versterking van de handhavingsketen van de Inspectie SZW, conform het Inspectie Control Framework. Deze middelen zijn met name bedoeld voor de bevordering van een eerlijke arbeidsmarkt, de bevordering van gezond en veilig werken, en het aanpakken van schijnzelfstandigheid. In 2019 begint de eerste versterking van de Inspectie SZW zichtbaar te worden. Na jaren van daling, neemt het aantal medewerkers in de Inspectieketen toe. Na selectie, opleiding en training leidt dit tot meer inzetbare Inspectiecapaciteit. Direct na het aantreden van het kabinet is gestart met de voorbereidingen voor versterking van handhaving voor eerlijk, gezond en veilig werk. In de loop van 2019 worden medewerkers inzetbaar die in 2018 zijn aangenomen. En in 2019 zal de Inspectieketen met circa 80 medewerkers worden uitgebreid, die naar verwachting in het jaar daarna operationeel inzetbaar zijn.

Ook op het gebied van handhaving is internationale samenwerking essentieel. Handhaving gaat hand in hand met goede internationale afspraken om grensoverschrijdende fraude aan te pakken. Het gaat hierbij onder meer om ontduiking van sociale premies, onderbetaling en ontwijking van arbeidsvoorwaarden. Door samenwerking met inspecties in andere landen kan misbruik en fraude tegen worden gegaan op nationaal en Europees niveau. Zo kan de interne markt beter functioneren en krijgen mensen hetzelfde loon voor hetzelfde werk op dezelfde plaats. Het kabinet zet actief in op de oprichting van een effectieve Europese Arbeidsautoriteit (ELA) om dit te bevorderen.

Licence