Base description which applies to whole site

2.1 Belangrijkste beleidsmatige mutaties

Hieronder treft u een toelichting aan op de belangrijkste mutaties vanaf 2019 en verder ten opzichte van de memorie van toelichting 2019. Het merendeel van de mutaties is eerder toegelicht in de eerste suppletoire begroting 2019.

Belangrijkste beleidsmatige mutaties (uitgaven) ten opzichte van vorig jaar:
Bedragen x € 1.000
 

artikel

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

 

9.976.656

11.035.571

10.780.153

11.019.166

11.339.346

 
               

Belangrijkste mutaties

             

Afdrachten aan de Europese Unie

3.1

– 50.862

– 725.933

98.206

100.877

102.904

 

Europees ontwikkelingsfonds

3.2

     

46.162

46.162

 

Samen met (keten) partners het personenverkeer reguleren

4.2

11.570

5.550

4.690

4.590

4.590

 

Apparaat

7.1

75.407

71.892

46.482

46.316

46.316

 

Overige mutaties

 

– 5.180

– 35.078

– 50.144

– 47.728

– 46.283

 
               

Stand ontwerpbegroting 2020

 

10.007.591

10.352.002

10.879.387

11.169.383

11.493.035

11.811.899

Beleidsartikel 3.1:

De Spring Forecast 2019 (Voorjaarsraming van de Europese Commissie) leidt per saldo voor Nederland tot incidenteel en structureel hogere afdrachten. In 2019 loopt eerst het incidentele effect van de Spring Forecast mee, waarbij de raming van de BNI- en BTW-afdracht toeneemt en de raming van de invoerrechten afneemt. Het structurele effect treedt op vanaf 2020 en wordt enerzijds verklaard door een verlaging van de raming van de BNI-afdracht en anderzijds een verhoging van de BTW-afdracht en de raming van de invoerrechten. De cijfers die voor 2019 en 2020 in de tabel af te lezen zijn, wijken echter af van het hierboven beschreven plaatje. Dit komt doordat in 2019 naar verwachting wel de incidentele verlaging van de invoerrechtenafdracht plaats zal vinden, maar de verhoging van de BNI- en BTW-afdracht voor 2019 zal naar verwachting pas in 2020 de afdrachten verwerkt zal worden. Hierdoor is er incidenteel sprake van een EUR 27 miljoen lagere afdracht in 2019 en een met EUR 150 miljoen verhoogde afdracht in 2019. Vanaf 2020 treedt het structurele stijgende effect op, oplopend van een EUR 80 miljoen hogere afdracht in 2021 tot een EUR 86 miljoen hogere afdracht in 2024.6

Met de Spring Forecast 2019 worden ook de structurele effecten van de nacalculatie over 2018 opgenomen in de raming van het BNI voor 2019 en verder. Voor deze effecten was EUR 100 miljoen structureel gereserveerd vanaf 2020 op de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën, deze valt hiermee vrij.

In juni heeft de Europese Commissie tenslotte de Europese ontwerpbegroting voor 2020 gepresenteerd en hierover heeft de Raad op 10 juli een Raadscompromis bereikt. Deze begroting ligt circa EUR 19 miljoen onder het betalingsplafond. Reden hiervoor is dat er in 2019 nog geen sprake is van het inlopen van (een deel van) de vertragingen die eerder in het huidige MFK (2014–2020) waren opgelopen. De grote ruimte onder het betalingen-plafond betekent dat de raming van de Nederlandse afdrachten, die normaliter gebaseerd is op het betalingenplafond, neerwaarts wordt bijgesteld. Dit leidt tot een incidentele verlaging van de afdracht met EUR 810 miljoen in 2020. Het beleid wordt op een later moment wel uitgevoerd, maar gezien 2020 het laatste jaar is van het huidige MFK, zullen die betalingen pas in het volgende MFK plaatsvinden als onderdeel van de zogenaamde Reste à liquider (RAL). Dat is een totaalsom van alle overlopende verplichtingen die ingepast moet worden onder het plafond van het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (2021–2027). Als gevolg daarvan zijn ze onderdeel van de onderhandelingen voor het volgende MFK, die in 2018 zijn begonnen.7

Beleidsartikel 4.2:

Zoals reeds in de eerste suppletoire begroting 2019 is toegelicht, zijn de mutaties op dit artikel onder meer een gevolg van de autonome groei van visa, waardoor de uitgaven van de dienstverlening structureel toenemen, zoals ICT kosten, vervoerskosten visumproces en aankoop stickers. Ook zal de modernisering van de consulaire diplomatie zal in 2019 en 2020 intensiveren om de digitaliseringsagenda conform planning en budget uit te voeren. En de verplichte Nederlandse bijdrage aan internationale organisaties op het gebied van asiel en migratie nemen structureel licht toe.

Niet-beleidsartikel 7:

In de eerste suppletoire begroting 2019 werd reeds toegelicht dat het apparaatsbudget bestaande uit personele en materiële uitgaven in 2019 met EUR 75 miljoen zal stijgen. Ook in latere jaren neemt het budget toe. Deze stijging kent een aantal oorzaken:

  • 1) Voor wat betreft personele uitgaven zijn in de CAO Rijk 2018–2020 afspraken gemaakt over de invoering van een Individueel Keuze Budget (IKB). De overgang naar het IKB leidt in 2020 voor BZ tot extra uitgaven van circa EUR 12,5 miljoen.

  • 2) Het materiële budget is voor 2019 en 2020 verhoogd vanuit extra ontvangsten die geraamd zijn. Het gaat daarbij om verwachte verkopen van onroerend goed van EUR 20 miljoen in 2019 en EUR 15 miljoen in 2020. Deze middelen worden geherinvesteerd om de huisvestingsportefeuille in het buitenland te rationaliseren, te moderniseren en te verduurzamen.

  • 3) Een ander gevolg van de toename van het materiële budget is de inzet van de eindejaarsmarge uit 2018 op reguliere apparaatsuitgaven voor bedrijfsvoering, huisvesting buitenland, ICT en facilitaire kosten. Voorts wordt vanuit de HGIS-prijsbijstelling toegekend om inflatie gerelateerde kosten te kunnen opvangen.

Belangrijkste beleidsmatige mutaties (ontvangsten) ten opzichte van vorig jaar:
Bedragen x € 1.000
 

artikel

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Stand ontwerpbegroting 2019

 

459.511

748.050

761.484

773.068

789.165

 
               

Belangrijkste mutaties

             

Diverse ontvangsten EU

3.10

– 338.094

21.856

18.265

18.630

19.002

 

Consulaire dienstverlening aan vreemdelingen

4.20

3.875

2.000

2.000

2.000

2.000

 

Diverse ontvangsten

7.10

20.000

15.000

       

Overige mutaties

 

– 16

– 16

– 16

– 16

– 16

 
               

Stand ontwerpbegroting 2020

 

145.276

786.890

781.733

793.682

810.151

824.788

Beleidsartikel 3.10:

Naar aanleiding van de bronnenrevisie van het CBS is het Nederlandse BNI opwaarts bijgesteld. Voor 2019 leidt dit via de jaarlijkse nacalculatie van de EU-afdrachten tot een extra afdracht van EUR 318 miljoen onder Artikel 3.10 «overige ontvangsten». Eerder is hiervoor in de begroting een reservering getroffen welke daarmee vrij is komen te vallen. Deze nacalculatie over 2018 is nader toegelicht in de kamerbrief van 1 februari 2019 en reeds verwerkt bij Voorjaarsnota.

Beleidsartikel 4.20:

De consulaire dienstverlening aan vreemdelingen is sinds 2014 toegenomen. Naar verwachting zullen de visumaanvragen nog enigszins stijgen. Daarom is, zoals reeds in de eerste suppletoire begroting 2019 toegelicht, de raming van de ontvangsten structureel met EUR 2 miljoen naar boven bijgesteld. Voor de kosten van de Informatie Ondersteunend Beslissen software ontvangt de Directie consulaire dienstverlening in 2019 EUR 1,875 miljoen subsidie uit het ISF (Internal Security Fund) van de Europese Commissie.

Beleidsartikel 7.10:

In de eerste suppletoire begroting 2019 werd reeds toegelicht dat de raming op de apparaatsontvangsten naar wordt boven bijgesteld. Er wordt naar verwachting EUR 20 miljoen in 2019 en EUR 15 miljoen in 2020 meer ontvangen uit de verkoop van vastgoed in het buitenland. Met deze middelen worden de investeringen gedekt voor de modernisering en rationalisering van de huisvestingsportefeuille.

Licence