Base description which applies to whole site

1. LEESWIJZER

Hoofdstuk 1 Leeswijzer

De leeswijzer volgt de opbouw van de memorie van toelichting van de begroting. De memorie van toelichting is de uitleg bij het hierboven beschreven wetsvoorstel.

Het Ministerie van Defensie bestaat uit 7 organisatiedelen. De 4 krijgsmachtdelen (Koninklijke Marine, – Landmacht, – Luchtmacht en – Marechaussee) zorgen ervoor dat de militairen en het materieel klaar zijn voor inzet. Het Defensie Ondersteuningscommando en de Defensie Materieel Organisatie ondersteunen door producten en diensten te leveren. De Bestuursstaf – waar onder andere de MIVD onder valt – maakt het beleid.

De Minister en Staatssecretaris zijn verantwoordelijk voor het algehele beleid van Defensie. De ambtelijke leiding ligt in handen van de Secretaris-Generaal. De Commandant der Strijdkrachten is verantwoordelijk voor de uitvoering, is de militaire adviseur van de Minister en stuurt de Koninklijke Marine, – Landmacht, – Luchtmacht, Defensie Materieel Organisatie, Defensie Ondersteuningscommando, NLD Commando Speciale Strijdkrachten en Defensie Cyber Commando aan.

Hoofdstuk 2 Beleidsagenda

De beleidsagenda beschrijft de beleidsprioriteiten van Defensie en sluit af met de onderdelen:

  • de belangrijkste mutaties ten opzichte van vorig jaar;

  • het overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven;

  • de meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen;

  • het overzicht van risicoregelingen.

Hoofdstuk 3 Beleidsartikelen

In beleidsartikel 1 Inzet wordt de inzet van de krijgsmacht begroot. Dit betreft de bijdragen van Defensie aan crisisbeheersingsoperaties, contributies aan door de leden gemeenschappelijk gefinancierde (common funded) NAVO- en EU-operaties, inzet voor nationale en koninkrijkstaken en overige inzet. Het artikel bevat ook een overzicht van de structurele inzet die in andere beleidsartikelen is begroot, bijvoorbeeld door de Koninklijke Marechaussee en de Explosieven Opruimingsdienst Defensie. Het artikel maakt gebruik van het financiële instrument «opdracht Inzet», met daarin de categorieën: 1. Crisisbeheersingsoperaties, 2. Financiering nationale inzet krijgsmacht en 3. Overige inzet.

In de beleidsartikelen 2 tot en met 5 wordt de taakuitvoering geraamd voor respectievelijk de Koninklijke Marine, Koninklijke Landmacht, Koninklijke Luchtmacht, Koninklijke Marechaussee en de aan hen gemandateerde inzet, voor zover deze niet valt onder artikel 1 Inzet.

Deze operationele commando’s maken gebruik van de financiële instrumenten «gereedstelling», «instandhouding», «personele uitgaven» en «materiële uitgaven». In aanloop naar het instellen van het defensiematerieelbegrotingsfonds in 2021 (zie hoofdlijnenbrief van april 2019, Kamerstuk 27 830, nr. 281) zijn de assortimenten binnen de financiële instrumenten deels opnieuw ingedeeld. In deze leeswijzer worden de financiële instrumenten toegelicht en worden in het kort de belangrijkste wijzigingen uiteengezet ten opzichte van de ontwerpbegroting 2019:

  • «Gereedstelling» omvat de geraamde uitgaven die worden gedaan voor opwerk- en oefenactiviteiten. Dit betreft o.a. de operationele rantsoenen, civiele taken, brandstof en smeermiddelen en operationele zaken, waaronder het huren van oefenterreinen. De uitgaven voor oefen- en operationele munitie en voor instandhouding van simulatoren zijn overgegaan naar het financiële instrument «instandhouding materieel». De uitgaven voor onderhoud en ondersteuning van commandovoering zijn overgegaan naar «instandhouding IT».

  • «Instandhouding materieel» omvat de geraamde uitgaven voor instandhouding van het materieel door de logistieke bedrijven. Het instrument is verruimd doordat nu niet alleen de uitgaven worden geraamd voor het onderhoud van de wapensystemen, maar ook het materiaal dat benodigd is voor het in stand houden van het materiaal. Dit betreft o.a. de militaire uitrustingen, werkplaatsinrichting, de brandbestrijdingsmiddelen en de niet-wapensysteem gebonden artikelen en diensten.

  • «Personele uitgaven» bestaan hoofdzakelijk uit salarissen, sociale lasten en uitgaven voor toelagen, woon-werkverkeer en inhuur personeel. De «overige personele exploitatie» bestaat uit opleidingen, werving, dienstreizen, internationale verhuizingen en overige personeelsgebonden uitgaven. De uitgaven voor militaire uitrustingen zijn overgegaan naar het financiële instrument «instandhouding materieel».

  • «Materiële uitgaven» bestaan hoofdzakelijk uit goederen en diensten ten behoeve van de bedrijfsvoering, zoals kantoorinrichting en kantoorartikelen, transport en voorlichting, maar ook de uitgaven voor restaurant gerelateerde diensten, de uitgaven voor kennis, technologische ontwikkeling en innovatie, schadevergoedingen en kosten voor betalingsverkeer etc.

    De uitgaven die een relatie hebben met het instandhouden van het materieel, zoals werkplaatsinrichting en militaire artikelen en uitrustingen, zijn overgegaan naar het instrument «instandhouding materieel».

In beleidsartikel 6 zijn de investeringen opgenomen, te weten investeringen voor materieel, infrastructuur, IT, wetenschappelijk onderzoek en bijdragen aan de NAVO-investeringen. Daarnaast zijn de verkoopopbrengsten voor afstoting van materieel en infrastructuur in dit beleidsartikel opgenomen.

In de beleidsartikelen 7 Defensie Materieel Organisatie (DMO) en 8 Defensie Ondersteuningscommando (DOSCO) zijn de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten geraamd voor de ondersteunende en dienstverlenende defensieonderdelen.

De ondersteunende onderdelen werken met dezelfde financiële instrumenten als de operationele commando’s. Bij de DMO zijn de meeste uitgaven voor «instandhouding IT» gecentraliseerd en de uitgaven voor het instandhouden van de infrastructuur worden geraamd bij het DOSCO. De uitgaven voor bewaking en beveiliging, energie, water, schoonmaak, mediadienstverlening en evenementenondersteuning zijn uit «instandhouding infrastructuur» overgegaan naar «overige materiële exploitatie». De uitgaven voor het nationaal fonds ereschulden worden verantwoord op beleidsartikel 8 DOSCO onder het financieel instrument «inkomensoverdrachten».

Hoofdstuk 4 Niet-beleidsartikelen

In het niet-beleidsartikel 9 Algemeen worden de niet specifiek aan een defensieonderdeel toe te wijzen programma-uitgaven opgenomen. Onder dit artikel zijn twee nieuwe financiële instrumenten opgenomen:

  • De bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken: het betreft de bijdragen voor kennisopbouw bij het TNO, NLR en MARIN, die via de begroting van EZK lopen. Voorheen werden de uitgaven verantwoord (binnen het investeringsartikel) onder bekostiging wetenschappelijk onderzoek.

  • De inkomensoverdrachten voor de Regeling Uitkering chroom-6 Defensie die bedoeld is voor claims. Het budget voor potentiële veteranenclaims staat bij artikel 8 in het Nationaal Fonds Ereschuld.

In het niet-beleidsartikel 10 Apparaat kerndepartement worden de uitgaven ten behoeve van het centrale apparaat van Defensie begroot, waaronder de Bestuursstaf met de defensietop, (hoofd)directies, inclusief de Defensiestaf en bijzondere organisatie-eenheden.

Onder het financiële instrument «personele uitgaven» worden onder «uitkeringen» de uitgaven voor SBK, van de pensioenen en wachtgelden verantwoord.

Ten slotte zijn er ramingen voor de niet-beleidsartikelen 11 Geheim en 12 Nog onverdeeld opgenomen.

Hoofdstuk 5 Begroting agentschappen

In hoofdstuk 5 is de baten-lastendienst Paresto opgenomen.

Hoofdstuk 6 Departement specifieke informatie

In dit hoofdstuk bieden wij u inzicht in een aantal defensiespecifieke onderwerpen (o.a. pensioenen en uitkeringen, verdeling apparaatsuitgaven, overzicht formatie defensiepersoneel, cyber en space, chroom-6).

Hoofdstuk 7 Bijlagen

In de bijlagen is informatie opgenomen over de volgende onderwerpen: 7.1 Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (ZBO/RWT’s), 7.2 een verdieping op de mutaties, 7.3 de moties en toezeggingen, 7.4 een subsidieoverzicht, 7.5 het evaluatie- en overig onderzoek, 7.6 een uitgavenoverzicht voor veteranen en de uitgaven voor zorg en nazorg, 7.7 een uitgavenoverzicht IT en tot slot is in 7.8 een lijst met gebruikte afkortingen opgenomen.

Overig

  • Defensieprojectenoverzicht

    Zoals gebruikelijk ontvangt de Kamer tegelijkertijd met deze begroting het Defensieprojectenoverzicht (DPO), de opvolger van het Materieelprojectenoverzicht (MPO). Hierin wordt per project meer gedetailleerde informatie gegeven dan in de begroting. Zo wordt de samenhang met het defensiebeleid en met andere projecten duidelijk gemaakt. Het DPO biedt inzicht in de lopende en de geplande materieel-, wapensysteemgebonden IT- en vastgoedprojecten met een financiële omvang van meer dan € 25 miljoen. Daarnaast wordt ingegaan op af te stoten materieel.

  • Toelichtingsgrens

    In de begroting worden alleen de wijzigingen bij projecten met een omvang van meer dan € 100 miljoen toegelicht.

  • Motie Schouw

    In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 21 501-20, nr. 537). Deze motie verzoekt dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. Er zijn geen specifieke aanbevelingen die betrekking hebben op de begroting van het Ministerie van Defensie.

Groeiparagraaf

In de begroting 2020 zijn ten opzichte van de begroting 2019 de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • De benamingen van de artikelen zijn in lijn gebracht met de communicatie-uitingen van Defensie, taakuitvoering zeestrijdkrachten is bv. veranderd in Koninklijke Marine.

  • Ter bevordering van de samenhang wordt in de beleidsagenda bij deze begroting ingegaan op de adaptieve krijgsmacht en de veiligheid zoals bij het jaarverslag over 2018 is aangegeven (Kamerbrief 35 000-X-136). Voor de KPI’s omtrent inzetbaarheid, financiën, veiligheid, personeel en voorzien in materieel worden voor zover mogelijk de verwachtingen ten aanzien van de normen voor 2020 weergegeven.

  • Met ingang van de ontwerpbegroting 2020 zal voor de berekening van het percentage bbp gebruik worden gemaakt van de bruto defensie-uitgaven. Voorheen waren dit de netto defensie-uitgaven (gecorrigeerd voor de ontvangsten); dit was omdat voorheen extra ontvangsten niet automatisch tot extra uitgaven leidden, wat nu wel het geval is. Deze wijze van berekening sluit aan bij de NAVO berekening. Daarnaast wordt een klein deel van de uitgaven op de begroting van Buitenlandse Zaken, die vallen onder de NAVO definitie van defensie-uitgaven, meegenomen in de berekening. Dit betreft:

    • LOTFA (onderdeel van NATO trustfunds)

    • ANA (onderdeel van NATO trustfunds)

    • Afdrachten NAVO

    • Kosten PV NAVO – personeel en huisvesting

    • BIV/BSB.

  • In aanloop naar het instellen van het defensiematerieelbegrotingsfonds in 2021 zijn de assortimenten binnen de financiële instrumenten deels opnieuw ingedeeld. In de paragraaf beleidsartikelen in deze leeswijzer zijn de financiële instrumenten toegelicht en worden in het kort de belangrijkste wijzigingen uiteengezet ten opzichte van de ontwerpbegroting 2019.

  • Met het vervallen van het in 2013 vastgestelde financiële kader is het project Verwerving F-35 een regulier project met groot projectstatus bij Defensie geworden. Daarom is de passage over het project Verwerving F-35 met ingang van de defensiebegroting 2020 vervallen in de defensiebegroting, zodat over alle reguliere projecten op dezelfde wijze gerapporteerd wordt. Gelijktijdig met de defensiebegroting wordt op Prinsjesdag ook de jaarlijkse voortgangsrapportage project Verwerving F-35 aan de Kamer aangeboden waarin deze informatie over het project Verwerving F-35 is opgenomen.

Licence