Base description which applies to whole site

2.1 Overzicht belangrijkste uitgaven- en ontvangstenmutaties

In onderstaande tabel worden de belangrijkste suppletoire mutaties ten opzichte van de vastgestelde stand begroting 2022 voor het jaar 2022 weergegeven.

Deze mutaties worden hieronder nader toegelicht.

Tabel 1 Belangrijkste suppletoire uitgavenmutaties 2022 (Eerste Suppletoire Begroting) (bedragen x € 1.000)
 

Artikelnr.

Uitgaven 2022

Ontvangsten 2022

Vastgestelde begroting 2022

 

48.810.026

1.607.953

Belangrijkste suppletoire mutaties

   

1

Incidentele Suppletoire Begrotingen

diverse

1.097.540

44.000

2

Coalitieakkoord

diverse

2.027.528

 

3

Ontvangen relevante loon- en prijsbijstelling

alle

1.346.710

 

4

Nationaal Groeifonds (NGF)

diverse

58.019

 

5

Oekraïne

diverse

230.882

 

6

Leerlingen- en studentenontwikkeling (inclusief studiefinanciering)

diverse

12.345

‒ 25.595

7

Compensatie vervallen btw-vrijstelling

 

30.000

 

8

Saldo mee- en tegenvallers

diverse

4.724

5.500

9

Overige problematiek en dekking

diverse

4.147

 

10

Kasschuiven

diverse

‒ 11.269

 

11

Niet-kaderrelevante mutaties

11

‒ 245.353

‒ 23.351

12

Desalderingen

14, 15

31.625

31.625

13

Overige mutaties

diverse

144.340

 
 

Stand 1e suppletoire begroting 2022

Totaal

53.541.264

1.640.132

Toelichting

1. Incidentele Suppletoire Begrotingen

Sinds het vaststellen van de begroting zijn er zes Incidentele Suppletoire Begrotingen additioneel gepubliceerd aan de OCW-begroting. Hieronder een kort overzicht van de bijgeboekte bedragen.

Tabel 2 Incidentele Suppletoire Begrotingen (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2022

Ontvangsten 2022

14

1e ISB: Verwerven kunstwerk

175.000

44.000

14

2e ISB: Tegemoetkoming musea

5.600

0

3, 14

3e ISB: Examens en steunpakket cultuur

138.949

0

Diverse

4e ISB: Overlopende verplichtingen 2021

282.247

0

4, 11, 14

5e ISB: Maatschappelijke diensttijd, kwijtschelding publieke schulden toeslagengedupeerden en ondersteuning culturele sector

242.177

0

Diverse

6e ISB: NP Onderwijs, ventilatie en suppletieregeling cultuur

253.567

0

 

Totaal

1.097.540

44.000

2. Coalitieakkoordreeksen

Het coalitieakkoord van het kabinet-Rutte IV bevat diverse maatregelen op het gebied van OCW. In tabel 3 zijn de bedragen weergegeven die in deze Eerste Suppletoire Begroting worden toegevoegd aan de OCW-begroting alsook een beknopte toelichting per reeks. Voor de reeksen versterken onderwijskwaliteit, vervolgopleidingen en onderzoek, kansengelijkheid, fonds onderoek en wetenschap, cultuur en media, afschaffen leenstelsel en invoering studiebeurs en de tegemoetkoming leenstelsel worden de resterende middelen van de AP op een later moment overgeheveld naar de OCW-begroting.

Tabel 3 Coalitieakkoord reeksen kabinet-Rutte IV (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2022

2023

2024

2025

2026

Diverse

Leraren/schoolleiders

762.000

838.000

800.000

800.000

800.000

Diverse

Versterken onderwijskwaliteit

455.517

500.000

398.014

389.914

389.914

Diverse

Vervolgopleidingen en onderzoek

248.704

626.594

644.153

646.178

646.025

Diverse

Kansengelijkheid

198.000

202.000

200.000

200.000

200.000

Diverse

Fonds Onderzoek en Wetenschap

205.090

437.755

436.405

433.905

433.905

Diverse

Cultuur en Media

150.000

0

0

0

0

11

Herinvoering basisbeurs

5.000

0

0

0

0

4, 95

Reeksen van andere departementen

3.217

2.000

2.000

2.000

2.000

 

Totaal

2.027.528

2.606.349

2.480.572

2.471.997

2.471.844

Leraren/schoolleiders

In de reeks leraren zijn middelen opgenomen die eraan bij moeten dragen dat er meer en goede leraren komen. Over de maatregelen uit deze reeks zijn afspraken gemaakt met sociale partners in het onderwijsakkoord. Hierover is de Tweede Kamer geïnformeerd op 22 april 2022 in een brief ‘Het onderwijsakkoord: Samen voor het beste onderwijs’ (Kamerstukken 2021/22, 31293 VIII, nr 615). Er komen middelen om de aantrekkelijkheid van het beroep te vergroten door het dichten van de loonkloof tussen primair onderwijs en voortgezet onderwijs en door het verlichten van de werkdruk in het voortgezet onderwijs. Daarnaast komen er structurele middelen beschikbaar voor een arbeidsmarkttoelage voor scholen met relatief veel leerlingen met een risico op een onderwijsachterstand omdat goed personeel juist daar nu hard nodig is. Ook krijgen onderwijsprofessionals meer tijd en middelen voor bij- en nascholing (de professionaliseringsmiddelen). Schoolleiders in het primair onderwijs ontvangen een arbeidsmarkttoelage en voor de schoolleiders in het voortgezet onderwijs komen extra middelen beschikbaar voor hun professionele ontwikkeling. Tot slot worden er middelen ingezet voor het versterken van de regionale aanpak, samen opleiden en om op Caribisch Nederland ook te kunnen werken aan dezelfde doelen als op Europees Nederland. Hieronder in tabelvorm een overzicht waar deze middelen op de OCW-begroting landen:

Leraren/schoolleiders (bedragen x € 1.000)

2022

2023

2024

2025

2026

Artikel 1

424.182

493.103

549.992

541.992

541.992

Artikel 3

328.230

335.309

240.420

248.420

248.420

Artikel 9

4.500

4.500

4.500

4.500

4.500

Artikel 95

5.088

5.088

5.088

5.088

5.088

Totaal

762.000

838.000

800.000

800.000

800.000

Versterken onderwijskwaliteit

Om de onderwijskwaliteit te versterken zijn middelen opgenomen voor een masterplan basisvaardigheden. Onderdeel hiervan zijn een subsidieregeling voor scholen om gericht te werken aan basisvaardigheden, middelen voor extra professionalisering van docenten, middelen voor interventies gericht op het bevorderen van leesmotivatie en leesvaardigheden en ondersteuning voor scholen op het gebied van burgerschap en digitale geletterdheid. Hierover is op 4 maart 2022 een brief naar de Tweede Kamer gestuurd ‘Veilig en vrij onderwijs’ (Kamerstukken II 2021/22, 31293 VIII, nr. 611) en op 12 mei 2022 ‘Masterplan basisvaardigheden en eindrapportage: analyse en evaluatie referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen’ (Kamerstukken II 2021/22, ... VIII, nr. ...). Ook zijn middelen toegevoegd om de capaciteit van de Inspectie van het Onderwijs te verhogen, zodat zij onder andere meer scholen kunnen bezoeken. Hieronder in tabelvorm een overzicht waar deze middelen op de OCW-begroting landen:

Versterken onderwijskwaliteit (bedragen x € 1.000)

2022

2023

2024

2025

2026

Artikel 1

238.626

278.313

126.500

126.800

126.800

Artikel 3

185.289

202.867

252.946

244.566

244.566

Artikel 4

8.585

8.585

8.585

8.585

8.585

Artikel 14

12.890

0

0

0

0

Artikel 95

10.127

10.235

9.983

9.963

9.963

Totaal

455.517

500.000

398.014

389.914

389.914

Vervolgopleidingen en onderzoek

De middelen uit de reeks vervolgopleidingen en onderzoek worden ingezet voor zowel vo, mbo als hoger onderwijs en onderzoek. In het vo wordt geïnvesteerd in de doorontwikkeling van de techniekhavo (vo). De bekostiging (vooral niveau 2) van het mbo wordt structureel opgehoogd waardoor mbo-instellingen kleinere klassen in kunnen richten en extra begeleiding en nazorg kunnen bieden aan studenten. Er worden ook middelen beschikbaar gesteld om de doorstroom in de beroepsonderwijskolom, vmbo-mbo-hbo te verbeteren. Om de aanpak van voortijdig schoolverlaten (vsv) te versterken wordt de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) uitgebreid naar de leeftijd van 27 jaar zodat jongeren zonder startkwalificatie in beeld blijven en RMC kan schakelen tussen school en gemeente om te voorkomen dat jongeren tussen wal en schip vallen. Er wordt ingezet op verbetering van studiekeuzevoorlichting (LOB) en een experiment gericht op schakelprogramma’s / oriëntatieprogramma’s die studenten effectief gaat helpen de juiste studie te kiezen. Daarnaast wordt er ingezet op het stimuleren van het aanbod van arbeidsmarktrelevante beroepsopleidingen, kleinschalig vakonderwijs en het verbeteren van de digitale veiligheid. Hierover wordt de Tweede Kamer voor de zomer geïnformeerd middels een beleidsbrief over de werkagenda van het middelbaar beroepsonderwijs.

In het hoger onderwijs en onderzoek wordt, in samenhang met de tijdelijke reeks van het fonds voor onderzoek wetenschap, structureel geïnvesteerd in het inhalen van achtergebleven investeringen in onderzoek, het versterken van de kwaliteit van hoger onderwijs en wetenschap, het verlagen van de werkdruk en in ruimte voor ongebonden onderzoek, het verbeteren van studentenwelzijn, het stimuleren van arbeidsmarktrelevante beroepsopleidingen en schakelprogramma’s en een betere balans tussen eerste en tweede geldstroom. Voor de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over de voorgenomen inzet van instrumenten via de beleidsbrief hoger onderwijs en onderzoek. Hieronder in tabelvorm een overzicht waar deze middelen op de OCW-begroting landen:

Vervolgopleidingen en onderzoek (bedragen x € 1.000)

2022

2023

2024

2025

2026

Artikel 3

0

9.090

9.090

9.090

8.080

Artikel 4

86.257

148.921

156.350

156.350

156.350

Artikel 6

48.000

107.000

115.000

117.000

117.000

Artikel 7

61.000

201.000

201.000

201.060

201.000

Artikel 16

50.130

156.000

157.190

157.190

157.190

Artikel 95

3317

4583

5523

5488

6405

Totaal

248.704

626.594

644.153

646.178

646.025

Kansengelijkheid

Onder de reeks kansengelijkheid investeren we in een schooldag, waarbij scholen zelf bepalen wat zij nodig achten om de kansenongelijkheid te verkleinen doordat kinderen hun talenten kunnen ontwikkelen door middel van bijvoorbeeld sport en cultuur. We beginnen bij de scholen waar de nood het hoogst is. Daarnaast gaan we verder aan de slag met de verbeteraanpak passend onderwijs om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk leerlingen met een ondersteuningsbehoefte de ondersteuning krijgen die zij nodig hebben en zo veel mogelijk samen naar school kunnen gaan. We bevorderen doorstroom en differentiatie om leerlingen maximale kansen te geven in het onderwijs. Het stagepact en het aanpakken van stage discriminatie worden ook binnen deze reeks aangepakt. De bekostiging voor niveau 2 van mbo is opgehoogd waarmee tegemoet wordt gekomen aan het belangrijkste knelpunt dat is geconstateerd voor het mbo in het onderzoek naar de toereikendheid van de bekostiging van PWC. Tot slot worden middelen toegevoegd voor de versterking van de Maatschappelijke Diensttijd. Hieronder in tabelvorm een overzicht waar deze middelen op de OCW-begroting landen:

Kansengelijkheid (bedragen x € 1.000)

2022

2023

2024

2025

2026

Artikel 1

55.195

55.195

55.295

55.295

55.295

Artikel 3

8.500

8.500

8.400

8.400

8.400

Artikel 4

133.805

137.805

135.805

135.805

135.805

Artikel 95

500

500

500

500

500

Totaal

198.000

202.000

200.000

200.000

200.000

Fonds onderzoek en wetenschap

Met de middelen uit het fonds voor onderzoek en wetenschap wordt de komende tien jaar geïnvesteerd in hoger onderwijs, wetenschap en hoger onderwijs en wetenschapinnovatie. Hierover wordt de Tweede Kamer geïnformeerd middels een beleidsbrief in de tweede helft van juni 2022. Deze middelen geven een krachtige impuls aan onze kennisintensieve samenleving. De opgaven van het fonds, in samenhang met de opgave voor de structurele reeks vervolgopleidingen en onderzoek, zijn het inhalen van achtergebleven investeringen in onderzoek, verdere versterking van de onderzoeksinfrastructuur, versterken van de kwaliteit van hoger onderwijs en wetenschap, verlagen van de werkdruk en ruimte voor ongebonden onderzoek. De instrumenten (en bijbehorende middelen) voor onder meer talentontwikkeling, netwerkvorming tussen organisaties en tussen mensen, onderzoeksfaciliteiten en de transitie naar open science/education, adresseren gezamenlijk de genoemde opgaven. Met deze instrumenten wordt ingezet op zowel korte als lange termijn effecten. Het gaat om het aanjagen van veranderingen die ook na tien jaar effect zullen hebben. Vanuit deze pijler zijn ook middelen overgeheveld naar de EZK-begroting. Deze middelen worden ingezet om de Nederlandse deelname aan Europese partnerschappen binnen Horizon Europe, en aanpalende EU onderzoeks-en innovatieprogramma’s te versterken. Hieronder in tabelvorm een overzicht waar deze middelen op de OCW-begroting landen:

Fonds onderzoek en wetenschap (bedragen x € 1.000)

2022

2023

2024

2025

2026

Artikel 6

0

35.000

35.000

35.000

35.000

Artikel 16

199.792

387.492

388.902

386.902

386.902

Artikel 95

5.298

15.263

12.503

12.003

12.003

Totaal

205.090

437.755

436.405

433.905

433.905

Overboeking naar EZK

‒ 16.994

‒ 136.494

‒ 87.994

‒ 135.494

‒ 89.554

Cultuur en Media

In het coalitieakkoord zijn structurele middelen beschikbaar gesteld voor cultuur. In 2022 stelt het kabinet middelen beschikbaar voor het bevorderen van het herstel van de sector, onder andere door investeringen in de verbetering van de arbeidsmarktpositie, jongerencultuur en innovatie. Deze impuls moet bijdragen aan een goede herstart van de culturele- en creatieve sector na de coronacrisis. De extra middelen voor media gaan naar het uitbreiden van het beschikbare budget voor onderzoeksjournalistiek, de versterking van de kwaliteit van de lokale omroepen en de financiering van lokale omroepen via de OCW-begroting. Over de exacte invulling van de intensiveringen wordt de Tweede Kamer geïnformeerd via de hoofdlijnenbrieven van cultuur (voor 1 juni) en media (juni). Hieronder in tabelvorm een overzicht waar deze middelen op de OCW-begroting landen:

Cultuur en media (bedragen x € 1.000)

2022

2023

2024

2025

2026

Artikel 14

134.920

0

0

0

0

Artikel 15

13.190

0

0

0

0

Artikel 95

1.890

0

0

0

0

Totaal

150.000

0

0

0

0

Herinvoering basisbeurs

Het kabinet kiest ervoor om de basisbeurs in het hoger onderwijs in te voeren. Op 25 maart heeft het kabinet een brief aan de Tweede Kamer over de ‘Hoofdlijnen herinvoering basisbeurs en tegemoetkoming studenten’(Kamerstukken II 2021/22, 24724 VIII, nr. 176) gestuurd. In de brief wordt ingegaan op de mogelijke invulling van de basisbeurs en tegemoetkomingen de keuzes en dilemma’s die daaraan ten grondslag liggen. Op 4 april heeft ook een debat in de Tweede Kamer plaatsgevonden. Inmiddels is een wetsvoorstel in internetconsultatie. Het wetsvoorstel van de herinvoering van de basisbeurs zal na het zomerreces aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Voor het jaar 2022 zijn er reeds kosten op Artikel 11 in het kader van de uitvoering. De middelen voor deze uitvoeringskosten worden naar de OCW-begroting gehaald.

Reeksen van andere departementen

OCW krijgt voor diverse onderwerpen ook middelen uit reeksen van andere departementen. Het gaat om bijvoorbeeld cybersecurity en kennisveiligheid. Er worden ook middelen beschikbaar gesteld voor het mbo in Caribisch Nederland voor de aansluiting onderwijs arbeidsmarkt en arbeidsbemiddeling. Hieronder in tabelvorm een overzicht waar deze middelen op de OCW-begroting landen:

Reeksen van andere departementen (bedragen x € 1.000)

2022

2023

2024

2025

2026

Artikel 4

500

1.000

1.000

1.000

1.000

Artikel 95

2.717

1.000

1.000

1.000

1.000

Totaal

3.217

2.000

2.000

2.000

2.000

3. Ontvangen relevante loon- en prijsbijstelling

Het kabinet besluit dit jaar alle loon- en prijsontwikkeling (lpo), exclusief lpo op de coalitieakkoordreeksen, uit te keren over de departementale begrotingen, ter compensatie van stijgende lonen en prijzen. In tabel 4 is de verdeling van de lpo over de artikelen te zien. De relevante lpo-tranche 2022 die OCW ontvangt bedraagt in 2022 € 1.346,7 miljoen.

Tabel 4 Uitgekeerde relevante loon- en prijsontwikkeling tranche 2022 (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2022

2023

2024

2025

2026

2027

1

Primair onderwijs

398.559

394.555

391.405

392.366

390.359

388.962

3

Voortgezet onderwijs

286.293

285.580

285.035

283.984

282.578

280.620

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

156.568

170.807

161.459

159.647

158.959

158.397

6

Hoger beroepsonderwijs

130.839

133.834

136.590

139.014

139.828

137.550

7

Wetenschappelijk onderwijs

198.547

202.220

205.657

208.483

210.082

211.019

8

Internationaal beleid

484

484

490

484

483

483

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

6.240

5.639

5.514

5.334

5.308

5.310

11

Studiefinanciering

24.820

77.445

78.237

78.811

78.815

78.612

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

3.440

3.379

3.365

3.369

3.383

3.417

13

Lesgelden

467

469

479

479

512

516

14

Cultuur

41.628

41.193

41.251

41.042

41.168

41.292

15

Media

47.067

47.271

47.433

48.136

48.410

48.669

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

42.097

41.423

41.297

41.175

41.090

41.090

25

Emancipatie

538

595

598

625

628

628

91

Nog onverdeeld

0

0

0

0

0

0

95

Apparaat Kerndepartement

9.123

9.196

9.275

9.652

9.585

9.620

 

Totaal

1.346.710

1.414.090

1.408.085

1.412.601

1.411.188

1.406.185

4. Nationaal Groeifonds

In april 2022 heeft het kabinet het advies van de adviescommissie van het NGF overgenomen voor wat betreft verschillende toekenningen en omzettingen van investeringsvoorstellen. Hierover is op 14 april 2022 de Tweede Kamer geïnformeerd middels een algemene brief ‘Bekostiging investeringsvoorstellen tweede ronde Nationaal Groeifonds’ (Kamerstukken II 2021/22, 35925 XIX, nr 12). Voor OCW betekent dit een toevoeging van € 58,0 miljoen aan de begroting. Daarnaast zullen er naar verwachting later in het jaar nog middelen naar de OCW-begroting worden overgeheveld waar nu een advies op is gegeven van voorwaardelijke toekenning. Dit betekent dat hier nog aan enkele voorwaarden moet worden voldaan tot kan worden overgegaan op onvoorwaardelijke toekenning. Het gaat om middelen voor het Nationaal Platform Leren en Ontwikkelen. In tabel 5 is de verdeling over de verschillende projecten opgenomen. Kanttekening hierbij is dat de projecten nationale LLO Katalysator en de digitaliseringsimpuls onderwijs NL voor zowel het middelbaar als het hoger beroepsonderwijs bedoeld zijn.

Tabel 5 Nationaal Groeifonds (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2022

2023

2024

2025

2026

2027

1, 3, 95

Open leermateriaal

1.783

7.125

11.586

0

0

0

1, 3, 95

Ontwikkelkracht

4.197

17.536

27.657

31.367

20.474

0

3, 95

Digitaal onderwijs goed geregeld

599

3.508

5.733

5.583

3.083

3.083

4

Collectief laagopgeleiden en laaggeletterden

300

3.400

3.900

0

0

0

6

Nationale LLO Katalysator

40.000

127.000

0

0

0

0

6

Digitaliseringsimpuls onderwijs NL

10.000

45.000

45.000

40.000

0

0

16

Biotech booster reeks

1.140

19.720

28.740

0

0

0

 

Totaal

58.019

223.289

122.616

76.950

23.557

3.083

5. Oekraïne

Er wordt € 230,9 miljoen toegevoegd aan de OCW-begroting voor Oekraïense ontheemden. Hierover bent u geïnformeerd in de verzamelbrief van 26 april 2022 over ‘Opvang ontheemden uit Oekraïne’ (Kamerstukken II 2021/22, 19637 VI, nr. 2887). Scholen in zowel het primair als het voortgezet onderwijs waar nieuwkomers uit Oekraïne les krijgen komen in aanmerking voor de nieuwkomersbekostiging. Dit budgettaire beslag geldt voor de periode van 1 maart 2022 tot 16 juli 2022 (einde schooljaar). De subsidie voor de ondersteuningsorganisatie voor het nieuwkomersonderwijs (LOWAN) om scholen te ondersteunen om kinderen uit Oekraïne zo snel mogelijk les te kunnen geven wordt verhoogd. Een aantal van de Oekraïense leerlingen komt nog op reguliere scholen terecht. Deze scholen hebben vaak niet de expertise om een nieuwkomersleerling les te geven zoals een nieuwkomersschool dat wel heeft. Er worden daarom middelen ingezet voor ambulante begeleiding vanuit de nieuwkomersscholen voor deze reguliere scholen, wat ervoor zorgt dat ook reguliere scholen expertise tot hun beschikking hebben. Ook worden gemeenten gesteund in het organiseren van leerlingenvervoer voor nieuwkomersonderwijs. Dit betreft een eenmalige decentralisatie-uitkering voor de periode 1 maart 2022 ‒ 16 juli 2022 (exclusief schoolvakanties). Daarnaast worden gemeenten financieel gesteund bij het regelen van extra onderwijshuisvesting in gevallen waar de bestaande onderwijshuisvesting niet toereikend is om de Oekraïense leerlingen op te vangen. Dit betreft een specifieke uitkering voor de periode 1 maart 2022 ‒ 16 juli 2022 (einde schooljaar). Tot slot wordt aan instellingen een tijdelijke compensatie aan Oekraïense studenten in het studiejaar 2021-2022 in het ho en mbo beschikbaar gesteld. Deze compensatie bedraagt maximaal 1.000 euro (betreft de kosten voor leefgeld en studie, bedrag conform Nibudnorm) per student per maand voor in beginsel drie maanden (maart – mei). In tabel 6 een overzicht van de verschillende maatregelen. 

Tabel 6 Vluchtelingen Oekraïne (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2022

2023

2024

2025

2026

1, 3

Bekostiging nieuwkomers

79.304

0

0

0

0

1, 3

LOWAN

600

0

0

0

0

1, 3

Ambulante begeleiding

3.000

0

0

0

0

1

Oekraine leerlingvervoer

9.200

0

0

0

0

1, 3

Oekraine huisvesting/noodlocaties

136.278

0

0

0

0

4, 7

Tegemoetkoming voor Oekraïnse studenten

2.500

0

0

0

0

 

Totaal

230.882

0

0

0

0

6. Leerlingen- en studentenontwikkeling (inclusief studiefinanciering)

De Referentieraming is de jaarlijkse raming van leerlingen- en studentenaantallen. Uit de Referentieraming 2022 blijkt dat het aantal leerlingen en studenten tot 2025 iets lager ligt dan in de vorige raming. Vanaf 2026 neemt het aantal leerlingen in het primair onderwijs fors toe ten opzichte van de Referentieraming 2021. Dit komt met name door een toename in het geboortecijfer. Mede als gevolg hiervan ontstaan in het primair onderwijs in de eerste jaren meevallers en vanaf 2026 tegenvallers op de uitgaven. Daarnaast wordt er in het mbo een verschuiving geraamd van de beroepsopleidende leerweg (bol) naar de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) vanwege het werkloosheidseffect. De arbeidsmarkt is momenteel gunstig, waardoor studenten vaker kiezen voor een bbl-opleiding. Doordat de bekostiging van bbl-studenten lager ligt, heeft dit budgettaire consequenties in het mbo, zoals ook is te zien in de tabel.

Uit de ramingen blijkt dat in het hoger onderwijs, met name het hoger beroepsonderwijs, zich minder studenten hebben ingeschreven. Dit wordt met name veroorzaakt door mbo-bolgediplomeerden die vaker uitstromen naar de arbeidsmarkt en havo-gediplomeerden die vaker een tussenjaar nemen. Dit zorgt voor een meevaller vanaf 2023. In het wetenschappelijk onderwijs is de raming van 2022 van niet-EER studenten naar boven bijgesteld. In eerdere jaren was hier sprake van een onderraming, hetgeen nu zorgt voor een meevaller.

Op de raming van de uitgaven voor studiefinanciering doet zich per saldo een tegenvaller voor van € 33,6 miljoen in 2022. Deze per saldo tegenvaller wordt veroorzaakt door hoger geraamde omzettingen in het hoger onderwijs. In de jaren daarna betreft het een meevaller. Dit komt voornamelijk door de lagere raming van studentenaantallen in het ho.

In tabel 7 zijn de mutaties als gevolg van de nieuwe Referentieraming en de studiefinancieringsraming te zien. De bedragen voor de studiefinancieringsraming zijn een saldo van uitgaven en ontvangstenmutaties. Voor 2022 telt de uitgaventegenvaller van € 33,6 miljoen en de ontvangstentegenvaller van € 20,4 miljoen op tot een tegenvaller van € 54,1 miljoen (dit is exclusief de rente).

Tabel 7 Leerlingen- en studentenontwikkeling en studiefinanciering (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2022

2023

2024

2025

2026

1

Primair onderwijs

‒ 10.400

‒ 7.800

‒ 4.200

‒ 4.200

71.400

3

Voortgezet onderwijs

‒ 11.300

36.300

45.100

44.300

50.700

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

404

‒ 112.896

‒ 78.296

‒ 44.296

‒ 20.496

6

Hoger beroepsonderwijs

0

‒ 91.434

‒ 141.970

‒ 171.605

‒ 191.769

7

Wetenschaps onderwijs

0

‒ 28.948

‒ 39.152

‒ 43.420

‒ 47.815

11, 12

SF (relevant)

54.137

‒ 109.205

‒ 74.669

‒ 78.709

‒ 64.317

 

Totaal

32.841

‒ 313.983

‒ 293.187

‒ 297.930

‒ 202.297

7. Compensatie vervallen btw-vrijstelling

Bij de invoering van het passend onderwijs was de detachering van personeel naar of vanuit het samenwerkingsverband vrijgesteld van btw. Als gevolg van Europese regelgeving (eind 2018) is de btw-regelgeving aangescherpt en is deze btw-vrijstelling niet meer mogelijk. Dit levert extra kosten op voor samenwerkingsverbanden en deze opbrengst vloeit terug naar de schatkist. Met deze middelen worden zij gecompenseerd. Dit heeft betrekking op Artikel 1 van de OCW-begroting.

8. Saldo mee- en tegenvallers

Het saldo aan mee- en tegenvallers binnen de OCW-begroting is € 4,7 miljoen in 2022. De tegenvallers bestaan onder andere uit:

  • diverse contributies voor Europese organisaties die onderzoek doen;

  • de structurele kosten voor het IV-landschap van de RCE.

De hoogste meevaller die hiervoor is ingezet zijn de ontvangsten van het SIVON ter hoogte van € 5,5 miljoen. Het betreft ontvangsten die voor 2021 ingeboekt waren, maar pas in 2022 tot realisatie bleken te komen. Dit werd reeds aangekondigd in de brief van 13 december 2021 over ‘Budgettaire mutaties van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) sinds de Tweede Suppletoire Begroting 2021’ (Kamerstukken II 2021/22, 35925, nr. 142). 

De tegenvallers in de jaren 2023 tot en met 2026 worden gecompenseerd door de meevaller uit de referentieraming en de studiefinancieringsraming.

9. Overige problematiek en dekking

De overige problematiek en dekking op de OCW-begroting bedragen per saldo € 4,1 miljoen in 2022. Er zijn meerdere kleine technische in- en extensiveringen uitgevoerd, maar ook resterende problematiek uit eerdere jaren is opgelost. Het betreft onder andere:

  • Een intensivering voor de regeringscommissaris die is aangesteld voor de Nationale Aanpak Seksueel Overschrijdend Gedrag;

  • De rentemaatstaf: In 2019 werd besloten het Wetsvoorstel Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met een wijziging van de rentemaatstaf voor de lening hoger onderwijs in te trekken. De gederfde generale opbrengsten zijn specifiek gedekt met een taakstelling op de OCW-begroting, oplopend tot structureel € 226,0 miljoen in 2060. Voor deze kabinetsperiode (meerjarenperiode tot en met 2029) is de keuze gemaakt om de taakstelling te verdelen naar rato van de begrotingsomvang van de drie bewindspersonen en in te boeken op de Artikelen 1, 3, 4, 6, 7, 8, 14 en 16 voornamelijk als korting op de bekostiging. De totale taakstelling over deze artikelen is in 2026 structureel € 3,0 miljoen, in 2027 structureel € 7,0 miljoen, in 2028 structureel € 16,0 miljoen en in 2029 structureel € 26,0 miljoen. De oploop na 2029 blijft staan op de onderwijsbekostiging in het hoger onderwijs (Artikel 6 & 7);

  • De resterende problematiek uit de voorjaarsbesluitvorming van 2019 die geparkeerd stond op Artikel 7. De dekking vanaf 2026 en verder is in deze Eerste Suppletoire Begroting ingevuld door op de Artikelen 1, 3, 4, 6, 7, 8, 14 en 16 extensiveringen in te boeken naar rato van de begrotingsomvang. Het betreft € 38,0 miljoen in 2026 oplopend naar € 41,3 miljoen in 2030.

10. Kasschuiven

Op de begroting worden diverse meerjarige kasschuiven doorgevoerd, om de budgetten in overeenstemming te brengen met het verwachte bestedingsritme.

11. Niet-kaderrelevante mutaties

De niet-kaderrelevante mutaties hebben betrekking op de studiefinanciering. Het betreft hier enerzijds een bijstelling van € 359,9 miljoen naar beneden vanwege de per saldo tegenvaller in de studiefinancieringsraming. Daarnaast wordt er ook € 114,5 miljoen toegevoegd wegens lpo uitkering op de niet-kaderrelevante budgetten onder deze post.

12. Desalderingen

Dit betreft desalderingen van uitgaven en ontvangsten. De grootste desaldering binnen dit bedrag betreft de dotatie aan de Algemene Mediareserve van € 22,0 miljoen. Hiermee wordt aansluiting gevonden op de geactualiseerde Ster-raming.

13. Overig

Dit saldo bestaat uit verschillende mutaties:

  • Naar aanleiding van de kabinetsreactie op de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag wordt in totaal € 17,3 miljoen beschikbaar gesteld voor het op orde brengen van de informatiehuishouding;

  • In dit saldo zitten overboekingen van de Aanvullende Post, waaronder de reeks van aanpak jeugdwerkloosheid en de kwartiermakers Zeeland;

  • Overboekingen met andere departementen;

  • Technische mutaties en interne overboekingen vallen onder dit saldo;

  • Mutaties met betrekking tot de eindejaarsmarge. In onderstaande alinea wordt hier dieper op ingegaan.

Eindejaarsmarge

De eindejaarsmarge betreft het deel van de OCW-begroting dat in 2021 per saldo niet tot besteding is gekomen en bedraagt € 310,4 miljoen. Dit bedrag wordt in 2022 weer toegevoegd aan de begroting. Van dit bedrag wordt € 110,1 miljoen ingezet voor overlopende verplichtingen die in 2021 waren gepland maar pas in 2022 tot betaling komen. De overige eindejaarsmarge wordt ingezet voor:

  • de per saldo tegenvaller op de OCW-begroting (voornamelijk veroorzaakt door de studiefinancieringsraming);

  • de regeringscommissaris voor Aanpak Seksueel Overschrijdend Gedrag;

  • het aanvullen van het Museaal Aankoopfonds;

  • het uitvoeren van motie Westerveld met betrekking tot het versnellen van de uitvoering verbeteraanpak passend onderwijs (Kamerstukken 2021/22, 35925, nr 54).

De overige € 142,4 miljoen wordt ingezet om de taakstelling op het NP Onderwijs uit het coalitieakkoord te dekken. In tabel 8 is uitgesplitst zichtbaar hoe de eindejaarsmarge is opgedeeld

Tabel 8 Inzet eindejaarsmarge (Bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2022

91

Coalitieakkoord korting NP Onderwijs

142.447

Diverse

Overlopende verplichtingen

110.149

Diverse

Tegenvallers

32.065

25, 95

Regeringscommissaris voor aanpak seksueel overschrijdend gedrag

3.739

14

Aanvullen Museaal Aankoopfonds

19.000

1

Motie Westerveld

3.000

 

Saldo eindejaarsmarge

310.400

De taakstelling NP Onderwijs is opgenomen in het coalitieakkoord en bedraagt € 230,0 miljoen. Na inzet van de eindejaarsmarge blijft er € 87,6 miljoen over om te dekken. Dit deel wordt gedekt uit de CA-reeksen. Dit betreft € 43,8 miljoen uit de reeks Versterken onderwijskwaliteit, € 41,9 miljoen uit de reeks Vervolgopleidingen en onderzoek en € 1,9 uit de reeks Fonds onderzoek en wetenschap.

Licence