Base description which applies to whole site

Bijlage 9: Overzicht kengetallen en indicatoren

Inleiding

Dit overzicht gaat in op diverse indicatoren en kengetallen. Met ingang van deze begroting zijn deze gecategoriseerd in de herkenbare thema's van de Strategische Evaluatie Agenda (zie bijlage 6). Dit komt de samenhang tussen monitoring en evaluatieonderzoek ten goede. Indicatoren en kengetallen zijn meetbare grootheden die een belangrijke signalerende functie hebben. Kengetallen bieden met name belangrijke contextuele informatie. Indicatoren zijn vaker concreet gebonden aan de inzet van een beleidsmaatregel of doelen van beleid. Scores op indicatoren kunnen daarom aanleiding zijn om beleid bij te sturen. Om echter de daadwerkelijke effecten van het gevoerde beleid op de «scores» uit de indicatoren vast te kunnen stellen is nader evaluatieonderzoek nodig. De recente afgeronde en geplande evaluatieonderzoeken staan opgenomen in de SEA (bijlage 6).

DOELSTELLING: VERSTERKEN CONCURRENTIEKRACHT DUURZAME AGROKETENS

Export van agrarische producten uit Nederland

        

Land

2015

2016

2017

2018

2019 (raming)

2019 (realisatie)

2020 (realisatie)

2021 (raming juni)

Duitsland

20.711

21.836

22.905

22.688

23.566

23.579

24.496

26.883

België

8.581

9.119

10.099

10.254

10.775

10.779

10.708

12.347

Verenigd Koninkrijk

8.269

8.321

8.576

8.591

8.696

8.658

8.524

8.654

Frankrijk

6.714

7.001

7.747

7.665

7.736

7.726

7.571

8.855

China

3.183

3.320

3.378

3.427

3.569

3.562

3.311

3.948

Overige landen

33.926

35.202

37.357

37.771

40.199

40.319

41.129

45.741

Totaal landen

81.384

84.800

90.062

90.396

94.541

94.623

95.739

106.428

         
         

Kengetallen land- en tuinbouw bedrijven

2000

2010

2015

2018

2019

2020

2021

 

Aantal land- en tuinbouw bedrijven

97.390

72.320

63.910

53.910

53.233

52.700

52.110

 

Gemiddelde inkomen per onbetaalde aje in de primaire sector (€)

 

41.400

46.800

52.500

71.400

50.300

67.300

 

Aantal landbouwbedrijven met verbrede landbouw activiteiten

     

22.000

  
         

Kengetallen toegevoegde waarde

2010

2015

2018

2019

    

Toegevoegde waarde van het agrocomplex (mld. €)

45

49

54

56

    

Waarvan gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen (%)

64%

61%

57%

59%

    

Werkgelegenheid in het agrocomplex

590.000

598.000

650.000

656.000

    

Waarvan gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen (%)

70%

69%

66%

67%

    
         

Kengetal bedrijfshoofd

2000

2004

2008

2012

2016

2020*

  

Aantal bedrijven met een bedrijfshoofd van ≥ 55 jaar

54.102

46.414

39.839

39.508

33.202

34.136

  

waarvan zonder opvolging (%)

59

64

72

66

62

60

  

Aantal land- en tuinbouw bedrijven

Dit kengetal geeft het aantal land- en tuinbouw bedrijven weer dat actief is in Nederland. Deze gegevens worden verzameld in de Landbouwtelling en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landbouwtelling maakt deel uit van de gecombineerde opgave, die onder meer gebruikt wordt voor de uitvoering van het landbouwbeleid en handhaving van de Meststoffenwet

Gemiddelde inkomen per onbetaalde aje in de primaire sector (€)

Dit kengetal geeft het gemiddelde inkomen uit bedrijf in de primaire land- en tuinbouwsector weer in euro per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje). Deze gegevens worden verzameld door Wageningen Economic Research via het Bedrijven Informatie Netwerk (BIN).

Wageningen Economic Research berekent het agrarisch inkomen per onbetaalde aje. Agrarisch ondernemers en hun gezinsleden verrichten in de meeste sectoren nog het merendeel van de arbeid zelf, maar krijgen meestal geen salaris. Een arbeidskracht die in een jaar 2.000 uur of meer werkt, wordt gezien als één aje. Wie minder werkt, telt voor minder dan één aje. Wageningen Economic Research deelt het inkomen uit bedrijf in deze situatie door het aantal onbetaalde aje. Op deze manier zijn de inkomens van verschillende bedrijfstypen beter met elkaar te vergelijken. Daarmee is het resultaat dus gekoppeld aan de hoeveelheid input.

Aantal landbouwbedrijven met verbrede landbouw activiteiten

Dit kengetal geeft het aantal land- en tuinbouwbedrijven weer dat een of meer verbredingsactiviteiten als aanvullende inkomstenbron heeft. De gegevens voor dit kengetal komen uit de landbouwtelling en worden gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landbouwtelling maakt deel uit van de gecombineerde opgave, die onder meer gebruikt wordt voor de uitvoering van het landbouwbeleid en handhaving van de Meststoffenwet. De verbredingscijfers op basis van de Landbouwtelling kunnen een onvolledig beeld geven, onder andere omdat steeds meer ondernemers hun bedrijven (als gevolg van bv. wetgeving, fiscale voordelen, of risicospreiding) splitsen in meerdere zelfstandige bedrijven met eigen rechtsvorm en boekhouding. Deze bedrijven komen mogelijk niet in beeld via de Landbouwtelling.

Onder verbredingsactiviteiten wordt verstaan: Verkoop aan huis, stalling van goederen of dieren, agrotoerisme, verwerking van landbouwproducten, zorglandbouw, aquacultuur, loonwerk voor derden, agrarisch natuur- en landschapsbeheer, agrarische kinderopvang, boerderij educatie en energieproductie (levering aan derden).

Toegevoegde waard van het agrocomplex

Het agrocomplex bestaat uit het geheel van directe en indirecte activiteiten rond de agrarische sector die als een samenhangende keten kan worden gezien. Dit bestaat uit de agrarische sector - opgebouwd uit de sectoren landbouw, tuinbouw en visserij – plus de toeleverende partijen van goederen en diensten zoals veevoer, kunstmest, energie, machines, stallen, kassen, veterinaire en zakelijke diensten enerzijds en de verwerking, handel en distributie anderzijds.

Dit kengetal geeft de toegevoegde waarde van dit gehele complex weer in miljarden euro’s. Een deel van de activiteiten van het totale agrocomplex hangt samen met de verwerking van geïmporteerde agrarische grondstoffen, zoals cacao, granen, soja en tabak. De rest is gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen. Bij dit kengetal is ook aangegeven welk percentage van de toegevoegde waarde is gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen. Deze gegevens zijn gebaseerd op data van Wageningen Economic Research.

Werkgelegenheid in het agrocomplex

Het agrocomplex bestaat uit het geheel van directe en indirecte activiteiten rond de agrarische sector die als een samenhangende keten kan worden gezien. Dit bestaat uit de agrarische sector - opgebouwd uit de sectoren landbouw, tuinbouw en visserij – plus de toeleverende partijen van goederen en diensten zoals veevoer, kunstmest, energie, machines, stallen, kassen, veterinaire en zakelijke diensten enerzijds en de verwerking, handel en distributie anderzijds.

Dit kengetal geeft de werkgelegenheid in dit gehele complex weer in het aantal arbeidsjaren. Een deel van de activiteiten van het totale agrocomplex hangt samen met de verwerking van geïmporteerde agrarische grondstoffen, zoals cacao, granen, soja en tabak. De rest is gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen. Bij dit kengetal is ook aangegeven welk percentage van de werkgelegenheid is gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen. Deze gegevens zijn gebaseerd op data van Wageningen Economic Research.

Aantal bedrijven met een bedrijfshoofd van ≥ 55 jaar

Dit kengetal laat het aantal bedrijven zien dat een bedrijfshoofd heeft van 55 jaar of ouder. Ook wordt weergegeven welk percentage van deze bedrijven al een opvolger heeft. Deze gegevens worden verzameld in de Landbouwtelling en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landbouwtelling maakt deel uit van de gecombineerde opgave, die onder meer gebruikt wordt voor de uitvoering van het landbouwbeleid en handhaving van de Meststoffenwet

DOELSTELLING: BORGEN VAN VOEDSELVEILIGHEID EN VOEDSELKWALITEIT
 

●Voldoen controlevereisten HACCP (bron: NVWA)

 
         
  

2013

2019

2020

2021

Meest recente jaar

Streefwaarde 2022

Aantal gecontroleerde bedrijven

88,70%

91,10%

89%

94%

2021

90%

 
         
         
 

●Vertrouwen consument in veiligheid voedsel (bron: NVWA consumentenmonitor)

 
         
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021 (meest recent)

Streefwaarde

Mate van vertrouwen consumenten in voedsel

3,2

Geen meting

Geen meting

3,2

3,2

geen meting

3,2

 

1. Voldoen controlevereisten HACCP

Het betreft het percentage van het totale aantal gecontroleerde bedrijven met een wettelijk verplicht Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP)-systeem uit het eerste deel van de vleesketen (slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen) dat aan alle controle-items voor HACCP voldoet.

Voor 2021 is het op deze wijze berekende nalevingspercentage voor HACCP uitgekomen op 94%. Zo’n hoog nalevingspercentage is uitzonderlijk. In 2021 zijn net als in 2020 veel audits niet fysiek maar digitaal uitgevoerd a.g.v Covid-19. Dat verklaart daarom nog niet de hoge score. In 2021 zijn voor de audits wel relatief veel (65%) bedrijven geïnspecteerd die gebruikt maakten van een hygiënecode (Een hygiënecode is een gids voor bedrijven die met voedsel omgaan, opgesteld door de sector. In deze gids staan de regels om de voedselveiligheid en de hygiëne te bewaken). Mogelijk dat dit in combinatie met het digitale toezicht heeft geleid tot het hoge nalevingspercentage. Voor het jaar 2022 verwachten wij dat het nalevingspercentage zich weer stabiliseert op ca. 90% (prognose).

2. Vertrouwen consument in veiligheid voedsel

De NVWA meet op een schaal van 1–5 het vertrouwen van de consu-ment in de veiligheid van voedsel. Deze meting vindt om de 2 jaar plaats. In 2021 blijkt uit de meting dat het vertrouwen van de consument op alle aspecten licht is toegenomen. Voor de volgende monitor in 2023 wordt nagegaan of de vragenlijst en de berekening van het kengetal geactualiseerd moeten worden. Daarbij zal rekening gehou-den worden met het feit dat de trend over de jaren heen gevolgd moet blijven kunnen worden. Bron: https://www.nvwa.nl/documenten/consument/eten-drinken-roken/overige-voedselveiligheid/publicaties/consumentenmonitor-voedselveiligheid-2021

DOELSTELLING: VERGROTEN MAATSCHAPPELIJKE WAARDERING VAN LANDBOUW/VOEDSEL

●Voedselverspilling (kiloton) (Bron: Monitor voedselverspilling update 2009 ‒ 2018, WFBR, 2020)

 
        
 

2015

2016

2017

2018

2019 (Meest recente  jaar)

  

Voedselverspilling (kiloton)

min: 1.771

min: 1.781

min: 1.814

min:1.649

Min: 1.514

  
 

max: 2.552

max: 2.466

max: 2.509

max: 2.568

Max: 2.380

  
        

●Afgeleide voedselverspilling in kiloton (absoluut en relatief) (bron: Monitor voedselverspilling update 2009 ‒ 2018, WFBR, 2020)

 
        
 

2015

2016

2017

2018

2019 (Meest recente  jaar)

Streefwaarde

 

Afgeleide voedselverspilling in kiloton(absoluut)

2.162

2.124

2.162

2.109

1.947

1.081 (2030)

 

Afgeleide voedselverspilling in %(relatief)

100

98

100

98

90

50

 
        

●Duurzaam voedsel (consumentenbestedingen aan voor consumenten herkenbaar duurzamer geproduceerd voedsel)

 

Bron: Monitor duurzaam voedsel, Wageningen University & Research

        
   

2017

2018

2019

2020

2021

1: Totale consumentenbestedingen aan

4,5

4,9

7,7

8,2

 

duurzaam voedsel (x€1 mld.)

2: Marktaandeel van bestedingen aan duurzaam

11%

11%

14%

16%

 

voedsel in de totale bestedingen aan voedsel

3: Bestedingen van consumenten aan

19%

7%

18%

7%

 

duurzaam voedsel ten opzichte van het voorgaande jaar

Toelichting

1. Voedselverspilling (kiloton)

Er is sprake van voedselverspilling als voedsel dat voor menselijke consumptie bedoeld is, hier niet voor wordt gebruikt. De Monitor voedselverspilling geeft de omvang van voedselresten in Nederland weer, gebaseerd op openbare cijfers. De totale hoeveelheid reststromen wordt uitgesplitst naar de bestemmingen voedselbank, veevoer, vergisten, composteren, verbranden en storten/lozen. De bestemmingen veevoer tot en met storten/lozen worden beschouwd als voedselverspilling. Per hoofd van de bevolking bedroeg de voedselverspilling in 2018 tussen de 96 en 149 kilogram, in totaal 1.649-2.568 kiloton. Een exact getal voor de hoeveelheid voedselverspilling binnen deze bandbreedte is niet te geven, omdat gegevens over afvalstromen per ketenschakel vooralsnog incompleet zijn en vaak niet bekend is welk aandeel voedsel heeft in een afvalstroom. Voor de monitor wordt gebruik gemaakt van cijfers uit geaggregeerde landelijke statistieken, waardoor de oorsprong en herkomst van reststromen niet altijd te achterhalen zijn. De experts hebben daarom aannames gedaan over de minimale en maximale hoeveelheid voedsel per afvalstroom. De cijfers over 2019 zijn nog niet bekend.

2. Afgeleid voedselverspilling in kiloton

Nederland heeft zich gecommitteerd aan het realiseren van het Duurzame Ontwikkelingsdoel 12.3 van de Verenigde Naties (SDG 12.3). SDG 12.3 stelt dat in 2030 t.o.v. 2015 de hoeveelheid voedselverspilling gehalveerd dient te zijn. In de Monitor voedselverspilling wordt de omvang van de voedselverspilling in Nederland niet als een absoluut getal weergegeven, maar aangeduid met een bandbreedte. De omvang van de voedselverspilling bedraagt tenminste de ondergrens van de bandbreedte (minimum) en ten hoogste de bovengrens van de bandbreedte (maximum). Hoewel het niet correct is om te stellen dat het ‘midden’ van de bandbreedte de hoeveelheid voedselverspilling aangeeft, is deze afgeleide voedselverspilling wel een indicatie van de ontwikkeling.

3. Duurzaam voedsel

De bovenstaande cijfers uit de Monitor Duurzaam Voedsel geven een overzicht van de consumentenbestedingen aan duurzaam voedsel. Duurzaam voedsel wordt in deze monitor gedefinieerd als voedsel waarbij tijdens de productie en verwerking meer rekening is gehouden met milieu, dierenwelzijn en/of sociale aspecten dan wettelijk verplicht is. Het gaat om de in Nederland geconsumeerde producten in de belangrijkste afzetkanalen voor duurzaam voedsel: supermarkten, foodservice en speciaalzaken voor duurzame voeding in Nederland. De gegevens zijn gebaseerd op de omzet van producten die zijn voorzien van een duurzaamheidskeurmerk met onafhankelijke controle. De voedingsmiddelen kunnen daarmee door consumenten op één of meer aspecten als duurzaam worden herkend. In de cijfers t/m 2018 was het mogelijk 70% van de uitgaven in supermarkten mee te nemen. Vanaf 2019 heeft er een aanpassing in de methodiek plaatsgevonden, waardoor 100% van de uitgaven in supermarkten wordt meegenomen. Voor de cijfers over 2019 zijn ook de cijfers over 2018 opnieuw berekend. Deze herberekening over 2018 staat niet in de bovenstaande tabel opgenomen.

VERDUURZAMING PRODUCTIE EN CONSUMPTIE (D.M.V. KRINGLOOPLANDBOUW)

●Productie van dierlijke mest uitgedrukt in miljoen kg stikstof (bron: CBS)

       
 

Plafond

2017

2018

2019

2020

2021

Landelijk

504,4

512

503,5

489,7

489,4

473,7

Melkvee

281,8

303,5

289,9

279,7

286,5

277,7

Varkens

99,1

97,4

96,8

93,7

91,8

87,8

Pluimvee

60,3

58,9

56,7

56

54,7

52,8

       

●Productie van dierlijke mest uitgedrukt in miljoen kg fosfaat (bron: CBS)

       
 

Plafond

2017

2018

2019

2020

2021

Landelijk

172,9

169

162

155,5

150,7

149

Melkvee

84,9

86,6

78,7

75,5

73,6

73,7

Varkens

39,7

37,5

37,7

36,8

36,7

35

Pluimvee

27,4

27,5

25,9

25,1

24,1

23,7

       

●Gemiddelde nitraatconcentratie per liter in uitspoelend water onder landbouwbedrijven (bron: RIVM, Landelijk Meetnet Effecten Mestbeleid)

       

Bodemsoort

2015-2019

2016-2019

2020

Streefwaarde

  

Löss

68

63

97

gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond

Zand

55

50

67

gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond

Klei

23

30

45

gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond

Veen

8

7

11

gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond

       

●Totale CO2 emissie glastuinbouw (bron: energiemonitor glastuinbouw WEcR)

       

2013

2017

2018

2019

2020

Meest recente jaar

Streefwaarde 2020

7,5 Mton

5,7 Mton

5,7 Mton

5,9 Mton

6,1 Mton

2020

4,3 ‒ 4,8 Mton

1. en 2. Productie van dierlijke mest uitgedrukt in miljoen kg stikstof en fosfaat

Om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te beschermen zijn er maxima gesteld aan de hoeveelheid mest, uitgedrukt in stikstof en fosfaat, die de Nederlandse veehouderij mag produceren. Sinds 2006 geldt er voor stikstof een nationaal plafond van 504,4 miljoen kilogram en voor fosfaat een nationaal plafond van 172,9 miljoen kilogram. Beide nationale plafonds zijn vertaald naar een sectoraal productieplafond voor melkvee, varkens, pluimvee, die sinds 1 januari 2020 zijn opgenomen in de Meststoffenwet. Voor de ‘overige’ dieren zijn geen aparte plafonds vastgesteld, maar het totaal moet onder de landelijke plafonds blijven. (Kamerstuk 33 037 nr. 370) De hoeveelheid geproduceerde mest is een indicator voor de mate waarin de Nederlandse veehouderij geopereerd heeft binnen de milieutechnische grenzen die gesteld zijn.

3. Gemiddelde nitraatconcentratie per liter in uitspoelend water onder landbouwbedrijven

Het mestbeleid is de implementatie van de EU-Nitraatrichtlijn, gericht op het terugdringen van uit- en afspoeling van nutriënten uit de landbouw tot op of onder het niveau van 50mg Nitraat/l, om verontreiniging van grond- en oppervlaktewater te verminderen en te voorkomen. Elke lidstaat dient per vier jaar een actieprogramma te ontwikkelen dat moet leiden tot een nutriëntenuitspoeling op of onder het genoemde niveau. Met het huidige 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn inclusief het Addendum voor de periode 2022 ‒ 2025 geeft Nederland invulling aan de verplichtingen van de Nitraatrichtlijn en voor de Kaderrichtlijn Water voor wat betreft de landbouwbijdrage. Effecten van actieprogramma’s zijn eerst volledig zichtbaar vijf jaar na afloop van het programma. Het mestbeleid draagt ook bij aan het bereiken van de doelen van de Kaderrichtlijn Water van chemisch schoon en ecologisch gezond water.

De ontwikkeling van de nutriëntenuitspoeling over de gehele meetperiode is onderstaand grafisch weergegeven. Hieruit blijkt dat voor álle grondsoortregio’s de nitraatuitspoeling is toegenomen, veroorzaakt door het droge voorjaar en zomer van vooral 2018 en 2019. Dat in bovenstaande cijfers de stijging alleen voor de kleiregio zichtbaar wordt, komt doordat het om een gemiddeld cijfer over de jaren 2015-2019 gaat. Klei toont eerder een toename in nitraatuitspoeling dan andere grondsoorten, door de snelle uitspoeling uit de wortelzone uit drainagebuizen, waardoor het gemiddelde cijfer van nitraatuitspoeling voor de jaren 2015-2019 voor klei sterker negatief beïnvloed is dan voor de andere grondsoorten.

4.CO2 emissie glastuinbouw

In de jaarlijkse Energiemonitor Glastuinbouw van Wageningen Economic Research (WEcR) wordt o.a. de CO2-emissie van de glastuinbouw gepubliceerd. Dit geeft een overzicht van de ontwikkeling van de CO2-emissie van de sector. Cijfers over 2021 zijn nog niet beschikbaar. In de Kamerbrief (Kamerstuk 32 627, nr. 39) is opgenomen dat de inzet is om in 2030 indicatief tussen de 0,5 ‒ 1,0 Mton CO2-equivalenten (CO2 en methaan) extra te reduceren ten opzichte van de afspraken uit het Coalitieakkoord en Miljoenennota 2021. De voorlopige restemissiedoelstelling voor de glastuinbouw in 2030 kent een bandbreedte van 4,3 tot 4,8 Mton CO2-equivalenten. Op basis van een nadere uitwerking van het instrumentarium uit het samenhangend pakket dat in de Kamerbrief wordt beschreven, wordt het restemissiedoel voor 2030, bij de Klimaatnota 2022 nader ingevuld. Hierbij is het uitgangspunt om te zorgen voor een balans tussen het restemissiedoel en het normerende, beprijzende en stimulerende instrumentarium.

BEVORDEREN PLANTGEZONDHEID

●Aantal projecten toolbox kwekersrecht

Raming 2023

10 tot 15

Toelichting

1. Aantal projecten toolbox kwekersrecht

Het kwekersrecht stimuleert bedrijven om nieuwe plantenrassen met verbeterde eigenschappen te ontwikkelen. Verbeterde plantenrassen zijn van groot belang om de landbouw duurzamer te maken (meer productiviteit, minder chemische middelen). Nederland is actief via het "PVP Development Program» (PVP-toolbox) waarin Nederlandse kennis en ervaringen met het ontwikkelen, implementeren en ondersteunen van kwekersrecht wordt gedeeld met landen die kwekersrecht willen implementeren of verder ontwikkelen. De projecten lopen uiteen van het geven van voorlichting, het trainen van technici of beleidsmakers tot het ontvangen van delegaties om laten zien hoe we een en ander hebben georganiseerd.

Jaarlijks wordt via een uitvraag bij ambassades en relevante stakeholders een planning gemaakt van kansrijke projecten. De toolbox kwekersrecht heeft voor het jaar 2022 17 projecten op de agenda staan. Deze projecten lopen uiteen van specifieke interacties met derde landen (o.a. Chili, Azerbeidzjan, Egypte, Jordanië), projecten gericht op algemene kennisoverdracht en projecten om de internationale uitwisseling van relevante kwekersrecht-informatie te verbeteren. Daarnaast staan er nog 5 projecten op de reservelijst, die kunnen worden uitgevoerd indien er budget overblijft van de eerder genoemde 17. Met een jaarlijks budget van 230.000 euro wordt geschat dat hiermee jaarlijks 10 tot 15 projecten kunnen worden uitgevoerd 

Eind 2022 wordt er weer een nieuwe uitvraag gedaan voor de planning van 2023.

BEVORDEREN DIERGEZONDHEID

●Reductie antibiotica-gebruik in de dierhouderij (bron: SDa)

 
    

2019

2020

2021

Mate van afname van antibioticagebruik in de dierhouderij

69,6

69

70,8

De bovenstaande indicator betreft de reductie van het antibioticagebruik in de dierhouderij ten opzichte van 2009. De raming 2023 is afhankelijk van de uitwerking van de in 2019 afgesproken sectorspecifieke reductiedoelstellingen (zie ook Kamerstuk 29 683, nr. 247). Het streven is om antibioticumgebruik verder te reduceren door middel van sectorspecifieke reductiedoelstellingen en een reductie van hooggebruikende bedrijven per 2024. De gerealiseerde reductie in 2021 was 70,8%.

DOELSTELLING: ZORGEN VOOR DE INSTANDHOUDING VAN BIODIVERSITEIT

● Oppervlakte ANLb beheerd landbouwareaal

    

2017

2018

2019

Realisatie 2020

83.177 ha

82.702 ha

96.393 ha

100.666 ha

    

● Uitbreiden bossen in NL (Bron: vierjaarlijkse Nederlandse Bos Inventarisatie (NBI)

    
 

Startpunt 2021

Tussendoelen in periode 2021-2030

Streefdoel 2030

Areaal bos in Nederland

Volgt in najaar 2021

Volgt begroting 2023

37.000 hectare uitbreiding

1. Oppervlakte ANLb beheerd landbouwareaal

Via het integreren van natuur in het landbouwbedrijf verbetert de kwaliteit van het ecosysteem, neemt de druk op het milieu af en ontstaan meer foerageer- en schuilplekken voor specifieke soorten. Om deze ontwikkeling te stimuleren, zet LNV een scala aan instrumenten in, waaronder het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Via dit instrument sluiten provincies beheerpakketten af met collectieven van boeren voor op natuurwaarden gericht landbouwbeheer in (potentiële) leefgebieden van de betreffende soorten. Deze liggen buiten de bestaande natuurgebieden. Het kengetal »oppervlakte ANLb beheerd landbouwareaal» illustreert de ontwikkeling van het areaal agrarisch gebied waarin natuur en landbouw met elkaar verbonden worden. Het kengetal geeft weer op hoeveel areaal de ecologische randvoorwaarden worden verbeterd voor (dier)soorten van internationaal belang. Of de populaties van die soorten daadwerkelijk toenemen, hangt van meer factoren af.

2. Uitbreiden bossen in Nederland

Rijk en provincies hebben in de landelijke Bossenstrategie uit 2020 een ambitie gesteld om het areaal bos in Nederland met 37.400 hectare te vergroten tot en met 2030 (Kamerstuk 33576, nr. 202). Die ambitie past in een bredere doelstelling om natuur, gezondheid en klimaat een positieve impuls te geven. Uit de meest recente Nederlandse Bos Inventarisatie4 blijkt dat per 1 januari 2021 er in Nederland 363.801 hectare bos was. Daarmee is het startpunt voor de in de landelijke Bossenstrategie beoogde toename van het bosareaal bekend en komt de ambitie neer op 401.201 hectare in 2030. Een programmering met jaarlijkse tussendoelen, gebaseerd op de individuele plannen van de provincies, volgt eind 2022. Vanaf 2023 wordt de toename jaarlijks gemeld in de Voortgangsrapportage Natuur aan de Eerste en Tweede Kamer.

Bron: Zevende Nederlandse Bosinventarisatie www.wur.nl/nl/Onderzoek-Resultaten/Onderzoeksinstituten/Environmental-Research/Projecten/Bosinventarisatie.htm

Om de effecten van beleid te kunnen voorspellen gebruikt het Planbureau van de Leefomgeving (PBL) het VHR-doelbereik, waarin modelmatig berekend wordt welk effect de stikstofdepositie, grondwaterstand, zuurgraad van de bodem en ruimtelijke condities (omvang en inrichting Natuurnetwerk Nederland) hebben op de staat van instandhouding.

Het getal van afgerond 56% voor 2020 betekent dat met de huidige condities er voor ongeveer 56% van de soorten een duurzame instandhouding kan worden bereikt. Deze indicator werd ook gebruikt in de eerste evaluatie van het Natuurpact (Kamerstuk 33576, nr. 118).

In deze modelberekening zijn (meet)gegevens van provincies en RIVM gebruikt over stikstofdepositie, natuurinrichting en -uitbreiding. Actuele bodem- en grondwatercondities zijn nog niet beschikbaar.

Kenmerkende soorten zoogdieren, broedvogels, reptielen en vlinders van natuurgebieden op land zijn sinds 1990 gemiddeld afgenomen. Er is een groot verschil tussen de ontwikkelingen in bossen en die in open natuurgebieden. In de bossen is de trend sinds 1990 stabiel, maar de laatste 12 jaar is een matige toename waar te nemen. In de open natuurgebieden is juist sprake van een afname van 50 procent.

Veel kenmerkende diersoorten van het agrarisch leefgebied nemen af. Vooral broedvogels en dagvlinders gaan achteruit. Bij de zoogdieren houdt het aantal vooruitgaande, stabiele en achteruitgaande soorten elkaar in evenwicht.

De figuren geven de trend weer van de ontwikkelingen van soorten in respectievelijk natuurgebieden op land en in het agrarisch gebied.

DOELSTELLING: STREVEN NAAR EEN DUURZAME EN ECONOMISCH RENDABELE VISSERIJSECTOR

● Mate van duurzame bevissing

       

Omschrijving

Basis- of Referentiewaarde en jaar

Huidige waarde en jaar

Streefwaarde en jaar

Het percentage duurzaam bevist, van de door Nederlandse vissers gericht beviste bestanden.

Basiswaarde 2019 per vlootsegment: Pelagisch: 0,98 Grootschalige boomkor: 1,01

De laatst bekende waarde is 2019.

1 (of lager)

DOELSTELLING: BORGEN EN BENUTTEN VAN EEN KWALITATIEF HOOGWAARDIGE KENNIS- EN INNOVATIE- EN ONDERZOEKSINFRASTRUCTUUR
 

● Klanttevredenheid uitgevoerd onderzoek WR

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2021

Raming 2023

Streefwaarde

Planning

8,4

2020

8,9

8,5

8

2022

      
 

● Kennisbenutting uitgevoerd onderzoek WR door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2021

Raming 2023

Streefwaarde

Planning

93%

2020

98,7

93%

>80%

2022

      
 

● Percentage innoverende agrarische bedrijven

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2020

Raming 2021

Streefwaarde

Planning

7%

2018

0,09

0,1

10%

2025

      
 

● Aandeel technologische landbouw goederen in de totale landbouwexport

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2020

Raming 2021

Streefwaarde

Planning

9,30%

2020

9,10%

10%

12%

2021

  
      
 

●Aantal toegekende vouchers voor bedrijfsadviezen aan boeren en tuinders gericht op kringlooplandbouw en duurzaam en klimaatbestendig ondernemen.

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2022

Raming 2023

Streefwaarde

Planning

0

2020

10.160

4.300

14.460

2023

      
 

●Verhouding duurzame / totale investeringen (bron: WEcR)

      

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2020

Raming 2021

Streefwaarde

Planning

16%

2018

18%

25%

30%

2025

Toelichting

1. Klanttevredenheid uitgevoerd onderzoek WR en 2. Kennisbenutting uitgevoerd onderzoek WR

De scores in bovenstaande tabel tonen de gerealiseerde waarden van klanttevredenheid en kennisbenutting voor het onderzoek dat WR uitvoert. Alle TO2-instituten (waaronder Wageningen Research (WR)) meten met dezelfde uniforme methode de klanttevredenheid en kennisbenutting. De streefwaardes zijn samen met EZK vastgesteld voor alle TO2-instituten.

3. Percentage innoverende agrarische bedrijven

Dit geeft het percentage van de bedrijven weer dat product- of procesinnovaties heeft doorgevoerd. Het gaat hierbij zowel om bedrijven die als eerste bedrijf iets nieuws hebben doorgevoerd als om innovatieve volgers (vroege volgers).

4. Aandeel technologische landbouw goederen in de totale landbouwexport

Deze indicator geeft het technologisch aandeel (kennis en innovatie omgezet in goederen/diensten in de vorm van oa. Kassen- en machinebouw) van de aan de landbouw gerelateerde goederen weer in de totale landbouwexport van alle goederen. Bron: CBS tot en met oktober 2020, raming november - december 2020 door WUR en CBS.

5. Aantal toegekende vouchers voor bedrijfsadviezen

Deze indicator toont het aantal toegekende vouchers voor bedrijfsadviezen aan boeren en tuinders over bedrijfsspecifieke vragen en behoeften gericht op aandachtsgebieden binnen de kringlooplandbouw en duurzaam en klimaatbestendig ondernemen met tot doel om te komen tot bedrijfsaanpassingen in de eigen landbouwpraktijk. Voorbeelden van aandachtsgebieden zijn ondermeer stikstofreductie, precisielandbouw, weerbare teelten, duurzaam bodembeheer, biodiversiteit, persoonlijke ontwikkeling van de ondernemer en de verduurzaming van zijn bedrijf, Boeren en tuinders die een voucher hebben toegekend gekregen ontvangen een bedrijfsadvies op maat door een onafhankelijke erkende bedrijfsadviseur. 

6. Verhouding duurzame / totale investeringen

Deze indicator drukt het bedrag aan duurzame investeringen uit ten opzichte van het bedrag van de totale investeringen in de landbouw.

7. Percentage innoverende agrarische bedrijven

Dit geeft het percentage van de bedrijven weer dat product- of procesinnovaties heeft doorgevoerd. Het gaat hierbij zowel om bedrijven die als eerste bedrijf iets nieuws hebben doorgevoerd als om innovatieve volgers (vroege volgers).

8. Impact Missiegedreven innovaties voor landbouw, water, voedsel

Voor effectmonitoring en -evaluatie van de impact van missiegedreven innovaties voor landbouw, water en voedsel geldt een ingroeimodel. Immers, de missiegedreven innovaties zijn pas in 2020 goed van start gegaan. Zeker kan de impact nu nog niet bepaald worden, wel de input. Deze wordt aan de hand van een aantal core-kpi’s gemeten zoals type partners, hun financiële inbreng, de verhouding tussen publieke en private financiering en de koppeling aan maatschappelijke opgaven of sleuteltechnologieën. Deze informatie zal per brief in oktober 2021 aan de Tweede Kamer worden gemeld. In een volgende fase kunnen tussenresultaten gemeld worden zoals de Technology Readiness Levels (TRL’s) die iets zeggen over de rijpheid van innovaties, aantal succesvol afgeronde projecten, aantal publicaties, aantal prototypen, aantal patenten, aantal demonstrators, de spin-of en spin-out en het aantal vernieuwde producten, processen end diensten dat op de markt is gebracht. In een laatste fase is op basis van deze informatie in kwalitatieve zin iets te zeggen over de totale impact van

4

Hierbij wordt de methodologie van de klimaatafspraken binnen de VN gebruikt, waarvoor bos groter dan 0,5 hectare wordt meegenomen Dit wijkt enigszins af van de Nederlandse wetgeving, die vanaf 0,1 hectare van ‘bos’ spreekt.

Licence