Inleiding
Deze bijlage biedt inzicht in de Europese geldstromen die relevant zijn voor de beleidsterreinen van LVVN. Er wordt ingegaan op de uitvoering van het GLB voor de periode 2023-2027 conform het vastgestelde Meerjarig Financieel Kader.
Meerjarig Financieel Kader
Op 21 juli 2020 bereikte de Europese Raad overeenstemming over het MFK voor de periode 2021 ‒ 2027. Het akkoord betekent voor Nederland een totale bijdrage vanuit de Europese Commissie van € 5,6 mld. (ELGF: € 4,2 mld.; ELFPO: € 1,4 mld.; EMFAF: € 139 mln.).
De Europese Commissie heeft op 16 juli 2025 haar voorstel voor het volgende MFK gepubliceerd. In aanloop naar het nieuwe MFK werkt het ministerie van LVVN nauw samen met de andere departementen om de gezamenlijke Nederlandse inzet te bepalen.
De verschillende EU-programma’s en EU-fondsen
Voor de uitvoering in gedeeld beheer van het Europees beleid worden vanuit de Europese Commissie eisen gesteld aan de uitvoering door de lidstaten. Deze eisen zijn vastgelegd in EU-Verordeningen en zijn uitgewerkt in Gedelegeerde- en Uitvoeringshandelingen en bijbehorende richtsnoeren. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de geharmoniseerde en eenduidige uitvoering van het EU-beleid.
Voor de uitvoering van het EU-beleid stelt de Europese Commissie een aantal Europese fondsen aan de lidstaten beschikbaar. Voor LVVN zijn de volgende EU-fondsen relevant:
1. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) eerste pijler: het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF);
2. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) tweede pijler: het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);
3. Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB): het European Maritime, Fisheries and Aquaculture Fund (EMFAF).
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)
Binnen het GLB zijn twee pijlers te onderscheiden. De eerste pijler bestaat uit inkomenssteun aan landbouwers en markt- en prijsbeleid. Met behulp van de basisinkomenssteun (BISS) richt deze pijler zich op het stabiliseren van landbouwinkomens en door middel van de eco-regeling wordt ingezet op een verduurzaming van de sector. De herverdelende inkomenssteun (CRISS) is een aanvullende subsidie die bedoeld is om kleinere en middelgrote landbouwbedrijven te steunen. De tweede pijler betreft het plattelandsbeleid. Financieringsinstrumenten uit deze pijler leveren een bijdrage aan de meeste EU-prioriteiten op het gebied van plattelandsontwikkeling waaronder kennisoverdracht en het bevorderen van de concurrentiepositie van de landbouw. Verder richt het zich op de kwaliteit en, via een vergrote inspanning, verduurzaming van alle plattelandsgebieden in de EU.
Nederland heeft op basis van de GLB-verordeningen een Nationaal Strategisch Plan (NSP) opgesteld, waarmee uitvoering wordt gegeven aan het GLB voor de periode 2023-2027.
1. GLB pijler 1: het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)
Hieronder volgen de belangrijkste maatregelen van het Europese Landbouw garantiefonds (ELGF):
1a. Inkomenssteun voor boeren
Er geldt een vaste hectarebetaling als basisinkomenssteun die voor iedere landbouwer gelijk is. Voor alle hectarebetalingen moeten landbouwers voldoen aan de conditionaliteiten: randvoorwaarden waaraan de landbouwers moeten voldoen om in aanmerking te komen voor grondgebonden toeslagen (BISS,CRISS, eco-regeling en ANLb), de zogenaamde ‘base line’. De voorwaarden hebben betrekking op leefomgeving, klimaat, volksgezondheid, dier- en plantgezondheid en dierenwelzijn. Naast de basisinkomenssteun is er ter ondersteuning van de kleinere landbouwbedrijven de herverdelingssteun, waarbij alle landbouwers voor de eerste 40 hectaren een extra premie ontvangen. De Eco-regeling is een instrument dat doelgerichte betalingen voor inspanningen op het terrein van biodiversiteit, klimaat, bodem en lucht, water en landschap mogelijk maakt. Hiermee worden landbouwers gestimuleerd te investeren in een duurzame landbouw. In de periode 2023-2027 zal de basisinkomenssteun geleidelijk worden afgebouwd ten gunste van duurzaamheidsmaatregelen in de tweede pijler, door overheveling van budget uit de eerste pijler.
1b. Aanvullende inkomenssteun voor jonge boeren
De aanvullende inkomenssteun voor jonge boeren zal de komende jaren worden uitgefaseerd door deze alleen nog uit te betalen aan jonge boeren die in de vorige GLB-periode (2014-2022) een aanvraag hiervoor hebben gedaan en nog niet de volle vijfjaarsperiode hebben benut. In het huidige GLB is steun aan jonge boeren ondergebracht in de tweede pijler. Zie verder hieronder in de paragraaf over ELFPO.
1c. Markt- en prijsbeleid
Met de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten wordt beoogd een gelijk speelveld voor de landbouw in de EU te realiseren. Nederland meent dat marktoriëntatie het uitgangspunt moet zijn voor het realiseren van de doelen van het GLB, zoals het bevorderen van het optimale gebruik van productiefactoren, verwerven van een redelijk inkomen door landbouwers, en verzekeren van redelijke prijzen voor consumenten. In de GMO-verordening (Vo. 1308/2013) is een vangnet voorzien voor landbouwmarkten bestaande uit marktondersteunende instrumenten (bv. openbare interventie en steun voor particuliere opslag), uitzonderlijke crisismaatregelen en steun aan bepaalde sectoren. Voorafgaand aan een jaar is niet te zeggen of en zo ja hoeveel steun zal worden gegeven aan marktondersteunende en crisismaatregelen aangezien deze onvoorspelbaar zijn. Voor Nederland is voorts de financiering van zogenaamde operationele programma’s van producentenorganisaties in de groente- en fruitsector relevant. Een ander relevant voorbeeld betreft het bijenprogramma. Van belang voor Nederland is ook de steun die op grond van de GMO-verordening wordt gegeven voor het Europese programma voor schoolmelk en -groente en -fruit.
In het algemeen geldt dat subsidies in het kader van EU markt- en prijsbeleid, net als in het geval van directe betalingen, uitsluitend EU-middelen betreffen en er dus geen nationale middelen bij betrokken zijn. De schoolregeling wordt wel (waar nodig) met nationale middelen aangevuld om meer scholen te kunnen laten deelnemen. Dit bedraagt € 470.000 in totaal (€ 270.000 voor schoolgroente- en fruit, en € 200.000 voor schoolzuivel). Nederland draagt voorts de nationale uitvoeringskosten voor deze subsidies. Uitzondering hierop is het bijenprogramma. Hiervoor geldt 50% nationale cofinanciering.
2. GLB pijler 2: Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)
Vanaf 1 januari 2023 maakt het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) integraal onderdeel uit van het Nationaal Strategisch Plan (GLB-NSP), dat samen met de provincies wordt uitgevoerd. Het programma bestaat uit de volgende interventies: Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb), Productieve investeringen voor bedrijfsmodernisering op landbouwbedrijven, Niet-productieve investeringen voor landbouwbedrijven, Niet-productieve investeringen voor niet-landbouwbedrijven, Kennisverspreiding en informatie, Brede weersverzekering, Samenwerking voor gebiedsgerichte aanpak, Zeldzame Huisdierrassen, Veenweide, samenwerking voor generatievernieuwing, innovatie (EIP) en het versterken van het landelijk gebied (LEADER). De interventie Vestigingssteun jonge landbouwers en de interventie samenwerking voor generatievernieuwing zijn onder andere nieuw binnen het GLB-NSP. Met vestigingssteun wordt steun verleend aan een jonge landbouwer bij de start of overname van een bedrijf. Deze steun komt in de plaats van de aanvullende steun onder de eerste pijler van het GLB.
Anders dan onder het POP3- en POP3+-programma is de EU-bijdrage verlaagd van 50% naar 43%. De nationale cofinanciering is daarmee verhoogd naar 57%. Daarbij worden ook een aantal interventies onder (gedeelde) verantwoordelijkheid van de provincies uitgevoerd, die deze interventies ook van een (verplicht) co-financiering of top-up voorzien.
3. Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB): European Maritime, Fisheries and Aquaculture Fund (EMFAF)
Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld, zoals beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ten aanzien van controle & handhaving, datacollectie en ter bevordering van de stabiliteit van de vismarkt.
Ontwikkelingen EMFAF
Met het EMFAF ondersteunt Nederland het Gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) en in mindere mate het Europees Geïntegreerd Maritiem Beleid (GMB) (IenW). Het fonds loopt van 2021 tot en met 2027. Het EMFAF-programma is bedoeld voor de (middel)lange termijn en maakt middelen vrij om de uitdagingen voor deze periode aan te gaan. De hoofddoelen van het Nederlandse programma zijn:
– Het verder verduurzamen van de visserijvloot door innovatie;
– Rendementsverbetering en verduurzaming van de aquacultuurproductie en de verwerkende keten;
– Een bijdrage leveren aan natuuronderzoek en -behoud;
– Ervoor zorgen dat Nederland haar verplichtingen uit het GVB op het gebied van datacollectie en controle en handhaving nakomt.
Het EMFAF is inmiddels al ingezet voor een investeringsregeling voor de aanschaf van Mosselzaadinvanginstallaties (MZI’s), een investeringsregeling voor de aanschaf van een SCR-katalysator voor de garnalenvloot, een investeringsregeling voor de aanschaf van een blackbox-systeem voor de garnalenvisserij en innovatieregelingen voor visserij, aquacultuur en keten. De komende jaren zullen er onder meer middelen worden ingezet voor nieuwe innovatieregelingen. Daarnaast is er geld voor overheidsopdrachten, zoals datacollectie en controle, de uitzet van glas- en pootaal, fully documented fisheries en fishing for litter.
Financieel overzicht EMFAF
In 2022 is het EMFAF-programma goedgekeurd. De verdeling van de kosten van dit programma tussen overheid en begunstigden bedraagt in de meeste gevallen 50–50. Van het overheidsdeel komt gemiddeld 70% uit het EMFAF, de resterende 30% is nationale cofinanciering. Het daadwerkelijke kasritme van het EMFAF wordt ingegeven door het moment waarop Nederland uitgaven bij de EU declareert.