Base description which applies to whole site

Bijlage 4: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda

Inleiding en doelstelling

De Strategische Evaluatie Agenda (SEA) biedt een overzicht van de belangrijkste beleidsthema’s van een departement, een korte toelichting op de inzichtbehoefte en een daarbij passende agendering van evaluatieonderzoek. Deze SEA-bijlage is opgesteld om inzicht te bieden in de door LVVN verwachte inzichtbehoefte naar het onderliggende beleid dat de afgelopen jaren is uitgevoerd. Dit wordt geboden middels een evaluatieagenda en een toelichting hoe de agenda zich verhoudt tot de context van de onderliggende beleidsvelden.

Deze LVVN-SEA geeft aan hoe er de komende jaren inzichten verzameld worden over de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid van LVVN of het functioneren van organisaties die uitvoering geven aan dat beleid. Door een omvangrijke evaluatieagenda te programmeren, neemt het aantal bruikbare beleidsinzichten toe en daarmee onze kennis over het bereiken van onze departementale missie en onderliggende doelstellingen.

Bij het opstellen van de SEA is gebruik gemaakt van de aanbevelingen en best practices uit het rapport ‘Eerste ervaringen met de Strategische Evaluatie Agenda’ van Berenschot (2022). Aan de hand daarvan is een traject ingezet om tot een SEA te komen waar een grondige witte vlekken-analyse en beleidstheorie (per thema) aan ten grondslag ligt. Het verwerken van de aanbevelingen heeft geholpen om vast te stellen op welke thema’s evaluaties toegevoegd konden worden aan de SEA en de transparantie van de verantwoording te vergroten door inzicht te bieden in welke evaluaties op welk moment door het Ministerie worden uitgevoerd. Ook wordt beoogd om op feiten gebaseerde besluitvorming te bevorderen door evaluaties op een logischer moment te programmeren en de analyses te gebruiken voor de ontwikkeling van nieuw beleid. Voor de vier thema’s op de SEA zijn daarom ook de beleidstheorieën toegevoegd.

Leeswijzer SEA/opbouw SEA

De SEA kent een gelaagde opbouw en bestaat uit vier verschillende treden. Elke volgende trede gaat in op een dieper detailniveau:

-Trede 1: departementale missie

-Trede 2: hoofdthema's

-Trede 3: centrale doelstellingen

-Trede 4: evaluatieonderzoek

Trede 1 - Departementale missie:

Het Ministerie van LVVN zet zich in voor een toekomstbestendig voedselsysteem waarin voedselzekerheid, innovatie en het verdienvermogen van Nederlandse boeren, tuinders en vissers centraal staan. Daarnaast werken we aan robuuste natuur, als basis voor ons welzijn en verweven met onze dagelijkse leefomgeving. Natuurherstel en voedselproductie gaan hand in hand in het werken aan een vitaal landelijk gebied.

Trede 2 - Thema's:

Onder de departementale missie onderscheiden we vier thema's. Dat zijn: (1) Land- en tuinbouw, (2) Natuur, (3) Visserij en (4) Kennis en innovatie. Conform afspraak met de Kamer wordt periodiek (elke 4 tot 7 jaar), per thema verantwoording afgelegd over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid. Dit gebeurt via een periodieke rapportage (voorheen: beleidsdoorlichting).

Onder deze thema’s vallen evaluaties die meerdere doelen dienen. Zo zijn er activiteiten van LVVN die ook bijdragen aan de klimaatopgaves. Deze evaluaties volgen de handreiking klimaatevaluaties (opgesteld door het toenmalig Ministerie van Economische Zaken en Klimaat). De uitkomsten uit deze evaluatie worden meegenomen in de interdepartementale evaluatieonderzoeken naar de vordering van het klimaatbeleid.

Trede 3 - Centrale doelstellingen:

Elk thema kent een aantal centrale doelstellingen. Dit zijn de doelstellingen die opgenomen zijn in de onderliggende begrotingsartikelen. Om de relaties tussen de beleidsinstrumenten en deze doelen helder in kaart te brengen, is per thema een beleidstheorie opgesteld.

Een beleidstheorie is een momentopname (de beleidstheorie kan naar aanleiding van politieke keuzes of veranderend beleid over tijd veranderen) van de relaties tussen beleid en doelen. De beleidstheorie kan op het moment dat een thematische evaluatie plaatsvindt, gebruikt worden om een inschatting te maken van de samenhang van het beleid en daarmee of het overkoepelende beleid doeltreffend en doelmatig was. Daarnaast kan het gebruikt worden om de achterliggende beleidshypotheses te toetsen. Door per thema een beleidstheorie op te nemen, voldoet LVVN aan de aanbevelingen van de beleidsdoorlichtingen van het agro- en het natuurbeleid en de daaropvolgende kamerbrieven.23

Trede 4 - Evaluatieonderzoek:

Op het niveau van de centrale doelstellingen wordt relevant evaluatieonderzoek weergegeven. Evaluatieonderzoek wordt gebruikt om uitspraken te kunnen doen over het effect van beleid op de voortgang van doelstellingen. Het voorziet in benaderingen en methoden om valide en betrouwbare antwoorden te geven op vragen over de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid.

Toelichting inzichtbehoefte (overkoepelend)

De insteek achter de informatiebehoefte van LVVN is gebasseerd op twee uitgangspunten wat betreft evalueren: verantwoording en leren. Binnen LVVN wordt er vanuit een jaarlijkse cyclus gewerkt om de onderwerpen te verzamelen waar een verantwoordingsverplichting voor geldt, of een leerbehoefte bestaat. Aangezien deze twee uitgangspunten voor alle evaluaties gelden, kiest LVVN er voor om in deze toelichting uit een te zetten wat de algemene motivaties zijn voor verantwoorden of leren. Per evaluatie geven we aan of het om een verantwoordingsonderzoek gaat of een door beleid geïntieerde evaluatie gericht op een lerend proces.

Ter vereenvoudiging wordt in deze inleiding een harde scheidslijn gemaakt tussen verantwoordingsonderzoek en lerend evalueren. Deze scheidslijn is een sterke veralgemenisering van de praktijk, In de praktijk leiden veel verantwoordingsonderzoeken ook tot leereffecten en kunnen lerende evaluaties ook een verantwoordend effect hebben. Het onderscheid van opzet ligt vooral in de aanleiding en methodologische opzet van de evaluaties.

Waarom worden deze onderzoeken uitgevoerd?

Verantwoordingsonderzoek:

De Regeling periodiek evaluatieonderzoek (RPE) bepaalt dat beleid periodiek geëvalueerd moet worden om het doelbereik, de doeltreffendheid en doelmatigheid daarvan inzichteljk te maken. Deze verantwoordende evaluaties worden met de term ‘ex-post’ evaluatie aangeduid in deze SEA. Het doel van ex-post evalueren is om op regeling niveau kennis te verzamelen over de effectiviteit van het beleid en daaropvolgend voldoende informatie te hebben om overkoepelende beleidsthema’s periodiek door te lichten. Verantwoordingsonderzoek is van belang vanuit het oogpunt dat de Rijksoverheid inzichtelijk moet maken hoe belangrijke maatschappelijke doelen dichterbij worden gebracht. Daarnaast wordt de overheid geacht om spaarzaam om te gaan met de schaarse middelen die het tot de beschikking heeft. Daarbij is het van belang dat het beleid rechtvaardig, legitiem en zonder negatieve neveneffecten is.

Lerende evaluaties:

Bij aanvang van nieuw beleid of gedurende de looptijd van beleidsinstrumenten kan er de behoefte ontstaan om inzichten te verzamelen over de loop hiervan. Deze tussentijdse evaluaties worden in deze SEA getypeerd als ex-durante of ‘lerende evaluaties’s. Waar de ex-durante evaluaties vaak zowel een verantwoordende als lerende component hebben richten de lerende evaluaties zich vooral op de samenwerking tussen de belanghebbenden en de rol van de overheid binnen een beleidsveld. Lerende evaluaties geven vaak aanbevelingen over de aanpak richting complexe overheidsopgaven of dragen heel specifiek bij aan de doorontwikkeling van één van de beleidsinstrumenten van LVVN.

Verwachte kennisinzichten:

Voor alle verantwoordende evaluaties stelt LVVN de vraag of het beleid doeltreffend en doelmatig is geweest. Naast deze verplichte hoofdvraag wordt er per evaluatie een aantal beleidshypotheses opgesteld die per beleidsinstrument verschillen. Deze beleidshypotheses worden aan de hand van een aantal deelvragen beantwoord. De deelvragen beslaan onderwerpen zoals de interactie tussen uitvoering van beleid, de handhaafbaarheid van wet/regelgeving, de duurzaamheid van het beleid en in hoeverre het beleid doenbaar is. LVVN volgt een werkwijze waarin elke evaluatie wordt begeleid door een expert op het gebied van evaluaties. Daarnaast wordt er per evaluatie een specifieke methode ontwikkeld waardoor de kennisinzichten per beleidsinstrument zeer specifiek uitgevraagd kunnen worden.

Voor de lerende evaluaties ligt de kennisbehoefte vaak in het thema interberstuurlijke of maatschappelijke samenwerking. De evaluaties richten zich vaak op de rol van de overheid binnen bestaande netwerken of de rol die de overheid inneemt binnen een maatschappelijk vraagstuk. In lerende evaluaties wordt ook de ruimte genomen om te evalueëren of paradigma die gelden vanuit de overheidsaanpak nog valide zijn of dat er eventueel een herziene aanpak nodig is. Lerende evaluaties bieden goede inzichten in de kwaliteit van processen en aanbevelingen om samenwerkingsverbanden te versterken.

THEMA 1: Land- en tuinbouw

Het thema land- en tuinbouw omvat het beleid dat gericht is op de sociaal-economische positie van boeren, duurzame veehouderij, glastuinbouw, weerbare planten en teeltsystemen, mestbeleid, diergezondheid, dierenwelzijn, voedselzekerheid, internationale samenwerking (agro-domein) en overige bijdrages.

Dit beleid komt samen in het overkoepelende hoofddoel:

Een weerbaar, veerkrachtig en veilig functionerend land- en tuinbouw- en voedselsysteem, dat internationaal concurrerend is, met aandacht voor dierenwelzijn, waarbinnen zorgvuldig wordt omgegaan met natuurlijke hulpbronnen en waar opbrengsten en reststromen zo efficiënt en hoogwaardig mogelijk worden (her)benut.

Door beleid hierop te maken, draagt LVVN bij aan de volgende subdoelstellingen:

  • 1. Het versterken van de concurrentiekracht van duurzame agroketens

  • 2. Bevorderen van voedselzekerheid in de wereld

  • 3. Borgen van voedselveiligheid en voedselkwaliteit

  • 4. Vergroten maatschappelijke waardering van landbouw/voedsel

  • 5. Verduurzaming productie en consumptie (door middel van kringlooplandbouw)

  • 6. Bevorderen plantgezondheid

  • 7. Bevorderen diergezondheid

  • 8. Bevorderen dierenwelzijn

Vorige beleidsdoorlichting:

2019

Volgende periodieke rapportage:

2025

Toelichting periodieke rapportage Land- en tuinbouw:

De periodieke rapportage (syntheseonderzoek) trekt op basis van de onderliggende beleidstheorie (figuur 3) en voortbordurend op de inzichten van de geprogrammeerde evaluaties, conclusies over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid dat onder dit thema valt. De belangrijkste bron voor deze periodieke rapportage zijn inzichten die worden opgedaan uit deze reeds geplande evaluatieonderzoeken. Aanvullend kan er gebruik worden gemaakt van de conclusies uit het syntheseonderzoek van artikel 23 (kennis en innovatie ‒ 2024). De vanaf 2019 opgeleverde en geplande evaluatieonderzoeken binnen het thema land- en tuinbouw worden hieronder per centrale doelstelling weergegeven.

Figuur 3 Beleidstheorie thema Land- en tuinbouw

Tabel 38 Evaluatieoverzicht Thema 1 - Land- en tuinbouw

Doelstelling

Evaluatieplanning

Type onderzoek

Afronding

Status

Begrotingsartikel(en)

Versterken concurrentiekracht duurzame agroketens

Garantstelling Landbouw (2010-2016)

Ex post

2019

Afgerond

21, 24

 

MEI/EG/Meerjarenafspraak energietransitie glastuinbouw

Ex post

2020

Afgerond

21, 24

 

Tussenevaluatie vermogensversterkende kredieten

Ex post

2022

Afgerond

21, 24

 

Landbouwvrijstelling

Ex durante/Fiscaal

2024

Afgerond

N.v.t.

 

Brede weersverzekering

Ex durante/Fiscaal

2024

Afgerond

21, 24

 

Wet oneerlijke handelspraktijken

Ex post

2025

Afgerond

21, 24

 

Borgstelling MKB-Landbouwkredieten

Ex post

2025

Afgerond

21, 24

 

MEI/EG regelingen glastuinbouw

Ex post

2025

In uitvoering

21, 24

Bevorderen van voedselzekerheid in de wereld

Voedselzekerheid

Ex post

2019

Afgerond

21, 24

Borgen van voedselveiligheid en voedselkwaliteit

Instrument ketenborging.nl

Ex post

2020

Afgerond

21, 24

 

Voedingscentrum

Ex post

2020

Afgerond

21, 24

 

COKZ

Ex post

2021

Afgerond

21, 24

 

Actieplan voedselveiligheid

Ex post

2021

Afgerond

21, 24

 

Voedselagenda/voedselverspilling

Ex post

2022

Afgerond

21, 24

 

Agentschapsdoorlichting NVWA

Agentschaps-doorlichting

2024

Afgerond

21, 24

Verduurzamen productie en consumptie

Wet gewasbeschermingsmiddelen/beleidsnota Gezonde Groei, Duurzame Oogst

Ex post

2019

Afgerond

21, 24

 

MEI/EG/Meerjarenafspraak energietransitie glastuinbouw

Ex post

2020

Afgerond

21, 24

 

Ondersteuning projecten biologische sector

Ex post

2020

Afgerond

21, 24

 

Fonds kleine toepassingen

Ex post

2020

Afgerond

21, 24

 

Collectief stelsel Agrarisch natuur en landschapsbeheer

Ex durante

2021

Afgerond

22, 24

 

GLB/NSP

Ex ante

2021

Afgerond

21, 24

 

Bureau Erkenningen

Ex ante

2021

Afgerond

21, 24

 

Stichting zeldzame huisdieren

Ex post

2021

Afgerond

21, 24

 

Nationaal programma landbouwbodems

Ex durante

2022

Afgerond

21, 24

 

Investeringsfonds duurzame landbouw

Ex ante

2022

Afgerond

21, 24

 

College ter beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Ex post

2022

Afgerond

21, 24

 

Subsidieregeling sanering varkenshouderijen

Ex post

2023

Afgerond

21, 24

 

Wet gewasbescherming en biociden

Ex post

2025

In uitvoering

21, 24

 

MEI/EG regelingen glastuinbouw

Ex post

2025

In uitvoering

21, 24

 

Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv)

Ex post

2025

In uitvoering

21, 24

 

Geactualiseerd Nederlands actieplan duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen

Ex post

2025

Te starten

21, 24

 

Integrale aanpak methaan en ammoniak via het voer- en dierspoor

Ex post

2025

Te starten

21, 24

 

Regeling kunstmestvervanging en mestverwerking

Ex post

2026

Te starten

21, 24

 

Bossenstrategie

Ex post

2026

Te starten

22, 24

 

Evaluatie meststoffenwet

Ex post

2027

Te starten

21, 24

 

Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv)

Ex post

2027

Te starten

21, 24

 

Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus)

Ex post

2027

Te starten

21, 24

 

Evaluatie actieplan biologische landbouw

Ex durante

2027

Te starten

21, 24

 

Actieprogramma bodem en klimaatadaptatie

Ex post

2027

Te starten

21, 24

 

Investeringsfonds duurzame landbouw

Ex post

2027

Te starten

21, 24

Bevorderen plantgezondheid

Keurings- en toezichtslandschap

Brede analyse

2020

Afgerond

21, 24

 

Handhavingsinstrumentarium Keuringsdiensten binnen de Zaaizaad en plantgoedwet

Ex post

2022

Afgerond

21, 24

 

Plantaardige keuringsdiensten (NAK, Naktuinbouw, BKD, KCB)

Ex post

2023

Afgerond

21, 24

 

Raad voor Plantenrassen

Ex post

2023

Afgerond

21, 24

 

Staat van plantgezondheid

Brede analyse

2023

Afgerond

21, 24

 

Skal Biocontrole

Ex post

2024

Afgerond

21, 24

Bevorderen diergezondheid

Diergezondheidsfonds

Ex post

2019

Afgerond

21, 24

 

Evaluatie van de uitbraak van Sars-Cov-2 in de nertsenhouderij

Ex post

2021

Afgerond

21, 24

 

Evaluatie van de vogelgriepuitbraken in het seizoen 2020/2021/2022

Ex post

2023

Afgerond

21, 24

 

Evaluatie basismonitoring diergezondheid

Ex durante

2025

In uitvoering

21, 24

Bevorderen dierenwelzijn

Wet Dieren

Ex post

2020

Afgerond

21, 24

 

Centrale commissie dierproeven

Ex post

2021

Afgerond

21, 24

 

Inbeslaggenomen goederen (IBG) en Landelijke inspectiedienst dierenbescherming (LID)

Ex post

2021

Afgerond

21, 24

 

Landelijk informatiecentrum Gezelschapsdieren (LICG)

Ex post

2021

Afgerond

21, 24

 

Stichting zeldzame huisdieren

Ex post

2021

Afgerond

21, 24

 

Nationaal comité advies dierproevenbeleid

Ex post

2022

Afgerond

21, 24

 

Stelselevaluatie vergunningsproces voor proefdieronderzoek

Ex post

2022

Afgerond

21, 24

 

Effecten van de bestuurlijke boete Wet dieren in de praktijk

Ex post

2023

Afgerond

21, 24

 

Identificatie en registratie hond

Ex post

2026

Te starten

21, 24

Overige evaluaties

Onderzoeksrapporten van de Auditdienst Rijk (ADR) over de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

Onderzoek

2019

Afgerond

N.v.t.

 

Onderzoek kostentoerekening en doelmatigheid NVWA

Onderzoek

2020

Afgerond

N.v.t.

 

Energiebelasting verlaagd tarief glastuinbouw

Fiscaal

2021

Afgerond

N.v.t.

 

Brede evaluatie van het verlaagde btw-tarief (incl. sierteelt)

Fiscaal

2023

Afgerond

N.v.t.

 

Evaluatie tegemoetkomingsregelingen (COVID-19)

Ex post

2025

In uitvoering

21, 24

 

Brede evaluatie fiscale regelingen Bos/Natuur/Cultuur

Fiscaal

2025

In uitvoering

N.v.t.

Toelichting per centrale doelstelling

1. Versterken van de concurrentiekracht van duurzame agroketens:

LVVN draagt door middel van verschillende activiteiten bij aan het versterken van de concurrentiekracht van duurzame agroketens. LVVN stimuleert duurzaam ondernemen, uitwisseling van kennis, samenwerking tussen verschillende ketenpartijen en neemt risico’s weg rondom financiering en onverwachte omstandigheden. Een deel van deze activiteiten valt onder dit thema en een deel wordt gedekt via het thema kennis en innovatie. Om een goed beeld te krijgen van de vooruitgang op deze doelstelling, worden door LVVN ingezette fiscale-, financiële- en risicomitigerende instrumenten geëvalueerd. Afgelopen jaar zijn in dit kader de Wet oneerlijke handelspraktijken en borgstelling MKB-Landbouwkredieten geëvalueerd.

2. Bevorderen voedselzekerheid in de wereld:

Het bevorderen van mondiale voedselzekerheid is een gezamenlijke opgave van de Ministeries van LVVN en Buitenlandse Zaken (BZ). De inzet van het Ministerie van LVVN richt zich vooral op de beleidsbeïnvloeding van en uitvoering door multilaterale organisaties, waaronder de Food and Agriculture Organization (FAO) en het Committee on World Food Security (CFS), en daarnaast op de bilaterale samenwerking tussen Nederland en landen waar een landbouwraad is geaccrediteerd. De internationale agenda van LVVN is hierbij leidend. Inhoudelijk ligt het accent op de thema’s: a) Transitie duurzaam voedselsysteem en circulaire landbouw; b) Opgaven klimaat en natuurlijke hulpbronnen; c) Internationale markten en duurzame, efficiënte ketens en d) Ontwikkelen van kennis en technologie op landbouwgebied. Na het afronden van de huidige periodieke rapportage zal worden bezien of het passend is om onderweg naar de volgende periodieke rapportage wederom een evaluatie naar voedselzekerheid te plannen.

3. Borgen van voedselveiligheid en voedselkwaliteit:

De voedselveiligheid en -kwaliteit wordt geborgd door inzet van meerdere (semi)-publieke organisaties. Het gewenste effect achter dit beleid is dat door middel van de uitvoering ervoor gezorgd wordt dat het voedselveiligheidsstelsel in Nederland waarborgt dat geproduceerd voedsel voldoet aan (Europese) veiligheidseisen. De voortdurende controle van de veiligheid en kwaliteit van voedsel biedt voldoende inzicht in de actuele stand van zaken. Zo is recent de agentschapsdoorlichting van de NVWA opgeleverd. Verder kan er voor deze doelstelling een beroep gedaan worden op de inzichten uit de evaluaties van de wettelijke onderzoekstaak Voedselveiligheid beleid (LVVN) en handhaving (NVWA).

4. Vergroten maatschappelijke waardering van landbouw/voedsel:

In de politiek-maatschappelijk vereiste transitie van de (Nederlandse) landbouw is het vergroten van maatschappelijke waardering van landbouw en voedsel van toenemend belang. Dit draagt bij aan het vergroten van waardering van de producenten van ons voedsel en het tegengaan van voedselverspilling. Ook biedt het handelingsperspectief aan consumenten om een duurzamere (en gezondere) keuze te maken ten aanzien van het voedselpatroon en biedt het een stimulans aan verduurzaming van het aanbod en de productie van duurzamere producten.

5. Verduurzaming productie en consumptie:

De randvoorwaarden (natuur en stikstof, klimaat, gewasbescherming en waterkwaliteit, o.a. via meststoffen) bepalen de ruimte waarbinnen de land- en tuinbouw economisch rendabel kan produceren. Het doel van dit beleid is om de ecologische ruimte voor land- en tuinbouw te bepalen, waarbij inzicht gewenst is in de effecten hiervan op zowel de beoogde doelen als de economische mogelijkheden voor betrokken ondernemers. De genoemde evaluaties dekken de verschillende domeinen (en instrumentering daarvan) en geven daarmee aanknopingspunten om tot een goede thematische evaluatie te komen. De komende jaren staan er meerdere evaluaties gepland om meer inzicht te bieden in de verduurzaming van productie en consumptie.

6. Bevorderen plantgezondheid:

Het Ministerie van LVVN heeft de Europese verplichting om plantgezondheid te bevorderen en borgen, zowel van in Nederland geteeld plantmateriaal als via Nederland doorgevoerd plantmateriaal. Dit vraagt om borging en handhaving van deze verplichtingen door verschillende (al dan niet onderling samenwerkende) uitvoeringsorganisaties zoals plantaardige keuringsdiensten. Evaluaties geven zicht op de werking van deze organisaties in relatie tot de gestelde taak én de realisatie van de EU verplichtingen, en geven zo nodig aanbevelingen om zwakke punten te verbeteren. Zo hebben de afgelopen jaren onder andere evaluaties plaatsgevonden naar de plantaardige keuringsdiensten en het handhavingsinstrumentarium binnen de Zaaizaad- en plantgoedwet.

7. Bevorderen diergezondheid:

Het doel van het beleid is om dierziekten zoveel mogelijk te voorkomen, vroegtijdig op te sporen en effectief te bestrijden waar noodzakelijk. Op het gebied van antibioticabeleid krijgt LVVN jaarlijks een rapportage van de onafhankelijke stichting Autoriteit Diergeneesmiddelen. Daarnaast is in 2021 een expert-rapport zoönosen verschenen, die samen met de evaluatie van de uitbraak van Sars-Cov-2 in de nertsenhouderij de basis vormt voor het Nationaal Actieplan Zoönosen. Ook staat dit jaar een evaluatie gepland naar de basismonitoring diergezondheid. De uitgevoerde en geplande evaluaties bieden momenteel voldoende inzicht in het beleidsterrein diergezondheid.

8. Bevorderen dierenwelzijn:

Veruit de meeste normen voor dierenwelzijn bij (landbouwhuis)dieren, transport voor dieren en het doden van landbouwhuisdieren zijn gebaseerd op EU-wetgeving. LVVN zet zich om het niveau van dierenwelzijn verder te verhogen. Voor gezelschapsdieren zijn relatief minder specifieke normen in (EU)-regelgeving opgenomen. In de praktijk worden problemen met dierenwelzijn bij gezelschapsdieren veelal veroorzaakt door gebrek aan kennis bij huisdiereigenaren over de lichamelijke en gedragsmatige behoeftes van de dieren. Daarom wordt naast wetgeving voor gezelschapsdieren voornamelijk ingezet op het instrument communicatie (Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren). Daarnaast is handhaving van belang, dat wordt uitgevoerd door de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID). De genoemde evaluaties geven zicht op de werking van het (regelgevend) instrumentarium, de handhaving, en geven aanbevelingen om (de uitvoering van) het instrumentarium in de praktijk zo nodig te versterken. 

THEMA 2: Natuur

Het thema Natuur omvat het deel van het natuurbeleid waarvoor de Rijksoverheid verantwoordelijk is. De Rijksoverheid is systeemverantwoordelijke voor de natuur op land en zowel uitvoerend als systeemverantwoordelijke voor de natuur in de grote wateren. Onder dit thema vallen taken als het terugbrengen en voorkomen van invasieve exoten en het functioneren van Staatsbosbeheer.

De laatste doorlichting van het begrotingsartikel Natuur (voormalig begrotingsartikel 12) vond plaats in 2020/21 en is eind 2021 met de Kamer gedeeld. In de kamerbrief, volgend op de doorlichting, werd aangegeven dat er door LVVN een beleidstheorie opgesteld zou worden voor het overkoepelende natuurbeleid (Rijksrol) en dat er een verbeteringsslag moest plaatsvinden omtrent het tijdig in kaart brengen van witte vlekken. Deze aanbevelingen zijn door LVVN opgevolgd en de producten hieruit (beleidstheorie en witte vlekken-analyse) liggen ten grondslag aan de evaluaties die in dit thema genoemd worden. De grootste uitdaging waar in de vorige periodieke evaluatie tegenaan werd gelopen, was de scope van het onderzoek. Een vaak terugkomende vraag was: moet het gehele natuurbeleid worden meegenomen in het onderzoek of alleen het door het Rijk uitgevoerde beleid? In deze SEA is ervoor gekozen om voor de huidige periode het Rijksbeleid op te nemen, aangezien het naar de provincies gedecentraliseerde natuurbeleid een autonome bevoegdheid van provincies betreft waar het Rijk niet op kan sturen. Natuurlijk zijn er inhoudelijk wel raakvlakken. In 2025 wordt, op verzoek van het Interprovinciaal Overleg en LVVN gezamenlijk, een onderzoek uitgevoerd naar de balans tussen taken, middelen en uitvoeringskracht van het gedecentraliseerde natuurbeleid.

Uit de overkoepelende doelstelling van het Rijksnatuurbeleid en daaronder hangende subdoelstellingen komen de belangrijkste onderwerpen waarin de komende jaren inzicht moet worden verworven voor het in kaart brengen van de doeltreffendheid. Deze zijn gebaseerd op de doelen uit het Biodiversiteitsverdrag (CBD).

De centrale doelstelling van het Rijksnatuurbeleid is:

In 2050 is de natuur blijvend voldoende veerkrachtig om zichzelf in stand te houden en ecosysteem-diensten voor (inter)nationale maatschappelijke behoeften te leveren.

De daarbij behorende subdoelen zijn:

1. Meer en betere natuur

  • De integriteit van ecosystemen wordt vergroot door groei van gebieden, connectiviteit, vermindering uitsterving en gezonde en genetisch diverse populaties (CBD).

  • Voordelen van benutting van natuur zijn wereldwijd eerlijk verdeeld (CBD).

2. De transitie naar een natuurinclusieve samenleving

  • Ecosysteemdiensten worden op de juiste waarde geschat en onderhouden.

  • Er zijn voldoende financiële middelen, capaciteit, techniek en samenwerking beschikbaar voor de realisatie van het hoofddoel.

Vorige beleidsdoorlichting:

2021

Volgende periodieke rapportage:

2027

Toelichting periodieke rapportage Natuur:

De voor 2027 geplande periodieke rapportage moet inzicht bieden in de mate waarin de natuurmaatregelen, die vanaf 2021 Rijksbreed genomen worden, bijdragen aan het dichterbij brengen van de centrale doelstelling. De rapportage moet inzicht bieden in de mate waarin de verschillende kernfactoren voor de versterking en instandhouding van de natuur en biodiversiteit door overheidsbeleid worden bediend. De periodieke rapportage kan in die zin inzicht bieden in de mate waarin het beleid doeltreffend bijdraagt aan het versterken van het biodiversiteitssysteem, en welke voorwaarden er nog missen om de natuur op een zo doelmatig mogelijke manier te versterken. De belangrijkste bron voor deze periodieke rapportage zijn inzichten die worden opgedaan uit relevante evaluatieonderzoeken. De beleidstheorie, de recent opgeleverde en geplande evaluatieonderzoeken binnen het thema Natuur zijn hieronder weergegeven.

Figuur 4 Beleidstheorie thema Natuur

Tabel 39 Evaluatieoverzicht Thema 2 - Natuur

Doelstelling

Evaluatieplanning

Type onderzoek

Afronding

Status

Begrotingsartikel(en)

Zorgen voor de instandhouding van biodiversiteit

Programma natuurlijk ondernemen (waaronder Subsidieregeling innovatieve projecten biodiversiteit)

Ex post

2018

Afgerond

22, 24

 

Beleidsevaluatie Programma aanpak Stikstof (PAS) en evaluatie Wetstraject PAS

Ex post

2020

Afgerond

22, 24

 

Natura 2000 doelendocument

Ex durante

2020

Afgerond

22, 24

 

Evaluatie collectief stelsel Agrarisch natuur en landschapsbeheer (ANLb)

Ex post

2021

Afgerond

22, 24

 

Nationale parken

Ex post

2022

Afgerond

22, 24

 

Evaluatie implementatie exotenverordening

Ex post

2022

Afgerond

22, 24

 

WOT Natuur en Millieu

Ex post

2023

Afgerond

22, 23

 

Natuurpact

Lerende evaluatie

2023

Afgerond

22, 24

 

Staatsbosbeheer

Ex post

2023

Afgerond

22, 24

 

Voortgangsrapportage Natuur

Ex post

2024

Afgerond

22, 24

 

Evaluatie houtopstanden-regelgeving onder de Omgevingsweg

Ex post

2024

Afgerond

22, 24

 

Beheerautoriteit Waddenzee

Ex durante

2025

Afgerond

22, 24

 

Ecologische evaluatie agrarisch natuur- en landschapsbeheer

Ex post

2025

Afgerond

22, 24

 

Aanpak Natuurlijk Kapitaal

Ex post

2025

In uitvoering

22, 24

 

Evaluatie Kroondomeinen

Ex durante

2025

In uitvoering

22, 24

 

Natuurbeleids- en koraal actieplan Caribisch Nederland 2020–2030

Ex durante

2025

In uitvoering

22, 24

 

Natuurschoonwet

Ex durante

2025

Te starten

22, 24

 

Stelselwijziging jacht en faunabeheer

Ex post

2026

In uitvoering

22, 24

 

Bossenstrategie

Ex post

2026

Te starten

22, 24

 

Impuls natuurherstelmaatregelen

Ex post

2026

Te starten

22, 24

 

Veenweiden

Ex post

2026

Te starten

22, 24

 

Agrarisch natuurbeheer

Ex post

2026

Te starten

22, 24

 

Natuurinclusief 2.0

Ex durante

2028

Te starten

22, 24

 

Evaluatie Natuurherstelplan

Ex durante

2031

Te starten

22, 24

Regie voeren over de instandhouding van de kwaliteit van het landelijk gebied en een vitale regio

IBP Vitaal Platteland

Lerende evaluatie

2021

Afgerond

22, 24

 

Tussenevaluatie RTLG

Ex durante

2024

Afgerond

22, 24

 

Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG)

Ex ante

2024

Afgerond

22, 24

Fiscale regelingen

Brede evaluatie fiscale regelingen Bos/Natuur/Cultuur

Fiscaal

2025

In uitvoering

N.v.t.

 

Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet

Fiscaal

2033

Te starten

N.v.t.

Overige evaluaties

IBO Biodiversiteit

IBO

2023

Afgerond

N.v.t.

 

IBO Klimaat

IBO

2023

Afgerond

N.v.t.

Toelichting bij de centrale doelstelling:

De evaluatieaanpak van het natuurbeleid is vormgegeven via twee subdoelen, die tegelijkertijd worden gerealiseerd:

1) Meer en betere natuur

2) De transitie naar een natuurinclusieve samenleving

Dit beleid wordt in nauwe samenspraak met provincies en andere natuur gerelateerde partijen gevoerd.

1. Meer en betere natuur

Onder deze subdoelstelling valt het beter en sneller doorvoeren van reeds ingezet en beoogd beleid om de natuur te beschermen en nieuwe natuur te ontwikkelen. Te denken valt hierbij aan het afmaken van het Natuurnetwerk Nederland in 2027, het beheer van de Natura 2000-gebieden, het uitvoeren programmatische aanpak grote wateren, het Noordzee-akkoord, de Bossenstrategie, Nationale Parken, het Programma Natuur en het verder vergroten van het natuurareaal.

In 2026 en latere jaren zal veel aandacht uitgaan naar de implementatie van de in 2024 in werking getreden EU-Natuurherstelverordening (NHV). Dit vereist onder meer het opstellen van een ‘basislijn’ voor de staat van de natuur in Nederland en het versterken van de natuurmonitoring.

2. De transitie naar een natuurinclusieve samenleving

Uit onderzoek, zowel nationaal als internationaal (onder meer het IPBES-rapport uit 2019) wordt steeds meer duidelijk dat het beschermen van de bestaande natuur en het uitbreiden van het areaal beschermde natuur niet voldoende is om de natuur en biodiversiteit duurzaam te versterken. Daarvoor is een transitie nodig naar een natuurinclusieve samenleving. Natuur moet een vanzelfsprekend onderdeel worden van alle maatschappelijke domeinen en ook het landschap buiten beschermde natuurgebieden dient natuurinclusief ingericht te worden. Denk hierbij aan de veranderingen in de landbouw naar kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw, maar ook aan natuurinclusief bouwen en wonen, het vergroenen van infrastructuur en bedrijventerreinen en onze consumptie-en productiemechanismen (ecologische voetafdruk).

In 2025 verschijnt onder meer de (voor het eerst gezamenlijke) Landbouw- en Natuurverkenning van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), alsmede de reguliere jaarlijkse Balans voor de Leefomgeving van het PBL. Ook de zesjaarlijkse rapportage aan de Europese Commissie verschijnt in 2025.

Door gebruik te maken van de SEA kan de samenhang van het natuurbeleid met andere beleidsdomeinen, zoals landbouw, klimaat en energie, inzichtelijk worden gemaakt en versterkt worden. Andere departementen kunnen putten uit onze SEA om interdepartementale periodieke rapportages te agenderen (zoals bij het klimaatbeleid). De behoefte aan meer integraliteit is verder versterkt door de ambities met betrekking tot het landelijk gebied. De grote uitdaging daarbij is om het natuurbeleid goed in te bedden in de transitie die het landelijk gebeid de komende jaren zal doormaken.

THEMA 3 - Visserij

Dit thema omvat het Rijksbeleid dat gericht is op de visserijsector. Het in stand houden van visbestanden en het reguleren van vangsten zijn, samen met het verduurzamen en toekomstbestendig maken van de visserijvloot, de belangrijkste taken voor de Rijksoverheid. De visserij- sector levert belangrijke hoogwaardige en gezonde voedingsmiddelen voor Nederland en andere EU-landen. Door actief beleid te voeren, wordt overbevissing voorkomen en steunt de overheid de sector in het (verduurzamen) innoveren van de vloot. Deze systeemtaken worden gerealiseerd door het ondersteunen van netwerken, het toepassen van wet- en regelgeving, subsidies en beheer/regie op de grote wateren.

De centrale doelstelling van dit beleid is:

De Rijksoverheid streeft naar de realisatie van een duurzame en economisch rendabele visserijsector

Hier vallen de volgende subdoelstellingen onder:

1. Per gebied onttrekt de visserij niet meer dan het ecosysteem kan dragen.

2. De Nederlandse visserij wordt duurzamer en meer rendabel (Kottervisie en Noordzeeakkoord).

3. De Nederlandse vlootcapaciteit is in balans met de toekomstige vangstmogelijkheden.

4. De nalevingsbereidheid van Nederlandse vissers en de effectiviteit van controle en handhaving neemt toe.

5. De garnalensector heeft een toekomstperspectief.

6. De natuur in de Nederlandse wateren wordt versterkt.

7. De visserij draagt bij aan de voedselzekerheid van Nederland.

Vorige periodieke rapportage:

Niet van toepassing

Volgende periodieke rapportage:

2030

Toelichting periodieke rapportage:

Het thema visserij is in de begroting 2024 voor het eerst als een afzonderlijk thema in de SEA opgenomen. In het verleden is het visserijbeleid meegenomen in de beleidsdoorlichtingen van het Agro beleid. Gelet op de complexiteit van de transities waarvoor de visserijsector op dit moment staat, past het beter om het thema visserij afzonderlijk als periodieke evaluatie in te plannen. Door in 2030 een periodieke rapportage uit te voeren, kan de evaluatieplanning grondig uitgevoerd worden. Daarnaast biedt het de kans om gedurende deze periode eventuele jaarlijkse indicatoren bij te houden om zo de ontwikkeling een duurzame en economische visserijsector in kaart te brengen.

Figuur 5 Beleidstheorie thema visserij

Tabel 40 Evaluatieoverzicht Thema 3 - Visserij

Doelstelling

Evaluatieplanning

Type onderzoek

Afronding

Status

Begrotingsartikel(en)

Streven naar een duurzaam beheer visbestanden

Convenant visserij in beschermde gebieden

Ex post

2021

Afgerond

22

 

Evaluatie WOT Visserij onderzoek

Ex post

2023

Afgerond

22, 23

 

Noordzeeakkoord

Ex durante

2023

Afgerond

22

 

Visserij Innovatie Netwerk

Ex durante

2024

Afgerond

22

 

Eindevaluatie EFMZV

Ex post

2024

Afgerond

22

 

Beheerautoriteit Waddenzee

Ex durante

2025

Afgerond

22

 

EMFAF

Ex durante

2025

Afgerond

22

 

Review Visserij Ontwikkel Plan

Ex post

2025

In uitvoering

22

 

Brexit Adjustment Reserve

Ex post

2025-2026

In uitvoering

22

 

Programma Noordzee

Ex durante

2025-2026

In uitvoering

22

 

Energie Efficiëntie subsidieregeling visserij

Ex post

2026

Te starten

22

 

Bijdrage Rijksrederij

Ex durante

2027

Te starten

22

 

Visserij Ijsselmeer

Ex post

2028

Te starten

22

 

Wijziging Visserijwet

Ex durante

2029

Te starten

22

Toelichting bij de centrale doelstelling:

European Maritime Fisheries and Aquaculture Fund (EMFAF)

Voor het Programma EMFAF is er een evaluatieplan opgesteld om de kwaliteit en de uitvoering van het programma te waarborgen, deze evaluatie is recent opgeleverd. Daarnaast staat er een evaluatie van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de subsidieregelingen onder de Brexit Adjustment Reserve gepland.

Visserij Innovatie Netwerk (VIN)

In de Innovatieagenda is toegezegd dat het VIN onafhankelijk geëvalueerd zal worden. De eerste tussentijdse evaluatie is opgeleverd in juni 2024 en een nieuwe tussentijdse evaluatie is voorzien in 2026. Doelstelling van de evaluatie is om een reflectiemoment in te bouwen om te leren van de doorontwikkeling van het netwerk en om inzicht krijgen in de mate waarin het VIN heeft bijgedragen aan het stimuleren aan een positief innovatieklimaat in de visserijsector.

Programma Noordzee

Op dit moment vindt er een evaluatie plaats van het Programma Noordzee, uitgevoerd door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Bij deze evaluatie wordt ook aandacht gegeven aan de visserij waardoor het van belang is voor dit beleidsthema. De evaluatie zal eventueel inzichten kunnen opleveren die ten goede komen aan de transitie van de visserij sector. Bevindingen zullen worden meegenomen in het nieuw op te stellen Programma Noordzee (2028 ‒ 2032)

Brexit Adjustment Reserve (BAR)

Het visserijspoor van de BAR zal worden geëvalueerd. Hierin zal met name gekeken worden naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de verschillende subsidieregelingen voor de visserij onder de BAR. Wanneer de resultaten van de evaluatie binnen zijn dan zal tezamen met de betrokken partijen bezien worden of de regelingen doeltreffender of doelmatiger hadden gekund en hoe dit voor vergelijkbare toekomstige regelingen kan worden gerealiseerd.

Visserij Ontwikkel Plan (VOP)

Evaluatie zal inzichten kunnen opleveren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de ingezette middelen van het VOP. In de toekomst kan de evaluatie gebruikt worden voor nieuwe projecten ten behoeve van visserijketens en -gemeenschappen.

THEMA 4 - Kennis en innovatie

LVVN stimuleert de kennisontwikkeling omtrent het verduurzamen en optimaliseren van de landbouw-, visserijsector en het landelijk gebied, alsmede het versnellen van de toepasbaarheid van innovaties voor agrarische ondernemers. Door het waarborgen van een hoogwaardige onderzoeksinfrastructuur, draagt LVVN bij aan het voldoen aan (een deel) van de randvoorwaarden om de doelen genoemd in thema 1, 2 en 3 dichterbij te brengen. Door in te zetten op het ontwikkelen, versnellen en verspreiden van kennis en innovatie, draagt LVVN bij aan de ontwikkeling van kennis op de LVVN-thema’s, en doorontwikkeling van innovatie op het gebied van landbouw, voedsel en natuurbeheer. Daarnaast heeft LVVN de taak om aan een aantal Europese verplichtingen te voldoen op maatschappelijke onderwerpen zoals voedselveiligheid, beheer van genetische bronnen en het voorkomen van uitbraken van besmettelijke dierziektes, deze taken worden ook in dit thema geëvalueerd.

De centrale doelstellingen die uit deze taakopgaves volgen zijn:

  • 1. Het ontwikkelen van kennis en innovaties voor beleid en samenleving

  • 2. De verspreiding van werkende ideeën en oplossingen, t.b.v. een volhoudbaar voedselsysteem, robuuste natuur, en een vitaal platteland

Terugblik afgelopen periodieke rapportage:

De rapportage van Berenschot gaat specifiek over de rol van het Kennis en Innovatie (K&I)-beleid binnen het kennissysteem en hoe het bijdraagt aan het behalen van de doelen zoals voorheen beschreven in artikel 23 van de LVVN-begroting. Berenschot doet op basis van bestaande evaluaties van K&I-beleidsinstrumenten en interviews met belanghebbenden uitspraken over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gehele K&I-beleid. Het rapport gaat in op de periode 2019–2023. Het onderzoek kijkt dus terug en geeft aanbevelingen om het huidige beleid te verbeteren.

Bevindingen, aanbevelingen en opvolging:

Doeltreffendheid: Het beleid is volgens Berenschot op hoofdlijnen doeltreffend. Veel K&I-beleidsinstrumenten dragen effectief bij aan de doelen en scheppen voorwaarden voor succes. De inrichting van het K&I-systeem) wordt als kwalitatief hoogstaand beoordeeld, met kennisinstellingen van hoog niveau.

Doelmatigheid: Wat betreft de doelmatigheid van het Kennis- en Innovatiebeleid (K&I-beleid) heeft Berenschot geconcludeerd dat de bestaande evaluaties onvoldoende bewijskracht bieden om tot een overkoepelend oordeel te komen. De onderliggende analyses zijn te fragmentarisch om uitspraken te kunnen doen over de efficiëntie van het beleid als geheel. Om die reden wordt in deze SEA een gestandaardiseerde en eenduidige aanpak voorgesteld voor het uitvoeren van doelmatigheidsanalyses, waarmee toekomstige evaluaties robuustere inzichten kunnen opleveren

Vorige periodieke rapportage:

2024

Volgende periodieke rapportage:

2031

Toelichting periodieke rapportage:

De periodieke rapportage van het Kennis- en Innovatiebeleid moet inzichtelijk maken, in hoeverre LVVN op een doeltreffende en doelmatige manier bijdraagt aan het (behouden van) het ontwikkelen van kennis en innovaties voor beleid en samenleving, (2) en aan de verspreiding van werkende ideeën en oplossingen, t.b.v. Een volhoudbaar voedselsysteem, robuuste natuur, en een vitaal platteland. Verder gaat de periodieke rapportage in op het doelbereik van het instrumentarium en de algemene samenhang van de geëvalueerde beleidsinitiatieven. Ten slotte wordt het algehele doelbereik van het overkoepelende Wettelijke Onderzoekstaken (WOT)-instrumentarium geëvalueerd. De onderstaande beleidstheorie (figuur 6) en verderop beschreven inzichtbehoefte bieden een beeld van de informatie waarop de volgende periodieke rapportage zal worden gebaseerd.

Beleidstheorie Kennis en innovatie

Beschrijving beleidstheorie:

Het kennis- en innovatiebeleid van LVVN is gericht op het versterken van de kennis van beleid en in de samenleving om maatschappelijke opgaven toekomstgericht aan te pakken. Kennis en innovatie worden daarbij ingezet als strategische beleidsinstrumenten voor de ontwikkeling naar een volhoudbaar voedselsysteem, robuuste natuur en een vitaal platteland. Deze inzet vereist een samenhangende beleidslogica, waarin helder wordt hoe middelen (geld en inzet), activiteiten en beleidsinspanningen samen leiden tot zichtbare en meetbare maatschappelijke resultaten.

De financiering van dit beleid vindt primair plaats via begrotingsartikel 23. Dit artikel voorziet in de bekostiging van de kennisbasis van Wageningen Research (WR), de uitvoering van wettelijke onderzoekstaken (WOT), en de regie op onderzoeks- en innovatiesubsidies binnen het groene domein. Ook worden hieruit opdrachten aan het RIVM gefinancierd, evenals activiteiten op het snijvlak van onderwijs, kennisbenutting en praktijkontwikkeling.

Op basis van deze middelen worden diverse activiteiten uitgevoerd. De eerste pijler betreft de ontwikkeling van kennis en innovatie voor beleidsdoeleinden en maatschappelijke toepassing. Dit gebeurt onder meer via het BasisOnderzoek (BO), het Nationaal Kennisprogramma Stikstof, het Kennisnetwerk OBN en missiegedreven publiek-private programma’s (zoals MMIP’s). Een tweede pijler betreft de verspreiding en benutting van kennis via onder andere Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)-interventies, Subsidiemodule Agrarische Bedrijfsadvisering en Educatie (SABE), Kennis op Maat en de ondersteuning van experimenteerlocaties. Daarnaast wordt ingezet op vernieuwing in onderwijs en praktijk, via Groenpact, Jong Leren Eten en duurzame leernetwerken, alsook op sociale innovatie, zoals de ondersteuning van bottom-up initiatieven, startups en innovatieve vormen van samenwerking. Tot slot behoren ook regievoering, monitoring en kennisinfrastructuur tot de kerntaken, die de randvoorwaarden scheppen voor een effectief kennis- en innovatiesysteem.

Deze activiteiten leiden tot output in de vorm van kennisproducten, praktijktoepassingen, beleidsadviezen, onderwijsmaterialen, innovatieve werkwijzen en samenwerkingsovereenkomsten. Dit vormt de basis voor structurele verbeteringen in de kennispositie van beleid, sector en samenleving.

De onderliggende beleidstheorie biedt hiermee een raamwerk om de effectiviteit en doelmatigheid van het beleid te volgen, te evalueren en waar nodig bij te sturen. Door de samenhang tussen input, activiteiten, output, outcome en impact expliciet te maken, wordt een basis gelegd voor evidence-informed beleidsontwikkeling en verantwoording.

Figuur 6 Beleidstheorie thema kennis en innovatie

Tabel 41 Evaluatieoverzicht Thema 4 - Kennis en innovatie

Doelstelling

Evaluatieplanning

Type onderzoek

Afronding

Status

Begrotingsartikel(en)

Het ontwikkelen van kennis en innovaties voor beleid en samenleving en verspreiding van werkende ideeën en oplossingen t.b.v. voldhoudbaar voedselsysteem, robuuste natuur en een vitaal platteland.

Thematische evaluatie kansengelijkheid

Ex ante

2025

In uitvoering

23

 

Kennisprogramma Klimaat

Ex post

2025

In uitvoering

23

 

Thematische evaluatie opdrachten en tijdelijke subsidies K&I

Ex durante

2026

Te starten

23

 

NKS

Ex post

2026

Te starten

23

 

Biobased

Ex post

2026

Te starten

23

 

KIA

Ex durante

2027

Te starten

23

 

Subsidieregeling Re-Ge-NL voor deelname aan onderzoek

Ex post

2027

Te starten

23

 

Thematische evaluatie basisinfrastructuur K&I

Lerende evaluatie

2028

Te starten

23

 

Programma weerbare teeltsystemen

Ex durante

2028

Te starten

23

 

OBN

Ex post

2029

Te starten

23

 

Thematische evaluatie Kennis voor beleid

Lerende evaluatie

2029

Te starten

23

 

Actieprogramma Digitalisering

Ex post

2029

Te starten

23

 

Subsidieregeling Experimenteerlocaties

Ex post

2030

Te starten

23

 

Programma Robotisering

Ex post

2030

Te starten

23

 

Kennisprogramma dierwaardige veehouderij

Ex durante

2030

Te starten

23

 

Evaluatie SABE-regeling

Ex post

2031

Te starten

23

Realiseren (sociale) innovatie in de praktijk en groen onderwijs

Thematische evaluatie voedsel educatie (waaronder Jong leren eten)

Ex post

2026-2027

Te starten

23

 

Thematische evaluatie opdrachten groen onderwijs

Ex durante

2027

Te starten

23

 

Groenpact

Ex durante

2028

Te starten

23

 

Sociale innovatie en Jong Leren Eten

Ex durante

2028

Te starten

23

Realiseren van (rand)voorwaarden voor effectief beleid

WOT Voedselveiligheid beleid

Ex post

2025

In uitvoering

21, 23

 

WOT Genetische bronnen

Ex post

2026

Te starten

21, 23

 

WOT Besmettelijke dierziekten

Ex post

2027

Te starten

21, 23

 

WOT Economische informatievoorziening

Ex post

2027

Te starten

21, 23

 

WOT Visserijonderzoek

Ex post

2028

Te starten

22, 23

 

WOT Natuur en milieu

Ex post

2028

Te starten

22, 23

Toelichting bij de centrale doelstelling:

1. Het ontwikkelen van kennis en innovaties voor beleid en samenleving:

De inzichtbehoefte voor de doelstelling ‘het ontwikkelen van kennis en innovaties voor beleid en samenleving’ is: In hoeverre slaagt het opgebouwde K&I-systeem erin om inzichten te leveren voor beleid en samenleving die bijdragen aan het versterken van een volhoudbaar voedselsysteem, robuuste natuur en een vitaal platteland? Voor deze inzichtbehoefte wordt kennis verzameld door middel van de evaluaties van meerjarige subsidies (deductief - vast stramien) en thematische evaluaties (mixed methods).

Evaluaties meerjarige subsidies

De evaluaties voor meerjarige subsidies volgen op hoofdlijn de vereisten vanuit de comptabiliteitswet, waarbij er in de evaluaties gestreefd wordt naar een zo hoog mogelijke mate van robuustheid op basis van de effectladder4. Daarnaast wordt er bij deze evaluaties een kader toegepast dat ontwikkeld is op basis van de vorige periodieke rapportage5 en het verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer6. Het kader bestaat uit een analysekader voor doeltreffendheid en doelmatigheid voor K&I instrumenten en een verantwoordingskader evaluatieonderzoek.

Het analysekader is afgestemd met de Beleidskwaliteit en Evaluatiecommissie (LVVN/EZ/KGG) het PBL en RVO, en intern beschikbaar. Het verantwoordingskader moet als bijlage bij elke evaluatie door het onderzoeksbureau ingevuld worden, om beknopt antwoord te geven op behoefte van de Algemene Rekenkamer (AR) om per evaluatie meer expliciete verantwoording af te geven over de methodologie en onafhankelijkheid. LVVN wil graag de AR tegemoet komen in deze wens, daarom is vanaf 2025 het aanleveren van dit kader bij elke K&I evaluatie verplicht.

Het verantwoordingskader bevat de volgende vragen:

-Wat was de afbakening van het beleid en tijdsperiode waarover het onderzoek ging?

-Hoe is de objectiviteit van het onderzoek gewaarborgd?

-Beschrijf de methode waar gebruik van werd gemaakt en waarom is er voor deze methode gekozen?

-Beschrijf waarom het onderzoek passend was bij de fase en context waarin het beleid zich bevindt en sluit aan op de kenmerken van het beleid dat wordt onderzocht (RPE Artikel 3.a).

-Wat zijn de doelen die zijn geëvalueerd?

-Hoe zag de beleidstheorie eruit en was deze al aangeleverd door LVVN?

-Welke financiële afbakening (rijksbegroting) had het instrument?

-Welke evaluatievragen moeten centraal staan om inzicht te geven in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en de doelmatigheid van het beleid?

2. Het realiseren van (sociale) innovatie in de praktijk en groen onderwijs:

Onder dit onderdeel vallen de activiteiten die gericht zijn op het versnellen en stimuleren van het sociale vermogen om te innoveren op de LVVN-thema’s en groen onderwijs. De evaluaties die hier geprogrammeerd staan moeten inzicht geven in het instandhouding van een groene kennisinfrastructuur ten behoeve van het landbouw-, natuur- en voedseldomein en de mate waarin kinderen en jongeren onderwijs krijgen waardoor zij gezond en bewust voedsel leren eten.

3. Borgen en benutten van een kwalitatief hoogwaardige kennis- en innovatie- en onderzoeksinfrastructuur:

Het Ministerie van LVVN heeft de Europese verplichting om zes wettelijke onderzoekstaken uit te laten voeren. Deze onderzoekstaken/systeemtaken worden namens LVVN door verschillende Wageningse instituten uitgevoerd. De evaluaties van deze wettelijke onderzoekstaken geven inzicht in hoeverre deze taken doeltreffend en doelmatig worden uitgevoerd. Het verschaft daarnaast per wettelijke onderzoekstaak specifieke inzichten in een variëteit aan thema’s zoals de interactie tussen de verschillende betrokken ministeries, Europese vergelijking (uitvoering van deze taken in verschillende landen) en de toekomstbestendigheid van de wettelijke onderzoekstaken (vergrijzing).

WOT-evaluaties:

De bestaande Wettelijke Onderzoekstaken dienen, volgens de geldende richtlijnen, elke vijf jaar geëvalueerd te worden. Om het leereffect van deze evaluaties te verbeteren, wordt aanbevolen de focus te verleggen naar de relevante veranderingen en vernieuwingen binnen de afgelopen periode. Aangezien veel WOTs over de jaren heen relatief stabiel blijven, kan een gerichtere aanpak bijdragen aan een kortere en kostenefficiëntere evaluatie, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit en het beoogde doel. De nadruk van deze evaluaties dient te liggen op de belangrijkste veranderingen ten opzichte van de vorige evaluatie, de implementatie en toepassing van eerdere aanbevelingen en specifieke verbeterpunten en toekomstige ontwikkelmogelijkheden.

Door deze gerichte aanpak kan het evaluatieproces worden geoptimaliseerd, terwijl de beleidsmatige en wetenschappelijke onderbouwing van de WOTs gewaarborgd blijft. Bij het uitvoeren van nieuwe evaluaties is het essentieel dat er wordt voortgebouwd op de vorige evaluaties. Het is de bedoeling dat de nieuwe evaluatie niet het werk gaat overdoen wat er in de evaluaties in de vorige periode is gedaan.

4. Thematische evaluaties

Kansengelijkheid:

Het Ministerie van LVVN streeft naar een inclusief en gelijkwaardig beleid, waarbij alle agrarische ondernemers – ongeacht geslacht – gelijke toegang hebben tot beleidsmaatregelen, subsidies en ondersteuningsprogramma’s. Het doel van deze evaluatie is om een Impact Assessment uit te voeren van het landbouwbeleid van LVVN inclusief subsidieregelingen en andere beleidsinstrumenten.

Kennis voor Beleid:

Één van de activiteiten binnen het K&I-beleid is het verzamelen van kennis ten behoeve van beleidsontwikkeling. In dit kader is de thematische evaluatie ‘Kennis voor beleid’ geagendeerd voor 2029. Deze agendering vloeit voort uit de vorige periodieke rapportage van het K&I-beleid, waarin onvoldoende duidelijk werd in hoeverre kennis daadwerkelijk bijdraagt aan beleidsontwikkeling en maatschappelijke effecten. Om in de volgende periodieke rapportage beter inzicht te kunnen bieden in dit aspect, is het noodzakelijk dat hierover gerichte kennis wordt ontwikkeld. LVVN zal deze thematische evaluatie vormgeven op basis van de principes van lerend en reflectief evalueren.

Voedseleducatie:

De Minister van LVVN stimuleert dat kinderen en jongeren educatie krijgen om op termijn gezonde en duurzame keuzes te kunnen maken in hun voedselconsumptie. De redenering daarachter is dat we dagelijks keuzes maken in onze voeding, maar dat een bewuste keuze voor gezond en/of duurzaam voedsel voor veel mensen niet vanzelfsprekend is. Om te werken aan een duurzame en gezonde toekomst is het programma Jong Leren Eten opgezet. Jong Leren Eten combineert educatie over gezond en duurzaam voedsel met natuur- en milieueducatie (samengevat als ‘voedseleducatie’).

Waarden en voorkeuren rond voedsel worden grotendeels gevormd op jonge leeftijd. Scholen zijn de meest effectieve plaats voor voedseleducatie, aangezien alle kinderen en jongeren naar school moeten. Naast het programma Jong Leren Eten zijn er meerdere initiatieven om een gezonde ontwikkeling te stimuleren, waar Jong Leren Eten intensief mee samenwerkt. Hieronder vallen onder meer de programma's van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: Gezonde School waar LVVN financieel aan bijdraagt en Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG). Daarnaast wordt onder andere samengewerkt met het Voedingscentrum die aanvullende informatie voor het ontwikkelen van een gezond en duurzaam voedingspatroon biedt en het Voedsel Educatie Platform (Smaaklessen, Wageningen University & Research).

De verschillende LVVN-beleidsinstrumenten zijn eerder in samenhang geëvalueerd ten tijde van de Voedselagenda (2021). Daaruit werd geconcludeerd dat de losse initiatieven doeltreffend waren, maar dat er geen sprake is geweest van een integraal voedselbeleid. De aanbeveling om hier meer integraliteit in te brengen is nog niet opgevolgd. Deze thematische evaluatie beoogd via reflectieve methodes aanknopingspunten te creëren, om alsnog recht te doen aan deze eerdere aanbeveling, en te streven naar samenhang in de ontwikkeling van dit beleidsveld.

Omdat de intentie is om het programma Jong Leren Eten in 2028 te beëindigen, en er nog onvoldoende zicht is op hoe opvolging wordt gegeven aan de ministeriële verantwoordelijkheid (zie onderdeel A en B van artikel 23) om ervoor te zorgen dat kinderen en jongeren onderwijs krijgen waardoor zij gezond en bewust leren eten, staat er voor 2026 een thematische evaluatie van voedseleducatie gepland. Deze thematische evaluatie heeft deels een verantwoordend en deels een lerend karakter. De evaluatie omvat een impact assessment van Jong Leren Eten, en een analyse van hoe het voedselonderwijs in bredere zin zich heeft ontwikkeld Ook richt het onderzoek zich op de toekomst van het beleidsveld voedseleducatie binnen LVVN.

Opdrachten portfolio groen onderwijs

De maatschappelijke opgaven waarop LVVN zich richt, vereisen naast structureel beleid ook maatwerk en incidentele oplossingen om de voortgang te versnellen. In samenwerking met partners in het veld levert LVVN via incidentele opdrachten een bijdrage aan de versterking van het groene onderwijs. Om zicht te krijgen op de effectiviteit van deze aanpak is er behoefte aan inzicht in de mate waarin deze losse opdrachten onderling samenhangen, en of het geheel aan incidentele financiering daadwerkelijk bijdraagt aan het bereiken van de onderliggende beleidsdoelen op een doeltreffende en doelmatige manier.

Hoewel de opdrachten buiten het Rijksbrede Programma Evaluatiebeleid (RPE) vallen en daardoor geen formele evaluatieverplichting kennen, vormt incidentele financiering een belangrijk onderdeel van het beleid op dit terrein. Daarom is ervoor gekozen om deze opdrachten gezamenlijk te evalueren als één portfolio. De opdrachten zijn gegund aan sleutelorganisaties binnen het groene onderwijsveld, zoals Aeres Hogeschool en Wageningen Universiteit.

Basisinfrastructuur

Deze thematische evaluatie zal zich richten op de laatste ‘outcome’ die in de beleidstheorie van het kennis- en innovatiebeleid is geformuleerd: een goed functionerende kennis-, innovatie- en onderzoeksinfrastructuur op het gebied van landbouw, tuinbouw, visserij, voedsel, natuur en het landelijk gebied. Binnen deze brede doelstelling ligt de nadruk specifiek op het fundament van deze infrastructuur: de basisinfrastructuur.

Onder de term basisinfrastructuur verstaat het Ministerie van LVVN het geheel aan infrastructuur voor onderzoek, kennisproductie en innovatie. Dit omvat kennisinstellingen en instituten met specifieke expertisegebieden en een beschikbare capaciteit aan onderzoekers die inzetbaar zijn op de thema’s van LVVN, inclusief hun fysieke onderzoeksfaciliteiten. Daarnaast vallen hieronder ook netwerkorganisaties en platforms die gericht zijn op innovatiebevordering en kennisdeling, met als doel de toepassing van kennis in de praktijk te stimuleren.

De evaluatie kent zowel een deductieve als een inductieve benadering. Een belangrijke vraag is of de huidige inrichting van aansturing en financiering op een doeltreffende en doelmatige wijze bijdraagt aan een goed functionerende basisinfrastructuur (deductief). Hierbij worden aspecten als governance, communicatie, digitalisering en de uitvoering van Europese verplichtingen meegenomen. Een tweede, meer inductieve component van het onderzoek richt zich op de vraag in hoeverre de huidige structuur ruimte biedt voor disruptief onderzoek, en of er sprake is van een heldere strategische visie op de toekomstige basisinfrastructuur.

2

Agro: Kamerstuk 31104-6

3

Natuur: Kamerstuk 31104-11

4

Koeman, N. en Koopmans, C. (2019), ‘de kwaliteit van beleidsdoorlichtingen’, Beleidsonderzoek online juli 2019

Licence