Base description which applies to whole site

nr. 2NOTA OVER DE TOESTAND VAN 'S RIJKS FINANCIËN

Aangeboden 16 september 1997

Bijlagen bij de Miljoenennota 1998

1 Budgettaire kerngegevens

Budgettaire kerngegevens; in miljoenen of in % BBP

 Rekening 1996Vermoedelijkeuitkomsten 1997Ontwerp-begroting 1998
Netto-uitgaven van de collectieve sector   
    
Netto-uitgaven rijksbegroting in enge zin148 886156 100162 429
Netto-uitgaven sociale zekerheid99 032100 989102 488
Netto-uitgaven zorgsector47 04748 56251 045
(Netto-uitgaven Budgettair Kader Zorg)54 70656 46858 672
    
Financieringstekort Rijk   
    
Relevante uitgaven201 355209 842219 333
Relevante niet-belastingontvangsten28 13627 69522 728
Belastingontvangsten163 962167 035177 725
Mutatie derdenrekening– 296– 66  4
    
Feitelijk financieringstekort9 55315 17818 876
Idem in % BBP1,4%2,1%2,5%
    
Beleidsrelevant financieringstekort13 23116 79217 659
Idem in % BBP2,0%2,4%2,3%
    
Overige tekorten van de collectieve sector   
    
Vorderingentekort Rijk1,6%2,4%2,5%
Vorderingentekort Sociale Fondsen0,8%– 0,3%– 0,6%
Vorderingentekort OPL– 0,1%– 0,2%– 0,2%
    
EMU-tekort2,3%2,0%1,7%
    
Schuld en schuldquoten   
    
Staatsschuld407 647411 775430 651
Staatsschuldquote61,1%58,3%57,3%
    
EMU-schuldquote77,2%72,7%70,4%
    
Micro-lastenontwikkeling (mld gld)– 5,3– 1,8– 3,9
    
w.v. belastingen– 3,2– 4,32,0
w.v. premies– 2,92,5– 5,2
w.v. OPL0,80,1– 0,8

2 De uitgaven en niet-belastingontvangsten 1996–2002

2.1 Uitgaven begrotingen1

        
Begrotingen199619971998   
 RekeningVermoedelijke uitkomstenOntwerpbegroting   
IHuis der Koningin12,913,113,6   
IIHoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin274,8295,5289,2   
IIIAlgemene Zaken52,467,470,8   
IVKabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken324,3339,2293,2   
VBuitenlandse Zaken8 551,68 924,110 241,1   
VIJustitie6 000,16 442,36 311,5   
VIIBinnenlandse Zaken7 102,17 873,87 004,0   
VIIIOnderwijs, Cultuur en Wetenschappen38 620,837 746,338 909,1   
IXANationale Schuld56 910,649 761,267 812,8   
IXBFinanciën5 151,55 305,16 234,3   
XDefensie13 707,813 931,313 969,0   
XIAVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer6 789,67 559,27 276,8   
XIBRijksgebouwendienst1 531,91 487,51 545,8   
XIIVerkeer en Waterstaat10 613,511 177,510 826,6   
XIIIEconomische Zaken3 900,63 538,33 467,0   
XIVLandbouw, Natuurbeheer en Visserij3 220,55 109,93 340,0   
XVSociale Zaken en Werkgelegenheid23 852,528 021,531 154,0   
XVIVolksgezondheid, Welzijn en Sport12 789,610 416,810 836,3   
HGISInternationale Samenwerking(6 831,5)(7 399,1)(7 955,2)   
APAanvullende posten032,63 410,0   
GFGemeentefonds18 319,320 555,522 126,4   
PFProvinciefonds1 735,51 619,91 672,5   
ISFInfrastructuurfonds6 686,47 192,69 220,3   
FESFonds Economische Structuurversterking1 256,81 580,02 307,0   
EUBelastingafdrachten aan de Europese Unie7 045,07 420,07 282,0   
CONConsolidatie– 6 897,5– 7 354,7– 8 827,7   
1Subtotaal227 552,9229 056,2256 785,6   
2Niet-relevante uitgaven26 198,419 213,937 452,8   
3Relevante uitgaven excl. agentschappen201 354,5209 842,3219 332,8   
4Geconsolideerde uitgaven agentschappen2209,6450,6473,8   
5Relevante uitgaven incl. agentschappen201 564,1210 292,9219 806,6   

1 In deze tabel zijn de uitgaven voor Internationale Samenwerking toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord.

De totale uitgaven voor Internationale Samenwerking zijn tussen haakjes vermeld.

Bij de begroting Nationale Schuld zijn daarnaast de zogenoemde niet-relevante uitgaven (aflossing staatsschuld) meegenomen.

2 In bijlage 2.3 wordt deze regel nader gespecificeerd.

        
1999200020012002Begrotingen   
Meerjarenramingen       
13,613,613,613,6I   
288,6286,5287,8287,8II    
85,171,053,553,5III   
280,9284,2285,3285,3IV    
11 413,411 750,712 467,413 248,2V   
6 072,96 046,86 028,36 031,8VI   
7 221,57 238,37 265,57 340,2VII   
39 544,739 814,740 087,240 538,5VIII   
74 878,179 164,078 210,968 480,1IXA   
6 689,16 765,76 814,66 734,9IXB   
13 880,413 758,813 693,813 693,8X   
7 052,57 022,86 989,66 381,1XIA   
1 133,21 052,4988,6990,4XIB    
11 411,611 577,511 899,411 935,5XII   
3 697,83 418,93 349,73 324,0XIII   
3 295,23 278,33 295,23 312,0XIV   
30 499,530 389,930 453,530 539,7XV   
10 466,710 336,710 308,110 271,1XVI   
(8 322,9)(8 679,3)(9 079,1)(9 516,2)HGIS   
8 112,513 161,517 861,822 498,4AP   
23 665,123 618,223 613,823 618,8GF   
1 692,61 699,61 699,61 699,6PF   
9 781,79 873,99 835,89 352,1ISF   
2 577,62 319,31 802,51 267,0FES   
6 907,07 048,07 376,07 720,0EU   
– 9 681,3– 9 750,8– 9 752,1– 9 180,1CON   
270 980,0280 240,2284 929,4280 437,3    
43 204,945 962,244 396,033 872,5    
227 775,1234 278,0240 533,4246 564,8    
520,0470,3441,5449,5    
228 295,1234 748,3240 974,9247 014,3    

2.2 Niet-belastingontvangsten begrotingen1

        
Begrotingen199619971998   
 RekeningVermoedelijke uitkomstenOntwerpbegroting   
IIHoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin9,77,37,2   
IIIAlgemene Zaken7,85,75,9   
IVKabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken27,357,325,1   
VBuitenlandse Zaken109,5114,5109,7   
VIJustitie1 373,51 006,11 029,3   
VIIBinnenlandse Zaken651,3543,7385,6   
VIIIOnderwijs, Cultuur en Wetenschappen3 356,83 449,93 412,4   
IXANationale Schuld34 658,821 086,456 352,9   
IXBFinanciën6 881,56 335,95 390,9   
XDefensie569,2552,8565,9   
XIAVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer251,0247,6330,4   
XIBRijksgebouwendienst97,9101,553,1   
XIIVerkeer en Waterstaat1 913,12 635,21 378,1   
XIIIEconomische Zaken6 904,97 542,45 572,0   
XIVLandbouw, Natuurbeheer en Visserij550,9504,8441,9   
XVSociale Zaken en Werkgelegenheid981,2742,0805,5   
XVIVolksgezondheid, Welzijn en Sport274,3282,9312,1   
HGISInternationale Samenwerking(0,0)(224,2)(199,0)   
APAanvullende posten0597,150,0   
ISFInfrastructuurfonds6 356,67 055,89 045,8   
FESFonds Economische Structuurversterking3 255,01 508,61 100,0   
AOWAOW-spaarfonds i.o.0750,01 546,9   
CONConsolidatie– 6 897,5– 7 354,7– 8 827,7   
1Subtotaal61 332,847 772,679 092,8   
2Niet-relevante niet-belastingontvangsten33 197,020 077,656 365,2   
3Relevante niet-belastingontvangsten excl. agentschappen28 135,827 695,022 727,6   
4Geconsolideerde ontvangsten agentschappen2329,1363,3465,0   
5Relevante niet-belastingontvangsten incl. agentschappen28 464,928 058,323 192,6   

1 In deze tabel zijn de niet-belastingontvangsten voor Internationale Samenwerking toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord.

De totale niet-belastingontvangsten voor Internationale Samenwerking zijn tussen haakjes vermeld. Bij de begrotingen Nationale Schuld en Financiën zijn daarnaast de zogenoemde niet-relevante niet-belastingontvangsten (opneming staatsschuld resp. aanmuntingen) meegenomen.

2 Deze regel wordt in bijlage 2.3 nader gespecificeerd.

        
1999200020012002Begrotingen   
Meerjarenramingen  
7,27,27,27,2II    
5,95,95,95,9III   
24,927,027,927,9IV    
110,3110,1109,9109,9V   
1 034,31 042,31 042,31 042,3VI   
432,3425,8423,1431,4VII   
3 480,63 527,53 525,13 525,1VIII   
63 305,665 633,262 111,648 211,1IXA   
5 942,55 794,25 835,05 811,2IXB   
477,6457,4456,2456,2X   
202,7167,8123,794,7XIA   
36,336,534,934,9XIB   
1 636,51 160,9862,1812,9XII   
5 074,54 413,23 979,43 973,7XIII   
450,8453,2436,5438,4XIV   
802,7805,7806,4806,4XV   
220,4218,3217,7217,6XVI   
(168,2)(148,9)(148,3)(147,6)HGIS   
20,0000AP   
9 673,49 816,29 857,79 352,1ISF   
1 000,01 000,01 000,01 000,0FES   
1 649,31 766,41 885,62 012,9AOW   
– 9 681,3– 9 750,8– 9 752,1– 9 180,1CON   
85 906,487 118,082 996,269 191,7    
63 317,965 645,562 123,948 223,4    
22 588,521 472,520 872,320 968,3    
500,7471,4475,6473,5    
23 089,221 943,921 347,921 441,8    

2.3 De Agentschappen

Agentschapsbegrotingen 1998
Naam AgentschapMoederdepartementIngesteld perLastenGeconsoli-deerdeUitgavenBatenGeconsoli-deerdeOntvangsten
Immigratie- en NaturalisatiedienstJustitie1994294,913,3286,313,5
Dienst Justitiële InrichtingenJustitie19951 822,5249,41 819,2261,4
Centraal Justitieel IncassobureauJustitie199645,9(0,8)45,60,2
Korps Landelijke PolitiedienstenJustitie1998457,165,2452,365,2
Informatievoorziening OverheidspersoneelBinnenlandse Zaken199513,50,013,50,0
Centrale Archief SelectiedienstBinnenlandse Zaken19979,9(0,1)10,20,2
Gemeentelijke BasisadministratieBinnenlandse Zaken199819,38,719,39,0
Centrale Financiële InstellingOnderwijs, Cultuur en Wetenschappen199692,11,692,12,8
RijksarchiefdienstOnderwijs, Cultuur en Wetenschappen199641,43,641,43,6
Defensie Telematica OrganisatieDefensie1998278,923,5282,20,0
Dienst Gebouwen, Werken en TerreinenDefensie1996146,3(3,0)150,2(9,0)
Koninklijk Nederlands Meteorologisch InstituutVerkeer en Waterstaat199578,030,077,429,6
Rijksdienst voor RadiocommunicatieVerkeer en Waterstaat199657,052,757,354,6
SenterEconomische Zaken199461,03,562,03,6
Plantenziektenkundige DienstLandbouw, Natuurbeheer en Visserij199433,810,433,811,1
Bureau HeffingenLandbouw, Natuurbeheer en Visserij199824,60,124,60,0
College ter Beoordeling van Genees-middelenVolksgezondheid, Welzijn en Sport199622,119,621,619,2
Totalen  3 498,2473,83 488,8465,0

2.4. De rijksbegroting in enge zin

2.4.1. Actuele raming netto uitgaven vallend onder de ijklijn

 
 1996199719981999200020012002
1. Relevante uitgaven201 355209 842219 333227 775234 278240 533246 565
2. Relevante NBO's– 28 136– 27 695– 22 728– 22 589– 21 473– 20 872– 20 968
3. Binnenlands gas en heffingen3 9014 5743 3283 0502 7132 4502 449
4. Sociale zekerheid Rbg– 21 863– 22 230– 24 707– 24 134– 24 464– 24 966– 25 489
5. Onderlinge betalingen sociale zekerheid730– 2 700– 2 480– 2 823– 2 855– 2 882– 2 918
6. Zorg Rbg– 4 204– 1 047– 1 294– 1 467– 1 512– 1 557– 1 587
7. Onderlinge betalingen zorg– 5 807– 6 379– 6 474– 6 307– 6 461– 6 654– 6 855
8. Correcties       
VAW/Balansverkorting– 2– 377– 1200000
Debudgetteringen2932000
Studieleningen– 552– 842– 1 274– 1 270– 1 483– 1 192– 870
Mutatie FES-saldo1998– 71– 1 207– 1 578– 1 319– 802– 267
Aan- en verkoop staatsbezit7362 027– 171– 122– 348– 407– 365
Agio en disagio28258400000
Winst DNB246150– 75225125125125
Kasschuiven0000000
Saldo heffings- en invorderingsrente200255294494694694694
Totaal uitgaven148 886156 100162 429171 256177 895184 469190 514

2.4.2. De ijklijn

 
 1996199719981999200020012002
1. Relevante uitgaven205 630210 898217 705225 260229 958233 369246 255
2. Relevante NBO's– 21 542– 21 067– 21 091– 21 286– 19 592– 19 843– 20 968
3. Binnenlands gas en heffingen3 9783 9843 9933 9973 5323 3172 449
4. Sociale zekerheid Rbg– 22 293– 23 050– 23 199– 23 047– 24 764– 24 028– 25 489
5. Onderlinge betalingen sociale zekerheid– 1 517– 1 645– 1 792– 1 940– 2 097105– 2 918
6. Zorg Rbg– 4 643– 2 078– 2 324– 2 475– 2 248– 2 291– 1 587
7. Onderlinge betalingen zorg– 5 939– 9 364– 9 687– 9798– 6 883– 6 436– 6 855
8. Correcties       
VAW/Balansverkorting0000000
Debudgetteringen620619619619000
Studieleningen– 786– 928– 1 044– 1 083– 2 152– 1 669– 870
Mutatie FES-saldo– 1 075– 1 118– 1 113– 713– 631– 326– 267
Aan- en verkoop staatsbezit4970000– 293– 365
Agio en disagio0000000
Winst DNB000001 450125
Kasschuiven0000000
Saldo heffings- en invorderingsrente245245245245245694694
Totaal153 174156 495162 310169 780175 368184 048190 204
BBP-deflator MEV 1995/RA cumulatief1,0371,0571,0851,1131,1391,1721,205
Reële ijklijn147 659148 046149 633152 529154 021156 998157 885

2.4.3. Toetsing actuele netto uitgaven aan de ijklijn

 
 1996199719981999200020012002
Reële ijklijn147 659148 046149 633152 529154 021156 998157 885
BBP-deflator MEV 19981,0401,0591,0861,1151,1441,1741,205
Overboekingen112129– 255729758722862
Statistisch– 1 132– 6594136601 126– 325– 325
Uitgavenkader in lopende prijzen152 561156 205162 690171 413178 068184 697190 742
Actuele raming uitgaven148 886156 100162 429171 256177 895184 469190 514
Overschrijding– 3 675– 105– 261– 157– 173– 228– 228

Toelichting

Deze bijlage bevat een toelichting op de opbouw van de actuele netto-uitgaven onder de ijklijn Rijksbegroting in enge zin (tabel 2.4.1), de ijklijn zelf (tabel 2.4.2) en de confrontatie van de uitgaven met de ijklijn (tabel 2.4.3).

Tabel 2.4.1 geeft de opbouw weer van de totale uitgaven onder de ijklijn rijksbegroting in enge zin. De opbouw van de relevante uitgaven en niet-belastingontvangsten over de diverse begrotingen blijkt uit de tabellen 2.1 en 2.2 van deze bijlage. Diverse correcties tussen de netto-uitgaven en de uitgaven relevant voor de ijklijn rijksbegroting in enge zin staan weergegeven in de regels 3 tot en met 8. Deze correcties dienen er enerzijds toe om dubbeltellingen te voorkomen (de uitgaven Sociale zekerheid en zorg op de rijksbegroting en de onderlinge betalingen), anderzijds om te corrigeren voor incidentele factoren die het zicht op de structurele ontwikkeling vertekenen en daarmee een stabiel begrotingsbeleid bemoeilijken.

Tabel 2.4.2 geeft de opbouw van de ijklijn weer. De ijklijn komt overeen met de uitgavenramingen in de Miljoenennota 1995. De ijklijn vanaf 1999 is een puur technische extrapolatie en is daarom afzonderlijk gemarkeerd. Aangezien de ijklijn de weerslag is van de uitgavenvoornemens uit een Regeerakkoord, is de vaststelling van de ijklijn voor de jaren na 1998 een aangelegenheid van een volgend kabinet.

In tabel 2.4.3 is weergegeven hoe de actuele uitgaven zich verhouden tot de ijklijn in lopende prijzen. De reële ijklijn is de weerslag van het Regeerakkoord; gedurende de kabinetsperiode kan het uitgavenplafond echter om diverse redenen bijgesteld worden. In de eerste plaats betreft dat een bijstelling uit hoofde van de algemene loon- en prijsontwikkeling (de BBP-deflator). In de tweede plaats kan het voorkomen dat het vanuit beheersbaarheid gewenst is bepaalde uitgavencategorieën onder een andere ijklijn te brengen (overboekingen). In de derde plaats kan de ijklijn aangepast worden voor puur statistische factoren. Sinds de Miljoenennota 1997 is de ijklijn aangepast voor een financieringsverschuiving naar de lagere overheden in verband met de uitvoeringskosten van de algemene bijstand, vanwege de verhoging van de uitkeringen uit het Gemeente- en Provinciefonds ten behoeve van lokale lastenverlichting en vanwege de afschaffing van de perceptiekostenvergoeding van de sociale fondsen aan de belastingdienst.

2.5 Sociale zekerheid

2.5.1. Actuele raming netto-uitgaven vallend onder de ijklijn

 
 199619971998
A. Uitgaven sociale fondsen   
1. AOW35 34537 01439 436
2. AWW4 9024 6873 301
3. AAW13 39313 952 
4. WAO7 5967 49219 552
5. ZW2 5773 7823 750
6. Wgf3 7362 0152 134
7. AWF8 5028 0016 622
8. WAZ001 198
9. Vangnet1 1181 8161 790
Subtotaal fondsen77 16978 75977 781
    
B. Uitgaven begroting SZW   
1. WSW3 5473 7043 599
2. JWG4484460
3. BP4796370
4. GWF001 794
5. AKW6 5806 4996 492
6. TW748724723
7. Wajong002 454
8. ABW9 4939 3039 137
9. IOAW382400409
10. IOAZ96105111
11. Diversen308511467
Subtotaal begroting SZW22 08122 32825 185
Aanvullende posten0– 68– 102
Ontvangsten SZW– 218– 31– 376
Subtotaal rijksbegroting21 86322 23024 707
    
Totaal fondsen + rijksbegroting99 032100 989102 488

2.5.2 De ijklijn

 
 199619971998
A. Uitgaven sociale fondsen   
1. AOW35 00335 70736 590
2. AWW4 3744 2083 146
3. AAW2 7962 8732 955
4. WAO19 45419 27819 130
5. ZW4 7594 9035 071
6. Wgf1 5991 4981 400
7. AWF6 7106 2395 899
8. WAZ000
Subtotaal fondsen74 69574 70674 191
    
B. Uitgaven begroting SZW   
1. WSW3 4293 4313 433
2. JWG431525694
3. BP553605584
4. AKW6 3546 2156 053
5. TW761766766
6. Wajong000
7. ABW10 87311 44611 262
8. IOAW598644719
9. IOAZ134142155
10. Diversen25125
Subtotaal begroting SZW23 15823 78623 671
Aanvullende posten– 864– 735– 471
Ontvangsten SZW– 1– 1– 1
Subtotaal rijksbegroting22 29323 05023 199
    
Totaal fondsen + rijksbegroting96 98897 75697 390
BBP-deflator MEV 19951,0371,0571,085
Reële ijklijn93 49692 47889 784

2.5.3 Toetsing actuele stand uitgaven aan ijklijn

 
 199619971998
Reële ijklijn93 49692 47889 784
BBP-deflator MEV 19981,0401,0591,086
Overboekingen– 44– 7808
Statistisch3 8094 9225 050
Uitgavenkader in lopende prijzen101 011102 823103 382
    
Actuele raming uitgaven99 032100 989102 488
Overschrijding– 1 979– 1 834– 894

Toelichting

In tabel 2.5.1 zijn de actuele ramingen weergegeven van de netto-uitgaven die vallen onder de ijklijn sociale zekerheid. Deze ramingen komen overeen met de ramingen in de Sociale Nota 1998.

In tabel 2.5.2 staat de ijklijn sociale zekerheid. Deze bevat de bij de start van het huidige kabinet geraamde netto-uitgaven voor sociale zekerheid. De ijklijn komt overeen met de uitgavenramingen voor de verschillende regelingen in de Miljoenennota 1995 en de Sociale Nota 1995.

In tabel 2.5.3 wordt gekeken hoe de actuele ramingen zich verhouden tot de voor mutaties in de prijsontwikkeling en statistische mutaties en overboekingen bijgestelde ijklijn. Door genoemde bijstellingen van de ijklijn kan een zinvolle vergelijking worden gemaakt tussen de actuele uitgaven en de ijklijn, beide in lopende prijzen. In de Miljoenennota 1996 en 1997 is de ijklijn sociale zekerheid reeds aangepast voor een aantal statistische bijstellingen. De ijklijn is thans bijgesteld voor onder andere de volgende mutaties. Voor het inwerkingtreden van de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW) zijn bedragen overgeheveld naar het zogenaamde Gemeentelijk Werkfonds. Daarnaast is de ijklijn gecorrigeerd voor bruteringseffecten die zich voordoen uit hoofde van de premiemaximering van de AOW. Tot slot is vanwege de afschaffing van de perceptiekostenvergoeding van de sociale fondsen aan de belastingdienst de ijklijn sociale zekerheid neerwaarts bijgesteld.

2.6 De zorgsector

2.6.1 Actuele raming netto-uitgaven vallend onder het Budgettair Kader Zorg

 
 199619971998
A. Premiegefinancierde uitgaven50 50255 42157 378
B. Begrotingsgefinancierde uitgaven   
Begroting VWS   
1. Ouderenbeleid33283228
2. Personeel en materieel zorg149163162
3. Gehandicaptenbeleid292824
4. RIVM250273262
5. Volksgezondheid algemeen512730
6. Volksgezondheidsbeleid248294376
7. Sectorfondsen636563
8. Academische ziekenhuizen000
9. Diversen275344569
Subtotaal uitgaven VWS4 3921 2271 513
    
Aanvullende posten10131
    
Ontvangsten VWS– 189– 181– 251
Totaal begrotingsgefinancierd4 2041 0471 294
    
Totaal BKZ-uitgaven54 70656 46858 672
waarvan collectief gefinancierd deel47 04748 56251 045

1 Dit betreft loon- en prijsbijstelling.

2.6.2 Het Budgettair Kader Zorg

 
 199619971998
A. Premiegefinancierde uitgaven49 30853 05655 478
B. Begrotingsgefinancierde uitgaven   
Begroting VWS   
1. Ouderenbeleid32503032
2. Personeel en materieel zorg194195195
3. Gehandicaptenbeleid353435
4. RIVM207204204
5. Volksgezondheid algemeen636365
6. Volksgezondheidsbeleid207200194
7. Sectorfondsen828282
8. Academische ziekenhuizen255255255
9. Diversen– 10569593
Subtotaal uitgaven VWS4 2831 6331 655
    
Aanvullende posten1485567790
    
Ontvangsten VWS– 124– 121– 121
Totaal begrotingsgefinancierd4 6432 0782 324
    
BKZ (nominaal)53 95255 13457 803
BBP-deflator MEV 19951,0371,0571,085
Het reële BKZ52 00952 15753 288
    
BKZ (nominaal)53 95255 13457 803
Particuliere verzekeringen/WTZ– 7 404– 7 151– 7 486
IJklijn zorg (nominaal)46 54847 98350 317
BBP-deflator MEV 19951,0371,0571,085
Reële ijklijn zorg44 87245 39246 387

1 Dit betreft loon- en prijsbijstelling.

2.6.3 Toetsing actuele raming netto-uitgaven aan het BKZ respectievelijk de ijklijn zorg

 
 199619971998
Het reële BKZ52 00952 15753 288
BBP-deflator MEV 19981,0401,0591,086
Overboekingen/statistisch272715105
BKZ in lopende prijzen54 36755 93457 986
Actuele raming uitgaven54 70656 46858 672
Overschrijding BKZ339534686
    
IJklijn in lopende prijzen46 75548 10350 448
Collectief gefinancierd deel BKZ47 04748 56251 045
Overschrijding292460597

Toelichting

Deze bijlage bevat een toelichting op de opbouw van de actuele uitgaven vallend onder het Budgettair Kader Zorg (BKZ) en de ijklijn zorg, en de toetsing van de actuele uitgaven aan het BKZ en de ijklijn.

In tabel 2.6.1 zijn de actuele ramingen van de netto-uitgaven die vallen onder het BKZ weergegeven. De netto BKZ-uitgaven bestaan uit premiegefinancierde en begrotingsgefinancierde uitgaven. De premiegefinancierde uitgaven zijn uitgaven betreffende de AWBZ, de ZFW en de particuliere verzekeringen, verminderd met de eigen bijdragen AWBZ. De begrotingsgefinancierde uitgaven betreffen uitgaven op de begroting van VWS verminderd met de niet-belastingontvangsten voor zover relevant voor het BKZ.

Tabel 2.6.2 geeft weer het BKZ en de ijklijn zorg. Sinds de vaststelling van de uitgavenkaders heeft zich een aantal bijstellingen van het BKZ voorgedaan. Een groot aantal van deze bijstellingen is reeds gemeld in de Miljoenennota 1996 en de Miljoenennota 1997.

Drie posten zijn in 1998 in belangrijke mate verantwoordelijk voor de verlaging van de reële uitgaven onder het BKZ en het BKZ zelf. Ten eerste is er een overboeking van 73 miljoen naar gemeenten voor de indicatiestelling thuiszorg. Ten tweede is er een overboeking van 77 miljoen naar de begroting van Binnenlandse zaken vanwege de overdracht van banen voor langdurig werklozen van de zorgsector naar gemeenten. Ten slotte worden de uitgaven en het kader verlaagd met 134 miljoen, vanwege het afschaffen van de betaling van perceptiekosten door de volksverzekeringsfondsen aan de belastingdienst. De ijklijn sociale zekerheid wordt in verband hiermee eveneens verlaagd. De ijklijn rijksbegroting in enge zin wordt hiervoor verhoogd.

3 De belastingontvangsten

Deze bijlage bevat een toelichting op de raming van de belastingontvangsten voor 1997 en 1998. In de laatste paragraaf is een (technische) meerjarige belastingraming opgenomen.

3.1 De belastingramingen voor 1997 en 1998

Tabel 3.1.1 Belastingopbrengsten op kasbasis voor 1996, 1997 en 1998
 Realisatie1996Ontwerp-begroting1997Voorjaars-nota1997Vermoedelijkeuitkomsten1997Ontwerp-begroting1998
I Kostprijsverhogende belastingen82 44984 03085  57585 61590 135
  Invoerrechten3 3133 5853 3803 3853 320
  Omzetbelasting46 50647 55049 03049 09051 590
  Belasting op personenauto's en motorrijwielen4 3704 3454 4154 4354 670
  Accijnzen14 57115 54515 03014 97016 690
  – Accijns van lichte olie6 1186 5856 5556 6057 235
  – Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie3 6694 0504 0654 0654 540
  – Tabaksaccijns2 9473 1002 9652 9903 205
  – Alcoholaccijns904865900830820
  – Bieraccijns611605615550550
  – Wijnaccijns322340– 70– 70340
  Belastingen van rechtsverkeer5 2575 0355 5505 5505 760
  – Overdrachtsbelasting3 6593 5003 9003 9304 105
  – Assurantiebelasting1 0431 1051 0951 0651 100
  – Kapitaalsbelasting555430555555555
  Motorrijtuigenbelasting5 0013 9254 0804 0803 470
  Verbruiksbelasting op een milieugrondslag2 9053 4603 5253 5254 040
  Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten400430410400410
  Belasting op zware motorrijtuigen126155155180185
 
II Belastingen op inkomen, winst en vermogen81 45776 42577 58581 36587 520
  Inkomstenbelasting5 5196 1354 7354 5004 220
  Loonbelasting42 48739 44039 98040 10046 200
  Dividendbelasting2 3342 4102 4802 9202 920
  Kansspelbelasting195185210220230
  Vennootschapsbelasting27 54724 88026 70030 10030 500
  Vermogensbelasting1 4251 5401 4501 5201 350
  Successierechten1 9501 8352 0302 0052 100
 
III Niet aan afzonderlijke belastingsoorten toe te rekenen belastingontvangsten56110705570
IV Totaal generaal163 962160 565163 230167 035177 725
Aandeel van het Gemeentefonds20 063120 717320 54920 55622 126
Aandeel van het Provinciefonds1 94921 48541 51141 54841 6733
Storting aan het FES1 111    
Aandeel van de Europese Unie     
1. in de invoerrechten3 3133 5853 3803 3853 320
2. in de omzetbelasting3 6833 8904 0234 0353 962
 30 11929 67729 46329 52431 081
Ten bate van begroting IX-B133 842130 888133 767137 511146 644

1 12,89% van de opbrengst exclusief die van de invoerrechten en de motorrijtuigenbelasting.

2 1,252% van de opbrengst exclusief die van de invoerrechten en de motorrijtuigenbelasting.

3 Met ingang van het begrotingsjaar 1997 is de voeding van het Gemeentefonds niet langer een percentage van de totale belastingontvangsten exclusief invoerrechten en motorrijtuigenbelasting. De voeding uit de belastingontvangsten is gelijk aan de uitgaven van het Gemeentefonds. Deze systematiek geldt met ingang van het begrotingsjaar 1998 ook voor het Provinciefonds.

4 0,97% van de opbrengst exclusief die van de invoerrechten en de motorrijtuigenbelasting.

In tabel 3.1.1 staan in de laatste twee kolommen per belastingsoort de actuele belastingramingen voor 1997 en 1998 weergegeven. Voor 1997 zijn ook de eerdere ramingen bij de Ontwerpbegroting 1997 en de Voorjaarsnota 1997 opgenomen. De eerste kolom laat de gerealiseerde kasontvangsten in 1996 zien.

3.2 De belastingontvangsten in 1997

In tabel 3.2.1 zijn voor 1997 de belangrijkste mutaties ten opzichte van de Voorjaarsnota 1997 vermeld.

Tabel 3.2.1 Raming belastingopbrengsten 1997 op kasbasis
 Voorjaarsnota 1997Vermoedelijkeuitkomsten 1997Verschil
Kostprijsverhogende belastingen85 57585 61540
waarvan:  
– omzetbelasting49 03049 09060
– accijnzen15 03014 970– 60
– overige21 51521 55540
    
Belastingen op inkomen, winst en vermogen77 58581 3653 780
waarvan:   
– inkomstenbelasting4 7354 500– 235
– loonbelasting39 98040 100120
– dividendbelasting2 4802 920440
– vennootschapsbelasting26 70030 1003 400
– overige3 6903 74555
    
Niet aan afzonderlijke belastingsoorten toe te rekenen belastingontvangsten7055– 15
Totaal generaal163 230167 0353 805

De raming voor het totaal aan belastingontvangsten is voor 1997 ten opzichte van de Voorjaarsnota 1997 met 3,8 miljard opwaarts bijgesteld. Deze bijstelling vloeit vrijwel geheel (3,7 miljard) voort uit bijstellingen in het economische beeld in de Macro-Economische Verkenning 1998 ten opzichte van het Centraal Economisch Plan 1997 en uit inzichten vanuit de aanslag- en kasontwikkeling van de verschillende belastingsoorten. Daarnaast is er een opwaartse autonome bijstelling van per saldo 0,1 miljard.

Bij de kostprijsverhogende belastingen bedraagt de endogene bijstelling +0,1 miljard ten opzichte van de raming bij Voorjaarsnota 1997. Deze bijstelling is het gevolg van beperkte wijzigingen in het economische beeld en het kaspatroon van de ontvangsten.

De raming voor de inkomstenbelasting is ten opzichte van de raming bij de Voorjaarsnota neerwaarts bijgesteld met 0,2 miljard. Deze bijstelling vloeit voor 0,1 miljard voort uit lager dan geraamde kasontvangsten over het belastingjaar 1995. Daarnaast is een aanpassing van de verdeling tussen belastingen en premies over belastingjaar 1993 voorzien, wat leidt tot een nabetaling door de sociale fondsen die 0,1 miljard lager uitkomt dan eerder geraamd.

De raming voor de loonbelasting is opwaarts bijgesteld met 0,1 miljard. De geraamde nabetaling aan de sociale fondsen over het belastingjaar 1995 komt 0,3 miljard lager uit dan eerder geraamd. Daarnaast is er een neerwaartse endogene bijstelling van 0,2 miljard.

De raming voor de vennootschapsbelasting is ten opzichte van de raming bij de Voorjaarsnota opwaarts bijgesteld met 3,4 miljard. Deze bijstelling vloeit voort uit een hoger dan geraamde ontwikkeling van de aanslagoplegging. De aanslagoplegging in 1997 over het belastingjaar 1995 en de kasontwikkeling met betrekking tot 1995 en oudere belastingjaren ligt sterk boven wat op grond van historische patronen verwacht mocht worden. Een belangrijke verklarende factor hierbij is de sterke stijging van de belastbare winst bij vooral de grootste bedrijven in 1995 en mogelijk het opraken van de voorraad verliescompensaties. De hogere kasontvangsten en de aanslagoplegging over 1995 en oudere jaren leiden tot een opwaartse bijstelling van de raming in 1997 met 1,8 miljard. Nieuwe inzichten ten aanzien van het belastingjaar 1996 leiden niet tot bijstellingen van de kasontvangsten in 1997. Over het belastingjaar 1997 is als uitvloeisel van de voorlopige aanslagmethodiek substantieel meer opgelegd dan in voorgaande jaren. De bijstellingen in het economische beeld geven echter geen aanleiding om naast de structurele doorwerking uit hoofde van 1995 en eerdere jaren de raming op transactiebasis bij te stellen. Door de hogere voorlopige aanslagoplegging wordt over het belastingjaar 1997 een groter deel van de fiscale winst belast in 1997 en minder in het komende jaar. Hierdoor zullen de kasontvangsten in 1997 1,6 miljard hoger uitkomen dan geraamd bij de Voorjaarsnota. Uit hoofde van deze ontwikkelingen komt de raming van de vennootschapsbelasting in het totaal 3,4 miljard hoger uit dan in de Voorjaarsnota.

De raming van de dividendbelasting is met 0,4 miljard opwaarts bijgesteld. Op basis van de hogere dividenduitkeringen van beursgenoteerde ondernemingen is de raming met 0,2 miljard verhoogd. Daarnaast blijkt uit een analyse van de aangiften van dividendbelasting dat in het eerste halfjaar van 1997 door houders van een aanmerkelijk belang 0,2 miljard meer dividendbelasting is aangegeven. Uit behoedzaamheid is deze ontwikkeling (nog) niet doorgetrokken naar de tweede helft van 1997. Voorlopig wordt ervan uitgegaan dat de structurele meeropbrengst die aan het nieuwe aanmerkelijk-belangregime is toe te schrijven, beperkt blijft tot circa 0,2 miljard.

De raming voor de overige belastingen op winst, inkomen en vermogen is opwaarts bijgesteld met 0,1 miljard.

3.3 De invloed van maatregelen op de belastingontvangsten 1998

Als gevolg van maatregelen neemt in 1998 de belastingopbrengst per saldo toe met 2,3 miljard ten opzichte van 1997. Deze toename is het saldo van fiscale maatregelen met een omvang van 1,5 miljard en maatregelen in de uitvoeringssfeer met een totaal van 0,9 miljard. Het saldo van fiscale maatregelen sluit aan bij de microlastenontwikkeling zoals deze neerslaat bij het Rijk (hoofdstuk 3, tabel 3.4.1).1

Tabel 3.3.1 geeft een overzicht van de maatregelen die van invloed zijn op de belastingopbrengst in 1998, uitgesplitst naar reeds vaststaande maatregelen, voorstellen die thans bij het parlement aanhangig zijn, voorgenomen maatregelen waarvoor nog geen wetsvoorstellen bij het parlement zijn ingediend en maatregelen in de uitvoeringssfeer.

Door reeds vaststaande fiscale maatregelen daalt de belastingopbrengst in 1998 per saldo met 0,5 miljard. Het gaat hierbij onder andere om maatregelen die reeds in 1997 zijn ingegaan, maar die een doorwerking op de kasopbrengsten in 1998 hebben.

Tabel 3.3.1 De invloed op de belastingopbrengst 1998 van reeds vaststaande, bij het parlement aanhangige en voorgenomen maatregelen (mutaties op kasbasis ten opzichte van 1997)
Fiscale maatregelen1 464
  
wv vaststaande fiscale maatregelen– 488
– Geleidelijke tariefdaling a.g.v. GATT-akkoord– 197
– Afbraak douanerechten hightech-producten– 120
– Invoering en terugsluis derde tranche Regulerende Energiebelasting4
– Inflatiecorrectie accijnzen200
– Verhoging tabaksaccijns160
– Wetsvoorstel aanpassing LB/IB c.a.– 180
– Doorwerking verhoging brandstofaccijnzen en terugsluis (deels) via verlaging MRB100
– Doorwerking verlaging belastingtarief eerste schijf in 1997– 390
– Doorwerking wijziging Aanmerkelijk Belang105
– Overige vaststaande fiscale maatregelen– 170
  
wv aanhangige fiscale maatregelen– 98
– Compensatie verhoging dieselaccijns voor zware vrachtwagens– 100
– Overige aanhangige maatregelen2
  
wv voorgenomen fiscale maatregelen2 050
– Wijziging arbeidsongeschiktheidsregelingen (PEMBA) 
verlaging overhevelingstoeslag– 5 557
verhoging ouderen- en zelfstandigenaftrek– 104
verhoging belastingvrije sommen– 1 848
vervallen (aftrekbare) werknemerspremies arbeidsongeschiktheid3 012
invoering AWF-werknemersfranchise– 265
verhoging belastingtarief eerste schijf7 320
– Verlenging eerste en tweede schijf LB/IB– 377
– Verhoging belastingtarief eerste schijf (saldo)2 004
– Verlaging vermogensbelasting– 200
– Verhoging arbeidskostenforfait– 550
– Verhoging overdraagbare belastingvrije som– 265
– Verhoging loonkostenfaciliteit lage lonen– 365
– Fiscale milieuversterking– 90
– Fiscale structuurversterking– 435
– Overige voorgenomen fiscale maatregelen– 230
  
Overige maatregelen854
– Doorwerking teruggave wijnaccijns 1997400
– Automatische incasso motorrijtuigenbelasting– 200
– Fraudeplan 1996 en meerjarenbeleid Belastingdienst280
– Stroomlijning aangifteverwerking134
– Wetsvoorstel aanpassing LB/IB c.a.: verbetering voorlopige aanslagregeling150
– Overig90
Totaal2 318

De thans bij het parlement aanhangige fiscale maatregelen leiden in 1998 ten opzichte van 1997 tot een derving van 0,1 miljard. Er is onder andere een wetsvoorstel ingediend in verband met de compensatie voor de verhoging van de dieselaccijns voor zware vrachtwagens (– 0,1 miljard).

De voorgenomen fiscale maatregelen, waarvoor binnenkort wetsvoorstellen zullen worden ingediend, leiden in 1998 per saldo tot een extra opbrengst van 2,1 miljard. De stijging is het gevolg van verschuivingen tussen belastingen en premies. Ten eerste worden de uitkeringen voor vroeggehandicapten van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet overgeheveld naar de rijksbegroting. Voor de financiering hiervan worden de belastingen met structureel 2,4 miljard verhoogd, terwijl de premies met hetzelfde bedrag dalen. Deze verschuiving vormt een onderdeel van de voorgenomen wijzigingen in de arbeidsongeschiktheidsregelingen (wetsvoorstel PEMBA)2. Een andere verschuiving van premies naar belastingen vindt zijn oorzaak in de maximering van de AOW-premie. Hierdoor worden de AOW-lasten die uitgaan boven de premie-opbrengsten gefinancierd via de belastingen.

Naast de genoemde overheveling van de uitkeringen voor vroeggehandicapten hangen met het wetsvoorstel PEMBA diverse fiscale maatregelen samen die leiden tot een kleinere belastinggrondslag. Hier staat een verhoging van het belastingtarief in de eerste schijf tegenover. Per saldo is het pakket fiscale maatregelen die voortvloeien uit de wijzigingen van de arbeidsongeschiktheidsregelingen zowel budgettair neutraal (belastingen en premies) als neutraal voor de microlastenontwikkeling.

Andere voorgenomen fiscale maatregelen hebben betrekking op een pakket maatregelen ter versterking van het milieubeleid en de economische structuur. De verhoging van het arbeidskostenforfait, de verruiming van de loonkostenfaciliteit lage lonen en de verlenging van de eerste en de tweede schijf van de loon- en inkomstenbelasting leiden tot lagere opbrengsten. Tot slot is een verlaging van het tarief en een verhoging van de belastingvrije sommen van de vermogensbelasting voorgenomen. Door de overige maatregelen, met name gelegen in de uitvoeringssfeer, nemen in 1998 de belastingontvangsten met 0,9 miljard toe.

3.4 De belastingontvangsten in 1998

Onderstaande tabel bevat een beknopt overzicht van de belastingramingen voor 1997 en 1998. Een uitgebreid overzicht is opgenomen in tabel 3.1.1 aan het begin van deze bijlage.

Tabel 3.4.1 Raming belastingopbrengsten 1998 op kasbasis
 Vermoedelijkeuitkomsten 1997Ontwerp-begroting 1998Verschil
Kostprijsverhogende belastingen85 61590 1354 520
waarvan:   
– omzetbelasting49 09051 5902 500
– accijnzen14 97016 6901 720
– verbruiksbelastingen op een milieugrondslag3 5254 040515
– belastingen van rechtsverkeer5 5505 760210
– motorrijtuigenbelasting4 0803 470– 610
– overige8 4008 585185
    
Belastingen op inkomen, winst en vermogen81 36587 5206 155
waarvan:   
– inkomstenbelasting4 5004 220– 280
– loonbelasting40 10046 2006 100
– dividendbelasting2 9202 9200
– vennootschapsbelasting30 10030 500400
– overige3 7453 680– 65
    
Niet aan afzonderlijke belastingsoorten toe te rekenen belastingontvangsten557015
Totaal Generaal167 035177 72510 690

De totale opbrengst aan rijksbelastingen in 1998 zal naar verwachting 177,7 miljard bedragen. De opbrengst stijgt daarmee met 10,7 miljard ten opzichte van 1997 (stand Vermoedelijke uitkomsten 1997). Deze stijging vloeit voor 2,3 miljard voort uit maatregelen en voor 8,4 miljard uit de endogene groei. Deze endogene groei van 8,4 miljard is het gevolg van de groei van de bestedingen, de toename van de werkgelegenheid en de winstontwikkeling. De belangrijkste maatregelen zijn toegelicht in paragraaf 3.3. Voor de afzonderlijke belastingsoorten volgt hieronder een korte toelichting.

De geraamde opbrengst van de omzetbelasting bedraagt 51,6 miljard voor 1998. Dit is een toename van 2,5 miljard ten opzichte van de vermoedelijke uitkomst voor 1997. Deze stijging wordt voor 2,4 miljard veroorzaakt door de prijs- en volumeontwikkeling van de consumptieve bestedingen; het restant van 0,1 miljard is het saldo van diverse posten, waaronder het BTW-effect van de derde tranche van de Regulerende Energiebelasting.

De geraamde opbrengst van de accijnzen in 1998 neemt toe met 1,7 miljard. Deze toename is het gevolg van de volumestijging in de grondslag (0,4 miljard) en diverse autonomen (1,3 miljard). Naast de indexatie van de brandstofaccijnzen (0,2 miljard) zijn te noemen de doorwerking op de kasopbrengsten van de verhoging van de brandstofaccijnzen met ingang van 1 juli 1997 (0,6 miljard), de verhoging van de tabaksaccijns (0,2 miljard) en het wegvallende effect van de teruggave van de wijnaccijns in 1997 (0,4 miljard).

De raming van de opbrengst voor de verbruiksbelasting op een milieugrondslag voor 1998 bedraagt 4,0 miljard. Dit is een stijging van 0,5 miljard ten opzichte van de vermoedelijke uitkomst voor 1997. Deze mutatie wordt grotendeels veroorzaakt door de derde en laatste tranche van de Regulerende Energiebelasting, die in 1996 is ingevoerd.

De geraamde opbrengst van de belastingen van rechtsverkeer neemt van 1997 op 1998 toe met 0,2 miljard. Deze stijging is voornamelijk het gevolg van de verwachte volume- en prijsstijging op de woningmarkt in 1998.

De opbrengst van de motorrijtuigenbelasting neemt af met 0,6 miljard. Deze afname is het saldo van een endogene groei van 0,2 miljard als gevolg van de groei van het wagenpark en een verlaging met 0,8 miljard door maatregelen. Deze maatregelen houden enerzijds verband met de doorwerking van de terugsluis van de hogere brandstofaccijnzen per 1 juli 1997 en anderzijds met de invoering van de mogelijkheid om met ingang van 1998 de motorrijtuigenbelasting via een automatische incasso te betalen.

De geraamde opbrengst voor de inkomstenbelasting voor 1998 bedraagt 4,2 miljard. Dit is een afname van 0,3 miljard ten opzichte van de vermoedelijke uitkomst over 1997. Deze afname is het saldo van enkele maatregelen met een totale omvang van -0,9 miljard en een endogene stijging van 0,7 miljard. Deze endogene stijging is met name het gevolg van de ontwikkeling van de fiscale winst bij zelfstandigen. De maatregelen hebben onder meer betrekking op de effecten op de grondslag van de inkomstenbelasting als gevolg van de herziening van de arbeidsongeschiktheidsregelingen (PEMBA). Daarnaast worden verminderingen van loonbelasting vanwege aftrekposten die vanaf 1 juli 1998 worden toegekend, rechtstreeks uitbetaald door de Belastingdienst via een voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting. Door deze maatregel vindt een verschuiving plaats tussen loon- en inkomstenbelasting.

De opbrengst voor de loonbelasting voor 1998 wordt geraamd op 46,2 miljard. Dit is een toename van 6,1 miljard ten opzichte van de vermoedelijke uitkomst over 1997. Deze stijging is de som van maatregelen met een omvang van 3,0 miljard en de endogene stijging van de macro-economische loonsom als gevolg van de loon- en de werkgelegenheidsontwikkeling (3,1 miljard). De belangrijkste maatregelen betreffen de verhoging van het belastingtarief in de eerste schijf mede als gevolg van de herziening van de arbeidsongeschiktheidsregelingen (PEMBA). Daarnaast neemt de loonbelasting toe doordat verminderingen van loonbelasting vanwege aftrekposten niet meer via een loonbeschikking maar rechtstreeks uitbetaald worden door de Belastingdienst aan de belastingplichtige via een voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting.

De geraamde opbrengst van de vennootschapsbelasting neemt in 1998 toe met 0,4 miljard ten opzichte van het niveau in 1997 (30,1 miljard). Deze toename is een saldo van een autonome daling van 0,2 miljard en een endogene stijging van 0,6 miljard. Deze endogene stijging valt lager uit dan in 1997 doordat als gevolg van de hogere voorlopige aanslagoplegging over 1997 een groter deel van de verschuldigde vennootschapsbelasting reeds in 1997 wordt ontvangen; in 1998 wordt dus een kleiner deel ontvangen.

De raming van de opbrengst voor 1998 voor de overige belastingen op inkomen, winst en vermogen ligt 0,1 miljard lager dan het geraamde eindniveau voor 1997. Deze daling is het saldo van een stijging bij de successierechten en een daling bij de vermogensbelasting. De daling van de vermogensbelasting is het saldo van een endogene stijging die samenhangt met de gestegen waarde van specifieke vermogensbestanddelen als huizen en aandelen en een autonome daling van de voorgenomen verlaging van het tarief met 1‰-punt en een verhoging van de belastingvrije sommen met ingang van 1998.

3.5 Meerjarige belastingramingen

De meerjarige belastingraming zoals gepresenteerd in tabel 3.5.1 is voor de jaren 1997 en 1998 in het voorgaande toegelicht. Bij afwezigheid van een actueel macro-economisch beeld voor de periode nadien heeft de belastingraming voor de jaren 1999 tot en met 2002 een louter technisch karakter.

Tabel 3.5.1 Meerjarige belastingraming op kasbasis (in miljarden)
 199719981999200020012002
Totaal generaal167,0177,7185,3193,3202,1211,3

4 Horizontale toelichting 1997–2002

Per begroting (of begrotingsfonds dan wel aanvullende post) wordt in deze bijlage een toelichting gegeven op het verloop van de uitgaven en niet-belastingontvangsten vanaf 1997 tot en met 2002 volgens de huidige inzichten. Ook het verloop van de meerjarencijfers van de sectoren sociale zekerheid en zorg wordt op hoofdlijnen toegelicht.

De ontwikkeling in de uitgaven en niet-belastingontvangsten wordt in principe toegelicht per hoofdbeleidsterrein. Indien de cijfers geen stijging of daling van betekenis laten zien, wordt over het algemeen geen toelichting gegeven. Als zich op het hoofdbeleidsterrein in totaal niet, maar op artikelniveau wél substantiële stijgingen dan wel dalingen voordoen, zullen deze worden aangegeven en toegelicht. Voor een meer gedetailleerde toelichting op artikelniveau wordt verwezen naar de desbetreffende ontwerpbegrotingen en memories van toelichting, respectievelijk de Sociale Nota en het Jaaroverzicht Zorg.

De uitgaven voor internationale samenwerking worden separaat als totaal gepresenteerd. De totalen per begroting zijn derhalve exclusief de bedragen die onder de homogene groep Internationale Samenwerking (hgIS) vallen.

uitgaven199719981999200020012002
I Huis der Koningin131414141414
uitgaven199719981999200020012002
IIHoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin296289289287288288
        
1.Staten-Generaal166167168167168168
2.Raad van State646161606060
3.Algemene Rekenkamer444040394040
4.Nationale Ombudsman131211111111
5.Algemeen/overige colleges999999

De hogere uitgaven in 1997 ten opzichte van 1998 en verdere jaren zijn het gevolg van een incidentele toevoeging van middelen aan de begrotingen van de volgende colleges: de Algemene Rekenkamer (nieuwbouw) de Raad van State (vervanging van het toegangssysteem) en de Nationale Ombudsman (vernieuwing van de automatiseringsapparatuur).

ontvangsten199719981999200020012002
IIHoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin777777
uitgaven199719981999200020012002
IIIAlgemene Zaken595756575454
        
1.Algemeen595756575454
2.Rijksvoorlichting000000
4.Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid000000
ontvangsten199719981999200020012002
IIIAlgemene Zaken666666
        
1.Algemeen666666
2.Rijksvoorlichting000000
uitgaven199719981999200020012002
IVKabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken201918181818
ontvangsten199719981999200020012002
IVKabinet voor Nederlands-Antilliaanse en ArubaanseZaken000000
uitgaven199719981999200020012002
VBuitenlandse Zaken3 1354 0704 9625 1395 5165 912
        
1.Algemeen Binnenland263276271258261261
2.Europese Unie2 8723 7944 6914 8815 2555 651

De stijging van de geraamde uitgaven op het beleidsveld Europese Unie wordt veroorzaakt door de verwachte oploop in het uitgavenplafond van de Europese Unie, te weten 1,15% van het EU-BNP in 1998 tot 1,23% in 2002.

ontvangsten199719981999200020012002
VBuitenlandse Zaken666666
uitgaven199719981999200020012002
VIJustitie6 4376 3106 0716 0456 0276 030
        
1.Algemeen374328335337337337
2.Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken1 3351 1801 024944885885
3.Preventie, Jeugd en Sancties2 3792 5592 5122 5642 5882 590
4.Wetgeving, Rechtshandhaving en rechtspleging2 3492 2432 2002 2002 2162 218

De daling van de uitgaven op het beleidsterrein Internationale aangelegenheden en Vreemdelingenzaken is een gevolg van het wegwerken van de achterstand in de te behandelen asielverzoeken, de verwijdering van afgewezen asielzoekers en de hiermee samenhangende daling van de uitgaven voor de opvang van asielzoekers.

Door de intensivering van de preventie en bestrijding van de jeugdcriminaliteit, de strafrechtelijke opvang van verslaafden en het grotestedenbeleid nemen de uitgaven in de jaren 1998, 2000 en 2001 bij Preventie, Jeugd en Sancties toe. In 1999 is echter sprake van een eenmalige daling die verband houdt met een overboeking naar de begroting van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voor de nodige investeringen voor de bouw van cellen in 1999.

De uitgaven op het beleidsterrein Wetgeving, Rechtshandhaving en rechtspleging zijn in 1997 hoger dan in de jaren daaropvolgend omdat er in 1997 voor verbetering van de infrastructuur van de rechterlijke organisatie en samenhangend met de uitvoering van de aanbevelingen van de Parlementaire Enquête Opsporingsmethoden extra investeringen worden gedaan.

ontvangsten199719981999200020012002
VIJustitie1 0061 0291 0341 0421 0421 042
        
1.Algemeen986666
2.Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken111111
3.Preventie, Jeugd en Sancties272828282828
4.Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging9699929991 0071 0071 007

De ontvangstenraming op het beleidsterrein Wetgeving, Rechtshandhaving en rechtspleging stijgt per saldo als gevolg van de volgende ontwikkelingen. De ontvangsten uit hoofde van boeten en transacties stijgen vanaf 1998 als gevolg van de intensivering van de verkeershandhaving. De ontvangstenraming griffierechten stijgt jaarlijks tot 2000 door de veronderstelde groei van het zaakaanbod.

uitgaven199719981999200020012002
VIIBinnenlandse Zaken7 8687 0047 2217 2387 2657 340
        
1.Algemeen190191193194193193
2.Openbaar Bestuur1 688960949962979994
3.Minderhedenbeleid218268260215197199
5.Openbare Orde en Veilig-heid5 1305 1805 3875 4515 4885 548
6.Binnenlandse Veiligheidsdienst757778787878
7.Management en Personeelsbeleid519297327311302300
8.Informatievoorziening en Automatiseringsbeleid462926262626
9.Algemene Bestuursdienst222222

De daling van de uitgaven op het hoofdbeleidsterrein Openbaar Bestuur vanaf 1998 is met name het gevolg van het opheffen van het Fonds Sociale Vernieuwing per 1 januari 1998, waardoor middelen zijn overgeboekt naar andere departementen en het Gemeentefonds.

De stijging van de uitgaven in 1998 voor het Minderhedenbeleid wordt veroorzaakt doordat het aantal uitkeringen ten behoeve van de Voorlopige Vergunning tot Verblijf (VVTV) toeneemt tot 12 500 in 1998. Na 1998 wordt een daling van het aantal VVTV-gerechtigden verwacht tot 7 450 in 2002.

De stijging in de uitgaven vanaf 1999 voor openbare orde en veiligheid wordt veroorzaakt doordat in 1999 wordt begonnen met de bouw van een digitaal netwerk voor radiocommunicatie ten behoeve van politie, brandweer en ambulancehulpverlening (het project C2000). Daarnaast neemt het budget voor de politieregio's vanaf 1997 jaarlijks toe.

De uitgaven op het hoofdbeleidsterrein Management en Personeelsbeleid dalen vanaf 1998 als gevolg van het overhevelen van het budget voor de Ziektekostenvoorziening Overheidspersoneel naar de sectoren Onderwijs en Defensie. De middelen voor de sector Rijk blijven op de begroting van Binnenlandse Zaken geraamd.

Door de instelling van het agentschap Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) per 1 januari 1998 is de raming op het hoofdbeleidsterrein Informatievoorziening en Automatiseringsbeleid structureel verlaagd.

ontvangsten199719981999200020012002
VIIBinnenlandse Zaken544386432426423431
        
1.Algemeen3122222
2.Openbaar Bestuur182801171029494
3.Minderhedenbeleid 44444
5.Openbare Orde en Veiligheid301290298306314322
6.Binnenlandse Veiligheidsdienst000000
7.Management en Personeelsbeleid11109999
8.Informatievoorziening en Automatiseringsbeleid1902300

De ontvangsten voor het Openbaar Bestuur liggen in 1997 hoger dan in 1998 en volgende jaren doordat gemeenten niet bestede middelen voor de Regeling Werkgelegenheid Langdurig Werklozen in 1997 terugstorten. Vanaf 1998 vertoont de ontwikkeling van de ontvangsten voor Openbaar Bestuur een fluctuerend verloop door de afzet van reisdocumenten.

Door de instelling van het agentschap Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) worden vanaf 1998 geen ontvangsten van het GBA meer geraamd op het hoofdbeleidsterrein Informatievoorziening en Automatiseringsbeleid. In 1999 en 2000 vertonen de ontvangsten op het beleidsterrein Informatievoorziening en Automatiseringsbeleid een stijging als gevolg van het Rijksbreed aanbesteden van telefoniediensten. De investering die nodig is voor de aanbesteding zal in 1999 en 2000 worden «terugverdiend» uit de gerealiseerde besparingen.

uitgaven199719981999200020012002
VIIIOnderwijs, Cultuur en Wetenschappen37 64738 81039 44539 71539 98840 439
        
17Ministerie algemeen589582579579575574
18Primair onderwijs9 74510 29710 71910 86210 95511 062
19Voortgezet onderwijs7 0777 2467 4287 5477 6737 818
20Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie4 0814 2034 3194 3274 3514 378
21Hoger beroepsonderwijs2 5892 5622 6222 5512 5402 512
22Wetenschappelijk Onderwijs5 1535 2585 3845 3935 4025 387
23Onderzoek en wetenschapsbeleid1 2721 3031 3071 3111 3161 318
24Huisvesting2200000
25Studiefinancieringsbeleid4 2894 3034 1184 0043 8303 853
26Overige programma-uitgaven274550443573754946
27Cultuur2 5562 5052 5252 5672 5902 590

Op het beleidsterrein Primair Onderwijs wordt de stijging van de uitgaven veroorzaakt door de demografische ontwikkelingen (stijgende leerlingenaantallen) en de incidentele loonontwikkeling. De sterke stijgingen van 1997 op 1998 en van 1998 op 1999 worden veroorzaakt door de maatregelen in het kader van de klassenverkleining en de CAO-afspraken 1996–1998.

De stijgende uitgaven op het beleidsterrein Voortgezet Onderwijs worden met name veroorzaakt door de CAO-afspraken 1996–1998 en in de latere jaren door de stijgende leerlingaantallen.

De CAO-afspraken 1996–1998 leiden tot een stijging van de uitgaven op het beleidsterrein Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie.

Op het beleidsterrein Studiefinanciering wordt de structurele daling van de uitgaven grotendeels verklaard door de autonome daling van het aantal studenten in het Hoger Onderwijs. Naar verwachting zullen de uitgaven vanaf het jaar 2002 op een meer stabiel niveau komen te liggen.

Op het beleidsterrein Overige programma-uitgaven worden onder meer de gelden voor loon- en prijsbijstelling en rechtspositionele uitkeringen verantwoord, voorzover deze nog niet zijn toegedeeld aan de overige beleidsterreinen. Daarnaast worden uitgaven voor internationaal beleid, vakbondsfaciliteiten en centraal beheerde middelen verantwoord op dit beleidsterrein. Het verloop wordt verklaard door de uit de aanvullende post overgeboekte maar nog niet uitgedeelde tranches voor de loonbijstelling en de incidentele looncomponent.

De structurele stijging van de uitgaven voor cultuur vanaf 1998 wordt veroorzaakt door de verhoging van de uitgaven voor regionale tv.

ontvangsten199719981999200020012002
VIIIOnderwijs, Cultuur en Wetenschappen3 4503 4123 4813 5283 5253 525
        
17Ministerie algemeen en Overige Programma-ontvangsten2111111
18Primair onderwijs394444353535
19Voortgezet onderwijs21189988
20Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie968279797979
21Hoger beroepsonderwijs en Wetenschappelijk Onderwijs1298888
23Onderzoek en wetenschapsbeleid167168154154154154
25Studiefinancieringsbeleid1 5471 4421 6631 6761 6401 640
27Cultuur1 5471 6481 5231 5651 6001 600

De hogere ontvangsten in 1998 en 1999 op het beleidsterrein Primair Onderwijs worden verklaard door hogere ontvangsten uit versterkte controles van afrekeningen van scholen.

In verband met de invoering van de lumpsumfinanciering in het Voortgezet Onderwijs per 1 augustus 1996 dalen de ontvangstenramingen structureel vanaf 1998. De bij Primair Onderwijs reeds genoemde versterking van de incidentele controles leidt echter in 1998 tot een hogere ontvangstenraming dan in latere jaren.

De daling vanaf 1999 van de ontvangsten op het terrein Onderzoek en Wetenschapsbeleid wordt voornamelijk verklaard door het in 1998 aflopen van de bijdragen uit het FES ten behoeve van de kennisinfrastructuurprojecten.

De ontvangsten op het beleidsterrein Studiefinanciering bestaan uit de aflossingen en rentebetalingen op studieleningen en de lesgeldontvangsten. De ontvangsten nemen in de periode 1997 tot en met 2000 toe, met uitzondering van het jaar 1998. De toename is met name het gevolg van de jaarlijkse indexering van het lesgeld. De daling in 1998 hangt samen met de eenmalige ontvangstenderving ad 142 miljoen in dat jaar als gevolg van de invoering van de mogelijkheid tot gespreide betaling van het lesgeld.

De eenmalige stijging in de ontvangsten bij cultuur van 1997 op 1998 wordt mede veroorzaakt door de voorgenomen verkoop van het Nederlands Omroepproductiebedrijf in 1998.

uitgaven199719981999200020012002
IXANationale schuld30 54730 36031 67333 20233 81534 608

De stijging van de uitgaven Nationale schuld van 30,5 miljard in 1997 naar 34,6 miljard in 2002 wordt in hoofdzaak verklaard door de stijging van de rente-uitgaven als gevolg van de groei van de nominale staatsschuld.

ontvangsten199719981999200020012002
IXANationale schuld1 0432222222222

Door in 1997 ontvangen agio en bijbetaalde rente bij vervolguitgiftes van bestaande staatsleningen zijn de ontvangsten in 1997 hoger dan in latere jaren.

uitgaven199719981999200020012002
IXBFinanciën4 8465 6716 1136 1366 2496 226
        
1.Algemeen450400401401402402
2.Financiën Binnenland110177188183184171
3.Financiën Buitenland138183353393393393
4.Fiscale zaken en belastingen4 1474 9095 1715 1595 2705 260
 – Personeel en materieel – Belastingdienst3 6633 7243 6863 6743 6843 675
 – Heffings- en invorderingsrente4801 1781 4781 4781 5781 578
 – Diversen477788

De hogere uitgaven in 1997 ten opzichte van latere jaren op het beleidsterrein Algemeen zijn het gevolg van de compensatie in 1997 aan de provincies voor de eenmalig tegenvallende provinciale opcenten bij de invoering van de Wet Motorrijtuigenbelasting en een daling van de post onvoorzien met ingang van 1998.

Het verloop van de uitgaven op het beleidsterrein Financiën Binnenland wordt veroorzaakt door het verloop van de uitgaven voor het Muntwezen, de Regeling Bijzondere Financiering en de subsidieregeling voor tankstations. De uitgaven voor het Muntwezen stijgen tot 2001 in verband met de invoering van de euro. Daarnaast zijn de uitgaven voor de Regeling Bijzondere Financiering in 1997 lager dan in latere jaren door een meevaller als gevolg van de gunstige conjunctuur en het uitblijven van majeure schades. Ten slotte wordt de raming beïnvloed door de Tijdelijke Subsidieregeling Tankstations Grensstreek Duitsland, met een oploop van 1997 op 1998 en vervolgens een afloop naar nul in 2001.

Op het beleidsterrein Financiën Buitenland kunnen de lagere uitgaven in 1997 en 1998 worden verklaard uit de meevallende ontwikkeling bij de Exportkredietverzekering door het uitblijven van grote schades en door de verwachte gunstige schadeontwikkeling in 1997 en 1998.

De hogere uitgaven voor Personeel en materieel en voor de Belastingdienst in 1997 en 1998 zijn onder meer het gevolg van de afloop in de incidentele extra uitvoeringskosten van een aantal fiscale maatregelen en wetsvoorstellen.

De lagere uitgaven voor Heffings- en invorderingsrente in 1997 ten opzichte van latere jaren is het gevolg van een lagere rentestand dan voorzien, van een snellere afhandeling van aangiften en van het vervallen van het drempeltijdvak van 15 maanden voor de vergoeding van heffings- en invorderingsrente. Door het vervallen van het drempeltijdvak wordt er in het vervolg onmiddellijk rente vergoed in plaats van pas na 15 maanden.

ontvangsten199719981999200020012002
IXBFinanciën6 3015 3565 9075 7595 8005 777
        
1.Algemeen1 1921 033665639607583
 – Domeinen1 005847478452420397
 – Diversen187187187187187187
2.Financiën binnenland2 3591 7872 3312 0582 0322 032
3.Financiën buitenland988578483433433432
4.Fiscale zaken en belastingen1 7621 9582 4292 6292 7292 729
 – Heffings- en invorderingsrente5601 3601 8602 0602 1602 160
 – Diversen1 202598569569569569

De hogere ontvangsten in 1997 en 1998 bij Domeinen zijn het gevolg van de hogere verkoopopbrengsten van agrarische domeingronden in 1997 en de hogere ontvangsten die op grond van middelenafspraken ten goede komen aan de departementen van OCW, LNV, VROM/RGD, Defensie en Buza. De aflopende raming in de latere jaren is een gevolg van de aflopende afstootplanningen van VROM/RGD en Defensie.

De hogere ontvangsten in 1997 ten opzichte van 1998 op het beleidsterrein Financiën Binnenland kunnen worden verklaard uit de opbrengst van de verkoop van de obligatielening ING-Groep NV in 1997 en uit de hogere winstafdracht van De Nederlandsche Bank in 1997 ten opzichte van 1998. De hogere ontvangsten in 1999 weerspiegelen onder meer de geraamde opbrengsten uit de in dat jaar voorgenomen verkoop van de aandelen Nedcar door de Staat.

De daling van de ontvangstenraming op het beleidsterrein Financiën Buitenland wordt verklaard door het goede terugbetalingsgedrag van een aantal landen bij de Exportkredietverzekering en de verwachting dat dit ook na 1998 merkbaar zal zijn.

De stijging in de ontvangsten aan Heffings- en invorderingsrente is het gevolg van de lagere rente dan voorzien, van een snellere afhandeling van aangiften en van het vervallen van het drempeltijdvak van 15 maanden voor de heffings- en invorderingsrente.

De daling bij de post Diversen is het gevolg van de afschaffing van de vergoeding van de sociale verzekeringsfondsen aan de Belastingdienst voor de premieheffing. Bijgevolg zijn de ontvangsten neerwaarts bijgesteld.

uitgaven199719981999200020012002
XDefensie13 63213 60813 54713 44513 38113 381
        
1.Algemeen692705706712698704
2.Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen1 8531 6871 6561 6401 6311 664
3.Koninklijke Marine2 6972 8062 8772 9122 8242 856
4.Koninklijke Landmacht4 3054 4234 6124 5774 4804 567
5Koninklijke Luchtmacht2 6722 6982 5732 4912 5902 624
6.Koninklijke Marechaussee458433438443446445
8.Multi-service projecten en activiteiten505433295314363178
9.Defensie Interservice Commando449422390357348344

De uitgaven voor pensioenen, wachtgelden en uitkeringen dalen doordat met ingang van de begroting voor 1998 de uitgaven voor wachtgelden van burgerpersoneel en voor inactiviteitswedden voor militair personeel zijn overgeheveld naar de betrokken beleidsterreinen.

De per saldo stijging van de uitgaven van de Koninklijke Marine en de Koninklijke Landmacht wordt veroorzaakt door diverse geplande materiële aankopen.

De daling van de uitgaven op het beleidsterrein Multi-serviceprojecten en Activiteiten wordt veroorzaakt door de Luchtmobiele Brigade waar initiële investeringen in onder andere transporthelikopters, bewapende helikopters en het Luchtmobiel Speciaal Voertuig tot een einde komen.

De daling van de uitgaven van het Defensie Interservice Commando (DICO) hangt zowel samen met het geleidelijk aflopen van initiële investeringen van DICO als met dalende uitgaven voor personeel en materieel samenhangend met de personeelsreductie.

ontvangsten199719981999200020012002
XDefensie502504446446446446
        
1.Algemeen353939393939
2.Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen303030303030
3.Koninklijke Marine134151107107107107
4.Koninklijke Landmacht128121107108108108
5.Koninklijke Luchtmacht1119998989797
6.Koninklijke Marechaussee999999
9.Defensie Interservice      
 Commando565656565656

De ontvangstenraming van de Koninklijke Marine is in 1997 en 1998 hoger dan het structurele niveau vanaf 1999. In 1997 wordt dit veroorzaakt door hoger dan geraamde terugontvangsten aan BTW. In 1998 is de ontvangstenraming hoger door een terugontvangst voor Foreign Military Sales (FMS) en als gevolg van de geraamde ontvangst van de bij de assuradeuren ingediende claim voor de verfschade aan één van de Walrusklasse-onderzeeboten.

De hoge ontvangstenraming van de Koninklijke Landmacht in 1997 wordt veroorzaakt door een eenmalige inhaalslag met betrekking tot terug te vorderen BTW. Tevens heeft er een eenmalige terugontvangst plaatsgevonden voor Foreign Military Sales (FMS). Het hogere niveau in 1998 hangt samen met de ontvangsten uit de liquidatie van het Militair Hospitaal dr. A. Mathijsen.

uitgaven199719981999200020012002
XIAVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer7 5467 2637 0407 0106 9776 368
        
1.Algemeen205191188188192191
3.Volkshuisvesting6 1895 8245 6805 6225 5874 991
 – Huursubsidie2 6012 8122 8862 9803 0683 167
 – Stadsvernieuwing1 070723822923
 – Herstructurering88324933
 – Investeringen Stedelijke Vernieuwing1581 147568
 – Overig volkshuisvesting2 5102 2811 9401 6531 4791 393
4.Ruimtelijke Ordening759210299107103
5.Milieubeheer1 0771 1561 0701 1001 0911 083

De uitgaven voor Huursubsidie nemen geleidelijk toe. In de ramingen is rekening gehouden met toekomstige huurstijgingen en demografische ontwikkelingen. Daarnaast zijn voor het huursubsidietijdvak 1998–1999 extra middelen toegevoegd voor de koppeling van de normhuur aan de netto bijstand, voor verschillende koopkrachtmaatregelen, alsmede als gevolg van verschillende amendementen die zijn aangenomen bij de Kamerbehandeling van de nieuwe Huursubsidiewet.

In de nota «Stedelijke vernieuwing» zijn de gevolgen van de herijking Belstato opgenomen. Deze herijking – inclusief monumentenzorg (historische woonomgeving) en bodemsanering – heeft tot gevolg dat de uitgaven in het kader van stadsvernieuwing hoger zullen zijn dan tot nu toe geraamd. Met betrekking tot de herstructurering van de naoorlogse woningvoorraad wordt een rijksbijdrage van 1,85 miljard beschikbaar gesteld. De uitfinanciering van de in de tijd eindige uitgaven voor stadsvernieuwing en herstructurering zal doorlopen tot en met het jaar 2010.

De daling van Overig volkshuisvesting wordt met name veroorzaakt door de afname van de uitgaven voor het Besluit Woninggebonden Subsidies '95, het Besluit Lokatiegebonden Subsidies en de afloop van oude objectsubsidieregelingen.

De ontwikkeling van de uitgaven op het beleidsterrein Ruimtelijke Ordening hangt samen met de extra gelden die door de regering beschikbaar zijn gesteld voor het project De Blauwe Stad in Oost-Groningen. Voorts zijn op de begroting van VROM middelen vrijgemaakt ten behoeve van onderzoek naar nieuwe sleutelprojecten en voor een Regeling Meervoudig Ruimtegebruik.

In de meerjarencijfers op het beleidsterrein Milieubeheer zijn de extra middelen opgenomen die ter beschikking zijn gesteld voor bodemsanering, voor de nota «Voertuigtechniek» en voor de nota «Milieu en economie». De hogere uitgaven in 1998 hangen samen met extra uitgaven die worden geraamd voor de aanpak van bodemverontreiniging op VINEX-locaties.

ontvangsten199719981999200020012002
XIAVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer24833020316812495
        
1.Algemeen222222
3.Volkshuisvesting16414814915311081
4.Ruimtelijke Ordening110000
5.Milieubeheer8017951131111

Het verloop van de ontvangsten op het beleidsterrein Volkshuisvesting hangt samen met de restitutie aan VROM van in het verleden te veel betaalde bijdragen aan woningcorporaties en de afrekening in het kader van de Wet Balansverkorting. Na 2000 lopen deze restituties terug.

Daarnaast worden de ontvangsten voor Volkshuisvesting bepaald door de nieuwe huursubsidiewet. Bij de behandeling van de wet in de Tweede Kamer is afgesproken dat de toets op het vermogen van de huursubsidie-aanvragers voor het tijdvak 1997/98 achteraf op 1 januari 1998 zal plaatsvinden. Verwacht wordt dat als gevolg hiervan huursubsidie zal worden verstrekt aan personen waarvan na de vermogenstoets zal blijken dat deze geen recht op huursubsidie hadden. In dat geval zal deze worden teruggevorderd, wat met name in de jaren 1998–2000 tot een hogere ontvangstenraming leidt. In latere jaren zullen de restituties subjectsubsidies afnemen, omdat de nieuwe huursubsidiewet zal leiden tot minder terugvorderingen.

In 1998 doet zich bij Milieubeheer een incidentele stijging van de ontvangsten voor. Deze is het gevolg is van de hogere ontvangsten vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) voor bodemsanering, in het kader van VINEX.

uitgaven199719981999200020012002
XIBRijkshuisvesting1 4881 5461 1331 052989990
        
1.Huisvesting Rijksdiensten1 4681 5361 1231 042979980
 – Investeringskosten Rijksdiensten36925944136131131
 – Justitie/JR403544399211160162
 – Overig696733680695688687
2.Huisvesting voor derden201010101010

De uitgaven voor de Rijkshuisvesting laten na 1998 een dalend verloop zien. De afgelopen jaren is prioriteit gegeven aan uitbreidingen in de justitiële sfeer (o.a. extra celcapaciteit). Ook dit jaar is opnieuw extra geld beschikbaar gesteld ten behoeve van de bouw van nieuwe cellen. Het zwaartepunt van de uitgaven ten behoeve van Justitie ligt in de periode 1997 tot en met 1999. Verder hebben de afkoop van in het verleden aangegane leasecontracten, departementale overboekingen en de opbrengsten door verkoop van overbodige panden met name kaseffecten in de eerdere jaren.

De oploop van de reeks Investeringskosten Rijksdiensten (IKR) van 1999 op 2000 is onder andere het gevolg van extra middelen die de regering beschikbaar heeft gesteld voor huisvestingsbehoeften van verschillende rijksdiensten.

ontvangsten199719981999200020012002
XIBRijkshuisvesting1025336373535
        
1.Huisvesting Rijksdiensten814326262525
2.Huisvesting voor derden201010101010

De ontvangsten in 1997 liggen op een hoger niveau dan de ramingen in de jaren daarna. De reden hiervan is dat de RGD tegen betaling een groot aantal kleinere huisvestingsprojecten verricht ten behoeve van verschillende diensten. Deze worden over het algemeen op korte termijn uitgevoerd en financieel afgewikkeld in het uitvoeringsjaar.

uitgaven199719981999200020012002
XIIVerkeer en Waterstaat11 16610 81511 40011 56611 88811 924
        
1.Algemeen7 2346 6257 1847 4987 9777 939
2.Rijkswaterstaat527505489489453453
3.Personenvervoer2 4583 0303 0792 9072 8402 891
4.Luchtvaartaangelegenheden237255297324291315
5.Goederenvervoer345306270266245245
6.Telecommunicatie en Postzaken383435353535
7.Meteorologische aangelegenheden746147474747

De begroting van Verkeer en Waterstaat is van 1997 op 1998 aangepast naar aanleiding van de fianciële vernieuwing bij Rijkswaterstaat. In deze toelichting wordt vanaf 1997 de nieuwe begrotingsindeling gevolgd. De bedragen voor 1997 zijn derhalve indicatief.

De uitgavenontwikkeling op de begroting van Verkeer en Waterstaat vertoont vanaf 1998 een stijgende tendens. Deze ontwikkeling wordt veroorzaakt door in de tijd toenemende investeringen in infrastructuur, hetgeen zichtbaar wordt op het beleidsterrein Algemene departementale aangelegenheden waar de bijdrage van de begroting van Verkeer en Waterstaat aan het Infrastructuurfonds wordt verantwoord. De daling in 1998 ten opzichte van 1997 wordt verklaard door de resterende betaling aan België in verband met de HSL-Zuid, die vanwege het rentebeding reeds geheel in 1997 wordt betaald.

De uitgavendaling op het beleidsterrein van Rijkswaterstaat is het saldo van enerzijds lagere uitgaven voor de beleidsvoorbereiding van droge infrastructuur en lagere indirecte uitvoeringsuitgaven, en anderzijds een stijging van de uitgaven voor de beleidsvoorbereiding van natte infrastructuur.

Op het beleidsterrein Personenvervoer spelen er met name twee ontwikkelingen: enerzijds de aanzienlijk gereduceerde taakstelling in de exploitatie van het stads- en streekvervoer en anderzijds een verlaging in de exploitatiebijdrage aan de Nederlandse Spoorwegen. Hier staat echter een uitgavenverhoging uit hoofde van het contract voor onrendabele treindiensten tegenover. Per saldo laten de uitgaven daarom maar een lichte daling (vanaf 1999) zien.

De stijging in de uitgaven op het beleidsterrein Luchtvaartaangelegenheden tot het jaar 2001 is het gevolg van hogere uitgaven voor geluidsisolatieprojecten in het kader van de Luchtvaartwet en in investeringen in regionale luchthavens.

De daling van de uitgaven op het beleidsterrein Goederenvervoer hangt samen met de afloop van de financiële impuls voor de Regeling Haveninterne Projecten in 1999 en het vanwege onzekerheden omtrent het benodigde bedrag voorlopig niet volledig meeramen van uitgaven voor herstructurering van de binnenvaart.

ontvangsten199719981999200020012002
XIIVerkeer en Waterstaat2 6351 3781 6371 161862813
        
1.Algemeen24194441
2.Rijkswaterstaat262525252525
3.Personenvervoer111111
4.Luchtvaartaangelegenheden1 097132134144137139
5.Goederenvervoer948179777676
6.Telecommunicatie en Postzaken1 1421 1121 392905619570
7.Meteorologische aangelegenheden072600

De incidenteel hoge ontvangst in 1997 op het beleidsterrein luchtvaartaangelegenheden betreft de opbrengst uit verkoop van aandelen KLM.

De incidenteel hoge ontvangsten in 1999 hangen samen met de finale aflossing door KPN van een door de Staat verstrekte lening. In 2000 en latere jaren dalen de ontvangsten als gevolg van de afloop van aflossing en rente op door de Staat aan KPN verstrekte leningen.

Op het beleidsterrein Goederenvervoer is sprake van dalende ontvangsten als gevolg van de afnemende bijdrage van de EU aan de sloopregeling voor de binnenvaart.

verplichtingen199719981999200020012002
XIIIEconomische Zaken3 8473 7153 9483 7623 6843 749
        
1.Algemeen712674671673682681
2.Industrieel en algemeen technologiebeleid8971 0641 0761 0511 0301 096
3.Industrie en dienstenbeleid10179249292929
4.Regionaal beleid380301276287285285
5.Diensten, MKB en ordening999962958957957957
7.Buitenlandse Economische betrekkingen en Export555555
9.Energiebeleid753630713760696696
 correctie– 657– 642– 624– 714– 708– 798
totaal uitgaven (kasbasis)3 1903 0733 3243 0482 9762 951

Bovenstaande ramingen betreffen verplichtingenbedragen. De toelichtingen richten zich op de ontwikkelingen in de verplichtingenramingen omdat deze het bij EZ te voeren beleid het beste weerspiegelen.

Het hogere verplichtingenniveau vanaf 1998 op het beleidsterrein Industrieel en algemeen technologiebeleid wordt voornamelijk verklaard door een intensivering van de specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering.

Het verplichtingenniveau op het beleidsterrein Industrie- en dienstenbeleid ligt structureel op circa 30 miljoen per jaar. Het hogere niveau in 1997 en 1998 is het gevolg van incidentele steun aan de sector zeescheepsnieuwbouw (2x50 miljoen). In 1997 is tevens het verplichtingenbedrag met 20 miljoen verhoogd om aan de toezegging (ad 200 miljoen) inzake de Industriefaciliteit te kunnen voldoen. In 1999 is 220 miljoen toegevoegd als gevolg van de in 1991 overeengekomen verliesafdekking van de Volvo 400-serie in de periode 1991–1996.

Op het beleidsterrein Regionaal beleid is sprake van hogere verplichtingen in 1997 en 1998 ten opzichte van de latere jaren. In 1997 is het verplichtingenbedrag verhoogd met 90 miljoen in verband met de cofinanciering van projecten gefinancierd uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). In 1998 is het verplichtingenbedrag hoger als gevolg van de verlenging van de start- en landingsbaan op vliegveld Eelde.

De ontwikkeling van het verplichtingenniveau op het hoofdbeleidsterrein Energiebeleid kan in de eerste plaats worden verklaard door de ontwikkeling van het verplichtingenniveau bij de onderdelen energiebesparingstechnologie en duurzame energie. Met name verplichtingen die voor NOVEM-programma's worden aangegaan spelen hier een rol. In de tweede plaats kan de incidentele verhoging van het verplichtingenniveau in 2000 worden verklaard doordat in 2000 de vierjaarlijkse verplichting wordt aangegaan uit hoofde van de financiering van de Nederlandse bijdrage aan het Euratomprogramma voor de exploitatie van de Hoge Flux Reactor te Petten.

ontvangsten199719981999200020012002
XIIIEconomische Zaken7 5365 5655 0674 4073 9743 969
        
        
1.Algemeen777675767676
2.Industrieel en algemeen technologiebeleid163146168124102101
3.Industrie- en dienstenbeleid4471515111111
4.Regionaal beleid2235522
5.Diensten, MKB en ordening189169168166163163
8.Wet Investeringsrekening4030201050
9.Energiebeleid6 6185 1064 6174 0163 6163 616
 – inkomsten uit aardgas6 3004 8004 3003 7003 3003 300
 – overige ontvangsten318306317316316316

De dalende trend bij de ontvangsten op het hoofdbeleidsterrein Industrieel en algemeen technologiebeleid wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door geraamde terugbetalingen op technische ontwikkelingskredieten. De schommelingen tussen de jaren komen voor rekening van ontvangsten uit het FES voor projecten op het terrein van kennisinfrastructuur.

De aanzienlijk hogere ontvangsten op het hoofdbeleidsterrein Industrie- en dienstenbeleid in 1997 ten opzichte van latere jaren kent een drietal oorzaken: de vervreemding van de staatsdeelneming Alpinvest (opbrengst 275 miljoen), de vervroegde aflossing (ad 84 miljoen) door Hoogovens van een in de jaren '80 door de Staat verstrekte lening en de terugontvangst (ad 30 miljoen) van de Stichting Industriefaciliteit wegens het geringe gebruik van deze faciliteit.

De incidentele hogere ontvangsten in 1998 op het hoofdbeleidsterrein Regionaal beleid betreffen ontvangsten ad 18,5 miljoen uit hoofde van de decentrale Investeringspremieregeling.

De hogere ontvangst in 1997 op het hoofdbeleidsterrein Diensten, MKB en ordening is gelegen in het feit dat een deel van de casino-ontvangsten uit 1995 en 1996 pas in 1997 is ontvangen als gevolg van een vertraging in de goedkeuring van de jaarrekeningen.

De daling van de ontvangstenraming op het hoofdbeleidsterrein Energiebeleid komt voor rekening van de gasbaten.

uitgaven199719981999200020012002
XIVLandbouw, Natuurbeheer en Visserij5 0773 3053 2603 2433 2603 277
        
10.Algemeen357341347343343344
11.Internationale aangelegenheden412828282828
12.Landbouw222283293292294293
13.Natuur, groene ruimte en recreatie1 0821 0561 0101 0021 0091 020
14.Visserijen213116151515
15.Milieu, gezondheid en kwaliteit2 010236233225225225
16.Wetenschap en kennisoverdracht1 3441 3291 3331 3381 3461 352

Het hogere uitgavenniveau in 1997 op het beleidsterrein Internationale aangelegenheden wordt veroorzaakt door een incidentele hogere bijdrage aan het Landbouwegalisatiefonds van 12 miljoen gulden vanwege door Brussel opgelegde boetes.

Op het beleidsterrein Landbouw is het uitgavenniveau in 1997 lager dan in latere jaren. Belangrijkste oorzaken zijn: meevallende uitgaven op de Bijdrageregeling Proefprojecten Mestverwerking, een lagere afdracht vanuit de begroting aan het Herstructureringsfonds en het doorschuiven van budgetten voor de glastuinbouw naar latere jaren.

De uitgaven op het beleidsterrein Natuur, groene ruimte en recreatie zijn in 1997 en 1998 hoger dan in latere jaren. Belangrijkste oorzaak is de toevoeging van 163 miljoen voor de periode 1996–1998 voor de aankoop van landbouwgronden ter realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur. Daarnaast is de uitgavenraming vanaf 1998 lager vanwege de verzelfstandiging van Staatsbosbeheer per 1 januari 1998. Met ingang van 1998 worden de ontvangsten van Staatsbosbeheer niet meer op de LNV-begroting verantwoord, maar gesaldeerd met de uitgaven. De uitgavenstijging vanaf 2000 is het gevolg van de groei van het areaal natuurterreinen, waardoor de beheerslasten toenemen.

Op het beleidsterrein Visserijen zijn de uitgaven voor de jaren 1997 en 1998 hoger vanwege een pakket van steunmaatregelen ten behoeve van de visserijsector.

Aangezien de uitgaven voor de bestrijding van de varkenspest verantwoord worden op het hoofdbeleidsterrein Milieu, gezondheid en kwaliteit, liggen de uitgaven op dit hoofdbeleidsterrein in 1997 incidenteel op een zeer hoog niveau.

ontvangsten199719981999200020012002
XIVLandbouw, Natuurbeheer en Visserij505442451453437438
        
10.Algemeen171616161616
11.Internationale aangelegenheden811111
12.Landbouw424249493131
13.Natuur, groene ruimte en recreatie235179185187189190
14.Visserijen766655
15.Milieu, gezondheid en kwaliteit135151151151151151
16.Wetenschap en kennisoverdracht614744444444

De ontvangsten op het beleidsterrein Internationale aangelegenheden zijn in 1997 hoger dan in latere jaren door incidentele ontvangsten door Nederland uit de Internationale Cacao-overeenkomst (ICCO) in de jaren 1995 tot en met 1997 als gevolg van de liquidatie van de buffervoorraad cacao.

De ontvangsten op het hoofdbeleidsterrein Landbouw stijgen in 1999 als saldo van het vervallen van de mestoverschotheffing enerzijds en de invoering van een nieuwe mineralenheffing en een tijdelijke bestemmingsheffing anderzijds. De tijdelijke bestemmingsheffing verklaart tevens de uitgavendaling na 2000.

De afname in de ontvangsten op het beleidsterrein Natuur, groene ruimte en recreatie van 1997 op 1998 wordt veroorzaakt door de verzelfstandiging van Staatsbosbeheer per 1 januari 1998. Met ingang van 1998 worden de ontvangsten van Staatsbosbeheer niet meer op de LNV-begroting verantwoord maar gesaldeerd met de uitgaven.

De stijging van de ontvangstenraming op het beleidsterrein Milieu, gezondheid en kwaliteit vanaf 1997 kent een tweetal oorzaken. Enerzijds wordt deze stijging veroorzaakt doordat de ontvangstenraming van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees taakstellend op een nagenoeg kostendekkend niveau wordt gebracht, anderzijds doordat het aantal keuringen in 1997 achterblijft als gevolg van de varkenspest.

De hogere ontvangsten op het beleidsterrein Wetenschap en kennisoverdracht in 1997 zijn het gevolg van terugontvangen subsidievoorschotten van onderzoeksinstellingen en de versnelling van projecten die worden uitgevoerd met extra middelen voor onderzoek die tot en met 1998 zijn toegekend uit hoofde van het Fonds Economische Structuurversterking.

uitgaven199719981999200020012002
XVSociale Zaken en Werkgelegenheid28 02031 15330 49830 38830 45230 538
        
11.Ministerie333327329328332332
12.Arbeidsmarkt5 9276 5696 8046 7786 7996 837
13.Sociale Verzekeringen11 42514 12814 50714 38014 41414 470
14.Bijstandszaken10 23410 0508 7888 8358 8638 857
15.Overig beleid1017870674343

De stijging op het beleidsterrein Arbeidsmarkt vanaf 1998 wordt veroorzaakt door de inwerkingtreding van de Wet Inschakeling Werkzoekenden. De middelen voor de uitvoering van deze wet worden ondergebracht in één brede doeluitkering, het Gemeentelijk Werkfonds. De voeding van dit fonds bestaat, naast de samenvoeging van een aantal deelbudgetten op de SZW-begroting (onder andere van Jeugdwerkgarantiewet, de banenpool- en de kinderopvangregeling), uit de banenpoolsubsidie van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en uit een aantal onderdelen van het Fonds Sociale Vernieuwing, die worden overgeheveld van BiZa naar SZW. Dit leidt tot een voor gemeenten beschikbaar bedrag van 1,8 miljard in 1998 oplopend tot circa 2 miljard in 2001.

De uitgaven op het beleidsterrein Sociale Verzekeringen bestaan grotendeels uit de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten (Wajong), de Rijksbijdrage aan de AOW en de financiering van het AOW-Spaarfonds. De uitgavenstijging in 1998 in de Sociale Verzekeringen wordt met name veroorzaakt door de Wajong en de AOW (rijksbijdragen en spaarfonds). Met het wettencomplex Premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (Pemba) is de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet komen te vervallen en zijn verschillende nieuwe arbeidsongeschiktheidswetten in het leven geroepen. In het kader van de Pemba is voor jonggehandicapten een afzonderlijke arbeidsongeschiktheidsvoorziening getroffen, de Wajong. De voorziening wordt verantwoord op de begroting van SZW en gaat in per 1 januari 1998. De rijksbijdragen stijgen in 1997 en 1998 in verband met het in te stellen AOW-Spaarfonds met respectievelijk 0,75 en 1,5 miljard en door een structurele verhoging van de rijksbijdrage aan het Ouderdomsfonds met 2,7 miljard, vanwege de vaststelling van de maximum AOW-premie voor 1998. Vanaf 1998 is een rijksbijdrage voor de WAZ opgenomen.

De daling vanaf 1999 op het beleidsterrein Bijstandszaken vindt haar oorzaak in de voorgenomen overheveling van het toeslagendeel in de bijstandsuitkering naar het Gemeentefonds.

De hogere uitgaven in 1997 op het beleidsterrein Overig beleid zijn onder meer het gevolg van een incidenteel beschikbare subsidie van 25 miljoen ten behoeve van een elektronisch cliëntvolgcommunicatiestelsel ter faciliëring van het proces Samenwerking Werk en Inkomen. Daarnaast dalen de uitgaven in 2001 met name als gevolg van de aflopende uitfinanciering van de gepremieerde spaarovereenkomsten uit hoofde van de Jeugdspaarwet. Deze wet is per 1 januari 1992 ingetrokken.

ontvangsten199719981999200020012002
XVSociale Zaken en Werkgelegenheid742806803806806806
        
11.Algemene ontvangsten9107777
12.Arbeidsmarkt000000
13.Sociale Verzekeringen729794793794794794
14.Bijstandszaken000000
15.Overig beleid413455

De ontvangsten op het beleidsterrein Sociale Verzekeringen bestaan uit ontvangsten anticumulatiebaten uit hoofde van samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en WSW-loon en uit overige ontvangsten sociale verzekeringen. De ontvangsten uit hoofde van de anticumulatiebaten stijgen als gevolg van het arbeidsvoorwaardenakkoord in de WSW in 1998. In het akkoord is overeengekomen dat de vrijvallende uren in verband met de 36-urige werkweek worden herbezet. Ook uit hoofde van het wettencomplex Pemba nemen de ontvangsten toe; de anticumulatiebepaling is met deze wet uitgebreid. De uitbreiding heeft betrekking op de werkgeverslasten over de bespaarde arbeidsongeschiktheidsuitkering.

uitgaven199719981999200020012002
XVIVolksgezondheid, Welzijn en Sport10 41610 83610 46610 33610 30810 271
        
22.Algemeen297276254254256255
23.Staatstoezicht Volksgezondheid495148494949
24.Welzijn2 4632 7562 7312 6412 6172 595
25.Volksgezondheid7 2297 3817 0727 0347 0297 019
 – Rijksbijdragen ziektekosten6 3836 3275 9655 9205 9065 900
 – Overig8461 0541 1071 1141 1231 119
26.Inspectie Gezondheidsbescherming106110104103103103
27.RIVM273262258256254248

De uitgaven op het beleidsterrein Welzijn stijgen in 1998 en latere jaren ten opzichte van 1997. Als gevolg van de opheffing van het Fonds Sociale Vernieuwing per 1 januari 1998 worden de middelen ten behoeve van de maatschappelijke opvang en verslavingszorg overgeheveld van de begroting van Binnenlandse Zaken naar de begroting van VWS. Het lagere uitgavenniveau vanaf 2000 houdt verband met de tijdelijke stimuleringsmaatregel met betrekking tot buitenschooltijdse opvang, waarvoor de regering in de jaren 1997 tot en met 1999 extra middelen beschikbaar heeft gesteld.

De lagere uitgavenraming op het beleidsterrein Volksgezondheid vanaf 1999 vindt voornamelijk haar oorzaak in de lagere rijksbijdragen aan de ziekenfondsverzekering vanaf 1999 in verband met de overheveling van het zittend ziekenvervoer van de Ziekenfondswet (ZFW) naar de gemeenten.

De lagere uitgavenraming voor de RIVM vanaf 1997 hangt samen met de extra uitgaven in 1997 voor enerzijds de productie van vaccins en anderzijds voor het Nationaal Onderzoeksprogramma Mondiale Luchtverontreiniging en Klimaatverandering, tweede fase (NOP-II).

ontvangsten199719981999200020012002
XVIVolksgezondheid, Welzijn en Sport283312220218218218
        
22.Algemeen655555
23.Staatstoezicht Volksgezondheid9152222
24.Welzijn688759595959
25.Volksgezondheid536111101010
26.Inspectie Gezondheidsbescherming122222
27.RIVM146143142141140140

De hogere ontvangsten op het beleidsterrein Welzijn in 1998 hangen samen met de afrekening van te hoog verstrekte subsidievoorschotten aan verzorgingshuizen.

De hogere ontvangsten op het terrein van de Volksgezondheid in 1997 en 1998 zijn het gevolg van de afrekening van de voorschotten aan de sectorfondsen in voorafgaande jaren en de afrekening van de Regeling Extra Werkgelegenheid Langdurig Werklozen.

uitgaven199719981999200020012002
Internationale Samenwerking7 3997 9558 3238 6799 0799 516
        
1.Economie, werkgelegenheid, regionale ontwikkeling en exportbevordering1 1461 3531 3991 3551 3771 363
2.Milieu345354369385401416
3.Maatschappelijke ontwikkeling1 3241 4031 4891 5461 6071 650
4.Onderwijs, onderzoek en culturele samenwerking506512524532537539
5.Veiligheid, mensenrechten en conflictbeheersing324351374357358358
6.Humanitaire hulp en conflictpreventie493470489494504529
7.Macrosteun en schuldverlichting287252342471685997
8.Suriname, Nederlandse Antillen en Aruba487484473476477477
9.Algemene Multi-Laterale programma's9581 1801 1531 1951 1221 063
10.Midden- en Oost-Europa240247237262284284
11.Postennet704781781737738738
12.Overige uitgaven582557561560544547
13.Aanvullende post00119310444554

Met ingang van 1997 is de homogene groep Internationale Samenwerking (hgIS) gevormd. In de nota «Herijking van het buitenlands beleid» is de samenstelling van deze groep vastgelegd. De uitgaven staan verspreid over meerdere begrotingen. De buitenlanduitgaven stijgen elk jaar door de koppeling van de omvang aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Product (BNP). Binnen de hgIS wordt een onderscheid gemaakt naar uitgaven die vallen onder de noemer van officiële ontwikkelingshulp (ODA). De jaarlijkse ODA-uitgaven worden begroot op netto 0,8% van het BNP. Dit jaar zal tegelijkertijd met de ontwerp-begrotingen een aparte nota worden gepresenteerd over alle uitgaven in het kader van internationale samenwerking.

Aan vrijwel alle thema's van het buitenlands beleid zal in de komende jaren meer geld worden uitgegeven.

Het beleidsveld Economie, werkgelegenheid, regionale ontwikkeling en exportbevordering laat in 1998 een belangrijke stijging zien, vooral door de intensivering van het ORET-programma (ontwikkelingsrelevante exporttransacties), het MILIEV-programma (milieu en economische verzelfstandiging) en stimulering van exportactiviteiten.

Aan de beleidsvelden Milieu, Maatschappelijke ontwikkeling en Onderwijs, onderzoek en culturele samenwerking worden ieder jaar gelden toegevoegd.

Het beleidsveld Macrosteun en schuldverlichting laat meerjarig de grootste stijging zien, maar dit beeld zal veranderen bij nadere besluitvorming over de verdeling van de middelen voor Internationale Samenwerking.

De stijging bij het beleidsveld Algemene multilaterale programma's komt ten goede aan het Europees Ontwikkelingsfonds en multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen.

De gelden voor Midden- en Oost-Europa stijgen vanaf 2000 door intensivering van het economische hulpprogramma aan deze landen.

De stijging bij het beleidsveld Postennet betreft investeringen in huisvesting en automatisering en uitbreiding van het personeel op de posten, met name ten behoeve van handelswerkzaamheden. De investeringen hebben deels een incidenteel karakter, zoals te zien is in de daling van de uitgaven in 2000.

De oplopende bedragen in de Aanvullende post zullen jaarlijks worden toegevoegd aan de daarvoor in aanmerking komende beleidsvelden.

ontvangsten199719981999200020012002
Internationale samenwerking224199168149148148
uitgaven199719981999200020012002
Gemeentefonds20 55622 12623 66523 61823 61423 619

In de periode 1997–2002 nemen de uitgaven van het Gemeentefonds toe met 3 miljard. De toename wordt bepaald door het saldo van de accressen uit 1997 en 1998, de herinrichting van de Algemene Bijstandswet, toevoegingen in het kader van de bijzondere bijstand en in verband met de verlaging van de lokale lasten, en de overheveling van middelen voor de huisvesting onderwijs.

uitgaven199719981999200020012002
Provinciefonds1 6201 6731 6931 7001 7001 700

In de periode 1997–2002 nemen de uitgaven van het Provinciefonds toe met 80 miljoen. De stijging wordt onder meer veroorzaakt door het accres 1998.

uitgaven199719981999200020012002
Accres Gemeentefonds en Provinciefonds01011 1072 0332 9983 818

De raming betreft enerzijds een bijstelling van het accres voor 1998 en anderzijds de raming voor het accres volgens de normeringssystematiek voor het Gemeente- en Provinciefonds voor de jaren 1999–2002, op basis van de meest recente inzichten in de ontwikkeling van de rijksuitgaven.

uitgaven199719981999200020012002
Infrastructuurfonds7 1939 2209 7829 8749 8369 352
        
1.Droge infrastructuur5 7825 7475 7335 7105 5495 374
2.Natte infrastructuur1 6091 5461 5951 6791 5551 555
3.Grote projecten1 3131 7432 3562 4232 6942 403
4.Overige uitgaven13618498613720

De begroting van het Infrastructuurfonds is van 1997 op 1998 aangepast naar aanleiding van de financiële vernieuwing bij Rijkswaterstaat. In deze toelichting wordt vanaf 1997 de nieuwe begrotingsindeling gevolgd. De bedragen voor 1997 zijn derhalve indicatief.

De daling in de uitgaven op het beleidsterrein Droge infrastructuur vindt haar oorzaak in de afloop van de extra middelen die in het kader van de nota Samen Werken Aan Bereikbaarheid voor de jaren 1998–2002 zijn toegevoegd.

De uitgavendaling op het beleidsterrein Natte infrastructuur in van 1997 op 1998 vindt haar oorzaak in de realisatie in 1997 van de Stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg. De beperkte uitgavenstijging op het beleidsterrein Natte infrastructuur tussen 1998 en 2001 wordt veroorzaakt door intensiveringen voor de bescherming tegen overstromingen en door investeringen in het vaarwegennet in het kader van de nota «Transport in Balans». De daling na 2000 is te verklaren door de afronding van de dijkversterkingen, in het kader van het Deltaplan Grote Rivieren, in 2000.

De stijging van de uitgaven aan grote projecten tot het jaar 2001 wordt met name veroorzaakt door de oplopende uitgavenramingen voor de Betuweroute en Hogesnelheidslijn.

De dalende tendens bij de Overige uitgaven wordt veroorzaakt door een afname van de uitgaven voor bodemsanering en het naar voren halen van investeringen in de infrastructuur ten behoeve van het intermodaal vervoer.

ontvangsten199719981999200020012002
Infrastructuurfonds7 0569 0469 6739 8169 8589 352
        
1.Droge infrastructuur152135115151127127
2.Natte infrastructuur249172198204183180
3.Grote projecten63172125918186
4.Overige ontvangsten13729500108167
5.Bijdrage departementen8 2388 2719 2359 3709 3598 792

De daling bij de ontvangsten Grote projecten hangt onder meer samen met afnemende bijdragen van de Europese Unie in de voorbereidingskosten van de Hogesnelheidslijn-Zuid.

Bij de Overige ontvangsten is in 1997 het voordelig saldo uit 1996 toegevoegd. Voorts is het fonds in 1998 taakstellend verlaagd met 395 miljoen in verband met de vervroegde betaling aan België voor de HSL-Zuid. Een deel van deze taakstelling (295 miljoen) is vooralsnog op het artikel overige ontvangsten geraamd. Ten slotte wordt in de jaren 2001 en 2002 een bijdrage van de EU-structuurfondsen geraamd. Deze bijdrage wordt, zo mogelijk, ingezet voor de nog niet volledig gedekte regionale verkeer- en vervoerprojecten uit de investeringsimpuls vanaf 2001.

De fluctuaties van de bijdragen ten laste van andere begrotingen hangen voor het overgrote deel samen met het ritme waarin de FES-bijdragen aan de infrastructuurprojecten beschikbaar komen. Dit is in de eerste plaats afhankelijk van de kasruimte binnen het FES en in de tweede plaats van de financieringsbehoefte bij de projectrealisaties.

uitgaven199719981999200020012002
Fonds Economische Structuurversterking1 5802 3072 5782 3191 8031 267

Het Fonds Economische Structuurversterking is een verdeelfonds. Het kasritme van de FES-uitgaven wordt bepaald door de financieringsbehoefte van goedgekeurde FES-projecten binnen de budgettaire randvoorwaarden van de FES-wet. Het overgrote deel van de FES-bijdragen wordt overgeheveld naar het Infrastructuurfonds.

De relatief hoge uitgaven in de periode 1998 tot 2000 kunnen worden verklaard door de bijdrage die het FES levert aan de programma's Samen Werken aan Bereikbaarheid en Transport in Balans. Vanaf 2001 worden de uitgaven gedomineerd door de bijdragen aan de Betuweroute en HSL.

ontvangsten199719981999200020012002
Fonds Economische Structuurversterking1 5091 1001 0001 0001 0001 000

De incidenteel hoge FES-ontvangsten in 1997 zijn toe te schrijven aan het niet in 1996 ontvangen deel van de voorlopige government take in de Common-Areabaten. Inclusief de ontvangst in 1997 bedraagt de government take vooralsnog 2506 miljoen. In de Miljoenennota 1997 werd geraamd dat de Staat in totaal 2750 miljoen van de Nederlandse Aardoliemaatschappij (NAM) en van Energiebeheer Nederland (EBN) zal ontvangen. Over de definitieve omvang van de government take wordt nog onderhandeld met de NAM.

ontvangsten199719981999200020012002
AOW-Spaarfonds i.o.7501 5471 6491 7661 8862 013

Ten behoeve van de toekomstige financiering van de AOW wordt door de regering een AOW-Spaarfonds in het leven geroepen. Vanaf de begroting van SZW worden hier bijdragen geleverd in de vorm van jaarlijkse stortingen. De eerste storting in het fonds bedroeg 750 miljoen in 1997 en 1,5 miljard structureel vanaf 1998. Daarnaast ontvangt het fonds rentebaten over het opgebouwde vermogen. Deze baten worden aan het fondsvermogen toegevoegd.

uitgaven199719981999200020012002
Arbeidsvoorwaarden4052 0453 9345 9927 99510 087

Op de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden worden middelen gereserveerd die nodig zijn om de loongevoelige uitgaven op de rijksbegroting op het kostenpeil van het desbetreffende jaar te brengen. De oploop in de cijfers ontstaat doordat jaarlijks een structurele reservering wordt opgenomen teneinde de begrotingsuitgaven van constante naar lopende prijzen te brengen. De reservering bestaat uit diverse elementen, zoals de bijdrage van de regering voor de arbeidsvoorwaarden in de collectieve sector, de ontwikkeling van de incidentele looncomponent en de werkgeverspremies in de sociale zekerheid (voor ambtenaren). Daarnaast is een reservering voor uitverdieneffecten in de vorm van wachtgelden en voor herstructureringsmiddelen opgenomen.

uitgaven199719981999200020012002
Nominale bijstelling AKW/Koppeling uitkeringen0– 1812686279531 312
        
 AKW092229338445556
 WKA0– 27340289507756

Op de aanvullende post Nominale bijstelling AKW worden de kosten van de indexering van de Algemene Kinderbijslagwet aan de ontwikkeling van het prijsindexcijfer geraamd. De uitgavenraming neemt toe als gevolg van een jaarlijkse structurele tranche die benodigd is om de AKW-uitgaven op het juiste prijspeil te brengen. De budgettaire consequenties van de volledige koppeling tranche 1998 is eveneens in de ramingen verwerkt.

De kosten van de aanvullende post koppeling uitkeringen ontwikkelen zich van 1997 op 1998 neerwaarts. Dit laat zich grotendeels verklaren door de inwerkingtreding van het wettencomplex Pemba per 1 januari 1998. Het bruto-nettotraject van de netto-netto gekoppelde uitkeringen wordt hierdoor neerwaarts aangepast. De oploop in de kosten daarna bestaat grotendeels uit de jaarlijkse koppeling. Voor alle gepresenteerde jaren is in de ramingen een volledige koppeling opgenomen.

uitgaven199719981999200020012002
Prijsbijstelling/Indexering studiefinanciering08251 9423 1204 3265 552

Op de aanvullende post Prijsbijstelling/Indexering WSF worden de uitgaven geraamd die voortvloeien uit de wens rekening te houden met optredende prijsstijgingen. Voor de raming wordt gebruik gemaakt van de meest recente inzichten van het Centraal Planbureau, zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning, en rekenveronderstellingen voor latere jaren. De oploop in de bedragen wordt veroorzaakt door de tranchegewijze opbouw van deze post.

De prijsbijstelling bevat de raming van de uitgaven die voortvloeien uit prijsstijgingen op de Rijksbegroting in ruime zin. De Indexering studiefinanciering bevat de uitgavenraming voor de prijsstijgingen van de normbedragen in de studiefinanciering voor de kosten van levensonderhoud en ziektekosten.

uitgaven199719981999200020012002
Belastingafdrachten aan de Europese Unie7 4207 2826 9077 0487 3767 720
        
1.Invoerrechten3 3853 3203 1443 1383 2833 435
2.BTW-afdrachten4 0353 9623 7633 9104 0934 285

Vanwege afspraken bij de GATT/WTO dalen de invoerrechten tot en met 2000. Vanaf 2001 zorgt de verwachte volumegroei voor een stijging.

De BTW-afdrachten dalen tot en met 1999 door het nieuwe Eigen-Middelenbesluit en stijgen vanaf 2000 als gevolg van de verwachte macro-economische ontwikkeling.

uitgaven199719981999200020012002
Nader te bepalen – 3776087291 0801 1461 175

Het niveau van de aanvullende post wordt in 1997 bepaald door de (negatieve) correctieboekingen uit hoofde van de ramingstechnische veronderstelling rond de eindejaarsmarge 1997. De oploop die in de daaropvolgende jaren optreedt, is het gevolg van het reserveren gelden ten behoeve van de behoedzaamheidsreserve voor het Gemeente- en Provinciefonds.

ontvangsten199719981999200020012002
Nader te bepalen5975020000

Op de aanvullende post is voor 1997 een bedrag geraamd voor ontvangsten buiten de sfeer van de micro-lasten (tevens niet relevant voor het beleidsrelevant tekort) en voor 1998 en later zijn bedragen geraamd voor de afstoot van (on)roerende zaken bij de Defensie.

 199719981999200020012002
Consoliodatie rijksbegroting– 7 355– 8 828– 9 681– 9 751– 9 752– 9 180

Het verloop van de uitgaven en de ontvangsten van de post Consolidatie wordt voornamelijk bepaald door het uitgavenpatroon bij het Fonds Economische Structuurversterking en de bijdrage van Verkeer en Waterstaat aan het Infrastructuurfonds.

uitgaven199719981999200020012002
Sociale Zekerheid101 020102 864104 567106 703108 848111 402
        
Begrotingsgefinancierd      
 Ministerie111110
 Arbeidsmarkt4 7865 3925 4865 4585 4795 516
 Sociale Verzekeringen7 2779 7309 7719 6159 6239 650
 Bijstandszaken10 23410 0508 7888 8358 8638 857
 Overig beleid30127550
 Aanvullende posten– 68– 1024619351 3801 858
        
Premiegefinancierd       
 Werknemersverzekeringen23 10633 84734 88235 53236 21737 144
 Volksverzekeringen55 65342 73643 90245 02145 92446 996
 Overige verzekeringen01 1981 2701 3021 3581 382

De totale uitgaven van het begrotingsgefinancierde deel van de Sociale Zekerheid laten in 1998 een aanzienlijke stijging zien. Deze stijging treedt met name op bij de uitgaven op het beleidsterrein Sociale verzekeringen. De daling van de uitgaven in 1999 vindt eveneens op dit beleidsterrein plaats en daarnaast bij de uitgaven op het beleidsterrein Bijstandszaken.

De stijging op het beleidsterrein Arbeidsmarkt in 1998 wordt veroorzaakt door de inwerkingtreding van de Wet Inschakeling Werkzoekenden. De middelen voor de uitvoering van deze wet worden ondergebracht in één brede doeluitkering, het Gemeentelijk Werkfonds. De voeding van dit fonds bestaat naast de samenvoeging van een aantal deelbudgetten op de SZW-begroting (onder andere van Jeugdwerkgarantiewet, de banenpool- en de kinderopvangregeling) uit een aantal onderdelen van het Fonds Sociale Vernieuwing die worden overgeheveld van BiZa naar SZW en uit de banenpoolsubsidie van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Dit leidt tot een voor gemeenten beschikbaar bedrag van 1,8 miljard in 1998 oplopend tot circa 2 miljard in 2002. Een deel van deze middelen is geoormerkt voor gedeeltelijk arbeidsgeschikte bijstandsgerechtigden, in het kader van de Wet op de Reïntegratie.

De uitgaven op het beleidsterrein Sociale verzekeringen bestaan grotendeels uit de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten (Wajong), uit de Rijksbijdrage aan de AOW en uit de financiering van het AOW-Spaarfonds. De uitgavenstijging in 1998 in de Sociale Verzekeringen wordt met name veroorzaakt door de Wajong. Met het wettencomplex Premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (Pemba) is de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet komen te vervallen en zijn verschillende nieuwe arbeidsongeschiktheidswetten in het leven geroepen. In het kader van de Pemba is voor jonggehandicapten een afzonderlijke arbeidsongeschiktheidsvoorziening getroffen, de Wajong. De voorziening wordt verantwoord op de begroting van SZW en gaat in per 1 januari 1998. De rijksbijdragen stijgen in 1997 en 1998 in verband met het in te stellen AOW-Spaarfonds met respectievelijk 0,75 en 1,5 miljard en door een structurele verhoging van de rijksbijdrage aan het Ouderdomsfonds met 2,7 miljard, vanwege de vaststelling van de maximum AOW-premie voor 1998.

De daling vanaf 1999 op het beleidsterrein Bijstandszaken vindt haar oorzaak in de voorgenomen overheveling van het toeslagendeel in de bijstandsuitkering van de begroting van SZW naar het Gemeentefonds.

De hogere uitgaven in 1997 op het beleidsterrein Overig beleid zijn met name het gevolg van een incidenteel beschikbare subsidie van 25 miljoen ten behoeve van een elektronisch cliëntvolgcommunicatiestelsel ter faciliëring van het proces Samenwerking Werk en Inkomen.

De aanvullende posten vormen reserveringen voor de kosten van indexering van de begrotingsgefinancierde socialezekerheidsregelingen. De oploop wordt verklaard doordat jaarlijks een structurele tranche nodig is om de uitgaven op het juiste prijspeil te brengen.

De premiegefinancierde uitgaven vertonen een redelijk stabiel verloop. Er moet rekening worden gehouden met het feit, dat de premiegefinancierde uitgaven in lopende prijzen worden geadministreerd. Een gedeelte van de uitgavenstijging wordt derhalve veroorzaakt door de kosten van koppeling. De stijging van 1998 op 1997 bij de werknemersverzekeringen laat zich verklaren door de introductie van de wet Pemba. Deze stijging is complementair aan de daling bij de volksverzekeringen. Met Pemba komt de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) als volksverzekering te vervallen. De AAW-uitkeringen aan werknemers worden toegevoegd aan de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Voor zelfstandigen is de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (WAZ) gecreëerd. Dit verklaart de stijging van de uitgaven op het beleidsterrein Overige verzekeringen.

ontvangsten199719981999200020012002
Sociale Zekerheid31376379384384391
        
Begrotingsgefinancierd31376379384384391
Premiegefinancierd

De ontvangsten op het beleidsterrein Sociale Verzekeringen bestaan uit ontvangsten anticumulatiebaten uit hoofde van samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en WSW-loon en uit overige ontvangsten sociale verzekeringen. De ontvangsten uit hoofde van de anticumulatiebaten stijgen als gevolg van het arbeidsvoorwaardenakkoord in de WSW in 1998. In het akkoord is overeengekomen dat de vrijvallende uren in verband met de 36-urige werkweek worden herbezet. Ook uit hoofde van het wettencomplex Pemba nemen de ontvangsten toe; de anticumulatiebepaling is met deze wet uitgebreid. De uitbreiding heeft betrekking op de werkgeverslasten over de bespaarde arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Zorg

Ten opzichte van de Miljoenennota 1997 is de presentatie van de zorgsector op twee punten gewijzigd. Deze wijzigingen zijn aangebracht om de aansluiting tussen de Miljoenennota en het Jaaroverzicht Zorg (JOZ) te verbeteren.

De eerste wijziging is dat het begrotingsgefinancierde gedeelte van de zorg is weergegeven volgens de indeling naar zorgsectoren die ook in het JOZ wordt gehanteerd, en niet langer volgens de begrotingsartikelen van de begroting van VWS.

De tweede wijziging is dat de uitgaven en ontvangsten op dezelfde wijze zijn weergegeven als ze in het JOZ staan geregistreerd. Dit betekent enerzijds dat de gedesaldeerde rijksbijdragen (in de vorige Miljoenennota kwamen deze zowel voor aan de uitgavenkant van het begrotingsgefinancierde deel als aan de ontvangstenkant van het premiegefinancierde deel) niet meer in het overzicht voorkomen. Anderzijds betekent het dat enkele posten nu gedesaldeerd zijn opgenomen, die dat vorig jaar niet waren. Het gaat hier om uitgaven in het JOZ die niet relevant zijn voor het Budgettair Kader Zorg (BKZ), omdat de minister van VWS hiervoor niet de primaire verantwoordelijkheid draagt. De vier grootste posten zijn:

– de bijdrage van het Ministerie van OCW aan de academische ziekenhuizen (1998: 827 miljoen, ondergebracht in de sector Curatieve Somatische Zorg);

– de GGD's (1998: 544 miljoen, ondergebracht in de sector Preventieve Zorg);

– het algemeen maatschappelijk werk (1998: 234 miljoen, ondergebracht in de sector Curatieve Somatische Zorg) en

– de Consultatiebureaus voor Alcohol en Drugs (1998: 126 miljoen, ondergebracht in de sector Geestelijke Gezondheidszorg).

De totalen van uitgaven en ontvangsten zoals hieronder gepresenteerd komen overeen met die in het JOZ. Door deze totalen te salderen, wordt het totaal van de uitgaven verkregen dat relevant is voor het BKZ. Dit totaal wordt toegelicht in hoofdstuk 3 en bijlage 2 van de Miljoenennota.

uitgaven199719981999200020012002
Zorg63 92766 40969 66572 83876 13079 426
        
Begrotingsgefinancierd1 2281 5471 6321 6771 7211 761
2.Preventieve Zorg225300293291290290
3.Curatieve Somatische Zorg10512195969595
4.Farmaceutische Hulp en Hulpmiddelen181515151414
5.Geestelijke Gezondheidszorg686967676767
6.Gehandicaptenzorg000000
7.Ouderenzorg en Thuiszorg000000
8.Beheer en Diversen8839991 0751 0821 0911 083
 Aanvullende post– 714387127164213
        
Premiegefinancierd62 69964 86368 03371 16174 40977 665
2.Preventieve Zorg828779776776776776
3.Curatieve Somatische Zorg26 82127 15627 30227 45227 61427 757
4.Farmaceutische Hulp en Hulpmiddelen6 7766 7436 8146 9757 1507 334
5.Geestelijke Gezondheidszorg4 7134 8635 0085 1255 2015 281
6.Gehandicaptenzorg5 8576 0856 1756 2596 3566 428
7.Ouderenzorg en Thuiszorg14 97215 26615 46415 69915 82715 911
8.Beheer en Diversen2 5472 3732 3602 3602 3592 360
 Aanvullende Post1861 5974 1336 5169 12511 818

De toename in de diverse sectoren is tot en met 1998 het gevolg van de volumegroei met 1,3% en van de loon- en prijsontwikkeling. Voor de jaren na 1998 staan de groeiruimte van 1,3% (exclusief de gelden voor bouw; die staan ook na 1998 op de sectoren) en de reservering voor loon- en prijsontwikkeling verantwoord op de Aanvullende Post.

De daling in de premiegefinancierde uitgaven in 1998 bij Beheer en Diversen is voornamelijk het gevolg van het afschaffen van de vergoeding voor het innen van de premies door de Belastingdienst.

Voor de beleidsmatige ontwikkelingen bij de uitgaven wordt verwezen naar de verticale toelichting op de zorguitgaven in bijlage 5.

ontvangsten199719981999200020012002
Zorg7 4607 7377 9958 0638 1338 134
        
Begrotingsgefinancierd181251160159158158
2.Preventieve Zorg122222
3.Curatieve Somatische Zorg000000
4.Farmaceutische Hulp en Hulpmiddelen000000
5.Geestelijke Gezondheidszorg000000
6.Gehandicaptenzorg000000
7.Ouderenzorg en Thuiszorg000000
8.Beheer en Diversen180249158157157157
 Aanvullende Post000000
        
Premiegefinancierd7 2797 4867 8367 9057 9757 976
2.Preventieve Zorg544544544544544544
3.Curatieve Somatische Zorg2 0722 1192 3672 3822 4032 405
4.Farmaceutische Hulp en Hulpmiddelen187188189190190190
5.Geestelijke Gezondheidszorg382404431437444444
6.Gehandicaptenzorg527551561571582582
7.Ouderenzorg en Thuiszorg2 7682 8512 8992 9362 9662 966
8.Beheer en Diversen999999
 Aanvullende Post790820836836836836

De trendmatige stijging van de ontvangsten in de diverse sectoren is met name het gevolg van de indexatie van de eigen bijdragen in de zorgsector en de trendmatige volumetoename van de uitgaven (1,3%).

De hogere ontvangsten in de sector Beheer en Diversen in 1998 wordt verklaard door incidentele ontvangsten als gevolg van te veel bevoorschotting verzorgingshuizen (27 miljoen) en onderuitputting banen langdurig werklozen tranche 1996 (50 miljoen).

De toename bij het premiegefinancierde deel in 1999 in de sector Curatieve Somatische Zorg is het gevolg van de decentralisatie van het Zittend Ziekenvervoer naar de gemeenten (278 miljoen) met ingang van 1 januari 1999. Door dit bedrag bij de ontvangsten te verhogen valt het Zittend Ziekenvervoer, na saldering met de uitgaven, weg uit het totaal dat relevant is voor het BKZ.

5 Verticale toelichting 1996–2002

Inleiding

De Verticale Toelichting bevat een overzicht van de beleidsmatig interessante mutaties voor alle begrotingen die zich hebben voorgedaan na de Miljoenennota 1997. Het betreft mutaties op de rijksbegroting, inclusief het begrotingsgefinancierde deel van de sociale zekerheid en de zorg op de begrotingen van SZW en VWS, en tot slot mutaties voor het geheel van de sociale zekerheid en de zorg (zowel begrotings- als premie-gefinancierd).

Per begroting wordt een cijfermatige tabel gepresenteerd gevolgd door een toelichting. Mutaties die groter zijn dan 25 miljoen worden separaat in de tabel gepresenteerd en vervolgens toegelicht.

In de tabel wordt de volgende indeling aangehouden: mee- en tegenvallers, beleidsmatige mutaties, desalderingen en overboekingen. De laatste twee categorieën zijn technisch van aard. Daar waar mee- of tegenvallers vanwege het feit dat ze onder een budgetteringsafspraak vallen, als beleidsmatig zijn aangeduid, wordt dit vermeld.

Zoals gebruikelijk bevat het overzicht ook de mutaties die niet relevant zijn voor een ijklijn. Deze mutaties worden separaat in de tabel gepresenteerd.

De totalen per begroting worden in eerste instantie exclusief de bedragen die onder de homogene groep Internationale Samenwerking (hgIS) vallen gepresenteerd. Door middel van een aansluitregel wordt het deel van de begroting dat onder de hgIS valt zichtbaar gemaakt. De laatste regel geeft per begroting de totaalstand inclusief hgIS aan. Mutaties die optreden binnen hgIS worden, conform de systematiek zoals die gold bij Ontwikkelingssamenwerking, niet zichtbaar bij de verticale toelichting van de desbetreffende begroting maar worden gepresenteerd en toegelicht in de verticale toelichting van hgIS.

Puur technische mutaties, zoals de uitdeling loon- en prijsbijstelling en de toevoeging uit hoofde van de eindejaarsmarge, worden niet in dit overzicht gepresenteerd, terwille van de leesbaarheid. De post Diversen is het saldo van mutaties die kleiner zijn dan 25 miljoen; deze post wordt niet toegelicht tenzij er beleidsmatig interessante mutaties onder vallen.

I HUIS DER KONINGIN

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 199712,913,113,113,113,113,1 
        
Mee- en tegenvallers       
        
Rijksbegroting in enge zin       
diversen       
        
Beleidsmatige mutaties       
        
Rijksbegroting in enge zin       
diversen  0,50,50,50,5 
        
   0,50,50,50,5 
        
Extrapolatie      13,6
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 19970,00,00,50,50,50,5 
        
STAND MILJOENENNOTA 199812,913,113,613,613,613,613,6

II HOGE COLLEGES VAN STAAT EN KABINET DER KONINGIN

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 1997281,2270,4260,9261,8261,5264,5 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen– 8,63,8     
        
 –8,63,8     
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen1,617,122,220,619,317,6 
        
 1,617,122,220,619,317,6 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen1,60,70,60,60,60,6 
        
 1,60,70,60,60,60,6 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen– 0,83,95,85,85,25,3 
        
 – 0,83,95,85,85,25,3 
        
Extrapolatie      287,8
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 6,425,128,326,825,023,3 
STAND MILJOENENNOTA 1998274,8295,5289,2288,6286,5287,8287,8

II HOGE COLLEGES VAN STAAT EN KABINET DER KONINGIN

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19976,77,57,57,57,57,5 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen1,3– 0,9– 1,0– 1,0– 1,0– 1,0 
        
 1,3– 0,9– 1,0– 1,0– 1,0– 1,0 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen0,10,10,10,10,10,1 
        
 0,10,10,10,10,10,1 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen1,60,70,60,60,60,6 
        
 1,60,70,60,60,60,6 
        
Extrapolatie      7,2
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 19973,0– 0,2– 0,3– 0,3– 0,3– 0,3 
        
STAND MILJOENENNOTA 19989,77,37,27,27,27,27,2

III ALGEMENE ZAKEN

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 199751,952,350,050,050,150,6 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen– 0,7      
        
 – 0,7      
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen– 0,24,44,53,74,70,7 
        
 – 0,24,44,53,74,70,7 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen1,31,71,81,81,81,8 
        
 1,31,71,81,81,81,8 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen 0,70,70,70,50,5 
        
  0,70,70,70,50,5 
        
Extrapolatie      53,5
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 19970,56,86,86,16,92,9 
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (excl. IS)52,459,156,856,157,053,553,5
Totaal Internationale samenwerking 8,314,029,014,0  
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (incl. IS)52,467,470,885,171,053,553,5

III ALGEMENE ZAKEN

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19974,84,14,14,14,14,1 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen0,8      
        
 0,8      
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen0,9      
        
 0,9      
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen1,31,71,81,81,81,8 
        
 1,31,71,81,81,81,8 
        
Extrapolatie      5,9
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 19973,01,61,81,81,81,8 
STAND MILJOENENNOTA 19987,85,75,95,95,95,95,9

IV KABINET VOOR NEDERLANDS-ANTILLIAANSE EN ARUBAANSE ZAKEN

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19973,415,715,215,215,415,4 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen 4,13,52,72,72,7 
        
  4,13,52,72,72,7 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen– 0,10,1     
        
 – 0,10,1     
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen– 0,30,20,30,30,30,3 
        
 – 0,30,20,30,30,30,3 
        
Extrapolatie      18,4
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota– 0,44,43,83,12,93,0 
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (excl. IS)3,020,119,018,318,318,418,4
Totaal Internationale samenwerking 319,1274,2262,6265,9266,9266,9
STAND MILJOENENNOTA 1998 (incl. IS)3,0339,2293,2280,9284,2285,3285,3

IV KABINET VOOR NEDERLANDS-ANTILLIAANSE EN ARUBAANSE ZAKEN

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 199727,00,20,20,20,20,2 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen– 0,3      
        
 – 0,3      
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen0,8      
        
 0,8      
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen– 0,10,1     
        
 – 0,10,1     
        
Extrapolatie      0,2
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 19970,30,10,00,00,00,0 
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (excl. IS)27,30,30,20,20,20,20,2
Totaal Internationale samenwerking 57,024,924,726,827,727,7
STAND MILJOENENNOTA 1998 (incl. IS)27,357,325,124,927,027,927,9

V BUITENLANDSE ZAKEN

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19972 684,33 513,64 458,45 176,05 210,85 241,7 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
vierde eigen middel213,5– 404,0– 432,0– 254,0– 98,0248,0 
diversen– 6,7      
        
 206,8– 404,0– 432,0– 254,0– 98,0248,0 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
automatisering 12,336,832,820,120,1 
diversen13,85,3     
        
 13,817,636,832,820,120,1 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen 0,30,30,50,50,3 
        
  0,30,50,50,30,3 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen1,47,16,46,35,65,7 
        
 1,47,16,46,35,65,7 
        
Extrapolatie      5 911,9
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997222,1– 379,0– 388,5– 214,4– 71,8274,2 
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (excl. IS)2 906,43 134,64 069,94 961,65 139,05 515,95 911,9
        
Totaal Internationale samenwerking5 789,55 789,56 171,26 451,86 611,76 951,57 336,3
STAND MILJOENENNOTA 1998 (incl. IS)2 906,48 924,110 241,111 413,411 750,712 467,413 248,2

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

De opwaartse bijstelling van het Vierde Eigen Middel (BNP-afdrachten) in 1996 van 213,5 miljoen vloeit voort uit het nieuwe Eigen-Middelenbesluit, waardoor een verschuiving heeft plaatsgevonden van afdrachten gerelateerd aan BTW-grondslag naar BNP-gerelateerde afdrachten (zie aanvullende post Belastingafdrachten aan de Europese Unie). De neerwaartse bijstelling in 1997 van 404 miljoen is het gevolg van de onderbesteding van de EU-begroting in 1996, die is terugontvangen door verlaging van de afdracht aan de EU. De structurele bijstelling in 1998 en latere jaren wordt nader toegelicht in bijlage 8 van deze nota.

Beleidsmatige mutaties

Voor de modernisering van het geautomatiseerde systeem van informatie-uitwisseling tussen de ministeries en de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland zijn hogere uitgaven geraamd van 12,3 miljoen in 1997 oplopend tot 36,8 miljoen in 1998 en daarna dalend tot structureel 20,1 miljoen in 2001. De mutatie betreft de aan het binnenland toegerekende kosten; de andere 50% is onder hgIS (homogene groep Internationale Samenwerking) verwerkt.

V BUITENLANDSE ZAKEN

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 1997105,55,55,56,05,75,7 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen– 0,9      
        
 – 0,9      
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen4,8      
 4,8      
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen 0,30,30,50,50,3 
        
  0,30,30,50,50,3 
        
Extrapolatie      6,0
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997       
4,00,20,30,40,50,3  
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (excl. IS)109,55,75,86,46,26,06,0
        
Totaal Internationale samenwerking 108,8103,9103,9103,9103,9103,9
STAND MILJOENENNOTA 1998 (incl. IS)109,5114,5109,7110,3110,1109,9109,9

VI JUSTITIE

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19975 952,35 955,75 685,65 634,85 672,55 692,6 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
opvang asielzoekers30,0166,0175,177,44,3– 53,6 
verkeerstoezicht 33,033,033,033,033,0 
diversen– 36,167,087,785,287,987,5 
        
 – 6,1266,0295,8195,6125,266,9 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
extra plaatsen justitiële jeugdinrichtingen  26,8– 3,85,420,9 
knelpunten immigratie- en naturalisatiedienst 15,055,036,029,027,0 
tbs-noodcapaciteit 37,017,017,020,018,0 
wetvoorstel schuldsanering  25,025,025,025,0 
diversen– 12,663,84,5– 19,3– 1,86,3 
        
 – 12,6115,8128,354,977,697,2 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
automatisering en uitrusting regiokorpsen48,0      
diversen36,19,91,41,41,41,4 
        
 84,19,91,41,41,41,4 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen– 17,789,0198,4184,7168,3168,4 
        
 – 17,789,0198,4184,7168,3168,4 
        
Extrapolatie      6 030,0
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 199747,8480,8624,1436,3372,5333,9 
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (excl. IS)6 000,16 436,56 309,76 071,16 045,06 026,56 030,0
Totaal Internationale samenwerking 5,81,81,81,81,81,8
STAND MILJOENENNOTA 1998 (incl. IS)6 000,16 442,36 311,56 072,96 046,86 028,36 031,8

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

De tegenvallers bij de uitgaven voor de opvang van asielzoekers worden met name veroorzaakt door de stagnerende uitstroom van asielzoekers, zowel bij de uitplaatsing van statushouders als bij de verwijdering van afgewezen asielzoekers. Daardoor is de bezetting in de opvangcentra hoger dan eerder was verondersteld. De instroom van asielzoekers zal naar verwachting lager uitkomen dan vorig jaar verondersteld. Rekening wordt gehouden met een instroom van 27.000 asielzoekers per jaar vanaf 1997 in plaats van de eerder veronderstelde 30.000. Tevens is verwerkt de opbouw van een buffercapaciteit van circa 5000 plaatsen. Tezamen resulteert dit in een tegenvaller die oploopt tot 175,1 miljoen in 1998, om daarna te dalen tot 4,3 miljoen in 2000. Vanaf 2001 domineert de meevallende uitstroom, hetgeen resulteert in een meevaller van 53,6 miljoen in dat jaar.

Voor de realisatie van bestaande en voorgenomen programma's voor verkeerstoezicht, waaronder snelheidscontroles en controles op rijden door rood licht, zijn structureel extra middelen ingezet (zie ook ontvangstenmutatie).

Beleidsmatige mutaties

De toenemende jeugdcriminaliteit en de toename van de gemiddelde strafduur bij jeugdige delinquenten nopen tot een uitbreiding van de justitiële jeugdinrichtingscapaciteit met 113 plaatsen, welke in de loop van 2000 gereed zullen zijn. De hiermee gemoeide exploitatielasten bedragen vanaf 2001 20,9 miljoen. In de periode 1998–2000 worden door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) extra uitgaven geraamd voor werving en opleiding van personeel. De in deze jaren opgenomen bijdrage van Justitie aan de DJI vertonen een grillig verloop omdat de ter beschikking gestelde meerjarige middelen niet synchroon lopen met de door DJI te plegen investeringen. Binnen de agentschapsbegroting van de DJI zal dit worden opgevangen.

Bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) worden extra middelen ingezet voor de uitvoering van maatregelen in het kader van het Plan van Aanpak Verwijderingen, voor de vorming van buffercapaciteit en voor een kwaliteitsimpuls.

In verband met een toename van het aantal opgelegde TBS-maatregelen worden 120 TBS-noodcapaciteitsplaatsen gecreëerd, waarvan 60 plaatsen structureel. In 1997 worden daartoe de nodige investeringen gepleegd. De bedragen in 1998 en latere jaren betreffen de structurele exploitatielasten van de extra TBS-plaatsen.

In verband met de uitvoering van het Wetsvoorstel Schuldsanering is de raming met 25 miljoen in 1998 structureel verhoogd. Het betreft uitvoeringskosten voor de Gemeentelijke Kredietbanken en uitgaven voor rechtsbijstand.

Desalderingen

De hogere uitgaven en de daarmee samenhangende hogere ontvangsten in 1996 van het Korps Landelijke Politiediensten zijn het gevolg van verleende extra diensten voor de regiokorpsen, met name in de sfeer van de automatisering en uitrusting van de regiopolitie.

VI JUSTITIE

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19971 322,2959,51 007,31 014,31 022,31 022,3 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
griffierechten – 36,0– 16,0– 16,0– 16,0– 16,0 
restituties coa30,0      
diversen13,04,03,61,61,61,6 
        
 43,0– 32,0– 12,4– 14,4– 14,4– 14,4 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
opbrengst verkeerstoezicht  33,033,033,033,0 
tekort boeten en transacties– 60,0      
diversen– 16,068,6     
        
 – 76,068,633,033,033,033,0 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
automatisering en uitrusting regiokorpsen48,0      
diversen36,19,91,41,41,41,4 
        
 84,19,91,41,41,41,4 
        
Extrapolatie      1 042,3
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 199751,346,622,020,020,020,0 
STAND MILJOENENNOTA 19981 373,51 006,11 029,31 034,31 042,31 042,31 042,3

Ontvangsten

Mee- en tegenvallers

De ontvangstenraming voor de griffierechten wordt naar beneden bijgesteld vanwege een lagere groei van het zaakaanbod dan geraamd en vanwege een vertraging bij de indexering en herijking van de tarieven.

Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) heeft de te veel ontvangen subsidie 1995 in 1996 terugbetaald.

Beleidsmatige mutaties

Door intensivering van het verkeerstoezicht worden in 1998 structureel hogere boeteopbrengsten van 33 miljoen verwacht.

De tegenvaller op het gebied van boeten en transacties in 1996 van 60 miljoen wordt enerzijds veroorzaakt doordat de gemiddelde boetentarieven lager uitvallen dan voorzien en anderzijds doordat de indexering van de boetentarieven pas per 1 januari 1996 is ingevoerd in plaats van 1 augustus 1995.

Desalderingen

Zie toelichting bij de uitgaven.

VII BINNENLANDSE ZAKEN

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19977 145,07 197,77 442,57 606,67 699,87 731,0 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
asielzoekers– 40,3– 12,6– 29,0– 41,4– 90,9– 112,6 
diversen– 63,318,8– 0,1– 2,12,811,5 
        
 – 103,66,2– 29,1– 43,5– 88,1– 101,1 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
fonds sociale vernieuwing 31,331,331,331,331,3 
grote-stedenbeleid18,0151,194,021,421,421,4 
langdurig werklozen 37,876,877,378,180,3 
overheveling naar werkfonds  – 438,5– 438,5– 438,5– 438,5 
zvo-regeling   40,040,040,0 
diversen1,1100,132,612,5– 10,7– 3,8 
        
 19,1320,3– 203,8– 256,0– 278,4– 269,3 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie33,532,9     
diversen40,941,5– 23,4– 21,7– 20,5– 18,4 
        
 74,474,4– 23,4– 21,7– 20,5– 18,4 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
cluster 1 extra werkgelegenheid langdurig werklozen  75,0154,0150,0154,0 
cluster 2 veiligheid  67,067,067,067,0 
opheffing fonds sociale vernieuwing  – 423,4– 423,6– 424,0– 424,2 
voorschot uitvoering sociale zekerheid overheid– 28,3      
ziektekostenvoorziening overheidspersoneel 159,4     
diversen– 4,6110,198,9138,3132,1126,0 
        
 – 32,9269,5– 182,5– 64,3– 74,9– 77,2 
        
Extrapolatie      7 339,7
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 42,9670,1– 439,0– 385,6– 462,0– 466,0 
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (excl. IS)7 102,17 867,87 003,57 221,07 237,87 265,07 339,7
Totaal Internationale samenwerking 6,00,50,50,50,50,5
STAND MILJOENENNOTA 1998 (incl. IS)7 102,17 873,87 004,07 221,57 238,37 265,57 340,2

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

De lagere instroom van asielzoekers ten opzichte van de raming bij Miljoenennota 1997 leidt tot minder uitkeringen voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf. Daarnaast kan, als gevolg van deze lagere instroom, de inzet van politie bij asielzoekerscentra na 1997 worden verminderd.

Beleidsmatige mutaties

Conform de door de Tweede Kamer uitgesproken wens bij de Algemene Financiële Beschouwingen 1997 is de voorgenomen uitgavenbeperking van 31,3 miljoen op het Fonds Sociale Vernieuwing ongedaan gemaakt.

De hogere uitgaven voor het grotestedenbeleid in 1997 en 1998 zijn voornamelijk het gevolg van een investeringsimpuls aan de grote steden, waartoe de regering heeft besloten. Daarnaast zijn op verzoek van de Kamer vanaf 1996 structureel middelen ingezet voor de uitbreiding van het grotestedenbeleid van 19 naar 25 steden.

Bij Regeerakkoord is besloten 40.000 banen te creëren voor langdurig werklozen in de zorgsector en bij gemeenten. Om de realisatie van deze 40.000 banen te bespoedigen, zijn middelen voor circa 2200 banen vanaf 1997 overgeheveld van de zorgsector naar de gemeenten.

In verband met de opheffing van het Fonds Sociale Vernieuwing is 438,5 miljoen overgeheveld naar het gemeentelijk werkfonds. Dit valt onder de ijklijn sociale zekerheid. Het resterende deel ongeveer 424 miljoen blijft onder de ijklijn rijksbegroting vallen en is overgeboekt naar de begrotingen van Justitie en VWS en het Gemeentefonds (zie toelichting bij overboekingen).

De uitgaven voor de regeling voor buitengewone ziektekosten van overheidspersoneel (ZVO; Ziektekostenvoorziening Overheidspersoneel) worden aangepast voor de reparatie van de Wet van Otterloo.

Desalderingen

Als gevolg van de jaarlijkse bijdrage van Justitie aan het landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie is zowel in 1996 en 1997 de begroting met circa 33 miljoen verhoogd.

Overboekingen

In navolging van de afspraken uit het Regeerakkoord zijn de tranches voor cluster 1 (werkgelegenheid) en cluster 2 (veiligheid) toegevoegd.

In verband met de opheffing van het Fonds Sociale Vernieuwing worden de middelen uit het Fonds overgeheveld naar andere departementen en het Gemeentefonds (zie toelichting bij beleidsmatige mutaties).

In 1995 is uit de aanvullende post Loonbijstelling een voorschot van 56,6 miljoen verstrekt voor de verzelfstandiging van de Uitvoering Sociale Zekerheid Overheid. In 1996 is hiervan 28,3 miljoen terugbetaald. Het resterende deel zal in de loop van 1997 worden terugbetaald.

Oorspronkelijk was sectoralisatie van de Ziektekostenvoorziening Overheidspersoneel (ZVO) per 1 januari 1997 voorzien. In verband daarmee is het budget structureel onder de sectorale ruimte voor arbeidsvoorwaarden gebracht. Als gevolg van uitstel van de sectoralisatie is het budget voor de ZVO eenmalig teruggesluisd.

VII BINNENLANDSE ZAKEN

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 1997480,5417,3433,9466,7427,9430,0 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
teruggave niet bestede middelen voor langdurig werklozen64,675,0     
diversen18,7      
        
 83,375,0     
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
dienst geneeskundige verzorging politie – 32,0     
diversen13,29,2– 24,9– 12,718,311,5 
        
 13,2– 22,8– 24,9– 12,718,311,5 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie33,532,9     
diversen40,941,5– 23,4– 21,7– 20,5– 18,4 
        
 74,474,4– 23,4– 21,7– 20,5– 18,4 
        
Extrapolatie      431,4
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997170,8126,4– 48,3– 34,4– 2,1– 6,9 
STAND MILJOENENNOTA 1998651,3543,7385,6432,3425,8423,1431,4

Ontvangsten

Mee- en tegenvallers

De extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen is zowel in 1995 als in 1996 overwegend in de tweede helft van het jaar gecreëerd. De gemeenten hebben de middelen die in 1995 niet tot besteding zijn gekomen in 1996 teruggestort. De niet-bestede middelen in 1996 worden dit jaar teruggestort.

Beleidsmatige mutaties

De Dienst Geneeskundige Verzorging Politie, de verplichte ziektekostenverzekeraar voor (oud-)politiemensen en hun familieleden, gaat uit van kostendekkende premieheffing. Overschotten en tekorten worden verrekend met de premies in latere jaren. Het in het verleden opgebouwde saldo wordt in 1997 ten dele benut voor premieverlaging.

Desalderingen

Zie de toelichting bij de uitgaven.

VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 199738 679,037 201,037 464,738 124,138 193,738 435,5 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
arbeidsduurverkorting ouderen– 28,8– 30,0– 54,0– 54,0– 54,0– 54,0 
hogere uitgaven studiefinanciering 106,511,952,537,521,4 
lagere personeelslasten – 59,0– 48,1– 68,3– 88,3– 108,4 
omzetting sf-leningen (stoeb/alr)  – 420,0– 100,0– 100,0– 100,0 
wachtgelden 49,040,041,074,0117,0 
diversen– 48,922,2155,1163,7102,261,7 
        
 – 77,788,7– 315,134,9– 28,6– 62,3 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
apparaatskosten uszo 32,310,06,03,0  
beroepen universiteiten90,0      
informatie en communicatie technologie 78,0100,020,020,020,0 
invulling taakstelling mbo/sf 12,066,098,0124,0124,0 
klassengrootte (1e stap) 112,5270,0270,0270,0270,0 
normatieve exploitatievergoeding27,0      
ov-kaart contract '98/'02: lagere uitgaven uitwonenden   – 28,0– 42,0– 56,0 
ov-kaart contract '98/'02: ophoging budget  54,0154,0132,0146,0 
ov-kaart contract '98/'02: taakstelling   – 126,0– 90,0– 39,0 
profiel 2e fase voortgezet onderwijs 10,040,0    
regionale tv 40,040,040,040,040,0 
risico vervangingsfonds 24,028,033,035,035,0 
risicovoorziening huisvesting bve 30,0     
seniorenbeleid  100,0100,0100,0100,0 
studenten uit zfw 27,084,4116,8138,4153,3 
diversen– 54,2– 137,3– 235,1– 193,0– 146,7– 154,6 
        
 62,8228,5557,3490,8583,7638,7 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen26,7165,7164,7162,3179,1176,6 
        
 26,7165,7164,7162,3179,1176,6 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
naar biza: ziektekosten overheidspersoneel – 75,0     
naar gf: huisvesting klassengrootte – 15,0– 36,0– 36,0– 36,0– 36,0 
van ap: cao onderwijs  282,0319,0587,0591,0 
van ap: indexering studiefinanciering 28,223,930,228,228,2 
van ap: leerlingen volume asielzoekers  83,568,455,550,3 
diversen– 12,9419,6494,2502,9485,8488,8 
        
 – 12,9357,8847,6884,51 120,51 122,3 
        
Niet tot een ijklijn behorend       
indexering studiefinanciering 31,234,838,640,840,2 
lagere uitgaven studiefinanciering– 217,4– 425,5– 364,5– 390,3– 47 3,8– 463,4 
diversen  420,0100,0100,0100,0 
        
 – 217,4– 394,390,3– 251,7– 333,0– 323,2 
        
Extrapolatie      40 439,0
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 218,2446,41 344,81 320,71 521,61 552,2 
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (excl. IS)38 460,837 647,438 809,539 444,839 715,339 987,740 439,0
Totaal Internationale samenwerking 98,999,699,999,499,599,5
STAND MILJOENENNOTA 1998 (incl. IS)38 460,837 746,338 909,139 544,739 814,740 087,240 538,5

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

De structureel lagere uitgaven hangen samen met een daling van het aantal leraren dat gebruik maakt van de ADV/BAPO-regeling, de regeling op basis waarvan ouderen minder kunnen gaan werken.

De hogere (relevante) uitgaven aan studiefinanciering worden met name veroorzaakt doordat het aantal studenten dat niet onder de prestatiebeurs valt hoger blijkt dan tot nu toe aangenomen. Het aantal prestatiebeursstudenten ligt daarenboven lager dan verondersteld bij Miljoenennota 1997, resulterende in lagere (relevante) uitgaven die echter met vertraging zichtbaar worden. De combinatie van beide effecten geeft de reeks een grillig verloop.

De lagere personeelslasten zijn het gevolg van een veranderende samenstelling in het personeelsbestand. Daarnaast is sprake van een tranchegewijs oplopende meevaller in de incidentele looncomponent vanaf 1999. Beide elementen hebben betrekking op het primair onderwijs.

Bij invoering van de maatregel Student Op Eigen Benen (STOEB) is voor studenten de mogelijkheid ontstaan kortlopende vorderingen om te zetten in langlopende vorderingen. Aangezien tegenover deze omgezette vorderingen relevante uitgaven staan, zouden terugbetalingen op deze vorderingen als relevante ontvangsten moeten worden geadministreerd. Naar nu blijkt is dit niet gebeurd, aangezien in de administratieve systemen van de IBG geen onderscheid kon worden gemaakt tussen aflossingen op (niet-relevante) reguliere langlopende leningen en aflossingen op de omgezette vorderingen. Er is afgesproken met ingang van 1998 alle hiermee samenhangende uitgaven te corrigeren. Het betreft incidenteel 320 miljoen in 1998 en structureel 100 miljoen.

Naar aanleiding van het wachtgeldrapport «De jaren tellen» zijn additioneel middelen gereserveerd om mogelijke tekorten in de wachtgelduitgaven op te lossen.

Beleidsmatige mutaties

De hogere uitgaven voor de apparaatskosten van USZO hangen samen met de hogere uitvoeringskosten van de verschillende regelingen.

Een aantal universiteiten heeft in 1996 een proces bij de Raad van State over de verdeling van onderzoeksmiddelen in 1992 gewonnen. Als gevolg hiervan is een schadeloosstelling van 90 miljoen in 1996 uitgekeerd aan deze procesvoerende universiteiten.

Ten behoeve van een extra impuls voor de integratie van Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) in het onderwijs is, verspreid over 1997 en 1998, een bedrag van 178 miljoen vrijgemaakt voor extra investeringen en vanaf 1999 een structureel bedrag van 20 miljoen voor de hiermee gemoeide extra exploitatielasten.

In het kader van de begrotingsvoorbereiding 1997 is besloten tot een taakstelling op de studiefinanciering voor MBO-studenten. Mede op verzoek van de Tweede Kamer is deze taakstelling alternatief ingevuld. De oorspronkelijke taakstelling op het MBO/SF is dus thans ongedaan gemaakt.

Met ingang van 1 augustus 1997 is een bedrag van 112,5 miljoen in 1997 en structureel een bedrag van 270 miljoen beschikbaar gesteld voor klassenverkleining in het basisonderwijs.

De teveel bevoorschotte bedragen en projectmiddelen van de HBO-raad van 27 miljoen zijn in 1996 teruggevorderd.

Aangezien uit het huidige week-/weekendkaartcontract blijkt dat studenten in ruime meerderheid kiezen voor een weekkaart, is de verwachting dat als gevolg van de verplichte koppeling tussen thuiswonendheid en thuis(week)kaart en uitwonendheid en uit(weekend)kaart, meer studenten thuis zullen blijven wonen. Deze besparing op de basisbeursuitgaven zal worden ingezet ter dekking van het nieuwe OV-kaartcontract.

Aangezien het op de OCenW-begroting beschikbare budget onvoldoende was om de kosten voor het nieuwe OV-kaartcontract te dekken, is het budget opgehoogd. Deze hogere uitgaven worden deels gefinancierd uit vrijvallende middelen als gevolg van de lagere basisbeursuitgaven aan uitwonenden. Het nog resterende tekort leidt tot een nog met toekomstige meevallers in te vullen taakstelling op de OCenW-begroting.

Aangezien de totaal binnen de OCenW-begroting geïdentificeerde middelen voor het nieuwe OV-kaartcontract onvoldoende zijn om de kosten van het nieuwe contract te dekken, is afgesproken dat OCenW deze kosten moet dekken uit toekomstige meevallers binnen de begroting.

Ten behoeve van de voorbereiding van onderwijzend personeel op de invoering van de profielen 2e fase is binnen de OCenW-begroting 50 miljoen vrijgemaakt, waarvan 10 miljoen in 1997 en 40 miljoen in 1998 beschikbaar komt.

Voor regionale televisie-uitzendingen legt de rijksoverheid bij elke gulden provinciale opslag een gulden bij. Als gevolg hiervan zijn de uitgaven in 1997 structureel met 40 miljoen verhoogd.

Ter afdekking van mogelijke tekorten bij het Vervangingsfonds is een structureel bedrag oplopend tot 35 miljoen gereserveerd.

In verband met mogelijke risico's verbonden aan de decentralisatie van de huisvesting in de sector Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie wordt een risicovoorziening van 30 miljoen in 1998 gevormd.

In 1998 wordt structureel 100 miljoen per jaar beschikbaar gesteld om het leraarsberoep voor oudere leraren zo lang mogelijk aantrekkelijk te houden.

In het kader van de Reparatiemaatregel Van Otterloo is besloten studenten die gratis meeverzekerd zijn met hun ouders uit het ziekenfonds te halen. De aldus op de begroting van VWS vrijvallende middelen worden overgeheveld naar de begroting van OCenW ter compensatie van de studenten met aanvullende beurs.

Overboekingen

Oorspronkelijk was sectoralisatie van de Ziektekostenvoorziening Overheidspersoneel (ZVO) per 1 januari 1997 voorzien. In verband daarmee is het budget structureel onder de sectorale ruimte voor arbeidsvoorwaarden gebracht. Als gevolg van uitstel van de sectoralisatie is het budget voor de ZVO eenmalig teruggesluisd.

De huisvestingskosten van scholen zijn per 1 januari 1997 voor rekening van de gemeenten. Omdat reductie van de groepsgrootte een behoefte creëert aan extra lokalen stort het rijk hiervoor een evenredige vergoeding in het Gemeentefonds.

Om de loonkosten bij Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen op het kostenniveau van de reeds afgesloten CAO 1996–1998 te brengen zijn extra middelen overgeboekt uit de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden.

Bij Voorjaarsnota is uit de aanvullende post Indexering Studiefinanciering de tranche 1997 overgeboekt die verband houdt met de relevante beursuitgaven.

De geraamde uitgaven voor het onderwijs aan leerplichtige asielzoekers en VVTV-ers zijn overgeboekt naar de OCenW-begroting.

Niet tot een ijklijn behorend

Bij Voorjaarsnota is uit de aanvullende post Indexering studiefinanciering de tranche 1997 overgeboekt, verband houdend met de niet-relevante leenuitgaven.

De niet-relevante uitgaven studiefinanciering vallen veel lager uit dan voorzien in de Miljoenennota 1997. Belangrijkste reden is de terughoudende opname van rentedragende leningen door studenten. Daarnaast blijkt dat meer prestatiebeursstudenten thuiswonend zijn dan tot nu toe werd verondersteld.

VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19973 358,73 340,93 254,63 236,13 264,73 252,6 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
hogere ontvangsten op leningen verstrekt voor 1992 87,8103,3111,3116,8125,8 
lagere ster-inkomsten– 51,0– 60,0– 57,0– 55,0– 56,0– 40, 0 
omzetting kortlopende vorderingen26,943,0     
opbrengsten dienst omroepbijdrage 29,025,030,036,016,0 
vertraagde inning lesgeld– 40,040,0     
diversen– 33,1– 13,3– 24,69,411,511,5 
        
 – 97,2126,546,795,7108,3113,3 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
extra opbrengsten pro-rato lesgeld  28,918,322,227,3 
gespreide betaling lesgeld  – 142,0    
onttrekking algemene omroepreserve51,049,7– 18,2    
terugvordering bevoorschotte gelden hbo-raad31,0      
diversen– 3,1– 20,1– 54,8– 3,5– 13,1– 7,1 
        
 78,929,6– 186,114,89,120,2 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen26,7165,7164,7162,3179,1176,6 
        
 26,7165,7164,7162,3179,1176,6 
        
Niet tot een ijklijn behorend       
lagere ontvangsten op leningen na 1992 – 14,8– 22,5– 28,2– 33,7– 37,6 
omzetting kortlopende vorderingen– 26,9– 43,0     
uitstel verkoop nob – 155,0155,0    
diversen17,0      
        
 – 9,9– 212,8132,5– 28,2– 33,7– 37,6 
        
Extrapolatie      3 525,1
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 1,9109,0157,8244,5262,8272,5 
STAND MILJOENENNOTA 19983 356,83 449,93 412,43 480,63 527,53 525,13 525,1

Ontvangsten

Mee- en tegenvallers

Uit de realisatiecijfers over 1996 en de eerste maanden van 1997 blijkt dat de termijnontvangsten op leningen verstrekt voor 1992 hoger uitvallen dan tot nu toe geraamd.

Als gevolg van een krimpende reclamemarkt voor publieke radio en televisie verminderen de STER-reclameopbrengsten.

In het kader van de Wet Student Op Eigen Benen (STOEB) is de mogelijkheid gecreëerd een deel van de kortlopende schulden van studenten om te zetten in langlopende schulden. Deze ontvangsten op oorspronkelijk kortlopende schulden stonden als relevant geboekt. Aangezien de ontvangsten op langlopende schulden echter als niet-relevant worden geadministreerd, vindt in verband met de omzetting voor de jaren 1996 en 1997 een correctieboeking plaats.

Door groei van het aantal huishoudens en bedrijven, die omroepbijdrage betalen, stijgt de opbrengst van de omroepbijdragen.

Door het verlaten van de teldatum zijn de ontvangsten lesgeld in 1996 40 miljoen lager uitgevallen dan geraamd. Hiertegenover staat dat deze 40 miljoen in de eerste maanden van 1997 extra is ontvangen.

Beleidsmatige mutaties

Met ingang van het schooljaar 1998/1999 zullen scholieren die in de loop van het jaar 16 jaar worden naar rato van het aantal maanden dat zij in dit schooljaar nog voltijds onderwijs volgen, lesgeld gaan betalen. Deze maatregel, die oorspronkelijk voorzien was voor het schooljaar 1997/1998, leidt tot hogere opbrengsten dan geraamd. Deze extra opbrengsten worden aangewend voor de gedeeltelijke invulling van de MBO/SF-taakstelling.

Met ingang van het schooljaar 1998/1999 wordt voor scholieren de mogelijkheid gecreëerd het lesgeld in drie termijnen te betalen. Hierdoor zal in 1998 een eenmalige opbrengstenderving optreden van 142 miljoen.

Door de ontwikkelingen bij de omroepopbrengsten en als gevolg van de bevriezing van de meeste media-uitgaven fluctueert de algemene omroepreserve.

De teveel bevoorschotte bedragen en projectmiddelen van de HBO-raad van 27 miljoen zijn in 1996 teruggevorderd.

Niet tot een ijklijn behorend

Uit de realisatiecijfers blijkt dat de ontvangsten op leningen verstrekt na 1992 lager uitvallen dan geraamd en derhalve neerwaarts dienen te worden bijgesteld.

Zie voor een toelichting de relevante ontvangstenmutatie omzetting kortlopende vorderingen.

De verkoop van het Nederlands Omroepproductiebedrijf is uitgesteld van 1997 naar 1998.

IXA NATIONALE SCHULD

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 199730 491,430 099,830 949,432 670,434 219,135 176,8 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
disconto dutch treasury certificates– 78,8206,054,9– 10,7254,4179,0 
extra intering schatkistsaldo  – 226,9– 226,9– 226,9– 226,9 
lager kapitaalmarktberoep 1996 – 148,3– 74,1– 74,1– 74,1– 74,1 
oude tekorten amsterdam 126,3252,4248,3246,2245,9 
rente-effect uitvoering 199679,3– 48,8– 48,8– 48,8– 48,8– 48,8 
rente-effect uitvoering 1997 15,457,557,557,557,5 
rente-effect wijziging financieringstekorten en lagere rente  – 564,8– 1 016,7– 1 422,9– 1 825,2 
vervroegde aflossing: boete158,3270,0     
vervroegde aflossing: rente-effect – 34,2– 90,5– 78,5– 71,6– 57,4 
diversen– 3,84,34,03,52,52,5 
 155,0390,7– 636,3– 1 146,4– 1 283,7– 1 747,5 
        
Niet tot een ijklijn behorend       
agio bij inkoop van schuld65,531,7     
disagio bij uitgifte van schuld 25,0     
rentevergoeding aow spaarfonds  46,9149,3266,4385,6 
diversen0,2      
        
 65,756,746,9149,3266,4385,6 
        
Extrapolatie      34 607,6
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997220,8447,5– 589,4– 997,2– 1 017,3– 1 361,9 
STAND MILJOENENNOTA 199830 712,230 547,330 360,031 673,233 201,833 814,934 607,6

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

In 1996 vielen de disconto-uitgaven van Dutch Treasury Certificates (DTC's) mee door de lage korte rente en gemiddeld kortere looptijden. Met ingang van 1997 wordt het schatkistsaldo gestabiliseerd op 50 miljoen in het kader van de saldoregulering. Daardoor moeten de tijdelijke kastekorten, die binnen het jaar optreden, worden gedekt op de geldmarkt. Dit heeft gevolgen voor de hoeveelheid uitstaande DTC's. Op basis van een raming van het kaspatroon in de verschillende jaren zijn de hiermee samenhangende additionele korte rentelasten berekend voor de jaren 1997 en verder.

In 1997 wordt de financieringsbehoefte voor 14,3 miljard gedekt door intering op het schatkistsaldo, hetgeen 3,2 miljard meer is dan verondersteld bij Miljoenennota 1997. Hierdoor behoeft in 1997 minder op de kapitaalmarkt te worden gedekt, waardoor er minder rente-uitgaven zijn met ingang van 1998.

Doordat in 1996 de restant-financieringsbehoefte (5,4 miljard) met DTC's is gedekt, was het kapitaalmarktberoep in 1996 lager dan geraamd. Dit leidt tot een meevaller op de rente vaste schuld. Hier staat een tegenvaller op de rente vlottende schuld tegenover. Per saldo resteert een meevaller van 148,3 miljoen in 1997 en 74,1 miljoen met ingang van 1998.

Per 1 juli 1997 heeft de Staat van de gemeente Amsterdam een pakket onderhandse leningen overgenomen, waarmee de Regeling Oude Tekorten Amsterdam wordt beëindigd. De hiermee gemoeide rentelasten bedragen 126,3 miljoen in 1997 en circa 250 miljoen structureel met ingang van 1998. Hier staat een verlaging van de bijdrage uit het Gemeentefonds aan de gemeente Amsterdam tegenover.

In 1996 is er sprake van een tegenvaller op de rente vaste schuld als gevolg van betaalde rente bij inkoop van leningen. Plaatsing van een lening in 1996 met een rente die lager is dan de gehanteerde rekenrente leidt tot een rentemeevaller met ingang van 1997.

In 1997 worden er leningen geplaatst met een rente die hoger is dan de gehanteerde rekenrente, waardoor er met ingang van 1998 een rentetegenvaller optreedt. Bij twee van deze leningen gaat het om de vervolguitgifte van een bestaande lening. Een deel van deze vervolguitgiftes heeft een paar dagen voor de coupondatum plaatsgevonden en er is daarom in 1997 15,4 miljoen aan rente betaald.

Door een lagere rekenrente op de nog uit te geven staatsleningen en een wijziging in de omvang van de financieringstekorten treedt met ingang van 1998 een rentemeevaller op van 564,8 miljoen in 1998 oplopend tot 1825,2 miljoen in 2001.

Op grond van actuele rendementen op de kapitaalmarkt en rekening houdend met te betalen boete kan het voor de Staat voordelig zijn over te gaan tot vervroegde aflossing van leningen. In de tweede helft 1996 is voor 4,5 miljard vervroegd afgelost en voor 1997 wordt, uitgaande van de huidige rendementsniveaus, verwacht dat er voor 6,8 miljard vervroegd zal worden afgelost. De met deze vervroegde aflossingen samenhangende boete bedraagt in 1996 158,3 miljoen en voor 1997 naar verwachting 270 miljoen.

De vervroegde aflossingen in de tweede helft 1996 en in 1997 leiden met ingang van 1997 tot structureel lagere rente-uitgaven vaste schuld.

Niet tot een ijklijn behorend

Bij de inkoop van leningen is in de tweede helft 1996 voor 65,5 miljoen en in 1997 voor 31,7 miljoen aan agio betaald.

Doordat bij heruitgifte van een lening de koers enige tijd beneden pari heeft gelegen is in 1997 voor 25 miljoen aan disagio gerealiseerd.

De geraamde rentebijschrijving aan het AOW-Spaarfonds bedraagt 46,9 miljoen in 1998, oplopend naar 385,6 miljoen in 2001.

IXA NATIONALE SCHULD

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19971 524,7112,526,326,326,326,3 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
ontvangen bijbetaalde rente 352,0     
rentevergoeding schatkistsaldo– 48,8– 61,8– 4,0– 4,0– 4,0– 4,0 
diversen1,30,1     
        
 – 47,5290,3– 4,0– 4,0– 4,0– 4,0 
        
Niet tot een ijklijn behorend       
agio bij uitgifte van schuld13,6640,0     
diversen1,70,7     
        
 15,3640,7     
        
Extrapolatie      22,3
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 32,2930,9– 4,0– 4,0– 4,0– 4,0 
STAND MILJOENENNOTA 19981 492,51 043,422,322,322,322,322,3

Ontvangsten

Mee- en tegenvallers

De door beleggers bij te betalen rente bij de (her)uitgifte van leningen in 1997 wordt geraamd op 352 miljoen.

In 1996 viel de rentevergoeding schatkistsaldo tegen als gevolg van een rentepercentage dat lager was dan eerder geraamd. Vanaf 1997 wordt het schatkistsaldo in het kader van de saldoregulering gestabiliseerd op 50 miljoen. Hierdoor daalt de door De Nederlandsche Bank te vergoeden rente structureel met ingang van 1997.

Niet tot een ijklijn behorend

Bij de vervolguitgifte van bestaande leningen, waarvan de couponrente hoger is dan het vigerende kapitaalmarktrendement, bedraagt de ontvangen agio 13,6 miljoen in 1996 en 640 miljoen in 1997.

IXB FINANCIEN

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19974 930,55 207,15 594,95 879,25 891,66 017,5 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
bijzondere financiering– 28,7– 35,0     
euro muntwezen  18,060,072,090,0 
exportkredietverzekering– 44,4– 100,0– 190,0– 40,0   
moterrijtuigenbelasting opcenten 40,0     
diversen– 11,81,42,1– 4,1– 4,1– 6,1 
        
 – 84,9– 93,6– 169,915,967,983,9 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
tijdelijke subsidies tankstations 25,050,030,015,0  
diversen15,040,640,947,849,334,3 
        
 15,065,690,977,864,334,3 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen3,818,914,32,82,82,8 
        
 3,818,914,32,82,82,8 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
fiscale wetsvoorstellen 63,361,141,524,924,9 
naar rgd: huisvesting douane– 60,8– 58,6– 16,4– 0,3   
diversen2,061,995,796,784,785,2 
        
 – 58,866,6140,4137,9109,6110,1 
        
Niet tot een ijklijn behorend       
heffings- en invorderingsrente– 203,0– 418,3     
        
 – 203,0– 418,3     
        
Extrapolatie      6 225,9
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 328,2– 361,075,6234,2244,6231,0 
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (excl. IS)4 602,34 846,15 670,56 113,46 136,26 248,56 225,9
Totaal Internationale samenwerking 459,0563,8575,7629,5566,1509,0
STAND MILJOENENNOTA 1998 (incl. IS)4 602,35 305,16 234,36 689,16 765,76 814,66 734,9

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Op de Regeling Bijzondere Financiering 1971 hebben zich in 1996 en 1997 meevallers voorgedaan als gevolg van de gunstige conjunctuur en uitblijven van majeure incidentele schades.

De invoering van de euro leidt tot extra uitgaven door de benodigde creatie van nieuw chartaal geld.

De meevallers op de Exportkredietverzekering in de jaren 1996 en 1997 zijn het gevolg van het uitblijven van grote schades. Naar de huidige inzichten in de middellange schades zal ook in 1998 en 1999 een meevaller optreden.

De invoering van de Wet Motorrijtuigenbelasting heeft geleid tot een kasvertraging in de inning van deze belasting. De provincies zijn voor de tegenvallende provinciale opcenten gecompenseerd ten laste van de begroting van Financiën.

Beleidsmatige mutaties

Ten behoeve van de (Tijdelijke) Subsidieregeling Tankstations Grensstreek Duitsland zijn met ingang van 1997 middelen gereserveerd.

Overboekingen

Vanuit de Reservering Fiscale Wetsvoorstellen zijn er meerjarig middelen overgeboekt ter dekking van de uitvoeringskosten van een aantal fiscale maatregelen en wetsvoorstellen. Dit heeft met name betrekking op het rijksdeel in de uitvoeringskosten van de Wet Waardering Onroerende Zaken (WOZ).

In verband met nieuwbouw (bij onder meer douane) en huur van diverse huisvestingsprojecten van de Belastingdienst is in 1996 60,8 miljoen aflopend naar 0,3 miljoen in 1999 overgeboekt naar de RGD.

Niet tot een ijklijn behorend

De uitgaven Heffings- en invorderingsrente zijn in 1996 en 1997 neerwaarts bijgesteld als gevolg van een lagere rentestand en een snellere afhandeling van aangiften.

IXB FINANCIEN

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19976 495,85 058,95 322,45 716,95 882,25 930,5 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
exportkredietverzekering134,8515,0120,050,0   
verkopen domeinen110,5129,4     
diversen76,6– 8,61,03,51,1– 0,4 
        
 321,9635,8121,053,51,1– 0,4 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
afschaffen perceptiekosten  – 535,9– 535,9– 535,9– 535,9 
middelenafspraken16,0136,0229,614,2– 3,612,7 
verkoop ing obligatielening (rente) 1,0– 26,9– 26,9– 26,9– 26,9 
diversen164,166,331,137,539,441,7 
        
 180,1203,3– 302,1– 511,1– 527,0– 508,4 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen3,818,914,32,82,82,8 
        
 3,818,914,32,82,82,8 
        
Niet tot een ijklijn behorend       
administratieve boeten57,187,7     
heffings- en invorderingsrente– 260,1– 470,0     
verkoop deelneming nedcar   220,0   
verkoop gouden munten48,1      
verkoop ing obligatielening (opbrengst) 316,0     
winstafdracht dnb– 3,9450,0200,0425,0400,0375,0 
diversen8,1      
        
 – 150,7383,7200,0645,0400,0375,0 
        
Extrapolatie      5 776,6
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997355,11 241,733,2190,3– 123,3– 130,8 
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (excl. IS)6 850,96 300,65 355,65 907,25 758,95 799,75 776,6
Totaal Internationale samenwerking 0,70,70,70,70,7 
STAND MILJOENENNOTA 1998 (incl. IS)6 850,96 301,35 356,35 907,95 759,65 800,45 776,6

Ontvangsten

Mee- en tegenvallers

In 1996 en 1997 hebben zich meevallers voorgedaan bij de Exportkredietverzekering door het goede terugbetalingsgedrag van een aantal landen. Voor de jaren 1998–1999 wordt een voortzetting van deze trend verwacht.

Er zijn in 1996 hogere verkoopopbrengsten gerealiseerd op de verkoop van agrarische domeinengronden en overige overtollige roerende en onroerende zaken. In 1997 worden om soortgelijke redenen eveneens hogere verkoopopbrengsten verwacht.

Beleidsmatige mutaties

De vergoeding van de sociale verzekeringsfondsen aan de belastingdienst voor de heffing van premies (de zogenoemde perceptiekosten) wordt afgeschaft, hetgeen leidt tot lagere ontvangsten voor de belastingdienst. De uitgaven van de fondsen kunnen en worden spiegelbeeldig verlaagd.

De ontvangstenraming van Domeinen is meerjarig verhoogd met hogere ontvangsten die op grond van middelenafspraken ten goede komen aan andere departementen (OCW, LNV, VROM/RGD, Defensie en Buitenlandse zaken).

Door de verkoop van een obligatielening van de ING Groep NV zijn de geraamde rente-inkomsten structureel neerwaarts bijgesteld.

Niet tot een ijklijn behorend

In 1996 en 1997 doen zich meevallers voor bij de schikkingen en administratieve boeten als gevolg van hogere realisatiecijfers bij met name de houderschapsbelasting en de omzetbelasting.

De ontvangsten Heffings- en invorderingsrente zijn in 1996 en 1997 neerwaarts bijgesteld als gevolg van een lagere rente en een snellere afhandeling van aangiften.

De Staat zal eind 1998 de in haar bezit zijnde aandelen Nedcar verkopen voor 220 miljoen, die in 1999 als ontvangsten binnen komen.

De raming Diverse ontvangsten kernministerie is in 1996 verhoogd als gevolg van de verkoop van een voorraad gouden munten die in bezit waren van de staat.

De staat heeft in 1997 een obligatielening ING Groep NV verkocht voor een bedrag van 316 miljoen.

De raming 1997 van de winstafdracht van De Nederlandsche Bank is verhoogd door een hogere winstafdracht over 1996 als gevolg van gerealiseerde koerswinsten op beleggingen en als gevolg van lager dan geraamde geldmarktrentes in 1996. Structureel is de raming verhoogd met de verwachte beleggingsopbrengst over het uit goudverkopen vrijkomende vermogen.

X DEFENSIE

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 199713 802,313 304,013 236,413 297,313 211,713 106,2 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen– 25,8      
        
 – 5,8      
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
aanbesteding luchtverdedigings- en commandofregatten 25,1     
bijstelling domeinverkopen– 15,1100,176,012,2   
luchtmobiele brigade– 28,928,9     
diversen46,4– 4,1117,3– 8,0– 22,120,8 
        
 2,4150,0193,34,2– 22,120,8 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen– 74,719,94,04,04,04,0 
        
 – 74,719,94,04,04,04,0 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
        
naar biza: uitstel sectoralisatie zvo-regeling – 87,7     
diversen3,8217,0246,1248,0246,6244,6 
        
 3,8129,3246,1248,0246,6244,6 
        
Extrapolatie      13 380,8
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 94,5327,5371,8249,2233,6274,6 
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (excl. IS)13 707,813 631,513 608,213 546,513 445,313 380,813 380,8
Totaal Internationale samenwerking 299,8360,8333,9313,5313,0313,0
STAND MILJOENENNOTA 1998 (incl. IS)13 707,813 931,313 969,013 880,413 758,813 693,813 693,8

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

De uitgavenmutatie voor aanbesteding van luchtverdedigings- en commandofregatten hangt samen met de wijziging van de plannen om, in plaats van twee, vier van deze fregatten aan te schaffen. Om binnen de in de Prioriteitennota genoemde zestien fregatten te blijven, worden de twee geleidewapenfregatten en twee standaardfregatten bij het in dienst treden van de nieuwe fregatten afgestoten.

Met betrekking tot de opbrengsten van de verkopen van Defensie-goederen via de Dienst der Domeinen vindt vanaf 1996 een opwaartse bijstelling plaats. Deze bijstelling betreft met name opbrengsten van verkoop van houwitsers, Leopard II-tanks en vliegbasis Ypenburg.

De mutatie bij de uitgaven voor de Luchtmobiele Brigade betreft een bijstelling van de uitgaven voor diverse deelprojecten van de transporthelikopters, de Apachehelikopters en de grondgebonden investeringen ten behoeve van deze helikopters.

Overboekingen

Oorspronkelijk was sectoralisatie van de Ziektekostenvoorziening Overheidspersoneel (ZVO) per 1 januari 1997 voorzien. In verband daarmee is in de Miljoenennota 1997 het budget structureel onder de sectorale ruimte voor arbeidsvoorwaarden gebracht. Als gevolg van uitstel van de sectoralisatie met een jaar is het budget voor de ZVO in 1997 teruggeboekt naar Binnenlandse Zaken.

X DEFENSIE

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 1997625,4462,8455,3474,5477,0433,3 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen11,7      
        
 11,7      
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
luchtverdedigingssystemen   – 40,0– 43,0  
diversen6,918,944,77,88,38,3 
        
 6,918,944,7– 32,2– 34,78,3 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen– 74,719,94,04,04,04,0 
        
 – 74,719,94,04,04,04,0 
        
Extrapolatie      445,5
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 56,238,848,6– 28,3– 30,812,2 
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (excl. IS)569,2501,6503,9446,2446,2445,5445,5
Totaal Internationale samenwerking 51,262,031,411,210,710,7
STAND MILJOENENNOTA 1998 (incl. IS)569,2552,8565,9477,6457,4456,2456,2

Ontvangsten

Beleidsmatige mutaties

De lagere ontvangsten voor luchtverdedigingssystemen in 1999 en 2000 zijn het gevolg van het niet doorgaan van de voorgenomen inruil van acht HAWK/AFU-systemen voor een nieuw systeem (Crotale) voor de verdediging van vliegbases.

XIA VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19976 984,37 036,46 934,46 681,56 587,16 556,5 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
bijdragen eigen woningen– 14,0– 11,0– 11,2– 8,8– 32,7– 21,2 
diversen– 41,161,71,04,36,2– 42,7 
        
 – 55,150,7– 10,2– 4,5– 26,5– 63,9 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
bodemsanering  50,075,0125,0125,0 
herstructurering na-oorlogse wijken    2,035,0 
huursubsidie 105,9170,8107,1103,1101,1 
voertuigtechniek  15,025,050,040,0 
diversen– 6,340,8– 114,4– 2,849,663,4 
        
 – 6,3146,7121,4204,3329,7364,5 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
bodemsanering vinex– 38,5  38,5   
diversen7,01,81,11,20,90,3 
        
 – 31,51,81,139,70,90,3 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
huursubsidie  24,050,050,050,0 
diversen23,452,672,168,868,869,4 
        
 23,452,696,1118,8118,8119,4 
        
Niet tot een ijklijn behorend       
brutering– 125,0257,5120,0    
        
 – 125,0257,5120,0    
        
Extrapolatie      6 368,3
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 194,7509,2328,6358,2422,9420,3 
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (excl. IS)6 789,67 545,67 263,07 039,77 010,06 976,86 368,3
Totaal Internationale samenwerking 13,613,812,812,812,812,8
STAND MILJOENENNOTA 1998 (incl. IS)6 789,67 559,27 276,87 052,57 022,86 989,66 381,1

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Van de woningen die onder de Regeling Bijdragen Eigen Woningen vallen, wordt een groter aantal verkocht dan verwacht. Omdat in het geval van verkoop de subsidie vervalt, zijn de desbetreffende ramingen structureel verlaagd.

Beleidsmatige mutaties

Voor bodemsanering heeft het kabinet voor de periode van 1998 tot en met 2010 in totaal 1,5 miljard extra beschikbaar gesteld. Aan deze extra middelen is verbonden dat, conform de uitkomsten van het betreffende interdepartementaal beleidsonderzoek, de saneringsprojecten meer functiegericht en goedkoper worden uitgevoerd.

Voor de herstructurering van naoorlogse wijken wordt in de periode van 2000 tot en met 2010, in totaal 1,85 miljard beschikbaar gesteld. Met de herstructurering wordt beoogd de sociale en economische vitaliteit van wijken met een eenzijdig woningbestand en een onaantrekkelijk imago te versterken.

Bij Voorjaarsnota 1996 is in verband met de hogere nominale Ziekenfondspremie voor alleenstaanden een koopkrachtreparatie uitgevoerd via de Huursubsidiewet. Conform de wens van de Tweede Kamer is deze compensatie uitgebreid tot alle IHS-ontvangers. Daarnaast is per 1 juli 1997 door verhoging van de kindertoeslag in de Huursubsidie de inkomenspositie van huishoudens met kinderen verbeterd. Voorts is recentelijk in het parlement het voorstel voor de nieuwe Wet Huursubsidie behandeld en goedgekeurd. Daarbij zijn tevens verschillende amendementen aangenomen, die tot hogere uitgaven leiden. Ten slotte leidt een actualisatie van de IHS-ramingen per saldo tot een verhoging van zowel de uitgaven als de ontvangsten. Dit wordt onder meer veroorzaakt door de verschuiving van de peildatum vermogenstoets met één jaar. Vermoedelijk zal hierdoor bij de toekenning van Huursubsidie worden uitgegaan van te lage vermogens. Dit leidt in de eerste jaren tot hogere uitgaven en in latere jaren via restituties, tot hogere ontvangsten.

Ter nadere uitwerking van de in 1996 aan de Kamer toegezonden beleidsnota «Voertuigtechniek» wordt voor de periode van 1998 tot en met 2004 in totaal 185 miljoen beschikbaar gesteld.

Desalderingen

Vanwege een vertraging in de uitvoering van de geplande bodemsaneringsprojecten is het budget Bodemsanering VINEX in 1996 verlaagd met 38,5 miljoen. De begroting wordt in 1999 met eenzelfde bedrag verhoogd.

Overboekingen

Ten behoeve van de koppeling van de huursubsidie aan de netto-bijstand, zijn de in dit verband op de aanvullende post gereserveerde middelen (cluster V) overgeboekt naar de VROM-begroting.

Niet tot een ijklijn behorend

Op basis van de Wet Balansverkorting kwamen niet alle toegelaten instellingen in geval van economisch eigendom in aanmerking voor flankerend beleid. Het kabinet heeft besloten de wet zodanig te wijzigen dat in alle gevallen van economisch eigendom een aanvullende bijdrage wordt verstrekt. Dit leidt tot hogere uitgaven voor het flankerend beleid in 1998. Daarnaast kunnen toegelaten instellingen als gevolg van de verplichte aflossing van rijksleningen herfinancieringsverliezen leiden. Deze instelling worden door het Rijk gecompenseerd. Op basis van het amendement-Biesheuvel worden toekomstige objectsubsidies aan niet-winstbeogende instellingen, waarop het amendement van toepassing is, thans afgekocht. Het voorgaande leidt tot een fluctuerend verloop van de uitgaven in de jaren 1996, 1997 en 1998.

XIA VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 1997228,7199,9310,7117,8114,5112,4 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
brutering 25,7     
diversen36,711,09,67,3– 3,6– 13,3 
        
 36,736,79,67,3– 3,6– 13,3 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
huursubsidie  6,035,053,023,0 
diversen17,29,33,03,03,01,3 
        
 17,29,39,038,056,024,3 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
bodemsanering vinex– 38,5  38,5   
diversen7,01,81,11,20,90,3 
        
 – 31,51,81,139,70,90,3 
        
Extrapolatie      94,7
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 199722,347,719,784,953,311,3 
STAND MILJOENENNOTA 1998251,0247,6330,4202,7167,8123,794,7

Ontvangsten

Mee- en tegenvallers

De afkoop van objectsubsidies aan NWI's op grond van het amendement Biesheuvel bij de Wet Balansverkorting, heeft tot gevolg dat reeds betaalde subsidies in de periode 1995–1997 met rente worden teruggevorderd.

Beleidsmatige mutaties

Zie toelichting bij de uitgaven.

Desalderingen

Zie toelichting bij de uitgaven.

XIB RIJKSGEBOUWENDIENST

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19971 450,51 402,11 274,3954,2911,4900,5 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen– 12,625,2     
        
 – 12,625,2     
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
afstoot middelenafspraak– 19,919,2147,85,5– 0,216,2 
huisvestingsprojecten – 158,340,3103,6104,362,1 
uitbreiding celcapaciteit 9,217,466,825,92,3 
diversen16,14,314,0– 21,3– 21,3– 21,3 
        
 – 3,8– 125,6219,5154,6108,759,3 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen– 12,737,521,05,87,86,2 
        
 – 12,737,521,05,87,86,2 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen110,1148,030,918,224,222,5 
        
 110,1148,030,918,224,222,5 
        
Extrapolatie      990,4
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 199781,485,4271,5179,0141,088,1 
STAND MILJOENENNOTA 19981 531,91 487,51 545,81 133,21 052,4988,6990,4

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Bij de afstoot van rijkspanden zorgt Financiën/Domeinen voor de verkoop. Ten aanzien van de gebouwen die onder de zogenaamde Middelenafspraak vallen, geldt dat de opbrengst wordt overgeheveld naar de RGD-begroting. De afstootramingen zijn als gevolg van diverse ontwikkelingen aangepast.

Om tegemoet te komen aan de huisvestingsbehoeften van verschillende rijksdiensten, waaronder Plein 23, is besloten extra middelen toe te voegen aan het investeringsbudget op de RGD-begroting. Daarnaast zijn er door onderuitputting in 1997 op de begroting van de Rijksgebouwendienst middelen doorgeschoven naar latere jaren.

Het kabinet heeft besloten tot een extra uitbreiding van de celcapaciteit (gevangeniswezen, jeugdinrichtingen en TBS). Als gevolg daarvan wordt de begroting van de Rijksgebouwendienst verhoogd.

XIB RIJKSGEBOUWENDIENST

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 1997135,738,532,230,428,728,7 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen– 25,620,9     
        
 – 25,620,9     
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen 4,6     
        
  4,6     
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen– 12,437,421,05,87,86,2 
        
 – 12,437,421,05,87,86,2 
        
Extrapolatie      34,9
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 37,863,020,95,97,86,2 
STAND MILJOENENNOTA 199897,9101,553,136,336,534,934,9

XII VERKEER EN WATERSTAAT

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 199710 547,610 661,311 234,711 312,111 416,011 693,6 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
bijdragen buitenland i.v.m. eurovignet– 27,8      
diversen– 19,122,5     
        
 – 46,922,5     
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
afkoop spoorwegpensioenfonds56,0– 7,0– 4,0– 25,9   
bescherming tegen overstroming 40,050,080,0180,0190,0 
betaling belgie ivm hsl 395,0– 395,0    
bijdrage infrafonds (contractsector)  – 71,0– 96,0– 76,0– 76,0 
bijdrage infrafonds: co2-projecten – 2,0– 46,0– 126,0– 164,0– 188,0 
bijdrage infrafonds: efficiency taakstelling ns  – 20,0– 40,0– 60,0– 60,0 
bijdrage infrafonds: sloopregeling – 37,6     
bijdrage infrafonds: swab/tib projecten  – 86,0– 105,0– 104,0  
bijdrage infrafonds: tweede tactisch pakket  50,050,050,0  
bijdrage infrafonds: voorbereiding swab/tib hoofdwegennet  50,050,050,0100,0 
dialoog/taakstelling openbaar vervoer  90,0130,0165,0195,0 
kapitaalstorting ns-cargo132,0– 50,0– 50,0    
sloopregeling binnenvaart 57,7     
verzelfstandiging rdw– 59,8– 217,7– 218,2– 217,9– 218,3– 218,3 
diversen– 12,559,1– 2,542,7– 35,5– 108,5 
        
 115,7237,5– 652,7– 258,1– 212,8– 165,8 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
bestuursovereenkomst waterkering ramspol 21,843,743,7   
diversen– 8,310,05,22,72,21,7 
        
 – 8,331,848,946,42,21,7 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen2,3205,8268,0267,7266,5274,2 
        
 2,3205,8268,0267,7266,5274,2 
        
Niet tot een ijklijn behorend       
aandelenstorting nv westerscheldetunnel 7,0– 84,032,094,084,0 
        
 7,0– 84,032,094,084,084,0 
        
Extrapolatie      11 923,8
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 199762,5504,6– 419,887,8149,8194,1 
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (excl. IS)10 610,111 165,910 814,911 399,911 565,811 887,711 923,8
Totaal Internationale samenwerking 11,611,711,711,711,711,7
STAND MILJOENENNOTA 1998 (incl. IS)10 610,111 177,510 826,611 411,611 577,511 899,411 935,5

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

In tegenstelling tot eerdere verwachtingen vinden afdrachten aan andere Europese landen voor het Eurovignet pas voor het eerst in 1997 plaats; hierdoor vallen de uitgaven in 1996 met 27,8 miljoen mee.

Beleidsmatige mutaties

Als gevolg van de vervroegde afkoop van een deel van de betalingen aan het Spoorwegpensioenfonds vallen de hiervoor geraamde middelen in 1997 tot en met 1999 gedeeltelijk vrij.

Op basis van recent inzicht in de kwaliteit van de zeeweringen en de lessen die kunnen worden getrokken uit de watersnoden van 1993 en 1995, is besloten de bescherming van ons land tegen overstroming duurzaam vorm te geven. Dit veiligheidsbeleid, waarvoor de regering omvangrijke bedragen heeft gereserveerd, oplopend tot 210 miljoen in 2002, wordt uitgewerkt in de «Vierde Nota Waterhuishouding».

Ten behoeve van de vervroegde betaling van het restant van de vergoeding aan België in verband met het voor Nederland meest gunstige HSL-tracé, wordt de voeding van het Infrastructuurfonds in 1997 met 395 miljoen verhoogd en in 1998 met eenzelfde bedrag verlaagd.

De bijdrage aan het Infrastructuurfonds is verlaagd in verband met de dekking van de contractsector spoorvervoer, de financiering van het CO2-reductieplan, de efficiencytaakstelling op de NS-taakorganisaties, de financiering van de sloopregeling binnenvaart en SWAB/TIB-projecten (Samen Werken aan Bereikbaarheid en Transport in Balans). In het kader van de contractsector NS wordt een dertigtal onrendabele treindiensten gecontinueerd. Voor SWAB en TIB worden de middelen voornamelijk ingezet voor extra spitsdiensten in het stads/streek- en spoorvervoer in congestiegebieden en voor efficiënter, schoner, veiliger en intermodaal goederenvervoer. Een verhoging van de bijdrage aan het Infrastructuurfonds vindt plaats ten behoeve van de financiële impuls voor railprojecten uit het Tweede Tactisch Pakket en de voorbereidingskosten van de in SWAB/TIB-kader voorgenomen versnelde uitbreiding van de capaciteit achterlandverbindingen behorende tot het hoofdwegennet.

Door een tegenvallende vervoersgroei is de dubbeldoelstelling voor het stads- en streekvervoer, te weten het realiseren van een kostendekkingsgraad van 50% en een (gedifferentieerde) vervoersgroei van 15% in 2004, vooralsnog niet gerealiseerd. Mede naar aanleiding van een dialoog tussen Verkeer en Waterstaat en de decentrale overheden is de taakstelling openbaar vervoer verlaagd met 90 miljoen in 1998 oplopend tot 195 miljoen in 2001.

In het kader van de verzelfstandigingsoperatie is met de NS een kapitaaldotatie van 162 miljoen voor NS-Cargo overeengekomen, die met het oog op een rentebeding volledig in 1996 is betaald. In de begroting 1996 was hiervoor reeds 62 miljoen gereserveerd. Daarnaast is overeengekomen dat NS-Cargo geen E1700-locomotieven van NS-Reizigers hoeft over te nemen. Ten behoeve van NS-Reizigers is hiervoor in 1996 een compensatie van 32 miljoen toegekend. De in 1997 en 1998 voor de kapitaaldotatie gereserveerde bedragen van 50 miljoen vallen vrij.

Eind 1996 is de Europese verordening inzake een nieuwe internationale sloopregeling voor de binnenvaart afgerond. In 1997 worden de uitgaven incidenteel met 57,7 miljoen verhoogd ten behoeve van de reductie van overcapaciteit in deze sector.

In verband met de verzelfstandiging van de Rijksdienst voor het Wegverkeer per 1 juli 1996 worden zowel de uitgaven als de ontvangsten niet langer op de begroting van Verkeer en Waterstaat verantwoord.

Desalderingen

Rijkswaterstaat heeft met het Waterschap IJsseldelta een bestuursovereenkomst gesloten voor de realisatie van de waterkering Ramspol. Zowel de geraamde kosten als de bijdrage van het Waterschap worden in de begroting verantwoord.

Niet tot een ijklijn behorend

Op basis van de meest recente projectplanning voor de Westerscheldetunnel wordt het ritme van de aandelenstorting in de NV-Westerscheldetunnel bijgesteld. De aandelenstorting loopt parallel aan de financieringsbehoefte die uit hoofde van de projectuitvoering ontstaat.

XII VERKEER EN WATERSTAAT

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19971 876,11 766,81 709,11 985,21 500,51 181,2 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
derving klm-dividend – 19,5– 29,0– 29,0– 29,0– 29,0 
diversen46,720,1     
        
 46,70,6– 29,0– 29,0– 29,0– 29,0 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
eu-bijdrage maas/bedijkte rivieren    40,040,0 
opbrengst grondverkopen ijsselmeerpolders70,4      
verzelfstandiging rdw– 75,6– 241,2– 241,3– 240,7– 240,7– 240,7 
diversen40,4100,8– 36,1– 49,1– 37,0– 40,0 
        
 35,2– 140,4– 277,4– 289,8– 237,7– 240,7 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
bestuursovereenkomst waterkering ramspol 21,843,743,7   
diversen– 8,310,05,22,72,21,7 
        
 – 8,331,848,946,42,21,7 
        
Niet tot een ijklijn behorend       
aandelenverkoop klm 990,0     
opbrengst heffingen wvo– 25,9      
diversen– 10,8– 13,5– 73,3– 76,3– 75,1– 51,1 
        
 – 36,7976,5– 73,3– 76,3– 75,1– 51,1 
        
Extrapolatie      812,9
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 199737,0868,4– 331,0– 348,7– 339,6– 319,1 
STAND MILJOENENNOTA 19981 913,12 635,21 378,11 636,51 160,9862,1812,9

Ontvangsten

Mee- en tegenvallers

De neerwaartse bijstelling van de dividendraming KLM van structureel 29 miljoen is het gevolg van de verkoop van aandelen KLM.

Beleidsmatige mutaties

In het kader van het Interregprogramma wordt door de EU bijgedragen aan het Zand- en Grensmaasproject en aan maatregelen voor hoogwaterbescherming in de uiterwaarden van de bedijkte rivieren.

Door niet-geraamde verkopen van gronden en opstallen aan pachters en gemeenten in Flevoland, worden extra ontvangsten gerealiseerd.

In verband met de verzelfstandiging van de Rijksdienst voor het Wegverkeer per 1 juli 1996 worden zowel de uitgaven als de ontvangsten niet langer op de begroting van Verkeer en Waterstaat verantwoord.

Desalderingen

Zie toelichting bij de uitgaven.

Niet tot een ijklijn behorend

Besloten is tot verkoop van aandelen KLM; de opbrengst hiervan bedraagt 990 miljoen.

Als gevolg van het beleid in het kader van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren is het aantal belastbare vervuilingseenheden afgenomen en zijn de ontvangsten in 1996 gedaald met 25,9 miljoen.

XIII ECONOMISCHE ZAKEN

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19974 172,63 027,32 892,72 805,52 715,92 697,6 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
bijstelling wir-raming– 55,285,020,020,030,020,0 
diversen– 8,1– 3,8– 8,3    
        
 – 63,381,211,720,030,020,0 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
efro-cofinanciering 71,04,09,08,0  
kennisstimulering  15,522,826,330,0 
micro-elektronicastimulering– 70,0– 30,0 10, 010,010,0 
scheepsbouw7,530,049,314,26,5  
verliesafdekking nedcar   220,0   
diversen– 174,573,612,817,070,952,5 
        
 – 237,0144,681,6293,0121,792,5 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
fes-projecten – 25,7– 24,045,017,2  
diversen49,911,424,432,633,232,8 
        
 49,9– 14,30,477,650,432,8 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
cluster iii elektronische snelwegen  30,055,055,055,0 
cluster iii technologische topinstituten  15,035,035,035,0 
diversen– 33,9– 49,542,238,039,843,5 
        
 – 33,9– 49,587,2128,0129,8133,5 
        
Extrapolatie      2 950,6
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 284,5162,5180,6518,4331,7278,7 
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (excl. IS)3 888,13 189,83 073,33 323,93 047,62 976,32 950,6
Totaal Internationale samenwerking 348,5393,7373,9371,3373,4373,4
STAND MILJOENENNOTA 1998 (incl. IS)3 888,13 538,33 467,03 697,83 418,93 349,73 324,0

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

De meevaller bij de WIR-uitgaven in 1996 wordt veroorzaakt doordat de uitfinanciering op basis van de definitieve aanslagen 55,2 miljoen lager is uitgevallen dan geraamd. Voor 1997 en latere jaren hebben nieuwe inzichten in de bestaande en nog niet verrekende WIR-claims geleid tot een verhoging van de uitgavenraming.

Beleidsmatige mutaties

De Europese Commissie heeft de Doelstelling 2-programma's, die worden gefinancierd uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), voor de periode 1997–1999 goedgekeurd. EZ heeft de hiermee samenhangende cofinancieringsbijdrage tot en met 2000 beschikbaar gesteld.

Binnen de EZ-begroting zijn middelen oplopend tot 30 miljoen in 2001 vrijgemaakt voor kennisstimulering. Het betreft uitgaven aan de Stichting Technische Wetenschappen en de Regeling Kennisdragers in het Midden- en Kleinbedrijf.

Bijdragen in het kader van micro-elektronicastimulering behoeven goedkeuring van de Europese Commissie. Aangezien deze goedkeuring nog voor een aantal projecten in 1996 niet is verkregen, is 70 miljoen onbesteed gebleven. Ook in 1997 zal naar verwachting vertraging ontstaan in de uitbetaling van een aantal projecten die onderdeel zijn van de micro-elektronicastimulering. Om die reden is een bedrag van 30 miljoen verschoven naar de jaren 1999, 2000 en 2001.

Zolang het OESO-akkoord niet is geratificeerd, is het Europese steunkader inzake scheepsbouw van kracht. Dit betekent dat lidstaten financiële steun aan de scheepsbouwsector mogen verlenen. Om de Nederlandse werven niet in een achterstandspositie te brengen in de concurrentie met de andere (Europese) werven is besloten hiervoor middelen vrij te maken.

In 1991 is de Nederlandse Staat met Volvo Zweden en Mitsubishi overeengekomen dat de Staat in 1999 220 miljoen zal bijdragen aan de verliesafdekking van de Volvo 400-serie in de periode 1991–1996 (in 1996 is de laatste V400-auto gefabriceerd).

Desalderingen

De EZ-begroting ontvangt uit het FES (Fonds Economische Structuurversterking) voor kennisprojecten gelden in het kader van de investeringsimpuls. Gebleken is dat de raming voor deze projecten in 1997 en 1998 neerwaarts moet worden bijgesteld en in 1999 en 2000 moet worden verhoogd.

Overboekingen

Bij Voorjaarsnota 1997 zijn de laatste tranches van de bij Regeerakkoord gereserveerde clustergelden uitgedeeld. Voor EZ zijn deze clustergelden bestemd voor elektronische snelwegen, technologische topinstituten en de subsidieregeling Economie, Ecologie en Technologie (EET).

XIII ECONOMISCHE ZAKEN

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19976 296,75 842,95 152,65 091,04 934,94 821,3 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
bijstelling wir-raming– 35,8– 5,010,010,05,05,0 
gasbaten buitenland excl. fes54,4542,0520,0293,0102,0– 7,0 
        
 18,6537,0530,0303,0107,0– 2,0 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
vervroegde aflossing lening daf40,0– 3,8– 5,0– 5,0– 5,0– 5,0 
vervroegde aflossing lening hoogovens 84,0– 28,0– 28,0– 28,0  
diversen98,760,842,921,449,720,2 
        
 138,7141,09,9– 11,616,715,2 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
fes-projecten – 25,7– 24,045,017,2  
diversen49,911,424,432,633,232,8 
        
 49,9– 14,30,477,650,432,8 
        
Niet tot een ijklijn behorend       
gasbaten binnenland93,4758,0380,0107,0– 202,0– 393,0 
gasbaten binnenland naar fes  – 500,0– 500,0– 500,0– 500,0 
verkoop aandelen alpinvest 275,0     
verkoop aandelen daf315,7      
diversen– 8,1– 3,8– 8,3    
        
 401,01 029,2– 128,3– 393,0– 702,0– 893,0 
        
Extrapolatie      3 968,5
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997608,21 693,0411,9– 24,0– 528,0– 847,1 
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (excl. IS)6 904,97 535,95 564,55 067,04 406,93 974,23 968,5
Totaal Internationale samenwerking 6,57,57,56,35,25,2
STAND MILJOENENNOTA 1998 (incl. IS)6 904,97 542,45 572,05 074,54 413,23 979,43 973,7

Ontvangsten

Mee- en tegenvallers

De tegenvallers van 35,8 miljoen in 1996 en 5 miljoen in 1997 worden veroorzaakt doordat minder WIR-gepremieerde desinvesteringen hebben plaatsgevonden dan geraamd. Deze tegenvallers leiden tot meevallers in 1998 en latere jaren.

Voor de ijklijn zijn relevant de gasbaten (deel niet-belastingontvangsten) uit hoofde van export (exclusief FES). De meevaller in 1996 is hoofdzakelijk toe te schrijven aan een hogere dan geraamde olieprijs. De opwaartse bijstelling van de raming voor 1997 en latere jaren wordt verklaard door een hogere dan geraamde dollarkoers en olieprijs. Daarnaast worden vanaf 1998 lagere afzetvolumina geraamd als gevolg van liberalisering van de gasmarkt. Dit heeft tot gevolg dat in 2001 de raming neerwaarts moet worden bijgesteld.

Beleidsmatige mutaties

Bij de verkoop van de Staatsdeelneming DAF Trucks in 1996 is een door de Staat verstrekte achtergestelde lening vervroegd afgelost. De in de EZ-begroting geraamde ontvangsten uit hoofde van deze aflossing komen daarmee te vervallen.

Hoogovens heeft besloten in 1997 de nog uitstaande lening van 84 miljoen (stand ultimo 1997) vervroegd af te lossen. De geraamde ontvangsten van 1998 tot en met 2000 komen daarmee eveneens te vervallen.

Desalderingen

Zie de toelichting bij de uitgaven.

Niet tot een ijklijn behorend

De gasbaten uit hoofde van binnenlandse afzet zijn niet relevant voor het uitgavenkader. De meevaller in 1996 is hoofdzakelijk toe te schrijven aan een hogere dan geraamde olieprijs. De opwaartse bijstelling van de ontvangsten voor 1997 en latere jaren wordt verklaard door een hoger dan geraamde dollarkoers en olieprijs. Daarnaast worden vanaf 1998 lagere afzetvolumina geraamd als gevolg van liberalisering van de gasmarkt. Dit heeft tot gevolg dat in 2000 en latere jaren de raming neerwaarts moet worden bijgesteld.

Vanaf 1998 wordt jaarlijks een half miljard aan gasbaten uit hoofde van binnenlandse afzet bestemd voor voeding van het Fonds Economische Structuurversterking. Dit leidt tot minder ontvangsten op de begroting van Economische Zaken en tot hogere ontvangsten bij het FES.

Als gevolg van de verkoop van de aandelen Alpinvest is in 1997 275 miljoen ontvangen. Deze ontvangst is niet relevant voor de ijklijn. Dit geldt ook voor de ontvangst uit de verkoop van de aandelen DAF. Deze opbrengst is gerealiseerd in 1996 en bedroeg 316 miljoen.

XIV LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19973 239,23 249,43 213,83 167,23 148,13 160,4 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
nationale financiering maatregelen varkenspest 1 790,0     
diversen– 47,9– 18,71,91,91,91,9 
        
 – 47,91 771,31,91,91,91,9 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
kwaliteitsimpuls groene hart  30,030,030,030,0 
veterinair beleid  30,035,030,030,0 
diversen– 1,5– 25,9– 15,3– 11,4– 11,4– 11,4 
        
 – 1,5– 25,944,753,648,648,6 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
verzelfstandiging staatsbosbeheer  – 52,7– 53,0– 53,9– 54,8 
diversen7,217,05,89,113,416,8 
        
 7,217,0– 46,9– 43,9– 40,5– 38,0 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen1,365,491,181,084,987,1 
        
 1,365,491,181,084,987,1 
        
Extrapolatie      3 276,6
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 40,71 827,690,892,694,899,4 
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (excl. IS)3 198,55 077,03 304,63 259,83 242,93 259,83 276,6
Totaal Internationale samenwerking 32,935,435,435,435,435,4
STAND MILJOENENNOTA 1998 (incl. IS)3 198,55 109,93 340,03 295,23 278,33 295,23 312,0

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

De kosten van de uitbraak van de klassieke varkenspest in Nederland worden voor geheel 1997 vooralsnog geraamd op 4,0 miljard. Het betreft de kosten die voortvloeien uit de opkoopregeling, bestrijdingsmaatregelen en uitvoeringskosten. Van deze kosten wordt naar verwachting circa 2,1 miljard door de Europese Unie vergoed. De nationale kosten voor varkenspest worden geraamd op 1,9 miljard. Een deel van de nationale kosten wordt gedekt door aanwending van de 93 miljoen, die beschikbaar is in het dierziektenfonds. Hiervan is 43 miljoen het aandeel van het bedrijfsleven. De overige nationale kosten worden voor 70 miljoen binnen de LNV-begroting gedekt en voor het overige wordt de LNV-begroting verhoogd. Dit leidt tot een totale tegenvaller van 1790 miljoen gulden. Overigens is hiervan een bedrag van 50 miljoen gulden bestemd om het overheidsaandeel in het inmiddels uitgeputte dierziektenfonds weer aan te vullen.

Beleidsmatige mutaties

Om de bestaande kwaliteiten van het Groene Hart te verbeteren en zo goed mogelijk te benutten is in 1998 en latere jaren 30 miljoen aan de LNV-begroting toegevoegd.

Ter verbetering van het diergezondheidsbeleid is 30 miljoen in 1998, 35 miljoen in 1999 en 30 miljoen structureel aan de LNV-begroting toegevoegd, onder andere ten behoeve van preventie, bestrijding en vrijwaring van zeer besmettelijke dierziekten en zoönosen.

Desalderingen

In het kader van de verzelfstandiging van Staatsbosbeheer (SBB) per 1 januari 1998 worden de uitgaven en ontvangsten van SBB niet meer afzonderlijk op de LNV-begroting verantwoord, maar eenmalig gesaldeerd en voortaan als rijksbijdrage Staatsbosbeheer verantwoord.

XIV LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 1997558,7500,6514,0517,9517,6498,5 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen– 3,7– 5,2     
        
 – 3,7– 5,2     
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen – 7,6– 25,3– 23,2– 23,9– 23,9 
        
 – 7,6– 25,3– 23,2– 23,9– 23,9  
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
verzelfstandiging staatsbosbeheer  – 52,7– 53,0– 53,9– 54,8 
diversen7,217,05,89,113,416,8 
        
 7,217,0– 46,9– 43,9– 40,5– 38,0 
        
Niet tot een ijklijn behorend       
diversen– 11,3      
        
 – 11,3      
        
Extrapolatie      438,4
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 7,84,2– 72,1– 67,1– 64,4– 62,0 
STAND MILJOENENNOTA 1998550,9504,8441,9450,8453,2436,5438,4

Ontvangsten

Desalderingen

Zie toelichting bij de uitgaven.

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 199723 986,323 531,626 144,625 223,625 101,225 111,6 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen– 16,6      
        
Sociale zekerheid       
nominale ontwikkeling – 0,256,258,553,154,8 
verhoging SPAK  – 68,2– 69,3– 65,1– 67,1 
volume-ontwikkeling sociale voorzieningen138,7– 48,6– 51,8– 40,0– 61,9– 57,1 
diversen– 291,234,7– 156,1– 154,6– 138,2– 100,4 
        
 – 169,1– 14,1– 219,9– 205,4– 212,1– 169,8 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
gemeentelijk inkoopbudget arbvo  50,050,050,050,0 
overboeking naar gemeentelijk werkfonds  – 70,8– 70,8– 70,8– 70,8 
wet op de reïntegratie  33,033,033,033,0 
        
diversen6,63,930,511,211,93,9 
Sociale zekerheid       
besparingen wet op de loopbaanonderbreking  – 28,0– 46,8– 70,7– 94,0 
besparingen wet op de reintegratie  – 7,5– 19,5– 32,6– 39,7 
elektronisch gegevensverkeer (cvcs) 25,0     
invoering nieuwe wet sociale werkvoorziening 83,8     
invoering wet inschakeling werkzoekenden 20,0522,6568,6570,0576,7 
koopkrachttoeslag individuele huursubsidie 51,0     
motie giskes 30,030,030,030,030,0 
niet herkeuren cohort 97/98 (aaw/wao) – 15,0– 40,0– 50,0– 50,0– 50,0 
verhoging kinderbijslag  75,0100,0100,0100,0 
verkorting wachtlijsten  53,053,053,053,0 
verlenging tijdelijke regeling vervoersvoorziening wvg  50,0    
wet op de reïntegratie  85,085,085,085,0 
diversen– 17,028,2– 87,9– 115,1– 92,0– 78,9 
        
 – 10,4226,9694,9628,6616,8598,2 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen0,80,3     
        
 0,80,3     
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
        
diversen– 2,015,421,022,821,821,8 
Sociale zekerheid       
van aanvullende post naar begroting tranche 1997 319,9374,0352,4357,5360,7 
diversen 90,787,786,986,185,4 
 – 2,0426,0482,7462,1465,4467,9 
        
Niet tot een ijklijn behorend       
rijksbijdrage anw 1 000,0     
rijksbijdrage aow 2 100,02 493,02 805,02 805,02 805,0 
storting aow-spaarfonds 750,01 500,01 500,01 500,01 500,0 
rijksbijdrage waz  30,030,030,030,0 
rijksbijdrage wet op de loopbaanonderbreking  28,055,083,0110,0 
diversen– 1,2– 0,9– 0,8– 0,8– 0,8– 0,8 
        
 – 1,23 849,14 050,24 389,24 417,24 444,2 
        
Extrapolatie      30 538,2
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 181,84 488,45 007,95 274,45 287,25 340,4 
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (excl. IS)23 804,528 020,031 152,530 498,030 388,430 452,030 538,2
Totaal Internationale samenwerking 1,51,51,51,51,51,5
STAND MILJOENENNOTA 1998 (incl. IS)23 804,528 021,531 154,030 499,530 389,930 453,530 539,7

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Sociale zekerheid

De nominale ontwikkeling behelst de vereveningsbijdrage van de Wajong-uitkeringen. Deze premie wordt geheven om ervoor te zorgen dat mensen met een Wajong-uitkering gelijke bruto-nettotrajecten houden als mensen met een looninkomen.

De verhoging van de specifieke afdrachtskorting (SPAK) leidt tot een meevaller van ruim 68 miljoen vanaf 1998 doordat de SPAK ook van toepassing is op de WIW.

De volume-ontwikkeling sociale voorzieningen laat in 1996 een tegenvallende en vanaf 1997 een meevallende ontwikkeling zien. Vanaf 1997 is enerzijds sprake van hogere uitgaven door een toenemend beroep op bijstand door 65-plussers met een onvolledige AOW-opbouw (Algemene Ouderdoms Wet). Anderzijds leidt de meevallende macro-economische werkloosheidsontwikkeling tot een neerwaartse aanpassing van de volumeramingen voor het Gemeentelijk Werkfonds en de Algemene Bijstandswet met ingang van 1997.

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin

De regering heeft besloten om het gemeentelijke budget voor de inkoop van arbeidsbemiddeling bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie met ingang van 1998 te verhogen van 50 tot 100 miljoen gulden per jaar om de inschakeling van moeilijk plaatsbare uitkeringsgerechtigden op de arbeidsmarkt te bevorderen.

Door de inwerkingtreding van de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW) per 1 januari 1998 vervalt de subsidiëring van de banenpoolplaatsen door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. De bedragen die met deze subsidiëring waren gemoeid worden gekort op de Rijksbijdrage aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en overgeheveld naar het Gemeentelijk Werkfonds.

Met de Wet op de Reïntegratie wil de regering de arbeidsmarktpositie van gedeeltelijk arbeidsongeschikten versterken. De basisbemiddeling zal worden uitgevoerd door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Hiertoe wordt structureel 33 miljoen overgeheveld van de sociale fondsen naar de Rijksbijdrage aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie.

Sociale Zekerheid

Het wetsvoorstel loopbaanonderbreking voorziet in de mogelijkheid tijdelijk verlof op te nemen waarbij van overheidszijde een uitkering wordt verstrekt. Op de plaats van de verlofganger kan tijdelijk een bijstandsgerechtigde aan de slag.

De Wet op de Reïntegratie maakt het mogelijk dat gedeeltelijk arbeidsongeschikte bijstanders weer aan het werk gaan. Hierdoor doet zich een besparing voor de in de bijstandsuitgaven.

De elektronische gegevensuitwisseling ten behoeve van het proces Samenwerking Werk en Inkomen zal worden gefacilieerd door een cliëntvolgcommunicatiestelsel (CVCS). De regering stelt in 1997 25 miljoen gulden beschikbaar.

In verband met de invoeringskosten van de nieuwe Wet Sociale Werkvoorziening is het budget in 1997 eenmalig opgehoogd. De extra middelen worden ingezet voor managementondersteuning.

Op 1 januari 1998 is de inwerkingtreding van de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW) voorzien. Op basis van deze wet zal een brede doeluitkering, het zogenaamde Gemeentelijk Werkfonds, worden ingesteld. In dit fonds wordt een aantal bestaande geldstromen naar de gemeenten gebundeld. In totaal is ruim 1,7 miljard gulden gemoeid met de nieuwe regeling. Deze middelen worden overgeheveld vanuit diverse regelingen, zoals de Banenpools, de Jeugdwerkgarantiewet en de Algemene Bijstandswet. Daarnaast zijn ook middelen uit het Fonds Sociale Vernieuwing en van de arbeidsvoorzieningsorganisatie aan het nieuwe fonds toegevoegd.

In 1997 heeft de regering 49 miljoen uitgetrokken om aan ontvangers van individuele huursubsidie een eenmalige koopkrachttoeslag toe te kennen. Daarnaast is twee miljoen aan het Gemeentefonds toegevoegd om eigenwoningbezitters met een minimuminkomen eenzelfde koopkrachttoeslag via de bijzondere bijstand te doen toekomen.

Mede naar aanleiding van de motie Giskes trad dit jaar met terugwerkende kracht tot 1 januari 1997 de Regeling Tegemoetkoming Onderhoudskosten Thuiswonende Meervoudig en Ernstig Lichamelijke Gehandicapte Kinderen in werking. De regeling voorziet in een belastingvrije tegemoetkoming aan de ouders of verzorgers van deze kinderen. Afhankelijk van de ernst van de handicap is de hoogte van de tegemoetkoming respectievelijk fl. 1000,- en fl. 1500,- gulden per jaar.

Op verzoek van de Tweede Kamer heeft de regering besloten de herkeuringen in het kader van de Wet Terugdringing Beroep op de Arbeidsongeschiktheidsregelingen (TBA) niet langer doorgang te laten vinden voor arbeidsongeschikten die de leeftijd van 45 jaar bereikt hebben. De maatregel leidt tot meerkosten in de uitgaven voor de WAO. De neerwaartse reeks geeft de besparingen op het begrotingsartikel inzake de tijdelijke Wet Beperking Inkomensgevolgen Arbeidsongeschiktheidscriterium (Bia) weer.

Voor alle gezinnen met kinderen is een verhoging van de kinderbijslag voorzien. Structureel is hiermee een bedrag van 100 miljoen gemoeid. Vanwege de betalingssystematiek is voor 1998 een bedrag beschikbaar van 75 miljoen.

Besloten is om, in aansluiting op de eerdere impuls voor 1997, thans structureel middelen ter beschikking te stellen voor verkorting van de wachtlijsten in de WSW.

In afwachting van de resultaten van de tweede evaluatie van de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) wordt de Tijdelijke Regeling Vervoersvoorzieningen WVG met een jaar verlengd. De regeling voorziet in een middelentoekenning aan gemeenten ten behoeve van inwoners van AWBZ-instellingen.

In het kader van de Wet op de Reïntegratie heeft de regering middelen vrijgemaakt. Een deel van deze middelen, 85 miljoen, is geoormerkt voor gedeeltelijk arbeidsgeschikte bijstanders. Het budget wordt toegevoegd aan het Gemeentelijk Werkfonds.

Overboekingen

Alle uitkeringen worden jaarlijks aangepast aan de loonontwikkeling en de ontwikkeling van het binnenlands consumptieprijspeil. De gepresenteerde overboeking betreft de toevoeging van deze raming aan de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Niet tot een ijklijn behorend

Gelet op de tekortpositie van het ANW-fonds is een eenmalige rijksbijdrage verstrekt van 1 miljard.

Om de inpassing van de toekomstige uitgaven voor de Algemene Ouderdoms Wet (AOW) in verband met de vergrijzing van de bevolking te vergemakkelijken heeft de regering besloten tot instelling van een AOW-Spaarfonds. Hiertoe zal een apart begrotingsfonds worden ingesteld. In 1997 zal een bijdrage van 750 miljoen worden gestort. Vanaf 1998 zal een structurele bijdrage van 1,5 miljard in het spaarfonds worden gestort.

Gelet op de tekortpositie van het Ouderdomsfonds is in 1997 een eenmalige rijksbijdrage verstrekt van 2,1 miljard. Voorts is als gevolg van de vaststelling van het van de AOW-premie voor 1998 en volgende jaren op 16,5% de rijksbijdrage aan het Ouderdomsfonds verhoogd met ongeveer 2,3 miljard.

Uit het WAZ-fonds worden de arbeidsongeschiktheidslasten van gewezen zelfstandigen en beroepsbeoefenaren met overig inkomen bekostigd. Verzekerden betalen een premie. Deze premie is zo vastgesteld, dat de groep zelfstandigen de lasten voor gewezen zelfstandigen kan dekken. Voor zover de premie-inkomsten niet voldoende zijn voor de overige lasten, stelt de regering een rijksbijdrage ter beschikking. De rijksbijdrage wordt geraamd op 30 miljoen structureel.

Het wetsvoorstel loopbaanonderbreking voorziet in de mogelijkheid tijdelijk verlof op te nemen, waarbij van overheidszijde een uitkering wordt verstrekt. Deze uitkeringen komen ten laste van het Algemeen werkloosheidsfonds (Awf), waarin een bijdrage van het rijk zal worden gestort.

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 1997801,1752,7845,1841,1842,8842,9 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
        
diversen2,6      
Sociale zekerheid       
diversen172,729,4– 20,8– 15,2– 10,3– 10,2 
        
 175,329,4– 20,8– 15,2– 10,3– 10,2 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
        
diversen 3,50,62,54,45,0 
Sociale zekerheid       
diversen – 0,411,911,311,311,3 
        
  3,112,513,815,716,3 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen0,80,3     
        
 0,80,3     
        
Niet tot een ijklijn behorend       
realisatie aaw/wao – 32,0– 32,0– 32,0– 32,0–32,0 
diversen4,0– 11,6 0,7– 5,0– 10,5– 10,6 
        
 4,0– 43,6– 31,3– 37,0– 42,5– 42,6 
        
Extrapolatie      806,4
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997180,1– 10,7– 39,6– 38,4– 37,1– 36,5 
STAND MILJOENENNOTA 1998981,2742,0805,5802,7805,7806,4806,4

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 199712 876,69 951,610 139,710 092,110 051,510 038,2 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
        
diversen– 23,78,1     
Zorg       
diversen– 3,76,5     
        
 – 27,414,6     
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
arbeidstijdenwet jeugdhulpverlening 18,737,237,237,237,2 
extra middelen buitenschoolse opvang 40,060,060,0   
        
diversen– 30,412,931,617,517,515,9 
Zorg       
overheveling banen langdurig werklozen – 37,8– 76,8– 77,3– 78,1– 80,3 
diversen– 61,2– 140,6– 63,6– 77,4– 77,4– 77,6 
        
 – 91,6– 106,8– 11,6– 40,0– 100,8– 104,8 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
        
diversen3,44,9– 2,3– 3,2– 4,1– 4,1 
Zorg       
diversen14,810,64,24,23,13,1 
        
 18,215,51,91,0– 1,0– 1,0 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
van gf: overheveling middelen fonds sociale vernieuwing  270,9271,1271,4271,6 
        
diversen– 5,323,950,249,848,648,6 
Zorg       
cluster 1: extra werkgelegenheid langdurig werklozen  80,0162,0157,0161,0 
diversen 174,9185,2184,9182,3180,4 
        
 – 5,3198,8586,3667,8659,3661,6 
        
Niet tot een ijklijn behorend       
beeindiging medeverzekering zfw voor studenten – 27,0– 84,4– 116,8– 138,4– 153,3 
dekking knelpunten premiegefinancierde zorg  77,0    
decentralisatie zittend ziekenvervoer   – 278,3– 278,2– 278,2 
indicatiestelling thuiszorg  – 72,5– 72,5– 72,5– 72,5 
knelpunten thuiszorg 80,0     
wachtlijsten curatieve zorg 50,0     
diversen2,3239,7199,5212,9215,9217,3 
        
 2,3342,7119,6– 254,7– 273,2– 286,7 
        
Extrapolatie      10 270,6
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 103,9464,7696,1374,1284,7269,4 
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (excl. IS)12 772,710 416,310 835,810 466,210 336,210 307,610 270,6
Totaal Internationale samenwerking 0,50,50,50,50,50,5
STAND MILJOENENNOTA 1998 (incl. IS)12 772,710 416,810 836,310 466,710 336,710 308,110 271,1

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin

De introductie van de Arbeidstijdenwet in de sector jeugdhulpverlening leidt tot additionele kosten. In verband hiermee wordt het artikel jeugdhulpverlening structureel verhoogd.

De regering heeft 160 miljoen beschikbaar gesteld voor het creëren van extra plaatsen in de buitenschoolse opvang. Deze stimuleringsmaatregel zal in de periode 1997–1999 door VWS worden uitgevoerd. Derhalve worden de beschikbare middelen op de begroting van VWS geplaatst.

Onder de post Diversen is onder andere het door de regering beschikbaar gestelde budget (15 miljoen structureel vanaf 1998) voor capaciteitsuitbreiding in de vrouwenopvang opgenomen.

Zorg

Bij Regeerakkoord is besloten 40.000 banen te creëren voor langdurig werklozen. De banen zijn bedoeld voor de zorgsector en de gemeenten. Om de realisatie van deze 40.000 banen te bespoedigen, worden middelen uit de tranche 1997 voor circa 2200 banen overgeheveld van de zorgsector naar de gemeenten.

Overboekingen

Rijksbegroting in enge zin

Met ingang van 1-1-1998 wordt het Fonds Sociale Vernieuwing (FSV) opgeheven. In verband hiermee worden de door VWS in het Fonds gestorte middelen teruggeboekt naar de begroting van VWS.

Zorg

Bij Voorjaarsnota 1997 zijn de intensiveringsgelden uit het Regeerakkoord (cluster 1: extra werkgelegenheid langdurig werklozen) tranche 1998 overgeboekt naar de begroting van VWS.

Niet tot een ijklijn behorend

In het kader van de reparatiemaatregel van de Wet Van Otterloo is besloten dat een groep bejaarden toegang krijgt tot het ziekenfonds. Gelijktijdig zal een groep studenten de overstap moeten maken van de ziekenfondsverzekering naar de (duurdere) particuliere ziektekostenverzekering. De vrijvallende middelen in de Rijksbijdragen ziektekosten worden overgeheveld naar de begroting van OCenW ter compensatie van de kostenstijging voor de betrokken studenten.

Restituties op uitgaven voor de tranche 1996 voor extra banen voor langdurig werkozen en op voorschotten aan verzorgingshuizen (zie de mutaties aan de ontvangstenkant) worden aangewend ter dekking van knelpunten in de zorg.

Het zittend ziekenvervoer wordt per 1 januari 1999 gedecentraliseerd naar de gemeenten. De hiertoe benodigde middelen worden overgeheveld naar het Gemeentefonds.

Vanaf 1998 worden de gemeenten verantwoordelijk voor de organisatie van de indicatiestelling in de thuiszorg. De kosten die samenhangen met deze nieuwe taak worden vergoed door structureel 72,5 miljoen uit de middelen voor de zorgsector toe te voegen aan het Gemeentefonds.

In 1997 wordt via een eenmalige bijdrage van de VWS-begroting van 80 miljoen beschikbaar gesteld voor knelpunten in de thuiszorg.

Voor verkorting van de wachtlijsten in de curatieve somatische zorg wordt in 1997 incidenteel een bedrag van 50 miljoen beschikbaar gesteld.

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 1997230,6231,8232,9219,1219,0218,5 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
meerontvangsten sectorfondsen 33,0     
        
diversen– 7,6      
Zorg       
afrekening extra banen       
langdurig werklozen (tranché 1996)  50,0    
diversen3,56,5     
        
 – 4,139,550,0    
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
        
diversen14,40,10,20,20,20,2 
Zorg       
afrekening verzorgingshuizen  27,0    
diversen15,3– 4,1     
        
 29,7– 4,027,20,20,20,2 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
        
diversen3,44,9– 2,3– 3,2– 4,1– 4,1 
Zorg       
diversen14,810,64,34,33,23,2 
        
 18,215,52,01,1– 0,9– 0,9 
        
Extrapolatie      217,6
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 199743,751,179,21,3– 0,7– 0,8 
STAND MILJOENENNOTA 1998274,3282,9312,1220,4218,3217,7217,6

Ontvangsten

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin

Ten behoeve van een samenhangend en actief arbeidsmarktbeleid heeft de regering middelen ter beschikking gesteld aan door sociale partners voor dat doel opgerichte sectorfondsen. De afrekening in 1997 van de voorschotten aan de sectorfondsen uit voorgaande jaren leidt tot een meevaller van in totaal 39,5 miljoen (33 miljoen op de Rijksbegroting in enge zin en 6,5 miljoen in de Zorg).

Zorg

De achterblijvende realisatie van extra banen voor langdurig werklozen (tranche 1996) zorgt voor een eenmalige ontvangst van 50 miljoen in 1998. Deze middelen worden ingezet ter dekking van knelpunten in de premiegefinancieerde zorg.

Beleidsmatige mutaties

Zorg

In verband met te hoge bevoorschotting van verzorgingshuizen wordt in 1998 27 miljoen teruggevorderd. Deze ontvangsten dienen ter dekking van knelpunten in de premiegefinancierde zorg.

INTERNATIONALE SAMENWERKING

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19976 776,97 380,87 642,17 983,38 372,78 777,8 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
bnp mutatie 206,3366,3383,2401,0419,5 
eu toerekening – 48,2– 33,9– 11,9– 28,8– 46,3 
overheveling hgis middelen – 162,5– 416,0– 420,4– 441,0– 449,2 
diversen19,00,3– 2,1– 7,72,90,4 
        
 19,0– 4,1– 85,7– 56,8– 65,9– 75,6 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
automatisering 6,731,327,314,614,6 
bedrijfslevenprogramma  155,0180,0195,0200,0 
economische hulp midden- en oost-europa – 21,3– 11,02,025,441,4 
exportbevordering 18,759,345,551,336,1 
hulp aan suriname27,3 – 40,0    
landenprogramma met betrekking tot onderwijs en cultuur 42,763,066,567,062,0 
macro-economische steun en schuldverlichting 44,0– 223,7– 282,0– 427,7– 508,7 
noodhulp56,3 – 30,0– 25,0– 35,0– 40,0 
toerekening schuldkwijtscheldingen – 88,0– 55,0– 55,0– 55,0– 5 5,0 
vredesoperaties – 52,5– 46,6– 34,3– 54,4– 54,9 
diversen– 48,050,6433,9446,7565,2658,4 
        
 35,60,9336,2371,7346,4353,9 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
bijdrage van nederlandse antillen en aruba voor kustwacht 5,130,67,77,67,6 
diversen 10,39,29,211,212,2 
        
  15,439,816,918,819,8 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen 0,24,04,14,10,1 
        
  0,24,04,14,10,1 
        
Extrapolatie      9 516,2
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 199754,618,3313,1339,6306,6301,3 
STAND MILJOENENNOTA 19986 831,57 399,17 955,28 322,98 679,39 079,19 516,2

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

De hgIS-uitgaven worden verhoogd op basis van de meest recente macro-ramingen voor de periode 1997 tot en met 2002.

De hoger dan geraamde uitgaven van de Europese Unie voor internationale samenwerking zijn toegerekend aan de hgIS.

Van de aanvullende post hgIS zijn de middelen voor internationale samenwerking overgeheveld naar de diverse begrotingen.

Beleidsmatige mutaties

Voor de modernisering van het geautomatiseerde systeem van informatie-uitwisseling tussen ministeries en de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland zijn hogere uitgaven geraamd. De mutatie betreft de kosten voor automatisering op het terrein van internationale samenwerking.

De uitgaven in verband met het bedrijfslevenprogramma zijn het gevolg van beleidsintensiveringen op de reeds bestaande ontwikkelingsrelevante exportprogramma's (ORET) en op de programma's met betrekking tot milieu en economische verzelfstandiging (MILIEV). Daarnaast is een tweetal nieuwe programma's gestart, te weten het Programma Samenwerking Opkomende Markten (PSOM) en het Programma Investeringen OS.

Bij de economische hulp aan Midden- en Oost-Europa zullen eerder aangegane verplichtingen pas later tot betaling komen. Hierdoor is in 1997 en 1998 sprake van een neerwaartse en in latere jaren van een opwaartse bijstelling.

De stijging bij de exportbevordering is het gevolg van een intensivering naar aanleiding van de aanbevelingen van de G23 en het pas later tot betaling komen van eerder aangegane verplichtingen.

De hulp aan Suriname is in 1996 met 27,3 miljoen verhoogd, doordat via de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden ontvangen betalingsafroepen, waarvan werd aangenomen dat deze niet meer tot betaling in 1996 zouden leiden, alsnog tot betaling zijn gekomen. De raming voor 1998 is met 40 miljoen neerwaarts bijgesteld als uitvloeisel van de voortgang van de uitvoering in 1997.

De uitgavenstijging van het landenprogramma Onderwijs en Cultuur zijn het gevolg van een beslissing om geleidelijk 100 miljoen extra (ten opzichte van 1992) te besteden aan Basic Education. Daarnaast leidt de bijdrage aan het Prins Clausfonds, waarvan de middelen vanaf 1997 worden benut, tot een verdere stijging van de uitgaven.

De stijging van de uitgaven aan macro-economische steun en schuldverlichting in 1997 wordt deels veroorzaakt door toevoeging van de beschikbare ODA-middelen uit de groei van het BNP en deels door een beleidsintensivering op dit onderdeel. De neerwaartse bijstellingen voor de jaren 1998 en later betreffen compensaties voor verhogingen op andere beleidsvelden.

De verhoging van de noodhulp in 1996 met 56 miljoen wordt vooral veroorzaakt door een verhoging van de hulp aan Bosnië-Herzegovina van circa 91 miljoen, waartoe is opgeroepen door de Europese Unie en de Wereldbank en een verlaging van 30 miljoen vanwege vertragingen bij de herstelwerkzaamheden op Sint Maarten, waardoor de kosten van deze herstelwerkzaamheden in 1997 tot betaling komen. Met ingang van 1998 zal de hulp aan Angola binnen de landenprogramma's en niet meer ten laste van de noodhulp worden gefinancierd. Derhalve is de raming voor noodhulp vanaf 1998 neerwaarts bijgesteld.

Een hogere toerekening van schuldkwijtscheldingen aan ontwikkelingslanden dan geraamd, leidt tot een verlaging van 88 miljoen in 1997. De structurele verlaging van 55 miljoen vanaf 1998 betreft een reservering voor verwachte hogere kwijtscheldingen.

De uitgaven voor vredesoperaties zijn neerwaarts bijgesteld, omdat ook lagere declarabele ontvangsten worden voorzien.

Desalderingen

De bijdrage van de Nederlandse Antillen en Aruba aan de jaarlijkse exploitatieuitgaven voor de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba is verhoogd, omdat ook hogere ontvangsten worden voorzien. De hogere uitgaven in 1998 hangen samen met een bijdrage in de initiële investeringen ten behoeve van deze Kustwacht.

INTERNATIONALE SAMENWERKING

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19970,8219,1183,4183,2182,1181,5 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
        
diversen       
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
declarabele ontvangsten vredesoperaties – 11,9– 26,6– 34,3– 54,4– 54,9 
diversen– 0,81,62,52,52,52,0 
        
 – 0,8– 10,3– 24,1– 31,8– 51,9– 52,9 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
bijdrage nederlandse antillen en aruba voor kustwacht 5,130,67,77,67,6 
diversen 10,39,29,211,212,2 
        
  15,439,816,918,819,8 
        
Extrapolatie      147,6
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 0,85,115,6– 15,0– 33,2– 33,2 
STAND MILJOENENNOTA 19980,0224,2199,0168,2148,9148,3147,6

Ontvangsten

Beleidsmatige mutaties

De bij de Verenigde Naties declarabele ontvangsten voor vredesoperaties zijn neerwaarts bijgesteld oplopend tot circa 55 miljoen in 2001.

Desalderingen

Zie toelichting bij de uitgaven.

GEMEENTEFONDS

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 199718 265,620 716,920 831,822 365,222 324,922 329,8 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
diversen– 0,7      
        
 – 0,7      
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
actualisatie toeslagenbudget   – 300,0– 300,0– 300,0 
behoedzaamheidsreserve – 460,0– 460,0– 460,0– 460,0– 460,0 
bijdrage rijk in behoedzaamheidsreserve 1997 230,0     
bijzondere bijstand  250,0250,0250,0250,0 
lastenverlichting milieuleges  75,075,075,075,0 
lastenverlichting reinigingsheffingen  680,0680,0680,0680,0 
decentralisatie zittend ziekenvervoer   278,3278,2278,2 
oude tekorten amsterdam – 186,5– 186,5– 186,5– 186,5– 186,5 
uitvoeringskosten nabw 130,0     
reikwijdteverbreding indicatieorganen  72,572,572,572,5 
diversen1,46,9– 20,4– 3,5– 10,0– 19,3 
        
 1,4– 279,6410,6405,8399,2389,9 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
van ap; uitdeling accres 1997 86,686,686,686,686,6 
van ap; uitdeling accres 1998  615,4615,4615,4615,4 
van biza: fonds sociale vernieuwing  144,3144,4144,4144,4 
van ocw: huisvesting klassengrootte 15,036,036,036,036,0 
diversen0,316,6– 1,611,611,611,6 
        
 0,3118,2884,0894,1894,1894,1 
        
Extrapolatie      23 618,8
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 19971,0– 161,41 294,61 299,91 293,31 284,0 
STAND MILJOENENNOTA 199818 266,620 555,522 126,423 665,123 618,223 613,823 618,8

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

In 1999 wordt het toeslagenbudget in verband met de herinrichting van de Algemene Bijstandswet (Abw) gedecentraliseerd. Eerder was er een bedrag van 1478,4 miljoen opgenomen. Deze raming is met 300 miljoen verlaagd als gevolg van een daling van het aantal bijstandontvangers. Het kabinet komt op korte termijn met een voorstel tot wijziging van de Abw, waarin toeslagen met ingang van 1 januari 1999 worden gebudgetteerd.

Het Rijk, de VNG en het IPO hebben op 20 maart 1997 een onderhandelingsakkoord bereikt over aanpassing van de huidige normeringssystematiek. Besloten is een behoedzaamheidsreserve in te voeren. Dit houdt in dat er elk jaar een bedrag van 460 miljoen van het geraamde verplichtingenbedrag voor de gemeentefondsuitkering bij de bevoorschotting wordt ingehouden om er latere bijstellingen van het accres mee op te vangen. Alleen het kasbedrag wordt hierdoor verlaagd. De reservering wordt verantwoord op de aanvullende post Nader te verdelen.

Bij de vorming van de behoedzaamheidsreserve heeft het Rijk, als tegemoetkoming naar de gemeenten, in 1997 een eenmalig bedrag van 230 miljoen naar het Gemeentefonds overgemaakt.

Als inkomensondersteuning van doelgroepen zonder relatie met de arbeidsmarkt en voor langdurig uitkeringsgerechtigden die ver van de arbeidsmarkt af staan wordt er 250 miljoen aan het Gemeentefonds toegevoegd. Het geld is tevens bestemd om de overgang van uitkering naar werk te stimuleren.

Voor bedrijven worden de lokale lasten verlaagd in de vorm van het afschaffen van gemeentelijke milieuleges. Dit betekent lagere legesopbrengsten voor de gemeenten die hiervoor via het Gemeentefonds worden gecompenseerd.

De lokale lasten voor burgers worden in totaal met 100 gulden per huishouden verlaagd via een verlaging van de reinigingsheffingen. De gemeenten worden hiervoor gecompenseerd via een bijdrage van 680 miljoen aan het Gemeentefonds.

De decentralisatie van het zittend ziekenvervoer, in het kader van de decentralisatie-impuls, is onderdeel van het overleg tussen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de VNG. Hiermee is in 1999 een bedrag van 278,3 miljoen gemoeid. Vanaf 2000 wordt het structurele niveau 278,2 miljoen. Tussen het betrokken ministerie, de VNG en de fondsbeheerders vindt momenteel nog overleg plaats over de voorwaarden waaronder eventuele decentralistie kan plaatsvinden, waaronder de verdeling van middelen binnen het Gemeentefonds.

Met ingang van 1 juli 1997 is de Regeling Oude Tekorten Amsterdam beëindigd. Een pakket leningen van Amsterdam is overgenomen door het Rijk. In verband hiermee wordt een bedrag van 186,5 miljoen ten behoeve van de rente en aflossing uit het gemeentefonds genomen. Deze post wordt geheel ten laste gebracht van het vaste bedrag voor de gemeente Amsterdam.

In 1997 wordt eenmalig 130 miljoen aan het Gemeentefonds toegevoegd in verband met de kosten van de invoering van de nieuwe Algemene Bijstandswet.

Vanaf 1998 worden de gemeentelijke indicatieorganen verantwoordelijk voor de indicatiestelling in de thuiszorg. De kosten die samenhangen met deze nieuwe taak worden vergoed door structureel 72,5 miljoen uit de middelen voor de volksgezondheid toe te voegen aan het Gemeentefonds. Dit bedrag bestaat uit een bijdrage van 62,5 miljoen ter dekking van de kosten van de indicatiestelling en 10 miljoen voor de kosten van het inrichten en instandhouden van de werkorganisatie. De primaire kosten worden in 1999 geëvalueerd op basis van de gegevens uit 1998. Mogelijk vindt dan aanpassing plaats.

Overboekingen

De ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven is bepalend voor het jaarlijkse procentuele accres of decres van het Gemeentefonds. Als gevolg van wijzigingen in de rijksuitgaven wordt het accres 1997 thans met 86,6 miljoen opwaarts bijgesteld. Tevens wordt het accres 1998 voorlopig vastgesteld op 615,5 miljoen. Dit bedrag wordt van de aanvullende post Accres Gemeentefonds overgeboekt naar het Gemeentefonds.

Met ingang van 1 januari 1998 wordt het Fonds Sociale Vernieuwing opgeheven. Een bedrag van 144,3 miljoen wordt daaruit overgeheveld naar het gemeentefonds. Het bedrag wordt in 1998 via een integratie-uitkering verdeeld. Vanaf 1999 vindt de verdeling van de middelen plaats via de algemene uitkering.

De kosten van de onderwijshuisvesting komen sinds 1 januari 1997 voor rekening van de gemeenten. Met het oog op de gevolgen van de reductie van de groepsgrootte voor de huisvesting voegt het Rijk een bedrag van 15 miljoen in 1997 en 36 miljoen in latere jaren aan het Gemeentefonds toe.

PROVINCIEFONDS

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19971 735,51 629,21 628,51 648,61 655,61 655,6 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
behoedzaamheidsreserve – 40,0– 40,0– 40,0–  40,0– 40,0 
lastenverlichting milieuleges  29,029,029,029,0 
diversen 17,16,56,56,56,5 
        
  – 22,9– 4,5– 4,5– 4,5– 4,5 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
van ap; uitdeling accres 1998  48,648,648,648,6 
diversen 13,6– 0,1– 0,1– 0,1– 0,1 
        
  13,648,548,548,548,5 
        
Extrapolatie      1 699,6
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 19970,0– 9,344,044,044,044,0 
STAND MILJOENENNOTA 19981 735,51 619,91 672,51 692,61 699,61 699,61 699,6

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Het Rijk, de VNG en het IPO hebben op 20 maart 1997 een onderhandelingsakkoord bereikt over aanpassing van de huidige normeringssystematiek. Besloten is een behoedzaamheidsreserve in te voeren. Dit houdt in dat er elk jaar een bedrag van 40 miljoen van het geraamde verplichtingenbedrag van de provinciefondsuitkering bij de bevoorschotting wordt ingehouden om er latere bijstellingen van het accres mee op te vangen. Alleen het kasbedrag wordt hierdoor verlaagd. De reservering wordt verantwoord op de aanvullende post Nader te verdelen.

De verlaging van de lokale lasten voor bedrijven in de vorm van de afschaffing van milieuleges slaat gedeeltelijk ook neer bij provinciale leges. De provincies worden hiervoor via het Provinciefonds gecompenseerd met een bedrag van 29 miljoen.

Overboekingen

De ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven is bepalend voor het jaarlijkse procentuele accres of decres van het Provinciefonds. Als gevolg van wijzigingen in de rijksuitgaven wordt het accres 1998 thans met 48,6 miljoen opwaarts bijgesteld. Dit bedrag wordt van de aanvullende post Accres provinciefonds overgeboekt naar het Provinciefonds.

ACCRES GEMEENTEFONDS/PROVINCIEFONDS

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19970,00,0745,11 555,12 424,53 327,5 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
accres gemeentefonds 86,6113,2298,6354,4415,2 
diversen – 1,1 2,1 12,913,915,2 
        
  85,5115,3311,5368,3430,4 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
naar gf; uitdeling accres 1997 – 86,6– 86,6– 86,6– 86,6– 86,6 
naar gf; uitdeling accres 1998  – 615,5– 615,5– 615,5– 615,5 
naar pf; uitdeling accres 1998  – 48,6– 48,6– 48,6– 48,6 
diversen 1,1– 8,9– 8,9– 8,9– 8,9 
        
  – 85,5– 759,6– 759,6– 759,6– 759,6 
        
Extrapolatie      3 818,3
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 19970,00,0– 644,3– 448,1– 391,3– 329,2 
STAND MILJOENENNOTA 19980,00,0100,81 107,02 033,22 998,33 818,3

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Er heeft zich ten opzichte van de Miljoenennota 1997 een aantal wijzigingen voorgedaan in de rijksuitgaven waaraan het accres Gemeente-fonds/Provinciefonds is gekoppeld. Als gevolg hiervan is het accres Gemeentefonds/Provinciefonds aangepast.

Overboekingen

De opwaartse bijstelling van het accres 1997 van 86,6 miljoen wordt van de aanvullende post Accres Gemeentefonds overgeboekt naar het gemeentefonds. Van deze post wordt tevens het accres 1998 van 615,5 miljoen overgeboekt naar het Gemeentefonds. Het accres 1998 van het Provinciefonds, zijnde 48,6 miljoen, wordt van de aanvullende post Accres Provinciefonds naar het Provinciefonds geboekt.

INFRASTRUCTUURFONDS

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19976 572,77 145,37 810,08 128,38 347,97 667,0 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
aanleg en onderhoud rijkswegen79,6      
investeringsbijdragen tbv rijksvaarwegen– 44,5      
investeringsbijdragen tbv spoorwegen– 191,0      
investeringsbijdragen tbv verkeersvoorzieningen– 29,3      
diversen– 48,3      
        
 – 233,5      
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
actualisatie kasritme betuweroute – 80,7     
betaling belgie ivm hsl246,6      
meerkosten betuweroute   108,0111,0112,0 
meerkosten hsl   100,0233,0165,0 
meerkosten westerscheldetunnel     – 30,0 
startprogramma duurzaam veilig  30,050,090,030,0 
swab/tib -gebundelde doeluitkering-  134,0133,0133,0  
versnelling verkeersbeheersing 80,7     
diversen78,5 118,3– 423,3– 606,9– 323,6 
        
 325,10,0282,3– 32,3– 39,9– 46,6 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
compensatie sloopregeling – 37,6     
contractsector (dekking)  – 71,0– 96,0– 76,0– 76,0 
efficiency-taakstelling ns-taakorganisaties  – 20,0– 40,0– 60,0– 60,0 
impuls tweede tactisch pakket  50,050,050,0  
swab/tib -onderliggend wegennet-  30,133,936,0  
swab/tib -railwegen-  255,4388,0157,6  
swab/tib -stad/streek-  19,064,0121,0  
swab/tib -vaarwegen-  10,090,0100,0  
taakstelling openbaar vervoer – 50,0     
verbreding en verdieping maas  85,010,0   
versnelling verkeersbeheersing  100,0 – 54,0– 33,0 
voorbereiding swab/tib hoofdwegennet  50,050,050,0100,0 
voorbereidingskosten swab/tib – 80,7     
diversen22,0215,6293,4793,9893,21 877,4 
        
 22,047,3801,91 343,81 217,81 808,4 
        
Niet tot een ijklijn behorend       
aandelenstorting nv westerscheldetunnel  – 84,032,094,084,0 
meerkosten westerscheldetunnel     30,0 
diversen  410,0310,0254,0293,0 
        
 0,00,0326,0342,0348,0407,0 
        
Extrapolatie      9 352,1
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997113,747,31 410,31 653,41 526,02 168,8 
STAND MILJOENENNOTA 19986 686,47 192,69 220,39 781,79 873,99 835,89 352,1

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Doordat in 1996 een groter aantal planstudieprojecten is uitgevoerd en de vertraging bij de aanleg en het onderhoud van rijkswegen is ingelopen, zijn de uitgaven met 79,6 miljoen verhoogd.

Het in 1996 opgetreden overschot bij de investeringsbijdragen ten behoeve van rijksvaarwegen wordt veroorzaakt door vertraging bij een aantal vaarwegprojecten en doordat de reservering ten behoeve van een nieuwe Europese sloopregeling voor de binnenvaart niet benodigd bleek. Deze regeling is pas eind 1996 geautoriseerd.

Doordat bij de uitvoering van een aantal spoorwegprojecten vertraging is opgelopen, is een bedrag van 191 miljoen in 1996 niet meer tot besteding gekomen.

Vertraging van verschillende projecten heeft ertoe geleid dat de bijdragen voor de aanleg van (lokale en regionale) verkeersvoorzieningen in 1996 met 29,3 miljoen zijn verlaagd.

Beleidsmatige mutaties

Een deel van het overschot (80,7 miljoen) dat ontstaat door vertraging bij de realisatie van de Betuweroute wordt aangewend voor versnelling van maatregelen voor verkeersbeheersing in het kader van het programma Samen Werken Aan Bereikbaarheid (SWAB).

Met België is overeengekomen dat de HSL via het door Nederland gewenste traject langs de E19 zal worden aangelegd. Uit deze overeenkomst vloeit een compensatie voort voor het langere tracé op Belgisch grondgebied van 823 miljoen. In 1996 is hiervan 428 miljoen tot betaling gekomen. De hiervoor benodigde dekking geschiedt voor bijna 247 miljoen uit reguliere middelen Infrastructuurfonds en voor 181 miljoen uit een bijdrage van het FES.

De uitgavenraming van de Betuweroute is aangepast voor reële prijsontwikkelingen en extra studie- en onderzoekskosten. Bovendien leidt het geschikt maken van de Botlek- en Sophiatunnel voor gestapeld containervervoer (double stack) eveneens tot hogere kosten. Dekking van de meerkosten vindt plaats op aanleg railwegen.

De meerkosten van de HSL als gevolg van de tunnel onder het Groene Hart en het bestuurlijk mandaat (in totaal 1457 miljoen) zijn conform besluitvorming in de Tweede Kamer voor 757 miljoen ingepast in de periode 1999–2002 (dekking vindt plaats op aanleg railwegen). Het restant van 700 miljoen zal na 2002 gefinancierd worden uit het FES.

Ten behoeve van aanvullende veiligheidsvoorzieningen bij de Westerscheldetunnel zijn de meerkosten van 30 miljoen in 2001 in mindering gebracht op het onderdeel rijkswegen. De aandelenstorting van het rijk in de NV Westerscheldetunnel, die belast is met de aanleg van de tunnel, is met eenzelfde bedrag in 2001 verhoogd (zie mutatie niet tot een ijklijn behorend).

Het onderhoud van een aantal vaarwegen en waterstaatkundige objecten is in 1996 tegen een afkoopsom van 60,3 miljoen aan provinciale en regionale overheden overgedragen.

Het Startprogramma Duurzaam Veilig bevat een aantal maatregelen die samen met de gemeenten, de provincies en de waterschappen worden genomen om de veiligheid op de wegen te bevorderen.

In het kader van de nota SWAB wordt de gebundelde doeluitkering (GDU) in de periode 1998 tot en met 2000 met 400 miljoen verhoogd.

Een deel van het overschot (80,7 miljoen) dat ontstaat door vertraging bij de realisatie van de Betuweroute wordt aangewend voor versnelling van maatregelen voor verkeersbeheersing in het kader van het programma Samen Werken Aan Bereikbaarheid.

Desalderingen

De bijdrage van Verkeer en Waterstaat aan de sloopregeling voor de binnenvaart wordt voor een bedrag van 37,6 miljoen gefinancierd uit het Infrastructuurfonds.

De meerjarige budgetverhoging in verband met het beleidsvoornemen ten aanzien van de contractsector spoorvervoer wordt gedekt uit aanleg railwegen.

In samenspraak met de NS-taakorganisaties zal ernaar gestreefd worden om door efficiencyverbeteringen bij het beheer en onderhoud van railwegen een besparing te realiseren oplopend tot structureel 60 miljoen vanaf 2000.

Als gevolg van kostbare maatregelen voor de inpassing van railinfrastructuur heeft gedeeltelijke uitholling van het budget voor het Tweede Tactisch Pakket plaatsgevonden. De regering heeft daarom besloten tot een ophoging van het beschikbare budget met driemaal 50 miljoen in de jaren 1998–2000.

Voor uitvoering van de projecten in het kader van de nota SWAB en TIB wordt voor de periode 1998–2000 in totaal 2 miljard toegevoegd aan de begroting van Verkeer en Waterstaat en het Infrastructuurfonds. Op het Infrastructuurfonds is een bedrag van 1305 miljoen verdeeld over railwegen, regionale en lokale infrastructuur en vaarwegen in de periode 1998 tot en met 2000.

De in 1997 door de Tweede Kamer voor 50 miljoen teruggedraaide taakstelling OV – verantwoord op de begroting van Verkeer en Waterstaat – wordt gecompenseerd op aanleg railinfrastructuur.

Vooruitlopend op besluitvorming over de projecten Grens- en Zandmaas, gericht op hoogwaterbescherming in het Limburgse stroomgebied van de Maas, worden door VenW in 1998 en 1999 nog enkele proefbaggerbestekken ondernomen waarmee ervaring wordt opgedaan met het verdiepen en verbreden van de rivierbedding.

In het kader van de nota SWAB is besloten tot een versnelling van de verkeersbeheersingsmaatregelen. De extra uitgaven van 100 miljoen in 1999 worden in latere jaren gecompenseerd.

Voor de voorbereiding van de in SWAB-kader voorgenomen versnelling van het Rijkswegenprogramma wordt in de jaren 1998, 1999 en 2000 50 miljoen uitgetrokken. Zowel in 2001 als in 2002 is 100 miljoen beschikbaar voor een versnelde aanleg.

De kosten van de in 1997 opgestarte voorbereiding van het programma SWAB worden gecompenseerd door verlaging van de uitgaven voor rijkswegen (30,7 miljoen) en railinfrastructuur (50 miljoen). Deze voorbereidingskosten worden op de begroting van Verkeer en Waterstaat verantwoord.

Met betrekking tot de omvangrijke post Diversen kan worden opgemerkt dat door een wijziging in het kasritme van de Betuwe-route en de HSL (o.a. betaling aan België; zie begroting van VenW) het uitgavenpatroon van het Infrastructuurfonds fors is aangepast. Omdat het hierbij gaat om uitgaven die worden gefinancierd via een bijdrage van de begroting van VenW en het FES worden zowel de uitgaven als de niet-belastingontvangsten met eenzelfde bedrag via een desaldering verhoogd en vindt de beleidsmatige verwerking plaats op de begrotingen van VenW en het FES. Daarnaast leidt de conversie van de begroting van VenW en het Infrastructuurfonds tot forse bijstellingen op de post Diversen.

Niet tot een ijklijn behorend

Op basis van de meest recente projectplanning voor de Westerscheldetunnel wordt het ritme van de aandelenstorting in de NV-Westerscheldetunnel bijgesteld. De aandelenstorting loopt parallel aan de financieringsbehoefte die uit hoofde van de projectuitvoering ontstaat.

Ten behoeve van aanvullende veiligheidsvoorzieningen wordt in 2001 30 miljoen extra uitgetrokken voor de Westerscheldetunnel. De aandelenstorting in de NV Westerscheldetunnel wordt hiermee verhoogd (zie toelichting beleidsmatige mutaties).

INFRASTRUCTUURFONDS

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19976 324,47 008,47 635,68 000,08 265,27 667,0 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
bijdragen tbv aanleg rijkswegen– 25,8      
verrekening voorschotten57,6      
diversen– 2,5      
        
 29,3      
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
taakstelling n.a.v. betaling belgie  295,0    
diversen– 19,0 – 94,1– 94,1– 94,1– 71,4 
        
 – 19,0 200,9– 94,1– 94,1– 71,4 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
bijdrage fes swab/tib  534,5813,9651,6  
compensatie sloopregeling – 37,6     
contractsector (dekking)  – 71,0– 96,0– 76,0– 76,0 
efficiency-taakstelling ns  – 20,0– 40,0– 60,0– 60,0 
samen werken aan bereikbaarheid – 80,7     
taakstelling openbaar vervoer – 50,0     
tweede tactische pakket  50,050,050,0  
verbreding en verdieping maas  85,010,0   
versnelling verkeersbeheersing  100,0 – 54,0– 33,0 
voorbereiding swab/tib hoofdwegennet  50,050,050,0100,0 
diversen22,0215,673,4555,9656,21 877,4 
        
 22,047,3801,91 343,81 217,81 808,4 
        
Niet tot een ijklijn behorend       
uitgifte aandelen westerschelde  – 84,032,094,084,0 
diversen  491,4391,8333,2369,7 
        
 0,00,0407,4423,8427,2453,7 
        
Extrapolatie      9 352,1
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 199732,247,41 410,21 673,41 551,02 190,7 
STAND MILJOENENNOTA 19986 356,67 055,89 045,89 673,49 816,29 857,79 352,1

Ontvangsten

Mee- en tegenvallers

Door bestuurlijk overleg en procedures is vertraging opgelopen bij de aanleg Rijksweg 7 (Wolvega – Heerenveen) en de omlegging van Rijksweg 30 bij Ede. Daarnaast zijn minder bijdragen ontvangen voor de Wijkertunnel. Dientengevolge vallen de bijdragen van derden aan deze projecten in 1996 per saldo 25,8 miljoen lager uit.

Na verrekening van over het vierde kwartaal 1995 verstrekte voorschotten voor aanleg van railinfrastructuur, is vastgesteld dat het Fonds nog 57,6 miljoen tegoed heeft.

Beleidsmatige mutaties

Het Infrastructuurfonds is in 1998 taakstellend verlaagd met 395 miljoen in verband met de vervroegde betaling aan België voor de HSL-Zuid. Een deel van deze taakstelling (295 miljoen) is vooralsnog niet op de begrotingsartikelen verwerkt, maar tijdelijk geraamd als ontvangstenartikel. Deze resterende taakstelling wordt tijdens de begrotingsuitvoering 1998 op basis van de feitelijke voortgang van de uitvoering van projecten definitief op de uitgaven in mindering gebracht.

Desalderingen

Voor de toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij de uitgaven.

Niet tot een ijklijn behorend

De met de Westerscheldetunnel samenhangende voeding van het Infrastructuurfonds wordt bijgesteld in lijn met de bijstelling van de aandelenstorting in de NV Westerscheldetunnel.

FONDS ECONOMISCHE STRUCTUURVERSTERKING

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19971 283,71 813,82 153,42 015,22 028,0926,0 
        
Niet tot een ijklijn behorend       
betaling aan belgie ivm hsl181,0      
bijdrage aan betuweroute en hsl– 81,9– 204,0– 127,0– 81,0– 149,0806,0 
bodemsaneringsprojecten– 74,92,5– 0,138,51 7,017,0 
projecten kennisinfrastructuur– 20,1– 18,4– 23,845,017,2  
swab/tib  314,5575,9414,6  
verkeer- en vervoerprojecten– 31,0   12,518,5 
diversen – 14,0– 10,0– 16,0– 21,035,0 
        
 – 26,9– 233,9153,6562,4291,3876,5 
        
Extrapolatie      1 267,0
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 26,9– 233,8153,6562,4291,3876,5 
STAND MILJOENENNOTA 19981 256,81 580,02 307,02 577,62 319,31 802,51 267,0

Uitgaven

Niet tot een ijklijn behorend

Met het oog op een rentebeding is in 1996 het FES-aandeel van 181 miljoen in de met België overeengekomen vergoeding voor aanleg van het HSL-tracé vervroegd betaald.

In het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport 1998 zijn de ramingen voor de Betuweroute en HSL-Zuid geactualiseerd. Het ritme van de FES-bijdrage aan deze projecten is hierop aangepast. Daarnaast is een verschuiving van Infrafondsvoeding naar FES-voeding aangebracht door de FES-bijdrage aan deze projecten met 1445 miljoen te verhogen.

De bodemsaneringsprojecten die plaatsvinden in het kader van VINEX-woningbouwprojecten en van de Verkeer- en Vervoerprojecten van de Investeringsimpuls, komen later tot uitvoering dan aanvankelijk werd voorzien. Naast vertraging bij de woningbouw- en infrastructuurprojecten kunnen de tijdrovende juridische procedures rond bodemsanering als oorzaak worden genoemd.

Door vertraging bij enkele projecten kennisinfrastructuur van de Investeringsimpuls en het MARIN-project is een deel van de FES-bijdragen aan deze projecten doorgeschoven naar 1999 en 2000.

De regering heeft besloten tot een integrale aanpak van de bereikbaarheidsproblematiek. Hiertoe is binnen het FES 2 miljard gereserveerd voor bijdragen aan het Infrastructuurfonds voor de mobiliteitsprogramma's SWAB/TIB. Het gedeelte van SWAB/TIB dat voldoet aan de criteria voor een FES-bijdrage (1305 miljoen) wordt rechtstreeks uit het FES gefinancierd. Het resterende programmagedeelte (695 miljoen) wordt gefinancierd met reguliere Infrafondsmiddelen die vrij komen door de hiervoor genoemde verschuiving van Infrafondsvoeding naar FES-voeding bij de Betuweroute en HSL.

Bij enkele grote Verkeer- en Vervoerprojecten van de Investeringsimpuls is in 1996 vertraging opgetreden. De FES-bijdrage aan deze projecten zal naar verwachting in 2000 en 2001 tot besteding komen.

FONDS ECONOMISCHE STRUCTUURVERSTERKING

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19974 317,7800,0700,0600,0600,0600,0 
        
Niet tot een ijklijn behorend       
common-areabaten– 1 064,4508,6     
extra export aardgas 200,0– 100,0– 100,0– 100,0– 100,0 
gasbaten binnenland  500,0500,0500,0500,0 
diversen1,7      
        
 – 1 062,7708,6400,0400,0400,0400,0 
        
Extrapolatie      1 000,0
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 1 062,7708,6400,0400,0400,0400,0 
STAND MILJOENENNOTA 19983 255,01 508,61 100,01 000,01 000,01 000,01 000,0

Ontvangsten

Niet tot een ijklijn behorend

In de Miljoenennota 1997 is geraamd dat de Staat, uit hoofde van de tussenuitspraak in de Common-Area-arbitrage, in 1996 in totaal 2750 miljoen van NAM en EBN zal ontvangen (1950 miljoen niet-belastingmiddelen en 800 miljoen VpB-opbrengsten). De Staat heeft in 1996 885,6 miljoen aan niet-belastingmiddelen en 1111 miljoen aan VpB ontvangen, hetgeen leidt tot een daling van de ontvangstenraming met 1064,4 miljoen in 1996. In 1997 zal de NAM aan de Staat 509 miljoen aan niet-belastingmiddelen afgedragen.

Door een lagere raming van het afzetvolume ten opzichte van het Plan van gasafzet 1990, zijn de ramingen voor de opbrengsten uit extra export aardgas in 1998 en latere jaren neerwaarts bijgesteld met 100 miljoen. Door een hogere dollarkoers en een koude winter kon de raming voor 1997 opwaarts worden bijgesteld met 200 miljoen.

Vanaf 1998 wordt jaarlijks een half mijard van de binnenlandse gasbaten ten gunste van het FES gebracht ten behoeve van structuurversterking.

AOW-SPAARFONDS i.o.

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 1997       
        
Niet tot een ijklijn behorend       
rente over rijksbijdrage aow-spaarfonds 1998  46,9149,3266,4385,6 
rijksbijdrage 1997 750,01 500,01 500,01 500,01 500,0 
        
  750,01 546,91 649,31 766,41 885,6 
        
Extrapolatie      2 012,9
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 19970,0750,01 546,91 649,31 766,41 885,6 
STAND MILJOENENNOTA 19980,0750,01 546,91 649,31 766,41 885,62 012,9

Ontvangsten

Niet tot een ijklijn behorend

Ten behoeve van de toekomstige financiering van de AOW is door het kabinet een AOW-Spaarfonds in het leven geroepen. Vanaf de begroting van SZW worden hier bijdragen geleverd in de vorm van jaarlijkse stortingen. De eerste storting in het fonds bedroeg 750 miljoen in 1997 en 1,5 miljard structureel. Daarnaast ontvangt het fonds rentebaten over het opgebouwde vermogen. Deze baten worden aan het fondsvermogen toegevoegd.

ARBEIDSVOORWAARDEN

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 1997153,41 471,93 417,05 312,37 313,39 139,6 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
macro-economische ontwikkeling 65,7361,4447,3496,1643,6 
onderuitputting– 139,4      
specifieke afdrachtskorting0,00,0– 22,5– 25,6– 25,7– 23,6 
        
diversen – 20,02,910,55,41,2 
Sociale zekerheid       
        
diversen2,33,4– 45,9– 46,4– 46,7– 47,1 
Zorg       
diversen– 42,35,516,521,330,341,2 
        
 – 179,454,6312,4407,1459,4615,3 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
intertemporele compensatie cao onderwijs  – 153,0– 123,0127,0131,0 
intertemporele compensatie cao sector rijk – 81,243,338,1   
wachtgelden – 45,0– 117,0– 117,0– 117,0– 117,0 
        
diversen   – 40,0– 40,0– 40,0 
Sociale zekerheid       
diversen – 9,7– 10,1– 18,4– 26,5– 30,5 
        
  – 135,9– 236,8– 260,3– 56,5– 56,5 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
loonbijstelling 1997 – 692,1– 832,2– 848,6– 791,8– 789,4 
naar oc&w: overboeking cao o&w  – 282,0– 319,0– 587,0– 591,0 
        
diversen25,5– 13,5– 17,6– 47,3– 48,7– 48,6 
Sociale zekerheid       
        
diversen – 90,7– 87,7– 86,9– 86,0– 85,4 
Zorg       
diversen – 13,2– 25,1– 30,7– 34,4– 32,6 
        
 25,5– 809,5– 1 244,6– 1 332,5– 1 547,9– 1 547,0 
        
Niet tot een ijklijn behorend       
diversen0,4– 175,7– 203,3– 192,4– 176,4– 156,6 
        
 0,4– 175,7– 203,3– 192,4– 176,4– 156,6 
        
Extrapolatie      10 087,0
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 153,4– 1 066,5– 1 372,0– 1 378,1– 1 321,5– 1 144,7 
STAND MILJOENENNOTA 19980,0405,42 045,03 934,25 991,87 994,910 087,0

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

De actuele inzichten in de macro-economische ontwikkeling, zoals gepubliceerd in het Macro-Economische Verkenning 1998 leiden tot een bijstelling van de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden op de budgetdisciplinesectoren Rijksbegroting in enge zin, Sociale Zekerheid en Zorg (contractloon, incidenteel en premiestelling).

Als gevolg van de realisatie 1996 is een bedrag van 139,4 miljoen in dat jaar vrijgevallen.

De specifieke afdrachtskorting (SPAK) leidt tot een besparing op de loonkosten van de werkgevers in de overheidssectoren van ruim 20 miljoen vanaf 1998.

Beleidsmatige mutaties

Om het specifieke kasritme van de CAO sector Onderwijs & Wetenschappen te volgen dient binnen de aanvullende post een intertemporele compensatie plaats te vinden. Dit betekent dat de raming voor de jaren 1998 en 1999 verlaagd is en voor de jaren 2000 en 2001 verhoogd.

Ook de onlangs afgesloten CAO sector Rijk heeft als gevolg van het specifieke kasritme tot een intertemporele compensatie op de aanvullende post geleid. Dit betekent dat de raming voor het jaar 1997 verlaagd is en voor de jaren 1998 en 1999 verhoogd.

Op het onderdeel wachtgelden van de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden is mede op grond van de realisatie in 1995 en 1996 besloten de raming met ingang van 1997 structureel neerwaarts bij te stellen.

Overboekingen

De post Loonbijstelling 1997 betreft de overboeking naar de departementen van de loonindexatie. De begrotingen 1997 en de ontwerp-begrotingen 1998 worden met deze overboeking op het loonprijspeil 1997 gebracht.

Vanaf de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden worden middelen overgeboekt om de sector Onderwijs en Wetenschappen op het verplichtingenniveau van de reeds afgesloten en tot eind 1998 lopende CAO gebracht. In deze overboeking is rekening gehouden met de eerdergenoemde intertemporele compensatie.

KOPPELING UITKERINGEN/NOMINALE BIJSTELLING AKW

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19972,3299,8– 173,763,9379,1697,9 
        
Mee- en tegenvallers       
Sociale zekerheid       
nominale ontwikkeling 13,2187,0334,4356,7339,6 
diversen– 2,3– 1,40,0– 0,1– 0,1– 0,1 
        
 – 2,311,8187,0334,3356,6339,5 
        
Beleidsmatige mutaties       
Sociale zekerheid       
volledige koppeling 1998  155,4178,7181,7185,5 
diversen 8,324,343,967,190,4 
        
  8,3179,7222,6248,8275,9 
        
Overboekingen       
Sociale zekerheid       
van aanvullende post naar begroting tranche 1997 – 319,9– 374,0– 352,4– 357,5– 360,8 
        
  – 319,9– 374,0– 352,4– 357,5– 360,8 
        
Extrapolatie      1 312,3
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 2,3– 299,8– 7,3204,5247,9254,6 
STAND MILJOENENNOTA 19980,00,0– 181,0268,4627,0952,51 312,3

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

De nominale ontwikkeling behelst mutaties in alle begrotingsgefinancierde regelingen van de sociale zekerheid. Zij vloeien onder andere voort uit wijzigingen in het prijsindexcijfer van de binnenlandse consumptie en in de WKA-index.

Beleidsmatige mutaties

In de Miljoenennota 1997 is voor de ramingen 1998 uitgegaan van een halve koppeling voor zowel de uitkeringen aan de ontwikkeling van de contractlonen als de kinderbijslaguitkeringen aan het prijsindexcijfer. Thans heeft de regering besloten de uitkeringen volledig te koppelen. Dit resulteert in een bijstelling van de raming met ongeveer 155 miljoen in 1998 en ruim 180 miljoen structureel in latere jaren.

Overboekingen

De kinderbijslag wordt jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van het binnenlands consumptieprijspeil. De gepresenteerde overboeking betreft de toevoeging van deze raming aan de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daarnaast voorziet de overboeking in het op het prijspeil brengen van de begrotingsgefinancierde uitkeringen.

PRIJSBIJSTELLING/INDEXERING WSF

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19970,0769,01 864,73 061,64 280,25 523,6 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
macro mutatie – 12,118,9– 12,611,4127,1 
macro mutatie 1997 108,1115,295,5119,3162,2 
        
macro mutatie 1998 ev  – 288,4– 320,1– 354,2– 393,5 
Zorg       
diversen 1,3– 0,8– 1,0– 1,0– 1,0 
        
  97,3– 155,1– 238,2– 224,5– 105,2 
        
Beleidsmatige mutaties       
Sociale zekerheid       
diversen – 1,1– 3,5– 5,9– 8,4– 11,0 
        
  – 1,1– 3,5– 5,9– 8,4– 11,0 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
naar ocw: indexering studiefinanciering – 28,2– 23,9– 30,2– 28,2– 28,2 
        
uitdeling prijsbijstelling tranche 1997 – 746,0– 744,1– 742,7– 752,1– 758,7 
Zorg       
diversen – 5,2– 5,0– 4,8– 4,9– 4,8 
        
  – 779,4– 773,0– 777,7– 785,2– 791,7 
        
Niet tot een ijklijn behorend       
macro-mutatie – 13,4– 6,917,9– 14,7– 151,3 
naar ocw: indexering studiefinanciering – 31,2– 34,8– 38,6– 40,8– 40,2 
diversen – 41,1– 66,8– 76,9– 87,4– 98,7 
        
 0,0– 85,7– 108,5– 97,6– 142,9– 290,2 
        
Extrapolatie      5 551,6
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 19970,0– 769,0– 1 040,1– 1 119,3– 1 160,7– 1 198,1 
STAND MILJOENENNOTA 19980,00,0824,61 942,33 119,54 325,55 551,6

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Op basis van de MEV en de nieuwste inzichten ten aanzien van de studentenaantallen is de uitgavenraming op de aanvullende post Indexering WSF in de periode 1997–2000 neerwaarts bijgesteld. De verhoging in het jaar 2001 betreft een technische correctie op de raming bij Miljoenennota 1997, aangezien bij het opstellen van de raming geen rekening was gehouden met de omzetting van niet-relevante (leen-) naar relevante (beurs-)uitgaven voor de studenten die onder het regime van de prestatiebeurs in dit jaar afstuderen en voldoen aan de gestelde prestatienorm.

Ook de raming van de prijsbijstelling is ten opzichte van de Miljoenennota 1997 op basis van de MEV neerwaarts bijgesteld. De neerwaartse bijstelling betekent dat wordt verwacht dat de prijzen minder snel stijgen dan bij de Miljoenennota 1997 nog werd aangenomen.

Overboekingen

De tranche 1997 van de indexering studiefinanciering is overgeboekt naar de begroting van OCenW.

De tranche 1997 van de prijsbijstelling is overgeboekt naar de diverse begrotingen.

Niet tot een ijklijn behorend

Op basis van MEV en de nieuwste inzichten in de studentenaantallen is de niet-relevante uitgavenraming op de aanvullende post Indexering WSF ten opzichte van de stand Miljoenennota 1997 bijgesteld. Daarnaast leidt het lagere opnamepercentage van studieleningen door studenten tot een neerwaartse bijstelling van de raming. De relatief forse verlaging in het jaar 2001 betreft een technische correctie op de raming bij Miljoenennota 1997, aangezien bij het opstellen van de raming geen rekening was gehouden met de omzetting van niet-relevante (leen-) naar relevante (beurs-)uitgaven voor de studenten die onder het regime van de prestatiebeurs in dit jaar afstuderen en voldoen aan de gestelde prestatienorm.

De tranche 1997 van de indexering van de niet-relevante studieleningen is overgeboekt naar de OCenW-begroting.

BELASTINGAFDRACHTEN AAN DE EUROPESE UNIE

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19977 498,07 475,07 282,07 127,07 427,07 773,0 
        
Mee- en tegenvallers       
Rijksbegroting in enge zin       
btw-afdrachten– 305,2145,0240,0168,0145,0151,0 
invoerrechten– 147,8– 200,0– 240,0– 388,0–  524,0– 548,0 
        
 – 453,0– 55,00,0– 220,0– 379,0– 397,0 
        
Extrapolatie      7 720,0
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 453,0– 55,00,0– 220,0– 379,0– 397,0 
STAND MILJOENENNOTA 19987 045,07 420,07 282,06 907,07 048,07 376,07 720,0

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

De neerwaartse bijstelling van de BTW-afdrachten van circa 305 miljoen in 1996 vloeit voort uit het nieuwe Eigen-Middelenbesluit, waardoor een verschuiving plaatsvond van BTW-afdrachten naar BNP-afdrachten. De opwaartse bijstellingen vanaf 1997 zijn het gevolg van de verwachte hogere macro-economische groei.

Gemaakte afspraken bij de GATT/WTO over verlagingen van de tarieven hebben tot gevolg dat de invoerrechten in de loop der jaren steeds meer teruglopen.

NADER TE BEPALEN

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 1997– 676,736,7599,5811,11 065,21 122,7 
        
Beleidsmatige mutaties       
Rijksbegroting in enge zin       
behoedzaamheidsreserve gf/pf  500,0500,0500,0500,0 
bijstelling behoedzaamheidsreserve  60,2    
bijstelling reservering fiscale uitvoeringskosten 31,235,99,7   
co2-projecten 2,046,0126,0164,0188,0 
dividendderving – 58,4– 122,9– 122,9– 122,9– 122,9 
eindejaarsmarge – 313,70,020,025,021,9 
lager geraamde leerplichtige kinderen van asielzoekers  – 26,5– 46,6– 59,5– 64,7 
nmp3/co2/nox  10,040,060,08 0,0 
raming relevant effect afkoop objectsubsidies  – 97,0– 57,012,037,0 
realisatie eindejaarsmarge634,9      
vrijval fiscale uitvoeringskosten– 25,8      
        
diversen– 10,090,0142,9176,0125,576,0 
Sociale zekerheid       
        
diversen56,7– 67,8     
Zorg       
diversen24,4– 101,5     
        
 680,2– 418,2548,6645,2704,1715,3 
        
Overboekingen       
Rijksbegroting in enge zin       
naar biza: van cluster i; tbv langdurig werklozen  – 75,0– 154,0– 150,0– 154,0 
naar biza: van cluster ii  – 67,0– 67,0– 67,0– 67,0 
naar ez: van cluster iii; top-instituten/elektronische sw  – 45,0– 90,0– 90,0– 90,0 
naar financien: van fiscale uitvoeringskosten– 3,5– 63,3– 61,1– 41,5– 24,9– 2 4,9 
naar justitie: van cluster ii  – 33,0– 33,0– 33,0– 33,0 
naar ocw: van parkeerpost asielzoekers  – 83,5– 68,4– 55,5– 50,3 
naar vrom: van cluster v; normhuurcompensatie  – 24,0– 50,0– 50,0– 50,0 
        
diversen 67,9– 71,6– 61,6– 61,6– 61,6 
Zorg       
cluster 1: extra werkgelegenheid langdurig werklozen  – 80,0– 162,0– 157,0– 161,0 
        
 – 3,54,6– 540,2– 727,5– 689,0– 691,8 
        
Extrapolatie      1 175,3
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997676,7– 413,6– 8,4– 82,315,123,5 
        
STAND MILJOENENNOTA 1998 (excl. IS)0,0– 376,9607,9728,81 080,31 146,21 175,3
Totaal Internationale samenwerking 4,112,712,70,00,00,0
STAND MILJOENENNOTA 1998 (incl. IS)0,0– 372,8620,6741,51 080,31 146,21 175,3

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in eng zin:

In het kader van het onderhandelingsakkoord tussen het Rijk en de VNG en het IPO is bij het Gemeentefonds en het Provinciefonds (GF/PF) een behoedzaamheidsreserve gecreëerd (zie aldaar). Aangezien deze reserve beschikbaar moet zijn om aan het Gemeentefonds en het Provinciefonds toe te delen bij de nacalculatie op basis van de begrotingrealisatie, wordt deze reserve op deze aanvullende post vastgehouden.

Als gevolg van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven worden de accressen voor het Gemeente- en Provinciefonds bijgesteld. Dientengevolge wordt tevens de behoedzaamheidsreserve bijgesteld.

De reservering voor fiscale wetsvoorstellen is verhoogd, teneinde deze toereikend te laten zijn voor de verwachte uitvoeringskosten van fiscale wetsvoorstellen. Met name de stijgende uitvoeringskosten van de Wet Waardering Onroerende Zaken (WOZ) maken een ophoging noodzakelijk.

De gedachte was om vanuit het FES middelen toe te kennen aan CO2-projecten. Doordat de concrete projecten niet onder de reikwijdte van het FES vallen, zijn nu extra gelden binnen het FES aan de Betuweroute toegevoegd waardoor reguliere (VenW-)gelden voor de Betuweroute vrijvallen en kunnen worden overgebracht naar CO2-projecten. De feitelijke reservering van deze gelden vindt plaats op deze aanvullende post en departementen die de CO2-projecten uitvoeren kunnen een beroep doen op de aanvullende post.

Binnen deze aanvullende post bestaat een reservering in het kader van de dividendderving samenhangende met de geraamde privatiseringen in 1996 en 1997 (zie ook de niet-belastingontvangsten). De feitelijke verlaging van de dividendramingen vindt thans op de begrotingen van Financiën (verkoop obligatielening ING Groep NV), van Verkeer en Waterstaat (verkoop KLM), van Economische Zaken (verkoop DAF in 1996 en verkoop Alpinvest) plaats. De geraamde dividendderving wordt hiervoor aangepast.

Evenals in voorgaande jaren wordt technisch verondersteld dat gelden onbesteed zullen blijven van eenzelfde omvang als de toevoegingen aan de begrotingen 1997 in verband met de eindejaarsmarge 1996. (Deze veronderstelling is neergelegd in de brief «Begrotingsproces en -systematiek».) Er is daarom een correctieboeking verwerkt op de aanvullende post, die even groot is als het totaal van de mutaties eindejaarsmarge op de begrotingen (inclusief de eindejaarsmarge respectievelijk de bandbreedtesystematiek voor het rijksbegrotingsdeel van de sociale zekerheid en het Budgettair Kader Zorg en voor de homogene groep Internationale Samenwerking).

De gereserveerde middelen voor leerplichtige asielzoekers en VVTV'ers zijn vanaf de Miljoenennota 1997 op deze aanvullende post geraamd. De geraamde middelen voor 1998 en later zijn voor zover benodigd overgeboekt naar OCW (zie bij de overboekingen) en het restant valt thans vrij, omdat er minder leerplichtige asielzoekers zijn.

Voor de reductie van CO2-uitstoot wordt opnieuw een bedrag van 750 miljoen en voor de reductie van NOx-uitstoot een bedrag van 165 miljoen ter beschikking gesteld met de in de toelichting aangegeven kasmatige uitfinanciering in de relevante meerjarenramingen. Deze bedragen zijn vooralsnog op deze aanvullende post gereserveerd en zullen nader worden verdeeld over de betrokken departementen VROM, V&W, EZ en LNV.

De regering heeft besloten tot de afkoop van de resterende objectsubsidies volkshuisvesting op de VROM-begroting. Het overleg op de afkoop is nog gaande. Voor het relevante deel van de uitgaven (o.a. rentevergoeding afkoopsom, reguliere bijdrage NWI's, reguliere subsidiebetalingen, rentegevolgen voor de staatsschuld) is op deze aanvullende post een voorziening opgenomen. Aangezien het overleg over de afkoop nog niet is afgerond, is er nog geen rekening gehouden met de effecten van de afkoop voor de objectsubsidies volkshuisvesting zelf. Dit betreft het niet-relevante deel van de afkoopsom.

De bij de Voorjaarsnota 1996 verwerkte ramingsveronderstelling voor wat betreft de eindejaarsmarge is uiteindelijk ook in 1996 gerealiseerd.

De op deze aanvullende post geraamde fiscale uitvoeringskosten voor 1996 zijn niet geheel benodigd geweest en vallen daarom vrij.

Overboekingen

De overboekingen van de nog resterende clustergelden uit deze aanvullende post naar de verschillende begrotingen worden op de desbetreffende begrotingen toegelicht.

Vanuit de op deze aanvullende post geraamde fiscale uitvoeringskosten wordt een bedrag overgeboekt naar de begroting Financiën.

De geraamde middelen voor het onderwijs aan leerplichtige asielzoekers en VVTV'ers zijn overgeboekt naar de begroting van OCW.

NADER TE BEPALEN

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 19971 500,01 050,050,020,00,00,0 
        
Niet tot een ijklijn behorend       
opbrengst uit hoofde van verkoop aandelen alpinvest – 275,0     
opbrengst uit hoofde van verkoop aandelen daf– 315,7      
opbrengst uit hoofde van verkoop aandelen klm – 990,0     
opbrengst uit hoofde van verkoop ing obligatielening – 316,0     
taakstelling niet-microlastenontvangsten– 1 184,31 128,1     
        
 – 1 500,0– 452,9     
        
Extrapolatie      0,0
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997– 1 500,0– 452,90,00,00,00,0 
STAND MILJOENENNOTA 19980,0597,150,020,00,00,00,0

Ontvangsten

Niet tot een ijklijn behorend

De geraamde ontvangstenpost buiten de sfeer van de microlasten (tevens niet relevant voor het beleidsrelevant tekort) is in 1996 met uitzondering van de opbrengst van de verkoop van aandelen DAF (van 315,7 miljoen), goudverkoop en de verkoop aandelen springstoffabriek niet gerealiseerd. Daarom is de taakstelling voor 1997, die bij de Miljoenennota 1997 voor 1997 was geraamd op 1 miljard, verhoogd met het niet-gerealiseerde deel van de taakstelling uit 1996.

De verhoogde ontvangstenpost buiten de sfeer van de microlasten voor 1997 wordt deels gerealiseerd via de verkoop aandelen KLM en Alpinvest en de verkoop van een obligatielening ING Groep NV.

CONSOLIODATIE

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 1997– 7 000,6– 7 297,4– 8 036,1– 8 215,1– 8 523,7– 7 421,7 
        
Desalderingen       
Rijksbegroting in enge zin       
bijstelling ivm fes en isf76,6– 57,3– 791,6– 1 466,2– 1 227,1– 2 330,4 
diversen26,5      
        
 103,1– 57,3– 791,6– 1 466,2– 1 227,1– 2 330,4 
        
Extrapolatie      – 9 180,1
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997103,1– 57,3– 791,6– 1 466,2– 1 227,1– 2 330,4 
STAND MILJOENENNOTA 1998– 6 897,5– 7 354,7– 8 827,7– 9 681,3– 9 750,8– 9 752,1– 9 180,1

Uitgaven

Desalderingen

De bijstelling van de post Consoliodatie (uitgaven en ontvangsten) houdt verband met een aanpassing van de onderlinge bijdragen tussen de begrotingen en met de bijdragen van het FES aan andere begrotingen. Tevens leidt de nieuwe begrotingsindeling van Verkeer en Waterstaat van 1997 op 1998 tot een wijziging in de bijdrage van deze begroting aan het Infrastructuurfonds.

SOCIALE ZEKERHEID

 1996199719981999200020012002
        
UITGAVEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 199798 433,0100 077,2100 826,8101 327,2102 904,8104 643,8 
        
Mee- en tegenvallers       
nominale ontwikkeling12,44,81 010,91 814,32 063,42 130,7 
prijsontwikkeling arbeidsongeschiktheidsuitkeringen– 282,2– 397,2– 448 ,4– 482,3– 536,6– 587,8 
prijsontwikkeling vangnet ziektewet– 108,0– 124,0– 115,0– 115,0– 115,0– 115 ,0 
prijsontwikkeling werkloosheidsuitkeringen197,9107,8117,349,158,2293,0 
prijsontwikkeling ziektewetuitkeringen117,1– 53,0– 48,1– 55,1– 61,9– 62,1 
verhoging SPAK0,00,0– 68,2– 69,3– 65,1– 67,1 
volume-ontwikkeling arbeidsongeschiktheidsuitkeringen100,5– 5,4– 11,2245,6571,0744,0 
volume-ontwikkeling sociale voorzieningen138,7– 48,6– 51,8– 40,0– 61,9– 57,1 
volume-ontwikkeling vangnetuitkeringen– 148,0198,2205,1205,0205,0205, 0 
volume-ontwikkeling werkloosheidsuitkeringen604,0905,0670,01 011,41 062,3978,9 
volume-ontwikkeling ziektewetuitkeringen– 20,1– 71,0– 87,0– 87,0– 87,0– 87,0 
diversen– 183,2252,1– 204,6– 303,5– 287,9– 221,0 
        
 429,1768,7969,02 173,22 744,53 154,5 
        
Beleidsmatige mutaties       
afschaffing perceptiekosten volksverzekeringen  – 402,0– 402,0– 402,0– 402,0 
besparingen wet op de reintegratie  – 44,3– 129,9– 216,8– 297,6 
elektronisch gegevensverkeer (cvcs) 25,0     
invoering nieuwe wet sociale werkvoorziening 83,8     
invoering wet inschakeling werkzoekenden 20,0522,6568,6570,0576,7 
koopkrachttoeslag individuele huursubsidie 51,0     
motie giskes 30,030,030,030,030,0 
niet herkeuren cohort 97/98 (aaw/wao) 6,016,018,941,277,4 
uitkeringen tijdens detentie: besparingen  – 41,9– 41,9– 41,9– 41,9 
verhoging kinderbijslag  75,0100,0100,0100,0 
verkorting wachtlijsten  53,053,053,053,0 
verlenging tijdelijke regeling vervoersvoorziening wvg  50,0    
volledige koppeling 1998  776,7847,1857,2858,5 
wetsvoorstel loopbaanonderbreking  40,079,0119,0159,0 
besparing loopbaanonderbreking  – 40,0– 70,8– 106,7– 143,0 
wet op de reïntegratie  113,0113,0113,0113,0 
diversen339,7– 42,1– 80,1– 98,5– 62,8– 33,1 
        
 339,7173,71 068,01 066,51 053,21 050,0 
        
Overboekingen       
diversen     – 0,1 
        
      – 0,1 
        
Extrapolatie      111 401,6
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997768,8942,42 037,03 239,73 797,84 204,6 
STAND MILJOENENNOTA 199899 201,8101 019,6102 863,8104 566,9106 702,6108 848,4111 401,6

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

De jongste inzichten van het CPB inzake de ontwikkeling van indices, belastingen en premies leiden tot een nominale bijstelling van de begrotings- en premiegefinancierde uitgaven van de sociale zekerheid. In concreto spelen de wijziging van het koppelingspercentage (WKA) en de wijzigingen in het bruto-nettotraject van de netto-netto gekoppelde uitkeringen de voornaamste rol in deze mutatie.

De gemiddelde prijs van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en de vangnetuitkeringen – de Ziektewet voor onder andere zwangere vrouwen en tijdelijk personeel – is op grond van gegevens van het LISV neerwaarts bijgesteld. De gemiddelde prijs van de werkloosheidsuitkeringen en de ziektewetuitkeringen is opwaarts bijgesteld. Ook deze bijstellingen volgt uit de meest recente gegevens van het LISV.

De verhoging van de specifieke afdrachtskorting (SPAK) leidt tot een meevaller van ruim 68 miljoen vanaf 1998, doordat de SPAK ook van toepassing is op de WIW.

Realisatiecijfers hebben geleid tot een eenmalige aanpassing van het volume van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in 1996. Voor de jaren na 1998 geven recente ontwikkelingen aanleiding de ramingen opwaarts bij te stellen. Sinds enkele maanden stijgt het volume van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen weer.

De volumeontwikkeling sociale voorzieningen laat in 1996 een tegenvallende en vanaf 1997 een meevallende ontwikkeling zien. Vanaf 1997 is enerzijds sprake van hogere uitgaven door een toenemend beroep op bijstand door 65-plussers met een onvolledige AOW-opbouw (Algemene Ouderdoms Wet). Anderzijds leidt de meevallende macro-economische werkloosheidsontwikkeling tot een neerwaartse aanpassing van de volumeramingen voor het Gemeentelijk Werkfonds en de Algemene Bijstandswet met ingang van 1997.

Realisatiecijfers hebben aanleiding gegeven het volume van de vangnetregeling in 1996 neerwaarts bij te stellen. Vanaf 1997 zijn de ramingen – eveneens naar aanleiding van realisatiecijfers – opwaarts bijgesteld.

Het volume van de werkloosheidsuitkeringen heeft in 1997 een aantal forse tegenvallers laten zien. De oorzaak voor deze tegenvallende ontwikkeling is gelegen in het feit dat de groei in werkgelegenheid zich in de loop der jaren in steeds geringere mate vertaalt naar een daling van het aantal uitkeringen. Mensen zonder uitkering, zoals schoolverlaters en herintredende vrouwen, lijken het meest te profiteren van de opleving in de economie.

Het volume van de ziektewetuitkeringen is in 1996 en in 1997 op grond van realisatiecijfers neerwaarts bijgesteld.

Beleidsmatige mutaties

De vergoeding van de sociale verzekeringsfondsen aan de belastingdienst voor de heffing van premies wordt afgeschaft (de zogenoemde perceptiekosten), hetgeen leidt tot lagere uitgaven van deze fondsen en spiegelbeeldig tot lagere ontvangsten voor de belastingdienst.

De Wet op de Reïntegratie maakt het mogelijk dat gedeeltelijk arbeidsongeschikte bijstanders weer aan het werk gaan. Hierdoor doet zich een besparing voor de in de bijstandsuitgaven.

De elektronische gegevensuitwisseling ten behoeve van het proces Samenwerking Werk en Inkomen zal worden gefacilieerd door een cliëntvolgcommunicatiestelsel (CVCS). Ten behoeve van de ontwikkeling van dit stelsel stelt de regering in 1997 25 miljoen gulden beschikbaar.

In verband met de invoeringskosten van de nieuwe Wet Sociale Werkvoorziening is het budget in 1997 opgehoogd. De extra middelen worden ingezet voor managementondersteuning.

Op 1 januari 1998 is het ingaan van de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW) voorzien. Op basis van deze wet zal een brede doeluitkering, het zogenaamde Gemeentelijk Werkfonds, worden ingesteld. In dit fonds wordt een aantal bestaande geldstromen naar de gemeenten gebundeld. In totaal is ruim 1,7 miljard gulden gemoeid met de nieuwe regeling. Deze middelen worden overgeheveld vanuit diverse regelingen, zoals de Banenpools, de Jeugdwerkgarantiewet en de Algemene Bijstandswet. Daarnaast zijn ook middelen uit het Fonds Sociale Vernieuwing en van de arbeidsvoorzieningsorganisatie aan het nieuwe fonds toegevoegd. De in het overzicht gepresenteerde mutatie heeft slechts betrekking op de middelen die vanuit de budgetdisciplinesector Rijksbegroting eng naar de Sociale Zekerheid worden overgeboekt. De ijklijnen van beide sectoren worden voor deze overboeking gecorrigeerd.

In 1997 heeft de regering 49 miljoen uitgetrokken om aan ontvangers van individuele huursubsidie een eenmalige koopkrachttoeslag toe te kennen. Daarnaast is 2 miljoen gulden aan het Gemeentefonds toegevoegd om eigenwoningbezitters met een minimuminkomen eenzelfde koopkrachttoeslag via de bijzondere bijstand te doen toekomen.

Mede naar aanleiding van de motie Giskes trad dit jaar met terugwerkende kracht tot 1 januari 1997 de Regeling Tegemoetkoming Onderhoudskosten Thuiswonende Meervoudig en Ernstig Lichamelijke Gehandicapte Kinderen in werking. De regeling voorziet in een belastingvrije tegemoetkoming aan de ouders of verzorgers van deze kinderen. Afhankelijk van de ernst van de handicap is de hoogte van de tegemoetkoming respectievelijk fl. 1000,- en fl. 1500,- gulden per jaar.

Op verzoek van de Tweede Kamer heeft de regering besloten de herkeuringen in het kader van de wet Terugdringing Beroep op de Arbeidsongeschiktheidsregelingen (TBA) niet langer doorgang te laten vinden voor arbeidsongeschikten die de leeftijd van 45 jaar bereikt hebben. De maatregel leidt tot meer kosten in de uitgaven voor de AAW en de WAO. Daarnaast doen zich besparingen voor op het begrotingsartikel inzake de tijdelijke Wet Beperking Inkomensgevolgen Arbeidsongeschiktheidscriterium (Bia). Per saldo lopen de kosten op van 6 miljoen in 1997 tot 90 miljoen in 2002.

Gedetineerden die een AAW/WAO uitkering, een ANW uitkering of een ZW uitkering ontvangen, zullen die in de toekomst tijdens hun detentie moeten inleveren. De bepalingen die hiermee gemoeid zijn, worden geraamd op bijna 42 miljoen structureel.

Voor alle gezinnen met kinderen heeft de regering voorzien in een verhoging van de kinderbijslag. Structureel is hiermee een bedrag van 100 miljoen gemoeid. Vanwege de betalingssystematiek per kwartaal is voor 1998 een bedrag benodigd van 75 miljoen.

Ter verkorting van de wachtlijsten bij de WSW stelt de regering een bedrag van 53 miljoen beschikbaar. Via de anticumulatiebaten vloeit 13 miljoen meer terug in 's Rijks kas, waardoor het netto bedrag 40 miljoen bedraagt.

In afwachting van de resultaten van de tweede evaluatie van de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) wordt de tijdelijke regeling vervoersvoorzieningen WVG met een jaar verlengd. De regeling voorziet in een middelentoekenning aan gemeenten ten behoeve van inwoners van AWBZ-instellingen.

In de Miljoenennota 1997 werd voor 1998 nog uitgegaan van een halve koppeling van de uitkeringen aan de ontwikkeling van de contractlonen. Binnen de wettelijke kaders (WKA) noopt de thans voor 1998 geraamde i/a-ratio tot een volledige koppeling. De ramingen zijn derhalve bijgesteld met 777 miljoen in 1998 en circa 850 miljoen structureel.

Het wetsvoorstel loopbaanonderbreking voorziet in de mogelijkheid tijdelijk verlof op te nemen waarbij van overheidszijde een uitkering wordt verstrekt. Op de plaats van de verlofganger kan eveneens tijdelijk een werkloze aan de slag.

Met de Wet op de Reïntegratie wil de regering de arbeidsmarktpositie van gedeeltelijk arbeidsongeschikten versterken. De financiering van de nieuwe wet vindt – wat betreft de premiesector – plaats vanuit een nieuw op te richten Reïntegratiefonds. Hierin wordt bovenop de bestaande budgetten voor reïntegratie 68 miljoen gulden gestort. Daarnaast wordt eveneens 68 miljoen gulden toegevoegd aan het Gemeentelijk Werkfonds. Deze middelen worden speciaal gereserveerd ten behoeve van de bemiddeling van arbeidsgehandicapte bijstandsgerechtigden. De extra middelen die de regering ten behoeve van de Wet op de Reïntegratie heeft gereserveerd bedragen aldus 146 miljoen. Daarnaast wordt vanuit de sociale fondsen structureel 33 miljoen overgeheveld naar de rijksbijdrage aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Voor deze laatste mutatie worden de ijklijnen van de sectoren Rijksbegroting eng en Sociale zekerheid gecorrigeerd.

SOCIALE ZEKERHEID

 1996199719981999200020012002
        
NIET-BELASTINGONTVANGSTEN       
        
STAND MILJOENENNOTA 199745,41,6384,6382,6382,6382,6 
        
Mee- en tegenvallers       
diversen172,729,4– 20,8– 15,2– 10,3– 10,2 
        
 172,729,4– 20,8– 15,2– 10,3– 10,2 
        
Beleidsmatige mutaties       
diversen – 0,411,911,311,311,3 
        
  – 0,411,911,311,311,3 
        
Extrapolatie      391,2
        
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 1997172,729,0– 8,9– 3,91,01,1 
STAND MILJOENENNOTA 1998218,130,6375,7378,7383,6383,7391,2

Zorg

Ten opzichte van de Miljoenennota 1997 is de presentatie van de zorgsector gewijzigd. Dit is gedaan om de aansluiting tussen de Miljoenennota en het Jaaroverzicht Zorg (JOZ) te verbeteren. De weergave van uitgaven en ontvangsten komt nu overeen met die in het JOZ 1998. Dit betekent enerzijds dat de gedesaldeerde rijksbijdragen (in de vorige Miljoenennota kwamen deze zowel voor aan de uitgavenkant van het begrotingsgefinancierde deel als aan de ontvangstenkant van het premiegefinancierde deel) niet meer in het overzicht voorkomen. Anderzijds betekent het dat enkele posten nu gedesaldeerd zijn opgenomen, die dat vorig jaar niet waren. Het gaat om uitgaven in het JOZ die niet relevant zijn voor het Budgettair Kader Zorg (BKZ), omdat de minister van VWS hiervoor niet de primaire verantwoordelijkheid draagt. De vier grootste posten zijn:

– de bijdrage van het ministerie van OCW aan de academische ziekenhuizen (1998: 827 miljoen, ondergebracht in de sector Curatieve Somatische Zorg);

– de GGD's (1998: 544 miljoen, ondergebracht in de sector Preventieve Zorg);

– het Algemeen maatschappelijk werk (1998: 234 miljoen, ondergebracht in de sector Curatieve Somatische Zorg) en

– de Consultatiebureau's voor alcohol en drugs (1998: 126 miljoen, ondergebracht in de sector Geestelijke Gezondheidszorg).

Door de totalen van uitgaven en ontvangsten zoals hieronder gepresenteerd, te salderen, wordt het totaal van de (netto) uitgaven verkregen dat relevant is voor het BKZ. Dit totaal wordt ook toegelicht in hoofdstuk 3 en Bijlage 2 van de Miljoenennota.

ZORG

 1996199719981999200020012002
UITGAVEN       
        
STAND JAAROVERZICHT ZORG 199761 63463 35165 86569 04372 11372 343 
        
Mee- en tegenvallers       
        
Nominaal441871111111112119 
Volumeontwikkeling geneesmiddelen230230230230230230 
Tandheelkundige Zorg353535353535 
Specialistische Tandheelkundige Zorg– 39– 39– 39– 39– 39– 39 
Vertraging bouw– 71– 264– 162– 40– 40– 40 
Technisch statistisch– 271– 258– 114– 58– 58– 58 
Diverse mee- tegenvallers– 126813819434325 
Besparingsverlies hulpmiddelen1021066666 
Besparingsverlies Sofinummer AWBZ  50    
Inzet TVK-reserve besparingsverliezen  – 52– 112– 112– 112 
Diverse besparingsverliezen 65203203202210 
 – 961433065306772376 
        
        
Beleidsmatige mutaties       
Wachtlijsten Gehandicapten 40100100100100 
Wachtlijsten Thuiszorg 25110110110110 
Wachtlijsten Geestelijke Gezondheidszorg  25252525 
Meer handen aan het bed Verpleeghuizen  80808080 
Meer handen aan het bed Verzorgingshuizen  65656565 
Meer handen aan het bed Gehandicapten  45454545 
Dekking intensiveringen uit groeiruimte  – 108– 108– 108– 108 
Nieuwe medicijnen 2080505050 
Wachtlijsten curesector 50     
Gebitsprothesen terug in Ziekenfonds 170145145145145 
Koopkrachtreparatie eigen bijdragen ZFW  135119119119 
Maatregel Apothekers i.v.m. bonussen/kortingen  – 100– 150– 150– 150 
Diverse maatregelen  – 91– 91– 91– 91 
  305486390390390 
        
Technische mutaties       
        
Overheveling banen langdurig werklozen – 38– 77– 77– 78– 80 
Decentralisatie indicatiestelling thuiszorg  – 73– 73– 73– 73 
Vervallen inningkosten premies  – 134– 134– 134– 134 
Vertraging Waarborgfonds– 120120     
TBS-klinieken 1316151313 
Desaldering technische ontvangstenmutaties– 11125– 8– 49– 96– 96 
Diversen7828202526 
 – 224128– 248– 298– 342– 343 
        
Extrapolatie     1 36479 426
        
Totaal mutaties sinds Jaaroverzicht Zorg 1997– 3215765446227263 78779 426
STAND MILJOENENNOTA/JAAROVERZICHT ZORG 199861 31463 92766 40969 66572 83876 13079 426

Uitgaven

Mee- en tegenvallers

Er doet zich een structurele tegenvaller voor van 110 miljoen als gevolg van loon- en prijsstijgingen in de zorgsector. De 2 miljard extra in het jaar 2001 moet gezien worden als een extrapolatie die vorig jaar ten onrechte achterwege is gebleven.

Uit de evaluatie van het jaar 1996 blijkt dat het gebruik van geneesmiddelen 230 miljoen hoger is uitgevallen dan was geraamd. Hiertegenover staat een meevaller bij de ontvangsten (zie ook daar).

Bij de Tandheelkundige Zorg doet zich een tegenvaller voor van 35 miljoen. Daarnaast is er een meevaller bij de Tandheelkundige Specialistische Zorg van 39 miljoen.

Als gevolg van vertragingen bij de bouwprojecten voor de intramurale zorg treedt voor de jaren 1997 en 1998 een financiële meevaller op van respectievelijk 264 en 162 miljoen. Structureel valt 40 miljoen van de bouwbudgetten vrij.

Diverse besparingsverliezen treden op. Voor de jaren 1996 en 1997 treedt een besparingsverlies op bij de uitvoering van de maatregelen die in de Taskforce Volumebeheersing en Kostenbeperking zijn afgesproken op het terrein van de hulpmiddelen. In 1998 wordt een besparingsverlies voorzien als gevolg van een vertraging bij de inning van de eigen bijdragen in de AWBZ-sector door het Centraal Administratie Kantoor.

Ter compensatie van de diverse besparingsverliezen wordt de voor dit doel aangehouden reserve in het kader van de Taskforce Volumebeperking en Kostenbeheersing ingezet.

Beleidsmatige mutaties

In de caresectoren zijn structurele maatregelen genomen om de wachtlijsten te verkorten en «meer handen aan het bed» te krijgen.

Uit de jaarlijkse 1,3% groeiruimte van de zorgsector wordt 108 miljoen ingezet voor de financiering van de hierboven genoemde intensiveringen in de caresector.

Voor nieuwe geneesmiddelen is structureel 50 miljoen toegevoegd. In 1997 en 1998 komen daar respectievelijk 20 en 30 miljoen bij voor het gebruik van taxoïden.

In 1997 is eenmalig 50 miljoen extra ingezet voor verkorting van de wachtlijsten in de curesector, gefinancierd uit onderuitputting op de begroting 1996 van VWS.

Per 1 januari 1997 is de vergoeding voor gebitsprothesen alsnog teruggekeerd in de Ziekenfondswet. Structureel gaat het om 145 miljoen extra zorguitgaven.

In 1997 is via de Sociale Zekerheidsuitgaven de koopkrachtreparatie gefinancierd die samenhing met de introductie van de eigen bijdragen Ziekenfondswet. Voor de jaren 1998 en later wordt deze reparatie rechtstreeks uit de Zorgsector betaald. Met ingang van 1998 wordt de «inkoopvergoeding geneesmiddelen apotheekhoudenden» verlaagd in verband met de kortingen en bonussen die apotheekhoudenden ontvangen van de groothandel. Deze maatregel geeft een besparing van 100 miljoen in 1998 en structureel 150 miljoen.

Technische mutaties

Mutaties zijn onder de rubriek technisch gerangschikt als ze geen mutatie teweegbrengen ten opzichte van het BKZ. Tegenover de in deze rubriek genoemde verlagingen of verhogingen van de zorguitgaven staan dus even grote verlagingen of verhogingen van het BKZ.

Van de banen voor langdurig werklozen voor de zorgsector is uit de tranche 1997 het budget voor circa 2000 banen overgeheveld naar de gemeenten.

Met ingang van 1998 zal de indicatiestelling voor de thuiszorg worden uitgevoerd door de gemeenten. De uitgaven voor de zorg worden hierdoor structureel verlaagd met 73 miljoen.

De regering heeft besloten de vergoeding van de kosten die de Belastingdienst maakt voor de inning van de premies te schrappen. Hierdoor gaan de zorguitgaven met ingang van 1998 met 134 miljoen omlaag.

Door vertraging bij de instelling van het Waarborgfonds is de storting van de 120 miljoen garantiegeld van de overheid van 1996 verschoven naar 1997.

Voor de capaciteitsuitbreiding van TBS-klinieken zijn extra middelen van de Rijksbegroting overgeheveld naar de Zorg. De TBS-klinieken worden voor 20% gefinancierd uit de begroting van Justitie en voor 80% uit AWBZ-premies.

Onder het kopje Desalderingen is opgenomen het totaal van de technische mutaties aan de ontvangstenkant.

Zorg

 1996199719981999200020012002
ONTVANGSTEN       
        
STAND JAAROVERZICHT ZORG 19976 6647 3157 4937 6687 8457 912 
        
Mee- en tegenvallers       
        
Volume-ontwikkeling geneesmiddelen808080808080 
Onderuitputting banen langdurig werklozen 1996  50    
Diversen– 25 4075– 21– 85– 82 
 5512020559– 5– 2 
        
Beleidsmatige mutaties       
        
Te veel bevoorschotting verzorgingshuizen  27    
Eigen bijdrage APZ/PAAZ  20404040 
Decentralisatie Zittend Ziekenvervoer   278278278 
   47318318318 
        
Technische mutaties       
        
Diversen– 11125– 8– 49– 96– 96 
 – 11125– 8– 49– 96– 96 
        
Extrapolatie      8 134
        
Totaal mutaties sinds Jaaroverzicht Zorg 1997– 561452443282182208 134
STAND MILJOENENNOTA/JOZ 19986 6087 4607 7377 9958 0638 1338 134

Ontvangsten

Mee- tegenvallers

De tegenvaller bij de uitgaven voor medicijnen (230 miljoen) wordt voor 80 miljoen gecompenseerd door hogere ontvangsten. Deze zijn afkomstig uit een toename van de eigen betalingen van particulier verzekerden.

In 1998 wordt 50 miljoen terugontvangen uit het niet geheel benutte budget 1996 voor banen langdurig werklozen in de zorgsector.

Beleidsmatige mutaties

In 1998 wordt 27 miljoen terugontvangen uit een te hoge bevoorschotting ten behoeve van verzorgingshuizen. Structureel nemen de ontvangsten met 40 miljoen (in 1998 20 miljoen) toe als gevolg van de maatregel om voor het verbljf in Algemene Psychiatrische Ziekenhuizen en Psychiatrische Afdelingen in Algemene Ziekenhuizen een eigen bijdrage in rekening te brengen. Hiermee wordt aangesloten bij de eigen bijdrage regelingen die in de overige AWBZ-sectoren gelden. Met ingang van 1999 zal het Zittend Ziekenvervoer worden gedecentraliseerd naar de gemeenten. De hiermee gemoeide uitgaven zullen wel een onderdeel blijven van de JOZ-uitgaven maar niet meer van de uitgaven die relevant zijn voor het BKZ. Door het budget van het ziekenvervoer met ingang van 1999 als ontvangst te boeken, valt dit bedrag weg in het saldo van uitgaven en ontvangsten.

Technische mutaties

Hier zijn alle mutaties gerangschikt die niet leiden tot afwijkingen ten opzichte van het BKZ. Zij zijn dan ook als desaldering bij de uitgaven opgenomen.

6 Interdepartementale beleidsonderzoeken

In deze bijlage wordt ingegaan op de nieuwe ronde interdepartementale beleidsonderzoeken en op de voortgang van de politieke besluitvorming over de resultaten van de vorige rondes (1995 en 1996).

1. Interdepartementale beleidsonderzoeken 1997

De nieuwe ronde interdepartementale beleidsonderzoeken staat in het teken van twee thema's, namelijk «Bedrijfsvoering uitvoerende diensten» en «Financiële vernieuwing».

In de nota «Van uitgaven naar kosten»1, waarin het kabinet nadere voorstellen doet om de bedrijfsvoering van de rijksoverheid te verbeteren, is aangekondigd dat een aantal interdepartementale beleidsonderzoeken zullen worden uitgevoerd op het terrein van de bedrijfsvoering van uitvoerende diensten.

Doel van de onderzoeken is te bezien, of voor bepaalde uitvoerende diensten een resultaatgerichte besturingswijze en bedrijfsvoering mogelijk zijn. De vraag of invoering van een baten-lastenstelsel kan bijdragen aan een doelmatiger bedrijfsvoering van deze diensten, komt daarbij aan de orde.

Ten behoeve van de bedrijfsvoeringsonderzoeken is de nota «Aansturen op resultaat» opgesteld. Deze nota bevat een conceptueel kader, dat uitmondt in een stramien voor de afzonderlijke onderzoeken en in een vragenlijst.2

Daarnaast is de komende ronde opnieuw gericht op het thema van verbetering van de financiële prikkels bij de beleidsuitvoering. Hiervoor zij verwezen naar de notitie «Financiële vernieuwing»3.

Voor de nieuwe ronde zijn de volgende onderwerpen geselecteerd.

In het kader van het thema «Bedrijfsvoering uitvoerende diensten»:

1. Koninklijke Marechaussee

2. Belastingdienst

3. Bureau voor de Industriële Eigendom

4. Algemene Inspectiedienst

5. Uitvoeringsorganisatie IHS

6. Arbeidsinspectie

7. Inspectie Gezondheidsbescherming

8. Dienst Gebouwen Buitenland

In het kader van het thema «Financiële vernieuwing»:

9. Arbeidsparticipatie ouderen binnen rijksoverheid

10. TBS

11. Financieel kader ruimtelijke inpassing infrastructuur

12. Benchmarking in de AWBZ

13. Internationaal onderwijs

14. Vervangingsfonds Primair en Voortgezet Onderwijs

Voor uitgebreidere informatie over de nieuwe ronde interdepartementale beleidsonderzoeken zij verwezen naar de brief van de minister van Financiën aan de Tweede Kamer van 2 september 1997.

2. Politieke besluitvorming

Ronde 1995

Bij brief van 10 januari 1997 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de politieke besluitvorming over de rapporten uit de ronde 1995. Met betrekking tot vijf rapporten was de politieke besluitvorming op dat moment voltooid (de rapporten «Politie», «Aanvullende steunverlening ex art. 12 Financiële Verhoudingswet 1984», «Rijkswaterstaat», «Individuele huursubsidie» en «Europese uitgaven»). Met betrekking tot de overige vijf rapporten is sindsdien de volgende voortgang geboekt.

Basisonderwijs

Het rapport is aan de Tweede Kamer aangeboden bij brief van 20 december 1995 van de Minister van Financiën. Het regeringsstandpunt op het rapport is opgenomen in de brief van de Minister van OCenW van 13 januari 1997 inzake bestuurlijke krachtenbundeling en vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs.4

Forensisch-psychiatrische hulpverlening («Doelmatig behandelen»)

Op 20 december 1995 is bij brief van de Minister van Financiën het rapport naar de Tweede Kamer gestuurd. Het regeringsstandpunt over het rapport is bij brief van 4 maart 1997 van de Ministers van Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport5 naar de Tweede Kamer gezonden.

Arbeidsvoorziening

Het rapport is als bijlage opgenomen bij de Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel voor de invoering van de Arbeidsvoorzieningswet 1996.6 In de Memorie van Toelichting is vermeld dat thans nog niet is voldaan aan een belangrijke voorwaarde voor het inkoopmodel. Deze voorwaarde houdt in dat de uitkeringsorganen een existentieel belang moeten hebben bij de uitstroom van moeilijk plaatsbare uitkeringsgerechtigden. Het thema van financiële prikkels bij de gemeentelijke uitvoeringsorganen is onderzocht in het interdepartementale beleidsonderzoek naar een alternatief financieringssysteem voor de uitgaven die gemeenten doen in het kader van de Algemene Bijstandswet. De regering is van opvatting dat het onderzoek goede aanknopingspunten biedt voor verbetering van de financiële prikkels maar acht aanvullend onderzoek nodig (zie hieronder het overzicht van de stand van zaken van de ronde 1996).

Rijkshuisvesting

Het rapport is aan de Kamer aangeboden bij brief van 20 december 1995 van de Minister van Financiën. Het regeringsstandpunt over het rapport is opgenomen in de brief van 9 juli 1997 van de Ministers van VROM en van Financiën over de vernieuwing van het rijkshuisvestingsstelsel.7

Beheersstructuur Rechterlijke Organisatie

Het rapport is aan de Tweede Kamer aangeboden bij brief van 15 november 1995 van de Minister van Justitie.8 In deze brief is een voorlopig regeringsstandpunt opgenomen. Het definitieve regeringsstandpunt zal worden vastgesteld na ontvangst van het advies van de Adviescommissie Toerusting en Organisatie van de Zittende Magistratuur. Dit advies zal voor 1 januari 1998 worden uitgebracht.

Ronde 1996

De stand van zaken met betrekking tot de politieke besluitvorming over de rapporten uit de ronde 1996 is als volgt.

Bijstand

Het rapport is tezamen met het regeringsstandpunt bij brief van 27 januari 1996 aan de Tweede Kamer aangeboden door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.9 Zoals in het regeringsstandpunt is aangegeven, zullen de analyses in het rapport een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de verdere ontwikkeling en verbetering van de financiering van de bijstand. Op dit moment vindt vervolgonderzoek plaats naar de mogelijkheden voor operationalisering van een financieringssystematiek voor de bijstand op basis van een objectief verdeelmodel. Naar verwachting is dit onderzoek rond de jaarwisseling afgerond. De Tweede Kamer zal over de resultaten van dit onderzoek worden geïnformeerd. De Landelijke Veranderingsorganisatie bereidt momenteel een «benchmark»-systeem voor, waarbij naar verwachting op termijn ook de uitvoeringskosten worden betrokken.

Bodemsanering

Bij brief van 19 juni 1997 heeft de Minister van VROM het rapport aangeboden aan de Kamers der Staten-Generaal.10 In deze brief is het regeringsstandpunt opgenomen over de vernieuwing van het bodemsaneringsbeleid. Dit is tot stand gekomen op basis van het rapport van de interdepartementale werkgroep Bodemsanering, het project Beleidsvernieuwing Bodemsanering (BEVER) en de tussenresultaten van de Evaluatiecommissie Wet Milieubeheer.

Natuurbeheer

De Minister van LNV heeft bij brief van 20 juni 1997 het rapport aangeboden aan de Tweede Kamer.11 In deze brief is het regeringsstandpunt opgenomen over dit rapport, alsmede de uitkomsten van het Programma Beheer.

Toekomst Studiefinanciering

Het rapport is bij brief van 19 maart 1997 van de minister van Financiën aan de Kamers der Staten-Generaal aangeboden. Het rapport is mede aangeboden aan het College Toekomst Studiefinanciering («college- Hermans»). De uitkomsten van het beleidsonderzoek zullen worden betrokken bij de werkzaamheden van het college Hermans. In het najaar zal de regering op basis van zowel het beleidsonderzoek als ook op basis van de rapportage van het College nader bezien in hoeverre een kabinetsreactie opportuun is.

Substitutie van vrijheidsstraffen voor taakstraffen

Het rapport is bij brief van 11 juli 1997 van de Minister van Justitie aangeboden aan de Kamers der Staten-Generaal. In deze brief is een regeringsstandpunt op hoofdlijnen opgenomen.

Samenhang exportinstrumentarium

Het rapport is bij brief van 29 augustus 1997 van de Minister van Economische Zaken aangeboden aan de Kamers der Staten-Generaal.12 In deze brief is het regeringsstandpunt op hoofdlijnen opgenomen.

Overige rapporten

De regeringsstandpunten over de rapporten met betrekking tot de overige onderzoeken, namelijk «Verkeerstoezicht», «Academische ziekenhuizen» en «Bekostiging van het stads- en streekvervoer» zijn nog niet gereed en zullen in het najaar met de desbetreffende rapporten naar de Kamers der Staten-Generaal worden gezonden.

Tenslotte verdient het de aandacht dat de laatste twee rondes (1995 en 1996) van interdepartementale beleidsonderzoeken gericht waren op de verbetering van financiële prikkels in de beleidsuitvoering (financiële vernieuwing) en dus niet primair tot doel hadden besparingsmogelijkheden te vinden. Uiteraard leidt verbetering van de prikkels in het uitvoeringsproces wel tot grotere doelmatigheid, maar de hieruit op termijn voortvloeiende besparingen kunnen voor het grootste deel alleen pro memorie worden geraamd.

7 Ontwikkelingen in de financiën van de decentrale overheden

In deze bijlage worden de ontwikkelingen in de financiën van de provincies, de gemeenten en de waterschappen besproken. In paragraaf 7.1 wordt ingegaan op de ontwikkelingen met betrekking tot de drie inkomstenbronnen van provincies en gemeenten: de eigen inkomsten, de algemene uitkeringen uit het provinciefonds en het gemeentefonds en de specifieke uitkeringen. In paragraaf 7.2 wordt ingegaan op de lokale lasten en heffingen. Daarbij komen met name twee onderzoeken aan de orde die in september aan de Tweede Kamer worden aangeboden: de Monitor Lokale lasten en de Nota Lokale lasten bedrijven en instellingen.

In paragraaf 7.3 wordt ingegaan op de kapitaaluitgaven van de decentrale overheden en de financiering daarvan.

7.1 Inkomstenbronnen van provincies en gemeenten

In tabel 7.1.1 is een overzicht opgenomen van de inkomsten van de gemeenten en provincies uit belastingen en retributies, algemene uitkeringen en specifieke uitkeringen.

Tabel 7.1.1 Inkomstenbronnen van gemeenten en provincies uit belastingen, retributies, algemene uitkeringen en specifieke uitkeringen; begrotingscijfers
 1993%1994%1995%1996%1997 
         gemeenten5provin-ciestotaal%
1. – Heffingen en rechten13 6515,84 1926,84 6677,65 0667,94 9041855 0898,3
– Eigen belastinggebied24 0656,54 3077,04 5047,35 44348,54 69911305 8299,5
2. Algemene uitkering317 93928,519 37531,320 09232,720 41331,720 5561 62022 17636,1
3. Specifieke uitkeringen37 33159,233 94554,932 21952,433 46652,026 86361 55828 32446,1
Totaal62 986100,06 1819100,061 482100,064 388100,057 0224 49361 418100,0
Aantal Specifieke Uitkeringen205 161 143 143   124 

1 Wat de gemeenten betreft: rioolrechten, reinigingsrechten/afvalstoffenheffing, waterverontreinigingsheffing, precariobelasting, begrafenisrechten, bouwleges, secretarieleges, parkeerbelasting en marktgelden (Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek: «Statistiek der gemeentebegrotingen»). Wat de provincies betreft: grondwaterheffing/belastingen, waterverontreinigingsheffing, opcenten omroepbijdrage, leges milieubeheer, overige leges (Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek: «Statistiek der provinciale financiën»).

2 Het betreft voor gemeenten: onroerendezaakbelastingen, hondenbelasting, forensenbelasting, toeristenbelasting, belasting op openbare aankondigingen, baatbelasting en bouwgrondbelasting (Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek: «Statistiek der gemeentebegrotingen»).Het betreft voor provincies: de provinciale opcenten op de motorrijtuigenbelasting (Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek: «Statistiek der provinciale financiën»).

3 Uitgegaan is van de bedragen in de ontwerp-begrotingen van het gemeentefonds en het provinciefonds, inclusief nota's van wijziging. Het bedrag voor de algemene uitkeringen is inclusief de integratie-uitkering.

4 De meeste provincies hebben de verruiming van het provinciaal belastinggebied per 1 april 1996 niet in de ontwerpbegrotingen verwerkt; dit komt tot uitdrukking in de CBS-cijfers. Deze verruiming heeft voor 1996 geleid tot een verlaging van het provinciefonds met f 562,5 miljoen. Omdat de verlaging van het provinciefonds wel in de cijfers is verwerkt en de verruiming van het provinciaal belastinggebied slechts beperkt, geeft het hier gepresenteerde cijfer een iets vertekend beeld.

5 Het gaat hierbij tevens om organen op basis van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen (WGR), Kaderwetgebieden en derden.

6 Van dit bedrag gaat circa f 253 miljoen naar WGR-organen, f 1,7 miljard naar Kaderwetgebieden en f 196 miljoen naar derden.

Tabel 7.1.1 laat zien dat het aandeel van de specifieke uitkeringen aanmerkelijk is afgenomen, vooral ten gunste van de algemene uitkeringen. Vooral de overheveling van de middelen voor onderwijshuisvesting naar het gemeentefonds en de verschuiving van de middelen voor bejaardenoorden naar de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) zijn hiervan de oorzaak. De sterke toename van het aandeel van de eigen inkomsten van de provincies wordt vooral veroorzaakt doordat de verruiming van het provinciaal belastinggebied in 1996 pas vanaf april werd gerealiseerd. Dat betekent dat de effecten van deze verruiming hiervan voor het eerst volledig doorwerken vanaf 1997.

Eigen inkomsten1

De eigen inkomsten van de lokale overheden staan in de politieke en publieke schijnwerpers. In de vorig jaar verschenen Nota Lokale lastendruk2 zijn de lokale lasten geanalyseerd. Een belangrijke oorzaak van de stijging van de lokale lasten bleek te zijn het geïntensiveerde milieubeleid en het streven van lokale overheden om de kosten die daarmee gemoeid zijn voor een groter deel uit de lokale milieuheffingen te bekostigen.

De Nota Lokale lastendruk heeft een vervolg gekregen in een drietal onderzoeken: de Nota Lokale lasten bedrijven en instellingen, de Monitor Lokale lasten en een doorlichting van het gemeentelijk heffingsinstrumentarium.3 In paragraaf 7.2 wordt aan de Monitor Lokale lasten en aan de Nota Lokale lasten bedrijven en instellingen aandacht besteed.

In 1995 is de Wet Waardering Onroerende Zaken (WOZ) in werking getreden. Op basis van de Wet WOZ hanteren alle gemeenten vanaf 1997 een uniforme waardepeildatum op basis waarvan de onroerendezaakbelastingen (OZB) worden geheven. Wetsfictiegemeenten (gemeenten die voor het laatst de onroerende zaken hebben geherwaardeerd in 1992, 1993, 1994 of 1996) hoeven niet te herwaarderen, maar mogen de laatst vastgestelde waarde hanteren als WOZ-waarde.

De eerstvolgende waardepeildatum is 1999 en wordt vanaf 1 januari 2001 voor de heffing van de OZB, alsmede voor de waardemaatstaf in het gemeentefonds, gehanteerd.

Voor zover gemeenten zijn overgegaan op een nieuwe waarde, hebben de verschillende waardeontwikkelingen van woningen en van niet-woningen en binnen deze categorieën zelf, geleid tot een verschillende lastenontwikkeling uit hoofde van de OZB (ofwel een verschuiving van lasten van objecten met een minder dan gemiddelde waardestijging naar objecten met een meer dan gemiddelde waardestijging). Gemeenten hebben een aantal mogelijkheden om de lastenverschuivingen te mitigeren: tariefdifferentiatie OZB tussen woningen en niet-woningen4, toepassing van de ingroeivariant (in enkele jaren toegroeien naar het nieuwe lastenniveau uit hoofde van de OZB), toepassing van de aftopvariant (lastenstijging OZB gedurende 4 jaar beperken met een minimum van 30%) en het toepassen van een woonlastenbenadering (de tarieven voor de lokale milieuheffingen en voor de OZB in samenhang vaststellen). Voor de huishoudingen met lage inkomens kunnen gemeenten voorts gebruik maken van het verruimde kwijtscheldingsinstrumentarium.

In het kader van het lastenverlichtingspakket 1998 heeft de regering besloten de lokale lasten voor burgers en bedrijven te verlagen. De regering heeft besloten de lastenverlichting gestalte te geven via de lokale milieuheffingen. Een belangrijke oorzaak van de stijging van de lokale lasten in de afgelopen jaren is de intensivering van het milieubeleid door het Rijk.

Voor burgers wordt voorgesteld de lastenverlichting te realiseren door jaarlijks voor alle gezinshuishoudingen een gelijk bedrag van f 100,– in mindering te brengen op de reinigingsheffing. Ter compensatie van de gemeenten zal structureel een bedrag van f 680 miljoen aan het gemeentefonds worden toegevoegd. Gemeenten krijgen de wettelijke plicht de vermindering te verstrekken. De tariefstructuur van de reinigingsheffingen wordt niet aangetast. Gemeenten houden, net als voorheen, de mogelijkheid om de kosten van afvalverwijdering volledig uit de reinigingsheffingen te bekostigen.

Voor bedrijven stelt de regering twee maatregelen voor. Ten eerste worden de provinciale en gemeentelijke leges op grond van de Wet Milieubeheer afgeschaft. Voorts worden de leges voor de beoordeling van bodemsaneringsplannen afgeschaft. Beide leges vormen een belemmering voor investeringen door bedrijven in een schoner milieu. Het gemeentefonds en het provinciefonds worden voor het verlies aan inkomsten gecompenseerd met ca. f 115 miljoen.

Tot slot zullen per 1 januari 1998 in het kader van de Telecommunicatiewet alle kabels ten dienste van telecommunicatie vrijgesteld worden voor de precariobelasting. De regering heeft besloten dat gemeenten hiervoor gericht en reëel gecompenseerd zullen worden.

Algemene uitkeringen uit het gemeentefonds en het provinciefonds

Met ingang van het begrotingsjaar 1995 is, conform het Regeerakkoord, een start gemaakt met de huidige normeringssystematiek voor het gemeentefonds en provinciefonds. De groei van de algemene uitkering uit het gemeente- en provinciefonds wordt sindsdien bepaald door de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde uitgaven van het Rijk. Hiermee is bereikt dat de fondsen zich evenredig en parallel aan de netto gecorrigeerde rijksuitgaven ontwikkelen. Dit uitgangspunt wordt door Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) gesteund. Ombuigingen en/of beleidsintensiveringen evenals mee- en tegenvallers op de rijksbegroting hebben dus direct hun effect op de omvang van de fondsen. In de praktijk blijkt dat de ramingen van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven lopende het jaar nogal sterk kunnen fluctueren. Bovendien is de praktijk van de afgelopen twee jaar dat het definitieve accres lager bleek te zijn dan de accressen waarop de gemeenten en provincies waren bevoorschot, vanwege de onderuitputting op de rijksbegroting. Door deze neerwaartse aanpassingen laat in het lopende jaar of zelfs na afloop van het jaar wordt het begrotingsproces van gemeenten en provincies verstoord.

In een bestuurlijk overleg van 26 september 1996 met de VNG en het IPO is afgesproken dat onderzocht zou worden hoe de stabiliteit van de fondsuitkeringen kan worden verbeterd onder handhaving van de uitgangspunten van de systematiek. Op 20 maart 1997 is hierover tussen het Rijk, de VNG en het IPO overeenstemming bereikt. Besloten is om met ingang van het begrotingsjaar 1997 een behoedzaamheidsreserve te vormen binnen het gemeente- en provinciefonds.

Deze reserve houdt in dat een deel van de geraamde fondsuitkeringen door het Rijk wordt ingehouden, dat wil zeggen niet wordt aangewend voor bevoorschotting van de gemeenten en provincies. Neerwaartse bijstellingen van de fondsuitkeringen als gevolg van meevallers op de rijksbegroting kunnen met de aldus gevormde reserve worden verrekend. Een resterende (positieve of negatieve) reserve wordt na afloop van het jaar verrekend. Het hanteren van een reserve om bijstellingen van de fondsuitkeringen op te vangen, leidt tot meer stabiliteit. Op grond van de ervaringen van de laatste jaren is de behoedzaamheidsreserve vastgesteld op f 500 miljoen. Als gevolg van de instelling van de behoedzaamheidsreserve zijn de verplichtingen bedragen voor het gemeente- en provinciefonds hoger dan de kasbedragen zoals vermeld in tabel 7.1.1.

Tevens zullen er voor het lopende jaar na de Voorjaarsnota geen aanpassingen meer plaatsvinden in de ontwikkeling van de fondsuitkeringen. Eventuele wijzigingen in de netto gecorrigeerde rijksuitgaven zullen na afloop van het jaar verrekend worden met de behoedzaamheidsreserve.

Om de decentrale overheden tegemoet te komen bij de vorming van de behoedzaamheidsreserve, zal de verrekening van de nacalculatie van het accres van 1996 op grond van de Voorlopige Rekening 1996 ad f 312,4 miljoen achterwege blijven en zal het Rijk eenmalig de helft van de behoedzaamheidsreserve voor 1997 bijdragen, dat wil zeggen een bedrag van f 250 miljoen.

In 1998 vindt tevens een toevoeging plaats aan het gemeentefonds van f 250 miljoen voor bijzondere bijstand en wordt een deel van het Fonds Sociale Vernieuwing naar het gemeentefonds overgeheveld. Dit bedrag van f 144,3 miljoen zal in 1998 verdeeld worden via een integratieartikel.

Specifieke uitkeringen

In 1997 bedraagt het aantal specifieke uitkeringen 124. In vergelijking met de 143 uitkeringen in 1996 is het aantal specifieke uitkeringen derhalve gedaald met negentien. Deze daling kan verklaard worden door overheveling van zeven specifieke uitkeringen naar het gemeentefonds. Zes specifieke uitkeringen zijn samengevoegd tot drie. Elf specifieke uitkeringen zijn vervallen en er zijn twee nieuwe specifieke uitkeringen bijgekomen.

In 1997 is de omvang van het bedrag dat met de specifieke uitkeringen is gemoeid, gedaald met f 5,2 miljard, van f 33,5 miljard in 1996 tot f 28,3 miljard in 1997.

De vijftien grootste specifieke uitkeringen bedragen samen f 23,1 miljard. Dit betekent dat circa 82% van het totale bedrag aan specifieke uitkeringen wordt uitgekeerd via vijftien specifieke uitkeringen. De daling van het bedrag aan specifieke uitkeringen heeft een aantal oorzaken. Zeven specifieke uitkeringen ten bedrage van in totaal f 1,75 miljard zijn overgeheveld naar het gemeentefonds als gevolg van de decentralisatie van de onderwijshuisvesting. Vier tijdelijke specifieke uitkeringen (circa f 68 miljoen) zijn vervallen ten gevolge van de vorming van Regionale Opleidingscentra. Bij Defensie zijn twee specifieke uitkeringen vervallen als uitvloeisel van het verdwijnen van de opkomstplicht. Dit betekent dat Defensie in 1997 geen specifieke uitkeringen meer verstrekt. Tenslotte is de doeluitkering Wet op de Bejaardenoorden vervallen (circa f 3 miljard) door wijziging van de financieringssystematiek (verschuiving naar de AWBZ). Naast het vervallen van specifieke uitkeringen is er ook weer een aantal nieuwe bijgekomen.

Nieuwe uitkeringen zijn de inburgeringsbijdragen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de Bijdrageregeling Gebiedsgericht Milieubeleid van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

7.2 Lokale lasten

Vorig jaar heeft het kabinet de Nota Lokale lastendruk aan de Tweede Kamer aangeboden. Deze nota bevat een analyse van de hoogte, ontwikkeling en verschillen in lokale lasten. De Nota Lokale lastendruk is een eerste stap in de totstandkoming van een Monitor Lokale lasten, waar de Tweede Kamer bij motie Noorman-Den Uyl5 om heeft gevraagd bij gelegenheid van de bespreking van de nieuwe Financiële-verhoudingswet. De monitor wordt dit jaar voor het eerst gepresenteerd en wordt in september aan de Tweede Kamer aangeboden. De monitor zal, meer dan de Nota Lokale lastendruk, aandacht schenken aan de hoogte en de ontwikkeling van de lokale lastendruk voor specifieke inkomensgroepen. Ook wordt in de monitor nader ingegaan op het door gemeenten gevoerde kwijtscheldingsbeleid.

Het accent van de Nota Lokale lastendruk lag vooral op de lokale lastendruk van gezinshuishoudingen. De ontwikkeling van de lokale lasten voor bedrijven en instellingen is geanalyseerd in de Nota Lokale lasten bedrijven en instellingen die eveneens in september aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.

Tenslotte is bij de bespreking van de Nota Lokale lastendruk in november 1996 door het Tweede Kamerlid Remkes gevraagd om een doorlichting van het gemeentelijk heffingsinstrumentarium6. Ook de resultaten van dit onderzoek worden in september aan de Tweede Kamer aangeboden.

In deze paragraaf wordt, na een presentatie van een overzicht van de opbouw van de heffingen van gemeenten en waterschappen, ingegaan op de belangrijkste conclusies van de twee onderzoeken die met name ingaan op de lastenkant van de lokale heffingen: de Monitor Lokale lasten en de Nota Lokale lasten bedrijven en instellingen.

Algemene ontwikkeling van de heffingen van gemeenten en waterschappen

Tabel 7.2.1 laat de opbrengstontwikkeling van de gemeentelijke belastingen en retributies vanaf 1991 zien.

Tabel 7.2.1 Inkomsten uit gemeentelijke belastingen en retributies en de stijging van jaar op jaar; begrotingscijfers, in miljoenen guldens
 1991199219931994199519961997
OZB gebruikers en zakelijk gerechtigden3 1553 350+6,2%3 567+6,5%3 782+6,0%3 959+4,7%4 198+6,0%4 459+6,2%
        
overige belastingen1161174+8,1%195+12,1%214+9,7%222+3,7%232+4,5%241+3,9%
        
rioolrechten584691+18,3%777+12,4%866+11,5%976+12,7%1 078+10,5%1 156+7,2%
        
reinigingsrechten/afvalstoffenheffing9801 295+32,1%1 618+24,9%1 948+20,4%2 199+12,9%2 357+7,2%2 423+2,8%
        
overige rechten/heffingen2811895+10,4%999+11,6%1 122+12,3%1 193+6,3%1 316+10,3%1 324+0,6%
totaal5 6916 406+12,6%7 156+11,7%7 933+10,9%8 549+7,8%9 184+7,4%9 603+4,6%

1 Dit zijn de hondenbelasting, toeristenbelasting, baatbelasting, bouwgrondbelasting, belasting op openbare aankondigingen en de forensenbelasting.

2 Dit zijn de verontreinigingsheffing, precariorechten/-belasting, begrafenisrechten, bouwleges, secretarieleges, parkeergelden/-belasting en marktgelden.

Bron: CBS: «Statistiek der gemeentebegrotingen» van verschillende jaren.

Uit tabel 7.2.1 valt op te maken dat de afnemende stijging van de opbrengst uit de gemeentelijke heffingen in 1997 doorzet. Voor het eerst sinds lange tijd blijft de groei van het totaal van de gemeentelijke heffingen achter bij de groei van het BBP.

In 1997 is vooral de sterk afgenomen stijging van de reinigingsheffingen en in mindere mate de rioolrechten opvallend. Wat betreft de reinigingsheffingen wordt dit veroorzaakt door een afnemende kostendekkingsgraad van deze heffingen (van 89% in 1996 naar 84% in 1997). Een aantal gemeenten heeft ervoor gekozen een groter deel van de kosten van de afvalverwijdering uit de OZB te bekostigen dan in voorgaande jaren (en dus minder uit de reinigingsheffingen). Aldus hebben zij bewerkstelligd dat een lastenverschuiving van niet-woningen naar woningen, alsmede van duurdere naar goedkopere woningen, die het gevolg is van uiteenlopende waardeontwikkelingen van deze onroerende zaken, enigszins kon worden gemitigeerd7.

Bij een ten opzichte van 1996 ongewijzigde kostendekkingsgraad van de reinigingsheffingen, zou de stijging van de OZB 2,8% in plaats van 6,2% zijn geweest (verondersteld is dat het deel van de kosten dat niet wordt bekostigd uit de reinigingsheffingen, volledig ten laste komt van de OZB). De reinigingsheffingen zouden dan met 8,9% zijn gestegen.

De kostendekkingsgraad van de rioolrechten is aanmerkelijk toegenomen, van 65% in 1996 naar 70% in 1997. De stijging van de opbrengst van de rioolrechten kan geheel worden verklaard door de gestegen kostendekkingsgraad.

Tabel 7.2.2 Inkomsten uit waterschapsheffingen en de stijging van jaar op jaar; begrotingscijfers, in miljoenen guldens
 1991199219931994199519961997
waterschapsom-6997367698009389561 042
slagen 5,3%4,5%4,0%17,3%1,9%9,0%
        
verontreinigings-1 3461 4701 6291 7411 8111 8751 957
heffing 9,2%10,8%6,9%4,0%3,5%4,4%
totaal2 0452 2062 3982 5412 7492 8312 999
  7,9%8,7%6,0%8,2%3,0%5,9%

Bron: CBS, Financiële Maandstatistiek 97/5, Statistische Jaarboeken, Unie van Waterschappen.

De opbrengst van de waterschapsomslagen is gemiddeld over de afgelopen jaren sneller gestegen dan het BBP, vooral als gevolg van de stijgingen in de jaren 1995 en 1997. De stijging in 1995 hangt samen met de dijkversterkingen in het rivierengebied, die na de wateroverlast weer goed op gang zijn gekomen. De oplopende stijging in 1997, die overigens niet groter is dan de groei van het BBP, hangt samen met een verdere stijging van de uitgaven aan dijk- en waterpeilbeheer.

De ontwikkeling van de opbrengst van de verontreinigingsheffing hangt vooral samen met milieumaatregelen die door de waterkwaliteitsbeheerders zijn getroffen.

De Monitor Lokale lasten en de Nota Lokale lasten bedrijven en instellingen

Bij de Monitor Lokale lasten ligt het zwaartepunt van het onderzoek op de heffingen die door bijna alle burgers moeten worden betaald. Dat zijn van de gemeenten de OZB, de reinigingsheffingen en de rioolrechten en van de waterschappen de verontreinigingsheffing en de waterschapsomslagen. De Monitor Lokale lasten laat, meer dan de Nota Lokale lastendruk, de gevolgen van de lokale lasten voor specifieke inkomensgroepen zien. Ook is in de monitor aansluiting gezocht bij de vraag welk kwijtscheldingsbeleid gemeenten voeren. Dat is van belang, omdat het niveau van de lokale lasten voor gezinshuishoudingen in de laagste inkomensgroepen uiteindelijk bepaald wordt door de vraag in welke mate hun belastingschuld wordt kwijtgescholden.

Met de Nota Lokale lasten bedrijven en instellingen wordt voor het eerst een veel omvattend beeld gepresenteerd van de lokale lasten voor bedrijven en instellingen. Gelet op de grote diversiteit aan bedrijven en instellingen (naar aard en omvang) en de variatie in de mate waarin gemeenten het beschikbare belastinginstrumentarium ook daadwerkelijk gebruiken, kan op dit moment geen inzicht worden gegeven in de lokale lasten van individuele bedrijven of bedrijfstakken. Daar komt bij dat bedrijven soms alternatieven hebben voor diensten van lokale overheden (bijvoorbeeld de keuze om bedrijfsafval door de gemeente of door een particulier bedrijf te laten verwijderen). Daardoor is bij sommige bedrijven wel sprake van een lokale last (reinigingsrechten), maar bij andere bedrijven niet (marktprijs), hoewel dat niets zegt over het kostenniveau.

De Nota Lokale lasten bedrijven en instellingen geeft een zo volledig mogelijk inzicht in de lokale lasten voor het totaal van de bedrijven en instellingen en in verschillen tussen gemeenten. Bij de totstandkoming van de Nota Lokale lasten bedrijven en instellingen zijn de vereniging VNO-NCW, MKB-Nederland, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen nauw betrokken geweest.

Resultaten uit beide onderzoeken

De ontwikkelingen die op macroniveau in de monitor zichtbaar zijn, zijn voor een deel complementair aan de resultaten uit de Nota Lokale lasten bedrijven en instellingen. Dat is bijvoorbeeld zichtbaar bij de OZB. Het toepassen van tariefdifferentiatie tussen woningen en niet-woningen heeft geen gevolgen voor de totale opbrengsten uit de OZB, maar veroorzaakt wel een lastenverschuiving tussen deze categorieën. Ook bij de waterschapsomslagen is dat zichtbaar: de invoering van de ingezetenenheffing en de relatief grotere waardestijgingen van woningen ten opzichte van niet-woningen hebben geleid tot een lastenverschuiving van bedrijven en instellingen naar gezinshuishoudingen.

Een aantal conclusies:

–De opbrengstgroei van de lokale heffingen van gezinshuishoudingen loopt gelijk op met de groei van het nominaal beschikbare gezinsinkomen (het totaal van de besteedbare inkomens).

–Voor het totaal van de bedrijven en instellingen is gemiddeld per jaar sinds 1994 bij de in macro-omvang belangrijkste heffingen sprake van een groei van de opbrengst uit lokale heffingen die ongeveer gelijk is aan de gemiddelde groei van het BBP. 1993 liet nog een duidelijke stijging zien ten opzichte van het BBP.

–Als gevolg van de uiteenlopende waardeontwikkelingen van de onroerende zaken stijgen in 1997 voor het totaal van de bedrijven en instellingen de opbrengsten uit de OZB minder gestegen dan voor de gezinshuishoudingen. De volgende tabel laat zien wat de partiële effecten van de tariefdifferentiatie zijn.

Tabel 7.2.3 Effecten van tariefdifferentiatie in de OZB
 woningenstijging tov 1996niet-won.stijging tov 1996Totaalstijging tov 1996
Opbrengst OZB 1997 (zonder tariefdiff.)2 9897,4%1 4704,0%4 4596,2%
       
Opbrengst OZB werkelijk 1997 (met tariefdiff.)2 9355,5%1 5247,7%4 4596,2%
Verschil zonder en met tariefdifferentiatie54 – 54 0 

Bron: Monitor Lokale lasten.

–Bovenstaande tabel laat zien dat zonder tariefdifferentiatie de OZB-opbrengst van gezinshuishoudingen aanzienlijk harder zou zijn gestegen dan de totale OZB-opbrengst. De tariefdifferentiatie heeft ertoe geleid dat de OZB-opbrengst van bedrijven en instellingen iets meer is gestegen dan de totale OZB-opbrengst en dat de OZB-opbrengst van gezinshuishoudingen minder dan de totale OZB-opbrengst is gestegen.De monitoring zal moeten uitwijzen of de vanaf 1997 geïntroduceerde mogelijkheid van tariefdifferentiatie de volgende jaren in vergelijkbare mate wordt gehanteerd.

–De ingroei- en aftopvariant in de OZB, bedoeld om grote lastenstijgingen als gevolg van de opgetreden waardestijgingen van onroerende zaken tijdelijk te mitigeren, worden in 1997 weinig toegepast. Een mogelijke oorzaak is dat deze instrumenten pas op een laat tijdstip mogelijk zijn gemaakt. In dat geval is het mogelijk dat vanaf 1998 deze instrumenten in ruimere mate worden ingezet.

–Om de gevolgen van de recente herwaarderingen van de onroerende zaken voor de categorie woningen te beperken, heeft een aantal gemeenten ervoor gekozen de kosten van afvalverwijdering in

1997 niet of minder dan voorheen te verhalen uit de reinigingsheffingen, maar uit de algemene middelen (bijvoorbeeld de OZB). De kostendekkingsgraad van de reinigingsheffingen is in 1997 dan ook gedaald van 89% naar 84%.

–Veel gemeenten (bijna 70%), waaronder veel 100.000+-gemeenten, hebben in 1997 het kwijtscheldingsbeleid verruimd tot de toegestane norm van 100%. De verruiming van het kwijtscheldingsbeleid heeft waarschijnlijk geleid tot een lastendrukverschuiving naar de andere belastingplichtigen.

–Het aandeel van bedrijven en instellingen in de waterschapsomslagen is de afgelopen jaren kleiner geworden als gevolg van de uitbreiding van het aantal heffingssubjecten (de invoering van de ingezetenenomslag). Deze uitbreiding heeft plaatsgevonden om de kosten evenwichtiger over de verschillende categorieën belastingplichtigen te kunnen spreiden.

–De tarieven voor de verontreinigingsheffing laten een duidelijke convergentie zien (de tariefverschillen tussen de waterschappen zijn kleiner geworden).

–Verschillen in tarieven tussen gemeenten zijn vooral zichtbaar bij de toeristenbelasting, de precariobelasting, de parkeerbelasting en de leges voor de meer complexe milieuvergunningen.

Verder is zichtbaar geworden dat bij de gemeenten die in het kader van de nieuwe FVW een nadelig herverdeeleffect ondervinden, de OZB-opbrengsten met 7,6% zijn gestegen. Bij de voordeelgemeenten is de stijging 5,4%. De totale OZB-stijging bedraagt 6,2%.

7.3 De kapitaaluitgaven van de decentrale overheden en de financiering daarvan

Kapitaaluitgaven van de gemeenten en de provincies

De totale kapitaaluitgaven van de gemeenten en provincies daalden in 1996 met f 5,4 miljard tot f 14,6 miljard (2,2% BBP). Deze daling is vooral toe te schrijven aan de post Verstrekte leningen die met f 4,9 miljard daalde tot f 2,3 miljard. Oorzaak is met name dat veel gemeenten in 1996 niet langer leningen aantrekken ten behoeve van woningcorporaties. Dit heeft te maken met de afronding van de bruteringsoperatie volkshuisvesting in 1995 en met de uitbreiding van het werkterrein van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw. Wanneer de post Verstrekte leningen buiten beschouwing wordt gelaten, zijn de kapitaaluitgaven van gemeenten en provincies met f 0,5 miljard gedaald. Nadat de aankoop van het Haagse stadhuis in 1995 zorgde voor incidenteel hoge kapitaaluitgaven voor de post Algemeen bestuur, is deze post in 1996 met f 0,5 miljard gedaald tot f 0,8 miljard. Ook in vergelijking met 1994 en eerdere jaren valt de post Algemeen bestuur laag uit. Bij de overige posten deden zich in 1996 ten opzichte van 1995 geen grote wijzigingen voor. Binnen de post Verkeer, vervoer en waterstaat daalden (na aanzienlijke kapitaaluitgaven in het vierde kwartaal van 1995) de gemeentelijke uitgaven voor zeehavens (– f 0,2 miljard) en voor wegen, straten en pleinen (– f 0,1 miljard). Daartegenover stond een stijging van de gemeentelijke kapitaaluitgaven voor parkeerfaciliteiten. Bovendien stegen de provinciale kapitaaluitgaven voor waterkeringen. De stijging met f 0,1 miljard bij de post Onderwijs werd veroorzaakt door grotere uitgaven voor het openbaar en bijzonder basis- en voortgezet onderwijs.

Van de gemeentelijke kapitaaluitgaven (exclusief verstrekte leningen) vond in 1996 ruim 37% plaats in het vierde kwartaal. Deze concentratie in het vierde kwartaal is niet ongewoon: tussen 1984 en 1996 was het vierde kwartaal ieder jaar minimaal verantwoordelijk voor een derde deel van de jaarlijkse gemeentelijke kapitaaluitgaven, met een uitschieter naar 43% in 1992. In 1996 was de concentratie in het vierde kwartaal met name geprononceerd8 bij de kapitaaluitgaven voor parkeervoorzieningen, milieubeheer en woningbouw en -exploitatie.

Tabel 7.3.1. Kapitaaluitgaven van gemeenten en provincies; in miljarden guldens
Jaar1993199419951996
Algemeen bestuur1,11,01,30,8
Openbare orde0,30,10,10,1
Verkeer, vervoer en waterstaat1,72,32,92,8
Economische zaken0,30,50,30,3
Onderwijs0,60,50,60,7
Cultuur en recreatie0,90,91,00,9
Sociale voorzieningen0,30,30,30,2
Volksgezondheid en reiniging1,21,20,91,0
Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting5,55,15,35,3
Financiering en algemene dekkingsmiddelen0,40,40,10,2
Subtotaal12,312,312,812,3
Verstrekte leningen5,36,07,22,3
Totaal kapitaaluitgaven17,518,320,014,6
In % BBP3,13,03,12,2

Bron: CBS

Financiering van de kapitaaluitgaven van de gemeenten en de provincies

Uit tabel 7.3.2 kan worden opgemaakt dat het financieringssaldo van de gemeenten en provincies in 1996 is uitgekomen op een overschot van f 2,3 miljard ten opzichte van een overschot van f 1,6 miljard in 1995. Ten opzichte van 1995 daalde in 1996 het saldo op de lopende dienst. Na een stijging in 1994 en 1995 namen de opbrengsten uit verkopen in 1996 weer af. Met name in de woningexploitatie/-bouw liepen de verkopen sterk terug van f 4,7 miljard in 1995 naar f 0,1 miljard in 1996. Een belangrijke oorzaak is het afstoten van het gemeentelijk woningbezit door de gemeente Rotterdam in 1995. Tegenover f 4,0 miljard aan verkopen bij de bouwgrondexploitatie stond f 4,5 miljard aan aankopen/bouwrijp maken. Zowel de aflossingen door gemeenten op de rijksleningen als de aflossingen door corporaties aan gemeenten daalden in 1996 aanzienlijk ten opzichte van 1995 toen de bruteringsoperatie in de volkshuisvesting plaatsvond.

Het financieringssaldo en de reguliere aflossingen bepalen de financieringsbehoefte van gemeenten en provincies. In 1996 bedroeg de financieringsbehoefte f 4,8 miljard tegen f 4,4 miljard in 1995. De stijging van de reguliere aflossingen met f 1,1 miljard werd deels gecompenseerd door de stijging van het financieringsoverschot met f 0,7 miljard.

Het kapitaalmarktberoep was net als in 1994 kleiner dan de financieringsbehoefte, hetgeen resulteerde in een stijging van de netto vlottende schuld in 1996 met f 0,2 miljard.

Nadat de decentrale overheden in 1989 en 1990 een financieringssaldo van 0% BBP boekten, volgden een financieringsoverschot van 0,1% BBP in 1991 en een tekort van 0,1% BBP in 1992. Vervolgens werden in 1993 en 1994 financieringstekorten van 0,4% BBP geboekt. Deze twee jaren werden gekenmerkt door aanzienlijke vervroegde aflossingen van rijksleningen voor de woningbouw. De tekorten van 1993 en 1994 sloegen om naar financieringsoverschotten van 0,3% BBP in 1995 en 1996. Gelet op de ontwikkeling van het financieringssaldo in de laatste jaren, kan het trendmatige financieringssaldo geraamd worden op 0% BBP.

Het financieringssaldo zoals gehanteerd door de Nederlandsche Bank en het Centraal Bureau voor de Statistiek verschilt overigens in meerdere opzichten van het vorderingensaldo dat voor de EMU relevant is. Zo wordt het financieringssaldo op kasbasis gemeten, terwijl het vorderingensaldo op transactiebasis berust. Voorts telt de netto kredietverlening wel mee voor het financieringssaldo maar niet voor het vorderingensaldo. Bovendien tellen aan- en verkopen van onroerend goed (niet voor eigen gebruik) wel mee voor het financieringssaldo maar niet voor het vorderingensaldo.

Tabel 7.3.2. De financiering van de kapitaaluitgaven van gemeenten en provincies; in miljarden guldens
Jaar1993199419951996
Kapitaaluitgaven (–)– 17,5– 18,3– 20,0– 14,6
Kapitaalinkomsten, waarvan    
– Overschot gewone dienst (voor afschrijvingen)4,31,94,73,3
– Opbrengst verkoop goederen en diensten4,25,68,74,8
– Rijksleningen woningbouw (netto)– 9,7– 13,7– 26,0– 0,6
– Ontvangen bijdragen2,83,32,92,7
– Overige kapitaalinkomsten (inclusief ontvangen aflossingen)13,318,631,36,7
Financieringstekort (–)– 2,5– 2,61,62,3
Aflossingen kapitaalmarkt (–)– 9,0– 8,4– 6,0– 7,1
Financieringsbehoefte– 11,5– 11,0– 4,4– 4,8
Bruto beroep op lange middelen13,210,26,64,6
Mutatie netto vlottende schuld (– = stijging) 1,7– 0,82,2– 0,2

Bron: CBS (kapitaaluitgaven; opbrengst verkoop goederen en diensten; ontvangen bijdragen), DNB (overschot gewone dienst; rijksleningen woningbouw; financieringstekort; aflossingen kapitaalmarkt; brutoberoep op lange middelen; mutatie netto vlottende schuld).

Liquiditeitspositie van gemeenten, provincies, waterschappen, politieregio's en gemeenschappelijke regelingen

In 1996 is het netto vlottende overschot van de gemeenten, provincies, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen gedaald met f 0,4 miljard tot f 2,1 miljard. Het netto vlottende overschot van de politieregio's bleef in 1996 ongewijzigd op f 0,3 miljard. De daling van het overschot hangt samen met de in 1996 gestegen bruto vlottende schuld van Amsterdam en Rotterdam bij ongeveer gelijkblijvende vlottende middelen.

De voortgaande daling van de gemeentelijke vaste schuld, onder meer omdat de woningbouwfinanciering steeds minder via gemeenten loopt, heeft een drukkend effect op de kasgeldlimiet. Dat de kasgeldlimiet op 1 januari 1997 toch hoger is dan een jaar eerder heeft te maken met de verhoging van het percentage ter compensatie van de daling van de vaste schuld in eerdere jaren door de bruteringsoperatie in de volkshuisvesting.

Doordat de daling van het netto vlottende overschot grotendeels in evenwicht werd gehouden door de stijging van de kasgeldlimiet, daalde de netto ruimte onder de kasgeldlimiet in 1996 slechts licht met f 0,1 miljard tot f 9,6 miljard.

In het eerste kwartaal van 1997 zijn het netto vlottende overschot en de nettoruimte met f 0,2 miljard weer licht gestegen.

Tabel 7.3.3. Liquiditeitspositie van gemeenten, provincies, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen; in miljarden guldens
Stand per:Netto vlottende schuld KasgeldlimietNettoruimte
1/4/97– 2,37,59,8
1/1/97– 2,17,59,6
1/10/96– 2,97,7110,6
1/7/96– 3,07,210,2
1/4/96– 2,87,210,0
1/1/96– 2,57,29,7
1/10/95– 3,27,911,1
1/7/95– 1,77,99,8
1/4/95– 0,87,98,7
1/1/95– 1,37,99,2
1/10/94– 1,88,310,1
1/7/94– 1,38,39,6
1/4/94– 1,68,39,9
1/1/94– 1,68,39,9
1/10/93– 1,28,39,5
1/7/93– 0,28,38,5
1/4/93– 0,18,38,4
1/1/93– 0,48,38,7

1 De verruiming van de limiet als gevolg van het verhoogde percentage was op 1/10/96 door een deel van de gemeenten in de cijfers verwerkt.

Bron: rapportages in het kader van de Wet Financiering Lagere Overheden.

Enquête naar de verwachte schuldontwikkeling van decentrale overheden in 1997

Begin 1997 heeft het Ministerie van Financiën een enquête uitgevoerd onder decentrale overheden over de verwachte schuldontwikkeling in het voor de Economische en Monetaire Unie zo belangrijke jaar 1997. Aan de enquête is meegewerkt door 84 gemeenten, 12 provincies en 12 waterschappen, die samen verantwoordelijk zijn voor 100% van de provinciale schuld en 70% van de gemeentelijke en waterschapsschuld. Tegenover een verwachte stijging van de waterschapsschuld in 1997 staat een verwachte daling van de gemeentelijke en provinciale schuld, resulterend in een kleine daling van de totale schuld in absolute termen (ongeteld de afwikkeling van de rijksregeling oude tekorten Amsterdam). De tot nu toe beschikbare realisatiecijfers bevestigen dat de schuld van de lagere overheden in de loop van 1997 dalende is. Wanneer de rijksleningen, die als onderlinge schuld in EMU-kader mogen worden afgetrokken, buiten beschouwing worden gelaten, is dit een breuk ten opzichte van recente jaren (1993 en 1994) waar sprake was van balansverlenging en daardoor een aanzienlijk oplopende schuld.

Gemeenten

Zowel de enquête als de realisaties tot nu toe indiceren dat de gemeentelijke brutoschuld in 1997 daalt, zelfs wanneer de afwikkeling van de oude tekorten Amsterdam buiten beschouwing wordt gelaten. Naast de financiering van aflossingen is de opname van nieuwe leningen door gemeenten in 1997 vooral bestemd voor eigen investeringen en slechts in mindere mate voor doorlening aan derden. Naar verwachting zullen gemeenten in 1997 voor f 0,9 miljard nieuwe leningen aan derden verstrekken, waar tegenover f 2,1 miljard staat aan aflossingen door derden aan gemeenten. Dat de aflossingen die gemeenten ontvangen groter zijn dan de nieuwe leningen die zij verstrekken, komt doordat veel nieuwe woningbouwleningen niet meer via de gemeenten lopen, terwijl de gemeenten onverminderd aflossingen blijven ontvangen uit de in het verleden voor woningbouw verstrekte leningen. Per ultimo 1996 hadden de 84 ondervraagde gemeenten f 21,5 miljard uitgeleend aan woningcorporaties, f 3 miljard aan nutsbedrijven en kleinere bedragen aan instellingen in de gezondheidszorg, de bejaardenzorg, het onderwijs en op vele andere beleidsterreinen. Voorts zijn woninghypotheken verstrekt aan het eigen personeel en wordt door de ondervraagde gemeenten, vanwege hun ruime liquiditeitspositie, voor meer dan f 1 miljard om beleggingsredenen uitgezet.

Provincies

De nieuwe leningen die enkele provincies verwachten af te sluiten ten behoeve van dijkverzwaring, worden in omvang overtroffen door verwachte aflossingen in de andere provincies. De provincies hadden per ultimo 1996 f 0,5 miljard uitgeleend aan nutsbedrijven; daarnaast hadden zij f 0,8 miljard om beleggingsredenen uitgezet.

Waterschappen

De schuld van de waterschappen zal in 1997 naar verwachting toenemen. Zelfs indien de incidentele taakovernames van andere overheden begin 1997 (waterkwaliteitsbeheer van de provincie Utrecht en riolering van de gemeente Amsterdam) buiten beschouwing worden gelaten, stijgt de waterschapsschuld als gevolg van de verwachte investeringen.

8 De financiering van de Europese Unie

8.1 Budgetdiscipline op korte en middellange termijn

Budgetdiscipline op de korte termijn

Het streven naar gezonde overheidsfinanciën, mede met het oog op EMU-kwalificatie, legt de EU-lidstaten budgettaire beperkingen op. De budgetdiscipline die EU-lidstaten nationaal aan de dag leggen, moet haar weerslag krijgen in het Europese begrotingsbeleid.

Vanaf 1997 wijdt de Ecofin-Raad ten minste twee keer per jaar een bespreking aan de budgettaire ontwikkelingen van de EU. In januari al kan de Raad een signaal geven aan de Commissie, die op dat moment richtlijnen vaststelt voor het opstellen van het Voorontwerp van Begroting. De Commissie presenteert haar Voorontwerp van Begroting vervolgens aan de Ecofin-Raad van mei, zodat deze in staat is het algemene kader aan te geven waarbinnen de Raadsbehandeling van de begroting dient plaats te vinden.

Zo werd tijdens de Ecofin-Raad in mei 1997 onder Nederlands Voorzitterschap gepleit voor het streven naar een nulgroei in de betalingskredieten in de begroting 1998, net als in de begroting 1997. Hierdoor wordt de EU-begroting substantieel lager vastgesteld dan de huidige Financiële Vooruitzichten toestaan. Dit spoort met het groeiende besef dat de stijging van de Financiële Vooruitzichten niet langer in overeenstemming is met het nationale streven naar budgetdiscipline en dat de plafonds van de Financiële Vooruitzichten geen streefcijfers vormen.

Verder werd opgeroepen om te komen tot een betere afstemming van de besluitvorming over EU-uitgavenprogramma's in de verschillende Raden. Er dient sprake te zijn van een verbeterde (meerjarige) prioriteitsstelling, met name in de categorieën Intern en Extern Beleid. Daarvoor is vanzelfsprekend in de eerste plaats een goede coördinatie in de hoofdsteden vereist. Voorts ontstaat door – op instigatie van het Nederlandse Voorzitterschap – verbeterde meerjarenoverzichten voor de uitgaven binnen de categorieën Intern en Extern Beleid een beter inzicht bij de verschillende Raden over de consequenties van voorgestelde financiële meerjarenprogramma's. Bij overschrijding van een EU-begrotingshoofdstuk voor een bepaalde vorm van EU-beleid zou eerst moeten worden gekeken naar de mogelijkheid van herschikkingen binnen dat hoofdstuk, zoals dat immers ook op nationaal niveau gebruikelijk is.

Budgetdiscipline en de Agenda 2000-voorstellen

Indien EU-begrotingen ruim binnen de toegestane marges van de Financiële Vooruitzichten vallen, worden impliciete reserves gecreëerd die gebruikt kunnen worden voor de financiering van de uitbreiding van de Unie met nieuwe lidstaten. Budgetdiscipline op de korte termijn draagt daarmee bij aan budgettaire beheersing op de middellange termijn. Dit is ook aan de orde bij de Commissiemededeling inzake de Agenda 2000. Deze mededeling beschrijft de uitdagingen waar de EU de komende jaren voor staat: EU-beleidshervormingen (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, Structuurfondsen), het toekomstig financieel kader en de toetreding van nieuwe EU-lidstaten. Budgetdiscipline moet vertaald worden naar een grotere efficiëntie en effectiviteit van het toekomstige EU-beleid, tegen aanvaardbare kosten alsmede met een evenwichtige verdeling van de netto financiële lasten die recht doet aan de relatieve welvaartsposities. Zowel de ontwikkeling van de Nederlandse bruto-afdrachten als van de nettopositie vormen belangrijke criteria voor de beoordeling van de voorstellen in de onderhandelingen over de nieuwe Financiële Vooruitzichten.

Financieel beheer, controle en fraudebestrijding

Een zorgvuldig beheer van en controle op EU-middelen is de doelstelling van het project Sound and Efficiënt Management 2000 (SEM 2000). De Ecofin-Raad, bijgestaan door de SEM 2000-groep van persoonlijke vertegenwoordigers, heeft tijdens het Nederlandse voorzitterschap de aanbevelingen in het SEM 2000-rapport van november 1996 nader uitgewerkt. Zo kon tijdens de Ecofin-Raad van 17 maart 1997 consensus worden geconstateerd over de opstelling van subsidiabiliteitsrichtsnoeren bij de Structuurfondsen. Het ontbreken van dergelijke criteria was een belangrijke tekortkoming waar de Europese Rekenkamer voortdurend de vinger op legde. De SEM 2000-groep heeft zich vervolgens geconcentreerd op het toepassen van financiële correcties bij de Structuurfondsen. Het gaat daarbij om een Commissieverordening ter verduidelijking van de controle-verantwoordelijkheden van de EU-lidstaten, alsmede interne Commissierichtsnoeren die de Commissie zal hanteren bij het toepassen van financiële correcties.

Inzake de fraudebestrijding heeft de Commissie in april 1997 een actieprogramma voor het douanevervoer uitgebracht. Dit actieprogramma was mede een reactie op het onderzoeksverslag over fraude in het communautaire douanevervoer van de Tijdelijke Enquêtecommissie van het Europese Parlement van maart 1997. De Ecofin-Raad van 12 mei 1997 onderstreepte de noodzaak van hervorming van de douanevervoersregeling, onderschreef het belang van een betere samenwerking tussen de douanediensten en riep de Commissie op om spoedig met concrete voorstellen voor regelgeving te komen.

8.2 De financiële kaders van de Europese Unie

De Financiële Vooruitzichten (FV) vormen voor iedere categorie uitgaven het kader waarbinnen de begroting van de Europese Unie vastgesteld moet worden. Dit kader wordt jaarlijks aangepast aan de inflatie.

Daarenboven wordt voor categorie 1, het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, conform de afspraken in Edinburgh in december 1992, het kader met een extra percentage verhoogd gelijk aan 74 % van de volumegroei van het Bruto Nationaal Produkt (BNP) van de EU. Voor categorie 2, Structuurfondsen en Cohesiefonds, dient een bijstelling van de Financiële Vooruitzichten plaats te vinden voorzover vastleggingskredieten in eerdere jaren onbenut gebleven zijn. Dit heeft te maken met het geprivilegieerde karakter van deze uitgaven. De geactualiseerde Financiële Vooruitzichten zijn weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 8.2.1 Financiële Vooruitzichten; in miljoenen ecu (mecu)
 lopende prijzenprijzen '98
 199719981999
Kredieten voor vastleggingen    
1. Landbouwbeleid41 80543 26344 064
2. Structurele programma's31 47733 46136 618
– Structuurfondsen28 62030 48233 673
– Cohesiefonds2 7492 8712 945
– Financieel mechanisme EER1081080
3. Intern beleid5 6036 0036 231
4. Extern beleid5 6226 2016 703
5. Administratieve uitgaven4 3524 5414 609
6. Reserves1 1581 1761 176
– Monetaire reserve500500500
– Reserve voor garanties329338338
– Reserve voor spoedhulp329338338
7. Compensaties212990
Totaal voor kredietvastleggingen90 22994 74499 401
Totaal kredieten voor betalingen85 80790 58194 032
    
Kredieten voor betalingen in % van het EU-BNP1,221,231,25
Marge in % van het EU-BNP0,020,030,02
Maximum in % van het EU-BNP1,241,261,27

Naast het blijvend grote beslag van de landbouwuitgaven valt in deze tabel bij categorie 2, structurele programma's, de sterke stijging op van 1998 naar 1999. Het jaar 1999 is het laatste jaar van het huidige kader van de Financiële Vooruitzichten. Dit betekent dat onbenut gebleven kredieten in categorie 2 niet verder naar achteren geschoven kunnen worden. Dit leidt tot een stuwmeer aan vastleggingskredieten in 1999. Omdat bij het aangaan van een verplichting in het algemeen ook een kasvoorschot verstrekt wordt, zullen ook de betalingskredieten toenemen.

De groei van de Administratieve uitgaven wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de pensioenuitgaven, die uit de begroting gefinancierd worden. Met het oog op de beteugeling van deze groei van pensioenuitgaven is onder Nederlands voorzitterschap besloten op korte termijn een actuariële studie te doen verrichten, waarbij bezuinigingsvarianten op de pensioenrechten en alternatieve financieringswijzen worden doorgerekend.

De versterkte aandacht voor budgettaire discipline resulteert in een tendens de EU-begroting fors onder de Financiële Vooruitzichten vast te stellen. Een lagere EU-begroting betekent minder afdrachten voor de lidstaten en verkleint hun opgave om aan het EMU-criterium voor het begrotingstekort te voldoen.

Onderstaande tabel geeft voor de betalingskredieten een inzicht in deze tendens zowel in absolute bedragen als uitgedrukt in percentage BNP. Dit verschijnsel doet zich eveneens bij de vastleggingskredieten voor, zij het in mindere mate.

Tabel 8.2.2 Ontwikkeling kasuitgaven EU-begroting; in lopende prijzen; in miljarden ecu; tussen haakjes als % BNP
 199619971998
Financiële Vooruitzichten82,2 (1,20)85,8 (1,22)90,6 (1,23)
Begroting81,9 (1,20)82,4 (1,17)84,7 (1,15)
Marge0,3 (0,00)3,4 (0,05)5,9 (0,08)

1996: Begroting inclusief Aanvullende Begroting

1997: Voorontwerp Aanvullende Begroting

1998: Voorontwerp Begroting

De EU-begrotingen 1996–1998

Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van de vastleggingskredieten en van de betalingskredieten weer in de periode 1996–1998.

Tabel 8.2.3 Ontwikkeling kredieten EU-begroting; in lopende prijzen; in miljarden ecu
 199619971998
 RealisatieVoorontwerp aanvullendeVoorontwerp begroting
Vastleggingen83,589,191,3
Betalingen76,682,484,7

In het begrotingsjaar 1996 was sprake van een forse onderuitputting van bijna 6 miljard ecu; in 1995 bedroeg de onderuitputting nog 10 miljard ecu. De daling van de onderuitputting is met name te vinden bij de structurele programma's, namelijk van 4,5 miljard ecu naar 1,3 miljard ecu.

De EU-begroting 1997 werd vastgesteld op 89.137 miljoen ecu (mecu) aan vastleggingskredieten en 82.365 mecu aan betalingskredieten. Op aandringen van de Raad ligt het bedrag voor de betalingskredieten 2 miljard lager dan het voorstel van de Commissie in het Voorontwerp van de EU-begroting. Daarmee werd nagenoeg een nulgroei in de betalingskredieten ten opzichte van de begroting 1996 gerealiseerd.

In april 1997 werd een aanvullende begroting ingediend door de Commissie, waarbij het uitgavenniveau zowel in totaal als per categorie gelijk bleef. Aan de inkomstenkant echter leidde de onderuitputting in 1996 tot een lagere BNP-afdracht bij de lidstaten. Deze verlaging kwam voor Nederland neer op 430 miljoen gulden die bij de Voorjaarsnota 1997 is verwerkt. Deze aanvullende begroting zal nog formeel goedgekeurd moeten worden in het najaar door de Begrotingsautoriteit.

Dit jaar verloopt de realisatie van de betalingskredieten bij de Structuurfondsen veel sneller dan vorig jaar. Eind juni was er 3 miljard ecu meer uitgegeven dan vorig jaar op dat tijdstip, terwijl het totaal begrote bedrag voor het gehele jaar maar 650 mecu hoger ligt. Onbekend is of deze versnelling zal leiden tot een beperking van de zogenoemde decemberkoorts. Vorig jaar werd bijna een derde van het jaarbedrag in december uitgegeven.

Voor het begrotingsjaar 1998 heeft de Commissie een restrictief Voorontwerp voor de begroting ingediend. Ten opzichte van de begroting 1997 stijgen de vastleggingskredieten nominaal met 2,4 % tot 91,3 miljard ecu en de betalingskredieten met 2,9 % tot 84,7 miljard ecu. Bij uitgavencategorie 2, de structurele programma's, nemen de betalingskredieten met 7,7 % toe. Bij de andere uitgavencategorieën is de maximale groei een half procent. De benodigde kredieten voor betalingen belopen 1,15% van het totale EU-BNP.

Tijdens de besprekingen over het Voorontwerp 1998 in de Ecofin-Raad en de Begrotingsraad hebben de lidstaten aangegeven dat zij evenals vorig jaar zo dicht mogelijk in de buurt van een nulbegroting willen uitkomen. Tijdens de Begrotingsraad van 24 juli 1997 heeft dit geresulteerd in een Ontwerpbegroting 1998 waarin de vastleggingskredieten slechts stijgen met 1,97% tot 90,9 miljard ecu en de betalingskredieten met 0,7% tot 82,9 miljard ecu. De totale kredieten voor betalingen bedragen dan 1,13% van het EU-BNP. Het Europees Parlement, dat behalve voor categorie 1 het laatste woord heeft over de begroting, behandelt de begroting in eerste lezing in oktober. Daarna zal de Begroting 1998 in december 1997 definitief vastgesteld worden. In de ramingen van de Nederlandse afdrachten in deze Miljoenennota is uitgegaan van een EU-begrotingsomvang volgens het Voorontwerp van de Commissie.

Bij de financiering van de EU-begroting treedt een verschuiving op van de traditionele eigen middelen (invoerrechten en landbouwheffingen) en van de BTW-middelen richting het BNP-middel. Hierdoor wordt het BNP van een lidstaat steeds meer bepalend voor zijn afdrachten aan de EU.

Tabel 8.2.4 Ontwikkeling Eigen Middelen
In percentages199619971998
Traditionele Eigen Middelen18,117,315,2
BTW-middel48,642,040,3
BNP-middel32,640,043,8
Eigen ontvangsten0,70,70,7
Totaal100 100 100 

8.3 De Nederlandse nettopositie

Onderstaande figuur toont de nettopositie van de vijftien lidstaten in het begrotingsjaar 1995, het eerste jaar van het EU-lidmaatschap van Oostenrijk, Zweden en Finland. De gegevens zijn gebaseerd op het jaarrapport 1995 van de Europese Rekenkamer.

kst-25600-2-1.gif

Nederland blijft in 1995 na Duitsland de grootste nettobetaler aan de EU. Duitsland (–0,74% BNP) en Nederland (–0,68% BNP) naderen elkaar wel. Cijfers over 1996 indiceren dat Nederland in 1996 met een nettobetaling van –0,76% BNP de plaats van Duitsland als relatief grootste nettobetaler overneemt. Nederland was in 1995 netto 2,0 miljard ecu ofwel 4,2 miljard gulden meer aan afdrachten kwijt dan dat er uit de EU-begroting terugvloeide naar ons land. In 1994 bedroeg deze nettobetaling 4,0 miljard gulden (–0,66% BNP). Er is conform de inzichten die de Minister van Financiën al eerder in in zijn brief van 14 februari 1995, aan de Tweede Kamer meldde, derhalve sprake van een verdere verslechtering van de Nederlandse nettopositie, die overigens in 1995 nog is gedempt doordat onderbesteding op de begroting 1994 heeft geleid tot lagere afdrachten in 1995.

In 1997 zal de nettopositie vanwege ontvangsten als gevolg van de varkenspest incidenteel verbeteren. Gehandhaafd blijft de veronderstelling dat Nederland in 1999 relatief de grootste nettobetaler aan de Unie is, met een nettobetaling van circa 6 miljard gulden. Er zal bovendien nog rekening moeten worden gehouden met mogelijke opwaartse druk op de afdrachten als gevolg van het opnieuw opvoeren in 1999 van de geprivilegieerde Structuurfondsuitgaven die in eerdere jaren niet werden besteed.

Eind 1996 heeft de Commissie voor het eerst een overzicht van de ontvangsten van de Lidstaten per beleidsterrein gepresenteerd. Deze informatieverstrekking werd overeengekomen bij de aanvaarding door de Raad van het Eigen-Middelenbesluit. In onderstaande tabel worden de Nederlandse ontvangsten in 1995 in absolute bedragen en als percentage van de desbetreffende categorie EU-uitgaven weergegeven op basis van het bovengenoemde, vrij grove Commissieoverzicht.

Tabel 8.3.1 Nederlandse ontvangsten uit EU-beleidsuitgaven 1995
 Mecu% EU 15
1. Landbouwbeleid1 9455,6%
– Exportrestituties1 32417,0%
– Inkomenssteun1640,9%
– Overig4575,0%
   
2. Structurele programma's2321,2%
– Landbouw140,5%
– Regionaal fonds290,4%
– Sociaal fonds1513,2%
– Cohesiefonds00,0%
   
3. Intern beleid2106,5%
– Onderzoek en ontwikkeling1387,8%
– Transeuropese Netwerken146,6%
– Interne markt, consument, industrie113,9%
– Energie, Euratom, milieu75,1%
– Opleiding, jeugd en sociaal beleid366,0%
– Overig51,8%
TOTAAL2 3874,1%

Het Nederlandse aandeel in de afdrachten van 1995 bedroeg 6,4%. Inzake de landbouwontvangsten (5,6%) zij toegelicht dat meer dan de helft ten goede is gekomen aan de zuivelsector. Nederland ontvangt daarnaast zoals bekend zeer weinig van de EU-uitgaven voor categorie 2, de structurele programma's (1,2%). De uitkeringen uit het Europees Sociaal Fonds (3,2%) vormden hier voor Nederland de belangrijkste bron van inkomsten. Terzake van de ontvangsten uit het Intern Beleid (6,5%) blijkt dat Nederland goed scoorde bij de EU-uitgaven voor Onderzoek en Ontwikkeling (7,8%) en redelijk bij de Transeuropese Netwerken (6,6%).

8.4 De Nederlandse afdrachten

In onderstaande tabel worden de afdrachtramingen gepresenteerd volgens de huidige inzichten voor de periode 1997 tot en met 2002, waaraan de realisaties 1996 zijn toegevoegd. Ter vergelijking zijn de standen uit de Miljoenennota 1997 en de Voorjaarsnota 1997 opgenomen.

Tabel 8.4.1 Nederlandse EU-afdrachten; in miljoenen guldens;
  1996199719981999200020012002
LandbouwheffingenMN 1997380330330330330330
 VJN 1997 400400400400400400
 MN 1998 400400400400400400
         
InvoerrechtenMN 19973 5103 5853 5603 5323 6623 831
 VJN 1997 3 3803 4003 3653 4873 6483  816
 MN 1998 3 3853 3203 1443 1383 2833 435
         
BTW-afdrachtenMN 19973 9883 8903 7223 5953 7653 942
 VJN 1997 4 0233 8523 6773 8514 0284 213
 MN 1998 4 0353 9623 7633 9094 0934 285
         
BNP-afdrachtMN 19972 1403 2764 2264 9454 9795007
 VJN 1997 2 9064 1614 8525 1615 4605 684
 MN 1998 2 8723 7944 6914 8815 2555 651
TotaalMN 199710 01811 08111 83812 40212 73613 110
 VJN 1997 10 70911 81312 29312 89813 53514 113
 MN 1998 10 69211 47611 99812 32813 03113 771

Ten opzichte van de stand bij Miljoenennota 1997 zijn de totale afdrachten voor 1997 per saldo gedaald met 389 miljoen. Deze bijstelling is al in de Voorjaarsnota gemeld en wordt voornamelijk veroorzaakt door de onderuitputting op de EU-begroting voor 1996 ad 430 miljoen.

Ten opzichte van Miljoenennota 1997 is voor 1998 in totaal sprake van een neerwaartse bijstelling van 362 miljoen, die voornamelijk veroorzaakt wordt door een lager uitgavenniveau van de EU-begroting dan in de Miljoenennota 1997 was voorzien; daarin werd uitgegaan van het niveau van de Financiële Vooruitzichten alsmede van een onderuitputting van 1 miljard ecu bij de landbouw.

Voor de raming na 1998 wordt verondersteld dat de EU-uitgaven als percentage van het EU-BNP geleidelijk toenemen van 1,15 in 1998 tot 1,23 in 2002, terwijl er geen onderuitputting in de landbouw meer verondersteld wordt.

9 Staatsbalans en economische categorieën

9.1 Inleiding

De gecombineerde bijlage Staatsbalans en economische categorieën omvat de balans van de Staat der Nederlanden ultimo 1996 en het tienjarenoverzicht van de economische categorieën.

9.2 Staatsbalans per 31 december 1996

Algemeen

Opstelling Staatsbalans volgens ESR 1995

De Staatsbalans wordt opgesteld volgens een internationale standaard; het Europeessysteem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 1995) vormt de grondslag voor de balans van de rechtspersoon Staat der Nederlanden. Door de Staatsbalans te enten op het ESR 1995 kunnen de waarderings- en afbakeningsvraagstukken worden opgelost op basis van een internationaal aanvaarde methodologie. In de voorliggende Staatsbalans ultimo 1996 zijn alle voorschriften van het ESR 1995 gevolgd, zij het dat de consolidatiekring beperkt is tot de Staat der Nederlanden. De omschrijving van de overheid is in het ESR 1995 namelijk ruimer dan de rechtspersoon van de Staat der Nederlanden. In het ESR 1995 is een economische invalshoek gekozen, die ertoe heeft geleid, dat alle organisaties die voor meer dan de helft van hun inkomsten afhankelijk zijn van collectieve heffingen, tot de overheid worden gerekend.

Wat betreft de waarderingsmethode is door middel van het ESR 1995 gekozen voor een waardering op basis van de marktwaarde in plaats van een waardering op basis van de nominale of historische waarde, en voor lineaire afschrijvingen.

Om redenen van vergelijkbaarheid zijn de standen van de Staatsbalans ultimo 1995 gecorrigeerd. Het effect van deze correcties op het vermogen van de Staat ultimo 1995 (9,3 miljard ) is in tabel 9.2.1 weergegeven. De belangrijkste mutatie betreft de afname van het vermogen uit hoofde van de exportkredietverzekering. Zoals hierboven al is aangegeven is de Staatsbalans geënt op het ESR 1995. In Europees verband is gekeken naar de exportkredietverzekering. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen, dat de Nederlandsche Credietverzekering Maatschappij N.V. (NCM) juridisch eigenaar is van deze vorderingen en niet de Staat der Nederlanden.

Tabel 9.2.1 Effect correcties op omvang vermogen Staat 1995; in miljarden
Staatsvermogen 1995 (stand Miljoenennota 1997) – 125,1
   
correcties betreffende:  
– vorderingen uit hoofde van exportkredietverzekeringen– 7,0 
– overige niet-financiële activa– 2,4 
– overig+ 0,1 
  – 9,3
Staatsvermogen 1995 – 134,4

Ontwikkeling staatsvermogen

Het staatsvermogen verslechtert in 1996 ten opzichte van 1995 met bijna 3 miljard. Belangrijke verklarende factoren achter deze ontwikkeling zijn het vorderingentekort van het Rijk, de overige volumemuaties in activa en de herwaardering van bezittingen en schulden van de Staat.

In 1996 bedraagt het vorderingentekort van het Rijk een kleine 11 miljard, terwijl de Staat voor 3½ miljard investeert. Hierdoor neemt het vermogen van de Staat af met ongeveer 7 miljard. De overige volumemutaties in activa en de herwaardering van bezittingen en schulden van de Staat hebben per saldo een positief effect van ruim 4 miljard op het staatsvermogen.

Consolidatiekring

De financiële gegevens van de Centrale administratie van 's Rijks schatkist en van de ministeries, de begrotingsfondsen en de agentschappen zijn integraal geconsolideerd. De interne schuldverhoudingen zijn in de consolidatie geëlimineerd.

Tabel 9.2.2 Overzicht van activa en passiva
 19961995
A Niet-financiële activa:206 758197 007
A1 Winstrechten minerale reserves75 00068 000
A2 Overige niet-financiële activa131 758129 007
   
B Vorderingen:152 317149 408
B1 Chartale en girale betaalmiddelen16 05915 886
B2 Verstrekte langlopende leningen15 08114 418
B3 Aandelen en overige deelnemingen72 97664 205
B4 Handelskredieten en transitorische posten48 20154 899
   
C Schulden:496 260480 835
C1 Munten in omloop2 7152 669
C2 Dutch Treasury Certificates15 38712 436
C3 Staatsobligaties367 967342 924
C4 Onderhandse staatsleningen59 07672 182
C5 Overige leningen op lange termijn2 3812 464
C6 Militaire pensioenen10 70010 918
C7 Handelskredieten en transitorische posten38 03437 242
   
D Staatsvermogen (A+B–C)– 137 185– 134 420

Toelichting op de afzonderlijke balansposten

A Niet-financiële activa

A1 Winstrechten minerale reserves

Conform ESR 1995 is de netto contante waarde berekend van de toekomstige winstrechten van de Staat, samenhangende met de gas-, olie- en zoutwinning. De waarde ervan bedraagt 75 miljard in 1996. Dit betreft voornamelijk aardgas. In de berekening zijn de aardgasbaten exclusief vennootschapsbelasting verwerkt. De volumina van inkoop en verkoop van aardgas zijn afkomstig uit het Plan van Gasafzet. Voor de periode 1997–2002 zijn de nominale ramingen volgens de meerjarencijfers contant gemaakt tegen de lange rente op staatsobligaties. Voor de jaren 2002–2021 zijn de gasbaten contant gemaakt tegen een reële disconteringsvoet van 4%.

De balansmutatie van 7 miljard is de resultante van een toename van de verwachte Nederlandse productie, een (opwaartse) aanpassing van de dollarkoers en neerwaartse bijstelling van de lange rente op staatsobligaties.

A2 Overige niet-financiële activa

De rijkseigendommen zijn van zeer uiteenlopende aard. Er wordt mee volstaan om de algemene principes weer te geven van de waarderingsgrondslagen. De grondslag voor de bepaling van de afschrijving is de voor iedere groep van activa de geschatte gebruiksduur, waarbij rekening wordt gehouden met de restwaarde. De vaststelling van de gebruiksduur en de bepaling van de (rest)waarde geschieden steeds in overleg met deskundigen van de ministeries, waaronder deze activa ressorteren.

Op de uitgaven voor de verharding van wegen wordt in het jaar van investering tot 50% afgeschreven. Hierna wordt op de verharding van wegen niet meer afgeschreven. Op gebouwen, waterbouwkundige werken en kunstwerken in wegen bedragen de afschrijvingen 1% per jaar, waarbij rekening wordt gehouden met een geschatte residuwaarde. Op gronden wordt niet afgeschreven.

De goederen zijn gewaardeerd tegen marktprijzen. In het merendeel van de gevallen is voor de benadering hiervan uitgegaan van de historische kostprijs welke door middel van indexcijfers is herleid tot de vervangingswaarde. In sommige gevallen wordt om doelmatigheidsredenen een globale methode gehanteerd (kantoorinventarissen, bibliotheken, automatiseringsmiddelen, telefooncentrales, gereedschappen e.d.).

De samenstelling van het bedrag en de mutaties van de materiële activa blijken uit het volgende overzicht:

 
 (Gecorrigeerde)waarde per 31-12-1995Investeringen in 1996Afschrijvingen in 1996Verhoging waarde ivm stijging prijspeilWaarde per 31-12-1996
Ministerie van Defensie     
– Marine3 541254182493 662
– Landmacht9 6358931 3161529 364
– Luchtmacht4 6071822871234 625
Ministerie van Verkeer en Waterstaat76 4581 3419372 20879 070
Burgerlijke rijksgebouwen21 33634040853321 801
Agrarische eigendommen9 337– 497131638 990
Diversen4 093467157– 1574 246
Totaal129 0072 9803 3003 071131 758

Het bedrag van f 131 758 kan als volgt worden onderverdeeld naar onroerende en roerende goederen:

 
Onroerende goederen: 123 020
– Ministerie van Verkeer en Waterstaat78 914 
– Burgerlijke rijksgebouwen21 801 
– Ministerie van Defensie11 126 
– Agrarische eigendommen8 991 
– Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij2 109 
– Overige79 
   
Roerende goederen: 8 738
– Goederen van militaire aard6 523 
– Inventarisgoederen671 
– Goederen van culturele aard527 
– Civiele motorvoertuigen en vaartuigen255 
– Goederen civiele verdediging233 
– Overige529 
Totaal 131 758

B Vorderingen

B1 Chartale en girale betaalmiddelen

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld :

 
 19961995
– De Nederlandsche Bank N.V.14 40614 820
– Overige saldi1 6531 066
Totaal16 05915 886

B2 Verstrekte langlopende leningen

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:

 
 19961995
a. Diverse vorderingen  
– Studievoorschotten4 4264 003
– Op derden te verhalen ruil- en herverkavelingskosten1 5071 360
– Vorderingen Dienst der Domeinen op derden1 347896
– Voorschotten inzake landinrichtingsprojecten783766
– Ontwikkelingskredieten aan industrie en handel576579
– Vordering op de Nederlandse Antillen en Aruba met betrekking tot het leninggedeelte van de ontwikkelingshulp371360
– Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V. (inzake leningen aan diverse landen)248263
– Achtergestelde lening aan Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken N.V. in het kader van de herstructurering van de Europese staalindustrie112143
– Vordering inzake verstrekte lening aan het Zelfstandig Bestuursorgaan Luchtverkeersbeveiliging131139
– Leningen Woningwetbouw106129
– Vorderingen inzake aangesproken garantieleningen Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V.8378
– Vordering op de Internationale Ontwikkelingsassociatie terzake van de special action account6464
– Vordering op Indonesië krachtens de overeenkomst van 19665462
– Diverse vorderingen794675
 10 6029 517
   
b. Leningen aan Nederlandse ondernemingen in verband met deelnemingen  
– Koninklijke PTT Nederland N.V.2 5472 958
– Internationale Nederlanden Groep N.V.1 5691 569
– Nederlandse Onderneming voor Energie en Milieu B.V.184144
– Nationale Investeringsbank N.V.5275
– N.V. Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij7373
– DAF Trucks N.V.040
– N.V. Nederlands Inkoopcentrum218
– Nederlands Meetinstituut N.V.1014
– Centrale Organisatie voor Radioactief Afval N.V. 400
– Overige leningen210
 4 4794 901
Totaal15 08114 418

B3 Aandelen en overige deelnemingen

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:

 
 19961995
a. Deelnemingen in Nederlandse ondernemingen  
– De Nederlandsche Bank N.V.29 38823 049
– N.V. Nederlandse Spoorwegen12 96311 175
– Koninklijke PTT Nederland N.V.13 66212 087
– N.V. DSM 01 723
– N.V. Bank Nederlandse Gemeenten1 6801 578
– N.V. Luchthaven Schiphol 1 5521 425
– Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.1 44311 6841
– Energiebeheer Nederland B.V.1 2031 203
– N.V. Verenigd Streekvervoer Nederland568568
– Nationale Investeringsbank N.V. 810609
– N.V. Nederlandse Gasunie270270
– Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken N.V.351262
– Ultra-Centrifuge Nederland N.V.276260
– DAF Trucks N.V.0228
– Alpinvest Holding N.V.171186
– N.V. Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij193171
– Nederlandse Waterschapsbank N.V.189165
– N.V. Industriebank LIOF 157147
– Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V.9682
– N.V. SDU 7179
– N.V. Nozema7778
– Roccade Informatie Groep N.V.7574
– Nederlandse Onderneming voor Energie en Milieu B.V.2329
– Overige deelnemingen279270
 65 49757 402
   
b. Deelnemingen in internationale instellingen2  
– Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling515485
– Internationale Ontwikkelingsassociatie5 2464 763
– Europese Investeringsbank471436
– Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling156139
– Aziatische Ontwikkelingsbank5652
– Aziatisch Ontwikkelingsfonds516462
– Afrikaanse Ontwikkelingsbank3028
– Afrikaans Ontwikkelingsfonds338311
– Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank86
– Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank  
– Fonds voor Speciale Operaties –4639
– Internationale Financieringsmaatschappij8974
– Multilateraal Agentschap voor Investeringsgaranties33
– Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij55
 7 4796 803
Totaal72 97664 205

1 Inclusief niet-converteerbare 6% cumulatief preferente aandelen ad nominaal 235 miljoen, exclusief preferente converteerbare winstdelende aandelen ad nominaal 460 miljoen, waarop nog een stortingsverplichting rust.

2 De hier genoemde bedragen zijn saldi van deelnemingen en verplichtingen.

Toelichting op deelnemingen in Nederlandse ondernemingen

De waardestijging in 1996 ten opzichte van 1995 kan als volgt worden gespecificeerd:

 
Volumeveranderingen: – 349
– N.V. Nederlandse Spoorwegen1 642 
– N.V. DSM– 1 723 
– DAF Trucks N.V.– 228 
– Alpinvest Holding N.V.– 33 
– Overige– 7 
   
Netto toename van de reserves: 541
– N.V. Luchthaven Schiphol113 
– De Nederlandsche Bank N.V.112 
– N.V. Nederlandse Spoorwegen105 
– N.V. Bank Nederlandse Gemeenten92 
– Nederlandse Waterschapsbank N.V.24 
– Alpinvest Holding N.V.17 
– N.V. SDU15 
– Ultra-Centrifuge Nederland N.V.16 
– Overige47 
   
Waardeveranderingen: 7 880
– De Nederlandsche Bank N.V.6 228 
– Koninklijke PTT Nederland N.V.1 576 
– Nationale Investeringsbank N.V.175 
– Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken N.V.89 
– Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.– 240 
– Overige52 
   
Diversen: 23
– Stockdividend Nationale Investeringsbank N.V.25 
– Overige– 2 
Totaal 8 095

Deelnemingen worden gewaardeerd tegen de geldende koers. Beursgenoteerde aandelen zijn gewaardeerd tegen de beurskoers ultimo 1996. Dit betreft Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken N.V., Internationale Nederlanden Groep N.V., N.V. DSM, Koninklijke PTT Nederland N.V., Nationale Investeringsbank N.V. en Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. De overige deelnemingen zijn gewaardeerd tegen de intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde is berekend aan de hand van de gepubliceerde jaarrekeningen van de desbetreffende ondernemingen. De leningen zijn opgenomen onder balanspost B2.

Bij de eerste opneming van deze deelnemingen in de Staatsbalans komt het verschil tussen de verkrijgingsprijs en de nettovermogenswaarde ten gunste of ten laste van het netto staatsvermogen. Bij vervreemding van deelnemingen komt het verschil tussen de balanswaarde en de opbrengst ten gunste dan wel ten laste van het netto staatsvermogen. Op de deelnemingen zijn de nog openstaande stortingsverplichtingen (498 miljoen) in mindering gebracht.

De belangrijkste mutaties betreffen:

– De toename in de waarde van de deelneming van de Staat in het kapitaal van de N.V. Nederlandse Spoorwegen wordt verklaard uit de kapitaaldotaties van totaal 367 miljoen (waarvan 194 ten behoeve van NS Cargo) en de toevoeging van 1 275 miljoen aan de Egalisatierekening Investeringen van de van het Rijk ontvangen rijksbijdragen.– De omvangrijke waardetoename van de deelneming van de Staat in het kapitaal van De Nederlandsche Bank N.V. houdt onder meer verband met de herwaardering van de daar aanwezige goudvoorraad.

– De stijging op de Amsterdamse effectenbeurs van de waarde van het aandeel Koninklijke PTT Nederland N.V. van f 58,30 ultimo 1995 tot f 65,90 ultimo 1996 is de verklarende factor achter de toename in de waarde van de deelneming van de Staat in deze onderneming.

Toelichting op deelnemingen in internationale instellingen

De bedragen van deze deelnemingen zijn opgenomen voor de nominale waarde. Het betreft een categorie activa in vreemde valuta's, waarvan de balanswaarde wordt berekend met behulp van de contante koersen van de desbetreffende valuta's per balansdatum.

In 1996 is de deelneming in de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA) verhoogd met SDR 159 miljoen.

De belangrijkste overige mutaties betreffen:– Internationale Ontwikkelingsassociatie.

Een afname van de verplichtingen met 458 miljoen als gevolg van verzilvering van «notes».– Aziatisch Ontwikkelingsfonds.

Een afname van de verplichtingen met 54 miljoen als gevolg van verzilvering van «notes».

– Afrikaans Ontwikkelingsfonds.

Een afname van de verplichtingen met 23 miljoen als gevolg van verzilvering van «notes».

– Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling.

Een afname van de verplichtingen met een bedrag van circa ECU 5 miljoen.

B4 Handelskredieten en transitorische posten

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:

 
 19961995
a. Belastingen25 15533 075
b. Overlopende activa3 4113 618
c. Vorderingen uit hoofde van contracten e.d.16 30715 324
d. Vorderingen verband houdende met vooruitbetalingen inzake langlopende projecten1 1841 130
e. Overige vorderingen2 1441 752
Totaal48 20154 899

a. Belastingen

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belastingvordering.

 
1. Kohierbelastingen: 12 955
Nog niet opgelegd (globale schatting):  
– over 1995 en voorgaande jaren6 100 
– over 19966 855 
   
2. Niet-kohierbelastingen: 12 200
Loonbelasting4 835 
Omzetbelasting3 440 
Accijnzen1 940 
Successierechten1 530 
Diversen455 
Totaal 25 155

b. Overlopende activa

De overlopende activa zijn:

 
 19961995
Winst van De Nederlandsche Bank N.V.1 2081 603
Winstafdracht Koninklijke PTT Nederland N.V.288264
Lopende rente op leningen aan de Postbank N.V.8888
Vordering uit hoofde van samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkeringen met WSW-loon161170
Lopende rente van leningen ingevolge de Woningwetbouw44
Diverse vorderingen1 6621 489
Totaal3 4113 618

c. Vorderingen uit hoofde van contracten e.d. waar tegenover verplichtingen staan

Zie toelichting bij d.

d. Vorderingen verband houdende met vooruitbetalingen inzake langlopende projecten.

Als vorderingen en verplichtingen zijn opgenomen de bedragen van langlopende contracten inzake aanschaffingen van duurzame activa en terzake van uit te voeren werken. De reeds gedane uitgaven zijn op de posten B4.c en C7.b in mindering gebracht en opgenomen onder post B4.d. De bedragen van de posten B4.c en C7.b hebben voornamelijk betrekking op het Ministerie van Defensie (8 120 miljoen) en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (7 318 miljoen).

e. Overige vorderingen

 
 19961995
Metaalwaarde munten in omloop449451
Inzake de centrale inning van lesgelden142114
Sociale Verzekeringsbank292175
Ziekenfondsraad148113
Diverse vorderingen1 113899
Totaal2 1441 752

C Schulden

C1 Munten in omloop

Deze post omvat de nominale schuld uit hoofde van in circulatie gebrachte munten. Het bedrag is exclusief de munten in handen van De Nederlandsche Bank N.V. en de munten van de Staat in het muntdepot. Niet geconsolideerd is voor de munten in de kassen van de ministeries. Deze maken deel uit van balanspost B1 Chartale en girale betaalmiddelen. Met de toepassing van het ESR 1995 zijn de verzamelaarsmunten niet langer als schuld gepassiveerd. Daarnaast is de metaalwaarde van de munten niet langer gedesaldeerd in deze post opgenomen; nu is deze post onder B4 geactiveerd.

C2 Dutch Treasury Certificates

Het bedrag van de per balansdatum uitstaande schuld uit hoofde van Dutch Treasury Certificates bedraagt 15,4 miljard. In de balans is de vooruitbetaalde rente van de schuld in mindering gebracht.

C3 Staatsobligaties

De staatsobligaties zijn conform ESR 1995 gewaardeerd tegen marktprijzen.

 
 19961995Verschil
1. Waardering tegen marktprijs367 967342 92425 043
2. Waardering tegen nominaal331 776311 70120 075
3. Verschil36 19131 2334 968

Toepassing van het ESR 1995 leidt tot een wijziging in de waardering van de staatsobligaties. Het ESR 1995 schrijft waardering tegen marktprijzen voor. Voorheen werden staatsobligaties tegen de nominale waarde in de balans verwerkt. De toename van de schuldcategorie staatsobligaties met 25,0 miljard moet bezien worden in het licht van de gewijzigde waarderingsgrondslag. De mutatie van 25,0 miljard kan gesplitst worden in een volumecomponent ter grootte van 20,1 miljard en een prijscomponent van 4,9 miljard. De volumemutatie omvat het beroep op de openbare kapitaalmarkt van de Staat om de financieringsbehoefte 1996 te dekken. De prijsmutatie weerspiegelt de daling van de kapitaalmarktrente in 1996. Hierbij zij aangetekend dat de prijsmutatie geen gevolgen heeft voor de EMU-schuld. De EMU-schuld luidt in ESR-categorieën, doch uitdrukkelijk is bepaald dat voor de excessieve-tekortenprocedure over de schuld in nominale termen gerapporteerd dient te worden; voor de EMU-schuld is dus de 331,8 miljard relevant.

C4 Onderhandse staatsleningen

Conform ESR 1995 zijn de onderhandse staatsleningen tegen de nominale waarde gewaardeerd. De balansmutatie betreft voornamelijk aflossingen.

C5 Overige leningen op lange termijn

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:

 
 19961995
Leaseverplichtingen1 5421 595
N.V. Nederlandse Spoorwegen463494
Nationaal Restauratiefonds289275
Overige87100
Totaal2 3812 464

C6 Militaire pensioenen

Het balansbedrag vertegenwoordigt de netto contante waarde van de pensioenverplichtingen van de Staat jegens de (gewezen) militairen.

C7 Handelskredieten en transitorische posten

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld :

 
 19961995
a. Overlopende passiva19 31519 005
b. Verplichtingen uit hoofde van contracten e.d. waartegenover vorderingen staan16 30715 324
c. Overige schulden2 4122 913
Totaal38 03437 242

a. Overlopende passiva

 
 19961995
Lopende interest van de staatsschuld18 30717 853
Diverse schulden1 0081 152
Totaal19 31519 005

b. Verplichtingen uit hoofde van contracten e.d. waartegenover vorderingen staan.

Voor een toelichting wordt verwezen naar balanspost B4.c.

c. Overig

 
 19961995
Commissie van de Europese Gemeenschappen9481 427
Nog te verrekenen voorlopige en tijdelijke ontvangsten van de ontvangers der belastingen0151
Diverse schulden1 4641 340
Totaal2 4122 918

Voorwaardelijke verplichtingen

In lijn met het ESR 1995 zijn voorwaardelijke verplichtingen, de zogenaamde «contingent liabilities», niet in de Staatsbalans verwerkt. Kenmerk van deze verplichtingen is dat voordat er een financiële transactie plaats vindt, er eerst aan één of meerdere voorwaarden voldaan moet worden. Een klassiek voorbeeld is garantieverlening door de overheid bij exportkredieten. Gezien het beleidsmatige belang is aanvullende informatie over door de Staat verleende garanties in tabel 9.2.3 gepresenteerd. Daadwerkelijke uitgaven en ontvangsten op garanties zijn per begroting in tabel 9.2.4 gepresenteerd.

Tabel 9.2.3 Uitstaand risico en nieuwe machtigingen per begroting

  Risico van de Staat ultimo Machtiging tot het verlenen van nieuwe garanties
  19961997199819971998
IIHoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin44500
IVKabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken178572866500
VBuitenlandse Zaken14 9274 6034 251103
VIJustitie88939300
VIIBinnenlandse Zaken1219990
VIIIOnderwijs, Cultuur en Wetenschappen21 2941 2511 20900
IX-BFinancien3115 039111 143109 92829 07026 526
XDefensie77200
XI-AVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer446 77335 6675 64923152345
XI-BRijkshuisvesting164000
XIIVerkeer en Waterstaat1 3821 2671 3740165
XIIIEconomische Zaken4 5684 8214 753870850
XIVLandbouw, Natuurbeheer en Visserij4814864932015
XVSociale Zaken en Werkgelegenheid21100
XVIVolksgezondheid, Welzijn en Sport5 4795 3725 20711357
ISFInfrastructuurfonds3 2313 4563 639231230
Totaal 184 088168 922137 27830 55428 080

1 Betreft voornamelijk Ontwikkelingssamenwerking.

2 Exclusief het risico van de indemniteitsregeling gedurende het dienstjaar van maximaal 500 miljoen en exclusief de garantie-overeenkomst met het Nationaal Restauratiefonds met een plafond van 1,5 miljard.

3 Inclusief het risico op grond van de Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen (van maximaal 35 miljard).

4 Inclusief de gemeentelijke garanties met rijksbijdrage in een eventueel verlies voor huurwoningen van woningbouwcorporaties van circa 45 miljard in 1996, circa 34 miljard in 1997 en 4 miljard in 1998.

5 Vermelde bedragen betreffen het saldo van aflossingen en nieuwe garanties.

Tabel 9.2.4 Uitgaven en ontvangsten op door de Staat verstrekte garanties

BegrotingOmschrijving199619971998
      
1. Uitgaven
      
VBuitenlandse ZakenOntwikkelingssamenwerking223937
IX-BFinanciënRegeling bijzondere financiering285285
  Particuliere Participatiemaatschappijen1574
  Exportkredietverzekering127127172
  Overig977
XI-AVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en MilieubeheerVolkshuisvestingMilieubeheer00011215
XI-BRijkshuisvestingRijksdiensten450
XIIIEconomische ZakenMidden- en Kleinbedrijf444848
  Energiebeleid786
  Technologiebeleid38400
  NedCar24200
  Overig333
XVSociale Zaken en WerkgelegenheidDiversen100
XVIVolksgezondheid, Welzijn en SportDiversen110
Totaal  887308379
2. Ontvangsten     
      
IX-BFinanciënRegeling bijzondere financiering en PPM433224
  Exportkredietverzekering815840565
  Overig222
XI-AVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Milieubeheer066
XIIIEconomische ZakenMidden- en Kleinbedrijf312828
  Overig100
Totaal  892908625

9.3 Rijksbegroting naar economische categorieën

In tabel 9.3.1 zijn de uitgaven en ontvangsten van de Rijksbegroting gegroepeerd naar economische categorieën. Deze economische categorieën geven inzicht in de economische aard, zoals bijvoorbeeld consumptie en investeringen. Het ESR 1995 ligt ten grondslag aan de indeling in economische groepen.

Tabel 9.3.1 Economische categorieën 1989–1998
 1989199019911992199319941995199619971998
Uitgaven194 011208 019226 997231 807242 341244 876261 068227 762229 507257 260
           
1 Lopende uitgaven voor goederen en diensten (consumptieve bestedingen)31 41131 89831 54932 99732 85031 88831 67233 25634 68435 330
           
2 Rente, pacht en bijdragen in incidentele exploitatieverliezen van overheidsbedrijven21 65822 85124 97226 65328 24928 98030 26630 06430 36030 495
           
3 Inkomensoverdrachten aan andere sectoren dan de overheid28 99227 98133 12631 70435 88432 31830 28932 60936 96337 876
           
4 Inkomensoverdrachten binnen de sector overheid70 99685 14492 40995 99499 02990 00889 14789 77393 53894 786
           
5 Kapitaaloverdrachten aan andere sectoren dan de overheid6 8796 1734 7353 7774 6474 7824 0183 7954 0775 193
           
6 Kapitaaloverdrachten binnen de sector overheid7 1406 4047 1016 9706 1416 1507 9495 8494 4544 514
           
7 Investeringen2 9423 1013 1283 1013 3373 8514 0083 9604 3505 706
           
8 Financiële transacties23 99324 46729 97730 61132 20446 89963 71928 45621 04839 969
           
9 Aanvullende posten333 391
           
Ontvangsten148 713164 474182 437183 790204 347201 899208 707192 458195 128200 952
           
1 Lopende ontvangsten voor goederen en diensten3 5954 1174 2044 4254 9215 0154 9865 3505 5985 136
           
2 Rente, pacht en andere opbrengsten van vermogen en van ondernemingsactiviteit11 80613 35116 07215 94914 83913 58111 53210 83811 8239 143
           
3 Inkomensoverdrachten van andere sectoren dan de overheid122 797138 599154 138155 461164 004154 294154 708164 750167 903180 112
           
4 Inkomensoverdrachten binnen de sector overheid1 8821 6951 9372 3632 0751 8731 8822 0291 5531 595
           
5 Kapitaaloverdrachten aan andere sectoren dan de overheid1 8122 1942 7942 4142 5233 3762 8104 0553 5283 049
           
6 Kapitaaloverdrachten binnen de sector overheid1541033582071 188562160346106180
           
7 Desinvesteringen333350391315357403412617334341
           
8 Financiële transacties 6 3344 0652 5432 65614 44022 79532 2174 4733 6861 346
           
9 Aanvullende posten59750
Saldo– 45 298– 43 545– 44 560– 48 017– 37 994– 42 977– 52 361– 35 304– 34 379– 56 308
           
Aflossingen en overige mutaties en correcties22 42221 60625 45127 18129 65045 74429 38625 75119 20037 429
Financieringssaldo– 22 876– 21 939– 19 109– 20 836– 8 344– 2 767– 22 975– 9 553– 15 179– 18 879

10 Collectieve sector naar functie 1989–1998

Bereik

In deze bijlage worden gepresenteerd de uitgaven en ontvangsten van de collectieve sector ingedeeld naar functie. De collectieve sector omvat de rijksbegroting in enge zin, de sociale zekerheid en de zorgsector. De afbakening van elk van deze sectoren is gebaseerd op de ijklijnen van de desbetreffende sectoren. De stromen tussen de drie sectoren zijn geconsolideerd.

Methodologie

De indeling in functies is gebaseerd op de Benelux Functionele Classificatie van de uitgaven en ontvangsten van 1989. Deze classificatie is voorgeschreven voor toepassing in de rijksbegroting en is ook toegepast op de andere twee sectoren. De Benelux Functionele Classificatie sluit in grote lijnen aan op de «Classification of Functions of Government (COFOG)» van de Verenigde Naties. De twee belangrijkste verschillen tussen beide methoden zijn de volgende twee. De Benelux Functionele Classificatie is zowel van toepassing op de uitgaven als de ontvangsten; de COFOG is alleen van toepassing op de uitgaven. Daarnaast omvat de Benelux Functionele Classificatie een afzonderlijke functie milieu; de COFOG kent de functie milieu niet.

Tabel 10.1 Uitgaven collectieve sector naar functie; in % BBP
 1989199019911992199319941995199619971998
Totaal van de uitgaven57,456,758,157,959,058,859,251,749,249,9
1 Algemeen bestuur1,31,21,31,31,31,11,11,11,01,1
2 Buitenlandse betrekkingen (exclusief ontwikkelingssamenwerking)1,31,21,61,51,61,61,51,61,51,5
3 Ontwikkelingssamenwerking1,01,01,01,11,01,01,00,90,90,9
4 Defensie2,92,72,62,62,42,22,12,02,01,9
5 Openbare orde en veiligheid1,11,21,21,21,31,41,41,31,41,3
6 Onderwijs en fundamenteel wetenschappelijk onderzoek6,46,16,06,15,95,75,75,55,14,9
7 Volksgezondheid6,16,26,46,97,27,07,06,66,86,8
8 Sociale voorzieningen18,319,019,419,019,918,517,617,316,315,3
9 Volkshuisvesting en ruimtelijke ordening2,42,12,02,01,71,56,40,50,50,4
10 Milieu, natuur en landschapsbehoud0,20,20,30,30,30,30,30,20,20,2
11 Cultuur en recreatie0,50,40,40,40,40,40,40,40,40,3
12 Algemene economische aangelegenheden, handel, nijverheid en diensten (inclusief brandstoffen en energie)1,51,30,90,70,80,70,50,60,60,5
13 Landbouw, jacht en visserij0,40,40,40,40,30,40,30,30,50,3
14 Verkeer, vervoer, communicatie en waterstaat1,92,01,91,91,71,81,71,81,81,8
15 Betrekkingen met de lagere publiekrechtelijke lichamen voor zover deze niet in andere functies zijn opgenomen3,02,92,92,93,13,13,13,03,13,2
16 Overheidsschuld (inclusief rente)8,88,79,89,810,112,19,18,67,19,0
17 Diversen (aanvullende posten e.d.)0,00,00,00,00,00,00,00,00,00,5
Tabel 10.2 Ontvangsten collectieve sector naar functie; in % BBP
 1989199019911992199319941995199619971998
Totaal van de ontvangsten48,848,650,850,152,450,850,345,444,943,2
1 Algemeen bestuur0,50,50,60,60,70,60,50,60,50,4
2 Buitenlandse betrekkingen (exclusief ontwikkelingssamenwerking)0,00,00,00,00,00,00,00,00,00,0
3 Ontwikkelingssamenwerking0,00,00,00,00,00,00,00,00,00,0
4 Defensie0,10,10,10,10,10,10,10,10,10,1
5 Openbare orde en veiligheid0,10,10,10,20,10,20,20,20,20,2
6 Onderwijs en fundamenteel wetenschappelijk onderzoek0,40,20,30,30,50,40,30,20,20,2
7 Volksgezondheid4,95,25,45,85,86,05,75,25,95,7
8 Sociale voorzieningen13,511,912,012,111,712,312,111,711,711,2
9 Volkshuisvesting en ruimtelijke ordening1,10,90,80,82,42,84,20,00,00,0
10 Milieu, natuur en landschapsbehoud0,10,10,20,00,00,00,00,00,00,0
11 Cultuur en recreatie0,30,30,30,30,30,30,30,20,20,2
12 Algemene economische aangelegenheden, handel, nijverheid en diensten (inclusief brandstoffen en energie)2,22,12,22,02,11,61,42,01,71,2
13 Landbouw, jacht en visserij0,10,10,10,10,10,10,10,10,10,1
14 Verkeer, vervoer, communicatie en waterstaat0,30,40,30,40,41,61,30,30,40,3
15 Betrekkingen met de lagere publiekrechtelijke lichamen voor zover deze niet in andere functies zijn opgenomen0,00,00,00,00,00,00,00,00,00,0
16 Overheidsschuld (inclusief rente)0,30,30,30,30,30,20,10,20,20,0
17 Diversen (aanvullende posten e.d.)0,00,00,00,00,00,00,00,00,10,0
18 Belastingen24,826,427,927,127,824,824,024,623,623,6
18a Kostprijsverhogende belastingen11,611,611,311,611,511,311,312,011,911,8
18b Belastingen op inkomen, winst en vermogen13,214,816,615,516,313,512,712,611,711,8
19 Opneming gevestigde staatsschuld8,98,99,18,66,76,38,35,02,87,5

11 Tienjarenoverzicht 1989–1998

11.1 Financieringssaldo

 
 1989199019911992199319941995199619971998
1. Totale uitgaven incl. agentschappen194 011208 019226 997231 807242 341244 876261 068227 762229 507257 260
2. Uitgaven agentschappen00000– 29165210451474
3. Totale uitgaven excl. agentschappen194 011208 019226 997231 807242 341244 905260 904227 553229 056256 786
4. Aflossingen19 97520 91326 47727 32229 37143 95629 05226 19819 21437 453
5. Aankoop portefeuille staatsschuld9721 0281 3061 11069633666000
6. Ontmuntingen  0  0  0  0  53  0  0  0  0  0
7. Relevante rijksuitgaven (7=3-4-5-6)173 064186 078199 214203 376212 221200 613231 785201 355209 842219 333
8. Totale ontvangsten incl. agentschappen148 713164 474182 437183 790204 347201 899208 707192 458195 128200 952
9. Ontvangsten agentschappen0000026230 329363465
10. Totale ontvangsten excl. agentschappen148 713164 474182 437183 790204 347201 873208 478192 128194 765200 487
11. Verkoop portefeuille staatsschuld99610081 2901 137704297105000
12. Aanmuntingen 357 200  62  16  0  12  38  31  35  35
13. Relevante ontvangsten (13=10-11-12)147 360163 266181 086182 636203 643201 564208 335192 098194 730200 453
w.v. Belastingontvangsten120 371136 323151 557153 467161 610152 475153 250163 962167 035177 725
w.v. Rel. niet-belastingontvangsten26 98926 94329 52929 16942 03249 08955 08528 13627 69522 728
14. Begrotingssaldo (14=10-3)– 45 298– 43 545– 44 560– 48 017– 37 994– 43 032– 52 426– 35 424– 34 292– 56 299
15. Saldo relevante uitgaven en relevante ontvangsten (15=13-7)– 25 704– 22 812– 18 129– 20 739– 8 579951– 23 451– 9 257– 15 112– 18 880
16. Mutatie derdenrekening– 2 828– 87398097– 234– 1 816– 47529666– 4
17. Feitelijk Financieringssaldo(17=15-16)– 22 876– 21 939– 19 109– 20 837– 8 3442 767– 22 975– 9 553– 15 178– 18 876
(Idem, in % BBP)– 4,7%– 4,2%– 3,5%– 3,7%– 1,4%0,5%– 3,6%– 1,4%– 2,1%– 2,5%
18. Vervr. afl. woningwetleningen/balansverkorting– 185– 206– 206– 206927113 366– 9 525– 2– 377– 120
19. Mutatie AOW-spaarfonds000000007501 547
20. Debudgetteringen2 0561 9031 3861 12495794929293
21. Studieleningen000– 307– 248– 278– 391– 552– 842– 1274
22. Mutatie FES-saldo000001 7683 0213 109– 71– 1 207
23. Aan- en verkoop staatsbezit341612631010024704 6202 6357362 027– 171
24. Agio/disagio15– 115– 27947545– 384– 2362825840
25. Kasverschuivingen– 1 000400– 1 035907– 4 5572 8902 395000
26. Versnelde belastinginning08254975– 625– 2750775 400– 4000
27. Derdenrekening2 828873– 980– 972341816475– 296– 664
28. Beleidsrelevant financieringssaldo (27=17-18-19-20-21-22-23-24-25-26)– 30 006– 26 882– 23 981– 21 680– 167 41– 21 981– 22 153– 13 231– 16 792– 17 659
(Idem in % BBP)– 6,2%– 5,2%– 4,4%– 3,8%– 2,9%– 3,6%– 3,5%– 2,0%– 2,4%– 2,3%
29. Financieringsbehoefte (28=4+17)42 85142 85245 58648 15937 71541 18952 02835 75134 39256 329

11.2 Budgettaire kerngegevens; in miljoenen resp. in % BBP, tenzij anders aangegeven

 
 1989199019911992199319941995199619971998
1. Relevante rijksuitgaven, incl. debudgetteringen en incl. agentschappen175 120187 981200 601204 500213 178201 533231 979201 567210 302219 810
Idem in % BBP36,1%36,4%37,0%36,1%36,7%32,9%36,5%30,2%29,8%29,2%
2. Microlastenontwikkeling (in mld gld)      – 4,0– 5,3– 1,8– 3,9
3 w.v. belastingen      – 2,8– 3,2– 4,32,0
4 w.v. premies      – 1,5– 2,92,5– 5,2
5 w.v. OPL      0,30,80,1– 0,8
6 Staatsschuld1293 842317 614338 688358 424370 714368 776397 680407 647411 775430 651
7 Staatsschuldquote160,6%61,5%62,4%63,3%63,8%60,2%62,6%61,1%58,3%57,3%
8 Vorderingensaldo Rijk– 5,5%– 5,1%– 3,3%– 4,2%– 2,9%– 3,1%– 3,7%– 1,6%– 2,4%– 2,5%
9 Vorderingensaldo OPL0,3%0,1%0,0%0,1%0,1%0,0%0,2%0,1%0,2%0,2%
10 Vorderingensaldo sociale fondsen0,4%– 0,1%0,4%0,2%– 0,4%– 0,7%– 0,5%– 0,8%0,3%0,6%
11 EMU-tekort (18=15+16+17)– 4,8%– 5,1%– 2,9%– 3,9%– 3,2%– 3,8%– 4,0%– 2,3%– 2,0 %– 1,7%
12 EMU-schuldquote179,4%79,2%79,0%80,0%81,2%77,9%79,1%77,2%72,7%70,4%

1 De cijfers voor 1994 zijn gecorrigeerd voor het tijdelijk neerwaarts effect van de VAW/balansverkorting in de volkshuisvesting van 1,1% BBP.

12 De collectieve sector 1970–1998

Tabel 12.1 Uitgaven van de collectieve sector naar bestedende organen1; in % BBP
 Rijksuitgaven quoteOnderlinge betalingenRijksaandeel CUQOPL-uitgavenOnderlinge betalingenOPL-aandeel CUQUitgaven sociale fondsenOnderlinge betalingenSF-aan- deel CUQCollectieve-uitgaven- quote
 (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10) = (3) + (6) + (9)
197028,0%15,2%12,8%18,4%0,6%17,8%14,4% 14,4%45,1%
197129,2%16,0%13,1%19,2%0,8%18,5%15,4% 15,4%47,0%
197228,6%15,6%13,0%19,9%0,8%19,0%16,1% 16,1%48,2%
197329,1%16,1%12,9%19,8%0,8%19,0%16,5% 16,5%48,4%
197430,0%16,9%13,2%20,3%0,8%19,5%17,4% 17,4%50,0%
197533,8%18,8%15,0%21,9%0,8%21,1%19,0% 19,0%55,1%
197634,2%19,5%14,6%21,9%0,9%21,0%18,9% 18,9%54,5%
197734,2%19,6%14,5%21,8%1,0%20,8%19,6% 19,6%54,8%
           
197733,7%19,3%14,4%22,9%1,0%21,8%19,5%0,2%19,3%55,5%
197836,1%20,7%15,8%22,7%1,0%21,7%20,4%0,2%20,2%57,6%
197937,6%20,5%17,1%23,6%1,5%22,1%21,2%0,2%21,0%60,1%
198038,2%20,6%17,6%23,7%1,2%22,5%21,8%0,2%21,5%61,6%
198139,9%20,9%19,0%24,3%1,2%23,1%22,2%0,2%22,0%64,0%
198241,6%21,4%20,2%25,0%1,3%23,6%22,7%0,2%22,5%66,3%
198340,9%19,9%21,0%25,1%1,4%23,7%22,2%0,2%21,9%66,6%
198440,4%19,8%20,6%24,8%1,6%23,2%21,2%0,2%21,0%64,8%
198539,1%19,2%19,9%25,0%2,1%22,9%20,6%0,2%20,4%63,2%
198639,2%18,2%21,0%27,3%5,2%22,1%20,4%0,2%20,2%63,3%
198739,7%17,9%21,8%26,0%4,2%21,8%20,9%0,2%20,7%64,2%
198837,8%17,0%20,8%22,3%1,4%20,8%20,7%0,2%20,5%62,1%
198936,1%15,6%20,5%20,4%1,0%19,4%19,4%0,2%19,2%59,1%
199036,4%16,9%19,5%19,6%0,8%18,7%20,8%0,2%20,6%58,7%
199137,0%17,7%19,3%19,8%0,8%19,0%21,1%0,2%20,9%58,9%
199236,1%17,7%18,4%20,1%0,8%19,3%21,7%0,2%21,5%59,2%
199336,7%17,8%18,8%21,6%2,3%19,1%22,2%0,2%22,0%60,1%
199432,9%15,4%17,5%22,0%2,7%19,3%20,9%0,2%20,8%57,6%
1995231,0%14,8%16,2%19,4%0,2%19,2%20,6%0,2%20,4%55,8%
199630,2%13,8%16,4%18,0%0,0%18,0%19,8%0,1%19,7%54,0%
199729,8%13,6%16,2%17,0%0,0%17,0%19,8%0,1%19,7%52,9%
199829,2%13,6%15,7%16,8%0,0%16,8%18,6%0,1%18,5%50,9%

1 Vanaf 1977 is rekening gehouden met de revisie van de Nationale Rekeningen. Voor 1977 zijn zowel de cijfers voor als na de revisie opgenomen.

2 De rijksuitgavenquote en de collectieve-uitgavenquote zijn in 1995 gecorrigeerd voor de éénmalige uitgaven in verband met de balansverkorting volkshuisvesting.

Bron: CPB, CBS.

Tabel 12.2 Uitgaven van de collectieve sector naar economische categorieën; in % BBP
 Lonen en sociale lastenMateriële consumptieRenteInk.over- drachten bedrijvenInk.over- drachten gezinnenInk.over- drachten buitenl.InvesteringenAankopen grondVermo- gens- overdrachtenKredietverlening1Collectieve- uitgaven- quote
 (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10) (11)
197011,1%4,4%2,7%0,4%16,8%0,3%4,7% 1,4%3,3%45,1%i
197111,5%4,3%2,8%0,5%18,0%0,7%4,9% 1,2%3,2%47,0%
197211,8%4,0%2,6%0,6%19,0%0,7%4,3% 1,3%3,8%48,2%
197311,8%3,8%2,5%0,7%19,6%1,0%3,8% 1,5%3,7%48,4%
197412,3%4,1%2,7%0,8%20,8%1,0%3,7% 1,3%3,4%50,0%
197513,0%4,3%2,8%1,0%23,2%1,3%3,9% 1,8%3,6%55,1%
197612,8%4,2%2,8%1,4%23,6%1,0%3,8% 1,9%3,0%54,5%
197713,0%4,5%2,8%1,3%24,2%1,1%3,4% 1,1%3,3%54,8%
            
197712,8%4,5%2,9%1,7%24,1%1,2%3,5%0,6%1,0%3,3%55,5%
197813,0%4,7%2,9%1,8%24,9%1,5%3,5%0,6%1,2%3,6%57,6%
197913,1%5,1%3,1%1,8%25,7%1,5%3,4%0,6%1,7%4,1%60,1%
198012,9%5,2%3,5%1,8%26,3%1,5%3,5%0,6%2,6%3,8%61,6%
198112,6%5,5%4,1%1,8%27,4%1,5%3,4%0,5%2,8%4,4%64,0%
198212,5%5,6%4,8%2,0%29,0%1,6%3,1%0,5%2,8%4,3%66,3%
198312,1%5,8%5,3%2,1%29,5%1,6%2,9%0,4%2,6%4,3%66,6%
198411,4%5,9%5,6%2,2%28,3%1,8%3,0%0,3%2,7%3,5%64,8%
198511,0%6,0%6,0%2,4%27,4%1,7%2,8%0,3%2,7%2,9%63,2%
198610,8%6,0%6,1%2,3%27,0%1,8%2,6%0,3%3,2%3,1%63,3%
198711,0%6,0%6,3%2,4%27,4%1,8%2,7%0,3%3,4%2,9%64,2%
198810,5%6,1%6,1%2,3%27,0%1,9%2,8%0,3%2,6%2,5%62,1%
1989 9,9%6,1%5,9%2,3%26,3%2,0%2,7%0,3%2,1%1,6%59,1%
1990 9,7%5,9%5,8%2,2%27,0%1,9%2,8%0,3%1,9%1,3%58,7%
1991 9,6%5,9%6,0%2,3%27,6%2,2%2,8%0,3%1,4%1,0%59,2%
1992 9,8%6,0%6,0%2,3%27,6%2,1%2,8%0,2%1,3%0,9%59,2%
199310,0%6,1%6,2%2,1%28,4%2,2%2,8%0,3%1,3%0,8%60,1%
1994 9,7%6,0%6,0%2,0%26,7%2,2%2,8%0,3%1,2%0,8%57,6%
1995 9,7%5,9%5,8%1,3%26,0%2,1%2,7%0,3%1,6%0,5%55,8%
1996 9,3%5,9%5,5%1,4%25,3%2,1%2,7%0,3%1,0%0,5%54,0%
1997 9,2%5,8%5,2%1,3%24,7%2,1%2,8%0,3%1,0%0,5%52,9%
1998 9,2%5,5%4,8%1,4%23,4%2,1%2,7%0,3%1,0%0,6%50,9%

1 Inclusief debudgetteringen.

Bron: CPB, CBS

Tabel 12.3 Collectieve uitgaven, collectieve-lastendruk en financieringstekort van de collectieve sector; in % BBP
 Collectieve- uitgaven- quoteNBO en OverigCUQ minus NBOBelast. drukPremiedrukNBO-drukCollec-tieve- lastendr.Fin.- tekort Rijk1Fin.- tekort OPLFin. tekort SF
 (1)(2)(3)(4)(5)(6)(7)(8)(9)(10)
197045,1% 4,6% 40,5% 23,8% 13,8% 0,2%37,8% 1,1% 2,2% –0,6%
197147,0% 4,5% 42,5% 24,9% 14,6% 0,3%39,7% 1,2% 2,1% –0,5%
197248,2%5,4% 42,8% 25,7% 14,8% 0,3% 40,8% 0,1% 1,7% 0,2%
197348,4% 5,6% 42,8%25,8% 16,1% 0,4% 42,3% –0,2% 1,6%–0,9%
197450,0% 5,2% 44,8% 25,5%17,0% 0,6% 43,1% 0,6% 2,0% –0,9% i
197555,1% 6,0% 49,1% 26,3% 17,5%1,2% 45,0% 3,0% 1,7% –0,6%
197654,5%6,0% 48,5% 26,2% 17,1% 1,5% 44,8% 3,6%0,9% –0,8%
197754,8% 5,6%49,2% 26,9% 17,0% 1,5% 45,4% 3,1% 0,5%0,2%
           
197755,5% 6,0% 49,5% 27,4%16,9% 1,4% 45,7% 3,1% 0,5% 0,2%
197857,6% 7,5% 50,1% 27,6% 17,2%1,3% 46,1% 3,4% 0,7% –0,1%
197960,1%8,3% 51,8% 27,8% 17,8% 1,3% 46,9% 4,4%0,6% –0,1% i
198061,6% 8,0%53,6% 27,1% 18,1% 1,6% 46,8% 5,0% 1,9%–0,1%
198164,0% 8,6% 55,4% 26,2%18,6% 2,0% 46,8% 6,8% 1,4% 0,4%
198266,3% 8,6% 57,7% 26,3% 19,6%2,2% 48,1% 8,4% 0,5% 0,7%
198366,6%9,3% 57,3% 25,0% 21,7% 2,1% 48,8% 8,9%0,4% –0,8%
198464,8% 9,6%55,2% 24,6% 20,7% 2,3% 47,6% 8,0% 0,1%–0,5%
198563,2% 10,5% 52,8% 24,1%20,3% 2,5% 46,9% 6,2% 0,7% –1,0%
198663,3% 9,4% 53,9% 25,1% 19,4%2,4% 46,9% 5,7% 1,3% 0,0%
198764,2%8,2% 56,0% 26,6% 20,3% 1,5% 48,4% 6,8% (6,6)1,2% –0,4%
198862,1% 8,1% 54,0%26,8% 20,3% 1,2% 48,3% 5,7% (5,6)0,8%–0,8%
198959,1% 9,0% 50,1% 25,8%18,6% 1,0% 45,4% 5,1% (6,2)0,0% –0,4%
199058,7% 7,4% 51,3% 27,9% 17,2% 1,1%46,1% 4,6% (5,2)0,0% 0,6%
199159,2% 8,2%51,0% 29,0% 17,5% 1,3% 47,8% 3,7% (4,4)–0,1%–0,4%
199259,2% 8,2% 51,0% 28,2%18,3% 1,2% 47,7% 3,8% (3,8)0,1% –0,3%
199360,1% 8,6% 51,4% 28,9% 18,4% 1,1%48,4% 3,2% (2,9)0,4% 0,1%
199457,6% 9,4%48,2% 25,8% 18,7% 1,1% 45,5% 2,2% (3,6)0,4%0,8%
199555,8% 6,9% 48,9% 25,3% 18,8%1,1% 45,2% 3,5% – 0,3% 0,5%
199654,0% 7,0% 47,0% 25,8% 17,7% 1,1%44,6% 2,0% – 0,3% 0,8%
199752,9%5,8% 47,1% 24,9% 18,4% 1,2% 44,5% 2,4% 0,0% –0,3%
199850,9% 6,0% 44,9%24,9% 17,3% 0,8% 43,1% 2,3% 0,0%– 0,5%

1 Vanaf 1987 tussen haken beleidsrelevant tekort. Vanaf 1995 beleidsrelevant tekort.

13 Het convergentieverloop in de EU

13.1 Inleiding

Deze bijlage bevat een beschrijving van de in het Verdrag van Maastricht opgenomen procedures ter bevordering van het convergentieproces, en van de opgenomen convergentiecriteria. Tabel 13.1 bevat een overzicht van het convergentieverloop in de EU. Een dergelijk jaarlijks overzicht is tijdens het debat over het Verdrag van Maastricht door de regering aan de Kamer toegezegd.1

13.2 Procedures ter bevordering van het convergentieproces

Het Verdrag van Maastricht stelt dat de lidstaten vóór het begin van de tweede fase (1 januari 1994), indien nodig, convergentieprogramma's dienen vast te stellen. In juli 1993 heeft de Ecofin-Raad de lidstaten opgeroepen om, indien nodig, ook gedurende de tweede fase convergentieprogramma's vast te stellen of bestaande programma's te actualiseren. In het afgelopen jaar hebben diverse lidstaten nieuwe convergentieprogramma's gepresenteerd. Andere lidstaten, waaronder Nederland, hebben hun bestaande programma's geactualiseerd. Verder worden jaarlijks globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie opgesteld. Om een zo groot mogelijk effect te sorteren op de voorbereiding van de nationale begrotingen, die in de meeste lidstaten in het najaar worden vastgesteld, worden de globale richtsnoeren in de zomer vastgesteld. De multilaterale toezichtsprocedure voorziet in een algehele evaluatie van het economisch beleid van de lidstaten, waarbij onder andere de implementatie van de globale richtsnoeren en de nationale convergentie-programma's worden bezien.

Ten slotte voorziet het Verdrag van Maastricht in de excessieve-tekortenprocedure, een procedure om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te beoordelen. Er is sprake van een buitensporig tekort als:

– het vorderingentekort van de overheid hoger is dan 3% BBP, tenzij de tekortquote aanzienlijk en voortdurend afneemt en de 3% BBP benadert, of tenzij de overschrijding van uitzonderlijke en tijdelijke aard is, en de tekortquote in de buurt van de 3% BBP blijft;

– de overheidsschuld hoger is dan 60% BBP, tenzij de schuldquote in voldoende mate afneemt en de 60% BBP in een bevredigend tempo nadert.

De procedure kan uitmonden in een buitensporig-tekortoordeel van de Raad. Voor 10 van de 15 lidstaten acht de Raad nu een buitensporig tekort aanwezig; alleen Nederland, Finland, Denemarken, Ierland en Luxemburg hebben naar het oordeel van de Raad geen buitensporig tekort. Voor Nederland en Finland werd het buitensporig-tekortoordeel in mei j.l. ingetrokken.

De Europese Raad van Amsterdam heeft een akkoord vastgesteld over het Stabiliteits- en Groeipact. Onderdeel van dit pact zijn twee raadsverordeningen voor versterking van de begrotingsdiscipline in de derde fase van de EMU. Eén verordening bevat regels voor het multilateraal toezicht en bevat onder andere de verplichting om stabiliteits- en convergentieprogramma's in te dienen met een middellange-termijndoelstelling voor de begrotingspositie van vrijwel in evenwicht of in overschot.

De tweede verordening betreft de verduidelijking en versnelling van de excessieve-tekortenprocedure in de derde fase. Zo maakt de verordening onder meer duidelijk onder welke uitzonderlijke en tijdelijke omstandigheden een tekort van meer dan 3% BBP excessief is. Daarnaast zijn er deadlines opgenomen voor de verschillende stappen van de procedure, die kan uitmonden in een boete.

13.3 De convergentiecriteria

In het Verdrag is vastgelegd dat een lidstaat alleen als volwaardig lid tot de derde fase kan toetreden als een voldoende mate van convergentie heeft plaatsgevonden. De mate van convergentie zal aan de hand van vier convergentiecriteria worden beoordeeld.

Het inflatiecriterium bepaalt dat de inflatie niet meer dan 1,5%-punt hoger mag zijn dan de inflatie van ten hoogste de drie lidstaten die wat betreft prijsstabiliteit het best presteren.

Het criterium voor de overheidsfinanciën bepaalt dat er geen sprake mag zijn van een buitensporig tekort. In het bovenstaande is beschreven wanneer er sprake is van een buitensporig tekort.

Het rentecriterium bepaalt dat de nominale kapitaalmarktrente niet meer dan 2%-punt hoger mag liggen dan het niveau van ten hoogste de drie lidstaten die wat betreft prijsstabiliteit het best presteren.

Het wisselkoerscriterium bepaalt dat de munt van een land gedurende twee jaar de normale marges van het wisselkoersmechanisme van het EMS in acht heeft genomen, zonder dat daarbij sprake is geweest van een devaluatie ten opzichte van een munt van een andere lidstaat.

Evenals het criterium voor de overheidsfinanciën, bevatten ook de criteria met betrekking tot prijsstabiliteit, renteniveau en wisselkoersstabiliteit enige ruimte voor afweging en interpretatie. De criteria met betrekking tot prijsstabiliteit en renteniveau zijn geformuleerd in termen van afwijkingen ten opzichte van ten hoogste de drie lidstaten met de laagste inflatie. De formulering geeft de Raad de vrijheid om bij de berekening van de referentiewaarden uit te gaan van het niveau van het twee na best presterende land of het gemiddelde van de drie best presterende lidstaten of het niveau van het best presterende land. Het wisselkoerscriterium spreekt zonder nadere specificatie over normale fluctuatiemarges.

Tabel 13.1 Convergentieverloop van de EMU
  OverheidstekortOverheidsschuld Inflatie Lange rente
 '95'96'97'95'96'97'95'96'97'95'96'97
EMU-referentie waarde3336060602.22.92.99.89.19.1
Nederland4.02.32.079.177.272.72.02.12.36.96.25.7
België4.13.42.7133.5130.0126.71.62.01.97.56.55.6
Denemarken1.91.6–0.372.170.267.22.12.12.38.37.26.2
Duitsland3.53.83.058.160.761.81.91.91.96.86.25.6
Finland5.12.61.958.858.759.20.21.20.98.87.05.9
Frankrijk4.84.13.052.856.257.91.71.81.67.66.35.6
Griekenland9.27.44.9111.8111.8108.39.38.36.017.314.010.8
Ierland2.00.91.081.572.868.32.01.72.08.37.36.4
Italië7.06.73.2124.4123.7122.45.84.42.711.99.27.0
Luxemburg–1.7–1.8–1.15.96.46.50.71.91.7nanana
Oostenrijk5.33.93.069.370.068.81.32.02.17.26.35.6
Portugal6.04.13.066.465.664.14.23.12.511.58.66.5
Spanje6.64.43.065.769.668.14.73.62.411.38.76.6
Verenigd Koninkrijk5.64.42.954.254.554.72.62.82.38.27.87.5
Zweden7.73.62.678.277.776.52.41.21.610.28.06.7

Bron: voor Nederlands overheidstekort en -schuld: Financiën; overig cijfermateriaal: EC-prognoses voorjaar 1997.

Overheidstekort: vorderingensaldo van totale overheid in % BBP.

Overheidsschuld: bruto-schuld totale overheid in % BBP.

Inflatie: procentuele stijging consumptieprijzen (impliciete deflator); overigens wordt er sinds maart 1997 een voor de EU geharmoniseerde index voor consumptieprijzen (HICP) geplubiceerd (wegens gebrek aan data niet opgenomen).

Referentiewaarde inflatie: het gemiddelde van de drie landen met de laagste inflatie plus 1,5%-punt.

Referentiewaarde lange rente: het gemiddelde van de drie landen met de laagste inflatie plus 2%-punt (m.u.v. 1995 wegens ontbreken lange rente Luxemburg, vervangen door België).

na: niet aanwezig.

Trefwoordenregister op de teksthoofdstukken (verwijzing naar paragraafnummers)

aanbesteding4.2
aanmerkelijkbelangregime3.4
aardgasbaten1.2, 3.2, 3.3A
ABWZ (wachtlijsten)3.3C
administratieve lastendruk2.8
afdrachtskorting (premies en belastingen) 1.3, 3.4
afvalproductie2.10
agentschappen4.1, 4.4
Algemene Bijstandswet (ABW)1.3, 2.7
Algemene Inspectiedienst4.4
allochtonen2.6
Amsterdam (regeling oude schulden)3.5
AOW1.4
AOW (financiering)2.7
AOW-fonds3.2, 3.4, 3.5
AOW-premiemaximalisering3.4
AOW-spaarfonds1.2, 1.5, 2.7, 3.2, 3.5
AOW-uitgaven1.1
apothekers(vergoedingen)3.3C
arbeidsaanbod2.3, 2.6
arbeidsinkomensquote2.3
Arbeidsinspectie4.4
arbeidskosten1.3
arbeidskostenforfait1.3, 2.7, 3.4
arbeidskostenmatiging1.3, 2.3
arbeidskostenontwikkeling1.5, 2.4, 2.6
arbeidsmarkt2.6
arbeidsongeschiktheidsuitkeringen3.3B
Arbeidsongeschiktheidsfonds Vroeggehandicapten3.4
Arbeidsongeschiktheidsfonds Zelfstandigen3.4
arbeidsparticipatie1.4, 2.3, 2.6, 3.3A
arbeidsproductiviteit2.3
Arbo-wet2.8
armoedevallen2.6
asielzoekers3.3A
automobiliteit2.10
  
baten-lastenstelsel4.1, 4.3, 4.4
BBP-harmonisatie3.5
bedrijfsvoering rijksoverheid4.3
begrotingsbeleid1.2, 2.4, 3
begrotingsevenwicht2.1, 2.4
begrotingsfondsen3.2
behoedzame uitgangspunten3.1, 3.2, 3.6
bejaardenoorden3.2, 3.3C
Belastingdienst4.4
belastinggrondslag2.3
zie ook heffingsgrondslag 
belastingmeevallers1.2
belastingopbrengst3.2
belastingstelsel1.4, 2.3, 2.9, 2.10
belastingtarieven2.3, 3.4
belastingverlaging2.3, 2.9
beleidsconcurrentie1.4
beleidsintensiveringen zorgsector3.3C
beleidsintensiveringen1.2, 3.2, 3.3A
benchmarking4.3
beroepsbevolking1.4
besparingsverliezen3.2
betalingskredieten3.3A
bodemsanering1.3
BPM3.4
broeikasgassen2.10
budgetoverheveling4.3
budgettaire consolidatie2.3, 2.4
budgettaire discipline2.5, 3.2
budgettaire ontwikkeling (1999-2002)2.3
buitenschooltijdse opvang3.3A
Bureau voor Industriële Eigendom4.4
Bureau Heffingen4.4
  
celcapaciteit3.2
clustergelden3.2
CO2-uitstoot2.10
collectieve sector (inkomens)2.3, 3.6
collectieve uitgaven3.2
collectieve uitgavengroei2.3
concurrentiepositie1.3, 2.2, 2.3, 2.4, 2.6
conjunctuur (Europa)2.2
consumptie2.10
convergentiecriteria2.5
  
deelnemingen Rijk3.5
deeltijdbanen2.6
Defensie Telematica Organisatie4.4
demografische ontwikkeling2.3, 2.6, 3.2, 3.6
deregulering1.3
detailhandel1.3
Dienst Gebouwen Buitenland4.4
Dienst Rechtspleging4.4
directe belastingen 1.4, 2.9 
dividendbelasting3.4
doelmatigheidskengetallen4.4
dollarkoers2.2, 3.3A
doorstroomfaciliteit3.4
Duyverman Computer Centrum4.4
  
economische dynamiek1.1
economische groei1.2, 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 3.2, 3.6
economische structuur1.3, 2.3, 2.10, 3.4
economische structuurversterking1.5
eigen bijdragen gezondheidszorg2.7, 3.3C
emissierechten (verhandelbare)2.10
EMU1.4, 2.3, 2.5
EMU-schuld3.5
EMU-tekort1.1, 3.2, 3.5
energiegebruik2.10
ERM22.5
euro2.5
Europees Monetair Stelsel (EMS)2.5
Europese Centrale Bank2.3, 3.5
Europese Unie (afdrachten)2.3, 3.3A
Europese Unie (begroting)3.3A
Europese Unie (harmonisatie)1.4
Europese Unie (top Amsterdam)2.5
Europese Unie (uitgaven)3.3A
evaluatieonderzoeken4.4
export2.2
  
financieel management4
financieel-economisch beleid2
financiële markten2.5
financiële transacties3.5
financiële verantwoording4.4
financieringstekort1.2, 2.3, 2.4, 3.2, 3.5
zie ook tekortreductie 
fiscaal beleid2.9, 3.4
fiscale faciliteiten1.3, 3.4
Fonds Economische Structuurversterking (FES)1.1, 1.2, 1.5, 2.4, 2.10, 3.2, 3.5
fysieke infrastructuur1.3, 2.3, 2.10
  
gas- en elektriciteitsmarkt2.8
gebitsprothesen3.3C
gedwongen winkelnering4.3
geestelijke gezondheidszorg3.3C
gehandicaptenzorg3.3C
Gemeente- en Provinciefonds3.3A
Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens4.4
gemeenten (bijstandsuitkeringen)2.7
gezondheidszorg2.7
globalisering1.4
goederen- en dienstenmarkten2.8
goederenvervoer1.3
grotestedenbeleid2.10, 3.2, 3.3A
  
heffingsgrondslag1.4, 2.9
zie ook belastinggrondslag 
hulpmiddelen zorgsector3.3C
  
Immigratie en Naturalisatie Dienst4.4
inactieven/actieven (I/A-ratio)2.3
indirecte belastingen1.4, 2.9
individuele huursubsidie3.3B, 4.4
inflatie2.5, 3.6
informatietechnologie3.2, 3.3A
infrastructuur1.2, 1.3, 2.3, 2.10, 3.3A
inkomensbeleid1.2
inkomensontwikkeling1.5, 2.1
inkomsten uit vermogen,  
zie vermogensinkomsten 
Inspectie Gezondheidsbescherming4.4
interdepartementale beleidsonderzoeken4.4
internationale economische ontwikkelingen2.2
internationale samenwerking (kosten)2.3, 3.3A
investeringen1.3, 1.4, 2.2, 2.3, 2.4
  
Japan (economie)2.2
jongeren2.6
  
kengetallen4.4
kennis2.10
kennisinfrastructuur1.3, 1.4, 2.3, 2.10
kinderopvang3.2
klassenverkleining basisonderwijs3.2, 3.3A
Koninklijke Marechaussee4.4
koopkrachtontwikkeling2.6
koopkrachtverbetering minima3.3B
koppeling sociale uitkeringen3.2, 3.3B
Korps Landelijke Politiediensten4.4
kostendoorberekening4.3
  
laagbetaalden1.3, 3.4
laaggeschoolden2.6, 3.2
landingsrechten1.3
lastenverlichting1.1, 1.2, 1.3, 1.5, 2.3, 2.4, 2.6, 3.2, 3.4, 3.6
leerlingbouwplaatsen4.4
leraren3.2, 3.3A
lokale lasten3.4
lonen1.3
loon- en inkomstenbelasting2.9, 3.4
loonkostenfaciliteit3.4
  
Maastricht (Verdrag van)2.3
macro-economisch beleid1.3
marktwerking1.3, 2.8, 4
marktwerking WAO2.7
Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit2.8
medicijnen3.3C
medisch specialisten2.7
microlastenontwikkeling3.4
milieu1.2, 2.3, 2.10
milieubelastingen2.10
milieubeleid1.4, 2.3, 3.4
milieubescherming2.9
milieuleges3.4
mobiele telefonie2.8
mobiliteit2.3
monetair beleid2.5, 3.5
monetaire ontwikkeling2.3
monetaire stabiliteit2.3, 2.5
  
natuur2.10
Nederlands model1.4, 2.3, 2.7, 2.9
Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMA)2.8
nettokredietverlening3.5
notariaat1.3
  
ombuigingen3.2
onderwijs1.2, 1.3, 1.4, 2.10, 3.2, 3.3A
openbaar vervoer1.3, 2.8
openbare orde en veiligheid1.2, 3.2
operatie Markt & Overheid2.8
oudedagsvoorzieningen (aanvullende)2.7
oudedagsvoorzieningen1.4
oudere werknemers2.6, 3.4
ouderen2.7
outputgegevens4.4
overheidsfinanciën1.1, 2.1, 2.4
overheidsinvesteringen2.10
overheidsschuld2.3, 2.4
Overige publiekrechtelijke lichamen (OPL)3.4, 3.5
  
particuliere consumptie2.2
Pemba1.3, 3.4
personenauto's2.10
personenvervoer1.3
Plantenziektenkundige Dienst4.4
premiedifferentiatie WAO2.7
premiegrondslag3.4
prijsbeleid (vervoer)1.3
prijsontwikkeling BBP 
private sector2.8
privatisering4.2
privatisering Ziektewet2.7
publieke sector2.8
publieke taken4.1
  
ramingskengetallen4.4
randstad2.3, 2.10
rechtszekerheid (invoering euro)2.5
regulerende energiebelasting (REB)3.4
rekening rijden1.3
rentestand2.5, 3.3A
rente-uitgaven1.2, 2.3, 2.4, 3.1, 3.3A
resultaatgericht management4.3, 4.4
rijksbegroting in enge zin3.3A
Rijksgebouwendienst4.3, 4.4
ruimte3.6
ruimtelijk-economische structuur2.10
rust in het begrotingsproces3.1
  
schatkistsaldo3.5
scholing en opleiding1.3, 2.3, 3.4
schuldquote3.2
Senter4.4
sigarettenaccijns3.4
sociale premies2.3, 2.9, 3.4
sociale uitkeringen1.3, 2.3, 2.7
sociale zekerheidsarrangementen2.6
sociale fondsen3.4, 3.5
socialezekerheidsstelsel1.3, 2.3, 2,7, 3.3B
specifieke uitkeringen aan gemeenten3.3B
speur- en ontwikkelingswerk1.3, 3.4
spoorwegennet1.3
staatsschuld3.2
Stabiliteits- en Groeipact1.4, 2.5
Stabiliteitspact2.4
stads- en streekvervoer2.8
startende ondernemers1.3
strafdeposito2.5
structuurbeleid2.8
studieleningen3.5
  
tabaksaccijns3.4
technologie2.10
technologiebeleid2.3
tekortreductie1.1, 1.5, 2.3, 2.6, 3.2, 3.6
zie ook financieringstekort 
telecommunicatie1.3, 2.8
telefoonapparatuur2.8
thuiswonende gehandicapte kinderen3.3B
thuiszorg3.3C
transparantie4.3, 4.4
trendmatig begrotingsbeleid1.2, 3.1, 3.2
  
uitgavenbeheersing1.2, 2.4, 2.6, 3.2, 3.3A
uitgavenkaders3.2
uitgavenontwikkeling 1995–20023.6
uitgavenprioriteiten3.2
uitgavenstijgingen sociale zekerheid3.3B
uitgavenverhoging collectieve sector 3.6
uitkeringsgerechtigden2.7
  
valutastabiliteit2.5
VAMIL-regeling3.4
vangnetuitkeringen3.3B
varkenspest3.3A
Verenigde Staten (economie)2.2
Verenigde Staten (werkgelegenheid)2.6
vergrijzing1.4, 2.3, 2.4, 2.6, 2.7, 3.2
vermogensbelasting3.4
vermogensinkomsten1.4, 2.9
verpleeghuizen3.2, 3.3C
verplegend en verzorgend personeel3.3C
vestigingsplaats Nederland2.3
vestigingswetgeving1.3, 2.8
vorderingentekort2.4, 3.5
vraagfinanciering4.2
  
WAO2.7
WAO-herkeuringen2.7
wegennet1.3, 2.10
wereldeconomie2.2
werkgelegenheidsbeleid1.2, 2.3, 2.6
werkgelegenheidsgroei2.1, 2.3, 2.4
werkgelegenheidsgroei (Europa en Verenigde Staten)2.6
werkloosheid (internationale vergelijking)2.6
werkloosheidsuitgaven3.6
werkloosheidsuitkeringen3.3B
Westerschelde3.5
Wet Economische Mededinging (WEM)1.3, 2.8
Wet Inschakeling Werkzoekenden3.3B
Wet Milieubeheer2.8
Wet op de Reïntegratie3.3B
Wet Sociale Werkvoorziening3.3B
Wet Voorziening Gehandicapten3.3B
winkeltijden2.8
WTZ2.7
WW-wachtgeldperiode2.7
  
ziekenfondsen2.7
Ziekenfondswet2.7
Ziektewet1.3
ziektewetuitkeringen3.3B
zorgsector1.2, 2.3, 2.7, 3.2, 3.3C
Zuidoost-Azië (economie)2.2

Lijst van gebruikte afkortingen

AAWAlgemene Arbeidsongeschiktheidswet
ABWAlgemene Bijstandswet
ADVArbeidsduurverkorting
AFBZAlgemene Fonds Bijzondere Ziektekosten
AFWAlgemeen Werkloosheidsfonds
AKWAlgemene Kinderbijslagwet
ANWAlgemene Nabestaandenwet
AOWAlgemene Ouderdomswet
ARBVOArbeidsvoorzieningsorganisatie
AWBZAlgemene Wet Bijzondere Ziektekosten
AWWAlgemeen Weduwen- en Wezenwet
BAPOBevordering Arbeidsparticipatie Ouderen
BBPBruto Binnenlands Product
BIAWet Beperking Inkomensachteruitgang Arbeidsongeschiktheidscriterium
BiZaMinisterie van Binnenlandse Zaken
BKZBudgettair Kader Zorg
BNPBruto Nationaal Product
BPBanenpools
BPMBelasting van Personenauto's en Motorrijwielen
BTWBelasting Toegevoegde Waarde
CAOCollectieve Arbeidsovereenkomst
CBSCentraal Bureau voor de Statistiek
CEPCentraal Economisch Plan (van het CPB)
COACentraal Orgaan opvang Asielzoekers
CPBCentraal Planbureau
CUQCollectieve-uitgavenquote
CVCSClient Volg Communicatiestelsel
DICODefensie Interservice Commando
DJIDienst Justitiële Inrichtingen
DTC'sDutch Treasury Certificates
DTODefensie Telematica-organisatie
EBNEnergiebeheer Nederland
ECBEuropese Centrale Bank
EFROEuropees Fonds voor Regionale Ontwikkeling
EMUEconomische en Monetaire Unie
ERMExchange Rate Mechanism
EUEuropese Unie
EZMinisterie van Economische Zaken
FESFonds Economische Structuurversterking
FSVFonds Sociale Vernieuwing
FVFinanciële Vooruitzichten
GATTGeneral Agreement on Tariffs and Trade
GBAGemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens
GFGemeentefonds
hgIShomogene groep Internationale Samenwerking
HSLHogesnelheidslijn
IBInkomstenbelasting
IBGInformatiebeheergroep
IBOSInterdepartementaal Budgettair Overleg Systeem
ICCOInternationale Cacao-overeenkomst
ICESInterdepartementale Commissie Economische Structuurversterking
IHSIndividuele Huursubsidie
IKRInvesteringskosten Rijksdiensten
INDImmigratie- en Naturalisatiedienst
IOAInternationale Ontwikkelingsassociatie
IOAWWet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werkloze Werknemers
IOAZWet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen
IPOInterprovinciaal Overleg
ISInternationale Samenwerking
JOZJaaroverzicht Zorg
JWGJeugdwerkgarantiewet
KLPDKorps Landelijke Politiediensten
LBLoonbelasting
LISVLandelijk Instituut Sociale Verzekeringen
LNVMinisterie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
MARINMaritiem Research Instituut Nederland
MDWMarktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit
MEVMacro Economische Verkenning (van het CPB)
MILIEVMilieu en Economische Verzelfstandiging
MKB-NederlandMidden- en Kleinbedrijf Nederland
MLOMicrolastenontwikkeling
MNMiljoenennota
NAMNederlandse Aardoliemaatschappij
NBONiet-Belastingontvangsten
NJNNajaarsnota
NMANederlandse Mededingingsautoriteit
NOVEMNederlandse Onderneming voor Energie en Milieu
NWINiet Winstbeogende Instelling
OC&WMinisterie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
ODAOfficial Development Aid
OESO/OECDOrganisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OPLOverige Publiekrechtelijke Lichamen
ORETOntwikkelingsrelevante Exporttransacties
OZBOnroerende-zaakbelastingen
PEMBAWet Premiedifferentiatie en Marktwerking bij Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen
PFProvinciefonds
REBRegulerende Energiebelasting
RGDRijksgebouwendienst
RIVMRijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
SDRSpecial Drawing Rights
SEM 2000Sound and Efficient Management 2000
SFSociale Fondsen
SPAKSpecifieke Afdrachtskorting
SWABSamen Werken aan Bereikbaarheid
SZWMinisterie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
TBAWet Terugdringing Beroep op Arbeidsongeschiktheidsregelingen
TIBTransport in Balans
USZOUitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs
V&WMinisterie van Verkeer en Waterstaat
VAMILVrije Afschrijving Milieu-investeringen
VAWVervroegde Aflossing Woningwetleningen
VBOVoorbereidend Beroepsonderwijs
Vereniging VNO-NCWVereniging van Nederlandse Ondernemingen - Nederlands Christelijk Werkgeversverbond
VINEXVierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra
VJNVoorjaarsnota
VNGVereniging voor Nederlandse Gemeenten
VpBVennootschapsbelasting
VROMMinisterie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VUTRegeling inzake Vervroegde Uittreding
VVTVVoorwaardelijke Vergunning tot Verblijf
VWSMinisterie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WAJONGWet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten
WAOWet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
WAZWet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen
WGFWachtgeldfonds
WGRWet Gemeenschappelijke Regelingen
WIRWet op de Investeringsrekening
WIWWet Inschakeling Werkzoekenden
WKAWet Koppeling met Afwijkingsmogelijkheid
WOZWet Waardering Onroerende Zaken
WSFWet op de Studiefinanciering
WSWWet Sociale Werkvoorziening
WTOWorld Trade Organization
WTSWet Tegemoetkoming Studiekosten
WTZWet Tarieven Ziektekosten
WVGWet Voorziening Gehandicapten
WWWerkloosheidswet
ZBOZelfstandig Bestuursorgaan
ZFWZiekenfondswet
ZVOZiektekostenvoorziening Overheidspersoneel
ZWZiektewet
Licence