Base description which applies to whole site

1.1.1. Gemeenschappelijke uitdagingen

De crisis heeft onderliggende trends in de wereldeconomie sterker aan de oppervlakte gebracht. Deze ontwikkelingen bepalen de gemeenschappelijke uitdagingen en prioriteiten in de rijke landen (ontwikkelde economieën) en in Nederland. Deze paragraaf gaat in op het toegenomen belang van de opkomende economieën, op de hogere schulden in de rijke landen en op de gevolgen van de vergrijzing.

Groei in opkomende economieën

De wereldeconomie is bezig aan een gestage metamorfose. Opkomende economieën zoals China, India en Brazilië nemen een steeds groter deel van de wereldhandel voor hun rekening. China is sinds kort de tweede economie ter wereld. Deze ontwikkeling, die al een tijd aan de gang is (zie figuur 1.1), is het gevolg van een proces van catching up. De opkomende economieën groeien langzaam toe naar het (nog altijd fors hogere niveau van het) bbp per hoofd van de ontwikkelde economieën. Tijdens de crisis zijn de economieën van de rijke landen gekrompen, terwijl de opkomende economieën zijn doorgegroeid. Ook in 2011 en 2012 zal de groei in de opkomende economieën naar verwachting aanzienlijk hoger liggen. Terwijl voor de opkomende economieën oververhitting van de economie dreigt, kampen de rijke landen met de gevolgen van de kredietcrisis en schuldproblemen.2

Figuur 1.1 Bbp-aandelen wereldeconomie

Figuur 1.1 Bbp-aandelen wereldeconomie

Een sterke concurrentiekracht

Met hun snelle groei spelen de opkomende economieën momenteel een belangrijke rol in het onzekere mondiale herstel. De opkomst van landen als China en India biedt bovendien goede kansen voor het bedrijfsleven, in de vorm van nieuwe afzetmarkten en investeringsmogelijkheden.3 De uitdaging is om de concurrentiekracht van Nederland te behouden in deze veranderende wereld. Vooralsnog lukt dat uitstekend. Ondanks de sterk toegenomen wereldhandel is Nederland opgeklommen van de zevende exporteur ter wereld in 1970 tot de nummer vijf in 2008.4 Op de Global Competitiveness Index van het World Economic Forum (WEF), een graadmeter voor de concurrentiekracht van landen, scoort Nederland relatief goed met een zevende plaats. Het WEF noemt als sterke kanten van Nederland het hoge opleidingsniveau van de beroepsbevolking, de sterke instituties en de goede infrastructuur zoals de Rotterdamse haven en Schiphol.

Hoge schuld in ontwikkelde economieën

Tegelijk met de sterke groei in opkomende economieën ondervinden de rijke landen de nodige problemen. Diverse Europese landen, de Verenigde Staten en Japan hebben de afgelopen jaren omvangrijke publieke en private schulden opgebouwd. Deze hoge schulden vormen momenteel een belangrijk risico bij het herstel van de wereldeconomie.5 Naast het versterken van de internationale concurrentiekracht is het daarmee voor veel rijke landen een prioriteit om de schulden af te bouwen. De ervaring uit eerdere financiële crises leert dat dit een langdurig proces is dat de groei gedurende meerdere jaren kan drukken.6 De komende jaren zullen de besparingen van huishoudens in diverse landen omhoog moeten, de kapitaalbuffers in de financiële sector moeten worden hersteld, en de overheidsfinanciën moeten op orde worden gebracht. De schuldproblemen in de rijke landen vormen daarbij ook een risico voor de opkomende economieën. Zo is een kwart van de Amerikaanse staatsschuld in handen van China.

Figuur 1.2 Schuldquote ontwikkelde en opkomende economieën

Figuur 1.2 Schuldquote ontwikkelde en opkomende economieën

De vergrijzing slaat toe

In veel landen zal het afbouwen van de hoge (overheids)schulden worden bemoeilijkt door de vergrijzing. Vooral West-Europa en Japan voelen nu al de economische en budgettaire gevolgen van een vergrijzende bevolking. In de Verenigde Staten wordt de omvang van het probleem wat beperkt door de aanhoudende immigratie, terwijl voor China de vergrijzing in de toekomst steeds relevanter wordt. De vergrijzing leidt er in veel landen toe dat het arbeidsaanbod in personen minder snel toeneemt dan in het verleden of zelfs gaat dalen. De economische groei wordt dan bepaald door het aantal gewerkte uren per hoofd van de bevolking en de stijging van de arbeidsproductiviteit. Dat benadrukt het belang van hervormingen om het structurele groeivermogen te bevorderen.

Forse oploop vergrijzingskosten

De vergrijzende bevolking zal bovendien een opwaartse druk geven op de collectieve lasten om de stijging van AOW-uitgaven en zorgkosten te dekken. Hierdoor komt de houdbaarheid van de overheidsfinanciën stevig onder druk te staan. Figuur 1.3 laat zien dat een groot aantal Europese landen te maken krijgt met hoge vergrijzingskosten. Volgens de Europese Commissie stijgen de overheidsuitgaven aan AOW en zorg in Nederland met bijna 10 procent bbp.7 Deze toename is fors in vergelijking met de andere EU-landen. Dit komt door het hoge uitgangsniveau (Nederland geeft nu al relatief veel uit aan zorg) in combinatie met een relatief sterke demografische vergrijzing. Vooral de ouderenzorg en de curatieve zorg (bijvoorbeeld ziekenhuiszorg) lopen sterk op als het beleid ongewijzigd blijft. Daar staat tegenover dat Nederland relatief veel gespaard heeft in de tweede pijler van het pensioensysteem. De omvangrijke aanvullende pensioenen leiden tot extra belastinginkomsten voor de overheid. Het kabinet hanteert de houdbaarheidssommen van het Centraal Planbureau (CPB) als uitgangspunt. Volgens het CPB was er in 2010 sprake van een houdbaarheidsgat in de Nederlandse overheidsfinanciën van 29 miljard, circa 4,5 procent bbp.8

Figuur 1.3 Oploop in vergrijzingsgerelateerde uitgaven (2007-2060, in procent bbp)

Figuur 1.3 Oploop in vergrijzingsgerelateerde uitgaven (2007-2060, in procent bbp)
Licence