Base description which applies to whole site

4. Doelmatigheid pensioengelden collectieve sector: governance werkgeversbelang en kosten/risicoafweging bij ABP, PfZW en PfUWV

Onderwerp

Een substantieel deel van de publieke middelen wordt besteed aan pensioenpremies ten behoeve van werkenden in de collectieve sector. Het ABP is als uitvoerder van de pensioenregeling ambtenaren het grootste pensioenfonds van Nederland. Het heeft alleen al door zijn omvang een voorbeeldfunctie voor andere fondsen (2,8 miljoen deelnemers, belegd vermogen 300 miljard). Dat wordt nog versterkt doordat het ABP het pensioenfonds «van» de overheid is. De overheid is een bijzondere werkgever, die gelet op zijn hoedanigheid als medewetgever ook op het algemeen belang moet letten. Het PfZW is het op één na grootste pensioenfonds, met 2,1 miljoen deelnemers en een belegd vermogen van 137 miljard, en verzorgt de pensioenen voor werknemers in de zorgsector. Ook de werkgeverslasten van pfUWV worden uit collectieve middelen bekostigd.

De pensioentoezegging betreft een van de arbeidsvoorwaardelijke afspraken. In tegenstelling tot sectorale loonafspraken worden pensioenafspraken op bovensectoraal niveau tussen werkgevers en bonden gemaakt. Daarbij doen zich vragen voor met betrekking tot afstemming en coördinatie van werkgeversbelang(en), zowel binnen de governance van ABP als in relatie tot PfZW en PfUWV.

Doelmatigheidsonderzoek bij pensioenen kan niet voorbij gaan aan risico’s en kosten, waarbij een korte dan wel een langetermijnperspectief kan worden gehanteerd. Risico’s (en kosten) doen zich zowel voor op het niveau van de begroting als ook bij het vermogensbeheer van pensioenfondsen.

Resultaten van lopende onderzoeken kunnen door de IBO werkgroep als input worden gebruikt. Zo nodig vindt afstemming plaats met de werkgroep inzake de implementatie van het initiatiefwetsvoorstel normalisatie rechtspositie ambtenaren.

Probleemstelling

Aan de werkgroep worden de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd:

  • 1. Formulering en organisatie werkgeversbelang

    • Wat is het werkgeversbelang met betrekking tot ABP resp. PfZW en PfUWV? Zou afstemming tussen die drie werkgeversbelangen plaats moeten vinden, zo ja hoe?

    • Hoe wordt het werkgeversbelang pensioenen afgestemd op andere werkgeversbelangen, waaronder m.n. loonvorming? Hoe vindt invulling en afstemming plaats tussen verschillende (overheids)werkgevers (waaronder kabinet)? Welke rol kan sectoralisatie spelen ter ondersteuning van werkgeversbelang? En welke vorm van sectoralisatie?

    • Hoe vindt ondersteuning en aansturing van werkgeversvertegenwoordiging plaats in de diverse gremia (waaronder VSO)? En hoe wordt verantwoording afgelegd door de desbetreffende werkgeversvertegenwoordigers?

    • Op welke manier is het overleg tussen sociale partners georganiseerd? Wat betekent dit voor de behartiging van werkgeversbelang(en)?

    • Welke (wettelijke en feitelijke) verdeling van taken en verantwoordelijkheden bestaat tussen pensioenfondsbestuur en sociale partners? Wat is wettelijk en feitelijk geregeld ten aanzien van samenstelling bestuur? Hoe vindt afstemming/coördinatie/overleg etc. plaats met de werkgeversleden van het pensioenfondsbestuur? In hoeverre opereren bestuursleden (werkgevers- en werknemersleden) onafhankelijk van (belangen van) hun achterbannen?

    • Welke (wettelijke en feitelijke) mogelijkheden hebben werkgevers, kabinet, resp. toezichthouder DNB om de premievaststelling door bestuur te beïnvloeden? (idem voor Herstelopslag). In hoeverre verandert evt. discretionaire bevoegdheid van bestuur met betrekking tot premievaststelling door nieuwe fiscale en toetsingskaders?

    • In hoeverre schept het initiatiefwetsvoorstel normalisatie van rechtspositie ambtenaren kansen en/of bedreigingen voor de behartiging van werkgeversbelang(en)?

    • Tav alle voorgaande punten, welke opties voor verbetering zijn er?

  • 2. Doelmatige besteding en risicobeheersing

    • Wat zijn de risico’s met betrekking tot (ontwikkeling) pensioenpremieafdrachten voor de begroting, en hoe kunnen deze het beste beheerst, respectievelijk beperkt worden?

    • Is er een relatie tussen het begrotingsrisico en de (uitvoering van de) pensioenregeling?

    • Hoe verhouden de uitvoeringskosten (administratie-, vermogensbeheer- en transactie-kosten) zich tot de bestaande benchmarks, mede in relatie tot de complexiteit van de pensioen- en overgangsregelingen, het aantal (actieve) deelnemers, de totale populatie en de omvang van het belegde vermogen? En hoe hebben deze kosten zich de afgelopen 20 jaar ontwikkeld?

    • Hoe moet de effectiviteit en efficiency van het risicobeleid/beleggingsbeleid worden beoordeeld in relatie tot de omvang van de kosten van vermogensbeheer, met bijzondere aandacht voor beleggingen in private equity funds?

Doelstelling

Met medeneming van de vragen zal het eindrapport in ieder geval de volgende onderdelen bevatten:

  • Beschrijving van

    • de grootste beleidsissues van de overheid met betrekking tot ABP, respectievelijk PfZW en PfUWV;

    • het werkgeversbelang van het kabinet resp. van de overheid, mede gelet op de rol van de overheid als dienaar van het algemeen belang; dit zowel met betrekking tot de pensioenen als de afstemming daarvan op de overige arbeidsvoorwaarden (m.n. lonen);

    • de manier waarop werkgeversbelangen ondersteund, georganiseerd, afgestemd, aangestuurd en behartigd worden, en de verantwoording die daarover afgelegd wordt, in de diverse gremia; ook rekening houdend met de situatie na normalisatie rechtspositie ambtenaren;

  • Analyse van mogelijke vormen van sectoralisatie op korte en lange termijn, mede ter ondersteuning van het werkgeversbelang;

  • Vergelijkende analyse van beleid en kosten van uittreding (van sectoren) bij ABP, PfZW en PfUWV;

  • Risicoanalyse met betrekking tot (ontwikkeling) pensioenpremieafdrachten ten laste van de begroting; daarbij te betrekken de (besluitvorming over) premievaststelling door bestuur, respectievelijk de mogelijkheden van werkgevers om de hoogte van de premie te beïnvloeden;

  • Analyse van uitvoeringskosten (w.o. kosten vermogensbeheer) t.o.v. benchmarks, mede gelet op complexiteit van de pensioen- en overgangsregelingen en de omvang van het belegd vermogen;

  • Analyse risicobeleid/beleggingsbeleid in relatie tot omvang kosten vermogensbeheer;

  • Ontwikkeling van verbeteropties voor alle bovengenoemde punten. Nadrukkelijk kan daarbij ook de bredere organisatie en behartiging van werkgeversbelangen aan de orde zijn (sectorenmodel, Verbond Sectorwerkgevers overheid (VSO), Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid (ROP), werkgroep pensioenen (WGP), ABP onder wet BPF, samenstelling werkgevers-geleding pensioenbestuur etc.).

Organisatie van het onderzoek

Samenstelling

Leden van de werkgroep (departementen en externe deskundigen): BZK, SZW, VWS, DEF, VenJ, WenR, OCW, AZ en FIN. De werkgroep kan aanvullend externe deskundigen bij het onderzoek betrekken. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter, die wordt ondersteund door een secretaris vanuit FIN en een cosecretaris vanuit BZK.

Overig

Het secretariaat start de voorbereidende werkzaamheden na besluitvorming in de MR, zodat nog voor de zomer tenminste evt. extern onderzoek is uitbesteed en enkele mogelijke vormen van sectoralisatie voor de korte termijn in kaart zijn gebracht. De werkgroep dient haar eindrapport december 2014 in. De omvang van het rapport is niet groter dan 30 bladzijden plus een samenvatting van maximaal 5 bladzijden.

Licence