Base description which applies to whole site

Inleiding

De vreselijke oorlog in Oekraïne laat zien dat vrijheid, veiligheid en welvaart in brede zin niet vanzelfsprekend zijn. De Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne veroorzaakt onnoemelijk menselijk leed en heeft wereldwijd enorme impact. Het kabinet ondersteunt Oekraïne dan ook volledig. Ook in Nederland merken we de gevolgen van de oorlog. De stijgende prijzen zorgen voor een collectief welvaartsverlies. We worden als land minder rijk. Dit raakt ons allemaal. Mensen maken zich zorgen over hun eigen bestaanszekerheid of die van hun bedrijf. Daarnaast zijn er meer ontwikkelingen die onze aandacht vragen. Denk hierbij aan de naweeën van de coronacrisis, de opwarmende aarde en de vergaande gevolgen voor het klimaat, de uitdagingen op de woningmarkt en de stikstoftransitie die moet worden ingezet. De uitdagingen waarvoor we staan, brengen grote onzekerheden met zich mee.

De economische vooruitzichten wijzen nog op groei, maar zijn omgeven met grote onzekerheden. De invasie van Oekraïne zorgt wereldwijd voor grote economische onzekerheden en toegenomen financiële risico’s. Vanwege de open economie van Nederland merken wij dit ook, bijvoorbeeld door de energieprijzen die na de Russische invasie sterk zijn gestegen. De hoge inflatie raakt vervolgens de koopkracht van iedereen en betekent dat een stevige koerswijziging door centrale banken noodzakelijk was. De monetaire verkrapping kent grote uitdagingen. Na de hoge economische groei van 2021 en een deel van 2022, zal de groei naar verwachting in 2023 afzwakken, tot 1,5%. In een alternatieve variant van het Centraal Planbureau (CPB), waarin de energieprijzen verder oplopen, valt de groei nog verder terug. De zeer krappe arbeidsmarkt zorgt er wel voor dat de werkloosheid naar verwachting laag blijft. In deze economisch onzekere tijden zet het kabinet zich in om de lage- en middeninkomens te ondersteunen. Tegelijkertijd beseft het kabinet dat niet iedereen altijd gecompenseerd kan worden zonder dat dit gevolgen heeft voor volgende generaties (zie hoofdstuk 3).

Het kabinet trekt in 2023 ruim 17 miljard euro uit om de koopkracht te ondersteunen.1 Structureel herstel van de koopkracht zal primair moeten komen vanuit loonstijging. Analyses van het CPB en De Nederlandsche Bank (DNB) laten zien dat daar op dit moment ruimte voor is.2­­ Als aanvulling komt het kabinet met een flink beleidspakket om huishoudens te ondersteunen bij de hoge energierekening. De maatregelen uit het pakket voor 2022 worden grotendeels voortgezet en uitgebreid. Het kabinet neemt extra maatregelen om specifiek de lage (midden)inkomens tegemoet te komen, zoals een versnelde en verdere verhoging van het minimumloon dan eerder gepland. Ook zet het kabinet een stap om de lasten op arbeid en vermogen meer met elkaar in balans te brengen. Deze verlaging van de lasten op arbeid maakt werken lonender en verbetert de koopkracht van huishoudens met lage middeninkomens structureel.

Ondanks de onzekerheid, werkt het kabinet onverminderd door aan zijn gestelde prioriteiten. In het coalitieakkoord heeft het kabinet zijn prioriteiten bepaald. Het gaat om de thema’s bestaanszekerheid en kansengelijkheid, democratische rechtsorde, veiligheid en sterke samenleving, de internationale context, duurzaamheid, gezondheid en de economie. Het kabinet doet hierop investeringen die in hoofdstuk 2 nader worden toegelicht. Deze investeringen zijn niet alleen van belang voor Nederland nu, maar juist ook voor toekomstige generaties. Want het kabinet voelt het grote belang om naast de vraagstukken van vandaag – zoals de koopkracht van Nederlanders – ook de vraagstukken van morgen en elders aan te pakken. Zo accelereert de verandering van het klimaat met een alarmerend tempo, waarbij record na record wordt gebroken. De transities op het gebied van klimaat, natuur en landelijk gebied, waaronder de stikstofaanpak, leiden maatschappelijk ook tot zorg en onzekerheid. Vooruitschuiven is echter geen optie en zou later zorgen voor nog veel hogere kosten. Daarbij wil het kabinet komen tot een betere balans tussen wat de natuur kan dragen en wat we als samenleving van haar vragen: een vitaal landelijk gebied met een gezonde natuur, een robuust watersysteem en (uiteindelijk) een neutrale impact op het klimaat, met perspectief voor iedereen.

De omvangrijke investeringen hebben gevolgen voor de overheidsfinanciën. Deze ambitieuze investeringsagenda leidt tot een begrotingstekort van ‒ 0,9% in 2022 en ‒ 3% in 2023. Tegelijkertijd blijft de staatsschuld in verhouding tot het bruto binnenlands product (bbp) relatief laag: met 49,8% in 2022 en 49,5% in 2023. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door het zogenoemde noemereffect: de inflatie zorgt voor een hoger (nominaal) bbp, wat gunstig is voor de staatsschuldquote. Hoge inflatie gaat daarnaast wel vaak samen met hogere rentestanden, die zorgen voor toenemende rentelasten op de staatsschuld. Op de middellange en langere termijn zorgen de investeringsagenda van dit kabinet en de vergrijzing voor een uitdaging om de staatsschuld stabiel te houden. Het kabinet spant zich daarom in om wel de noodzakelijke investeringen te doen, maar geen onnodige rekeningen door te schuiven naar toekomstige generaties.

1

Dit bedrag geeft de verandering weer ten opzichte van 2021, en bestaat uit alle maatregelen die direct effect hebben op de koopkracht uit het pakket van de augustusbesluitvorming (zie paragraaf 2.1.1), en de verhoging van de arbeidskorting uit het coalitieakkoord.

2

CPB (2022), Concept-Macro-Economische Verkenning 2023 en DNB (2022), Economische Ontwikkelingen en Vooruitzichten juni 2022.

Licence