Base description which applies to whole site

12 OVERZICHT RISICOREGELINGEN VAN HET RIJK

In tabellen 12.1 t/m 12.5 wordt een totaaloverzicht gegeven van de verschillende soorten risicoregelingen van het Rijk. Voor details over onderstaande garantieregelingen, achterborgstellingen en leningen wordt verwezen naar de begrotingen van de betreffende vakdepartementen.

Garanties

Een garantie is een voorwaardelijke, financiële verplichting van het Rijk aan een derde partij buiten het Rijk, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Garantieregelingen worden als verplichting opgenomen in de begroting van het betreffende vakdepartement.

De tabellen 12.1 en 12.2 bevatten alle garantieregelingen van het Rijk aan partijen buiten het Rijk. Alle regelingen met een uitstaand risico, een risicoplafond en mutaties kleiner dan 100 miljoen euro zijn samengevat in de post «Overig». Het overzicht bevat alle garanties met de stand van het uitstaand risico in 2022, 2023 en 2024. Ontwikkelingen vanaf 1 september zijn niet in het overzicht opgenomen. Deze worden meegenomen in het overzicht van risicoregelingen bij het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2023.

In het overzicht worden achtereenvolgens de begroting (b), het begrotingsartikel (a) en de omschrijving van de garantie weergegeven. Daarachter staat onder het kopje «uitstaande garanties» het bedrag dat daadwerkelijk als voorwaardelijke verplichting is verleend dan wel door de Tweede Kamer is geautoriseerd. Onder de uitstaande garanties vallen ook garanties die in eerdere jaren zijn verstrekt. In 2023 en 2024 worden er garanties verleend, maar komen er ook garanties te vervallen. Dit is terug te lezen in de kolommen «te verlenen garanties» en «te vervallen garanties».

Een garantieregeling van het Rijk kent (in principe) altijd een maximum, het zogenaamde garantieplafond. Dit plafond kan een jaarlijks plafond zijn (per jaar mag een maximaal bedrag aan garanties worden verleend) of een totaalplafond (er mogen nooit meer garanties verleend worden dan het plafond). In tabel 12.1 is onderscheid gemaakt tussen beide soorten plafonds. Bij garanties aan internationale organisaties is ervoor gekozen om het garantieplafond gelijk te stellen aan de uitstaande garanties. Hiervan is sprake bij onder andere de Europese garanties (EFSF, EFSM en ESM) en de garanties aan grote internationale financiële instellingen (IMF en Wereldbank). Bij regelingen waar geen plafond is afgesproken, is het totaalplafond ook gelijkgesteld aan de uitstaande garanties. Het uitstaand risico van de reguliere garanties neemt toe in 2023 en 2024, van 170,4 miljard euro tot respectievelijk 183,5 en 180,5 miljard euro. Dit is met name het gevolg van een nieuwe garantieregeling voor macro-financiële bijstand aan Oekraïne en een verhoging van de garanties aan het IMF.

Om de risico’s voor de overheidsfinanciën te beheersen, en een goede afweging tussen verschillende beleidsinstrumenten te bevorderen, wordt een ‘nee-tenzij’-beleid gevoerd ten aanzien van risicoregelingen. Dit beleid is vastgelegd in de begrotingsregels en houdt in dat er terughoudend wordt omgegaan met het aangaan van nieuwe en verruimingen van bestaande regelingen. Soms kan het verstandig zijn om nieuwe risico’s aan te gaan – bijvoorbeeld tijdens afgelopen crises - maar hier is een goede onderbouwing voor noodzakelijk. Deze controle aan de poort heeft concreet vorm gekregen in het Toetsingskader Risicoregelingen, dat eveneens is vastgelegd in de begrotingsregels. Dit toetsingskader zorgt ervoor dat we ook in onzekere tijden een degelijke afweging blijven maken. Bij consequente toepassing in de toekomst zullen de risico’s na een crisis naar verwachting weer afnemen.

Naast de reguliere garanties (tabel 12.1) is tijdens de vorige kabinetsperiodes besloten om een aantal tijdelijke garanties te verlenen ter bestrijding van de coronacrisis. Het uitstaand risico van deze risicoregelingen worden getoond in tabel 12.2. De coronagerelateerde garantieregelingen verschillen van de reguliere garantieregelingen wat betreft de financiering en de dekking. Waar uitgaven en ontvangsten van reguliere garantieregelingen op een departementale begroting plaatsvinden, geldt voor coronagerelateerde garantieregelingen dat eventuele schades worden gefinancierd vanuit de staatsschuld. Indien er een premie wordt gevraagd vloeit deze ook in de staatsschuld.

Lopende coronagerelateerde garantieregelingen nemen in 2023 en 2024 licht af. In 2023 dalen naar verwachting de uitstaande garanties van 47,9 miljard euro naar 46,7 miljard euro. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat er een sterke daling is van de nationale garantieregelingen met betrekking tot de coronacrisis. De garantieregeling voor KLM is volledig komen te vervallen en de meeste overige nationale regelingen worden de komende jaren verder afgebouwd. Het overgrote deel van de nog resterende coronagaranties (45 miljard euro) heeft betrekking op de Europese garanties Next Generation EU (NGEU) en Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE). Uit tabel 12.2 blijkt dat het totaalbedrag aan uitstaande garanties van het Rijk in 2023 naar verwachting toeneemt tot 230,1 miljard euro ten opzichte van 218,3 miljard euro in 2022. In 2024 daalt het totale uitstaande risico toe tot 227,1 miljard euro.

Tabel 12.1 Garantieregelingen van het Rijk (in miljoenen euro)

b

a

omschrijving

Uitstaande garanties

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Uitstaande garanties

Garantie-plafond

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Uitstaande garanties

Garantie-plafond

Totaal-plafond

   

2022

2023

2023

2023

2023

2024

2024

2024

2024

 

V

3

Raad van Europa

176,7

110,7

287,4

287,4

287,4

VII

3

Herplaatsingsgarantie

250,5

250,5

393,2

643,6

783,0

VIII

7

Bouwleningen academische ziekenhuizen

113,1

113,1

113,1

176,6

VIII

14

Achterborgovereenkomst NRF

347,0

12,0

29,0

330,0

330,0

380,0

VIII

14

Indemniteitsregeling

251,7

305,2

251,7

305,2

305,2

450,0

IXB

2

Single Resolution Fund

4.163,5

4.163,5

4.163,5

4.163,5

IXB

2

WAKO (kernongevallen)

9.200,0

9.200,0

9.200,0

9.200,0

IXB

3

Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO)

5.507,0

10.493,0

14.803,8

14.803,8

14.803,8

IXB

4

Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB)

773,5

0,1

773,6

773,6

773,6

IXB

4

DNB - deelneming in kapitaal IMF

30.766,0

1.472,4

32.238,3

32.238,3

32.238,3

IXB

4

European Bank for Reconstruction and Development (EBRD)

589,1

589,1

589,1

589,1

IXB

4

European Financial Stabilisation Mechnism (EFSM)

2.699,9

90,3

2.609,6

2.609,6

2.609,6

IXB

4

European Financial Stability Facility (EFSF)

34.154,2

34.154,2

34.154,2

34.154,2

IXB

4

European Investment Bank (EIB)

11.796,0

11.796,0

11.796,0

11.796,0

IXB

4

European Stability Mechanism (ESM)

35.363,7

24,7

35.338,9

35.338,9

35.338,9

IXB

4

Headroomgarantie macro-financiële bijstand (MFB)

1.062,0

1.062,0

1.062,0

1.062,0

IXB

4

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

3.776,0

3.776,0

3.776,0

3.776,0

IXB

4

Macro-financiële bijstand (MFB)

215,4

215,4

215,4

215,4

IXB

4

Wereldbank

5.450,6

0,7

5.451,3

5.451,3

5.451,3

IXB

5

Exportkredietverzekering

18.855,1

10.000,0

10.000,0

18.855,1

10.000,0

10.000,0

10.000,0

18.855,1

10.000,0

XIII

2

Borgstelling MKB Kredieten (BMKB)

1.427,0

765,0

400,2

1.791,8

765,0

765,0

400,1

2.156,7

765,0

XIII

2

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

254,8

400,0

54,2

600,6

400,0

400,0

22,6

978,0

400,0

XIII

2

Microkredieten

130,0

130,0

130,0

130,0

XIII

2

MKB-financiering

80,3

80,3

80,3

268,2

XVI

2 & 3

Instellingen voor de gezondheidszorg

138,0

23,7

114,2

19,2

95,0

114,2

XIV

22

Garantie voor natuurgebieden en landschappen

264,7

19,9

244,8

19,3

225,5

264,7

XVII

1

Garantie Dutch Trade and Investment Fund (DTIF)

16,3

24,0

40,3

24,0

64,3

140,0

XVII

1

Garantie Dutch Good Growth Fund (DGGF)

95,0

50,0

145,0

50,0

195,0

675,0

XVII

5

Garanties Regionale Ontwikkelingsbanken

3.320,3

11,7

3.308,7

11,6

3.297,1

3.308,7

  

Overig

659,4

97,4

40,9

715,9

195,7

98,5

44,5

769,9

151,5

351,1

  

Subtotaal reguliere garanties

170.368,7

25.258,3

10.946,3

183.484,6

11.360,7

11.730,7

14.680,8

180.534,5

11.316,5

163.500,8

Tabel 12.2 Coronagerelateerde garantieregelingen van het Rijk (in miljoenen euro)

b

a

omschrijving

Uitstaande garanties

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Uitstaande garanties

Garantie-plafond

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Uitstaande garanties

Garantie-plafond

Totaal-plafond

   

2022

2023

2023

2023

2023

2024

2024

2024

2024

 

IXB

3

Garantie KLM

1.561,5

1.561,5

IXB

4

EIB - pan Europees Garantiefonds

1.301,0

1.301,0

1.301,0

1.301,0

IXB

4

Next Generation EU (NGEU)

38.382,6

469,2

38.851,7

38.851,7

38.851,7

IXB

4

Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE)

6.162,8

19,3

6.143,5

6.143,5

6.143,5

XIII

2

Borgstelling MKB Kredieten Corona (BMKB-C)

191,0

95,5

95,5

95,5

735,0

XIII

2

Garantie Ondernemingsfinanciering Corona (GO-C)

177,2

77,1

100,1

45,2

54,9

2.100,0

XIII

2

Groeifaciliteit

56,1

85,0

7,1

134,0

85,0

85,0

9,2

209,7

85,0

XIII

2

Klein Krediet Corona

41,2

16,0

25,2

16,0

9,2

250,0

XIV

21

Borgstelling MKB- Landbouwkredieten Corona (BL-C)*

9,8

6,0

3,8

3,0

0,8

180,0

XVI

1

Garantie Bestuurlijke aansprakelijkheid SON

2,5

2,5

2,5

2,5

Subtotaal coronagerelateerde garanties

47.885,6

554,2

1.782,5

46.657,3

85,0

85,0

168,9

46.573,4

85,0

49.563,8

subtotaal reguliere garanties

170.368,7

25.258,3

10.946,3

183.484,6

11.360,7

11.730,7

14.680,8

180.534,5

11.316,5

163.500,8

Totaal

218.254,4

25.812,5

12.728,8

230.142,0

11.445,7

11.815,7

14.849,7

227.107,9

11.401,5

213.064,6

Tabel 12.3 bevat de uitgaven en ontvangsten gerelateerd aan de door het Rijk verstrekte garanties in 2023 en 2024. Alleen garanties waarop daadwerkelijk uitgaven en ontvangsten zijn gedaan worden weergegeven in de tabel. De getoonde uitgaven betreffen hoofdzakelijk schade-uitkeringen op afgegeven garanties. De in de tabel getoonde ontvangsten betreffen zowel ontvangen premies en provisies als op derden verhaalde (schade-)uitkeringen.

Tabel 12.3 Uitgaven en ontvangen door het Rijk verstrekte garanties (in duizenden euro)
 

Uitgaven

Ontvangsten

Uitgaven

Ontvangsten

b

a

omschrijving

2023

2023

2024

2024

Coronagerelateerde garanties

   

IXB

3

Garantie KLM

0

11.808

0

0

XIII

2

Garantie Ondernemingsfinanciering Corona (GO-C)

50.000

0

25.000

0

XIII

2

Groeifaciliteit

8.222

8.000

8.972

8.000

Subtotaal coronagerelateerde garanties

58.222

19.808

33.972

8.000

Reguliere garanties

   

VI

33

Garantiestelling Faillissementscuratoren dienst JUSTIS

1.900

0

1.900

0

IXB

1

Garantie procesrisico's

181

0

181

0

IXB

2

Terrorismeschades (NHT)

0

625

0

625

IXB

2

WAKO (kernongevallen)

0

612

0

612

IXB

3

Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO)

0

0

0

1.000

IXB

4

EIB - pan Europees Garantiefonds

75.145

0

17.794

0

IXB

5

Exportkredietverzekering

87.000

115.150

87.000

109.171

IXB

5

Herverzekering leverancierskredieten

6.000

8.000

0

0

XIII

2

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

42.228

33.000

42.228

33.000

XIII

2

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

11.745

13.000

11.745

13.000

XIV

21

Borgstelling BL-G (glastuinbouw ivm hoge gasprijzen)

0

210

0

0

XIV

21

Borgstelling MKB- Landbouwkredieten (BL, BL plus en landbouwinnovatie)

2.000

960

2.000

1.160

XIV

21

Borgstelling MKB- Landbouwkredieten Corona (BL-C)*

100

0

300

0

XIV

21

Borgstelling MKB-landbouwkredieten, onderdeel Werkkapitaal Omschak.Duurz.(BL-O)

0

30

0

40

XIV

22

Klimaatfonds groenfonds garantie

0

405

0

272

XVII

1

Garantie Dutch Good Growth Fund (DGGF)

5.000

3.000

5.000

3.000

XVII

1

Garantie Dutch Trade and Investment Fund (DTIF)

7.000

1.000

7.000

1.000

XVII

1

Garantie Faciliteit Opkomende Markten (FOM)

0

100

0

0

XVII

5

Garanties IS-NIO

0

450

0

450

Subtotaal reguliere garanties

238.299

176.542

175.148

163.330

Totaal

  

296.521

196.350

209.120

171.330

Achterborgstellingen

Naast het risico uit garantieregelingen staat het Rijk ook indirect bloot aan risico’s uit achterborgstellingen. In die gevallen wordt de daadwerkelijke garantieverplichting niet afgegeven door het Rijk maar door een daarvoor aangewezen tussenpersoon in de vorm van een stichting. In de begroting van het betreffende vakdepartement worden achterborgstellingen daarom niet als verplichting opgenomen. Het Rijk wordt pas aangesproken zodra de tussenpersoon niet aan haar verplichtingen kan voldoen. De achterborgstellingen zijn opgenomen in tabel 12.4.

Het risico uit de achterborgstellingen (in tabel 12.4) is niet één op één te vergelijken met het risico uit de garantieregelingen (in tabellen 12.1 en 12.2), aangezien het risico over meerdere partijen wordt gespreid. Per achterborgstelling zijn er verschillende mogelijkheden om eventuele schade te dekken. Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) beschikt over een fondsvermogen en kan daarnaast indien nodig obligo ophalen bij deelnemende woningcorporaties ter hoogte van 2.6 miljard euro. Op het gecommitteerd obligo doet WSW alleen een beroep wanneer dat noodzakelijk is om middelen in liquide vorm beschikbaar te hebben voortvloeiend uit het risicovermogen in relatie tot geborgde verplichtingen. Ook kunnen woningcorporaties in financiële problemen onder bepaalde voorwaarden een aanvraag doen voor saneringssteun. Saneringssteun wordt bekostigd via een heffing aan corporaties en deze middelen lopen via een risicovoorziening op de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Alle woningcorporaties zijn op basis van de wet verplicht om deze heffing te betalen. Financiële problemen bij corporaties worden in eerste instantie dus betaald door de corporatiesector zelf via het fondsvermogen WSW, obligo en de saneringsheffing. Pas daarna komen Rijk en gemeenten in beeld via de achtervang. De achtervang is nog niet eerder aangesproken.

De Stichting Waarborgfonds Zorg (WFZ) kent een soortgelijke regeling. Ook hier wordt eerst het bufferkapitaal van de stichting aangesproken om schade te dekken. Daarna moeten de zorginstellingen met een door het WFZ geborgde lening een percentage (maximaal 3 procent van de uitstaande garanties van de deelnemende zorginstelling) van het leningenbedrag afdragen (obligo). Mocht dit onvoldoende zijn om de verplichtingen van het WFZ na te komen, dan kan het WFZ een beroep doen op het Rijk. Bij het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) geldt geen obligoverplichting. Hier dienen huizen als onderpand, waardoor de schade zich beperkt tot eventuele restschulden na gedwongen verkoop. Het WEW teert bij verlies direct in op het bufferkapitaal.

Daarnaast worden bij twee achterborgstellingen de risico’s gedeeld met gemeenten. Zo worden de verplichtingen die het WEW voor 1 januari 2011 is aangegaan voor 50 procent gedekt door gemeenten en voor 50 procent door het Rijk. Verplichtingen aangegaan na deze datum worden volledig door het Rijk gedekt. Bij het WSW wordt de gehele positie gelijkelijk met gemeenten gedeeld.

Tabel 12.4 Achterborgstellingen (in miljoenen euro)
 

Realisatie 2022

Raming 2023

Raming 2024

Totaal Achterborgstellingen

284.546

292.510

305.594

Stichting Waarborgfonds Zorg

6.147

6.122

6.057

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

85.182

90.200

101.800

Waarborgfonds Eigen Woningen

193.217

196.188

197.737

    

Bufferkapitaal

   

Stichting Waarborgfonds Zorg

281

302

312

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

485

554

587

Waarborgfonds Eigen Woningen

1.634

1.656

1.684

    

Obligo

   

Stichting Waarborgfonds Zorg

185

183

181

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

2.280

2.642

2.982

Leningen

We spreken van een lening als het Rijk middelen verstrekt aan een derde buiten het Rijk met een afgesproken aflossingsschema en rente. Is aan een van beide voorwaarden niet voldaan, dan is sprake van een uitgave. Ook leningen vormen een risico voor het begrotingssaldo, namelijk als de ontvanger van die lening niet in staat blijkt de lening (in zijn geheel) af te lossen of de rentevergoeding te betalen. In dat geval derft het Rijk inkomsten (niet-belastingontvangsten die geraamd zijn). Die derving belast het uitgavenplafond. Bij leningen die zijn afgegeven in andere valuta is er ook een wisselkoersrisico voor het Rijk.

Tijdens de coronacrisis zijn er diverse leningen afgegeven door het Rijk. Deze leningen kennen een beperkte looptijd en vaak is er geen risicovoorziening vormgegeven. Een overzicht van de uitstaande leningen van het Rijk wordt gepresenteerd in tabel 12.5. Het bedrag aan uitstaande leningen is in 2023 toegenomen met 104,8 miljoen euro. Dit komt hoofdzakelijk door een toename van de liquiditeitssteun aan Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Deze leningen zijn ten tijde van de coronacrisis verstrekt en recent geherfinancierd.

Tabel 12.5 Door het Rijk verstrekte leningen (in duizenden euro)

b

Omschrijving

Uitstaand risico

Looptijd

  

2023

 

Coronagerelateerde leningen

  

IV

Liquiditeitssteun Aruba

500.300

2043

IV

Liquiditeitssteun Curaçao

497.800

2043

IV

Liquiditeitssteun Sint-Maarten

172.900

2053

XIII

Corona overbruggingslening (COL-faciliteit) voor start-ups en scale-ups

224.940

2026

XIII

Lening Stichting Garantiefonds Reisgelden

154.155

2028

XII

Hypothecaire Lening WinAir

2.907

2023

Subtotaal coronagerelateerde leningen

1.553.002

 

Reguliere leningen

  

IXB

Lening Griekenland

2.712

2040

IXB

Lening Oekraïne

200

2032

XIII

Steun aan IHC (voorheen Royal IHC)

5.000

onbepaalde tijd

Subtotaal reguliere leningen

7.912

 

Totaal

1.560.914

 

Licence