Base description which applies to whole site

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

61.312

65.707

67.739

69.575

72.818

75.211

Totaal ontvangsten

2.645

2.630

2.648

2.644

2.611

2.515

        

1

Arbeidsmarkt

      
 

Uitgaven

676

587

552

395

346

334

 

Ontvangsten

18

18

18

18

18

18

        

2

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

      
 

Uitgaven

9.085

9.256

9.356

9.479

9.658

9.877

 

Ontvangsten

68

55

40

14

9

9

        

3

Arbeidsongeschiktheid

      
 

Uitgaven

12

13

6

3

1

1

 

Ontvangsten

      
        

4

Jonggehandicapten

      
 

Uitgaven

4.810

4.851

4.831

4.876

4.912

4.954

 

Ontvangsten

20

     
        

5

Werkloosheid

      
 

Uitgaven

122

99

95

97

99

77

 

Ontvangsten

2

     
        

6

Ziekte en verlofregelingen

      
 

Uitgaven

29

41

53

61

64

65

 

Ontvangsten

3

     
        

7

Kinderopvang

      
 

Uitgaven

5.850

6.214

6.983

7.629

8.570

8.509

 

Ontvangsten

2.086

2.113

2.146

2.182

2.163

2.073

        

8

Oudedagsvoorziening

      
 

Uitgaven

65

67

70

74

78

82

 

Ontvangsten

2

     
        

9

Nabestaanden

      
 

Uitgaven

3

3

3

3

3

3

 

Ontvangsten

      
        

10

Tegemoetkoming ouders

      
 

Uitgaven

10.061

9.929

9.639

9.530

9.427

9.351

 

Ontvangsten

342

336

335

322

312

306

        

11

Uitvoering

      
 

Uitgaven

727

724

704

696

694

695

 

Ontvangsten

      
        

12

Rijksbijdragen

      
 

Uitgaven

29.154

32.633

34.210

35.387

37.696

40.046

 

Ontvangsten

      
        

13

Integratie en maatschappelijke samenhang

      
 

Uitgaven

60

486

406

394

358

306

 

Ontvangsten

 

3

3

3

3

3

        

96

Apparaat Kerndepartement

      
 

Uitgaven

649

636

608

589

584

584

 

Ontvangsten

104

106

106

106

106

106

        

99

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

10

168

222

362

326

325

 

Ontvangsten

      

Algemeen

De stijging van de uitgaven op begrotingshoofdstuk 15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt voornamelijk verklaard door de toenemende uitgaven aan onder andere kinderopvangtoeslag en de rijksbijdragen. De uitgaven aan de kinderopvangtoeslag nemen tussen 2025 en 2030 toe met circa 2,7 miljard euro. Dit kom onder andere door de voorgenomen invoering van het nieuwe financieringsstelsel. Deze gaat in 2029 in, maar in de jaren voorafgaand hieraan worden er al hogere uitgaven voorzien vanwege een ingroeipad. Ook nemen de rijksbijdragen tussen 2025 en 2030 toe met circa 10,8 miljard euro. Dit komt vooral door de rijksbijdragen aan het Ouderdomsfonds; deze rijksbijdragen vullen de premie-inkomsten van het Ouderdomsfonds aan. Gezien de uitgaven aan de AOW toenemen en de premieinkomsten hierbij achterblijven, is een steeds grotere begrotingsgefinancierde rijksbijdrage vereist.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Arbeidsmarkt                                             

De voornaamste uitgaven op het begrotingsartikel zijn de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU), waar budget voor beschikbaar is tot 2028, en de loonkostenvoordelen, waarvoor structureel budget beschikbaar is. In 2025 is er nog budget voor de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging werkgelegenheid (NOW), waardoor de totale uitgaven na 2025 dalen. De ontvangsten vanaf 2025 bestaan voornamelijk uit de geschatte boeteontvangsten van de NLA.                        

Artikel 2. Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Het grootste gedeelte van dit begrotingsartikel bestaat uit het macrobudget Participatiewetuitkeringen, zijnde de bijstand, loonkostensubsidie, inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ) en bijstand voor zelfstandig ondernemers (Bbz-levensonderhoud). Over de periode 2025 t/m 2030 stijgt het macrobudget met circa 0,8 miljard euro. Dit is met name het gevolg van de verwachte oploop van de werkloze beroepsbevolking, zoals geraamd door het CPB. Daarnaast is er door de invoering van de Participatiewet nog een beleidsmatige oploop van de uitgaven die vallen onder dit artikel, vanwege instroom die nog wordt verwacht. Er is nog altijd sprake van een ingroei van de doelgroep van de Participatiewet. De uitgaven aan de AIO (Aanvullende inkomensvoorziening ouderen) nemen in deze periode toe met circa 80 miljoen euro, de voornaamste verklaring hiervoor is het toenemende volume. Deze toename in AIO-gerechtigde huishoudens van jaar op jaar is vooral te verklaren doordat de instroom groter is dan de uitstroom. De instroomtrend in de AIO gaat grotendeels gelijk op met instroomtrend van de AOW. Door de vergrijzing zullen er tot en met 2040 jaarlijks meer mensen de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. Hierdoor zullen er ook meer mensen aanspraak maken op de AIO.

Artikel 3. Arbeidsongeschiktheid                                

De begrotingsgefinancierde middelen op dit artikel bestaan uit de ongevallenverzekering Caribisch Nederland en uit de regeling Individuele Plaatsing en Steun (IPS) waarmee mensen met een psychische aandoening worden ondersteund bij re-integratie naar de arbeidsmarkt. De daling die zichtbaar is op artikel Arbeidsongeschiktheid is het gevolg van de afloop van de IPS-regeling in 2027.

Artikel 4. Jonggehandicapten

De totale uitkeringslasten aan de Wajong stijgen over de jaren door een groeiend aantal personen in de Wajong2015. Deze groei is groter dan de afname van het aantal personen in de oude Wajongregelingen. De gemiddelde jaaruitkering zal ook toenemen doordat personen die instromen in de Wajong2015 een volledige Wajonguitkering ontvangen, omdat de Wajong2015 enkel toegankelijk is voor jonggehandicapten die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn.

Artikel 5. Werkloosheid                                                        

De grootste begrotingsgefinancierde uitgavenpost onder dit artikel is de Wet inkomensvoorziening voor oudere werklozen (IOW). De IOW uitgaven volgen met vertraging het verwachte aantal WW-uitkeringen voor 60+ers. Daarmee nemen de komende jaren de uitgaven IOW eerst af, waarna er in 2028 en 2029 een stijging zichtbaar is en in 2030 weer een daling.

Artikel 6. Ziekte en verlofregelingen                                     

De begrotingsgefinancierde uitgaven op dit artikel bestaan voornamelijk uit uitkeringslasten voor de Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers (TAS), Ziekteverzekering Caribisch Nederland, OPS-voorzieningenfonds en Tegemoetkomingsregeling stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB). De uitgaven van artikel 6 stijgen vanaf 2024 voornamelijk vanwege een ingroei van de TSB.

Artikel 7. Kinderopvang         

De geraamde uitgaven aan kinderopvang nemen vanaf 2026 fors toe. In 2029 is het kabinet voornemens het nieuwe financieringsstelsel in te voeren met een inkomensonafhankelijke vergoeding. In de jaren die hieraan voorafgaan is er al sprake van een ingroeipad. Na volledige ingroei betreft het een intensivering van structureel circa 2,7 miljard euro per jaar. Doordat er vanaf 2029 sprake is van een inkomensonafhankelijke vergoeding in combinatie met directe financiering, zal het aantal terugvorderingen afnemen. Dit verklaart voor een groot deel de afname van terugontvangsten vanaf 2029.

Artikel 8. Oudedagsvoorziening                     

De begrotingsgefinancierde uitgaven op dit artikel bestaan voornamelijk uit uitkeringslasten aan de Algemene Ouderdomsverzekering Caribisch Nederland (AOV) en de overbruggingsregeling AOW (OBR). De oploop in uitgaven kan onder andere worden verklaard door een ingezette stapsgewijze verhoging van de AOV.

Artikel 9. Nabestaanden

De begrotingsgefinancierde uitgaven op dit artikel bestaan uit uitkerings­ lasten aan de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) op Caribisch Nederland. Deze uitgaven laten een beperkte oploop zien als gevolg van een toename van het aantal uitkeringsgerechtigden.     

Artikel 10. Tegemoetkoming ouders                          

De tegemoetkoming ouders bevat zowel de uitgaven aan de kinderbijslag als aan het kindgebonden budget. De geraamde uitgaven nemen in de periode 2025-2030 af. Deze afname wordt met name veroorzaakt doordat de intensivering van het kindgebonden budget in 2023 van 732 miljoen euro in de jaren daarna stap voor stap wordt afgebouwd naar 100 miljoen euro structureel in 2028. De ontvangsten voor het kindgebonden budget volgen met vertraging het patroon van de uitgaven.

Artikel 11. Uitvoeringskosten                                    

De uitvoeringskosten van de regelingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid staan op twee verschillende begrotingshoofdstukken, hoofdstuk 15 en hoofdstuk 40. De uitvoeringskosten op hoofdstuk 15 blijven tussen 2024 en 2029 grotendeels stabiel.

Artikel 12. Rijksbijdragen                                          

De uitgaven op het artikel Rijksbijdragen laten een toename zien. Dat komt vooral door de rijksbijdragen aan het Ouderdomsfonds. Deze rijksbijdragen vullen de premie-inkomsten van het Ouderdomsfonds aan, omdat de AOW- premies alleen niet voldoende zijn om de AOW-uitkeringen te betalen. Aangezien de AOW-uitgaven als gevolg van vergrijzing de komende jaren toenemen, stijgen ook deze rijksbijdragen.                                                                          

Artikel 13. Integratie en maatschappelijke samenhang                      

Het budget voor inburgering is na herverkaveling overgeheveld naar de begroting van Justitie en Veiligheid. Het betreft zowel de uitgaven als ontvangsten.

Artikel 96. Apparaat Kerndepartement                       

Tussen 2025 en 2030 nemen de uitgaven aan apparaat bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid af met 65 miljoen euro. Dit is met name te verklaren door de apparaatstaakstelling die in het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is afgesproken. De ontvangsten op apparaat ontstaan door de doorberekening van de kosten van de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) aan de verschillende aangesloten departementen.       

Artikel 99. Nog onverdeeld    

Op dit artikel staan middelen gereserveerd die op een later moment nog verdeeld moeten worden wanneer de precieze invulling en voorwaarden bekend zijn. Dit betreft onder andere middelen voor armoede en schulden, beschut werk, banenafspraak en re-integratie. Daarnaast staat er een reservering voor de opvolging aan de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten en voor de herijking van het handhavingsinstrumentarium. De nog onverdeelde middelen zijn in 2030 hoger dan in 2025 omdat de meeste gereserveerde middelen in het lopende jaar al zijn overgeboekt naar het beleidsartikel. De precieze invulling van plannen in de jaren erna moet nog vorm krijgen. Daarom staan deze middelen nog gereserveerd op artikel 99.

Licence