Het kabinet wil investeren in een verhoging van de arbeidskorting om werken meer te laten lonen. Voorgesteld wordt dit te dekken uit het verhogen van het tarief in de eerste schijf van de loon- en inkomstenbelasting. Met deze maatregelen wordt de koopkrachtontwikkeling van werkenden ten opzichte van uitkeringsgerechtigden dichter bij elkaar gebracht.
De tariefwijzigingen in de loon- en inkomstenbelasting zoals opgenomen in dit wetsvoorstel bevatten naast de uitwerking van het koopkrachtpakket ook een verhoging van de tarieven in de eerste en tweede schijf als dekking voor de compensatie van de zorgpremies uit de Voorjaarsnota.
Tabelcorrectiefactor
In het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet Schoof5 is een stelpost opgenomen voor fiscale regelingen en constructies. Het doel van deze stelpost is de doelmatigheid van het fiscale stelsel te vergroten en het stelsel verder te versimpelen door (negatief geëvalueerde) fiscale regelingen af te schaffen of te versoberen en onbedoelde constructies aan te pakken. Ook is in het Hoofdlijnenakkoord opgenomen dat voor zover deze maatregel niet wordt gerealiseerd de noodremafspraak voor de lasten in werking treedt. Deze noodremafspraak houdt in dat om de derving op te vangen voor het deel van de stelpost dat niet wordt gerealiseerd, voor een aantal bedragen voor de inkomstenbelasting en de loonbelasting de reguliere inflatiecorrectie via de tabelcorrectiefactor beperkt wordt toegepast. Omdat het niet is gelukt de stelpost volledig in te vullen met het afschaffen en versoberen van fiscale regelingen en het aanpakken van fiscale constructies, wordt voorgesteld de tabelcorrectiefactor per 1 januari 2026 beperkt toe te passen.
De wettelijke inflatiecorrectie per 1 januari 2026 bedraagt 2,9%. Dit komt overeen met een tabelcorrectiefactor van 1,029. Om voor de benodigde dekking voor het invullen van de stelpost te zorgen, wordt voorgesteld de wettelijke inflatiecorrectie voor 95,8% toe te passen. De daaruit volgende indexatiefactor is 1,027782.6
De beperkte toepassing van de inflatiecorrectie heeft onder andere gevolgen voor de bedragen van de heffingskortingen en de bedragen in de eerste en tweede kolom van de tabellen voor de inkomstenbelasting die bepalen in welke tariefschijf een belastingplichtige valt. Er zijn echter meer bedragen die op grond van dit voorstel per 1 januari 2026 voor de inkomstenbelasting met deze afwijkende indexatiefactor worden geïndexeerd. Naast deze bedragen wordt de tabelcorrectiefactor voor de inkomstenbelasting onder andere ook gebruikt voor de grenzen in de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, de maximumbedragen voor de vrijstellingen van groen beleggen en van contant geld, de aanslag- en teruggavedrempel en de hoogste grens van de eigenwoningwaarde voor het eigenwoningforfait.
Niet bij alle bedragen voor de inkomstenbelasting zorgt het niet of minder gecorrigeerd worden voor de inflatie voor een opbrengst. Denk bijvoorbeeld aan het bedrag van de verschuldigde belasting waarbij nog geen aanslag wordt opgelegd. De opbrengst van het minder indexeren van heffingskortingen en tariefschijven is echter vele malen hoger dan deze geringe derving. Het kabinet heeft er voor de duidelijkheid voor gekozen om de beperking van het toepassen van de inflatiecorrectie voor de inkomstenbelasting te laten gelden voor zover de bedragen geïndexeerd worden met de tabelcorrectiefactor. Ook de daarmee corresponderende bedragen in de loonbelasting worden beperkt geïndexeerd. Voorgesteld wordt dat de voor de loonbelasting geldende bedragen die aansluiten bij de voor de inkomstenbelasting geldende bedragen de facto eveneens met de hiervoor genoemde indexatiefactor van 1,0277827 worden geïndexeerd. Dit betreft de tarieftabellen en de heffingskortingen.8 Omdat de loonbelasting een voorheffing is op de inkomstenbelasting is het van belang dat de bedragen voor de loonbelasting aansluiten bij de corresponderende voor de inkomstenbelasting geldende bedragen.
In het wetsvoorstel Wet behoud verlaagde btw-tarief op cultuur, media en sport9, wordt ook een beperking van de toepassing van de inflatiecorrectie voorgesteld. Deze twee wijzigingen samen betekenen dat de toe te passen inflatiecorrectie voor 2026 voor 52,8% wordt toegepast. In dat geval wordt de te hanteren indexatiefactor vastgesteld op 1,015312. In dit wetsvoorstel wordt alleen de beperking geregeld die als dekking dient voor de stelpost fiscale regelingen en constructies uit het Hoofdlijnenakkoord. De daaruit volgende indexatiefactor is 1,027782.
Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie
Het kabinet wil werken meer laten lonen. Daarom wordt de arbeidskorting verhoogd. Het systeem van de tariefstructuur en heffingskortingen in de inkomstenbelasting realiseert per definitie de door het kabinet gewenste verdeling van besteedbare inkomens. Het voorlopige koopkrachtbeeld laat zien dat door de maatregelen de koopkrachtontwikkeling van werkenden en uitkeringsgerechtigden dichter bij elkaar komt. De wijzigingen zijn daarom doeltreffend. Door voorgestelde wijzigingen betreffen veranderingen van de hoogte van parameters in het stelsel. Hierdoor neemt de complexiteit van het stelsel niet verder toe. De wijzigingen zijn ook doelmatig: het kabinet is geen andere maatregel bekend die tegen minder kosten hetzelfde doel bereikt. Er is geen evaluatie voorzien van de wijzigingen, het betreft kleine parameteraanpassingen.
Parametertabellen
De hierna opgenomen tabellen geven een overzicht van de belangrijkste parameters binnen box 1 van de inkomstenbelasting in 2025 en 2026. De bedragen voor 2026 zijn geïndexeerd met de beperkt toegepaste tabelcorrectiefactor. De tabelcorrectiefactor voor 2026 bedraagt 1,029. De tabelcorrectiefactor wordt in 2026 beperkt toegepast vanwege de dekking voor de stelpost fiscale regeling en constructies, zoals opgenomen in dit wetsvoorstel Wet Belastingplan 2026, en de dekking voor het behoud van het verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport, zoals opgenomen in het wetsvoorstel Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport. Als beide wetsvoorstellen tot wet worden verheven, wordt de inflatiecorrectie in 2026 voor 52,8% toegepast. Dit betekent dat de bedragen voor 2026 zijn geïndexeerd met een factor 1,015312.
| 2025 | 2026 | |
|---|---|---|
| Tarief schijf 1 | 35,82% | 35,70% |
| Tarief schijf 2 | 37,48% | 37,56% |
| Tarief schijf 3 | 49,50% | 49,50% |
| Grens schijf 1 | € 38.441 | € 38.883 |
| Grens schijf 2 | € 76.817 | € 79.137 |
| AHK: maximaal | € 3.068 | € 3.115 |
| AHK: afbouwpunt1 | € 28.406 | € 29.736 |
| AHK: afbouwpercentage | 6,337% | 6,306% |
| Arbeidskorting: bedrag grens 1 | € 980 | € 996 |
| Arbeidskorting: bedrag grens 2 | € 5.220 | € 5.325 |
| Arbeidskorting: bedrag grens 3 | € 5.599 | € 5.712 |
| Arbeidskorting: bedrag grens 4 | € 0 | € 0 |
| Arbeidskorting: afbouwpunt1 | € 43.071 | € 45.593 |
| Arbeidskorting: afbouwpercentage | 6,51% | 6,51% |
| IACK: maximaal | € 2.986 | € 3.032 |
| IACK: inkomensgrens | € 6.145 | € 6.239 |
| IACK: opbouwpercentage | 11,45% | 11,45% |
| Jonggehandicaptenkorting | € 909 | € 923 |
| Zelfstandigenaftrek | € 2.470 | € 1.200 |
| MKB-winstvrijstelling | 12,70% | 12,70% |
| 2025 | 2026 | |
|---|---|---|
| Tarief schijf 1 | 17,92% | 17,80% |
| Tarief schijf 2 | 37,48% | 37,56% |
| Tarief schijf 3 | 49,50% | 49,50% |
| Grens schijf 1 (geboren vanaf 1946) | € 38.441 | € 38.883 |
| Grens schijf 1 (geboren voor 1946) | € 40.502 | € 41.123 |
| Grens schijf 2 | € 76.817 | € 79.137 |
| AHK: maximaal | € 1.536 | € 1.554 |
| AHK: afbouwpunt1 | € 28.406 | € 29.736 |
| AHK: afbouwpercentage | 3,17% | 3,144% |
| Ouderenkorting: maximaal | € 2.035 | € 2.067 |
| Ouderenkorting: afbouwpunt | € 45.308 | € 46.002 |
| Ouderenkorting: afbouwpercentage | 15% | 15% |
| Alleenstaande ouderenkorting | € 531 | € 540 |
| Jaar | Kolom | |||
|---|---|---|---|---|
| Schijf | I | II | III | IV |
| 1 | – | 38.883 | 8,05% | |
| 2 | 38.883 | 79.137 | 3.130 | 37,56% |
| 3 | 79.137 | 18.249 | 49,50% | |
| Jaar | Kolom | |||
|---|---|---|---|---|
| Schijf | I | II | III | IV |
| 1 | – | 41.123 | 8,05% | |
| 2 | 41.123 | 79.137 | 3.310 | 37,56% |
| 3 | 79.137 | 17.588 | 49,50% | |