Base description which applies to whole site

5.1 Verduidelijking fietsregeling

Momenteel geldt een forfaitaire regeling voor de belastingheffing over het voordeel dat een werknemer geniet als zijn werkgever hem een fiets beschikking stelt die ook voor privédoeleinden mag worden gebruikt. Die bijtelling is bij fictie in ieder geval van toepassing als de fiets ook voor werk-werkverkeer mag worden gebruikt. Omdat deze regeling in de praktijk in sommige gevallen tot onwenselijke gevolgen en onduidelijkheid blijkt te leiden, wordt voorgesteld om die regeling aan te passen. Die gevolgen deden zich, zoals hierna wordt toegelicht, met name voor bij zogenoemde deelfietsen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan fietsen op een bedrijfscampus, die door een werkgever ter beschikking worden gesteld voor het (vervolgen van) het woon-werkverkeer. Omdat de genoemde gevolgen zich echter ook kunnen voordoen bij andere fietsen, is ervoor gekozen om bij de voorgestelde wetswijziging geen onderscheid te maken tussen deelfietsen en andere fietsen Het kabinet stelt voor om de genoemde bijtellingsregeling met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2020, zijnde de datum van invoering van de regeling, aan te passen door expliciet te regelen dat als deze fietsen niet of slechts incidenteel (niet meer dan bijkomstig) bij het woon- of verblijfadres van de werknemer worden gestald een bijtelling van nihil geldt. Dit betekent dat over het gebruik van deze fietsen geen loon- en inkomstenbelasting verschuldigd is.

Voor de aan een onder de inkomstenbelasting vallende ondernemer (IB-ondernemer) ter beschikking staande fiets wordt een soortgelijke wijziging voorgesteld. Als de fiets niet meer dan bijkomstig bij het woon-of verblijfadres van de IB-ondernemer wordt gestald, wordt de onttrekking gesteld op nihil. Waar in de toelichting «werknemer» staat, moet voor de inkomstenbelasting «IB-ondernemer» worden gelezen en moet voor het «voordeel» «onttrekking» worden gelezen. Een IB-ondernemer kan immers ook een «fiets van de zaak» gebruiken, net als een werknemer een door de werkgever ter beschikking gestelde fiets kan gebruiken.

Historie

Met ingang van 1 januari 2020 is geregeld dat op kalenderjaarbasis een bijtelling van 7% van de waarde van de fiets geldt voor een fiets die door een werkgever ook voor privédoeleinden aan een werknemer ter beschikking is gesteld. Voor het ter beschikking stellen van een fiets is het niet nodig dat de werkgever eigenaar is van de fiets. Het is voldoende dat de werkgever de kosten hiervan voor zijn rekening neemt (dus ook bij lease). Er is geen sprake van een terbeschikkingstelling als een werkgever de fiets vergoedt of in eigendom verstrekt. Bij fictie is bepaald dat de fiets in ieder geval geacht wordt ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld als de werknemer de fiets voor woon-werkverkeer kan gebruiken.

Deze bijtellingsregeling is geïntroduceerd met als doel om de verschuldigde belasting voor een door een werkgever aan een werknemer ook voor privédoeleinden ter beschikking gestelde fiets eenvoudiger te berekenen. Vóór 2020 stond in de wetgeving geen specifieke bepaling over de manier waarop de waarde van het privévoordeel van een ter beschikking gestelde fiets moest worden bepaald. Deze waarde was echter lastig vast te stellen en leidde tot hoge administratieve lasten. Met het oog op de eenvoud, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid is zoals gezegd geregeld dat de fiets in ieder geval wordt geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking te staan als de fiets ook voor woon-werkverkeer ter beschikking staat. In dat geval is de bijtelling van toepassing. Deze fictie leidt in de praktijk tot discussie bij met name hubfietsen10, ov-fietsen en andere deelfietsen die worden gebruikt voor een (vaak laatste) deel van het woon-werkverkeer. Als gevolg van de genoemde fictie voor woon-werkverkeer is in die situaties per definitie de forfaitaire bijtelling van toepassing. Dit acht het kabinet ongewenst.

Bijtelling van nihil

Thans wordt voorgesteld dat voor een fiets die niet meer dan bijkomstig (dus niet meer dan 10%) bij het woon- of verblijfadres wordt gestald een bijtelling geldt van nihil. Hierdoor is ook voor een fiets die voor (ten minste een deel van) het woon-werkverkeer wordt gebruikt geen bijtelling meer verschuldigd, indien die fiets niet meer dan bijkomstig bij het woon- of verblijfadres wordt gestald. Dit biedt dus ook een oplossing voor de hiervoor genoemde hubfietsen.

Stallen bij het woon- of verblijfadres

In de meeste situaties zal het duidelijk zijn wanneer sprake is van een fiets waarvoor een bijtelling van nihil geldt. Mocht dit niet direct duidelijk zijn, dan is een nadere beoordeling nodig om te bepalen of de fiets niet meer dan bijkomstig bij het woon- of verblijfadres wordt gestald. Op grond van de voorgestelde bepaling wordt geacht van stallen bij het woon- of verblijfadres geen sprake te zijn als de werknemer in de periode waarin de fiets zich bij het woon-of verblijfadres van de werknemer bevindt niet de beschikkingsmacht over de fiets heeft. Dit is dus niet het geval als de fiets voor het huis wordt neergezet en de werknemer de sleutel naar binnen meeneemt. Als een fiets voor de woning kan worden «ingeleverd» via een app en daarna niet meer exclusief ter beschikking staat aan de werknemer, dan kwalificeert dat niet als het stallen van de fiets bij het woon- of verblijfadres. Als een door de werkgever ook voor privédoeleinden ter beschikking gestelde fiets regelmatig, bijvoorbeeld wekelijks (dus meer dan 10%), thuis wordt gestald, dan is de bijtelling van nihil niet van toepassing, maar zijn de reguliere bijtellingsregels voor de fiets van toepassing.

Bewijslast

De werkgever en werknemer zijn vrij om zelf te bepalen hoe zij aannemelijk maken dat sprake is van een fiets waarvoor de bijtelling van nihil geldt. Dat sprake is van een door de werkgever ook voor privédoeleinden ter beschikking gestelde fiets die niet meer dan bijkomstig bij het woon- of verblijfadres van de werknemer wordt gestald is over het algemeen eenvoudig vast te stellen. Dit kan bijvoorbeeld door het al dan niet bij de werknemer thuis mogen stallen van de ter beschikking gestelde fiets te omschrijven in de arbeidsvoorwaarden. Een werkgever kan extra zekerheid inbouwen door bijvoorbeeld met diens werknemers af te spreken dat een ter beschikking gestelde fiets niet naar huis mag worden meegenomen. Het is ook mogelijk om een sleutelbeleid te hanteren, waarbij werknemers uiterlijk aan het eind van de werkdag de fietssleutel moeten inleveren, maar dit hoeft dus niet. Bij een hubfiets (die gebruikt kan worden vanaf een hub vlakbij een plaats van werkzaamheden) is al snel aannemelijk dat de fiets niet mee naar huis gaat. Voor een IB-ondernemer geldt dat hij bijvoorbeeld kan aantonen dat de fiets gestald staat bij het werkadres.

Doeltreffendheid en doelmatigheid

De voorgestelde aanpassing om voor door de werkgever ook voor privédoeleinden ter beschikking gestelde fietsen die niet meer dan bijkomstig thuis worden gestald een bijtelling van nihil toe te passen, past binnen de doelstelling om de regeling rechtvaardig, eenvoudig, uitvoerbaar en handhaafbaar te houden en maakt de regeling doeltreffender en doelmatiger.

Uitvoeringsgevolgen Belastingdienst, Dienst Toeslagen en Douane

De Belastingdienst acht de voorgestelde maatregel uitvoerbaar. De voorgestelde maatregel betekent een aanpassing met terugwerkende kracht ten opzichte van de huidige bijtellingsregels van de ter beschikking gestelde fiets. Het voorstel komt de handhaafbaarheid en de uitvoerbaarheid van de bijtellingsregeling voor de fiets van de zaak ten goede omdat een bestaande onduidelijkheid wordt weggenomen. Tegelijkertijd geeft de Belastingdienst in zijn uitvoeringstoets aan dat de «10%-norm» lastig te administreren is. Dit kan bijvoorbeeld door te controleren op de afspraken die gemaakt zijn tussen werknemer en werkgever over hoe een ter beschikking gestelde fiets mag worden gestald. De verwachting is dat deze aanpassing met terugwerkende kracht minimale gevolgen heeft voor al ingediende loon- en inkomstenbelastingaangiften en opgelegde belastingaanslagen over de jaren 2020 tot en met 2025. Dit komt omdat het aantal gevallen waarover in deze jaren bijtelling is opgegeven in de loonaangifte beperkt is. Als al sprake zou zijn van gevolgen voor al ingediende aangiften en aanslagen dan zou dat enkel zien op toegepaste bijtelling voor het omfietsen met een zakelijke fiets voor privédoeleinden tijdens een zakelijke rit, zoals het omrijden langs een supermarkt na een zakelijke afspraak.

10

Fietsen die werkgevers ter beschikking stellen aan werknemers om vanaf een hub (bijvoorbeeld een parkeerplaats of een station) naar de plaats van werkzaamheden te fietsen en terug.

Licence